Zalasta 20 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Zalasta 5 mg tabletten
Zalasta 7,5 mg tabletten
Zalasta 10 mg tabletten
Zalasta 15 mg tabletten
Zalasta 20 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Zalasta 2,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg olanzapine.
Zalasta 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg olanzapine.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
Zalasta 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg olanzapine.
Zalasta 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg olanzapine.
Zalasta 20 mg tabletten
Elke tablet bevat 20 mg olanzapine.
Hulpstof met bekend effect
Zalasta 2,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 40,4 mg lactose.
Zalasta 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 80,9 mg lactose.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 121,3 mg lactose.
Zalasta 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 161,8 mg lactose.
Zalasta 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 242,7 mg lactose.
Zalasta 20 mg tabletten
Elke tablet bevat 323,5 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet.
2
Zalasta 2,5 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels.
Zalasta 5 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een ”5”
inscriptie.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een ”7.5”
inscriptie.
Zalasta 10 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een ”10”
inscriptie.
Zalasta 15 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een ”15”
inscriptie.
Zalasta 20 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een ”20”
inscriptie.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Volwassenen
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van schizofrenie.
Olanzapine is effectief in het handhaven van de klinische verbetering bij voortgezette behandeling van
patiënten die in het beginstadium reageerden op de behandeling.
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van matig tot ernstige manische episode.
Bij patiënten wier manische episode heeft gereageerd op behandeling met olanzapine, is olanzapine
bestemd ter voorkoming van een recidief bij patiënten met bipolaire stoornis (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen startdosering voor olanzapine is 10 mg per dag.
Manische episode: de startdosering is 15 mg, als eenmalige dosis bij monotherapie of 10 mg dagelijks
in combinatietherapie (zie rubriek 5.1).
Ter voorkoming van een recidief bij bipolaire stoornis: de aanbevolen startdosis is 10 mg per dag. Bij
patiënten die olanzapine hebben gekregen voor de behandeling van een manische episode, dient een
behandeling ter voorkoming van een recidief te worden voortgezet met dezelfde dosis. Indien zich een
nieuwe manische, gemengde, of depressieve periode voordoet, dient de therapie met olanzapine te
worden voortgezet (met optimalisering van de dosis indien noodzakelijk), met aanvullende therapie
om de stemmingssymptomen te behandelen, op geleide van het klinisch beeld.
Tijdens de behandeling van schizofrenie, een manische episode en ter voorkoming van een recidief bij
bipolaire stoornis, kan de dagelijkse dosis worden aangepast op basis van het individuele klinisch
beeld binnen een bereik van 5-20 mg per dag. Een verhoging tot een dosering hoger dan de
3
aanbevolen startdosering wordt uitsluitend aanbevolen na een juiste medische herbeoordeling en dient
normaal gesproken alleen plaats te vinden met intervallen van niet minder dan 24 uur.
Olanzapine kan worden toegediend onafhankelijk van de maaltijden, omdat de absorptie niet wordt
beïnvloed door voedsel. Geleidelijk afbouwen van de dosering dient te worden overwogen wanneer de
behandeling met olanzapine wordt stopgezet.
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een lagere startdosering (5 mg/dag) wordt niet routinematig aanbevolen, maar dient overwogen te
worden voor personen van 65 jaar en ouder indien klinische factoren dit rechtvaardigen (zie rubriek
4.4).
Patiënten met verminderde nier- en/of leverfunctie
Een lagere startdosering (5 mg) dient overwogen te worden voor deze patiënten. In geval van matige
leverinsufficiëntie (cirrose, Child-Pugh Klasse A of B) dient de startdosering 5 mg te zijn en slechts
met voorzichtigheid te worden verhoogd.
Rokers
De startdosering en het doseringsbereik hoeven niet routinematig aangepast te worden voor niet-rokers
t.o.v. rokers. Het metabolisme van olanzapine kan geïnduceerd worden door roken. Klinische controle
wordt aanbevolen en een verhoging van de olanzapinedosis kan, indien nodig, overwogen worden (zie
rubriek 4.5).
Wanneer meer dan 1 factor aanwezig is die kan leiden tot een trager metabolisme (vrouwelijk
geslacht, bejaarden, niet-rokerstatus) dient overwogen te worden de startdosering te verlagen. Een
verhoging in dosering, indien aangewezen, dient bij deze patiënten met de nodige voorzichtigheid
plaats te vinden.
(Zie rubrieken 4.5 en 5.2)
Pediatrische patiënten
Olanzapine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar als
gevolg van een gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. Een grotere mate van
gewichtstoename, veranderingen in lipiden en prolactine zijn gemeld in kortetermijn onderzoeken bij
adolescente patiënten, vergeleken met onderzoeken bij volwassen patiënten. (zie rubrieken 4.4, 4.8,
5.1 en 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een bekend risico op nauwekamerhoekglaucoom.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Tijdens behandeling met antipsychotica kan het een aantal dagen tot enkele weken duren voordat de
klinische toestand van de patiënt verbetert. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden tijdens
deze periode.
Dementiegerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen
Door een toename in mortaliteit en het risico op CVA (cerebrovasculair accident) wordt olanzapine
niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met dementiegerelateerde psychose en/of
gedragsstoornissen. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken (6-12 weken durend) bij oudere
patiënten (gemiddelde leeftijd 78 jaar) met dementiegerelateerde psychose en/of gestoord gedrag,
kwam het 2 keer vaker voor dat patiënten overleden wanneer ze met olanzapine werden behandeld
vergeleken met placebo (3,5 % versus 1,5 %). De hogere incidentie van overlijden was niet gerelateerd
aan de dosis olanzapine (gemiddelde dagdosering 4,4 mg) of de duur van de behandeling.
4
Risicofactoren die deze patiëntenpopulatie vatbaar kunnen maken voor verhoogde mortaliteit zijn:
leeftijd > 65 jaar, dysfagie, sedatie, ondervoeding en dehydratatie, longaandoeningen (bijvoorbeeld
pneumonie, met of zonder aspiratie) of gelijktijdig gebruik van benzodiazepines. Echter, de hogere
incidentie van overlijden in de groep die behandeld werd met olanzapine vergeleken met de met
placebo behandelde patiënten was onafhankelijk van deze risicofactoren.
In dezelfde klinische onderzoeken waren cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld CVA,
beroerte, transient ischemic attack [TIA]), waaronder gevallen met dodelijke afloop, gemeld. Er was
een 3-voudige toename in cerebrovasculaire bijwerkingen bij patiënten behandeld met olanzapine
vergeleken met patiënten die met placebo werden behandeld (1,3 % versus 0,4 %, respectievelijk).
Alle olanzapine- en placebobehandelde patiënten die een cerebrovasculaire bijwerking hadden
ervaren, hadden voorafgaand aan deze bijwerking bestaande risicofactoren. Leeftijd > 75 jaar en
vasculair/gemengde dementie werden geïdentificeerd als risicofactoren voor cerebrovasculaire
bijwerkingen geassocieerd met olanzapinebehandeling. De werkzaamheid van olanzapine was niet
bewezen in deze onderzoeken.
Ziekte van Parkinson
Het gebruik van olanzapine wordt niet aanbevolen voor de behandeling van een door geneesmiddelen
geïnduceerde (dopamineagonist) psychose bij patiënten met de ziekte van Parkinson. In klinische
onderzoeken werd verergering van de parkinsonsymptomen en -hallucinaties zeer vaak gemeld en
vaker dan bij placebo (zie rubriek 4.8), en olanzapine was niet effectiever dan placebo in de
behandeling van psychotische symptomen. In deze onderzoeken was het vereist dat patiënten in het
begin stabiel waren op de laagste effectieve dosis van antiparkinsongeneesmiddelen
(dopamineagonist) en gedurende het gehele onderzoek dezelfde antiparkinsongeneesmiddelen bleven
gebruiken in dezelfde dosering. Olanzapine werd gestart met 2,5 mg/dag en opgebouwd tot een
maximum van 15 mg/dag, gebaseerd op de beoordeling van de onderzoeker.
Maligne Neurolepticasyndroom(MNS)
MNS is een potentieel levensbedreigende aandoening die geassocieerd wordt met antipsychotica.
Zeldzame gevallen, gemeld als MNS, zijn ook ontvangen in relatie tot olanzapine. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale status en aanwijzingen
voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en cardiale
dysritmie). Bijkomende verschijnselen kunnen zijn een verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rabdomyolyse) en acuut nierfalen. Wanneer een patiënt klachten en symptomen ontwikkelt die duiden
op MNS, of onverklaarde hoge koorts heeft zonder aanvullende klinische verschijnselen van MNS,
dienen alle antipsychotica, inclusief olanzapine, gestaakt te worden.
Hyperglykemie en diabetes
Hyperglykemie en/of ontwikkeling van of exacerbatie van diabetes, in enkele gevallen geassocieerd
met ketoacidose of coma, is soms gemeld, waaronder enkele met een fatale afloop (zie rubriek 4.8). In
sommige gevallen werd een voorafgaande toename van het lichaamsgewicht gemeld. Dit kan een
predisponerende factor zijn. Geadviseerd wordt om patiënten klinisch adequaat te volgen zoals
beschreven wordt in de gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld door het meten van
bloedglucose bij baseline, 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna jaarlijks.
Patiënten die behandeld worden met een antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen te worden
geobserveerd op tekenen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en
zwakte). Patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor de ontwikkeling van diabetes
mellitus dienen regelmatig gecontroleerd te worden op tekenen van verslechtering van de
glucosecontrole. Daarnaast dient ook regelmatig het gewicht te worden gecontroleerd, bijvoorbeeld bij
baseline, 4, 8 en 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna ieder kwartaal.
Lipidenveranderingen
Ongewenste veranderingen in de lipiden zijn gezien bij met olanzapine behandelde patiënten in
placebogecontroleerd klinisch onderzoek (zie rubriek 4.8). Lipidenveranderingen dienen klinisch
adequaat gereguleerd te worden, in het bijzonder bij dyslipidemische patiënten en patiënten met
risicofactoren voor de ontwikkeling van lipidenstoornissen. Patiënten die behandeld worden met een
antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen regelmatig gecontroleerd te worden op lipiden in
5
overeenstemming met gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld bij baseline, 12 weken
na de start van de olanzapinebehandeling en daarna iedere 5 jaar.
Anticholinergische activiteit
Hoewel olanzapine
in vitro
een anticholinerge activiteit vertoonde, toonden de klinische onderzoeken
een lage incidentie van dergelijke gevallen. Aangezien klinische ervaring met olanzapine bij patiënten
die lijden aan een bijkomende aandoening beperkt is, wordt geadviseerd dit met voorzichtigheid voor
te schrijven aan patiënten met prostaathypertrofie of paralytische ileus en aanverwante aandoeningen.
Hepatische functie
Voorbijgaande, asymptomatische verhogingen van leveraminotransferasen (ALAT, ASAT) werden
vaak waargenomen, vooral aan het begin van de behandeling. Voorzichtigheid is geboden en deze
waarden dienen periodiek te worden gecontroleerd bij patiënten met verhoogde ALAT en/of ASAT;
bij patiënten met klachten en symptomen van leverstoornissen; bij patiënten met reeds bestaande
aandoeningen met beperkte functionele leverreserve en bij patiënten die behandeld worden met
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen. In gevallen waarin hepatitis (inclusief hepatocellulair,
cholestatisch of gemengd leverletsel) is gediagnosticeerd dient de behandeling te worden gestaakt.
Neutropenie
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een laag aantal leukocyten en/of neutrofielen, om welke
reden dan ook, bij patiënten met co-medicatie waarvan bekend is dat deze neutropenie kan
veroorzaken, bij patiënten met een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde
beenmergdepressie/toxiciteit, bij patiënten met beenmergdepressie t.g.v. een bijkomende ziekte,
radiotherapie of chemotherapie en bij patiënten met hypereosinofilie of met myeloproliferatieve
ziekte. Bij gelijktijdige toediening van olanzapine met valproaat is vaak neutropenie gerapporteerd
(zie rubriek 4.8).
Beëindiging van de behandeling
Acute symptomen zoals transpireren, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid of braken zijn zelden
gemeld (≥0,01% en < 0,1%) wanneer olanzapine abrupt wordt gestaakt.
QT-interval
In klinisch onderzoek werd een klinisch betekenisvolle QTc-verlenging (Fridericia QT-correctie
[QTcF] ≥ 500 milliseconden [msec] op een willekeurig moment na baseline bij patiënten met een
baseline QTcF < 500 msec) soms (0,1 tot 1 %) gemeld bij patiënten behandeld met olanzapine zonder
een significant verschil in cardiovasculaire voorvallen in vergelijking met placebo behandelde
patiënten. Er is echter voorzichtigheid geboden wanneer olanzapine wordt voorgeschreven met
geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, vooral bij ouderen, bij patiënten met een congenitaal
verlengd QT-syndroom, congestief hartfalen, hypertrofie van het hart, hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Trombo-embolie
Een tijdelijk verband tussen behandeling met olanzapine en veneuze trombo-embolie is soms (≥0,1 %
en <1 %) gemeld. Er is geen causaal verband vastgesteld tussen het optreden van veneuze trombo-
embolie en behandeling met olanzapine. Echter, aangezien patiënten met schizofrenie vaak verworven
risicofactoren voor veneuze trombo-embolie vertonen, dienen alle mogelijke risicofactoren voor VTE
(bijvoorbeeld immobilisatie van patiënten) te worden geïdentificeerd en preventieve maatregelen
dienen te worden genomen.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Aangezien olanzapine voornamelijk op het centrale zenuwstelsel werkt, is voorzichtigheid geboden
wanneer het in combinatie met andere centraal werkende geneesmiddelen dan wel alcohol wordt
gebruikt. Omdat het
in vitro
dopamineantagonisme vertoont, kan olanzapine de effecten van directe en
indirecte dopamineagonisten tegenwerken.
Convulsies
Olanzapine dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met een voorgeschiedenis van
6
convulsies of voor wie factoren gelden die de convulsiedrempel kunnen verlagen. Het optreden van
convulsies is soms gemeld bij patiënten die worden behandeld met olanzapine. In de meeste van deze
gevallen werden een voorgeschiedenis van convulsies of risicofactoren voor convulsies gemeld.
Tardieve dyskinesie
In vergelijkende onderzoeken van één jaar of minder werd olanzapine geassocieerd met een statistisch
significant lagere incidentie van behandelingsgerelateerde dyskinesie. Het risico op tardieve
dyskinesie neemt echter toe bij langdurige therapie; als er daarom klachten of symptomen van tardieve
dyskinesie optreden bij een patiënt die olanzapine gebruikt, dient een verlaging van de dosering of
staking overwogen te worden. Deze symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs verschijnen na het
staken van de behandeling.
Orthostatische hypotensie
Tijdens klinische onderzoeken met olanzapine werd orthostatische hypotensie af en toe waargenomen
bij ouderen. Het wordt aanbevolen de bloeddruk regelmatig te meten bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Plotselinge hartdood
In rapporten na het op de markt brengen van olanzapine is het optreden van plotselinge hartdood
gerapporteerd bij patiënten met olanzapine. In een retrospectieve observationele cohortstudie was de
kans op vooronderstelde plotselinge hartdood bij patiënten behandeld met olanzapine ongeveer twee
keer zo groot als bij patiënten die geen antipsychotica gebruikten. In de studie was het risico van
olanzapine vergelijkbaar met het risico van atypische antipsychotica die in een samengevoegde
analyse waren geïncludeerd.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten. Onderzoeken bij
patiënten tussen 13-17 jaar lieten diverse ongewenste bijwerkingen zien, zoals gewichtstoename,
veranderingen in metabole parameters en toename van prolactinespiegels (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Lactose
Zalasta tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit geneesmiddel
niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen uitgevoerd bij volwassenen.
Mogelijke interacties met invloed op olanzapine
Aangezien olanzapine wordt gemetaboliseerd door CYP1A2, kunnen stoffen die dit isoenzym
specifiek kunnen induceren of remmen, de farmacokinetiek van olanzapine beïnvloeden.
Inductie van CYP1A2
Het metabolisme van olanzapine kan worden geïnduceerd door roken en carbamazepine, wat kan
leiden tot verminderde concentraties van olanzapine. Er is slechts lichte tot matige verhoging van de
klaring van olanzapine waargenomen. De klinische consequenties zijn waarschijnlijk beperkt, maar
klinische controle wordt aanbevolen en een verhoging van de dosis olanzapine kan, indien
noodzakelijk, overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Remming van CYP1A2
Van fluvoxamine, een specifieke CYP1A2-remmer, is aangetoond dat het metabolisme van olanzapine
significant remt. De gemiddelde toename in de C
max
van olanzapine, volgend op fluvoxamine, was
54 % bij vrouwelijke niet-rokers en 77 % bij mannelijke rokers. De gemiddelde toename van de AUC
van olanzapine, was respectievelijk 52 % en 108 %. Een lagere startdosis van olanzapine dient te
worden overwogen bij patiënten die fluvoxamine of enige andere CYP1A2-remmers gebruiken, zoals
ciprofloxacine. Een lagere dosis olanzapine dient te worden overwogen als wordt begonnen met een
behandeling met een remmer van CYP1A2.
7
Verminderde biologische beschikbaarheid
Geactiveerde kool vermindert de biologische beschikbaarheid van oraal olanzapine met 50 tot 60 % en
moet ten minste 2 uur voor of na olanzapine worden ingenomen.
Van fluoxetine (een remmer van CYP2D6), een enkele dosis antacidum (aluminium, magnesium) of
cimetidine is niet aangetoond dat deze de farmacokinetiek van olanzapine significant beïnvloeden.
Mogelijkheid van olanzapine om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
Olanzapine kan een antagonistisch effect hebben op directe en indirecte dopamineagonisten.
Olanzapine remt niet de belangrijkste CYP450-iso-enzymen
in vitro
(bijvoorbeeld 1A2, 2D6, 2C9,
2C19, 3A4). Er wordt dus geen specifieke interactie verwacht, zoals bevestigd met behulp van
in-
vivo-onderzoeken
waar geen remming van het metabolisme van de volgende actieve stoffen werd
gevonden: tricyclische antidepressiva (die voornamelijk de CYP2D6-route vertegenwoordigen),
warfarine (CYP2C9), theofylline (CYP1A2) of diazepam (CYP3A4 en 2C19).
Olanzapine liet geen interactie zien wanneer het gelijktijdig werd toegediend met lithium of
biperideen.
Therapeutische controle van de valproaatplasmaspiegels gaf geen indicatie dat aanpassing van de
valproaatdosis noodzakelijk is na de start van gelijktijdige toediening van olanzapine.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die alcohol gebruiken of geneesmiddelen krijgen die
depressie van het centrale zenuwstelsel kunnen veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik van olanzapine met antiparkinsongeneesmiddelen bij patiënten met de ziekte van
Parkinson en dementie wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
QTc-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer olanzapine gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die
het QTc-interval kunnen verlengen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen adequate, goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen beschikbaar. Patiënten
dienen te worden aangeraden hun arts te informeren wanneer zij zwanger raken of zwanger willen
worden tijdens de behandeling met olanzapine. Desondanks, omdat de humane ervaring beperkt is,
dient olanzapine slechts gebruikt te worden tijdens de zwangerschap wanneer het mogelijke voordeel
het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt.
Pasgeboren kinderen die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder olanzapine), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd.
Borstvoeding
In een onderzoek bij gezonde vrouwen die borstvoeding gaven, werd olanzapine uitgescheiden in de
moedermelk. De gemiddelde blootstelling van het kind (mg/kg) in 'steady state' werd geschat op 1,8 %
van de maternale olanzapinedosis (mg/kg). Patiënten dienen te worden geadviseerd hun kind geen
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van olanzapine.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de vruchtbaarheid bekend (zie rubriek 5.3 voor preklinische informatie).
8
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Aangezien olanzapine slaperigheid en duizeligheid kan veroorzaken, dienen
patiënten gewaarschuwd te worden voor het gebruik van machines, waaronder motorvoertuigen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Volwassenen
De meest frequent (gezien bij ≥ 1 % van de patiënten) gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling
met olanzapine in klinisch onderzoek waren slaperigheid, gewichtstoename, eosinofilie, verhoogde
prolactine-, cholesterol-, glucose- en triglyceridespiegels (zie rubriek 4.4), glucosurie, toegenomen
eetlust, duizeligheid, acathisie, parkinsonisme, leukopenie, neutropenie (zie rubriek 4.4), dyskinesie,
orthostatische hypotensie, anticholinerge effecten, voorbijgaande asymptomatische verhogingen van
leveraminotransferasen (zie rubriek 4.4), huiduitslag, asthenie, moeheid, koorts, artralgie, verhoogde
alkalische fosfatase, hoog gammaglutamyltransferase, hoog urinezuur, hoog creatinefosfokinase en
oedeem.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende tabel geeft een overzicht met bijwerkingen en laboratoriumonderzoeken die zijn gemeld
via spontane meldingen en tijdens de klinische onderzoeken. Binnen elke frequentie groep, worden de
bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst. De frequenties zijn als volgt gedefinieerd:
zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000),
zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Zeer vaak
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Eosinofilie
Leukopenie
10
Neutropenie
10
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Gewichtstoename
1
Verhoogde
cholesterolspiegels
2,3
Verhoogde
glucosespiegels
4
Verhoogde
triglyceridespiegels
2,5
Glucosurie
Toegenomen eetlust
Zenuwstelselaandoeningen
Somnolentie
Duizeligheid
Acathisie
6
Parkinsonisme
6
Dyskinesie
6
Soms
Zelden
Trombocytopenie
11
Niet bekend
Overgevoeligheid
11
Ontwikkeling of
exacerbatie van
diabetes, soms
geassocieerd met
ketoacidose of coma,
waaronder enkele
gevallen met fatale
afloop (zie rubriek
4.4)
11
Convulsies waarbij in
de meeste van deze
gevallen, een
voorgeschiedenis van
convulsies of
risicofactoren voor
convulsies gemeld
is
11
Dystonie (inclusief
oogdraaiingen)
11
Tardieve dyskinesie
11
Amnesie
9
9
Onderkoeling
12
Maligne
Neuroleptica
Syndroom (MNS)
(zie rubriek 4.4.)
12
Ontwennings-
verschijnselen
7, 12
Zeer vaak
Vaak
Soms
Dysartrie
Stotteren
11
Rusteloze benen
syndroom
11
Bradycardie
QT
c
-verlenging (zie
rubriek 4.4)
Zelden
Niet bekend
Hartaandoeningen
Ventriculaire
tachycardie/fibrillatie
plotselinge dood (zie
rubriek 4.4)
11
Bloedvataandoeningen
Orthostatische
hypotensie
10
Trombo-embolie
(inclusief
longembolie en diepe
veneuze trombose)
(zie rubriek 4.4)
Ademhalings-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Epistaxis
9
Maagdarmstelselaandoeningen
Lichte, voorbijgaande
Opgezwollen buik
9
anticholinerge effecten Hypersalivatie
11
inclusief constipatie en
droge mond
Lever- en galaandoeningen
Voorbijgaande,
asymptomatische
verhogingen van
leveraminotransferasen
(ALAT, ASAT),
vooral in het begin van
de behandeling (zie
4.4)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huiduitslag
Fotosensitieve reactie
Alopecia
Pancreatitis
11
Hepatitis (inclusief
hepatocellulair,
cholestatisch of
gemengd leverletsel)
11
Drugreactie
met
eosinofilie en
systemische
symptomen
(DRESS)
Rabdomyolyse
11
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
9
Nier- en urinewegaandoeningen
Urine-incontinentie
Urineretentie
Vertraagde
urinelozing
11
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Neonataal
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Erectiestoornis bij
mannen
Verminderd libido bij
Amenorroe
Vergroting van de
borsten
10
Priapisme
12
Zeer vaak
Soms
Zelden
Galactorroe bij
vrouwen
Gynecomastie/vergro-
ting van de borsten bij
mannen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Moeheid
Oedeem
Koorts
10
Onderzoeken
Verhoogde
Verhoogde alkalische
Verhoogde totale
10
plasmaprolactinespie- fosfatase
bilirubine
8
gels
Hoge
creatinefosfokinase
11
Hoge gammaglutamyl-
transferase
10
Hoog urinezuur
10
1
Vaak
mannen en vrouwen
Niet bekend
Klinisch significante gewichtstoename werd gezien bij alle Body Mass Index (BMI)-categorieën. Na
kortetermijnbehandeling (mediane behandelingsduur 47 dagen) kwam gewichtstoename van ≥ 7% van
het lichaamsgewicht na start van de behandeling zeer vaak voor (22,2%), ≥ 15% van het
lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam vaak voor (4,2%) en gewichtstoename van ≥ 25%
van het lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam soms voor (0,8%). Bij langdurige
blootstelling (ten minste 48 weken), kwam gewichtstoename van ≥ 7%, ≥ 15% en ≥ 25% zeer vaak
voor (respectievelijk 64,4%, 31,7% en 12,3%).
2
Gemiddelde verhogingen in nuchtere lipidenwaarden (totaal cholesterol, LDL-cholesterol en
triglyceriden) waren groter bij patiënten zonder bewijs van dysregulatie van lipiden bij aanvang.
3
Er werd gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 5,17 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 6,2 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang (≥ 5,17 mmol/l -< 6,2 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 6,2 mmol/l) kwamen zeer vaak voor.
4
Er werd gezien dat normale nuchtere glucosespiegels bij aanvang (< 5,56 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 7 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere glucosespiegels bij aanvang
(≥ 5,56 -< 7 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 7 mmol/l) kwam zeer vaak voor.
5
Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (<1,69 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 2,26 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij
aanvang (≥ 1,69 mmol/l-< 2,26 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 2,26 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
6
In klinische onderzoeken was de incidentie van Parkinsonisme en dystonie bij patiënten behandeld
met olanzapine numeriek hoger, maar niet statistisch significant verschillend van placebo. Patiënten
behandeld met olanzapine hadden een lagere incidentie van Parkinsonisme, acathisie en dystonie
vergeleken met getitreerde doses van haloperidol. Door gebrek aan gedetailleerde informatie over de
voorgeschiedenis van individuele acute en tardieve extrapiramidale bewegingsstoornissen, kan men op
dit ogenblik niet concluderen dat olanzapine minder tardieve dyskinesie en/of andere tardieve
extrapiramidale syndromen voortbrengt.
7
Acute symptomen zoals zweten, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid en overgeven zijn
gemeld wanneer olanzapine plotseling wordt gestaakt.
8
In klinische onderzoeken tot 12 weken overschreden de plasmaprolactineconcentraties de bovenste
limiet van de normale range bij ongeveer 30 % van de met olanzapine behandelde patiënten met een
11
normale uitgangsprolactinewaarde. Bij de meerderheid van deze patiënten waren de verhogingen in
het algemeen bescheiden en bleven beneden twee keer de bovenste limiet van de normale range.
9
Bijwerking geïdentificeerd in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
Beoordeeld via gemeten waarden in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
10
11
Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen waarbij de frequentie is
vastgesteld met gebruik van de geïntegreerde olanzapinedatabase.
12
Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen met een frequentie geschat op de
bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval, gebruikmakend van de geïntegreerde
olanzapinedatabase.
Langdurige blootstelling (tenminste 48 weken)
Het aandeel van de patiënten die klinische significante negatieve veranderingen ondervonden met
betrekking tot gewichtstoename, glucose, totaal/LDL/HDL-cholesterol of triglyceriden nam in de loop
van de tijd toe. Bij volwassen patiënten die gedurende 9-12 maanden werden behandeld, was de
snelheid waarmee de gemiddelde bloedglucose toenam, vertraagd na ongeveer 6 maanden.
Aanvullende informatie over speciale patiëntenpopulaties
In klinische onderzoeken bij oudere patiënten met dementie werd behandeling met olanzapine in
verband gebracht met een hogere incidentie van mortaliteit en cerebrovasculaire bijwerkingen
vergeleken met placebo (zie ook 4.4).
Zeer vaak (> 10 %) voorkomende bijwerkingen die geassocieerd worden met het gebruik van
olanzapine in deze patiëntengroep waren een abnormaal looppatroon en vallen. Pneumonie, verhoogde
lichaamstemperatuur, lethargie, erytheem, visuele hallucinaties en urine-incontinentie werden vaak
(1-10 %) waargenomen.
Uit klinische onderzoeken bij patiënten met een geneesmiddelgeïnduceerde (dopamineagonist)
psychose bij de ziekte van Parkinson werd een verergering van de parkinsonsymptomatologie
en -hallucinaties zeer vaak gemeld en vaker dan bij placebo.
In één klinisch onderzoek bij patiënten met bipolaire manie resulteerde de combinatietherapie van
valproaat met olanzapine in een neutropenie incidentie van 4,1 %; mogelijk hebben hoge
valproaatspiegels hiertoe bijgedragen. Olanzapine gaf, in combinatie met lithium of valproaat, een
toename ( 10 %) van tremor, droge mond, toename in eetlust en gewicht. Spraakstoornis werd
eveneens vaak gerapporteerd. Tijdens de behandeling met olanzapine in combinatie met lithium of
valproaat werd een gewichtstoename van 7 % of meer gezien ten opzichte van het lichaamsgewicht bij
start van de behandeling bij 17,4 % van de patiënten tijdens acute therapie (tot 6 weken).
Langetermijnbehandeling met olanzapine (tot 12 maanden) ter preventie van een recidief bij patiënten
met bipolaire stoornis werd in verband gebracht met een gewichtstoename van 7 % of meer ten
opzichte van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling bij 39,9 % van de patiënten.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar.
Hoewel er geen klinische onderzoeken zijn uitgevoerd om adolescenten te vergelijken met
volwassenen, zijn gegevens uit onderzoeken met adolescenten vergeleken met die uit onderzoeken met
volwassenen.
De volgende tabel geeft een samenvatting van de bijwerkingen die met grotere frequentie zijn gemeld
bij adolescente patiënten (leeftijd 13-17 jaar) dan bij volwassen patiënten of bijwerkingen die enkel
gemeld zijn tijdens kortetermijn klinisch onderzoek met adolescente patiënten. Klinisch significante
gewichtstoename (≥ 7 %) lijkt vaker op te treden in de adolescente populatie in vergelijking met
volwassenen met een vergelijkbare blootstelling. De omvang van de gewichtstoename en het aandeel
van de adolescente patiënten die een klinisch significante gewichtstoename hadden waren groter na
langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) dan na blootstelling gedurende korte tijd.
12
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De
terminologie van de frequentie is als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10).
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: Gewichtstoename
13
, verhoogde triglyceridespiegels
14
, toegenomen eetlust.
Vaak: Verhoogde cholesterolspiegels
15
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: Sedatie (met inbegrip van: hypersomnie, lethargie, slaperigheid).
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Droge mond
Lever- en galaandoeningen
Zeer vaak: Verhogingen van de leveraminotransferasen (ALAT/ASAT; zie rubriek 4.4).
Onderzoeken
Zeer vaak: Afgenomen totaal bilirubine, toegenomen GGT, verhoogde plasmaprolactinespiegels
16
.
13
Na kortetermijnbehandeling (mediane duur 22 dagen) kwam gewichtstoename van ≥ 7 % van het
lichaamsgewicht (kg) bij aanvang zeer vaak voor (40,6 %), ≥ 15 % van het lichaamsgewicht bij
aanvang kwam vaak voor (7,1 %) en ≥ 25 % van het lichaamsgewicht bij aanvang kwam vaak voor
(2,5 %). Bij langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) kwam 89,4 % ≥ 7 %, 55,3 % ≥ 15 % en
29,1 % ≥ 25 % van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling aan.
14
Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (< 1,016 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen (≥ 1,467 mmol/l), en dat borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang
(≥ 1,016 mmol/l-< 1,467 mmol/l) naar een hoge spiegel toenamen (≥ 1,467 mmol/l).
15
Er werd vaak gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 4,39 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen (≥ 5,17 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang (≥ 4,39 mmol/l-< 5,17 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 5,17 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
16
Verhoogde plasmaprolactinespiegels werden gemeld in 47,4 % van de adolescente patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
Zeer vaak voorkomende symptomen bij overdosering (incidentie > 10 %) zijn tachycardie,
agitatie/agressiviteit, dysartrie, verschillende extrapiramidale symptomen en een verminderd
bewustzijn variërend van sedatie tot coma.
Andere medisch significante gevolgen van overdosering zijn delirium, convulsie, coma, mogelijke
maligne neurolepticasyndroom, ademhalingsdepressie, aspiratie, hypertensie of hypotensie, cardiale
aritmieën (< 2 % van de gevallen van overdosering) en hart- en ademstilstand. Dodelijke aflopen zijn
gemeld bij acute overdoses vanaf 450 mg maar overleving is ook gemeld na acute overdosis van
ongeveer 2 g olanzapine oraal.
Behandeling
Er bestaat geen specifiek antidotum tegen olanzapine. Het induceren van braken wordt niet
aanbevolen. De standaardprocedures voor de behandeling van overdosering kunnen van toepassing
zijn (dat wil zeggen maagspoeling, toediening van geactiveerde kool). Het is aangetoond dat de
gelijktijdige toediening van geactiveerde kool de orale biologische beschikbaarheid van olanzapine
13
met 50 tot 60 % vermindert.
Symptomatische behandeling en controle van de vitale orgaanfuncties dienen te worden ingesteld op
geleide van het klinisch beeld, waaronder behandeling van hypotensie en circulatoire collaps en
ondersteuning van de ademhalingsfunctie. Gebruik geen adrenaline, dopamine, of andere
sympathicomimetica met beta-agonistische activiteit, omdat stimulering van de bètareceptoren de
hypotensie kan verergeren. Het volgen van de cardiovasculaire functies is noodzakelijk om mogelijke
aritmieën te detecteren. Zorgvuldige medische supervisie en monitoren dienen te worden voortgezet
totdat de patiënt is hersteld.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, diazepines, oxazepines, thiazepines en oxepines,
ATC code: N05AH03.
Farmacodynamische effecten
Olanzapine is een antipsychoticum, een middel tegen manie en een stemmingsstabilisator dat een
breed farmacologisch profiel vertoont in een aantal receptorsystemen.
In preklinische onderzoeken vertoonde olanzapine een reeks van receptoraffiniteiten (K
i
;
100 nM)
voor serotonine 5HT
2A/2C
-, 5HT
3
- en 5HT
6
-receptoren, dopamine D
1
-, D
2
-, D
3
-, D
4
- en D
5
-receptoren,
cholinerge muscarinereceptoren (M
1
-M
5
),
1
-adrenerge receptoren en histamine H
1
-receptoren.
Diergedragsonderzoeken met olanzapine duidden op 5HT-, dopamine-, en cholinerg antagonisme,
consistent met het receptorbindingsprofiel. Olanzapine vertoonde een hogere
in-vitro-affiniteit
voor
serotonine 5HT
2
- dan dopamine D
2
-receptoren en grotere 5HT
2
-activiteit dan D
2
-activiteit in
in-vivo-
modellen. Electrofysiologische onderzoeken toonden aan dat olanzapine selectief het vuren van de
mesolimbische (A 10) dopaminerge neuronen reduceert, terwijl het weinig effect heeft op de striatale
(A 9) banen betrokken bij motorische functies. Olanzapine verlaagde een geconditioneerde
vermijdingsreactie, een test die voorspellend is voor antipsychotische activiteit, bij doses lager dan die
welke katalepsie veroorzaken, een effect dat wijst op motorische bijwerkingen. Anders dan bij
sommige andere antipsychotica neemt bij olanzapine de respons toe in een “anxiolytische” test.
In een Positron Emissie Tomografie (PET) onderzoek bij gezonde vrijwilligers met een éénmalige
orale dosis (10 mg) had olanzapine een grotere 5HT
2A
-receptorbezetting dan dopamine D
2
-
receptorbezetting. Bovendien bleek uit een Single Photon Emission Computed Tomography (SPECT)
onderzoek in schizofrene patiënten dat patiënten gevoelig voor olanzapine een lagere striatale D
2
bezetting hadden dan patiënten gevoelig voor sommige andere antipsychotica en risperidon, terwijl
deze vergelijkbaar waren met patiënten gevoelig voor clozapine.
Klinische werkzaamheid
In 2 op 2 placebo en 2 op 3 gecontroleerde vergelijkende onderzoeken met meer dan 2900 schizofrene
patiënten die zowel positieve als negatieve symptomen vertoonden werd olanzapine geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van zowel negatieve als positieve symptomen.
In een multinationaal, dubbelblind, vergelijkend onderzoek van schizofrenie, schizoaffectieve en
aanverwante stoornissen, waarbij 1481 patiënten met verschillende graad van geassocieerde
depressieve symptomen (gemiddelde uitgangswaarde van 16,6 op de Montgomery-Asberg Depression
Rating Scale-MADRS) betrokken waren, toonde een prospectieve secundaire analyse een statistisch
significante verbetering aan (p = 0,001) in de verandering van de gemoedsscore van uitgangswaarde
tot eindwaarde, in het voordeel van olanzapine (- 6,0) ten opzichte van haloperidol (- 3,1).
Bij patiënten met een manische of gemengde episode van bipolaire stoornis vertoonde olanzapine
superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo en valproaatseminatrium, terwijl de manische
symptomen over een periode van 3 weken afnamen. Olanzapine vertoonde vergelijkbare
14
werkzaamheidresultaten qua werkzaamheid als haloperidol, uitgedrukt in de proportie patiënten die
een symptomatische remissie van manie en depressie hadden bij 6 en 12 weken. In een comedicatie
onderzoek waarbij patiënten ten minste 2 weken werden behandeld met lithium of valproaat,
resulteerde de gelijktijdige toediening van 10 mg olanzapine in een grotere afname van symptomen
van manie dan met lithium- of valproaatmonotherapie na 6 weken.
In een 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode, die in
remissie waren gekomen met olanzapine en vervolgens gerandomiseerd werden naar olanzapine of
placebo, liet olanzapine een statistisch significante superioriteit boven placebo zien, gemeten volgens
het primaire eindpunt van een bipolair recidief. Olanzapine liet ook een statistisch significant voordeel
boven placebo zien in termen van preventie van ofwel een recidief van manie ofwel een recidief van
depressie.
In een tweede 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode,
die in remissie waren gekomen met een combinatie van olanzapine en lithium en vervolgens
gerandomiseerd werden naar enkel olanzapine of lithium, was olanzapine statistisch niet inferieur aan
lithium volgens het primaire eindpunt van een bipolair recidief (olanzapine 30,0 %, lithium 38,3 %;
p = 0,055).
In een 18-maanden durend onderzoek met combinatietherapie bij patiënten met een manische of
gemengde episode, die in remissie waren gekomen met olanzapine in combinatie met een
stemmingsstabilisator (lithium of valproaat), was langetermijn olanzapine combinatietherapie met
lithium of valproaat niet statistisch significant superieur ten opzichte van enkel lithium of valproaat in
het uitstellen van een bipolair recidief, gedefinieerd volgens (diagnostische) criteria van het syndroom.
Pediatrische patiënten
Gecontroleerde werkzaamheidsgegevens bij adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) zijn beperkt tot
kortetermijnstudies bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolaire I-stoornis
(3 weken), waar minder dan 200 adolescenten bij betrokken waren. Olanzapine werd gebruikt in een
flexibele dosering beginnend met 2,5 en oplopend tot 20 mg/dag. Tijdens de behandeling met
olanzapine namen de adolescenten significant veel meer in gewicht toe dan volwassenen. De omvang
van veranderingen in nuchter totaal cholesterol, LDL-cholesterol, triglyceriden en prolactine (zie
rubriek 4.4 en 4.8) was groter bij adolescenten dan bij volwassenen. Er zijn geen gecontroleerde
gegevens over het behoud van effect of over de veiligheid op de langetermijn (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Informatie over langetermijnveiligheid is primair beperkt tot open label, ongecontroleerde data.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Olanzapine wordt goed geabsorbeerd na orale toediening, waarbij de piek plasmaconcentraties worden
bereikt na 5 tot 8 uur. De absorptie wordt niet beïnvloed door voedsel. De absolute orale biologische
beschikbaarheid t.o.v. intraveneuze toediening is niet vastgesteld.
Distributie
De plasma-eiwitbinding van olanzapine bedroeg ongeveer 93 % over het concentratiebereik van
ongeveer 7 tot ongeveer 1000 ng/ml. Het wordt voornamelijk gebonden aan albumine en
1
-zure
glycoproteïne.
Biotransformatie
Olanzapine wordt gemetaboliseerd in de lever via conjugatie en oxidatie. De belangrijkste metaboliet
is het 10-N-glucuronide, dat de bloedhersenbarrière niet passeert. Cytochroom P450-CYP1A2 en
P450-CYP2D6 dragen bij tot de vorming van de N-desmethyl en 2-hydroxymethyl metabolieten, die
beide in onderzoeken bij dieren
in vivo
significant minder farmacologische activiteit vertoonden dan
olanzapine. De overheersende farmacologische activiteit komt van de moederstof olanzapine.
Eliminatie
Na orale toediening varieerde de terminale eliminatie-halfwaardetijd van olanzapine bij gezonde
15
personen met leeftijd en geslacht.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij gezonde ouderen (65 jaar en ouder)
verlengd vergeleken met niet-ouderen (51,8 uur t.o.v. 33,8 uur) en de klaring was afgenomen (17,5
t.o.v. 18,2 l/uur). De farmacokinetische variabiliteit waargenomen bij ouderen valt binnen de
variabiliteit bij niet-ouderen. Bij 44 schizofrene patiënten ouder dan 65 jaar was een dosis van 5 tot
20 mg niet geassocieerd met een afwijkend profiel van ongewenste effecten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij vrouwen enigszins verlengd (36,7 uur
t.o.v. 32,3 uur) vergeleken met mannen, en de klaring was afgenomen (18,9 t.o.v. 27,3 l/uur). Echter,
olanzapine (5-20 mg) vertoonde een vergelijkbaar veiligheidsprofiel bij zowel vrouwelijke (n = 467)
als bij mannelijke patiënten (n = 869).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (creatinine klaring
10 ml/min) was er t.o.v. gezonde
personen geen significant verschil in gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd (37,7 t.o.v. 32,4 uur) of
klaring (21,2 t.o.v. 25,0 l/uur). Een massabalansonderzoek toonde aan dat ongeveer 57 % van
radiogelabelled olanzapine in de urine verscheen, hoofdzakelijk als metabolieten.
Leverfunctiestoornis
Een kleine studie naar het effect van een leverfunctiestoornis bij 6 personen met klinisch significante
cirrose (Child-Pugh score A (n = 5) en B (n = 1)) toonde weinig effect aan op de farmacokinetiek van
oraal toegediend olanzapine (enkelvoudige dosis van 2,5 – 7,5 mg): personen met een milde tot matige
leverfunctiestoornis hadden een licht verhoogde systemische klaring en een snellere
eliminatiehalfwaardetijd in vergelijking met personen zonder leverfunctiestoornis (n = 3). Er waren
meer rokers onder de personen met cirrose (4/6; 67%) dan onder personen zonder leverfunctiestoornis
(0/2; 0%).
Roken
Bij niet-rokers was t.o.v. de rokers (mannen en vrouwen) de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd
(38,6 uur t.o.v. 30,4 uur) verlengd en de klaring (18,6 t.o.v. 27,7 l/uur) afgenomen.
De plasmaklaring van olanzapine is lager bij ouderen dan bij jongeren, in vrouwen dan in mannen en
in niet-rokers dan in rokers. Echter, de grootte van de invloed van leeftijd, geslacht of roken op de
klaring en halfwaardetijd van olanzapine is klein in vergelijking met de totale inter-individuele
variabiliteit.
In een onderzoek van Kaukasische, Japanse en Chinese personen waren er geen verschillen in de
farmacokinetische parameters tussen de drie populaties.
Pediatrische patiënten
Adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar): De farmacokinetiek van olanzapine is vergelijkbaar tussen
adolescenten en volwassenen. In klinisch onderzoek was de gemiddelde olanzapineblootstelling bij
adolescenten ongeveer 27 % hoger. Demografische verschillen tussen adolescenten en volwassenen
omvatten een lager gemiddeld lichaamsgewicht en er waren minder rokers onder de adolescenten.
Dergelijke factoren dragen mogelijk bij aan een hogere gemiddelde blootstelling bij adolescenten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit (na eenmalige dosis)
De symptomen van toxiciteit bij knaagdieren na orale toediening waren karakteristiek voor potente
neuroleptica: hypoactiviteit, coma, tremoren, clonische convulsies, speekselvloed en gereduceerde
gewichtstoename. De mediane letale doses waren ongeveer 210 mg/kg (muizen) en 175 mg/kg
(ratten). Honden verdroegen eenmalige orale doses tot 100 mg/kg zonder mortaliteit. De klinische
symptomen omvatten sedatie, ataxie, tremoren, verhoging van de hartfrequentie, bemoeilijkte
ademhaling, miosis en anorexia. Bij apen veroorzaakten eenmalige orale doses tot 100 mg/kg
prostratie, en in hogere doses, een verlaagd bewustzijn.
16
Toxiciteit na herhaalde toediening
Bij onderzoeken met een duur tot 3 maanden bij muizen en tot 1 jaar bij ratten en honden werden
voornamelijk depressie van het centrale zenuwstelsel (CZS), anticholinerge effecten en perifere
hematologische stoornissen gezien. Er ontwikkelde zich tolerantie voor de CZS-depressie.
Groeiparameters verminderden bij hoge doses. Bij ratten zijn reversibele effecten gezien passend bij
een verhoogde prolactinespiegel. Zij omvatten een gewichtsvermindering van de ovaria en uterus en
morfologische veranderingen in het vaginaal epitheel en in borstklieren.
Hematologische toxiciteit
Effecten op hematologische parameters werden gevonden in alle species, waaronder dosisafhankelijke
afnamen in circulerende leukocyten in muizen en aspecifieke verlagingen van circulerende leukocyten
in ratten; er was echter geen beenmergcytotoxiciteit aantoonbaar. Er ontwikkelde zich bij enkele
honden die behandeld werden met 8 of 10 mg/kg/dag (totale olanzapineblootstelling [AUC] is 12-
15 maal groter dan die bij een dosis van 12 mg aan de mens) reversibele neutropenie, trombocytopenie
of anemie. Bij cytopenische honden werden geen ongewenste effecten waargenomen op moedercellen
en prolifererende cellen in het beenmerg.
Voortplantingstoxiciteit
Olanzapine had geen teratogene effecten. Sedatie beïnvloedde de paringsprestatie van mannelijke
ratten. Bij ratten werden de oestrus cycli beïnvloed bij doses van ten minste 1.1 mg/kg (3 maal de
maximale dosis bij de mens) en de voortplantingsparameters werden beïnvloed bij doses van ten
minste 3 mg/kg (9 maal de maximale dosis bij de mens). De nakomelingen van met olanzapine
behandelde ratten bleken in foetale ontwikkeling vertraagd te zijn en bij deze werden voorbijgaande
dalingen in activiteit gezien.
Mutageniciteit
In een volledige reeks van standaardtesten, waaronder bacteriële mutatietesten en in-vitro- en in-vivo-
zoogdiertesten, was olanzapine niet mutageen noch veroorzaakte het een chromosoombreuk.
Carcinogeniteit
Op basis van de resultaten van onderzoeken bij muizen en ratten werd geconcludeerd dat olanzapine
niet carcinogeen is.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Lactose monohydraat
Gepoederd cellulose
Gepregelatiniseerd maiszetmeel
Maiszetmeel
Colloïdaal silicium, watervrij
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
5 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
17
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Zalasta 2,5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 10 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 7, 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 15 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 20 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zalasta 2,5 mg tabletten
EU/1/07/415/001-005
Zalasta 5 mg tabletten
EU/1/07/415/006-010
Zalasta 7,5 mg tabletten
EU/1/07/415/011-015
Zalasta 10 mg tabletten
EU/1/07/415/016-021
Zalasta 15 mg tabletten
EU/1/07/415/022-026
Zalasta 20 mg tabletten
EU/1/07/415/027-031
18
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 september 2007
Datum van laatste verlenging: 26 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
19
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg olanzapine.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg olanzapine.
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg olanzapine.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 20 mg olanzapine.
Hulpstof met bekend effect
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 0,50 mg aspartaam.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 0,75 mg aspartaam.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 1,00 mg aspartaam.
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 1,50 mg aspartaam.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 2,00 mg aspartaam.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet.
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
20
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Volwassenen
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van schizofrenie.
Olanzapine is effectief in het handhaven van de klinische verbetering bij voortgezette behandeling van
patiënten die in het beginstadium reageerden op de behandeling.
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van matig tot ernstige manische episode.
Bij patiënten wier manische episode heeft gereageerd op behandeling met olanzapine, is olanzapine
bestemd ter voorkoming van een recidief bij patiënten met bipolaire stoornis (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen startdosering voor olanzapine is 10 mg per dag.
Manische episode: de startdosering is 15 mg, als eenmalige dosis bij monotherapie of 10 mg dagelijks
in combinatietherapie (zie rubriek 5.1).
Ter voorkoming van een recidief bij bipolaire stoornis: de aanbevolen startdosis is 10 mg per dag. Bij
patiënten die olanzapine hebben gekregen voor de behandeling van een manische episode, dient een
behandeling ter voorkoming van een recidief te worden voortgezet met dezelfde dosis. Indien zich een
nieuwe manische, gemengde, of depressieve periode voordoet, dient de therapie met olanzapine te
worden voortgezet (met optimalisering van de dosis indien noodzakelijk), met aanvullende therapie
om de stemmingssymptomen te behandelen, op geleide van het klinisch beeld.
Tijdens de behandeling van schizofrenie, een manische episode en ter voorkoming van een recidief bij
bipolaire stoornis, kan de dagelijkse dosis worden aangepast op basis van het individuele klinisch
beeld binnen een bereik van 5-20 mg per dag. Een verhoging tot een dosering hoger dan de
aanbevolen startdosering wordt uitsluitend aanbevolen na een juiste medische herbeoordeling en dient
normaal gesproken alleen plaats te vinden met intervallen van niet minder dan 24 uur.
Olanzapine kan worden toegediend onafhankelijk van de maaltijden, omdat de absorptie niet wordt
beïnvloed door voedsel. Geleidelijk afbouwen van de dosering dient te worden overwogen wanneer de
behandeling met olanzapine wordt stopgezet.
Zalasta orodispergeerbare tablet dient in de mond te worden gebracht alwaar het snel oplost in de
speekselvloeistof zodat het gemakkelijk kan worden ingeslikt. Het is moeilijk om de intacte
orodispergeerbare tablet in de mond te nemen. Omdat het orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient
het direct na het openen van de blister te worden ingenomen. Als alternatief kan het vlak voor gebruik
worden gedispergeerd in een vol glas water.
Olanzapine orodispergeerbare tablet is bio-equivalent aan olanzapine tabletten met een gelijke
snelheid en mate van absorptie. Het heeft dezelfde dosering en frequentie van toediening als
olanzapine tabletten. Olanzapine orodispergeerbare tablet kan als alternatief worden gebruikt voor
21
olanzapine tabletten.
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een lagere startdosering (5 mg/dag) wordt niet routinematig aanbevolen, maar dient overwogen te
worden voor personen van 65 jaar en ouder indien klinische factoren dit rechtvaardigen (zie rubriek
4.4).
Patiënten met verminderde nier- en/of leverfunctie
Een lagere startdosering (5 mg) dient overwogen te worden voor deze patiënten. In geval van matige
leverinsufficiëntie (cirrose, Child-Pugh Klasse A of B) dient de startdosering 5 mg te zijn en slechts
met voorzichtigheid te worden verhoogd.
Rokers
De startdosering en het doseringsbereik hoeven niet routinematig aangepast te worden voor niet-rokers
t.o.v. rokers. Het metabolisme van olanzapine kan geïnduceerd worden door roken. Klinische controle
wordt aanbevolen en een verhoging van de olanzapinedosis kan, indien nodig, overwogen worden (zie
rubriek 4.5).
Wanneer meer dan 1 factor aanwezig is die kan leiden tot een trager metabolisme (vrouwelijk
geslacht, bejaarden, niet-rokerstatus) dient overwogen te worden de startdosering te verlagen. Een
verhoging in dosering, indien aangewezen, dient bij deze patiënten met de nodige voorzichtigheid
plaats te vinden.
(Zie rubrieken 4.5 en 5.2)
Pediatrische patiënten
Olanzapine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar als
gevolg van een gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. Een grotere mate van
gewichtstoename, veranderingen in lipiden en prolactine zijn gemeld in kortetermijn onderzoeken bij
adolescente patiënten, vergeleken met onderzoeken bij volwassen patiënten. (zie rubrieken 4.4, 4.8,
5.1 en 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een bekend risico op nauwekamerhoekglaucoom.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Tijdens behandeling met antipsychotica kan het een aantal dagen tot enkele weken duren voordat de
klinische toestand van de patiënt verbetert. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden tijdens
deze periode.
Dementiegerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen
Door een toename in mortaliteit en het risico op CVA (cerebrovasculair accident) wordt olanzapine
niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met dementiegerelateerde psychose en/of
gedragsstoornissen. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken (6-12 weken durend) bij oudere
patiënten (gemiddelde leeftijd 78 jaar) met dementiegerelateerde psychose en/of gestoord gedrag,
kwam het 2 keer vaker voor dat patiënten overleden wanneer ze met olanzapine werden behandeld
vergeleken met placebo (3,5 % versus 1,5 %). De hogere incidentie van overlijden was niet gerelateerd
aan de dosis olanzapine (gemiddelde dagdosering 4,4 mg) of de duur van de behandeling.
Risicofactoren die deze patiëntenpopulatie vatbaar kunnen maken voor verhoogde mortaliteit zijn:
leeftijd > 65 jaar, dysfagie, sedatie, ondervoeding en dehydratatie, longaandoeningen (bijvoorbeeld
pneumonie, met of zonder aspiratie) of gelijktijdig gebruik van benzodiazepines. Echter, de hogere
incidentie van overlijden in de groep die behandeld werd met olanzapine vergeleken met de met
22
placebo behandelde patiënten was onafhankelijk van deze risicofactoren.
In dezelfde klinische onderzoeken waren cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld CVA,
beroerte, transient ischemic attack [TIA]), waaronder gevallen met dodelijke afloop, gemeld. Er was
een 3-voudige toename in cerebrovasculaire bijwerkingen bij patiënten behandeld met olanzapine
vergeleken met patiënten die met placebo werden behandeld (1,3 % versus 0,4 %, respectievelijk).
Alle olanzapine- en placebobehandelde patiënten die een cerebrovasculaire bijwerking hadden
ervaren, hadden voorafgaand aan deze bijwerking bestaande risicofactoren. Leeftijd > 75 jaar en
vasculair/gemengde dementie werden geïdentificeerd als risicofactoren voor cerebrovasculaire
bijwerkingen geassocieerd met olanzapinebehandeling. De werkzaamheid van olanzapine was niet
bewezen in deze onderzoeken.
Ziekte van Parkinson
Het gebruik van olanzapine wordt niet aanbevolen voor de behandeling van een door geneesmiddelen
geïnduceerde (dopamineagonist) psychose bij patiënten met de ziekte van Parkinson. In klinische
onderzoeken werd verergering van de parkinsonsymptomen en -hallucinaties zeer vaak gemeld en
vaker dan bij placebo (zie rubriek 4.8), en olanzapine was niet effectiever dan placebo in de
behandeling van psychotische symptomen. In deze onderzoeken was het vereist dat patiënten in het
begin stabiel waren op de laagste effectieve dosis van antiparkinsongeneesmiddelen
(dopamineagonist) en gedurende het gehele onderzoek dezelfde antiparkinsongeneesmiddelen bleven
gebruiken in dezelfde dosering. Olanzapine werd gestart met 2,5 mg/dag en opgebouwd tot een
maximum van 15 mg/dag, gebaseerd op de beoordeling van de onderzoeker.
Maligne Neurolepticasyndroom(MNS)
MNS is een potentieel levensbedreigende aandoening die geassocieerd wordt met antipsychotica.
Zeldzame gevallen, gemeld als MNS, zijn ook ontvangen in relatie tot olanzapine. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale status en aanwijzingen
voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en cardiale
dysritmie). Bijkomende verschijnselen kunnen zijn een verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rabdomyolyse) en acuut nierfalen. Wanneer een patiënt klachten en symptomen ontwikkelt die duiden
op MNS, of onverklaarde hoge koorts heeft zonder aanvullende klinische verschijnselen van MNS,
dienen alle antipsychotica, inclusief olanzapine, gestaakt te worden.
Hyperglykemie en diabetes
Hyperglykemie en/of ontwikkeling van of exacerbatie van diabetes, in enkele gevallen geassocieerd
met ketoacidose of coma, is soms gemeld, waaronder enkele met een fatale afloop (zie rubriek 4.8). In
sommige gevallen werd een voorafgaande toename van het lichaamsgewicht gemeld. Dit kan een
predisponerende factor zijn. Geadviseerd wordt om patiënten klinisch adequaat te volgen zoals
beschreven wordt in de gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld door het meten van
bloedglucose bij baseline, 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna jaarlijks.
Patiënten die behandeld worden met een antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen te worden
geobserveerd op tekenen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en
zwakte). Patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor de ontwikkeling van diabetes
mellitus dienen regelmatig gecontroleerd te worden op tekenen van verslechtering van de
glucosecontrole. Daarnaast dient ook regelmatig het gewicht te worden gecontroleerd, bijvoorbeeld bij
baseline, 4, 8 en 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna ieder kwartaal.
Lipidenveranderingen
Ongewenste veranderingen in de lipiden zijn gezien bij met olanzapine behandelde patiënten in
placebogecontroleerd klinisch onderzoek (zie rubriek 4.8). Lipidenveranderingen dienen klinisch
adequaat gereguleerd te worden, in het bijzonder bij dyslipidemische patiënten en patiënten met
risicofactoren voor de ontwikkeling van lipidenstoornissen. Patiënten die behandeld worden met een
antipsychoticum, inclusief ZYPREXA, dienen regelmatig gecontroleerd te worden op afwijkende
lipiden in overeenstemming met gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld bij baseline,
12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna iedere 5 jaar.
Anticholinergische activiteit
23
Hoewel olanzapine
in vitro
een anticholinerge activiteit vertoonde, toonden de klinische onderzoeken
een lage incidentie van dergelijke gevallen. Aangezien klinische ervaring met olanzapine bij patiënten
die lijden aan een bijkomende aandoening beperkt is, wordt geadviseerd dit met voorzichtigheid voor
te schrijven aan patiënten met prostaathypertrofie of paralytische ileus en aanverwante aandoeningen.
Hepatische functie
Voorbijgaande, asymptomatische verhogingen van leveraminotransferasen (ALAT, ASAT) werden
vaak waargenomen, vooral aan het begin van de behandeling. Voorzichtigheid is geboden, de ALAT
en/of ASAT waarden dienen periodiek te worden gecontroleerd bij patiënten met verhoogde ALAT
en/of ASAT waarden; bij patiënten met klachten en symptomen van leverstoornissen; bij patiënten
met reeds bestaande aandoeningen met beperkte functionele leverreserve en bij patiënten die
behandeld worden met potentieel hepatotoxische geneesmiddelen. In gevallen waarin hepatitis
(inclusief hepatocellulair, cholestatisch of gemengd leverletsel) is gediagnosticeerd dient de
behandeling te worden gestaakt.
Neutropenie
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een laag aantal leukocyten en/of neutrofielen, om welke
reden dan ook, bij patiënten met co-medicatie waarvan bekend is dat deze neutropenie kan
veroorzaken, bij patiënten met een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde
beenmergdepressie/toxiciteit, bij patiënten met beenmergdepressie t.g.v. een bijkomende ziekte,
radiotherapie of chemotherapie en bij patiënten met hypereosinofilie of met myeloproliferatieve
ziekte. Bij gelijktijdige toediening van olanzapine met valproaat is vaak neutropenie gerapporteerd
(zie rubriek 4.8).
Beëindiging van de behandeling
Acute symptomen zoals transpireren, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid of braken zijn zelden
gemeld (≥0,01% en < 0,1%) wanneer olanzapine abrupt wordt gestaakt.
QT-interval
In klinisch onderzoek werd een klinisch betekenisvolle QTc-verlenging (Fridericia QT-correctie
[QTcF] ≥ 500 milliseconden [msec] op een willekeurig moment na baseline bij patiënten met een
baseline QTcF < 500 msec) soms (0,1 tot 1 %) gemeld bij patiënten behandeld met olanzapine zonder
een significant verschil in cardiovasculaire voorvallen in vergelijking met placebo behandelde
patiënten. Er is echter voorzichtigheid geboden wanneer olanzapine wordt voorgeschreven met
geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, vooral bij ouderen, bij patiënten met een congenitaal
verlengd QT-syndroom, congestief hartfalen, hypertrofie van het hart, hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Trombo-embolie
Een tijdelijk verband tussen behandeling met olanzapine en veneuze trombo-embolie is soms (≥0,1 %
en <1 %) gemeld. Er is geen causaal verband vastgesteld tussen het optreden van veneuze trombo-
embolie en behandeling met olanzapine. Echter, aangezien patiënten met schizofrenie vaak verworven
risicofactoren voor veneuze trombo-embolie vertonen, dienen alle mogelijke risicofactoren voor VTE
(bijvoorbeeld immobilisatie van patiënten) te worden geïdentificeerd en preventieve maatregelen
dienen te worden genomen.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Aangezien olanzapine voornamelijk op het centrale zenuwstelsel werkt, is voorzichtigheid geboden
wanneer het in combinatie met andere centraal werkende geneesmiddelen dan wel alcohol wordt
gebruikt. Omdat het
in vitro
dopamineantagonisme vertoont, kan olanzapine de effecten van directe en
indirecte dopamineagonisten tegenwerken.
Convulsies
Olanzapine dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met een voorgeschiedenis van
convulsies of voor wie factoren gelden die de convulsiedrempel kunnen verlagen. Het optreden van
convulsies is soms gemeld bij patiënten die worden behandeld met olanzapine. In de meeste van deze
gevallen werden een voorgeschiedenis van convulsies of risicofactoren voor convulsies gemeld.
24
Tardieve dyskinesie
In vergelijkende onderzoeken van één jaar of minder werd olanzapine geassocieerd met een statistisch
significant lagere incidentie van behandelingsgerelateerde dyskinesie. Het risico op tardieve
dyskinesie neemt echter toe bij langdurige therapie; als er daarom klachten of symptomen van tardieve
dyskinesie optreden bij een patiënt die olanzapine gebruikt, dient een verlaging van de dosering of
staking overwogen te worden. Deze symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs verschijnen na het
staken van de behandeling.
Orthostatische hypotensie
Tijdens klinische onderzoeken met olanzapine werd orthostatische hypotensie af en toe waargenomen
bij ouderen. Het wordt aanbevolen de bloeddruk regelmatig te meten bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Plotselinge hartdood
In rapporten na het op de markt brengen van olanzapine is het optreden van plotselinge hartdood
gerapporteerd bij patiënten met olanzapine. In een retrospectieve observationele cohortstudie was de
kans op vooronderstelde plotselinge hartdood bij patiënten behandeld met olanzapine ongeveer twee
keer zo groot als bij patiënten die geen antipsychotica gebruikten. In de studie was het risico van
olanzapine vergelijkbaar met het risico van atypische antipsychotica die in een samengevoegde
analyse waren geïncludeerd.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten. Onderzoeken bij
patiënten tussen 13-17 jaar lieten diverse ongewenste bijwerkingen zien, zoals gewichtstoename,
veranderingen in metabole parameters en toename van prolactinespiegels (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Aspartaam
Aspartaam is een bron van fenylalanine. Het kan schadelijk zijn als u fenylketonurie (PKU) heeft.
Dit geneesmiddel moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met fenylketonurie.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen uitgevoerd bij volwassenen.
Mogelijke interacties met invloed op olanzapine
Aangezien olanzapine wordt gemetaboliseerd door CYP1A2, kunnen stoffen die dit isoenzym
specifiek kunnen induceren of remmen, de farmacokinetiek van olanzapine beïnvloeden.
Inductie van CYP1A2
Het metabolisme van olanzapine kan worden geïnduceerd door roken en carbamazepine, wat kan
leiden tot verminderde concentraties van olanzapine. Er is slechts lichte tot matige verhoging van de
klaring van olanzapine waargenomen. De klinische consequenties zijn waarschijnlijk beperkt, maar
klinische controle wordt aanbevolen en een verhoging van de dosis olanzapine kan, indien
noodzakelijk, overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Remming van CYP1A2
Van fluvoxamine, een specifieke CYP1A2-remmer, is aangetoond dat het metabolisme van olanzapine
significant remt. De gemiddelde toename in de C
max
van olanzapine, volgend op fluvoxamine, was
54 % bij vrouwelijke niet-rokers en 77 % bij mannelijke rokers. De gemiddelde toename van de AUC
van olanzapine, was respectievelijk 52 % en 108 %. Een lagere startdosis van olanzapine dient te
worden overwogen bij patiënten die fluvoxamine of enige andere CYP1A2-remmers gebruiken, zoals
ciprofloxacine. Een lagere dosis olanzapine dient te worden overwogen als wordt begonnen met een
behandeling met een remmer van CYP1A2.
Verminderde biologische beschikbaarheid
Geactiveerde kool vermindert de biologische beschikbaarheid van oraal olanzapine met 50 tot 60 % en
25
moet ten minste 2 uur voor of na olanzapine worden ingenomen.
Van fluoxetine (een remmer van CYP2D6), een enkele dosis antacidum (aluminium, magnesium) of
cimetidine is niet aangetoond dat deze de farmacokinetiek van olanzapine significant beïnvloeden.
Mogelijkheid van olanzapine om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
Olanzapine kan een antagonistisch effect hebben op directe en indirecte dopamineagonisten.
Olanzapine remt niet de belangrijkste CYP450-iso-enzymen
in vitro
(bijvoorbeeld 1A2, 2D6, 2C9,
2C19, 3A4). Er wordt dus geen specifieke interactie verwacht, zoals bevestigd met behulp van
in-
vivo-onderzoeken
waar geen remming van het metabolisme van de volgende actieve stoffen werd
gevonden: tricyclische antidepressiva (die voornamelijk de CYP2D6-route vertegenwoordigen),
warfarine (CYP2C9), theofylline (CYP1A2) of diazepam (CYP3A4 en 2C19).
Olanzapine liet geen interactie zien wanneer het gelijktijdig werd toegediend met lithium of
biperideen.
Therapeutische controle van de valproaatplasmaspiegels gaf geen indicatie dat aanpassing van de
valproaatdosis noodzakelijk is na de start van gelijktijdige toediening van olanzapine.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die alcohol gebruiken of geneesmiddelen krijgen die
depressie van het centrale zenuwstelsel kunnen veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik van olanzapine met antiparkinsongeneesmiddelen bij patiënten met de ziekte van
Parkinson en dementie wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
QTc-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer olanzapine gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die
het QTc-interval kunnen verlengen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen adequate, goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen beschikbaar. Patiënten
dienen te worden aangeraden hun arts te informeren wanneer zij zwanger raken of zwanger willen
worden tijdens de behandeling met olanzapine. Desondanks, omdat de humane ervaring beperkt is,
dient olanzapine slechts gebruikt te worden tijdens de zwangerschap wanneer het mogelijke voordeel
het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt.
Pasgeboren kinderen die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder olanzapine), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd.
Borstvoeding
In een onderzoek bij gezonde vrouwen die borstvoeding gaven, werd olanzapine uitgescheiden in de
moedermelk. De gemiddelde blootstelling van het kind (mg/kg) in 'steady state' werd geschat op 1,8 %
van de maternale olanzapinedosis (mg/kg). Patiënten dienen te worden geadviseerd hun kind geen
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van olanzapine.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de vruchtbaarheid bekend (zie rubriek 5.3 voor preklinische informatie).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
26
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Aangezien olanzapine slaperigheid en duizeligheid kan veroorzaken, dienen
patiënten gewaarschuwd te worden voor het gebruik van machines, waaronder motorvoertuigen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Volwassenen
De meest frequent (gezien bij ≥ 1 % van de patiënten) gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling
met olanzapine in klinisch onderzoek waren slaperigheid, gewichtstoename, eosinofilie, verhoogde
prolactine-, cholesterol-, glucose- en triglyceridespiegels (zie rubriek 4.4), glucosurie, toegenomen
eetlust, duizeligheid, acathisie, parkinsonisme, leukopenie, neutropenie (zie rubriek 4.4), dyskinesie,
orthostatische hypotensie, anticholinerge effecten, voorbijgaande asymptomatische verhogingen van
leveraminotransferasen (zie rubriek 4.4), huiduitslag, asthenie, moeheid, koorts, artralgie, verhoogde
alkalische fosfatase, hoog gammaglutamyltransferase, hoog urinezuur, hoog creatinefosfokinase en
oedeem.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende tabel geeft een overzicht met bijwerkingen en laboratoriumonderzoeken die zijn gemeld
via spontane meldingen en tijdens de klinische onderzoeken. Binnen elke frequentie groep, worden de
bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst. De frequenties zijn als volgt gedefinieerd:
zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000),
zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Zeer vaak
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Eosinofilie
Leukopenie
10
Neutropenie
10
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Gewichtstoename
1
Verhoogde
cholesterolspiegels
2,3
Verhoogde
glucosespiegels
4
Verhoogde
triglyceridespiegels
2,5
Glucosurie
Toegenomen eetlust
Zenuwstelselaandoeningen
Somnolentie
Duizeligheid
Acathisie
6
Parkinsonisme
6
Dyskinesie
6
Soms
Zelden
Trombocytopenie
11
Niet bekend
Overgevoeligheid
11
Ontwikkeling of
exacerbatie van
diabetes, soms
geassocieerd met
ketoacidose of coma,
waaronder enkele
gevallen met fatale
afloop (zie rubriek
4.4)
11
Convulsies waarbij in
de meeste van deze
gevallen, een
voorgeschiedenis van
convulsies of
risicofactoren voor
convulsies gemeld
is
11
Dystonie (inclusief
oogdraaiingen)
11
Tardieve dyskinesie
11
Amnesie
9
Dysartrie
Stotteren
11
Rusteloze benen
27
Onderkoeling
12
Maligne
Neuroleptica
Syndroom (MNS)
(zie rubriek 4.4.)
12
Ontwennings-
verschijnselen
7, 12
Zeer vaak
Hartaandoeningen
Vaak
Soms
syndroom
11
Bradycardie
QT
c
-verlenging (zie
rubriek 4.4)
Zelden
Ventriculaire
tachycardie/fibrillatie
plotselinge dood (zie
rubriek 4.4)
11
Niet bekend
Bloedvataandoeningen
Orthostatische
hypotensie
10
Trombo-embolie
(inclusief
longembolie en diepe
veneuze trombose)
(zie rubriek 4.4)
Ademhalings-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Epistaxis
9
Maagdarmstelselaandoeningen
Lichte, voorbijgaande
Opgezwollen buik
9
anticholinerge effecten Hypersalivatie
11
inclusief constipatie en
droge mond
Lever- en galaandoeningen
Voorbijgaande,
asymptomatische
verhogingen van
leveraminotransferasen
(ALAT, ASAT),
vooral in het begin van
de behandeling (zie
4.4)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huiduitslag
Fotosensitieve reactie
Alopecia
Pancreatitis
11
Hepatitis (inclusief
hepatocellulair,
cholestatisch of
gemengd leverletsel)
11
Drugreactie
met
eosinofilie en
systemische
symptomen
(DRESS)
Rabdomyolyse
11
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
9
Nier- en urinewegaandoeningen
Urine-incontinentie
Urineretentie
Vertraagde
urinelozing
11
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Neonataal
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Erectiestoornis bij
mannen
Verminderd libido bij
mannen en vrouwen
Amenorroe
Priapisme
12
Vergroting van de
borsten
Galactorroe bij
vrouwen
Gynecomastie/vergro-
28
Zeer vaak
Soms
Zelden
ting van de borsten bij
mannen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Moeheid
Oedeem
Koorts
10
Onderzoeken
Verhoogde
Verhoogde alkalische
Verhoogde totale
10
plasmaprolactinespie- fosfatase
bilirubine
8
gels
Hoge
creatinefosfokinase
11
Hoge gammaglutamyl-
transferase
10
Hoog urinezuur
10
1
Vaak
Niet bekend
Klinisch significante gewichtstoename werd gezien bij alle Body Mass Index (BMI)-categorieën. Na
kortetermijnbehandeling (mediane behandelingsduur 47 dagen) kwam gewichtstoename van ≥ 7% van
het lichaamsgewicht na start van de behandeling zeer vaak voor (22,2%), ≥ 15% van het
lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam vaak voor (4,2%) en gewichtstoename van ≥ 25%
van het lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam soms voor (0,8%). Bij langdurige
blootstelling (ten minste 48 weken), kwam gewichtstoename van ≥ 7%, ≥ 15% en ≥ 25% zeer vaak
voor (respectievelijk 64,4%, 31,7% en 12,3%).
2
Gemiddelde verhogingen in nuchtere lipidenwaarden (totaal cholesterol, LDL-cholesterol en
triglyceriden) waren groter bij patiënten zonder bewijs van dysregulatie van lipiden bij aanvang.
3
Er werd gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 5,17 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 6,2 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang (≥ 5,17 mmol/l -< 6,2 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 6,2 mmol/l) kwamen zeer vaak voor.
4
Er werd gezien dat normale nuchtere glucosespiegels bij aanvang (< 5,56 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 7 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere glucosespiegels bij aanvang
(≥ 5,56 -< 7 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 7 mmol/l) kwam zeer vaak voor.
5
Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (<1,69 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen (≥ 2,26 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij
aanvang (≥ 1,69 mmol/l-< 2,26 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 2,26 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
6
In klinische onderzoeken was de incidentie van Parkinsonisme en dystonie bij patiënten behandeld
met olanzapine numeriek hoger, maar niet statistisch significant verschillend van placebo. Patiënten
behandeld met olanzapine hadden een lagere incidentie van Parkinsonisme, acathisie en dystonie
vergeleken met getitreerde doses van haloperidol. Door gebrek aan gedetailleerde informatie over de
voorgeschiedenis van individuele acute en tardieve extrapiramidale bewegingsstoornissen, kan men op
dit ogenblik niet concluderen dat olanzapine minder tardieve dyskinesie en/of andere tardieve
extrapiramidale syndromen voortbrengt.
7
Acute symptomen zoals zweten, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid en overgeven zijn
gemeld wanneer olanzapine plotseling wordt gestaakt.
8
In klinische onderzoeken tot 12 weken overschreden de plasmaprolactineconcentraties de bovenste
limiet van de normale range bij ongeveer 30 % van de met olanzapine behandelde patiënten met een
normale uitgangsprolactinewaarde. Bij de meerderheid van deze patiënten waren de verhogingen in
het algemeen bescheiden en bleven beneden twee keer de bovenste limiet van de normale range.
29
9
Bijwerking geïdentificeerd in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
Beoordeeld via gemeten waarden in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
10
11
Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen waarbij de frequentie is
vastgesteld met gebruik van de geïntegreerde olanzapinedatabase.
12
Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen met een frequentie geschat op de
bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval, gebruikmakend van de geïntegreerde
olanzapinedatabase.
Langdurige blootstelling (tenminste 48 weken)
Het aandeel van de patiënten die klinische significante negatieve veranderingen ondervonden met
betrekking tot gewichtstoename, glucose, totaal/LDL/HDL-cholesterol of triglyceriden nam in de loop
van de tijd toe. Bij volwassen patiënten die gedurende 9-12 maanden werden behandeld, was de
snelheid waarmee de gemiddelde bloedglucose toenam, vertraagd na ongeveer 6 maanden.
Aanvullende informatie over speciale patiëntenpopulaties
In klinische onderzoeken bij oudere patiënten met dementie werd behandeling met olanzapine in
verband gebracht met een hogere incidentie van mortaliteit en cerebrovasculaire bijwerkingen
vergeleken met placebo (zie ook 4.4).
Zeer vaak (> 10 %) voorkomende bijwerkingen die geassocieerd worden met het gebruik van
olanzapine in deze patiëntengroep waren een abnormaal looppatroon en vallen. Pneumonie, verhoogde
lichaamstemperatuur, lethargie, erytheem, visuele hallucinaties en urine-incontinentie werden vaak
(1-10 %) waargenomen.
Uit klinische onderzoeken bij patiënten met een geneesmiddelgeïnduceerde (dopamineagonist)
psychose bij de ziekte van Parkinson werd een verergering van de parkinsonsymptomatologie
en -hallucinaties zeer vaak gemeld en vaker dan bij placebo.
In één klinisch onderzoek bij patiënten met bipolaire manie resulteerde de combinatietherapie van
valproaat met olanzapine in een neutropenie incidentie van 4,1 %; mogelijk hebben hoge
valproaatspiegels hiertoe bijgedragen. Olanzapine gaf, in combinatie met lithium of valproaat, een
toename ( 10 %) van tremor, droge mond, toename in eetlust en gewicht. Spraakstoornis werd
eveneens vaak gerapporteerd. Tijdens de behandeling met olanzapine in combinatie met lithium of
valproaat werd een gewichtstoename van 7 % of meer gezien ten opzichte van het lichaamsgewicht bij
start van de behandeling bij 17,4 % van de patiënten tijdens acute therapie (tot 6 weken).
Langetermijnbehandeling met olanzapine (tot 12 maanden) ter preventie van een recidief bij patiënten
met bipolaire stoornis werd in verband gebracht met een gewichtstoename van 7 % of meer ten
opzichte van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling bij 39,9 % van de patiënten.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar.
Hoewel er geen klinische onderzoeken zijn uitgevoerd om adolescenten te vergelijken met
volwassenen, zijn gegevens uit onderzoeken met adolescenten vergeleken met die uit onderzoeken met
volwassenen.
De volgende tabel geeft een samenvatting van de bijwerkingen die met grotere frequentie zijn gemeld
bij adolescente patiënten (leeftijd 13-17 jaar) dan bij volwassen patiënten of bijwerkingen die enkel
gemeld zijn tijdens kortetermijn klinisch onderzoek met adolescente patiënten. Klinisch significante
gewichtstoename (≥ 7 %) lijkt vaker op te treden in de adolescente populatie in vergelijking met
volwassenen met een vergelijkbare blootstelling. De omvang van de gewichtstoename en het aandeel
van de adolescente patiënten die een klinisch significante gewichtstoename hadden waren groter na
langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) dan na blootstelling gedurende korte tijd.
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De
terminologie van de frequentie is als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10).
30
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: Gewichtstoename
13
, verhoogde triglyceridespiegels
14
, toegenomen eetlust.
Vaak: Verhoogde cholesterolspiegels
15
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: Sedatie (met inbegrip van: hypersomnie, lethargie, slaperigheid).
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Droge mond
Lever- en galaandoeningen
Zeer vaak: Verhogingen van de leveraminotransferasen (ALAT/ASAT; zie rubriek 4.4).
Onderzoeken
Zeer vaak: Afgenomen totaal bilirubine, toegenomen GGT, verhoogde plasmaprolactinespiegels
16
.
13
Na kortetermijnbehandeling (mediane duur 22 dagen) kwam gewichtstoename van ≥ 7 % van het
lichaamsgewicht (kg) bij aanvang zeer vaak voor (40,6 %), ≥ 15 % van het lichaamsgewicht bij
aanvang kwam vaak voor (7,1 %) en ≥ 25 % van het lichaamsgewicht bij aanvang kwam vaak voor
(2,5 %). Bij langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) kwam 89,4 % ≥ 7 %, 55,3 % ≥ 15 % en
29,1 % ≥ 25 % van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling aan.
14
Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (< 1,016 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen (≥ 1,467 mmol/l), en dat borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang
(≥ 1,016 mmol/l-< 1,467 mmol/l) naar een hoge spiegel toenamen (≥ 1,467 mmol/l).
15
Er werd vaak gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 4,39 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen (≥ 5,17 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang (≥ 4,39 mmol/l-< 5,17 mmol/l) naar een hoge spiegel (≥ 5,17 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
16
Verhoogde plasmaprolactinespiegels werden gemeld in 47,4 % van de adolescente patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
Zeer vaak voorkomende symptomen bij overdosering (incidentie > 10 %) zijn tachycardie,
agitatie/agressiviteit, dysartrie, verschillende extrapiramidale symptomen en een verminderd
bewustzijn variërend van sedatie tot coma.
Andere medisch significante gevolgen van overdosering zijn delirium, convulsie, coma, mogelijke
maligne neurolepticasyndroom, ademhalingsdepressie, aspiratie, hypertensie of hypotensie, cardiale
aritmieën (< 2 % van de gevallen van overdosering) en hart- en ademstilstand. Dodelijke aflopen zijn
gemeld bij acute overdoses vanaf 450 mg maar overleving is ook gemeld na acute overdosis van
ongeveer 2 g olanzapine oraal.
Behandeling
Er bestaat geen specifiek antidotum tegen olanzapine. Het induceren van braken wordt niet
aanbevolen. De standaardprocedures voor de behandeling van overdosering kunnen van toepassing
zijn (dat wil zeggen maagspoeling, toediening van geactiveerde kool). Het is aangetoond dat de
gelijktijdige toediening van geactiveerde kool de orale biologische beschikbaarheid van olanzapine
met 50 tot 60 % vermindert.
Symptomatische behandeling en controle van de vitale orgaanfuncties dienen te worden ingesteld op
31
geleide van het klinisch beeld, waaronder behandeling van hypotensie en circulatoire collaps en
ondersteuning van de ademhalingsfunctie. Gebruik geen adrenaline, dopamine, of andere
sympathicomimetica met beta-agonistische activiteit, omdat stimulering van de bètareceptoren de
hypotensie kan verergeren. Het volgen van de cardiovasculaire functies is noodzakelijk om mogelijke
aritmieën te detecteren. Zorgvuldige medische supervisie en monitoren dienen te worden voortgezet
totdat de patiënt is hersteld.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, diazepines, oxazepines, thiazepines en oxepines,
ATC code: N05AH03.
Farmacodynamische effecten
Olanzapine is een antipsychoticum, een middel tegen manie en een stemmingsstabilisator dat een
breed farmacologisch profiel vertoont in een aantal receptorsystemen.
In preklinische onderzoeken vertoonde olanzapine een reeks van receptoraffiniteiten (K
i
;
100 nM)
voor serotonine 5HT
2A/2C
-, 5HT
3
- en 5HT
6
-receptoren, dopamine D
1
-, D
2
-, D
3
-, D
4
- en D
5
-receptoren,
cholinerge muscarinereceptoren (M
1
-M
5
),
1
-adrenerge receptoren en histamine H
1
-receptoren.
Diergedragsonderzoeken met olanzapine duidden op 5HT-, dopamine-, en cholinerg antagonisme,
consistent met het receptorbindingsprofiel. Olanzapine vertoonde een hogere
in-vitro-affiniteit
voor
serotonine 5HT
2
- dan dopamine D
2
-receptoren en grotere 5HT
2
-activiteit dan D
2
-activiteit in
in-vivo-
modellen. Electrofysiologische onderzoeken toonden aan dat olanzapine selectief het vuren van de
mesolimbische (A 10) dopaminerge neuronen reduceert, terwijl het weinig effect heeft op de striatale
(A 9) banen betrokken bij motorische functies. Olanzapine verlaagde een geconditioneerde
vermijdingsreactie, een test die voorspellend is voor antipsychotische activiteit, bij doses lager dan die
welke katalepsie veroorzaken, een effect dat wijst op motorische bijwerkingen. Anders dan bij
sommige andere antipsychotica neemt bij olanzapine de respons toe in een “anxiolytische” test.
In een Positron Emissie Tomografie (PET) onderzoek bij gezonde vrijwilligers met een éénmalige
orale dosis (10 mg) had olanzapine een grotere 5HT
2A
-receptorbezetting dan dopamine D
2
-
receptorbezetting. Bovendien bleek uit een Single Photon Emission Computed Tomography (SPECT)
onderzoek in schizofrene patiënten dat patiënten gevoelig voor olanzapine een lagere striatale D
2
bezetting hadden dan patiënten gevoelig voor sommige andere antipsychotica en risperidon, terwijl
deze vergelijkbaar waren met patiënten gevoelig voor clozapine.
Klinische werkzaamheid
In 2 op 2 placebo en 2 op 3 gecontroleerde vergelijkende onderzoeken met meer dan 2900 schizofrene
patiënten die zowel positieve als negatieve symptomen vertoonden werd olanzapine geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van zowel negatieve als positieve symptomen.
In een multinationaal, dubbelblind, vergelijkend onderzoek van schizofrenie, schizoaffectieve en
aanverwante stoornissen, waarbij 1481 patiënten met verschillende graad van geassocieerde
depressieve symptomen (gemiddelde uitgangswaarde van 16,6 op de Montgomery-Asberg Depression
Rating Scale-MADRS) betrokken waren, toonde een prospectieve secundaire analyse een statistisch
significante verbetering aan (p = 0,001) in de verandering van de gemoedsscore van uitgangswaarde
tot eindwaarde, in het voordeel van olanzapine (- 6,0) ten opzichte van haloperidol (- 3,1).
Bij patiënten met een manische of gemengde episode van bipolaire stoornis vertoonde olanzapine
superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo en valproaatseminatrium, terwijl de manische
symptomen over een periode van 3 weken afnamen. Olanzapine vertoonde vergelijkbare
werkzaamheidresultaten qua werkzaamheid als haloperidol, uitgedrukt in de proportie patiënten die
een symptomatische remissie van manie en depressie hadden bij 6 en 12 weken. In een comedicatie
onderzoek waarbij patiënten ten minste 2 weken werden behandeld met lithium of valproaat,
32
resulteerde de gelijktijdige toediening van 10 mg olanzapine in een grotere afname van symptomen
van manie dan met lithium- of valproaatmonotherapie na 6 weken.
In een 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode, die in
remissie waren gekomen met olanzapine en vervolgens gerandomiseerd werden naar olanzapine of
placebo, liet olanzapine een statistisch significante superioriteit boven placebo zien, gemeten volgens
het primaire eindpunt van een bipolair recidief. Olanzapine liet ook een statistisch significant voordeel
boven placebo zien in termen van preventie van ofwel een recidief van manie ofwel een recidief van
depressie.
In een tweede 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode,
die in remissie waren gekomen met een combinatie van olanzapine en lithium en vervolgens
gerandomiseerd werden naar enkel olanzapine of lithium, was olanzapine statistisch niet inferieur aan
lithium volgens het primaire eindpunt van een bipolair recidief (olanzapine 30,0 %, lithium 38,3 %;
p = 0,055).
In een 18-maanden durend onderzoek met combinatietherapie bij patiënten met een manische of
gemengde episode, die in remissie waren gekomen met olanzapine in combinatie met een
stemmingsstabilisator (lithium of valproaat), was langetermijn olanzapine combinatietherapie met
lithium of valproaat niet statistisch significant superieur ten opzichte van enkel lithium of valproaat in
het uitstellen van een bipolair recidief, gedefinieerd volgens (diagnostische) criteria van het syndroom.
Pediatrische patiënten
Gecontroleerde werkzaamheidsgegevens bij adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) zijn beperkt tot
kortetermijnstudies bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolaire I-stoornis
(3 weken), waar minder dan 200 adolescenten bij betrokken waren. Olanzapine werd gebruikt in een
flexibele dosering beginnend met 2,5 en oplopend tot 20 mg/dag. Tijdens de behandeling met
olanzapine namen de adolescenten significant veel meer in gewicht toe dan volwassenen. De omvang
van veranderingen in nuchter totaal cholesterol, LDL-cholesterol, triglyceriden en prolactine (zie
rubriek 4.4 en 4.8) was groter bij adolescenten dan bij volwassenen. Er zijn geen gecontroleerde
gegevens over het behoud van effect of over de veiligheid op de langetermijn (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Informatie over langetermijnveiligheid is primair beperkt tot open label, ongecontroleerde data.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Olanzapine orodispergeerbae tablet is bio-equivalent aan olanzapine tabletten met een gelijke snelheid
en mate van absorptie. Olanzapine orodispergeerbare tablet kan als alternatief worden gebruikt voor
olanzapine tabletten.
Absorptie
Olanzapine wordt goed geabsorbeerd na orale toediening, waarbij de piek plasmaconcentraties worden
bereikt na 5 tot 8 uur. De absorptie wordt niet beïnvloed door voedsel. De absolute orale biologische
beschikbaarheid t.o.v. intraveneuze toediening is niet vastgesteld.
Distributie
De plasma-eiwitbinding van olanzapine bedroeg ongeveer 93 % over het concentratiebereik van
ongeveer 7 tot ongeveer 1000 ng/ml. Het wordt voornamelijk gebonden aan albumine en
1
-zure
glycoproteïne.
Biotransformatie
Olanzapine wordt gemetaboliseerd in de lever via conjugatie en oxidatie. De belangrijkste metaboliet
is het 10-N-glucuronide, dat de bloedhersenbarrière niet passeert. Cytochroom P450-CYP1A2 en
P450-CYP2D6 dragen bij tot de vorming van de N-desmethyl en 2-hydroxymethyl metabolieten, die
beide in onderzoeken bij dieren
in vivo
significant minder farmacologische activiteit vertoonden dan
olanzapine. De overheersende farmacologische activiteit komt van de moederstof olanzapine.
Eliminatie
33
Na orale toediening varieerde de terminale eliminatie-halfwaardetijd van olanzapine bij gezonde
personen met leeftijd en geslacht.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij gezonde ouderen (65 jaar en ouder)
verlengd vergeleken met niet-ouderen (51,8 uur t.o.v. 33,8 uur) en de klaring was afgenomen (17,5
t.o.v. 18,2 l/uur). De farmacokinetische variabiliteit waargenomen bij ouderen valt binnen de
variabiliteit bij niet-ouderen. Bij 44 schizofrene patiënten ouder dan 65 jaar was een dosis van 5 tot
20 mg niet geassocieerd met een afwijkend profiel van ongewenste effecten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij vrouwen enigszins verlengd (36,7 uur
t.o.v. 32,3 uur) vergeleken met mannen, en de klaring was afgenomen (18,9 t.o.v. 27,3 l/uur). Echter,
olanzapine (5-20 mg) vertoonde een vergelijkbaar veiligheidsprofiel bij zowel vrouwelijke (n = 467)
als bij mannelijke patiënten (n = 869).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (creatinine klaring
10 ml/min) was er t.o.v. gezonde
personen geen significant verschil in gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd (37,7 t.o.v. 32,4 uur) of
klaring (21,2 t.o.v. 25,0 l/uur). Een massabalansonderzoek toonde aan dat ongeveer 57 % van
radiogelabelled olanzapine in de urine verscheen, hoofdzakelijk als metabolieten.
Leverfunctiestoornis
Een kleine studie naar het effect van een leverfunctiestoornis bij 6 personen met klinisch significante
cirrose (Child-Pugh score A (n = 5) en B (n = 1)) toonde weinig effect aan op de farmacokinetiek van
oraal toegediend olanzapine (enkelvoudige dosis van 2,5 – 7,5 mg): personen met een milde tot matige
leverfunctiestoornis hadden een licht verhoogde systemische klaring en een snellere
eliminatiehalfwaardetijd in vergelijking met personen zonder leverfunctiestoornis (n = 3). Er waren
meer rokers onder de personen met cirrose (4/6; 67%) dan onder personen zonder leverfunctiestoornis
(0/2; 0%).
Roken
Bij niet-rokers was t.o.v. de rokers (mannen en vrouwen) de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd
(38,6 uur t.o.v. 30,4 uur) verlengd en de klaring (18,6 t.o.v. 27,7 l/uur) afgenomen.
De plasmaklaring van olanzapine is lager bij ouderen dan bij jongeren, in vrouwen dan in mannen en
in niet-rokers dan in rokers. Echter, de grootte van de invloed van leeftijd, geslacht of roken op de
klaring en halfwaardetijd van olanzapine is klein in vergelijking met de totale inter-individuele
variabiliteit.
In een onderzoek van Kaukasische, Japanse en Chinese personen waren er geen verschillen in de
farmacokinetische parameters tussen de drie populaties.
Pediatrische patiënten
Adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar): De farmacokinetiek van olanzapine is vergelijkbaar tussen
adolescenten en volwassenen. In klinisch onderzoek was de gemiddelde olanzapineblootstelling bij
adolescenten ongeveer 27 % hoger. Demografische verschillen tussen adolescenten en volwassenen
omvatten een lager gemiddeld lichaamsgewicht en er waren minder rokers onder de adolescenten.
Dergelijke factoren dragen mogelijk bij aan een hogere gemiddelde blootstelling bij adolescenten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit (na eenmalige dosis)
De symptomen van toxiciteit bij knaagdieren na orale toediening waren karakteristiek voor potente
neuroleptica: hypoactiviteit, coma, tremoren, clonische convulsies, speekselvloed en gereduceerde
gewichtstoename. De mediane letale doses waren ongeveer 210 mg/kg (muizen) en 175 mg/kg
(ratten). Honden verdroegen eenmalige orale doses tot 100 mg/kg zonder mortaliteit. De klinische
symptomen omvatten sedatie, ataxie, tremoren, verhoging van de hartfrequentie, bemoeilijkte
ademhaling, miosis en anorexia. Bij apen veroorzaakten eenmalige orale doses tot 100 mg/kg
34
prostratie, en in hogere doses, een verlaagd bewustzijn.
Toxiciteit na herhaalde toediening
Bij onderzoeken met een duur tot 3 maanden bij muizen en tot 1 jaar bij ratten en honden werden
voornamelijk depressie van het centrale zenuwstelsel (CZS), anticholinerge effecten en perifere
hematologische stoornissen gezien. Er ontwikkelde zich tolerantie voor de CZS-depressie.
Groeiparameters verminderden bij hoge doses. Bij ratten zijn reversibele effecten gezien passend bij
een verhoogde prolactinespiegel. Zij omvatten een gewichtsvermindering van de ovaria en uterus en
morfologische veranderingen in het vaginaal epitheel en in borstklieren.
Hematologische toxiciteit
Effecten op hematologische parameters werden gevonden in alle species, waaronder dosisafhankelijke
afnamen in circulerende leukocyten in muizen en aspecifieke verlagingen van circulerende leukocyten
in ratten; er was echter geen beenmergcytotoxiciteit aantoonbaar. Er ontwikkelde zich bij enkele
honden die behandeld werden met 8 of 10 mg/kg/dag (totale olanzapineblootstelling [AUC] is 12-
15 maal groter dan die bij een dosis van 12 mg aan de mens) reversibele neutropenie, trombocytopenie
of anemie. Bij cytopenische honden werden geen ongewenste effecten waargenomen op moedercellen
en prolifererende cellen in het beenmerg.
Voortplantingstoxiciteit
Olanzapine had geen teratogene effecten. Sedatie beïnvloedde de paringsprestatie van mannelijke
ratten. Bij ratten werden de oestrus cycli beïnvloed bij doses van ten minste 1.1 mg/kg (3 maal de
maximale dosis bij de mens) en de voortplantingsparameters werden beïnvloed bij doses van ten
minste 3 mg/kg (9 maal de maximale dosis bij de mens). De nakomelingen van met olanzapine
behandelde ratten bleken in foetale ontwikkeling vertraagd te zijn en bij deze werden voorbijgaande
dalingen in activiteit gezien.
Mutageniciteit
In een volledige reeks van standaardtesten, waaronder bacteriële mutatietesten en in-vitro- en in-vivo-
zoogdiertesten, was olanzapine niet mutageen noch veroorzaakte het een chromosoombreuk.
Carcinogeniteit
Op basis van de resultaten van onderzoeken bij muizen en ratten werd geconcludeerd dat olanzapine
niet carcinogeen is.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Crospovidone
Laag-gesubstitueerd hydroxypropylcellulose
Aspartaam
Calciumsilicaat
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
5 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
35
Houdbaarheid
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Zalasta orodispergeerbare tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten
verpakt in blisterverpakking (Al/OPA/Al/PVC).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/032-036
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/037-041
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/042-046
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/047-051
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/052-056
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 september 2007
Datum van laatste verlenging: 26 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu
36
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
37
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
KRKA, d.d., Novo mesto
Šmarješka cesta 6
8501 Novo mesto
Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
ul. Równoległa 5
02-235 Warszawa
Polen
TAD Pharma GmbH
Heinz-Lohmann-Straße 5
27472 Cuxhaven
Duitsland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.
38
ANNEX III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
39
A. ETIKETTERING
40
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 2,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
41
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/001 (14 tabletten)
EU/1/07/415/002 (28 tabletten)
EU/1/07/415/003 (35 tabletten)
EU/1/07/415/004 (56 tabletten)
EU/1/07/415/005 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 2,5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 2,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
43
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
44
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/006 (14 tabletten)
EU/1/07/415/007 (28 tabletten)
EU/1/07/415/008 (35 tabletten)
EU/1/07/415/009 (56 tabletten)
EU/1/07/415/010 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
45
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
46
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 7,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
47
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/011 (14 tabletten)
EU/1/07/415/012 (28 tabletten)
EU/1/07/415/013 (35 tabletten)
EU/1/07/415/014 (56 tabletten)
EU/1/07/415/015 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 7,5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
48
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 7,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
49
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 10 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 10 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
7 tabletten
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
50
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/016 (7 tabletten)
EU/1/07/415/017 (14 tabletten)
EU/1/07/415/018 (28 tabletten)
EU/1/07/415/019 (35 tabletten)
EU/1/07/415/020 (56 tabletten)
EU/1/07/415/021 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 10 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
51
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 10 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
52
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 15 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 15 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
53
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/022 (14 tabletten)
EU/1/07/415/023 (28 tabletten)
EU/1/07/415/024 (35 tabletten)
EU/1/07/415/025 (56 tabletten)
EU/1/07/415/026 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 15 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
54
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 15 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
55
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 20 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 20 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
tablet
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
56
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/027 (14 tabletten)
EU/1/07/415/028 (28 tabletten)
EU/1/07/415/029 (35 tabletten)
EU/1/07/415/030 (56 tabletten)
EU/1/07/415/031 (70 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 20 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
57
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 20 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
58
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
I
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
I
Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg olanzapine.
I
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
I
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
I
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
I
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
I
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
59
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/032 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/033 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/034 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/035 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/036 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
60
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
61
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
1. Afscheuren
2. Verwijderen
62
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 7,5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
I
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
I
Elke orodispergeerbare tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
I
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
I
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
I
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
I
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
I
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
63
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/037 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/038 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/039 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/040 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/041 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
64
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
65
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 7,5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
1. Afscheuren
2. Verwijderen
66
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 10 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
I
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
I
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg olanzapine.
I
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
I
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
I
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
I
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
I
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
67
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/042 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/043 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/044 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/045 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/046 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
68
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
69
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 10 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
1. Afscheuren
2. Verwijderen
70
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 15 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
I
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
I
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg olanzapine.
I
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
I
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
I
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
I
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
I
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
71
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/047 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/048 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/049 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/050 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/051 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
72
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
73
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 15 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
1. Afscheuren
2. Verwijderen
74
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE VOOR ZALASTA 20 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
I
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
I
Elke orodispergeerbare tablet bevat 20 mg olanzapine.
I
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
I
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
I
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
I
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
I
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
75
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/052 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/053 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/054 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/055 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/056 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
76
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
77
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 20 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
KRKA
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
1. Afscheuren
2. Verwijderen
78
B. BIJSLUITER
79
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Zalasta 2,5 mg tabletten
Zalasta 5 mg tabletten
Zalasta 7,5 mg tabletten
Zalasta 10 mg tabletten
Zalasta 15 mg tabletten
Zalasta 20 mg tabletten
Olanzapine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Zalasta bevat de werkzame stof olanzapine. Zalasta behoort tot een groep van geneesmiddelen die
antipsychotica wordt genoemden wordt gebruikt ter behandeling van de volgende aandoeningen:
-
Schizofrenie, een ziekte met verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er
niet zijn; waangedachten; ongebruikelijke achterdocht en teruggetrokken gedrag. Mensen
met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig of gespannen voelen.
-
Matige tot ernstige manische episoden, een aandoening met verschijnselen van opwinding of
euforie.
Gebleken is dat Zalasta herhaling van deze verschijnselen voorkomt bij patiënten met bipolaire
stoornis bij wie de manische episode reageerde op behandeling met olanzapine.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u extra voorzichtig zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Een allergische reactie kan herkend worden door huiduitslag, jeuk, een gezwollen
gezicht, gezwollen lippen, of kortademigheid. Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan
uw arts.
-
Er zijn bij u oogproblemen zoals bepaalde vormen van glaucoom (verhoogde druk in het oog)
vastgesteld.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
-
Het gebruik van Zalasta door oudere patiënten met dementie wordt niet aanbevolen aangezien er
ernstige bijwerkingen kunnen optreden.
-
Geneesmiddelen van dit type kunnen abnormale bewegingen van met name het gezicht of de
80
-
-
-
-
tong veroorzaken. Als dit optreedt terwijl u Zalasta gebruikt, moet u dit aan uw arts vertellen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen geneesmiddelen van dit type een combinatie van koorts, een
snellere ademhaling, transpiratie, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid veroorzaken. Indien
dit voorkomt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is gewichtstoename geconstateerd. U en uw arts moeten
regelmatig uw gewicht controleren.
Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is een hoog bloedsuikergehalte en een hoog vetgehalte
(triglyceriden en cholesterol) geconstateerd. Voordat u begint met het gebruik van Zalasta, en
regelmatig tijdens de behandeling, moet uw arts bloedtesten doen om uw bloedsuiker en
bepaalde vetgehalten te controleren. Overweeg, indien nodig, verwijzing naar een diëtist of hulp
bij het opstellen van een dieet.
Vertel het uw arts als u of iemand in uw familie bloedstolsels heeft gehad, omdat
geneesmiddelen als deze in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
Als u lijdt aan een van de volgende ziekten, vertel dit dan zo snel mogelijk aan uw arts:
-
beroerte of “kleine” beroerte (tijdelijke symptomen van beroerte)
-
ziekte van Parkinson
-
prostaatklachten
-
belemmerde darmpassage (paralytische ileus)
-
lever- of nierziekte
-
bloedstoornissen
-
hartaandoening
-
diabetes
-
toevallen
-
als u weet dat u een zouttekort kunt hebben door langdurige ernstige diarree en braken of door
gebruik van plaspillen (diuretica)
Indien u lijdt aan dementie, dient u of uw verzorger/familie aan uw arts te vertellen of u ooit een
beroerte of 'kleine' beroerte hebt gehad.
Indien u ouder dan 65 jaar bent, kan als voorzorgsmaatregel regelmatig uw bloeddruk door uw arts
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zalasta is niet bestemd voor patiënten die jonger zijn dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik alleen andere geneesmiddelen indien u Zalasta gebruikt als uw arts zegt dat dit kan. U kunt
zich slaperig voelen als u Zalasta samen gebruikt met geneesmiddelen tegen depressie of
geneesmiddelen tegen angst of slaapmiddelen (tranquillizers).
Gebruikt u naast Zalasta nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kortgeleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Vertel het met name aan uw arts wanneer u:
-
geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson gebruikt
-
carbamazepine (gebruikt bij epilepsie en om de stemming in evenwicht te houden), fluvoxamine
(een geneesmiddel tegen depressie) of ciprofloxacine (een antibioticum) gebruikt; het kan nodig
zijn om uw dosis Zalasta aan te passen.
Waarop moet u letten met alcohol?
Drink geen alcohol als u Zalasta gebruikt omdat Zalasta en alcohol samen u suf kunnen maken.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Men dient dit geneesmiddel
81
niet aan u voor te schrijven indien u borstvoeding geeft, aangezien kleine hoeveelheden Zalasta in de
moedermelk terecht kunnen komen.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Zalasta in het laatste
trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke
spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last
krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er bestaat een risico op sufheid als u Zalasta gebruikt. Als dit optreedt dient u geen voertuigen te
besturen of gereedschappen of machines te bedienen. Vertel dit aan uw arts.
Zalasta bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal u vertellen hoeveel Zalasta tabletten u dient in te nemen, en voor hoelang. De dagelijkse
dosis Zalasta is tussen 5 mg en 20 mg.
Raadpleeg uw arts indien de symptomen terugkeren maar stop niet met het innemen van Zalasta tenzij
uw arts u vertelt dat te doen.
Zalasta tabletten dienen eenmaal daags te worden ingenomen volgens advies van de arts. Probeer uw
tabletten iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u dit met of zonder voedsel
doet. U moet de tabletten in hun geheel met water doorslikken.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Patiënten die meer Zalasta hebben ingenomen dan voorgeschreven hebben de volgende symptomen
ervaren: versneld kloppen van het hart, agitatie/agressie, problemen met spraak, ongewone
bewegingen (met name van gezicht of tong) en een verminderd bewustzijn. Andere symptomen
kunnen zijn: acute verwardheid, convulsies (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren, verstijfde spieren en een suf gevoel of slaperigheid, vertraging van de
ademhaling, zich verslikken, hoge bloeddruk of lage bloeddruk, abnormale hartritmes. Neem direct
contact op met uw arts of het ziekenhuis als u een van bovenstaande verschijnselen krijgt. Laat de arts
uw verpakking met tabletten zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw tabletten zodra u dat opmerkt. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van deze tabletten alleen omdat u zich beter voelt. Het is van belang dat u
ze blijft gebruiken voor zolang als uw arts dit aangeeft.
Indien u plotseling stopt met het gebruik van Zalasta kunnen symptomen optreden zoals zweten, niet
kunnen slapen, beven, angst of misselijkheid en overgeven. Uw arts kan u adviseren om geleidelijk de
dosis te verminderen voordat u stopt met de behandeling.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
82
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Informeer uw arts meteen als u een van de volgende verschijnselen heeft:
-
ongebruikelijke bewegingen vooral van gezicht en tong (een vaak voorkomende bijwerking die
kan voorkomen bij 1 op de 10 mensen);
-
bloedstolsels in de aderen (een soms voorkomende bijwerking die kan voorkomen bij 1 op de
100 mensen), met name in de benen (verschijnselen zijn onder andere zwelling, pijn en
roodkleuring van het been), die zich door de bloedvaten kunnen verplaatsen naar de longen,
waardoor ze pijn op de borst en moeilijkheden bij het ademen kunnen veroorzaken. Als u een
van deze verschijnselen constateert, win dan onmiddellijk medisch advies in;
-
een combinatie van koorts, sneller ademen, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid (hoe
vaak deze bijwerking voorkomt, is op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) zijn onder
andere gewichtstoename, slaperigheid en toename van de prolactinespiegel in het bloed. In de vroege
stadia van de behandeling kunnen sommige mensen zich duizelig voelen of flauwvallen (met een trage
hartslag), vooral wanneer men overeind komt vanuit een liggende of zittende positie. Dit gaat
gewoonlijk vanzelf over, maar als dit niet het geval is, raadpleeg dan uw arts.
Vaak gemelde bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) zijn veranderingen
in de concentraties van sommige bloedcellen en circulerende vetten in het bloed, tijdelijke verhogingen
van de leverenzymen in het begin van de behandeling, verhogingen in de suikerspiegel in het bloed en
de urine, verhogingen van de spiegels van urinezuur en creatinefosfokinase in het bloed, meer
hongergevoel, duizeligheid, rusteloosheid, beven, ongebruikelijke bewegingen (dyskinesie),
verstopping, droge mond, huiduitslag, krachtsverlies, extreme vermoeidheid, vasthouden van vocht
wat leidt tot zwelling van de handen, enkels of voeten, koorts, gewrichtspijn en seksueel
disfunctioneren zoals afgenomen libido bij mannen en vrouwen of erectiestoornis bij mannen.
Soms voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen) zijn
overgevoeligheid (bijvoorbeeld zwelling in de mond en keel, jeuk, huiduitslag), diabetes of erger
worden van diabetes, soms geassocieerd met ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
toevallen, gewoonlijk geassocieerd met een voorgeschiedenis van toevallen (epilepsie), spierstijfheid
of spasmen (met inbegrip van oogbewegingen), rusteloze benen syndroom, problemen met praten,
stotteren, langzame hartslag, gevoelig zijn voor zonlicht, neusbloeding, opgezwollen buik, kwijlen,
geheugenverlies of vergeetachtigheid, urine-incontinentie, niet kunnen plassen, haaruitval,
afwezigheid of afname van menstruele perioden, en veranderingen in de borsten bij mannen en
vrouwen zoals een abnormale productie van melk of abnormale groei.
Zelden voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1000 mensen) zijn
onder meer verlaging van de normale lichaamstemperatuur, afwijkende hartritmes, plotselinge
onverklaarbare dood, ontsteking van de alvleesklier die ernstige buikpijn, koorts en ziekte kan
veroorzaken, leveraandoening die tot uiting komt als geel worden van de huid en van de witte
gedeelten in de ogen, spierziekte tot uiting komend als onverklaarbare pijn, en langdurige en/of
pijnlijke erectie.
Zeer zelden ernstige allergische reacties zoals DRESS (Drugreactie met eosinofilie en systemische
symptomen). DRESS begint met griepachtige symptomen en huiduitslag in het gezicht, die zich
daarna verder over het lichaam verspreidt, hoge temperatuur, vergrote lymfeklieren, verhoogde
leverenzymwaarden die blijken uit bloedtests en een toename van een soort witte bloedcel
(eosinofilie).
Tijdens eens behandeling met olanzapine hebben oudere patiënten met dementie een verhoogde kans
op een beroerte, longontsteking, urine-incontinentie, extreme vermoeidheid, dingen die er niet zijn,
verhoging van de lichaamstemperatuur, roodheid van de huid en kunnen ze vallen en problemen
83
ondervinden met lopen. Er zijn enkele fatale gevallen gemeld bij deze specifieke patiëntengroep.
Bij patiënten met de ziekte van Parkinson kan Zalasta de symptomen verergeren.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht
.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof is olanzapine. Elke tablet bevat 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg of
20 mg actief bestanddeel.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: lactose monohydraat, gepoederd cellulose,
gepregelatiniseerd maïszetmeel , maïszetmeel, watervrij colloïdaal silicium, magnesiumstearaat.
Zie rubriek 2 “Zalasta bevat lactose”.
Hoe ziet Zalasta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Zalasta 2,5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels.
Zalasta 5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '5' inscriptie.
Zalasta 7,5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '7.5' inscriptie.
Zalasta 10 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '10' inscriptie.
Zalasta 15 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '15' inscriptie.
Zalasta 20 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '20' inscriptie.
Zalasta 2,5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 7,5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 10 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 7, 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
84
blisterverpakkingen.
Zalasta 15 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 20 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
Fabrikant
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o., ul. Równoległa 5, 02-235 Warszawa, Polen
TAD Pharma GmbH, Heinz-Lohmann-Straße 5, 27472 Cuxhaven, Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
KRKA Belgium, SA.
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62
България
КРКА България ЕООД
Teл.: + 359 (02) 962 34 50
Česká republika
KRKA ČR, s.r.o.
Tel: + 420 (0) 221 115 150
Danmark
KRKA Sverige AB
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Deutschland
TAD Pharma GmbH
Tel: + 49 (0) 4721 606-0
Eesti
KRKA, d.d., Novo mesto Eesti filiaal
Tel: + 372 (0) 6 671 658
Ελλάδα
KRKA ΕΛΛΑΣ ΕΠΕ
Τηλ: + 30 2100101613
España
KRKA Farmacéutica, S.L.
Tel: + 34 911 61 03 80
France
KRKA France Eurl
Tél: + 33 (0)1 57 40 82 25
Hrvatska
KRKA - FARMA d.o.o.
Tel: + 385 1 6312 100
Lietuva
UAB KRKA Lietuva
Tel: + 370 5 236 27 40
Luxembourg/Luxemburg
KRKA Belgium, SA.
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Magyarország
KRKA Magyarország Kereskedelmi Kft.
Tel.: + 36 (1) 355 8490
Malta
E. J. Busuttil Ltd.
Tel: + 356 21 445 885
Nederland
KRKA Belgium, SA.
Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Norge
KRKA Sverige AB
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Österreich
KRKA Pharma GmbH, Wien
Tel: + 43 (0)1 66 24 300
Polska
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
Tel.: + 48 (0)22 573 7500
Portugal
KRKA Farmacêutica, Sociedade Unipessoal Lda.
Tel: + 351 (0)21 46 43 650
România
KRKA Romania S.R.L., Bucharest
Tel: + 4 021 310 66 05
85
Ireland
KRKA Pharma Dublin, Ltd.
Tel: + 353 1 413 3710
Ísland
LYFIS ehf.
Sími: + 354 534 3500
Italia
KRKA Farmaceutici Milano S.r.l.
Tel: + 39 02 3300 8841
Κύπρος
KI.PA. (PHARMACAL) LIMITED
Τηλ: + 357 24 651 882
Latvija
KRKA Latvija SIA
Tel: + 371 6 733 86 10
Slovenija
KRKA, d.d., Novo mesto
Tel: + 386 (0) 1 47 51 100
Slovenská republika
KRKA Slovensko, s.r.o.
Tel: + 421 (0) 2 571 04 501
Suomi/Finland
KRKA Finland Oy
Puh/Tel: + 358 20 754 5330
Sverige
KRKA Sverige AB
Tel: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
United Kingdom (Northern Ireland)
Consilient Health Limited
Tel: + 353 (0)1 2057760
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu
86
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Zalasta bevat de werkzame stof olanzapine. Zalasta behoort tot een groep van geneesmiddelen die
antipsychotica wordt genoemden wordt gebruikt ter behandeling van de volgende aandoeningen:
-
Schizofrenie, een ziekte met verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er
niet zijn; waangedachten; ongebruikelijke achterdocht en teruggetrokken gedrag. Mensen
met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig of gespannen voelen.
-
Matige tot ernstige manische episoden, een aandoening met verschijnselen van opwinding of
euforie.
Gebleken is dat Zalasta herhaling van deze verschijnselen voorkomt bij patiënten met bipolaire
stoornis bij wie de manische episode reageerde op behandeling met olanzapine.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
als u allergisch bent voor olanzapine of voor een van de andere bestanddelen van dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.. Een allergische reactie kan herkend
worden door huiduitslag, jeuk, een gezwollen gezicht, gezwollen lippen, of kortademigheid. Als
dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts.
-
indien voorheen reeds oogproblemen zoals bepaalde vormen van glaucoom (verhoogde druk in
het oog) bij u werd vastgesteld.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt
-
Het gebruik van Zalasta bij oudere patiënten met dementie wordt niet aanbevolen aangezien er
ernstige bijwerkingen kunnen optreden.
-
Geneesmiddelen van dit type kunnen abnormale bewegingen van met name het gezicht of de
tong veroorzaken. Als dit optreedt terwijl u Zalasta gebruikt, moet u dit aan uw arts vertellen.
87
-
-
-
-
In zeer zeldzame gevallen kunnen geneesmiddelen van dit type een combinatie van koorts, een
snellere ademhaling, transpiratie, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid veroorzaken. Indien
dit voorkomt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is gewichtstoename geconstateerd. U en uw arts moeten
regelmatig uw gewicht controleren.
Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is een hoog bloedsuikergehalte en een hoog vetgehalte
(triglyceriden en cholesterol) geconstateerd. Voordat u begint met het gebruik van Zalasta, en
regelmatig tijdens de behandeling, moet uw arts bloedtesten doen om uw bloedsuiker en
bepaalde vetgehalten te controleren. Overweeg, indien nodig, verwijzing naar een diëtist of hulp
bij het opstellen van een dieet.
Vertel het uw arts als u of iemand in uw familie bloedstolsels heeft gehad, omdat
geneesmiddelen als deze in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
Als u lijdt aan een van de volgende ziekten, vertel dit dan zo snel mogelijk aan uw arts:
-
beroerte of “kleine” beroerte (tijdelijke symptomen van beroerte)
-
ziekte van Parkinson
-
prostaatklachten
-
belemmerde darmpassage (paralytische ileus)
-
lever- of nierziekte
-
bloedstoornissen
-
hartaandoening
-
diabetes
-
toevallen
-
als u weet dat u een zouttekort kunt hebben door langdurige ernstige diarree en braken of door
gebruik van plaspillen (diuretica)
Indien u lijdt aan dementie, dient u of uw verzorger/familie aan uw arts te vertellen of u ooit een
beroerte of 'kleine' beroerte hebt gehad.
Indien u ouder dan 65 jaar bent, kan als voorzorgsmaatregel regelmatig uw bloeddruk door uw arts
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zalasta is niet bestemd voor patiënten die jonger zijn dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik alleen andere geneesmiddelen indien u Zalasta gebruikt als uw arts zegt dat dit kan. U kunt
zich slaperig voelen als u Zalasta samen gebruikt met geneesmiddelen tegen depressie of
geneesmiddelen tegen angst of slaapmiddelen (tranquillizers). Vertel dat dan uw arts.
Vertel het met name aan uw arts wanneer u:
-
geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson gebruikt.
-
carbamazepine (gebruikt bij epilepsie en om de stemming in evenwicht te houden), fluvoxamine
(een geneesmiddel tegen depressie) of ciprofloxacine (een antibioticum) gebruikt; het kan nodig
zijn om uw dosis Zalasta aan te passen.
Waarop moet u letten met alcohol?
Drink geen alcohol als u Zalasta gebruikt omdat Zalasta en alcohol samen u suf kunnen maken.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. U dient dit geneesmiddel
niet te gebruiken tijdens de zwangerschap, tenzij u dit heeft overlegd met uw arts.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Zalasta in het laatste
trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke
spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last
88
krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er bestaat een risico op sufheid als u Zalasta gebruikt. Als dit optreedt dient u geen voertuigen te
besturen of gereedschappen of machines te bedienen. Vertel dit aan uw arts.
Zalasta bevat aspartaam
Dit middel bevat 0,50 mg aspartaam in elke 5 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 0,75 mg aspartaam in elke 7,5 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 1,00 mg aspartaam in elke 10 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 1,50 mg aspartaam in elke 15 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 2,00 mg aspartaam in elke 20 mg orodispergeerbare tablet.
Aspartaam is een bron van fenylalanine. Het kan schadelijk zijn als u fenylketonurie (PKU) heeft, een
zeldzame erfelijke aandoening waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed
kan omzetten.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Volg bij de inname van dit geneesmiddel steeds nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij
twijfel uw arts of apotheker.
Uw arts zal u vertellen hoeveel Zalasta tabletten u dient in te nemen, en voor hoelang. De dagelijkse
dosis Zalasta is tussen 5 mg en 20 mg.
Raadpleeg uw arts indien de symptomen terugkeren maar stop niet met het innemen van Zalasta tenzij
uw arts u vertelt dat te doen.
Zalasta tabletten dienen eenmaal daags te worden ingenomen volgens advies van de arts. Probeer uw
tabletten iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u dit met of zonder voedsel
doet.
Zalasta tabletten breken gemakkelijk. U moet er daarom voorzichtig mee omgaan. Pak de tabletten
niet met natte handen omdat de tabletten uit elkaar kunnen vallen. Neem de tablet uit de verpakking
als volgt:
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
De tablet begint binnen enkele seconden uiteen te vallen in de mond en kan worden ingeslikt met of
zonder water. Uw mond dient leeg te zijn vooraleer de tablet op de tong wordt geplaatst.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Patiënten die meer Zalasta hebben gekregen dan voorgeschreven hebben de volgende symptomen
ervaren: versneld kloppen van het hart, agitatie/agressie, problemen met spraak, ongewone
89
bewegingen (met name van gezicht of tong) en een verminderd bewustzijn. Andere symptomen
kunnen onder andere zijn: acute verwardheid, convulsies (epilepsie), coma, een combinatie van koorts,
versnelde ademhaling, transpireren, verstijfde spieren en een suf gevoel of slaperigheid, vertraging van
de ademhaling, zich verslikken, hoge of lage bloeddruk, abnormale hartritmes. Neem direct contact op
met uw arts of het ziekenhuis als u een van bovenstaande verschijnselen krijgt. Laat de arts uw
verpakking met tabletten zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw tabletten zodra u dat opmerkt. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van deze tabletten alleen omdat u zich beter voelt. Het is van belang dat u
ze blijft gebruiken voor zolang als uw arts dit aangeeft.
Indien u plotseling stopt met het gebruik van Zalasta kunnen symptomen optreden zoals zweten, niet
kunnen slapen, beven, angst of misselijkheid en overgeven. Uw arts kan u adviseren om geleidelijk de
dosis te verminderen voordat u stopt met de behandeling.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel, kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Informeer uw arts meteen als u een van de volgende verschijnselen heeft:
-
ongebruikelijke bewegingen vooral van gezicht en tong (een vaak voorkomende bijwerking die
kan voorkomen bij 1 op de 10 mensen);
-
bloedstolsels in de aderen (een soms voorkomende bijwerking die kan voorkomen bij 1 op de
100 mensen), met name in de benen (verschijnselen zijn onder andere zwelling, pijn en
roodkleuring van het been), die zich door de bloedvaten kunnen verplaatsen naar de longen,
waardoor ze pijn op de borst en moeilijkheden bij het ademen kunnen veroorzaken. Als u een
van deze verschijnselen constateert, win dan onmiddellijk medisch advies in;
-
een combinatie van koorts, sneller ademen, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid (hoe
vaak deze bijwerking voorkomt, is op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) zijn onder
andere gewichtstoename, slaperigheid en toename van de prolactinespiegel in het bloed. In de vroege
stadia van de behandeling kunnen sommige mensen zich duizelig voelen of flauwvallen (met een trage
hartslag), vooral wanneer men overeind komt vanuit een liggende of zittende positie. Dit gaat
gewoonlijk vanzelf over, maar als dit niet het geval is, raadpleeg dan uw arts.
Vaak gemelde bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) zijn veranderingen
in de concentraties van sommige bloedcellen en circulerende vetten in het bloed, tijdelijke verhogingen
van de leverenzymen in het begin van de behandeling, verhogingen in de suikerspiegel in het bloed en
de urine, verhogingen van de spiegels van urinezuur en creatinefosfokinase in het bloed, meer
hongergevoel, duizeligheid, rusteloosheid, beven, ongebruikelijke bewegingen (dyskinesie),
verstopping, droge mond, huiduitslag, krachtsverlies, extreme vermoeidheid, vasthouden van vocht
wat leidt tot zwelling van de handen, enkels of voeten, koorts, gewrichtspijn en seksueel
disfunctioneren zoals afgenomen libido bij mannen en vrouwen of erectiestoornis bij mannen.
Soms voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen) zijn
overgevoeligheid (bijvoorbeeld zwelling in de mond en keel, jeuk, huiduitslag), diabetes of erger
worden van diabetes, soms geassocieerd met ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
toevallen, gewoonlijk geassocieerd met een voorgeschiedenis van toevallen (epilepsie), spierstijfheid
90
of spasmen (met inbegrip van oogbewegingen), rusteloze benen syndroom, problemen met praten,
stotteren, langzame hartslag, gevoelig zijn voor zonlicht, neusbloeding, opgezwollen buik, kwijlen,
geheugenverlies of vergeetachtigheid, urine-incontinentie, niet kunnen plassen, haaruitval,
afwezigheid of afname van menstruele perioden, en veranderingen in de borsten bij mannen en
vrouwen zoals een abnormale productie van melk of abnormale groei.
Zelden voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1000 mensen) zijn
onder meer verlaging van de normale lichaamstemperatuur, afwijkende hartritmes, plotselinge
onverklaarbare dood, ontsteking van de alvleesklier die ernstige buikpijn, koorts en ziekte kan
veroorzaken, leveraandoening die tot uiting komt als geel worden van de huid en van de witte
gedeelten in de ogen, spierziekte tot uiting komend als onverklaarbare pijn, en langdurige en/of
pijnlijke erectie.
Zeer zelden ernstige allergische reacties zoals DRESS (Drugreactie met eosinofilie en systemische
symptomen). DRESS begint met griepachtige symptomen en huiduitslag in het gezicht, die zich
daarna verder over het lichaam verspreidt, hoge temperatuur, vergrote lymfeklieren, verhoogde
leverenzymwaarden die blijken uit bloedtests en een toename van een soort witte bloedcel
(eosinofilie).
Tijdens eens behandeling met olanzapine hebben oudere patiënten met dementie een verhoogde kans
op een beroerte, longontsteking, urine-incontinentie, extreme vermoeidheid, dingen die er niet zijn,
verhoging van de lichaamstemperatuur, roodheid van de huid en kunnen ze vallen en problemen
ondervinden met lopen. Er zijn enkele fatale gevallen gemeld bij deze specifieke patiëntengroep.
Bij patiënten met de ziekte van Parkinson kan Zalasta de symptomen verergeren.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht
.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof is olanzapine. Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg, 7,5 mg, 10 mg,
15 mg of 20 mg olanzapine.
-
De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, microkristallijne cellulose, crospovidon, laag-
gesubstitueerd hydroxypropylcellulose, aspartaam, calciumsilicaat, magnesiumstearaat.
91
Zie rubriek “Zalasta bevat aspartaam”.
Hoe ziet Zalasta er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
Zalasta orodispergeerbare tabletten 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg of 20 mg zijn: gele, ronde, licht
biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 5 mg, 7,5 mg. 10 mg, 15 mg en 20 mg orodispergeerbare tabletten zijn beschikbaar in doosjes
van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in blisterverpakkingen.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
Fabrikant
KRKA, d.d., Novo mesto, Šmarješka cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o., ul. Równoległa 5, 02-235 Warszawa, Polen
TAD Pharma GmbH, Heinz-Lohmann-Straße 5, 27472 Cuxhaven, Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
KRKA Belgium, SA.
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62
България
КРКА България ЕООД
Teл.: + 359 (02) 962 34 50
Česká republika
KRKA ČR, s.r.o.
Tel: + 420 (0) 221 115 150
Danmark
KRKA Sverige AB
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Deutschland
TAD Pharma GmbH
Tel: + 49 (0) 4721 606-0
Eesti
KRKA, d.d., Novo mesto Eesti filiaal
Tel: + 372 (0) 6 671 658
Ελλάδα
KRKA ΕΛΛΑΣ ΕΠΕ
Τηλ: + 30 2100101613
España
KRKA Farmacéutica, S.L.
Tel: + 34 911 61 03 80
France
KRKA France Eurl
Tél: + 33 (0)1 57 40 82 25
Lietuva
UAB KRKA Lietuva
Tel: + 370 5 236 27 40
Luxembourg/Luxemburg
KRKA Belgium, SA.
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Magyarország
KRKA Magyarország Kereskedelmi Kft.
Tel.: + 36 (1) 355 8490
Malta
E. J. Busuttil Ltd.
Tel: + 356 21 445 885
Nederland
KRKA Belgium, SA.
Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Norge
KRKA Sverige AB
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Österreich
KRKA Pharma GmbH, Wien
Tel: + 43 (0)1 66 24 300
Polska
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
Tel.: + 48 (0)22 573 7500
Portugal
KRKA Farmacêutica, Sociedade Unipessoal Lda.
Tel: + 351 (0)21 46 43 650
92
Hrvatska
KRKA - FARMA d.o.o.
Tel: + 385 1 6312 100
Ireland
KRKA Pharma Dublin, Ltd.
Tel: + 353 1 413 3710
Ísland
LYFIS ehf.
Sími: + 354 534 3500
Italia
KRKA Farmaceutici Milano S.r.l.
Tel: + 39 02 3300 8841
Κύπρος
KI.PA. (PHARMACAL) LIMITED
Τηλ: + 357 24 651 882
Latvija
KRKA Latvija SIA
Tel: + 371 6 733 86 10
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
România
KRKA Romania S.R.L., Bucharest
Tel: + 4 021 310 66 05
Slovenija
KRKA, d.d., Novo mesto
Tel: + 386 (0) 1 47 51 100
Slovenská republika
KRKA Slovensko, s.r.o.
Tel: + 421 (0) 2 571 04 501
Suomi/Finland
KRKA Finland Oy
Puh/Tel: + 358 20 754 5330
Sverige
KRKA Sverige AB
Tel: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
United Kingdom (Northern Ireland)
Consilient Health Limited
Tel: + 353 (0)1 2057760
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu
93

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Zalasta 5 mg tabletten
Zalasta 7,5 mg tabletten
Zalasta 10 mg tabletten
Zalasta 15 mg tabletten
Zalasta 20 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Zalasta 2,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg olanzapine.
Zalasta 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg olanzapine.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
Zalasta 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg olanzapine.
Zalasta 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg olanzapine.
Zalasta 20 mg tabletten
Elke tablet bevat 20 mg olanzapine.
Hulpstof met bekend effect
Zalasta 2,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 40,4 mg lactose.
Zalasta 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 80,9 mg lactose.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Elke tablet bevat 121,3 mg lactose.
Zalasta 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 161,8 mg lactose.
Zalasta 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 242,7 mg lactose.
Zalasta 20 mg tabletten
Elke tablet bevat 323,5 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet.
Zalasta 5 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een '5'
inscriptie.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een '7.5'
inscriptie.
Zalasta 10 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een '10'
inscriptie.
Zalasta 15 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een '15'
inscriptie.
Zalasta 20 mg tabletten
Tabletten zijn ronde, licht biconvexe, lichtgele tabletten met mogelijk gele spikkels en een '20'
inscriptie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Volwassenen
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van schizofrenie.
Olanzapine is effectief in het handhaven van de klinische verbetering bij voortgezette behandeling van
patiënten die in het beginstadium reageerden op de behandeling.
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van matig tot ernstige manische episode.
Bij patiënten wier manische episode heeft gereageerd op behandeling met olanzapine, is olanzapine
bestemd ter voorkoming van een recidief bij patiënten met bipolaire stoornis (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen startdosering voor olanzapine is 10 mg per dag.
Manische episode: de startdosering is 15 mg, als eenmalige dosis bij monotherapie of 10 mg dagelijks
in combinatietherapie (zie rubriek 5.1).
Ter voorkoming van een recidief bij bipolaire stoornis: de aanbevolen startdosis is 10 mg per dag. Bij
patiënten die olanzapine hebben gekregen voor de behandeling van een manische episode, dient een
behandeling ter voorkoming van een recidief te worden voortgezet met dezelfde dosis. Indien zich een
nieuwe manische, gemengde, of depressieve periode voordoet, dient de therapie met olanzapine te
worden voortgezet (met optimalisering van de dosis indien noodzakelijk), met aanvullende therapie
om de stemmingssymptomen te behandelen, op geleide van het klinisch beeld.
Tijdens de behandeling van schizofrenie, een manische episode en ter voorkoming van een recidief bij
bipolaire stoornis, kan de dagelijkse dosis worden aangepast op basis van het individuele klinisch
beeld binnen een bereik van 5-20 mg per dag. Een verhoging tot een dosering hoger dan de
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een lagere startdosering (5 mg/dag) wordt niet routinematig aanbevolen, maar dient overwogen te
worden voor personen van 65 jaar en ouder indien klinische factoren dit rechtvaardigen (zie rubriek
4.4).
Patiënten met verminderde nier- en/of leverfunctie
Een lagere startdosering (5 mg) dient overwogen te worden voor deze patiënten. In geval van matige
leverinsufficiëntie (cirrose, Child-Pugh Klasse A of B) dient de startdosering 5 mg te zijn en slechts
met voorzichtigheid te worden verhoogd.
Rokers
De startdosering en het doseringsbereik hoeven niet routinematig aangepast te worden voor niet-rokers
t.o.v. rokers. Het metabolisme van olanzapine kan geïnduceerd worden door roken. Klinische controle
wordt aanbevolen en een verhoging van de olanzapinedosis kan, indien nodig, overwogen worden (zie
rubriek 4.5).
Wanneer meer dan 1 factor aanwezig is die kan leiden tot een trager metabolisme (vrouwelijk
geslacht, bejaarden, niet-rokerstatus) dient overwogen te worden de startdosering te verlagen. Een
verhoging in dosering, indien aangewezen, dient bij deze patiënten met de nodige voorzichtigheid
plaats te vinden.
(Zie rubrieken 4.5 en 5.2)
Pediatrische patiënten
Olanzapine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar als
gevolg van een gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. Een grotere mate van
gewichtstoename, veranderingen in lipiden en prolactine zijn gemeld in kortetermijn onderzoeken bij
adolescente patiënten, vergeleken met onderzoeken bij volwassen patiënten. (zie rubrieken 4.4, 4.8,
5.1 en 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een bekend risico op nauwekamerhoekglaucoom.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Tijdens behandeling met antipsychotica kan het een aantal dagen tot enkele weken duren voordat de
klinische toestand van de patiënt verbetert. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden tijdens
deze periode.
Dementiegerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen
Door een toename in mortaliteit en het risico op CVA (cerebrovasculair accident) wordt olanzapine
niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met dementiegerelateerde psychose en/of
gedragsstoornissen. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken (6-12 weken durend) bij oudere
patiënten (gemiddelde leeftijd 78 jaar) met dementiegerelateerde psychose en/of gestoord gedrag,
kwam het 2 keer vaker voor dat patiënten overleden wanneer ze met olanzapine werden behandeld
vergeleken met placebo (3,5 % versus 1,5 %). De hogere incidentie van overlijden was niet gerelateerd
aan de dosis olanzapine (gemiddelde dagdosering 4,4 mg) of de duur van de behandeling.
In dezelfde klinische onderzoeken waren cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld CVA,
beroerte, transient ischemic attack [TIA]), waaronder gevallen met dodelijke afloop, gemeld. Er was
een 3-voudige toename in cerebrovasculaire bijwerkingen bij patiënten behandeld met olanzapine
vergeleken met patiënten die met placebo werden behandeld (1,3 % versus 0,4 %, respectievelijk).
Alle olanzapine- en placebobehandelde patiënten die een cerebrovasculaire bijwerking hadden
ervaren, hadden voorafgaand aan deze bijwerking bestaande risicofactoren. Leeftijd > 75 jaar en
vasculair/gemengde dementie werden geïdentificeerd als risicofactoren voor cerebrovasculaire
bijwerkingen geassocieerd met olanzapinebehandeling. De werkzaamheid van olanzapine was niet
bewezen in deze onderzoeken.
Ziekte van Parkinson
Het gebruik van olanzapine wordt niet aanbevolen voor de behandeling van een door geneesmiddelen
geïnduceerde (dopamineagonist) psychose bij patiënten met de ziekte van Parkinson. In klinische
onderzoeken werd verergering van de parkinsonsymptomen en -hallucinaties zeer vaak gemeld en
vaker dan bij placebo (zie rubriek 4.8), en olanzapine was niet effectiever dan placebo in de
behandeling van psychotische symptomen. In deze onderzoeken was het vereist dat patiënten in het
begin stabiel waren op de laagste effectieve dosis van antiparkinsongeneesmiddelen
(dopamineagonist) en gedurende het gehele onderzoek dezelfde antiparkinsongeneesmiddelen bleven
gebruiken in dezelfde dosering. Olanzapine werd gestart met 2,5 mg/dag en opgebouwd tot een
maximum van 15 mg/dag, gebaseerd op de beoordeling van de onderzoeker.
Maligne Neurolepticasyndroom(MNS)
MNS is een potentieel levensbedreigende aandoening die geassocieerd wordt met antipsychotica.
Zeldzame gevallen, gemeld als MNS, zijn ook ontvangen in relatie tot olanzapine. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale status en aanwijzingen
voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en cardiale
dysritmie). Bijkomende verschijnselen kunnen zijn een verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rabdomyolyse) en acuut nierfalen. Wanneer een patiënt klachten en symptomen ontwikkelt die duiden
op MNS, of onverklaarde hoge koorts heeft zonder aanvullende klinische verschijnselen van MNS,
dienen alle antipsychotica, inclusief olanzapine, gestaakt te worden.
Hyperglykemie en diabetes
Hyperglykemie en/of ontwikkeling van of exacerbatie van diabetes, in enkele gevallen geassocieerd
met ketoacidose of coma, is soms gemeld, waaronder enkele met een fatale afloop (zie rubriek 4.8). In
sommige gevallen werd een voorafgaande toename van het lichaamsgewicht gemeld. Dit kan een
predisponerende factor zijn. Geadviseerd wordt om patiënten klinisch adequaat te volgen zoals
beschreven wordt in de gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld door het meten van
bloedglucose bij baseline, 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna jaarlijks.
Patiënten die behandeld worden met een antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen te worden
geobserveerd op tekenen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en
zwakte). Patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor de ontwikkeling van diabetes
mellitus dienen regelmatig gecontroleerd te worden op tekenen van verslechtering van de
glucosecontrole. Daarnaast dient ook regelmatig het gewicht te worden gecontroleerd, bijvoorbeeld bij
baseline, 4, 8 en 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna ieder kwartaal.
Lipidenveranderingen
Ongewenste veranderingen in de lipiden zijn gezien bij met olanzapine behandelde patiënten in
placebogecontroleerd klinisch onderzoek (zie rubriek 4.8). Lipidenveranderingen dienen klinisch
adequaat gereguleerd te worden, in het bijzonder bij dyslipidemische patiënten en patiënten met
risicofactoren voor de ontwikkeling van lipidenstoornissen. Patiënten die behandeld worden met een
antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen regelmatig gecontroleerd te worden op lipiden in
Anticholinergische activiteit
Hoewel olanzapine in vitro een anticholinerge activiteit vertoonde, toonden de klinische onderzoeken
een lage incidentie van dergelijke gevallen. Aangezien klinische ervaring met olanzapine bij patiënten
die lijden aan een bijkomende aandoening beperkt is, wordt geadviseerd dit met voorzichtigheid voor
te schrijven aan patiënten met prostaathypertrofie of paralytische ileus en aanverwante aandoeningen.
Hepatische functie
Voorbijgaande, asymptomatische verhogingen van leveraminotransferasen (ALAT, ASAT) werden
vaak waargenomen, vooral aan het begin van de behandeling. Voorzichtigheid is geboden en deze
waarden dienen periodiek te worden gecontroleerd bij patiënten met verhoogde ALAT en/of ASAT;
bij patiënten met klachten en symptomen van leverstoornissen; bij patiënten met reeds bestaande
aandoeningen met beperkte functionele leverreserve en bij patiënten die behandeld worden met
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen. In gevallen waarin hepatitis (inclusief hepatocellulair,
cholestatisch of gemengd leverletsel) is gediagnosticeerd dient de behandeling te worden gestaakt.
Neutropenie
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een laag aantal leukocyten en/of neutrofielen, om welke
reden dan ook, bij patiënten met co-medicatie waarvan bekend is dat deze neutropenie kan
veroorzaken
, bij patiënten met een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde
beenmergdepressie/toxiciteit, bij patiënten met beenmergdepressie t.g.v. een bijkomende ziekte,
radiotherapie of chemotherapie en bij patiënten met hypereosinofilie of met myeloproliferatieve
ziekte. Bij gelijktijdige toediening van olanzapine met valproaat is vaak neutropenie gerapporteerd
(zie rubriek 4.8).
Beëindiging van de behandeling
Acute symptomen zoals transpireren, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid of braken zijn zelden
gemeld (0,01% en < 0,1%) wanneer olanzapine abrupt wordt gestaakt.
QT-interval
In klinisch onderzoek werd een klinisch betekenisvolle QTc-verlenging (Fridericia QT-correctie
[QTcF] 500 milliseconden [msec] op een willekeurig moment na baseline bij patiënten met een
baseline QTcF < 500 msec) soms (0,1 tot 1 %) gemeld bij patiënten behandeld met olanzapine zonder
een significant verschil in cardiovasculaire voorvallen in vergelijking met placebo behandelde
patiënten. Er is echter voorzichtigheid geboden wanneer olanzapine wordt voorgeschreven met
geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, vooral bij ouderen, bij patiënten met een congenitaal
verlengd QT-syndroom, congestief hartfalen, hypertrofie van het hart, hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Trombo-embolie
Een tijdelijk verband tussen behandeling met olanzapine en veneuze trombo-embolie is soms (0,1 %
en <1 %) gemeld. Er is geen causaal verband vastgesteld tussen het optreden van veneuze trombo-
embolie en behandeling met olanzapine. Echter, aangezien patiënten met schizofrenie vaak verworven
risicofactoren voor veneuze trombo-embolie vertonen, dienen alle mogelijke risicofactoren voor VTE
(bijvoorbeeld immobilisatie van patiënten) te worden geïdentificeerd en preventieve maatregelen
dienen te worden genomen.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Aangezien olanzapine voornamelijk op het centrale zenuwstelsel werkt, is voorzichtigheid geboden
wanneer het in combinatie met andere centraal werkende geneesmiddelen dan wel alcohol wordt
gebruikt. Omdat het in vitro dopamineantagonisme vertoont, kan olanzapine de effecten van directe en
indirecte dopamineagonisten tegenwerken.
Convulsies
Olanzapine dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met een voorgeschiedenis van
Tardieve dyskinesie
In vergelijkende onderzoeken van één jaar of minder werd olanzapine geassocieerd met een statistisch
significant lagere incidentie van behandelingsgerelateerde dyskinesie. Het risico op tardieve
dyskinesie neemt echter toe bij langdurige therapie; als er daarom klachten of symptomen van tardieve
dyskinesie optreden bij een patiënt die olanzapine gebruikt, dient een verlaging van de dosering of
staking overwogen te worden. Deze symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs verschijnen na het
staken van de behandeling.
Orthostatische hypotensie
Tijdens klinische onderzoeken met olanzapine werd orthostatische hypotensie af en toe waargenomen
bij ouderen. Het wordt aanbevolen de bloeddruk regelmatig te meten bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Plotselinge hartdood
In rapporten na het op de markt brengen van olanzapine is het optreden van plotselinge hartdood
gerapporteerd bij patiënten met olanzapine. In een retrospectieve observationele cohortstudie was de
kans op vooronderstelde plotselinge hartdood bij patiënten behandeld met olanzapine ongeveer twee
keer zo groot als bij patiënten die geen antipsychotica gebruikten. In de studie was het risico van
olanzapine vergelijkbaar met het risico van atypische antipsychotica die in een samengevoegde
analyse waren geïncludeerd.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten. Onderzoeken bij
patiënten tussen 13-17 jaar lieten diverse ongewenste bijwerkingen zien, zoals gewichtstoename,
veranderingen in metabole parameters en toename van prolactinespiegels (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Lactose
Zalasta tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit geneesmiddel
niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen uitgevoerd bij volwassenen.
Mogelijke interacties met invloed op olanzapine
Aangezien olanzapine wordt gemetaboliseerd door CYP1A2, kunnen stoffen die dit isoenzym
specifiek kunnen induceren of remmen, de farmacokinetiek van olanzapine beïnvloeden.
Inductie van CYP1A2
Het metabolisme van olanzapine kan worden geïnduceerd door roken en carbamazepine, wat kan
leiden tot verminderde concentraties van olanzapine. Er is slechts lichte tot matige verhoging van de
klaring van olanzapine waargenomen. De klinische consequenties zijn waarschijnlijk beperkt, maar
klinische controle wordt aanbevolen en een verhoging van de dosis olanzapine kan, indien
noodzakelijk, overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Remming van CYP1A2
Van fluvoxamine, een specifieke CYP1A2-remmer, is aangetoond dat het metabolisme van olanzapine
significant remt. De gemiddelde toename in de Cmax van olanzapine, volgend op fluvoxamine, was
54 % bij vrouwelijke niet-rokers en 77 % bij mannelijke rokers. De gemiddelde toename van de AUC
van olanzapine, was respectievelijk 52 % en 108 %. Een lagere startdosis van olanzapine dient te
worden overwogen bij patiënten die fluvoxamine of enige andere CYP1A2-remmers gebruiken, zoals
ciprofloxacine. Een lagere dosis olanzapine dient te worden overwogen als wordt begonnen met een
behandeling met een remmer van CYP1A2.
Van fluoxetine (een remmer van CYP2D6), een enkele dosis antacidum (aluminium, magnesium) of
cimetidine is niet aangetoond dat deze de farmacokinetiek van olanzapine significant beïnvloeden.
Mogelijkheid van olanzapine om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
Olanzapine kan een antagonistisch effect hebben op directe en indirecte dopamineagonisten.
Olanzapine remt niet de belangrijkste CYP450-iso-enzymen in vitro (bijvoorbeeld 1A2, 2D6, 2C9,
2C19, 3A4). Er wordt dus geen specifieke interactie verwacht, zoals bevestigd met behulp van in-
vivo
-onderzoeken waar geen remming van het metabolisme van de volgende actieve stoffen werd
gevonden: tricyclische antidepressiva (die voornamelijk de CYP2D6-route vertegenwoordigen),
warfarine (CYP2C9), theofylline (CYP1A2) of diazepam (CYP3A4 en 2C19).
Olanzapine liet geen interactie zien wanneer het gelijktijdig werd toegediend met lithium of
biperideen.
Therapeutische controle van de valproaatplasmaspiegels gaf geen indicatie dat aanpassing van de
valproaatdosis noodzakelijk is na de start van gelijktijdige toediening van olanzapine.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die alcohol gebruiken of geneesmiddelen krijgen die
depressie van het centrale zenuwstelsel kunnen veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik van olanzapine met antiparkinsongeneesmiddelen bij patiënten met de ziekte van
Parkinson en dementie wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
QTc-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer olanzapine gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die
het QTc-interval kunnen verlengen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen adequate, goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen beschikbaar. Patiënten
dienen te worden aangeraden hun arts te informeren wanneer zij zwanger raken of zwanger willen
worden tijdens de behandeling met olanzapine. Desondanks, omdat de humane ervaring beperkt is,
dient olanzapine slechts gebruikt te worden tijdens de zwangerschap wanneer het mogelijke voordeel
het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt.
Pasgeboren kinderen die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder olanzapine), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd.
Borstvoeding
In een onderzoek bij gezonde vrouwen die borstvoeding gaven, werd olanzapine uitgescheiden in de
moedermelk. De gemiddelde blootstelling van het kind (mg/kg) in 'steady state' werd geschat op 1,8 %
van de maternale olanzapinedosis (mg/kg). Patiënten dienen te worden geadviseerd hun kind geen
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van olanzapine.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de vruchtbaarheid bekend (zie rubriek 5.3 voor preklinische informatie).
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Aangezien olanzapine slaperigheid en duizeligheid kan veroorzaken, dienen
patiënten gewaarschuwd te worden voor het gebruik van machines, waaronder motorvoertuigen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Volwassenen
De meest frequent (gezien bij 1 % van de patiënten) gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling
met olanzapine in klinisch onderzoek waren slaperigheid, gewichtstoename, eosinofilie, verhoogde
prolactine-, cholesterol-, glucose- en triglyceridespiegels (zie rubriek 4.4), glucosurie, toegenomen
eetlust, duizeligheid, acathisie, parkinsonisme, leukopenie, neutropenie (zie rubriek 4.4), dyskinesie,
orthostatische hypotensie, anticholinerge effecten, voorbijgaande asymptomatische verhogingen van
leveraminotransferasen (zie rubriek 4.4), huiduitslag, asthenie, moeheid, koorts, artralgie, verhoogde
alkalische fosfatase, hoog gammaglutamyltransferase, hoog urinezuur, hoog creatinefosfokinase en
oedeem.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende tabel geeft een overzicht met bijwerkingen en laboratoriumonderzoeken die zijn gemeld
via spontane meldingen en tijdens de klinische onderzoeken. Binnen elke frequentie groep, worden de
bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst. De frequenties zijn als volgt gedefinieerd:
zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000),
zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Eosinofilie
Trombocytopenie11
Leukopenie10
Neutropenie10
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid 11
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Gewichtstoename1
Verhoogde
Ontwikkeling of
Onderkoeling 12
cholesterolspiegels2,3
exacerbatie van
Verhoogde
diabetes, soms
glucosespiegels4
geassocieerd met
Verhoogde
ketoacidose of coma,
triglyceridespiegels2,5
waaronder enkele
Glucosurie
gevallen met fatale
Toegenomen eetlust
afloop (zie rubriek
4.4) 11
Zenuwstelselaandoeningen
Somnolentie
Duizeligheid
Convulsies waarbij in Maligne
Acathisie6
de meeste van deze
Neuroleptica
Parkinsonisme6
gevallen, een
Syndroom (MNS)
Dyskinesie6
voorgeschiedenis van (zie rubriek 4.4.) 12
convulsies of
Ontwennings-
risicofactoren voor
verschijnselen7, 12
convulsies gemeld
is11
Dystonie (inclusief
oogdraaiingen) 11
Tardieve dyskinesie11
Amnesie9
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Dysartrie
Stotteren11
Rusteloze benen
syndroom11
Hartaandoeningen
Bradycardie
Ventriculaire
QTc-verlenging (zie
tachycardie/fibrillatie
rubriek 4.4)
plotselinge dood (zie
rubriek 4.4) 11
Bloedvataandoeningen
Orthostatische
Trombo-embolie
hypotensie10
(inclusief
longembolie en diepe
veneuze trombose)
(zie rubriek 4.4)
Ademhalings-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Epistaxis9
Maagdarmstelselaandoeningen
Lichte, voorbijgaande
Opgezwollen buik9
Pancreatitis11
anticholinerge effecten Hypersalivatie11
inclusief constipatie en
droge mond
Lever- en galaandoeningen
Voorbijgaande,
Hepatitis (inclusief
asymptomatische
hepatocellulair,
verhogingen van
cholestatisch of
leveraminotransferasen
gemengd leverletsel)
(ALAT, ASAT),
11
vooral in het begin van
de behandeling (zie
4.4)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huiduitslag
Fotosensitieve reactie
Drugreactie
Alopecia
met
eosinofilie en
systemische
symptomen
(DRESS)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie9
Rabdomyolyse11
Nier- en urinewegaandoeningen
Urine-incontinentie
Urineretentie
Vertraagde
urinelozing11
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Neonataal
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Erectiestoornis bij
Amenorroe
Priapisme12
mannen
Vergroting van de
Verminderd libido bij
borsten
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
mannen en vrouwen
Galactorroe bij
vrouwen
Gynecomastie/vergro-
ting van de borsten bij
mannen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Moeheid
Oedeem
Koorts10
Onderzoeken
Verhoogde
Verhoogde alkalische
Verhoogde totale
plasmaprolactinespie- fosfatase10
bilirubine
gels8
Hoge
creatinefosfokinase11
Hoge gammaglutamyl-
transferase10
Hoog urinezuur10
1 Klinisch significante gewichtstoename werd gezien bij alle Body Mass Index (BMI)-categorieën. Na
kortetermijnbehandeling (mediane behandelingsduur 47 dagen) kwam gewichtstoename van 7% van
het lichaamsgewicht na start van de behandeling zeer vaak voor (22,2%), 15% van het
lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam vaak voor (4,2%) en gewichtstoename van 25%
van het lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam soms voor (0,8%). Bij langdurige
blootstelling (ten minste 48 weken), kwam gewichtstoename van 7%, 15% en 25% zeer vaak
voor (respectievelijk 64,4%, 31,7% en 12,3%).
2 Gemiddelde verhogingen in nuchtere lipidenwaarden (totaal cholesterol, LDL-cholesterol en
triglyceriden) waren groter bij patiënten zonder bewijs van dysregulatie van lipiden bij aanvang.
3 Er werd gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 5,17 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 6,2 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang ( 5,17 mmol/l -< 6,2 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 6,2 mmol/l) kwamen zeer vaak voor.
4 Er werd gezien dat normale nuchtere glucosespiegels bij aanvang (< 5,56 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 7 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere glucosespiegels bij aanvang
( 5,56 -< 7 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 7 mmol/l) kwam zeer vaak voor.
5 Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (<1,69 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 2,26 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij
aanvang ( 1,69 mmol/l-< 2,26 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 2,26 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
6 In klinische onderzoeken was de incidentie van Parkinsonisme en dystonie bij patiënten behandeld
met olanzapine numeriek hoger, maar niet statistisch significant verschillend van placebo. Patiënten
behandeld met olanzapine hadden een lagere incidentie van Parkinsonisme, acathisie en dystonie
vergeleken met getitreerde doses van haloperidol. Door gebrek aan gedetailleerde informatie over de
voorgeschiedenis van individuele acute en tardieve extrapiramidale bewegingsstoornissen, kan men op
dit ogenblik niet concluderen dat olanzapine minder tardieve dyskinesie en/of andere tardieve
extrapiramidale syndromen voortbrengt.
7 Acute symptomen zoals zweten, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid en overgeven zijn
gemeld wanneer olanzapine plotseling wordt gestaakt.
8 In klinische onderzoeken tot 12 weken overschreden de plasmaprolactineconcentraties de bovenste
limiet van de normale range bij ongeveer 30 % van de met olanzapine behandelde patiënten met een
9 Bijwerking geïdentificeerd in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
10 Beoordeeld via gemeten waarden in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
11 Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen waarbij de frequentie is
vastgesteld met gebruik van de geïntegreerde olanzapinedatabase.
12 Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen met een frequentie geschat op de
bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval, gebruikmakend van de geïntegreerde
olanzapinedatabase.
Langdurige blootstelling (tenminste 48 weken)
Het aandeel van de patiënten die klinische significante negatieve veranderingen ondervonden met
betrekking tot gewichtstoename, glucose, totaal/LDL/HDL-cholesterol of triglyceriden nam in de loop
van de tijd toe. Bij volwassen patiënten die gedurende 9-12 maanden werden behandeld, was de
snelheid waarmee de gemiddelde bloedglucose toenam, vertraagd na ongeveer 6 maanden.
Aanvullende informatie over speciale patiëntenpopulaties
In klinische onderzoeken bij oudere patiënten met dementie werd behandeling met olanzapine in
verband gebracht met een hogere incidentie van mortaliteit en cerebrovasculaire bijwerkingen
vergeleken met placebo (zie ook 4.4).
Zeer vaak (> 10 %) voorkomende bijwerkingen die geassocieerd worden met het gebruik van
olanzapine in deze patiëntengroep waren een abnormaal looppatroon en vallen. Pneumonie, verhoogde
lichaamstemperatuur, lethargie, erytheem, visuele hallucinaties en urine-incontinentie werden vaak
(1-10 %) waargenomen.
Uit klinische onderzoeken bij patiënten met een geneesmiddelgeïnduceerde (dopamineagonist)
psychose bij de ziekte van Parkinson werd een verergering van de parkinsonsymptomatologie
en -hallucinaties zeer vaak gemeld en vaker dan bij placebo.
In één klinisch onderzoek bij patiënten met bipolaire manie resulteerde de combinatietherapie van
valproaat met olanzapine in een neutropenie incidentie van 4,1 %; mogelijk hebben hoge
valproaatspiegels hiertoe bijgedragen. Olanzapine gaf, in combinatie met lithium of valproaat, een
toename ( 10 %) van tremor, droge mond, toename in eetlust en gewicht. Spraakstoornis werd
eveneens vaak gerapporteerd. Tijdens de behandeling met olanzapine in combinatie met lithium of
valproaat werd een gewichtstoename van 7 % of meer gezien ten opzichte van het lichaamsgewicht bij
start van de behandeling bij 17,4 % van de patiënten tijdens acute therapie (tot 6 weken).
Langetermijnbehandeling met olanzapine (tot 12 maanden) ter preventie van een recidief bij patiënten
met bipolaire stoornis werd in verband gebracht met een gewichtstoename van 7 % of meer ten
opzichte van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling bij 39,9 % van de patiënten.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar.
Hoewel er geen klinische onderzoeken zijn uitgevoerd om adolescenten te vergelijken met
volwassenen, zijn gegevens uit onderzoeken met adolescenten vergeleken met die uit onderzoeken met
volwassenen.
De volgende tabel geeft een samenvatting van de bijwerkingen die met grotere frequentie zijn gemeld
bij adolescente patiënten (leeftijd 13-17 jaar) dan bij volwassen patiënten of bijwerkingen die enkel
gemeld zijn tijdens kortetermijn klinisch onderzoek met adolescente patiënten. Klinisch significante
gewichtstoename ( 7 %) lijkt vaker op te treden in de adolescente populatie in vergelijking met
volwassenen met een vergelijkbare blootstelling. De omvang van de gewichtstoename en het aandeel
van de adolescente patiënten die een klinisch significante gewichtstoename hadden waren groter na
langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) dan na blootstelling gedurende korte tijd.
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: Gewichtstoename13, verhoogde triglyceridespiegels14, toegenomen eetlust.
Vaak: Verhoogde cholesterolspiegels15
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: Sedatie (met inbegrip van: hypersomnie, lethargie, slaperigheid).
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Droge mond
Lever- en galaandoeningen
Zeer vaak: Verhogingen van de leveraminotransferasen (ALAT/ASAT; zie rubriek 4.4).
Onderzoeken
Zeer vaak: Afgenomen totaal bilirubine, toegenomen GGT, verhoogde plasmaprolactinespiegels16.
13 Na kortetermijnbehandeling (mediane duur 22 dagen) kwam gewichtstoename van 7 % van het
lichaamsgewicht (kg) bij aanvang zeer vaak voor (40,6 %), 15 % van het lichaamsgewicht bij
aanvang kwam vaak voor (7,1 %) en 25 % van het lichaamsgewicht bij aanvang kwam vaak voor
(2,5 %). Bij langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) kwam 89,4 % 7 %, 55,3 % 15 % en
29,1 % 25 % van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling aan.
14 Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (< 1,016 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen ( 1,467 mmol/l), en dat borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang
( 1,016 mmol/l-< 1,467 mmol/l) naar een hoge spiegel toenamen ( 1,467 mmol/l).
15 Er werd vaak gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 4,39 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen ( 5,17 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang ( 4,39 mmol/l-< 5,17 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 5,17 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
16 Verhoogde plasmaprolactinespiegels werden gemeld in 47,4 % van de adolescente patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
Zeer vaak voorkomende symptomen bij overdosering (incidentie > 10 %) zijn tachycardie,
agitatie/agressiviteit, dysartrie, verschillende extrapiramidale symptomen en een verminderd
bewustzijn variërend van sedatie tot coma.
Andere medisch significante gevolgen van overdosering zijn delirium, convulsie, coma, mogelijke
maligne neurolepticasyndroom, ademhalingsdepressie, aspiratie, hypertensie of hypotensie, cardiale
aritmieën (< 2 % van de gevallen van overdosering) en hart- en ademstilstand. Dodelijke aflopen zijn
gemeld bij acute overdoses vanaf 450 mg maar overleving is ook gemeld na acute overdosis van
ongeveer 2 g olanzapine oraal.
Behandeling
Er bestaat geen specifiek antidotum tegen olanzapine. Het induceren van braken wordt niet
aanbevolen. De standaardprocedures voor de behandeling van overdosering kunnen van toepassing
zijn (dat wil zeggen maagspoeling, toediening van geactiveerde kool). Het is aangetoond dat de
gelijktijdige toediening van geactiveerde kool de orale biologische beschikbaarheid van olanzapine
Symptomatische behandeling en controle van de vitale orgaanfuncties dienen te worden ingesteld op
geleide van het klinisch beeld, waaronder behandeling van hypotensie en circulatoire collaps en
ondersteuning van de ademhalingsfunctie. Gebruik geen adrenaline, dopamine, of andere
sympathicomimetica met beta-agonistische activiteit, omdat stimulering van de bètareceptoren de
hypotensie kan verergeren. Het volgen van de cardiovasculaire functies is noodzakelijk om mogelijke
aritmieën te detecteren. Zorgvuldige medische supervisie en monitoren dienen te worden voortgezet
totdat de patiënt is hersteld.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, diazepines, oxazepines, thiazepines en oxepines,
ATC code: N05AH03.
Farmacodynamische effecten
Olanzapine is een antipsychoticum, een middel tegen manie en een stemmingsstabilisator dat een
breed farmacologisch profiel vertoont in een aantal receptorsystemen.
In preklinische onderzoeken vertoonde olanzapine een reeks van receptoraffiniteiten (Ki; 100 nM)
voor serotonine 5HT2A/2C-, 5HT3- en 5HT6-receptoren, dopamine D1-, D2-, D3-, D4- en D5-receptoren,
cholinerge muscarinereceptoren (M1-M5), 1-adrenerge receptoren en histamine H1-receptoren.
Diergedragsonderzoeken met olanzapine duidden op 5HT-, dopamine-, en cholinerg antagonisme,
consistent met het receptorbindingsprofiel. Olanzapine vertoonde een hogere in-vitro-affiniteit voor
serotonine 5HT2- dan dopamine D2-receptoren en grotere 5HT2-activiteit dan D2-activiteit in in-vivo-
modellen. Electrofysiologische onderzoeken toonden aan dat olanzapine selectief het vuren van de
mesolimbische (A 10) dopaminerge neuronen reduceert, terwijl het weinig effect heeft op de striatale
(A 9) banen betrokken bij motorische functies. Olanzapine verlaagde een geconditioneerde
vermijdingsreactie, een test die voorspellend is voor antipsychotische activiteit, bij doses lager dan die
welke katalepsie veroorzaken, een effect dat wijst op motorische bijwerkingen. Anders dan bij
sommige andere antipsychotica neemt bij olanzapine de respons toe in een 'anxiolytische' test.
In een Positron Emissie Tomografie (PET) onderzoek bij gezonde vrijwilligers met een éénmalige
orale dosis (10 mg) had olanzapine een grotere 5HT2A-receptorbezetting dan dopamine D2-
receptorbezetting. Bovendien bleek uit een Single Photon Emission Computed Tomography (SPECT)
onderzoek in schizofrene patiënten dat patiënten gevoelig voor olanzapine een lagere striatale D2
bezetting hadden dan patiënten gevoelig voor sommige andere antipsychotica en risperidon, terwijl
deze vergelijkbaar waren met patiënten gevoelig voor clozapine.
Klinische werkzaamheid
In 2 op 2 placebo en 2 op 3 gecontroleerde vergelijkende onderzoeken met meer dan 2900 schizofrene
patiënten die zowel positieve als negatieve symptomen vertoonden werd olanzapine geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van zowel negatieve als positieve symptomen.
In een multinationaal, dubbelblind, vergelijkend onderzoek van schizofrenie, schizoaffectieve en
aanverwante stoornissen, waarbij 1481 patiënten met verschillende graad van geassocieerde
depressieve symptomen (gemiddelde uitgangswaarde van 16,6 op de Montgomery-Asberg Depression
Rating Scale-MADRS) betrokken waren, toonde een prospectieve secundaire analyse een statistisch
significante verbetering aan (p = 0,001) in de verandering van de gemoedsscore van uitgangswaarde
tot eindwaarde, in het voordeel van olanzapine (- 6,0) ten opzichte van haloperidol (- 3,1).
Bij patiënten met een manische of gemengde episode van bipolaire stoornis vertoonde olanzapine
superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo en valproaatseminatrium, terwijl de manische
symptomen over een periode van 3 weken afnamen. Olanzapine vertoonde vergelijkbare
In een 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode, die in
remissie waren gekomen met olanzapine en vervolgens gerandomiseerd werden naar olanzapine of
placebo, liet olanzapine een statistisch significante superioriteit boven placebo zien, gemeten volgens
het primaire eindpunt van een bipolair recidief. Olanzapine liet ook een statistisch significant voordeel
boven placebo zien in termen van preventie van ofwel een recidief van manie ofwel een recidief van
depressie.
In een tweede 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode,
die in remissie waren gekomen met een combinatie van olanzapine en lithium en vervolgens
gerandomiseerd werden naar enkel olanzapine of lithium, was olanzapine statistisch niet inferieur aan
lithium volgens het primaire eindpunt van een bipolair recidief (olanzapine 30,0 %, lithium 38,3 %;
p = 0,055).
In een 18-maanden durend onderzoek met combinatietherapie bij patiënten met een manische of
gemengde episode, die in remissie waren gekomen met olanzapine in combinatie met een
stemmingsstabilisator (lithium of valproaat), was langetermijn olanzapine combinatietherapie met
lithium of valproaat niet statistisch significant superieur ten opzichte van enkel lithium of valproaat in
het uitstellen van een bipolair recidief, gedefinieerd volgens (diagnostische) criteria van het syndroom.
Pediatrische patiënten
Gecontroleerde werkzaamheidsgegevens bij adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) zijn beperkt tot
kortetermijnstudies bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolaire I-stoornis
(3 weken), waar minder dan 200 adolescenten bij betrokken waren. Olanzapine werd gebruikt in een
flexibele dosering beginnend met 2,5 en oplopend tot 20 mg/dag. Tijdens de behandeling met
olanzapine namen de adolescenten significant veel meer in gewicht toe dan volwassenen. De omvang
van veranderingen in nuchter totaal cholesterol, LDL-cholesterol, triglyceriden en prolactine (zie
rubriek 4.4 en 4.8) was groter bij adolescenten dan bij volwassenen. Er zijn geen gecontroleerde
gegevens over het behoud van effect of over de veiligheid op de langetermijn (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Informatie over langetermijnveiligheid is primair beperkt tot open label, ongecontroleerde data.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Olanzapine wordt goed geabsorbeerd na orale toediening, waarbij de piek plasmaconcentraties worden
bereikt na 5 tot 8 uur. De absorptie wordt niet beïnvloed door voedsel. De absolute orale biologische
beschikbaarheid t.o.v. intraveneuze toediening is niet vastgesteld.
Distributie
De plasma-eiwitbinding van olanzapine bedroeg ongeveer 93 % over het concentratiebereik van
ongeveer 7 tot ongeveer 1000 ng/ml. Het wordt voornamelijk gebonden aan albumine en 1-zure
glycoproteïne.
Biotransformatie
Olanzapine wordt gemetaboliseerd in de lever via conjugatie en oxidatie. De belangrijkste metaboliet
is het 10-N-glucuronide, dat de bloedhersenbarrière niet passeert. Cytochroom P450-CYP1A2 en
P450-CYP2D6 dragen bij tot de vorming van de N-desmethyl en 2-hydroxymethyl metabolieten, die
beide in onderzoeken bij dieren in vivo significant minder farmacologische activiteit vertoonden dan
olanzapine. De overheersende farmacologische activiteit komt van de moederstof olanzapine.
Eliminatie
Na orale toediening varieerde de terminale eliminatie-halfwaardetijd van olanzapine bij gezonde
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij gezonde ouderen (65 jaar en ouder)
verlengd vergeleken met niet-ouderen (51,8 uur t.o.v. 33,8 uur) en de klaring was afgenomen (17,5
t.o.v. 18,2 l/uur). De farmacokinetische variabiliteit waargenomen bij ouderen valt binnen de
variabiliteit bij niet-ouderen. Bij 44 schizofrene patiënten ouder dan 65 jaar was een dosis van 5 tot
20 mg niet geassocieerd met een afwijkend profiel van ongewenste effecten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij vrouwen enigszins verlengd (36,7 uur
t.o.v. 32,3 uur) vergeleken met mannen, en de klaring was afgenomen (18,9 t.o.v. 27,3 l/uur). Echter,
olanzapine (5-20 mg) vertoonde een vergelijkbaar veiligheidsprofiel bij zowel vrouwelijke (n = 467)
als bij mannelijke patiënten (n = 869).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (creatinine klaring 10 ml/min) was er t.o.v. gezonde
personen geen significant verschil in gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd (37,7 t.o.v. 32,4 uur) of
klaring (21,2 t.o.v. 25,0 l/uur). Een massabalansonderzoek toonde aan dat ongeveer 57 % van
radiogelabelled olanzapine in de urine verscheen, hoofdzakelijk als metabolieten.
Leverfunctiestoornis
Een kleine studie naar het effect van een leverfunctiestoornis bij 6 personen met klinisch significante
cirrose (Child-Pugh score A (n = 5) en B (n = 1)) toonde weinig effect aan op de farmacokinetiek van
oraal toegediend olanzapine (enkelvoudige dosis van 2,5 ­ 7,5 mg): personen met een milde tot matige
leverfunctiestoornis hadden een licht verhoogde systemische klaring en een snellere
eliminatiehalfwaardetijd in vergelijking met personen zonder leverfunctiestoornis (n = 3). Er waren
meer rokers onder de personen met cirrose (4/6; 67%) dan onder personen zonder leverfunctiestoornis
(0/2; 0%).
Roken
Bij niet-rokers was t.o.v. de rokers (mannen en vrouwen) de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd
(38,6 uur t.o.v. 30,4 uur) verlengd en de klaring (18,6 t.o.v. 27,7 l/uur) afgenomen.
De plasmaklaring van olanzapine is lager bij ouderen dan bij jongeren, in vrouwen dan in mannen en
in niet-rokers dan in rokers. Echter, de grootte van de invloed van leeftijd, geslacht of roken op de
klaring en halfwaardetijd van olanzapine is klein in vergelijking met de totale inter-individuele
variabiliteit.
In een onderzoek van Kaukasische, Japanse en Chinese personen waren er geen verschillen in de
farmacokinetische parameters tussen de drie populaties.
Pediatrische patiënten
Adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar): De farmacokinetiek van olanzapine is vergelijkbaar tussen
adolescenten en volwassenen. In klinisch onderzoek was de gemiddelde olanzapineblootstelling bij
adolescenten ongeveer 27 % hoger. Demografische verschillen tussen adolescenten en volwassenen
omvatten een lager gemiddeld lichaamsgewicht en er waren minder rokers onder de adolescenten.
Dergelijke factoren dragen mogelijk bij aan een hogere gemiddelde blootstelling bij adolescenten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit (na eenmalige dosis)
De symptomen van toxiciteit bij knaagdieren na orale toediening waren karakteristiek voor potente
neuroleptica: hypoactiviteit, coma, tremoren, clonische convulsies, speekselvloed en gereduceerde
gewichtstoename. De mediane letale doses waren ongeveer 210 mg/kg (muizen) en 175 mg/kg
(ratten). Honden verdroegen eenmalige orale doses tot 100 mg/kg zonder mortaliteit. De klinische
symptomen omvatten sedatie, ataxie, tremoren, verhoging van de hartfrequentie, bemoeilijkte
ademhaling, miosis en anorexia. Bij apen veroorzaakten eenmalige orale doses tot 100 mg/kg
prostratie, en in hogere doses, een verlaagd bewustzijn.
Hematologische toxiciteit
Effecten op hematologische parameters werden gevonden in alle species, waaronder dosisafhankelijke
afnamen in circulerende leukocyten in muizen en aspecifieke verlagingen van circulerende leukocyten
in ratten; er was echter geen beenmergcytotoxiciteit aantoonbaar. Er ontwikkelde zich bij enkele
honden die behandeld werden met 8 of 10 mg/kg/dag (totale olanzapineblootstelling [AUC] is 12-
15 maal groter dan die bij een dosis van 12 mg aan de mens) reversibele neutropenie, trombocytopenie
of anemie. Bij cytopenische honden werden geen ongewenste effecten waargenomen op moedercellen
en prolifererende cellen in het beenmerg.
Voortplantingstoxiciteit
Olanzapine had geen teratogene effecten. Sedatie beïnvloedde de paringsprestatie van mannelijke
ratten. Bij ratten werden de oestrus cycli beïnvloed bij doses van ten minste 1.1 mg/kg (3 maal de
maximale dosis bij de mens) en de voortplantingsparameters werden beïnvloed bij doses van ten
minste 3 mg/kg (9 maal de maximale dosis bij de mens). De nakomelingen van met olanzapine
behandelde ratten bleken in foetale ontwikkeling vertraagd te zijn en bij deze werden voorbijgaande
dalingen in activiteit gezien.
Mutageniciteit
In een volledige reeks van standaardtesten, waaronder bacteriële mutatietesten en in-vitro- en in-vivo-
zoogdiertesten, was olanzapine niet mutageen noch veroorzaakte het een chromosoombreuk.
Carcinogeniteit
Op basis van de resultaten van onderzoeken bij muizen en ratten werd geconcludeerd dat olanzapine
niet carcinogeen is.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Lactose monohydraat
Gepoederd cellulose
Gepregelatiniseerd maiszetmeel
Maiszetmeel
Colloïdaal silicium, watervrij
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
5 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Zalasta 2,5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 7,5 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 10 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 7, 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 15 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Zalasta 20 mg tabletten
Blisterverpakking (OPA/Al/PVC, Al-folie): 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten in een doos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zalasta 2,5 mg tabletten
EU/1/07/415/001-005
Zalasta 5 mg tabletten
EU/1/07/415/006-010
Zalasta 7,5 mg tabletten
EU/1/07/415/011-015
Zalasta 10 mg tabletten
EU/1/07/415/016-021
Zalasta 15 mg tabletten
EU/1/07/415/022-026
Zalasta 20 mg tabletten
EU/1/07/415/027-031
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 september 2007
Datum van laatste verlenging: 26 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg olanzapine.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg olanzapine.
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg olanzapine.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 20 mg olanzapine.
Hulpstof met bekend effect
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 0,50 mg aspartaam.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 0,75 mg aspartaam.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 1,00 mg aspartaam.
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 1,50 mg aspartaam.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 2,00 mg aspartaam.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet.
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Tabletten zijn gele, ronde, licht biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Volwassenen
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van schizofrenie.
Olanzapine is effectief in het handhaven van de klinische verbetering bij voortgezette behandeling van
patiënten die in het beginstadium reageerden op de behandeling.
Olanzapine is bestemd voor de behandeling van matig tot ernstige manische episode.
Bij patiënten wier manische episode heeft gereageerd op behandeling met olanzapine, is olanzapine
bestemd ter voorkoming van een recidief bij patiënten met bipolaire stoornis (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen startdosering voor olanzapine is 10 mg per dag.
Manische episode: de startdosering is 15 mg, als eenmalige dosis bij monotherapie of 10 mg dagelijks
in combinatietherapie (zie rubriek 5.1).
Ter voorkoming van een recidief bij bipolaire stoornis: de aanbevolen startdosis is 10 mg per dag. Bij
patiënten die olanzapine hebben gekregen voor de behandeling van een manische episode, dient een
behandeling ter voorkoming van een recidief te worden voortgezet met dezelfde dosis. Indien zich een
nieuwe manische, gemengde, of depressieve periode voordoet, dient de therapie met olanzapine te
worden voortgezet (met optimalisering van de dosis indien noodzakelijk), met aanvullende therapie
om de stemmingssymptomen te behandelen, op geleide van het klinisch beeld.
Tijdens de behandeling van schizofrenie, een manische episode en ter voorkoming van een recidief bij
bipolaire stoornis, kan de dagelijkse dosis worden aangepast op basis van het individuele klinisch
beeld binnen een bereik van 5-20 mg per dag. Een verhoging tot een dosering hoger dan de
aanbevolen startdosering wordt uitsluitend aanbevolen na een juiste medische herbeoordeling en dient
normaal gesproken alleen plaats te vinden met intervallen van niet minder dan 24 uur.
Olanzapine kan worden toegediend onafhankelijk van de maaltijden, omdat de absorptie niet wordt
beïnvloed door voedsel. Geleidelijk afbouwen van de dosering dient te worden overwogen wanneer de
behandeling met olanzapine wordt stopgezet.
Zalasta orodispergeerbare tablet dient in de mond te worden gebracht alwaar het snel oplost in de
speekselvloeistof zodat het gemakkelijk kan worden ingeslikt. Het is moeilijk om de intacte
orodispergeerbare tablet in de mond te nemen. Omdat het orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient
het direct na het openen van de blister te worden ingenomen. Als alternatief kan het vlak voor gebruik
worden gedispergeerd in een vol glas water.
Olanzapine orodispergeerbare tablet is bio-equivalent aan olanzapine tabletten met een gelijke
snelheid en mate van absorptie. Het heeft dezelfde dosering en frequentie van toediening als
olanzapine tabletten. Olanzapine orodispergeerbare tablet kan als alternatief worden gebruikt voor
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een lagere startdosering (5 mg/dag) wordt niet routinematig aanbevolen, maar dient overwogen te
worden voor personen van 65 jaar en ouder indien klinische factoren dit rechtvaardigen (zie rubriek
4.4).
Patiënten met verminderde nier- en/of leverfunctie
Een lagere startdosering (5 mg) dient overwogen te worden voor deze patiënten. In geval van matige
leverinsufficiëntie (cirrose, Child-Pugh Klasse A of B) dient de startdosering 5 mg te zijn en slechts
met voorzichtigheid te worden verhoogd.
Rokers
De startdosering en het doseringsbereik hoeven niet routinematig aangepast te worden voor niet-rokers
t.o.v. rokers. Het metabolisme van olanzapine kan geïnduceerd worden door roken. Klinische controle
wordt aanbevolen en een verhoging van de olanzapinedosis kan, indien nodig, overwogen worden (zie
rubriek 4.5).
Wanneer meer dan 1 factor aanwezig is die kan leiden tot een trager metabolisme (vrouwelijk
geslacht, bejaarden, niet-rokerstatus) dient overwogen te worden de startdosering te verlagen. Een
verhoging in dosering, indien aangewezen, dient bij deze patiënten met de nodige voorzichtigheid
plaats te vinden.
(Zie rubrieken 4.5 en 5.2)
Pediatrische patiënten
Olanzapine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar als
gevolg van een gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. Een grotere mate van
gewichtstoename, veranderingen in lipiden en prolactine zijn gemeld in kortetermijn onderzoeken bij
adolescente patiënten, vergeleken met onderzoeken bij volwassen patiënten. (zie rubrieken 4.4, 4.8,
5.1 en 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een bekend risico op nauwekamerhoekglaucoom.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Tijdens behandeling met antipsychotica kan het een aantal dagen tot enkele weken duren voordat de
klinische toestand van de patiënt verbetert. Patiënten dienen nauwlettend gevolgd te worden tijdens
deze periode.
Dementiegerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen
Door een toename in mortaliteit en het risico op CVA (cerebrovasculair accident) wordt olanzapine
niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met dementiegerelateerde psychose en/of
gedragsstoornissen. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken (6-12 weken durend) bij oudere
patiënten (gemiddelde leeftijd 78 jaar) met dementiegerelateerde psychose en/of gestoord gedrag,
kwam het 2 keer vaker voor dat patiënten overleden wanneer ze met olanzapine werden behandeld
vergeleken met placebo (3,5 % versus 1,5 %). De hogere incidentie van overlijden was niet gerelateerd
aan de dosis olanzapine (gemiddelde dagdosering 4,4 mg) of de duur van de behandeling.
Risicofactoren die deze patiëntenpopulatie vatbaar kunnen maken voor verhoogde mortaliteit zijn:
leeftijd > 65 jaar, dysfagie, sedatie, ondervoeding en dehydratatie, longaandoeningen (bijvoorbeeld
pneumonie, met of zonder aspiratie) of gelijktijdig gebruik van benzodiazepines. Echter, de hogere
incidentie van overlijden in de groep die behandeld werd met olanzapine vergeleken met de met
In dezelfde klinische onderzoeken waren cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld CVA,
beroerte, transient ischemic attack [TIA]), waaronder gevallen met dodelijke afloop, gemeld. Er was
een 3-voudige toename in cerebrovasculaire bijwerkingen bij patiënten behandeld met olanzapine
vergeleken met patiënten die met placebo werden behandeld (1,3 % versus 0,4 %, respectievelijk).
Alle olanzapine- en placebobehandelde patiënten die een cerebrovasculaire bijwerking hadden
ervaren, hadden voorafgaand aan deze bijwerking bestaande risicofactoren. Leeftijd > 75 jaar en
vasculair/gemengde dementie werden geïdentificeerd als risicofactoren voor cerebrovasculaire
bijwerkingen geassocieerd met olanzapinebehandeling. De werkzaamheid van olanzapine was niet
bewezen in deze onderzoeken.
Ziekte van Parkinson
Het gebruik van olanzapine wordt niet aanbevolen voor de behandeling van een door geneesmiddelen
geïnduceerde (dopamineagonist) psychose bij patiënten met de ziekte van Parkinson. In klinische
onderzoeken werd verergering van de parkinsonsymptomen en -hallucinaties zeer vaak gemeld en
vaker dan bij placebo (zie rubriek 4.8), en olanzapine was niet effectiever dan placebo in de
behandeling van psychotische symptomen. In deze onderzoeken was het vereist dat patiënten in het
begin stabiel waren op de laagste effectieve dosis van antiparkinsongeneesmiddelen
(dopamineagonist) en gedurende het gehele onderzoek dezelfde antiparkinsongeneesmiddelen bleven
gebruiken in dezelfde dosering. Olanzapine werd gestart met 2,5 mg/dag en opgebouwd tot een
maximum van 15 mg/dag, gebaseerd op de beoordeling van de onderzoeker.
Maligne Neurolepticasyndroom(MNS)
MNS is een potentieel levensbedreigende aandoening die geassocieerd wordt met antipsychotica.
Zeldzame gevallen, gemeld als MNS, zijn ook ontvangen in relatie tot olanzapine. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale status en aanwijzingen
voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en cardiale
dysritmie). Bijkomende verschijnselen kunnen zijn een verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rabdomyolyse) en acuut nierfalen. Wanneer een patiënt klachten en symptomen ontwikkelt die duiden
op MNS, of onverklaarde hoge koorts heeft zonder aanvullende klinische verschijnselen van MNS,
dienen alle antipsychotica, inclusief olanzapine, gestaakt te worden.
Hyperglykemie en diabetes
Hyperglykemie en/of ontwikkeling van of exacerbatie van diabetes, in enkele gevallen geassocieerd
met ketoacidose of coma, is soms gemeld, waaronder enkele met een fatale afloop (zie rubriek 4.8). In
sommige gevallen werd een voorafgaande toename van het lichaamsgewicht gemeld. Dit kan een
predisponerende factor zijn. Geadviseerd wordt om patiënten klinisch adequaat te volgen zoals
beschreven wordt in de gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld door het meten van
bloedglucose bij baseline, 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna jaarlijks.
Patiënten die behandeld worden met een antipsychoticum, inclusief Zalasta, dienen te worden
geobserveerd op tekenen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en
zwakte). Patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor de ontwikkeling van diabetes
mellitus dienen regelmatig gecontroleerd te worden op tekenen van verslechtering van de
glucosecontrole. Daarnaast dient ook regelmatig het gewicht te worden gecontroleerd, bijvoorbeeld bij
baseline, 4, 8 en 12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna ieder kwartaal.
Lipidenveranderingen
Ongewenste veranderingen in de lipiden zijn gezien bij met olanzapine behandelde patiënten in
placebogecontroleerd klinisch onderzoek (zie rubriek 4.8). Lipidenveranderingen dienen klinisch
adequaat gereguleerd te worden, in het bijzonder bij dyslipidemische patiënten en patiënten met
risicofactoren voor de ontwikkeling van lipidenstoornissen. Patiënten die behandeld worden met een
antipsychoticum, inclusief ZYPREXA, dienen regelmatig gecontroleerd te worden op afwijkende
lipiden in overeenstemming met gebruikte richtlijnen voor antipsychotica, bijvoorbeeld bij baseline,
12 weken na de start van de olanzapinebehandeling en daarna iedere 5 jaar.
Anticholinergische activiteit
Hepatische functie
Voorbijgaande, asymptomatische verhogingen van leveraminotransferasen (ALAT, ASAT) werden
vaak waargenomen, vooral aan het begin van de behandeling. Voorzichtigheid is geboden, de ALAT
en/of ASAT waarden dienen periodiek te worden gecontroleerd bij patiënten met verhoogde ALAT
en/of ASAT waarden; bij patiënten met klachten en symptomen van leverstoornissen; bij patiënten
met reeds bestaande aandoeningen met beperkte functionele leverreserve en bij patiënten die
behandeld worden met potentieel hepatotoxische geneesmiddelen. In gevallen waarin hepatitis
(inclusief hepatocellulair, cholestatisch of gemengd leverletsel) is gediagnosticeerd dient de
behandeling te worden gestaakt.
Neutropenie
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een laag aantal leukocyten en/of neutrofielen, om welke
reden dan ook, bij patiënten met co-medicatie waarvan bekend is dat deze neutropenie kan
veroorzaken
, bij patiënten met een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde
beenmergdepressie/toxiciteit, bij patiënten met beenmergdepressie t.g.v. een bijkomende ziekte,
radiotherapie of chemotherapie en bij patiënten met hypereosinofilie of met myeloproliferatieve
ziekte. Bij gelijktijdige toediening van olanzapine met valproaat is vaak neutropenie gerapporteerd
(zie rubriek 4.8).
Beëindiging van de behandeling
Acute symptomen zoals transpireren, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid of braken zijn zelden
gemeld (0,01% en < 0,1%) wanneer olanzapine abrupt wordt gestaakt.
QT-interval
In klinisch onderzoek werd een klinisch betekenisvolle QTc-verlenging (Fridericia QT-correctie
[QTcF] 500 milliseconden [msec] op een willekeurig moment na baseline bij patiënten met een
baseline QTcF < 500 msec) soms (0,1 tot 1 %) gemeld bij patiënten behandeld met olanzapine zonder
een significant verschil in cardiovasculaire voorvallen in vergelijking met placebo behandelde
patiënten. Er is echter voorzichtigheid geboden wanneer olanzapine wordt voorgeschreven met
geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, vooral bij ouderen, bij patiënten met een congenitaal
verlengd QT-syndroom, congestief hartfalen, hypertrofie van het hart, hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Trombo-embolie
Een tijdelijk verband tussen behandeling met olanzapine en veneuze trombo-embolie is soms (0,1 %
en <1 %) gemeld. Er is geen causaal verband vastgesteld tussen het optreden van veneuze trombo-
embolie en behandeling met olanzapine. Echter, aangezien patiënten met schizofrenie vaak verworven
risicofactoren voor veneuze trombo-embolie vertonen, dienen alle mogelijke risicofactoren voor VTE
(bijvoorbeeld immobilisatie van patiënten) te worden geïdentificeerd en preventieve maatregelen
dienen te worden genomen.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Aangezien olanzapine voornamelijk op het centrale zenuwstelsel werkt, is voorzichtigheid geboden
wanneer het in combinatie met andere centraal werkende geneesmiddelen dan wel alcohol wordt
gebruikt. Omdat het in vitro dopamineantagonisme vertoont, kan olanzapine de effecten van directe en
indirecte dopamineagonisten tegenwerken.
Convulsies
Olanzapine dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met een voorgeschiedenis van
convulsies of voor wie factoren gelden die de convulsiedrempel kunnen verlagen. Het optreden van
convulsies is soms gemeld bij patiënten die worden behandeld met olanzapine. In de meeste van deze
gevallen werden een voorgeschiedenis van convulsies of risicofactoren voor convulsies gemeld.
Orthostatische hypotensie
Tijdens klinische onderzoeken met olanzapine werd orthostatische hypotensie af en toe waargenomen
bij ouderen. Het wordt aanbevolen de bloeddruk regelmatig te meten bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Plotselinge hartdood
In rapporten na het op de markt brengen van olanzapine is het optreden van plotselinge hartdood
gerapporteerd bij patiënten met olanzapine. In een retrospectieve observationele cohortstudie was de
kans op vooronderstelde plotselinge hartdood bij patiënten behandeld met olanzapine ongeveer twee
keer zo groot als bij patiënten die geen antipsychotica gebruikten. In de studie was het risico van
olanzapine vergelijkbaar met het risico van atypische antipsychotica die in een samengevoegde
analyse waren geïncludeerd.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten. Onderzoeken bij
patiënten tussen 13-17 jaar lieten diverse ongewenste bijwerkingen zien, zoals gewichtstoename,
veranderingen in metabole parameters en toename van prolactinespiegels (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Aspartaam
Aspartaam is een bron van fenylalanine. Het kan schadelijk zijn als u fenylketonurie (PKU) heeft.
Dit geneesmiddel moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met fenylketonurie.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen uitgevoerd bij volwassenen.
Mogelijke interacties met invloed op olanzapine
Aangezien olanzapine wordt gemetaboliseerd door CYP1A2, kunnen stoffen die dit isoenzym
specifiek kunnen induceren of remmen, de farmacokinetiek van olanzapine beïnvloeden.
Inductie van CYP1A2
Het metabolisme van olanzapine kan worden geïnduceerd door roken en carbamazepine, wat kan
leiden tot verminderde concentraties van olanzapine. Er is slechts lichte tot matige verhoging van de
klaring van olanzapine waargenomen. De klinische consequenties zijn waarschijnlijk beperkt, maar
klinische controle wordt aanbevolen en een verhoging van de dosis olanzapine kan, indien
noodzakelijk, overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Remming van CYP1A2
Van fluvoxamine, een specifieke CYP1A2-remmer, is aangetoond dat het metabolisme van olanzapine
significant remt. De gemiddelde toename in de Cmax van olanzapine, volgend op fluvoxamine, was
54 % bij vrouwelijke niet-rokers en 77 % bij mannelijke rokers. De gemiddelde toename van de AUC
van olanzapine, was respectievelijk 52 % en 108 %. Een lagere startdosis van olanzapine dient te
worden overwogen bij patiënten die fluvoxamine of enige andere CYP1A2-remmers gebruiken, zoals
ciprofloxacine. Een lagere dosis olanzapine dient te worden overwogen als wordt begonnen met een
behandeling met een remmer van CYP1A2.
Verminderde biologische beschikbaarheid
Geactiveerde kool vermindert de biologische beschikbaarheid van oraal olanzapine met 50 tot 60 % en
Van fluoxetine (een remmer van CYP2D6), een enkele dosis antacidum (aluminium, magnesium) of
cimetidine is niet aangetoond dat deze de farmacokinetiek van olanzapine significant beïnvloeden.
Mogelijkheid van olanzapine om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
Olanzapine kan een antagonistisch effect hebben op directe en indirecte dopamineagonisten.
Olanzapine remt niet de belangrijkste CYP450-iso-enzymen in vitro (bijvoorbeeld 1A2, 2D6, 2C9,
2C19, 3A4). Er wordt dus geen specifieke interactie verwacht, zoals bevestigd met behulp van in-
vivo
-onderzoeken waar geen remming van het metabolisme van de volgende actieve stoffen werd
gevonden: tricyclische antidepressiva (die voornamelijk de CYP2D6-route vertegenwoordigen),
warfarine (CYP2C9), theofylline (CYP1A2) of diazepam (CYP3A4 en 2C19).
Olanzapine liet geen interactie zien wanneer het gelijktijdig werd toegediend met lithium of
biperideen.
Therapeutische controle van de valproaatplasmaspiegels gaf geen indicatie dat aanpassing van de
valproaatdosis noodzakelijk is na de start van gelijktijdige toediening van olanzapine.
Algemene werking op het zenuwstelsel
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die alcohol gebruiken of geneesmiddelen krijgen die
depressie van het centrale zenuwstelsel kunnen veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik van olanzapine met antiparkinsongeneesmiddelen bij patiënten met de ziekte van
Parkinson en dementie wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
QTc-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer olanzapine gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die
het QTc-interval kunnen verlengen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen adequate, goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen beschikbaar. Patiënten
dienen te worden aangeraden hun arts te informeren wanneer zij zwanger raken of zwanger willen
worden tijdens de behandeling met olanzapine. Desondanks, omdat de humane ervaring beperkt is,
dient olanzapine slechts gebruikt te worden tijdens de zwangerschap wanneer het mogelijke voordeel
het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt.
Pasgeboren kinderen die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder olanzapine), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd.
Borstvoeding
In een onderzoek bij gezonde vrouwen die borstvoeding gaven, werd olanzapine uitgescheiden in de
moedermelk. De gemiddelde blootstelling van het kind (mg/kg) in 'steady state' werd geschat op 1,8 %
van de maternale olanzapinedosis (mg/kg). Patiënten dienen te worden geadviseerd hun kind geen
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van olanzapine.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de vruchtbaarheid bekend (zie rubriek 5.3 voor preklinische informatie).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Volwassenen
De meest frequent (gezien bij 1 % van de patiënten) gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling
met olanzapine in klinisch onderzoek waren slaperigheid, gewichtstoename, eosinofilie, verhoogde
prolactine-, cholesterol-, glucose- en triglyceridespiegels (zie rubriek 4.4), glucosurie, toegenomen
eetlust, duizeligheid, acathisie, parkinsonisme, leukopenie, neutropenie (zie rubriek 4.4), dyskinesie,
orthostatische hypotensie, anticholinerge effecten, voorbijgaande asymptomatische verhogingen van
leveraminotransferasen (zie rubriek 4.4), huiduitslag, asthenie, moeheid, koorts, artralgie, verhoogde
alkalische fosfatase, hoog gammaglutamyltransferase, hoog urinezuur, hoog creatinefosfokinase en
oedeem.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende tabel geeft een overzicht met bijwerkingen en laboratoriumonderzoeken die zijn gemeld
via spontane meldingen en tijdens de klinische onderzoeken. Binnen elke frequentie groep, worden de
bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst. De frequenties zijn als volgt gedefinieerd:
zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000),
zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Eosinofilie
Trombocytopenie11
Leukopenie10
Neutropenie10
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid 11
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Gewichtstoename1
Verhoogde
Ontwikkeling of
Onderkoeling 12
cholesterolspiegels2,3
exacerbatie van
Verhoogde
diabetes, soms
glucosespiegels4
geassocieerd met
Verhoogde
ketoacidose of coma,
triglyceridespiegels2,5
waaronder enkele
Glucosurie
gevallen met fatale
Toegenomen eetlust
afloop (zie rubriek
4.4) 11
Zenuwstelselaandoeningen
Somnolentie
Duizeligheid
Convulsies waarbij in Maligne
Acathisie6
de meeste van deze
Neuroleptica
Parkinsonisme6
gevallen, een
Syndroom (MNS)
Dyskinesie6
voorgeschiedenis van (zie rubriek 4.4.) 12
convulsies of
Ontwennings-
risicofactoren voor
verschijnselen7, 12
convulsies gemeld
is11
Dystonie (inclusief
oogdraaiingen) 11
Tardieve dyskinesie11
Amnesie9
Dysartrie
Stotteren11
Rusteloze benen
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
syndroom11
Hartaandoeningen
Bradycardie
Ventriculaire
QTc-verlenging (zie
tachycardie/fibrillatie
rubriek 4.4)
plotselinge dood (zie
rubriek 4.4) 11
Bloedvataandoeningen
Orthostatische
Trombo-embolie
hypotensie10
(inclusief
longembolie en diepe
veneuze trombose)
(zie rubriek 4.4)
Ademhalings-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Epistaxis9
Maagdarmstelselaandoeningen
Lichte, voorbijgaande
Opgezwollen buik9
Pancreatitis11
anticholinerge effecten Hypersalivatie11
inclusief constipatie en
droge mond
Lever- en galaandoeningen
Voorbijgaande,
Hepatitis (inclusief
asymptomatische
hepatocellulair,
verhogingen van
cholestatisch of
leveraminotransferasen
gemengd leverletsel)
(ALAT, ASAT),
11
vooral in het begin van
de behandeling (zie
4.4)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huiduitslag
Fotosensitieve reactie
Drugreactie
Alopecia
met
eosinofilie en
systemische
symptomen
(DRESS)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie9
Rabdomyolyse11
Nier- en urinewegaandoeningen
Urine-incontinentie
Urineretentie
Vertraagde
urinelozing11
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Neonataal
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Erectiestoornis bij
Amenorroe
Priapisme12
mannen
Vergroting van de
Verminderd libido bij
borsten
mannen en vrouwen
Galactorroe bij
vrouwen
Gynecomastie/vergro-
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
ting van de borsten bij
mannen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Moeheid
Oedeem
Koorts10
Onderzoeken
Verhoogde
Verhoogde alkalische
Verhoogde totale
plasmaprolactinespie- fosfatase10
bilirubine
gels8
Hoge
creatinefosfokinase11
Hoge gammaglutamyl-
transferase10
Hoog urinezuur10
1 Klinisch significante gewichtstoename werd gezien bij alle Body Mass Index (BMI)-categorieën. Na
kortetermijnbehandeling (mediane behandelingsduur 47 dagen) kwam gewichtstoename van 7% van
het lichaamsgewicht na start van de behandeling zeer vaak voor (22,2%), 15% van het
lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam vaak voor (4,2%) en gewichtstoename van 25%
van het lichaamsgewicht na start van de behandeling kwam soms voor (0,8%). Bij langdurige
blootstelling (ten minste 48 weken), kwam gewichtstoename van 7%, 15% en 25% zeer vaak
voor (respectievelijk 64,4%, 31,7% en 12,3%).
2 Gemiddelde verhogingen in nuchtere lipidenwaarden (totaal cholesterol, LDL-cholesterol en
triglyceriden) waren groter bij patiënten zonder bewijs van dysregulatie van lipiden bij aanvang.
3 Er werd gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 5,17 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 6,2 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang ( 5,17 mmol/l -< 6,2 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 6,2 mmol/l) kwamen zeer vaak voor.
4 Er werd gezien dat normale nuchtere glucosespiegels bij aanvang (< 5,56 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 7 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere glucosespiegels bij aanvang
( 5,56 -< 7 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 7 mmol/l) kwam zeer vaak voor.
5 Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (<1,69 mmol/l) naar een hoge
spiegel toenamen ( 2,26 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij
aanvang ( 1,69 mmol/l-< 2,26 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 2,26 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
6 In klinische onderzoeken was de incidentie van Parkinsonisme en dystonie bij patiënten behandeld
met olanzapine numeriek hoger, maar niet statistisch significant verschillend van placebo. Patiënten
behandeld met olanzapine hadden een lagere incidentie van Parkinsonisme, acathisie en dystonie
vergeleken met getitreerde doses van haloperidol. Door gebrek aan gedetailleerde informatie over de
voorgeschiedenis van individuele acute en tardieve extrapiramidale bewegingsstoornissen, kan men op
dit ogenblik niet concluderen dat olanzapine minder tardieve dyskinesie en/of andere tardieve
extrapiramidale syndromen voortbrengt.
7 Acute symptomen zoals zweten, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid en overgeven zijn
gemeld wanneer olanzapine plotseling wordt gestaakt.
8 In klinische onderzoeken tot 12 weken overschreden de plasmaprolactineconcentraties de bovenste
limiet van de normale range bij ongeveer 30 % van de met olanzapine behandelde patiënten met een
normale uitgangsprolactinewaarde. Bij de meerderheid van deze patiënten waren de verhogingen in
het algemeen bescheiden en bleven beneden twee keer de bovenste limiet van de normale range.
10 Beoordeeld via gemeten waarden in klinisch onderzoek uit de geïntegreerde olanzapinedatabase.
11 Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen waarbij de frequentie is
vastgesteld met gebruik van de geïntegreerde olanzapinedatabase.
12 Bijwerking geïdentificeerd uit spontane post-marketing meldingen met een frequentie geschat op de
bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval, gebruikmakend van de geïntegreerde
olanzapinedatabase.
Langdurige blootstelling (tenminste 48 weken)
Het aandeel van de patiënten die klinische significante negatieve veranderingen ondervonden met
betrekking tot gewichtstoename, glucose, totaal/LDL/HDL-cholesterol of triglyceriden nam in de loop
van de tijd toe. Bij volwassen patiënten die gedurende 9-12 maanden werden behandeld, was de
snelheid waarmee de gemiddelde bloedglucose toenam, vertraagd na ongeveer 6 maanden.
Aanvullende informatie over speciale patiëntenpopulaties
In klinische onderzoeken bij oudere patiënten met dementie werd behandeling met olanzapine in
verband gebracht met een hogere incidentie van mortaliteit en cerebrovasculaire bijwerkingen
vergeleken met placebo (zie ook 4.4).
Zeer vaak (> 10 %) voorkomende bijwerkingen die geassocieerd worden met het gebruik van
olanzapine in deze patiëntengroep waren een abnormaal looppatroon en vallen. Pneumonie, verhoogde
lichaamstemperatuur, lethargie, erytheem, visuele hallucinaties en urine-incontinentie werden vaak
(1-10 %) waargenomen.
Uit klinische onderzoeken bij patiënten met een geneesmiddelgeïnduceerde (dopamineagonist)
psychose bij de ziekte van Parkinson werd een verergering van de parkinsonsymptomatologie
en -hallucinaties zeer vaak gemeld en vaker dan bij placebo.
In één klinisch onderzoek bij patiënten met bipolaire manie resulteerde de combinatietherapie van
valproaat met olanzapine in een neutropenie incidentie van 4,1 %; mogelijk hebben hoge
valproaatspiegels hiertoe bijgedragen. Olanzapine gaf, in combinatie met lithium of valproaat, een
toename ( 10 %) van tremor, droge mond, toename in eetlust en gewicht. Spraakstoornis werd
eveneens vaak gerapporteerd. Tijdens de behandeling met olanzapine in combinatie met lithium of
valproaat werd een gewichtstoename van 7 % of meer gezien ten opzichte van het lichaamsgewicht bij
start van de behandeling bij 17,4 % van de patiënten tijdens acute therapie (tot 6 weken).
Langetermijnbehandeling met olanzapine (tot 12 maanden) ter preventie van een recidief bij patiënten
met bipolaire stoornis werd in verband gebracht met een gewichtstoename van 7 % of meer ten
opzichte van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling bij 39,9 % van de patiënten.
Pediatrische patiënten
Olanzapine is niet geïndiceerd voor de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar.
Hoewel er geen klinische onderzoeken zijn uitgevoerd om adolescenten te vergelijken met
volwassenen, zijn gegevens uit onderzoeken met adolescenten vergeleken met die uit onderzoeken met
volwassenen.
De volgende tabel geeft een samenvatting van de bijwerkingen die met grotere frequentie zijn gemeld
bij adolescente patiënten (leeftijd 13-17 jaar) dan bij volwassen patiënten of bijwerkingen die enkel
gemeld zijn tijdens kortetermijn klinisch onderzoek met adolescente patiënten. Klinisch significante
gewichtstoename ( 7 %) lijkt vaker op te treden in de adolescente populatie in vergelijking met
volwassenen met een vergelijkbare blootstelling. De omvang van de gewichtstoename en het aandeel
van de adolescente patiënten die een klinisch significante gewichtstoename hadden waren groter na
langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) dan na blootstelling gedurende korte tijd.
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De
terminologie van de frequentie is als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10).
13 Na kortetermijnbehandeling (mediane duur 22 dagen) kwam gewichtstoename van 7 % van het
lichaamsgewicht (kg) bij aanvang zeer vaak voor (40,6 %), 15 % van het lichaamsgewicht bij
aanvang kwam vaak voor (7,1 %) en 25 % van het lichaamsgewicht bij aanvang kwam vaak voor
(2,5 %). Bij langdurige blootstelling (ten minste 24 weken) kwam 89,4 % 7 %, 55,3 % 15 % en
29,1 % 25 % van het lichaamsgewicht bij start van de behandeling aan.
14 Er werd gezien dat normale nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang (< 1,016 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen ( 1,467 mmol/l), en dat borderline nuchtere triglyceridenspiegels bij aanvang
( 1,016 mmol/l-< 1,467 mmol/l) naar een hoge spiegel toenamen ( 1,467 mmol/l).
15 Er werd vaak gezien dat normale nuchtere cholesterolspiegels bij aanvang (< 4,39 mmol/l) naar een
hoge spiegel toenamen ( 5,17 mmol/l). Veranderingen van borderline nuchtere cholesterolspiegels bij
aanvang ( 4,39 mmol/l-< 5,17 mmol/l) naar een hoge spiegel ( 5,17 mmol/l) kwamen zeer vaak
voor.
16 Verhoogde plasmaprolactinespiegels werden gemeld in 47,4 % van de adolescente patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
Zeer vaak voorkomende symptomen bij overdosering (incidentie > 10 %) zijn tachycardie,
agitatie/agressiviteit, dysartrie, verschillende extrapiramidale symptomen en een verminderd
bewustzijn variërend van sedatie tot coma.
Andere medisch significante gevolgen van overdosering zijn delirium, convulsie, coma, mogelijke
maligne neurolepticasyndroom, ademhalingsdepressie, aspiratie, hypertensie of hypotensie, cardiale
aritmieën (< 2 % van de gevallen van overdosering) en hart- en ademstilstand. Dodelijke aflopen zijn
gemeld bij acute overdoses vanaf 450 mg maar overleving is ook gemeld na acute overdosis van
ongeveer 2 g olanzapine oraal.
Behandeling
Er bestaat geen specifiek antidotum tegen olanzapine. Het induceren van braken wordt niet
aanbevolen. De standaardprocedures voor de behandeling van overdosering kunnen van toepassing
zijn (dat wil zeggen maagspoeling, toediening van geactiveerde kool). Het is aangetoond dat de
gelijktijdige toediening van geactiveerde kool de orale biologische beschikbaarheid van olanzapine
met 50 tot 60 % vermindert.
Symptomatische behandeling en controle van de vitale orgaanfuncties dienen te worden ingesteld op
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, diazepines, oxazepines, thiazepines en oxepines,
ATC code: N05AH03.
Farmacodynamische effecten
Olanzapine is een antipsychoticum, een middel tegen manie en een stemmingsstabilisator dat een
breed farmacologisch profiel vertoont in een aantal receptorsystemen.
In preklinische onderzoeken vertoonde olanzapine een reeks van receptoraffiniteiten (Ki; 100 nM)
voor serotonine 5HT2A/2C-, 5HT3- en 5HT6-receptoren, dopamine D1-, D2-, D3-, D4- en D5-receptoren,
cholinerge muscarinereceptoren (M1-M5), 1-adrenerge receptoren en histamine H1-receptoren.
Diergedragsonderzoeken met olanzapine duidden op 5HT-, dopamine-, en cholinerg antagonisme,
consistent met het receptorbindingsprofiel. Olanzapine vertoonde een hogere in-vitro-affiniteit voor
serotonine 5HT2- dan dopamine D2-receptoren en grotere 5HT2-activiteit dan D2-activiteit in in-vivo-
modellen. Electrofysiologische onderzoeken toonden aan dat olanzapine selectief het vuren van de
mesolimbische (A 10) dopaminerge neuronen reduceert, terwijl het weinig effect heeft op de striatale
(A 9) banen betrokken bij motorische functies. Olanzapine verlaagde een geconditioneerde
vermijdingsreactie, een test die voorspellend is voor antipsychotische activiteit, bij doses lager dan die
welke katalepsie veroorzaken, een effect dat wijst op motorische bijwerkingen. Anders dan bij
sommige andere antipsychotica neemt bij olanzapine de respons toe in een 'anxiolytische' test.
In een Positron Emissie Tomografie (PET) onderzoek bij gezonde vrijwilligers met een éénmalige
orale dosis (10 mg) had olanzapine een grotere 5HT2A-receptorbezetting dan dopamine D2-
receptorbezetting. Bovendien bleek uit een Single Photon Emission Computed Tomography (SPECT)
onderzoek in schizofrene patiënten dat patiënten gevoelig voor olanzapine een lagere striatale D2
bezetting hadden dan patiënten gevoelig voor sommige andere antipsychotica en risperidon, terwijl
deze vergelijkbaar waren met patiënten gevoelig voor clozapine.
Klinische werkzaamheid
In 2 op 2 placebo en 2 op 3 gecontroleerde vergelijkende onderzoeken met meer dan 2900 schizofrene
patiënten die zowel positieve als negatieve symptomen vertoonden werd olanzapine geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van zowel negatieve als positieve symptomen.
In een multinationaal, dubbelblind, vergelijkend onderzoek van schizofrenie, schizoaffectieve en
aanverwante stoornissen, waarbij 1481 patiënten met verschillende graad van geassocieerde
depressieve symptomen (gemiddelde uitgangswaarde van 16,6 op de Montgomery-Asberg Depression
Rating Scale-MADRS) betrokken waren, toonde een prospectieve secundaire analyse een statistisch
significante verbetering aan (p = 0,001) in de verandering van de gemoedsscore van uitgangswaarde
tot eindwaarde, in het voordeel van olanzapine (- 6,0) ten opzichte van haloperidol (- 3,1).
Bij patiënten met een manische of gemengde episode van bipolaire stoornis vertoonde olanzapine
superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo en valproaatseminatrium, terwijl de manische
symptomen over een periode van 3 weken afnamen. Olanzapine vertoonde vergelijkbare
werkzaamheidresultaten qua werkzaamheid als haloperidol, uitgedrukt in de proportie patiënten die
een symptomatische remissie van manie en depressie hadden bij 6 en 12 weken. In een comedicatie
onderzoek waarbij patiënten ten minste 2 weken werden behandeld met lithium of valproaat,
In een 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode, die in
remissie waren gekomen met olanzapine en vervolgens gerandomiseerd werden naar olanzapine of
placebo, liet olanzapine een statistisch significante superioriteit boven placebo zien, gemeten volgens
het primaire eindpunt van een bipolair recidief. Olanzapine liet ook een statistisch significant voordeel
boven placebo zien in termen van preventie van ofwel een recidief van manie ofwel een recidief van
depressie.
In een tweede 12-maanden durend recidiefpreventieonderzoek bij patiënten met een manische episode,
die in remissie waren gekomen met een combinatie van olanzapine en lithium en vervolgens
gerandomiseerd werden naar enkel olanzapine of lithium, was olanzapine statistisch niet inferieur aan
lithium volgens het primaire eindpunt van een bipolair recidief (olanzapine 30,0 %, lithium 38,3 %;
p = 0,055).
In een 18-maanden durend onderzoek met combinatietherapie bij patiënten met een manische of
gemengde episode, die in remissie waren gekomen met olanzapine in combinatie met een
stemmingsstabilisator (lithium of valproaat), was langetermijn olanzapine combinatietherapie met
lithium of valproaat niet statistisch significant superieur ten opzichte van enkel lithium of valproaat in
het uitstellen van een bipolair recidief, gedefinieerd volgens (diagnostische) criteria van het syndroom.
Pediatrische patiënten
Gecontroleerde werkzaamheidsgegevens bij adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar) zijn beperkt tot
kortetermijnstudies bij schizofrenie (6 weken) en manie geassocieerd met bipolaire I-stoornis
(3 weken), waar minder dan 200 adolescenten bij betrokken waren. Olanzapine werd gebruikt in een
flexibele dosering beginnend met 2,5 en oplopend tot 20 mg/dag. Tijdens de behandeling met
olanzapine namen de adolescenten significant veel meer in gewicht toe dan volwassenen. De omvang
van veranderingen in nuchter totaal cholesterol, LDL-cholesterol, triglyceriden en prolactine (zie
rubriek 4.4 en 4.8) was groter bij adolescenten dan bij volwassenen. Er zijn geen gecontroleerde
gegevens over het behoud van effect of over de veiligheid op de langetermijn (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Informatie over langetermijnveiligheid is primair beperkt tot open label, ongecontroleerde data.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Olanzapine orodispergeerbae tablet is bio-equivalent aan olanzapine tabletten met een gelijke snelheid
en mate van absorptie. Olanzapine orodispergeerbare tablet kan als alternatief worden gebruikt voor
olanzapine tabletten.
Absorptie
Olanzapine wordt goed geabsorbeerd na orale toediening, waarbij de piek plasmaconcentraties worden
bereikt na 5 tot 8 uur. De absorptie wordt niet beïnvloed door voedsel. De absolute orale biologische
beschikbaarheid t.o.v. intraveneuze toediening is niet vastgesteld.
Distributie
De plasma-eiwitbinding van olanzapine bedroeg ongeveer 93 % over het concentratiebereik van
ongeveer 7 tot ongeveer 1000 ng/ml. Het wordt voornamelijk gebonden aan albumine en 1-zure
glycoproteïne.
Biotransformatie
Olanzapine wordt gemetaboliseerd in de lever via conjugatie en oxidatie. De belangrijkste metaboliet
is het 10-N-glucuronide, dat de bloedhersenbarrière niet passeert. Cytochroom P450-CYP1A2 en
P450-CYP2D6 dragen bij tot de vorming van de N-desmethyl en 2-hydroxymethyl metabolieten, die
beide in onderzoeken bij dieren in vivo significant minder farmacologische activiteit vertoonden dan
olanzapine. De overheersende farmacologische activiteit komt van de moederstof olanzapine.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij gezonde ouderen (65 jaar en ouder)
verlengd vergeleken met niet-ouderen (51,8 uur t.o.v. 33,8 uur) en de klaring was afgenomen (17,5
t.o.v. 18,2 l/uur). De farmacokinetische variabiliteit waargenomen bij ouderen valt binnen de
variabiliteit bij niet-ouderen. Bij 44 schizofrene patiënten ouder dan 65 jaar was een dosis van 5 tot
20 mg niet geassocieerd met een afwijkend profiel van ongewenste effecten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van olanzapine is bij vrouwen enigszins verlengd (36,7 uur
t.o.v. 32,3 uur) vergeleken met mannen, en de klaring was afgenomen (18,9 t.o.v. 27,3 l/uur). Echter,
olanzapine (5-20 mg) vertoonde een vergelijkbaar veiligheidsprofiel bij zowel vrouwelijke (n = 467)
als bij mannelijke patiënten (n = 869).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (creatinine klaring 10 ml/min) was er t.o.v. gezonde
personen geen significant verschil in gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd (37,7 t.o.v. 32,4 uur) of
klaring (21,2 t.o.v. 25,0 l/uur). Een massabalansonderzoek toonde aan dat ongeveer 57 % van
radiogelabelled olanzapine in de urine verscheen, hoofdzakelijk als metabolieten.
Leverfunctiestoornis
Een kleine studie naar het effect van een leverfunctiestoornis bij 6 personen met klinisch significante
cirrose (Child-Pugh score A (n = 5) en B (n = 1)) toonde weinig effect aan op de farmacokinetiek van
oraal toegediend olanzapine (enkelvoudige dosis van 2,5 ­ 7,5 mg): personen met een milde tot matige
leverfunctiestoornis hadden een licht verhoogde systemische klaring en een snellere
eliminatiehalfwaardetijd in vergelijking met personen zonder leverfunctiestoornis (n = 3). Er waren
meer rokers onder de personen met cirrose (4/6; 67%) dan onder personen zonder leverfunctiestoornis
(0/2; 0%).
Roken
Bij niet-rokers was t.o.v. de rokers (mannen en vrouwen) de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd
(38,6 uur t.o.v. 30,4 uur) verlengd en de klaring (18,6 t.o.v. 27,7 l/uur) afgenomen.
De plasmaklaring van olanzapine is lager bij ouderen dan bij jongeren, in vrouwen dan in mannen en
in niet-rokers dan in rokers. Echter, de grootte van de invloed van leeftijd, geslacht of roken op de
klaring en halfwaardetijd van olanzapine is klein in vergelijking met de totale inter-individuele
variabiliteit.
In een onderzoek van Kaukasische, Japanse en Chinese personen waren er geen verschillen in de
farmacokinetische parameters tussen de drie populaties.
Pediatrische patiënten
Adolescenten (leeftijd 13 tot 17 jaar): De farmacokinetiek van olanzapine is vergelijkbaar tussen
adolescenten en volwassenen. In klinisch onderzoek was de gemiddelde olanzapineblootstelling bij
adolescenten ongeveer 27 % hoger. Demografische verschillen tussen adolescenten en volwassenen
omvatten een lager gemiddeld lichaamsgewicht en er waren minder rokers onder de adolescenten.
Dergelijke factoren dragen mogelijk bij aan een hogere gemiddelde blootstelling bij adolescenten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit (na eenmalige dosis)
De symptomen van toxiciteit bij knaagdieren na orale toediening waren karakteristiek voor potente
neuroleptica: hypoactiviteit, coma, tremoren, clonische convulsies, speekselvloed en gereduceerde
gewichtstoename. De mediane letale doses waren ongeveer 210 mg/kg (muizen) en 175 mg/kg
(ratten). Honden verdroegen eenmalige orale doses tot 100 mg/kg zonder mortaliteit. De klinische
symptomen omvatten sedatie, ataxie, tremoren, verhoging van de hartfrequentie, bemoeilijkte
ademhaling, miosis en anorexia. Bij apen veroorzaakten eenmalige orale doses tot 100 mg/kg
Toxiciteit na herhaalde toediening
Bij onderzoeken met een duur tot 3 maanden bij muizen en tot 1 jaar bij ratten en honden werden
voornamelijk depressie van het centrale zenuwstelsel (CZS), anticholinerge effecten en perifere
hematologische stoornissen gezien. Er ontwikkelde zich tolerantie voor de CZS-depressie.
Groeiparameters verminderden bij hoge doses. Bij ratten zijn reversibele effecten gezien passend bij
een verhoogde prolactinespiegel. Zij omvatten een gewichtsvermindering van de ovaria en uterus en
morfologische veranderingen in het vaginaal epitheel en in borstklieren.
Hematologische toxiciteit
Effecten op hematologische parameters werden gevonden in alle species, waaronder dosisafhankelijke
afnamen in circulerende leukocyten in muizen en aspecifieke verlagingen van circulerende leukocyten
in ratten; er was echter geen beenmergcytotoxiciteit aantoonbaar. Er ontwikkelde zich bij enkele
honden die behandeld werden met 8 of 10 mg/kg/dag (totale olanzapineblootstelling [AUC] is 12-
15 maal groter dan die bij een dosis van 12 mg aan de mens) reversibele neutropenie, trombocytopenie
of anemie. Bij cytopenische honden werden geen ongewenste effecten waargenomen op moedercellen
en prolifererende cellen in het beenmerg.
Voortplantingstoxiciteit
Olanzapine had geen teratogene effecten. Sedatie beïnvloedde de paringsprestatie van mannelijke
ratten. Bij ratten werden de oestrus cycli beïnvloed bij doses van ten minste 1.1 mg/kg (3 maal de
maximale dosis bij de mens) en de voortplantingsparameters werden beïnvloed bij doses van ten
minste 3 mg/kg (9 maal de maximale dosis bij de mens). De nakomelingen van met olanzapine
behandelde ratten bleken in foetale ontwikkeling vertraagd te zijn en bij deze werden voorbijgaande
dalingen in activiteit gezien.
Mutageniciteit
In een volledige reeks van standaardtesten, waaronder bacteriële mutatietesten en in-vitro- en in-vivo-
zoogdiertesten, was olanzapine niet mutageen noch veroorzaakte het een chromosoombreuk.
Carcinogeniteit
Op basis van de resultaten van onderzoeken bij muizen en ratten werd geconcludeerd dat olanzapine
niet carcinogeen is.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Crospovidone
Laag-gesubstitueerd hydroxypropylcellulose
Aspartaam
Calciumsilicaat
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
5 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Zalasta orodispergeerbare tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 of 70 tabletten
verpakt in blisterverpakking (Al/OPA/Al/PVC).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/032-036
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/037-041
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/042-046
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/047-051
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/07/415/052-056
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 september 2007
Datum van laatste verlenging: 26 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
KRKA, d.d., Novo mesto
Smarjeska cesta 6
8501 Novo mesto
Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
ul. Równolegla 5
02-235 Warszawa
Polen
TAD Pharma GmbH
Heinz-Lohmann-Straße 5
27472 Cuxhaven
Duitsland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOSJE VOOR ZALASTA 2,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/001 (14 tabletten)
EU/1/07/415/002 (28 tabletten)
EU/1/07/415/003 (35 tabletten)
EU/1/07/415/004 (56 tabletten)
EU/1/07/415/005 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 2,5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 2,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 2,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/006 (14 tabletten)
EU/1/07/415/007 (28 tabletten)
EU/1/07/415/008 (35 tabletten)
EU/1/07/415/009 (56 tabletten)
EU/1/07/415/010 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 7,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/011 (14 tabletten)
EU/1/07/415/012 (28 tabletten)
EU/1/07/415/013 (35 tabletten)
EU/1/07/415/014 (56 tabletten)
EU/1/07/415/015 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 7,5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 7,5 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 10 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 10 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
7 tabletten
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/016 (7 tabletten)
EU/1/07/415/017 (14 tabletten)
EU/1/07/415/018 (28 tabletten)
EU/1/07/415/019 (35 tabletten)
EU/1/07/415/020 (56 tabletten)
EU/1/07/415/021 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 10 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 10 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 15 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 15 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/022 (14 tabletten)
EU/1/07/415/023 (28 tabletten)
EU/1/07/415/024 (35 tabletten)
EU/1/07/415/025 (56 tabletten)
EU/1/07/415/026 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 15 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 15 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 20 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 20 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
tablet
14 tabletten
28 tabletten
35 tabletten
56 tabletten
70 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/027 (14 tabletten)
EU/1/07/415/028 (28 tabletten)
EU/1/07/415/029 (35 tabletten)
EU/1/07/415/030 (56 tabletten)
EU/1/07/415/031 (70 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 20 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 20 mg TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOSJE VOOR ZALASTA 5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/032 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/033 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/034 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/035 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/036 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
1. Afscheuren
2. Verwijderen
DOOSJE VOOR ZALASTA 7,5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 7,5 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/037 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/038 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/039 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/040 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/041 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 7,5 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
1. Afscheuren
2. Verwijderen
DOOSJE VOOR ZALASTA 10 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/042 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/043 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/044 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/045 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/046 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 10 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
1. Afscheuren
2. Verwijderen
DOOSJE VOOR ZALASTA 15 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/047 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/048 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/049 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/050 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/051 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 15 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
1. Afscheuren
2. Verwijderen
DOOSJE VOOR ZALASTA 20 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 20 mg olanzapine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
orodispergeerbare tablet
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
35 orodispergeerbare tabletten
56 orodispergeerbare tabletten
70 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Pak de tabletten niet met natte handen, de tabletten kunnen uit elkaar vallen.
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
Slik de tablet in met of zonder water.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/415/052 (14 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/053 (28 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/054 (35 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/055 (56 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/07/415/056 (70 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING VOOR ZALASTA 20 mg ORODISPERGEERBARE TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten
Olanzapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

KRKA
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
1. Afscheuren
2. Verwijderen
Zalasta 2,5 mg tabletten
Zalasta 5 mg tabletten
Zalasta 7,5 mg tabletten
Zalasta 10 mg tabletten
Zalasta 15 mg tabletten
Zalasta 20 mg tabletten

Olanzapine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Zalasta bevat de werkzame stof olanzapine. Zalasta behoort tot een groep van geneesmiddelen die
antipsychotica wordt genoemden wordt gebruikt ter behandeling van de volgende aandoeningen:
-
Schizofrenie, een ziekte met verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er
niet zijn; waangedachten; ongebruikelijke achterdocht en teruggetrokken gedrag. Mensen
met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig of gespannen voelen.
- Matige tot ernstige manische episoden, een aandoening met verschijnselen van opwinding of
euforie.
Gebleken is dat Zalasta herhaling van deze verschijnselen voorkomt bij patiënten met bipolaire
stoornis bij wie de manische episode reageerde op behandeling met olanzapine.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u extra voorzichtig zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Een allergische reactie kan herkend worden door huiduitslag, jeuk, een gezwollen
gezicht, gezwollen lippen, of kortademigheid. Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan
uw arts.
- Er zijn bij u oogproblemen zoals bepaalde vormen van glaucoom (verhoogde druk in het oog)
vastgesteld.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
-
Het gebruik van Zalasta door oudere patiënten met dementie wordt niet aanbevolen aangezien er
ernstige bijwerkingen kunnen optreden.
- Geneesmiddelen van dit type kunnen abnormale bewegingen van met name het gezicht of de
- In zeer zeldzame gevallen kunnen geneesmiddelen van dit type een combinatie van koorts, een
snellere ademhaling, transpiratie, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid veroorzaken. Indien
dit voorkomt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
- Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is gewichtstoename geconstateerd. U en uw arts moeten
regelmatig uw gewicht controleren.
- Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is een hoog bloedsuikergehalte en een hoog vetgehalte
(triglyceriden en cholesterol) geconstateerd. Voordat u begint met het gebruik van Zalasta, en
regelmatig tijdens de behandeling, moet uw arts bloedtesten doen om uw bloedsuiker en
bepaalde vetgehalten te controleren. Overweeg, indien nodig, verwijzing naar een diëtist of hulp
bij het opstellen van een dieet.
- Vertel het uw arts als u of iemand in uw familie bloedstolsels heeft gehad, omdat
geneesmiddelen als deze in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
Als u lijdt aan een van de volgende ziekten, vertel dit dan zo snel mogelijk aan uw arts:
-
beroerte of 'kleine' beroerte (tijdelijke symptomen van beroerte)
- ziekte van Parkinson
- prostaatklachten
- belemmerde darmpassage (paralytische ileus)
- lever- of nierziekte
- bloedstoornissen
- hartaandoening
- diabetes
- toevallen
- als u weet dat u een zouttekort kunt hebben door langdurige ernstige diarree en braken of door
gebruik van plaspillen (diuretica)
Indien u lijdt aan dementie, dient u of uw verzorger/familie aan uw arts te vertellen of u ooit een
beroerte of 'kleine' beroerte hebt gehad.
Indien u ouder dan 65 jaar bent, kan als voorzorgsmaatregel regelmatig uw bloeddruk door uw arts
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zalasta is niet bestemd voor patiënten die jonger zijn dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik alleen andere geneesmiddelen indien u Zalasta gebruikt als uw arts zegt dat dit kan. U kunt
zich slaperig voelen als u Zalasta samen gebruikt met geneesmiddelen tegen depressie of
geneesmiddelen tegen angst of slaapmiddelen (tranquillizers).
Gebruikt u naast Zalasta nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kortgeleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Vertel het met name aan uw arts wanneer u:
-
geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson gebruikt
- carbamazepine (gebruikt bij epilepsie en om de stemming in evenwicht te houden), fluvoxamine
(een geneesmiddel tegen depressie) of ciprofloxacine (een antibioticum) gebruikt; het kan nodig
zijn om uw dosis Zalasta aan te passen.
Waarop moet u letten met alcohol?
Drink geen alcohol als u Zalasta gebruikt omdat Zalasta en alcohol samen u suf kunnen maken.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Men dient dit geneesmiddel
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Zalasta in het laatste
trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke
spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last
krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er bestaat een risico op sufheid als u Zalasta gebruikt. Als dit optreedt dient u geen voertuigen te
besturen of gereedschappen of machines te bedienen. Vertel dit aan uw arts.
Zalasta bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal u vertellen hoeveel Zalasta tabletten u dient in te nemen, en voor hoelang. De dagelijkse
dosis Zalasta is tussen 5 mg en 20 mg.
Raadpleeg uw arts indien de symptomen terugkeren maar stop niet met het innemen van Zalasta tenzij
uw arts u vertelt dat te doen.
Zalasta tabletten dienen eenmaal daags te worden ingenomen volgens advies van de arts. Probeer uw
tabletten iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u dit met of zonder voedsel
doet. U moet de tabletten in hun geheel met water doorslikken.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Patiënten die meer Zalasta hebben ingenomen dan voorgeschreven hebben de volgende symptomen
ervaren: versneld kloppen van het hart, agitatie/agressie, problemen met spraak, ongewone
bewegingen (met name van gezicht of tong) en een verminderd bewustzijn. Andere symptomen
kunnen zijn: acute verwardheid, convulsies (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren, verstijfde spieren en een suf gevoel of slaperigheid, vertraging van de
ademhaling, zich verslikken, hoge bloeddruk of lage bloeddruk, abnormale hartritmes. Neem direct
contact op met uw arts of het ziekenhuis als u een van bovenstaande verschijnselen krijgt. Laat de arts
uw verpakking met tabletten zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw tabletten zodra u dat opmerkt. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van deze tabletten alleen omdat u zich beter voelt. Het is van belang dat u
ze blijft gebruiken voor zolang als uw arts dit aangeeft.
Indien u plotseling stopt met het gebruik van Zalasta kunnen symptomen optreden zoals zweten, niet
kunnen slapen, beven, angst of misselijkheid en overgeven. Uw arts kan u adviseren om geleidelijk de
dosis te verminderen voordat u stopt met de behandeling.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Informeer uw arts meteen als u een van de volgende verschijnselen heeft:
-
ongebruikelijke bewegingen vooral van gezicht en tong (een vaak voorkomende bijwerking die
kan voorkomen bij 1 op de 10 mensen);
- bloedstolsels in de aderen (een soms voorkomende bijwerking die kan voorkomen bij 1 op de
100 mensen), met name in de benen (verschijnselen zijn onder andere zwelling, pijn en
roodkleuring van het been), die zich door de bloedvaten kunnen verplaatsen naar de longen,
waardoor ze pijn op de borst en moeilijkheden bij het ademen kunnen veroorzaken. Als u een
van deze verschijnselen constateert, win dan onmiddellijk medisch advies in;
- een combinatie van koorts, sneller ademen, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid (hoe
vaak deze bijwerking voorkomt, is op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) zijn onder
andere gewichtstoename, slaperigheid en toename van de prolactinespiegel in het bloed. In de vroege
stadia van de behandeling kunnen sommige mensen zich duizelig voelen of flauwvallen (met een trage
hartslag), vooral wanneer men overeind komt vanuit een liggende of zittende positie. Dit gaat
gewoonlijk vanzelf over, maar als dit niet het geval is, raadpleeg dan uw arts.
Vaak gemelde bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) zijn veranderingen
in de concentraties van sommige bloedcellen en circulerende vetten in het bloed, tijdelijke verhogingen
van de leverenzymen in het begin van de behandeling, verhogingen in de suikerspiegel in het bloed en
de urine, verhogingen van de spiegels van urinezuur en creatinefosfokinase in het bloed, meer
hongergevoel, duizeligheid, rusteloosheid, beven, ongebruikelijke bewegingen (dyskinesie),
verstopping, droge mond, huiduitslag, krachtsverlies, extreme vermoeidheid, vasthouden van vocht
wat leidt tot zwelling van de handen, enkels of voeten, koorts, gewrichtspijn en seksueel
disfunctioneren zoals afgenomen libido bij mannen en vrouwen of erectiestoornis bij mannen.
Soms voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen) zijn
overgevoeligheid (bijvoorbeeld zwelling in de mond en keel, jeuk, huiduitslag), diabetes of erger
worden van diabetes, soms geassocieerd met ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
toevallen, gewoonlijk geassocieerd met een voorgeschiedenis van toevallen (epilepsie), spierstijfheid
of spasmen (met inbegrip van oogbewegingen), rusteloze benen syndroom, problemen met praten,
stotteren, langzame hartslag, gevoelig zijn voor zonlicht, neusbloeding, opgezwollen buik, kwijlen,
geheugenverlies of vergeetachtigheid, urine-incontinentie, niet kunnen plassen, haaruitval,
afwezigheid of afname van menstruele perioden, en veranderingen in de borsten bij mannen en
vrouwen zoals een abnormale productie van melk of abnormale groei.
Zelden voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1000 mensen) zijn
onder meer verlaging van de normale lichaamstemperatuur, afwijkende hartritmes, plotselinge
onverklaarbare dood, ontsteking van de alvleesklier die ernstige buikpijn, koorts en ziekte kan
veroorzaken, leveraandoening die tot uiting komt als geel worden van de huid en van de witte
gedeelten in de ogen, spierziekte tot uiting komend als onverklaarbare pijn, en langdurige en/of
pijnlijke erectie.
Zeer zelden ernstige allergische reacties zoals DRESS (Drugreactie met eosinofilie en systemische
symptomen). DRESS begint met griepachtige symptomen en huiduitslag in het gezicht, die zich
daarna verder over het lichaam verspreidt, hoge temperatuur, vergrote lymfeklieren, verhoogde
leverenzymwaarden die blijken uit bloedtests en een toename van een soort witte bloedcel
(eosinofilie).
Tijdens eens behandeling met olanzapine hebben oudere patiënten met dementie een verhoogde kans
op een beroerte, longontsteking, urine-incontinentie, extreme vermoeidheid, dingen die er niet zijn,
verhoging van de lichaamstemperatuur, roodheid van de huid en kunnen ze vallen en problemen
Bij patiënten met de ziekte van Parkinson kan Zalasta de symptomen verergeren.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof is olanzapine. Elke tablet bevat 2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg of
20 mg actief bestanddeel.
- De andere stoffen in dit middel zijn: lactose monohydraat, gepoederd cellulose,
gepregelatiniseerd maïszetmeel , maïszetmeel, watervrij colloïdaal silicium, magnesiumstearaat.
Zie rubriek 2 'Zalasta bevat lactose'.
Hoe ziet Zalasta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Zalasta 2,5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels.
Zalasta 5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '5' inscriptie.
Zalasta 7,5 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '7.5' inscriptie.
Zalasta 10 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '10' inscriptie.
Zalasta 15 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '15' inscriptie.
Zalasta 20 mg tabletten zijn: ronde, licht biconvexe, licht gele tabletten met mogelijk gele spikkels
een '20' inscriptie.
Zalasta 2,5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 7,5 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
blisterverpakkingen.
Zalasta 10 mg tabletten zijn beschikbaar in doosjes van 7, 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
Fabrikant
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o., ul. Równolegla 5, 02-235 Warszawa, Polen
TAD Pharma GmbH, Heinz-Lohmann-Straße 5, 27472 Cuxhaven, Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
KRKA Belgium, SA.
UAB KRKA Lietuva
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62
Tel: + 370 5 236 27 40

Luxembourg/Luxemburg
KRKA Belgium, SA.
Te.: + 359 (02) 962 34 50
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Ceská republika
Magyarország
KRKA CR, s.r.o.
KRKA Magyarország Kereskedelmi Kft.
Tel: + 420 (0) 221 115 150
Tel.: + 36 (1) 355 8490
Danmark
Malta
KRKA Sverige AB
E. J. Busuttil Ltd.
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Tel: + 356 21 445 885
Deutschland
Nederland
TAD Pharma GmbH
KRKA Belgium, SA.
Tel: + 49 (0) 4721 606-0
Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Eesti
Norge
KRKA, d.d., Novo mesto Eesti filiaal
KRKA Sverige AB
Tel: + 372 (0) 6 671 658
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)

Österreich
KRKA
KRKA Pharma GmbH, Wien
: + 30 2100101613
Tel: + 43 (0)1 66 24 300
España
Polska
KRKA Farmacéutica, S.L.
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
Tel: + 34 911 61 03 80
Tel.: + 48 (0)22 573 7500
France
Portugal
KRKA France Eurl
KRKA Farmacêutica, Sociedade Unipessoal Lda.
Tél: + 33 (0)1 57 40 82 25
Tel: + 351 (0)21 46 43 650
Hrvatska
România
KRKA - FARMA d.o.o.
KRKA Romania S.R.L., Bucharest
Tel: + 385 1 6312 100
Tel: + 4 021 310 66 05
Slovenija
KRKA Pharma Dublin, Ltd.
KRKA, d.d., Novo mesto
Tel: + 353 1 413 3710
Tel: + 386 (0) 1 47 51 100
Ísland
Slovenská republika
LYFIS ehf.
KRKA Slovensko, s.r.o.
Sími: + 354 534 3500
Tel: + 421 (0) 2 571 04 501
Italia
Suomi/Finland
KRKA Farmaceutici Milano S.r.l.
KRKA Finland Oy
Tel: + 39 02 3300 8841
Puh/Tel: + 358 20 754 5330

Sverige
KI.PA. (PHARMACAL) LIMITED
KRKA Sverige AB
: + 357 24 651 882
Tel: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
KRKA Latvija SIA
Consilient Health Limited
Tel: + 371 6 733 86 10
Tel: + 353 (0)1 2057760
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu
Zalasta 5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 7,5 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 10 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 15 mg orodispergeerbare tabletten
Zalasta 20 mg orodispergeerbare tabletten

Olanzapine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Zalasta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Zalasta bevat de werkzame stof olanzapine. Zalasta behoort tot een groep van geneesmiddelen die
antipsychotica wordt genoemden wordt gebruikt ter behandeling van de volgende aandoeningen:
-
Schizofrenie, een ziekte met verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er
niet zijn; waangedachten; ongebruikelijke achterdocht en teruggetrokken gedrag. Mensen
met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig of gespannen voelen.
- Matige tot ernstige manische episoden, een aandoening met verschijnselen van opwinding of
euforie.
Gebleken is dat Zalasta herhaling van deze verschijnselen voorkomt bij patiënten met bipolaire
stoornis bij wie de manische episode reageerde op behandeling met olanzapine.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
als u allergisch bent voor olanzapine of voor een van de andere bestanddelen van dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.. Een allergische reactie kan herkend
worden door huiduitslag, jeuk, een gezwollen gezicht, gezwollen lippen, of kortademigheid. Als
dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts.
- indien voorheen reeds oogproblemen zoals bepaalde vormen van glaucoom (verhoogde druk in
het oog) bij u werd vastgesteld.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt
-
Het gebruik van Zalasta bij oudere patiënten met dementie wordt niet aanbevolen aangezien er
ernstige bijwerkingen kunnen optreden.
- Geneesmiddelen van dit type kunnen abnormale bewegingen van met name het gezicht of de
tong veroorzaken. Als dit optreedt terwijl u Zalasta gebruikt, moet u dit aan uw arts vertellen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen geneesmiddelen van dit type een combinatie van koorts, een
snellere ademhaling, transpiratie, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid veroorzaken. Indien
dit voorkomt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
- Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is gewichtstoename geconstateerd. U en uw arts moeten
regelmatig uw gewicht controleren.
- Bij patiënten die Zalasta gebruiken, is een hoog bloedsuikergehalte en een hoog vetgehalte
(triglyceriden en cholesterol) geconstateerd. Voordat u begint met het gebruik van Zalasta, en
regelmatig tijdens de behandeling, moet uw arts bloedtesten doen om uw bloedsuiker en
bepaalde vetgehalten te controleren. Overweeg, indien nodig, verwijzing naar een diëtist of hulp
bij het opstellen van een dieet.
- Vertel het uw arts als u of iemand in uw familie bloedstolsels heeft gehad, omdat
geneesmiddelen als deze in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
Als u lijdt aan een van de volgende ziekten, vertel dit dan zo snel mogelijk aan uw arts:
-
beroerte of 'kleine' beroerte (tijdelijke symptomen van beroerte)
- ziekte van Parkinson
- prostaatklachten
- belemmerde darmpassage (paralytische ileus)
- lever- of nierziekte
- bloedstoornissen
- hartaandoening
- diabetes
- toevallen
- als u weet dat u een zouttekort kunt hebben door langdurige ernstige diarree en braken of door
gebruik van plaspillen (diuretica)
Indien u lijdt aan dementie, dient u of uw verzorger/familie aan uw arts te vertellen of u ooit een
beroerte of 'kleine' beroerte hebt gehad.
Indien u ouder dan 65 jaar bent, kan als voorzorgsmaatregel regelmatig uw bloeddruk door uw arts
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zalasta is niet bestemd voor patiënten die jonger zijn dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik alleen andere geneesmiddelen indien u Zalasta gebruikt als uw arts zegt dat dit kan. U kunt
zich slaperig voelen als u Zalasta samen gebruikt met geneesmiddelen tegen depressie of
geneesmiddelen tegen angst of slaapmiddelen (tranquillizers). Vertel dat dan uw arts.
Vertel het met name aan uw arts wanneer u:
-
geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson gebruikt.
- carbamazepine (gebruikt bij epilepsie en om de stemming in evenwicht te houden), fluvoxamine
(een geneesmiddel tegen depressie) of ciprofloxacine (een antibioticum) gebruikt; het kan nodig
zijn om uw dosis Zalasta aan te passen.
Waarop moet u letten met alcohol?
Drink geen alcohol als u Zalasta gebruikt omdat Zalasta en alcohol samen u suf kunnen maken.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. U dient dit geneesmiddel
niet te gebruiken tijdens de zwangerschap, tenzij u dit heeft overlegd met uw arts.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Zalasta in het laatste
trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke
spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er bestaat een risico op sufheid als u Zalasta gebruikt. Als dit optreedt dient u geen voertuigen te
besturen of gereedschappen of machines te bedienen. Vertel dit aan uw arts.
Zalasta bevat aspartaam
Dit middel bevat 0,50 mg aspartaam in elke 5 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 0,75 mg aspartaam in elke 7,5 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 1,00 mg aspartaam in elke 10 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 1,50 mg aspartaam in elke 15 mg orodispergeerbare tablet.
Dit middel bevat 2,00 mg aspartaam in elke 20 mg orodispergeerbare tablet.
Aspartaam is een bron van fenylalanine. Het kan schadelijk zijn als u fenylketonurie (PKU) heeft, een
zeldzame erfelijke aandoening waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed
kan omzetten.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Volg bij de inname van dit geneesmiddel steeds nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij
twijfel uw arts of apotheker.
Uw arts zal u vertellen hoeveel Zalasta tabletten u dient in te nemen, en voor hoelang. De dagelijkse
dosis Zalasta is tussen 5 mg en 20 mg.
Raadpleeg uw arts indien de symptomen terugkeren maar stop niet met het innemen van Zalasta tenzij
uw arts u vertelt dat te doen.
Zalasta tabletten dienen eenmaal daags te worden ingenomen volgens advies van de arts. Probeer uw
tabletten iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u dit met of zonder voedsel
doet.
Zalasta tabletten breken gemakkelijk. U moet er daarom voorzichtig mee omgaan. Pak de tabletten
niet met natte handen omdat de tabletten uit elkaar kunnen vallen. Neem de tablet uit de verpakking
als volgt:
1.
Houd de strip bij de hoeken vast. Haal een blister van de strip af door de blister voorzichtig
langs de perforatierand los te scheuren.
2.
Licht de rand van de folie op en trek de folie volledig los.
3.
Druk de tablet uit op uw hand.
4.
Plaats de tablet op de tong zodra deze verwijdert is uit de verpakking.
De tablet begint binnen enkele seconden uiteen te vallen in de mond en kan worden ingeslikt met of
zonder water. Uw mond dient leeg te zijn vooraleer de tablet op de tong wordt geplaatst.
U kunt de tablet ook toevoegen aan een vol glas of kopje water. Drink het direct op.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Patiënten die meer Zalasta hebben gekregen dan voorgeschreven hebben de volgende symptomen
ervaren: versneld kloppen van het hart, agitatie/agressie, problemen met spraak, ongewone
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw tabletten zodra u dat opmerkt. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van deze tabletten alleen omdat u zich beter voelt. Het is van belang dat u
ze blijft gebruiken voor zolang als uw arts dit aangeeft.
Indien u plotseling stopt met het gebruik van Zalasta kunnen symptomen optreden zoals zweten, niet
kunnen slapen, beven, angst of misselijkheid en overgeven. Uw arts kan u adviseren om geleidelijk de
dosis te verminderen voordat u stopt met de behandeling.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel, kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Informeer uw arts meteen als u een van de volgende verschijnselen heeft:
-
ongebruikelijke bewegingen vooral van gezicht en tong (een vaak voorkomende bijwerking die
kan voorkomen bij 1 op de 10 mensen);
- bloedstolsels in de aderen (een soms voorkomende bijwerking die kan voorkomen bij 1 op de
100 mensen), met name in de benen (verschijnselen zijn onder andere zwelling, pijn en
roodkleuring van het been), die zich door de bloedvaten kunnen verplaatsen naar de longen,
waardoor ze pijn op de borst en moeilijkheden bij het ademen kunnen veroorzaken. Als u een
van deze verschijnselen constateert, win dan onmiddellijk medisch advies in;
- een combinatie van koorts, sneller ademen, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid (hoe
vaak deze bijwerking voorkomt, is op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) zijn onder
andere gewichtstoename, slaperigheid en toename van de prolactinespiegel in het bloed. In de vroege
stadia van de behandeling kunnen sommige mensen zich duizelig voelen of flauwvallen (met een trage
hartslag), vooral wanneer men overeind komt vanuit een liggende of zittende positie. Dit gaat
gewoonlijk vanzelf over, maar als dit niet het geval is, raadpleeg dan uw arts.
Vaak gemelde bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) zijn veranderingen
in de concentraties van sommige bloedcellen en circulerende vetten in het bloed, tijdelijke verhogingen
van de leverenzymen in het begin van de behandeling, verhogingen in de suikerspiegel in het bloed en
de urine, verhogingen van de spiegels van urinezuur en creatinefosfokinase in het bloed, meer
hongergevoel, duizeligheid, rusteloosheid, beven, ongebruikelijke bewegingen (dyskinesie),
verstopping, droge mond, huiduitslag, krachtsverlies, extreme vermoeidheid, vasthouden van vocht
wat leidt tot zwelling van de handen, enkels of voeten, koorts, gewrichtspijn en seksueel
disfunctioneren zoals afgenomen libido bij mannen en vrouwen of erectiestoornis bij mannen.
Soms voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen) zijn
overgevoeligheid (bijvoorbeeld zwelling in de mond en keel, jeuk, huiduitslag), diabetes of erger
worden van diabetes, soms geassocieerd met ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
toevallen, gewoonlijk geassocieerd met een voorgeschiedenis van toevallen (epilepsie), spierstijfheid
Zelden voorkomende bijwerkingen (die kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1000 mensen) zijn
onder meer verlaging van de normale lichaamstemperatuur, afwijkende hartritmes, plotselinge
onverklaarbare dood, ontsteking van de alvleesklier die ernstige buikpijn, koorts en ziekte kan
veroorzaken, leveraandoening die tot uiting komt als geel worden van de huid en van de witte
gedeelten in de ogen, spierziekte tot uiting komend als onverklaarbare pijn, en langdurige en/of
pijnlijke erectie.
Zeer zelden ernstige allergische reacties zoals DRESS (Drugreactie met eosinofilie en systemische
symptomen). DRESS begint met griepachtige symptomen en huiduitslag in het gezicht, die zich
daarna verder over het lichaam verspreidt, hoge temperatuur, vergrote lymfeklieren, verhoogde
leverenzymwaarden die blijken uit bloedtests en een toename van een soort witte bloedcel
(eosinofilie).
Tijdens eens behandeling met olanzapine hebben oudere patiënten met dementie een verhoogde kans
op een beroerte, longontsteking, urine-incontinentie, extreme vermoeidheid, dingen die er niet zijn,
verhoging van de lichaamstemperatuur, roodheid van de huid en kunnen ze vallen en problemen
ondervinden met lopen. Er zijn enkele fatale gevallen gemeld bij deze specifieke patiëntengroep.
Bij patiënten met de ziekte van Parkinson kan Zalasta de symptomen verergeren.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht en vocht. Voor dit
geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof is olanzapine. Elke orodispergeerbare tablet bevat 5 mg, 7,5 mg, 10 mg,
15 mg of 20 mg olanzapine.
- De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, microkristallijne cellulose, crospovidon, laag-
gesubstitueerd hydroxypropylcellulose, aspartaam, calciumsilicaat, magnesiumstearaat.
Hoe ziet Zalasta er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
Zalasta orodispergeerbare tabletten 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg of 20 mg zijn: gele, ronde, licht
biconvexe, gemarbreerde tabletten met mogelijk spikkels.
Zalasta 5 mg, 7,5 mg. 10 mg, 15 mg en 20 mg orodispergeerbare tabletten zijn beschikbaar in doosjes
van 14, 28, 35, 56 en 70 tabletten in blisterverpakkingen.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
Fabrikant
KRKA, d.d., Novo mesto, Smarjeska cesta 6, 8501 Novo mesto, Slovenië
KRKA-POLSKA Sp. z o.o., ul. Równolegla 5, 02-235 Warszawa, Polen
TAD Pharma GmbH, Heinz-Lohmann-Straße 5, 27472 Cuxhaven, Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
KRKA Belgium, SA.
UAB KRKA Lietuva
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62
Tel: + 370 5 236 27 40

Luxembourg/Luxemburg
KRKA Belgium, SA.
Te.: + 359 (02) 962 34 50
Tél/Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Ceská republika
Magyarország
KRKA CR, s.r.o.
KRKA Magyarország Kereskedelmi Kft.
Tel: + 420 (0) 221 115 150
Tel.: + 36 (1) 355 8490
Danmark
Malta
KRKA Sverige AB
E. J. Busuttil Ltd.
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Tel: + 356 21 445 885
Deutschland
Nederland
TAD Pharma GmbH
KRKA Belgium, SA.
Tel: + 49 (0) 4721 606-0
Tel: + 32 (0) 487 50 73 62 (BE)
Eesti
Norge
KRKA, d.d., Novo mesto Eesti filiaal
KRKA Sverige AB
Tel: + 372 (0) 6 671 658
Tlf: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)

Österreich
KRKA
KRKA Pharma GmbH, Wien
: + 30 2100101613
Tel: + 43 (0)1 66 24 300
España
Polska
KRKA Farmacéutica, S.L.
KRKA-POLSKA Sp. z o.o.
Tel: + 34 911 61 03 80
Tel.: + 48 (0)22 573 7500
France
Portugal
KRKA France Eurl
KRKA Farmacêutica, Sociedade Unipessoal Lda.
Tél: + 33 (0)1 57 40 82 25
Tel: + 351 (0)21 46 43 650
România
KRKA - FARMA d.o.o.
KRKA Romania S.R.L., Bucharest
Tel: + 385 1 6312 100
Tel: + 4 021 310 66 05
Ireland
Slovenija
KRKA Pharma Dublin, Ltd.
KRKA, d.d., Novo mesto
Tel: + 353 1 413 3710
Tel: + 386 (0) 1 47 51 100
Ísland
Slovenská republika
LYFIS ehf.
KRKA Slovensko, s.r.o.
Sími: + 354 534 3500
Tel: + 421 (0) 2 571 04 501
Italia
Suomi/Finland
KRKA Farmaceutici Milano S.r.l.
KRKA Finland Oy
Tel: + 39 02 3300 8841
Puh/Tel: + 358 20 754 5330

Sverige
KI.PA. (PHARMACAL) LIMITED
KRKA Sverige AB
: + 357 24 651 882
Tel: + 46 (0)8 643 67 66 (SE)
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
KRKA Latvija SIA
Consilient Health Limited
Tel: + 371 6 733 86 10
Tel: + 353 (0)1 2057760
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu

Heb je dit medicijn gebruikt? Zalasta 20 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Zalasta 20 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Zalasta 20 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG