Xagrid 0,5 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xagrid 0,5 mg harde capsules.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke harde capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als anagrelidehydrochloride).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke harde capsule bevat lactosemonohydraat (53,7 mg) en watervrije lactose (65,8 mg).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule.
Een opake, witte, harde capsule met de opdruk S 063.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Xagrid is geïndiceerd voor de verlaging van het aantal trombocyten bij essentiële trombocytose (ET)
patiënten met een verhoogd risico die hun bestaande therapie niet goed verdragen of bij wie het
verhoogde aantal trombocyten door de bestaande therapie niet tot een aanvaardbaar niveau wordt
teruggebracht.
Een patiënt met een verhoogd risico
Een essentiële trombocytose patiënt met een verhoogd risico wordt gedefinieerd door één of meer van
de volgende kenmerken:
> 60 jaar of
een trombocytentelling > 1000 x 10
9
/l of
een voorgeschiedenis van trombohemorragische incidenten.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Xagrid moet worden ingesteld door een arts met ervaring in de beheersing van
essentiële trombocytose.
Dosering
De aanbevolen startdosering van anagrelide is 1 mg/dag en moet worden ingenomen in twee
opgesplitste doses (0,5 mg/dosis).
De startdosis moet gedurende ten minste een week worden aangehouden. Na een week kan de dosis op
individuele basis worden getitreerd om de laagste werkzame dosis te bereiken die de
trombocytentelling onder 600 x 10
9
/l, en in het ideale geval tussen 150 x 10
9
/l en 400 x 10
9
/l, brengt
en/of houdt. De stappen waarin de dosis wordt verhoogd, mogen in een gegeven wekelijks interval
niet meer bedragen dan 0,5 mg/dag en de aanbevolen maximale enkelvoudige dosis mag niet meer
bedragen dan 2,5 mg (zie rubriek 4.9). Gedurende klinisch onderzoek zijn doses van 10 mg/dag
toegepast.
Het effect van de behandeling met anagrelide moet regelmatig worden gecontroleerd (zie rubriek 4.4).
Als de startdosis > 1 mg/dag bedraagt, moet gedurende de eerste week van de behandeling om de twee
2
dagen een trombocytentelling worden uitgevoerd en daarna ten minste wekelijks totdat een stabiele
onderhoudsdosis wordt verkregen. Doorgaans wordt binnen 14 tot 21 dagen na instelling van de
behandeling een daling in de trombocytentelling waargenomen en bij de meeste patiënten wordt een
voldoende grote therapeutische respons waargenomen en gehandhaafd bij een dosis van 1 tot 3 mg/dag
(voor aanvullende informatie over de klinische effecten, zie rubriek 5.1).
Ouderen
De opgemerkte farmacokinetische verschillen tussen ouderen en jonge patiënten met ET (zie rubriek
5.2) rechtvaardigen niet het gebruik van een ander startregime of andere dosistitratiestap voor het
bereiken van een individueel patiënt-geoptimaliseerd anagrelideregime.
Gedurende klinisch onderzoek was ongeveer 50% van de patiënten behandeld met anagrelide ouder
dan 60 jaar, en bij deze patiënten waren geen leeftijdsspecifieke dosisaanpassingen vereist. Zoals
verwacht kwamen echter in deze leeftijdsgroep twee maal zoveel ernstige bijwerkingen voor (vooral
cardiaal).
Nierinsufficiëntie
Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens voor deze patiëntenpopulatie beschikbaar. De potentiële
risico’s en voordelen van een behandeling met anagrelide bij een patiënt met nierinsufficiëntie moeten
tegen elkaar worden afgewogen alvorens een behandeling in te stellen (zie rubriek 4.3).
Leverinsufficiëntie
Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens voor deze patiëntenpopulatie beschikbaar. De
leverstofwisseling vormt echter de belangrijkste route voor klaring van anagrelide. De leverfunctie zal
dus waarschijnlijk dit proces beïnvloeden. Derhalve wordt afgeraden patiënten met matige of ernstige
leverinsufficiëntie met anagrelide te behandelen. De potentiële risico's en voordelen van een
behandeling met anagrelide bij een patiënt met lichte leverinsufficiëntie moeten tegen elkaar worden
afgewogen alvorens een behandeling in te stellen (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van anagrelide bij kinderen zijn niet vastgesteld. De ervaring bij
kinderen en adolescenten is zeer beperkt; in deze patiëntengroep dient men voorzichtig te zijn met het
gebruik van anagrelide. Bij gebrek aan specifieke pediatrische richtlijnen worden de diagnostische
criteria van de WGO voor de diagnose van ET bij volwassenen relevant geacht voor pediatrische
patiënten. De diagnostische richtlijnen voor essentiële trombocytemie moeten zorgvuldig worden
opgevolgd en de diagnose moet regelmatig herbeoordeeld worden in geval van onzekerheid.
Bovendien moet getracht worden om een onderscheid te maken met erfelijke of secundaire
trombocytose, mogelijk door middel van genetische analyse en een beenmergbiopsie.
Bij pediatrische patiënten met een hoog risico wordt doorgaans cytoreductieve therapie overwogen.
De behandeling met anagrelide mag enkel worden opgestart wanneer de patiënt tekenen van
ziekteprogressie vertoont of een trombose heeft. Als de behandeling wordt opgestart, moeten de
voordelen en risico’s van de behandeling met anagrelide regelmatig worden gecontroleerd en moet de
noodzaak van een verdere behandeling periodiek worden herzien.
De streefwaarden met betrekking tot de trombocytentelling worden per patiënt op individuele basis
bepaald door de behandelend arts.
Bij pediatrische patiënten die geen bevredigende respons vertonen na ongeveer 3 maanden
behandeling moet overwogen worden om de behandeling stop te zetten (zie rubriek 4.4).
De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 4.4, 4.8, 5.1 en 5.2, maar er kan
geen doseringsadvies worden gegeven.
3
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik. De capsules moeten in hun geheel worden doorgeslikt. De inhoud mag niet
verpulverd of in een vloeistof verdund worden.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor anagrelide of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met matige of ernstige leverinsufficiëntie.
Patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Leverinsufficiëntie
De potentiële risico’s en voordelen van een behandeling met anagrelide bij een patiënt met lichte
leverinsufficiëntie moeten tegen elkaar worden afgewogen alvorens een behandeling in te stellen.
Gebruik bij patiënten met verhoogde transaminasewaarden (> 5 maal de bovenlimiet van de
normaalwaarde) wordt afgeraden (zie rubrieken 4.2 en 4.3).
Nierinsufficiëntie
De potentiële risico's en voordelen van een behandeling met anagrelide bij een patiënt met
nierinsufficiëntie moeten tegen elkaar worden afgewogen alvorens een behandeling in te stellen (zie
rubrieken 4.2 en 4.3).
Trombotisch risico
Abrupte stopzetting van de behandeling moet worden vermeden vanwege het risico op het plotseling
toenemen van het aantal trombocyten, wat kan leiden tot mogelijk fatale trombotische complicaties,
zoals cerebraal infarct. Patiënten moeten worden geïnformeerd hoe zij vroege tekenen en symptomen
die wijzen op trombotische complicaties, zoals cerebraal infarct, kunnen herkennen en worden verteld
dat zij medische hulp zoeken indien symptomen optreden.
Stopzetten van de behandeling
In geval van een onderbreking van de dosis of stopzetting van de behandeling, is de opleving van het
aantal trombocyten variabel, maar de trombocytentelling zal binnen 4 dagen na het staken van de
behandeling met anagrelide beginnen toe te nemen en zal daarna binnen 10 tot 14 dagen terugkeren
naar de waarden van vóór de behandeling, met mogelijke rebound boven de baselinewaarden. Daarom
moeten trombocyten frequent worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2).
Monitoring
De therapie vereist zorgvuldig klinisch toezicht op de patiënt, waaronder volledige tellingen van
bloedcellen (hemoglobine en witte bloedcellen en trombocyten), beoordeling van de leverfunctie
(ALAT en ASAT), de nierfunctie (serumcreatinine en ureum) en elektrolyten (kalium, magnesium en
calcium).
Cardiovasculair
Er zijn ernstige cardiovasculaire bijwerkingen gemeld inclusief gevallen van torsade de pointes,
ventriculaire tachycardie, cardiomyopathie, cardiomegalie en congestief hartfalen (zie rubriek 4.8).
Men dient voorzichtig te zijn bij het gebruik van anagrelide bij patiënten met bekende risicofactoren
voor verlenging van het QT-interval, zoals congenitaal lang QT-syndroom, een bekende
voorgeschiedenis van verkregen QTc-verlenging, geneesmiddelen die het QTc-interval kunnen
verlengen en hypokaliëmie.
Voorzichtigheid is ook geboden bij patiënten die mogelijk een hogere maximale plasmaconcentratie
(C
max
) van anagrelide of de actieve metaboliet ervan, 3-hydroxyanagrelide, hebben, bijv.
leverfunctiestoornis of gebruik met CYP1A2-remmers (zie rubriek 4.5).
Nauwlettend monitoren op een effect op het QTc-interval is raadzaam.
4
Een cardiovasculair onderzoek, inclusief een baseline ECG en echocardiografie, wordt voor alle
patiënten aanbevolen vóór aanvang van de behandeling met anagrelide. Alle patiënten dienen tijdens
de behandeling regelmatig te worden gemonitord (bijv. ECG of echocardiografie) op aanwijzingen
van cardiovasculaire effecten waarvoor mogelijk aanvullend cardiovasculair onderzoek nodig is.
Hypokaliëmie of hypomagnesiëmie moet vóór toediening van anagrelide worden gecorrigeerd en
dienen tijdens de behandeling periodiek te worden gemonitord.
Anagrelide is een remmer van cyclisch AMP-fosfodiësterase III en in verband met de positieve
inotrope en chronotrope effecten dient men bij patiënten van ongeacht welke leeftijd met bekende of
vermoedelijke hartziekte voorzichtig te zijn met het gebruik van anagrelide. Bovendien hebben zich
ook ernstige cardiovasculaire bijwerkingen voorgedaan bij patiënten zonder vermoedelijke hartziekte
en met een normaal cardiovasculair onderzoek vóór de behandeling.
Anagrelide dient uitsluitend te worden gebruikt als de potentiële voordelen van therapie groter zijn dan
de potentiële risico's.
Pulmonale hypertensie
Er zijn gevallen van pulmonale hypertensie gemeld bij patiënten die werden behandeld met anagrelide.
Patiënten moeten worden gecontroleerd op symptomen van een onderliggende cardiopulmonale
aandoening voordat een behandeling met anagrelide wordt ingesteld en tijdens behandeling met
anagrelide.
Pediatrische patiënten
Er zijn slechts zeer beperkte gegevens beschikbaar omtrent het gebruik van anagrelide bij kinderen, en
anagrelide mag daarom bij deze patiëntengroep slechts met zorg worden gebruikt (zie rubrieken 4.2,
4.8, 5.1 en 5.2). Net zoals bij volwassen patiënten moet vóór de behandeling en op regelmatige basis
tijdens de behandeling een volledige bloedtelling en een beoordeling van de hart-, lever- en nierfunctie
worden uitgevoerd. De ziekte kan tot myelofibrose of AML evolueren. Hoewel niet bekend is hoe snel
een dergelijke progressie optreedt, hebben kinderen een langer ziektebeloop en kunnen daardoor een
verhoogd risico lopen op maligne transformatie in vergelijking met volwassenen. Kinderen moeten
regelmatig gecontroleerd worden op ziekteprogressie volgens de standaard klinische praktijk,
bijvoorbeeld met lichamelijk onderzoek, beoordeling van relevante ziektemarkers en
beenmergbiopsie.
Afwijkingen moeten onmiddellijk beoordeeld worden en gepaste maatregelen moeten genomen
worden, waaronder mogelijk ook een dosisverlaging, onderbreking of stopzetting van de behandeling.
Klinisch relevante interacties
Anagrelide is een remmer van cyclisch-AMP-fosfodiësterase III (C-AMP-PDE III). Gelijktijdig
gebruik van anagrelide met andere PDE-III-remmers, bijvoorbeeld milrinon, amrinon, enoximon,
olprinon en cilostazol wordt afgeraden.
Gelijktijdig gebruik van anagrelide en acetylsalicylzuur is in verband gebracht met ernstige
hemorragische incidenten (zie rubriek 4.5).
Hulpstoffen
Xagrid bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, Lapp
lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn slechts beperkte farmacokinetische en/of farmacodynamische onderzoeken uitgevoerd naar
mogelijke interacties tussen anagrelide en andere geneesmiddelen.
5
Effecten van andere werkzame stoffen op anagrelide
Uit
in-vivointeractieonderzoeken
bij de mens blijkt dat digoxine en warfarine geen effect
hebben op de farmacokinetische eigenschappen van anagrelide.
CYP1A2-remmers
Anagrelide wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP1A2. Het is bekend dat CYP1A2
wordt geremd door verscheidene geneesmiddelen, onder meer fluvoxamine en enoxacine, en
dergelijke geneesmiddelen kunnen theoretisch een negatieve invloed hebben op de klaring van
anagrelide.
CYP1A2-inductoren
CYP1A2-inductoren (zoals omeprazol) kunnen de blootstelling aan anagrelide verminderen (zie
rubriek 5.2). De gevolgen voor het veiligheids- en werkzaamheidsprofiel van anagrelide zijn
niet vastgesteld. Daarom wordt klinische en biologische controle aanbevolen bij patiënten die
gelijktijdig CYP1A2-inductoren nemen. Zo nodig kan de dosis anagrelide worden aangepast.
Effecten van anagrelide op andere werkzame stoffen
Anagrelide heeft een beperkte remmende werking op CYP1A2, wat theoretisch kan betekenen
dat er mogelijke interactie optreedt met andere gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die
hetzelfde klaringsmechanisme gebruiken, bijvoorbeeld theofylline.
Anagrelide is een remmer van PDE III. De effecten van geneesmiddelen met vergelijkbare
eigenschappen, bijvoorbeeld de inotrope middelen milrinon, enoximon, amrinon, olprinon en
cilostazol, kunnen door anagrelide worden versterkt.
In vivo
bij de mens blijkt dat anagrelide geen effect heeft op de farmacokinetische
eigenschappen van digoxine en warfarine.
In de doses aanbevolen voor gebruik bij de behandeling van essentiële trombocytose kan
anagrelide de effecten versterken van andere geneesmiddelen die trombocytenaggregatie
remmen of modificeren, bijvoorbeeld acetylsalicylzuur.
In een klinisch interactieonderzoek bij gezonde proefpersonen, werd aangetoond dat
gelijktijdige toediening van een herhalingsdosis anagrelide 1 mg eenmaal daags en
acetylsalicylzuur 75 mg eenmaal daags de antibloedplaatjesaggregatie-effecten van elke
werkzame stof kan verhogen in vergelijking met toediening van acetylsalicylzuur alleen. Bij een
aantal gelijktijdig met acetylsalicylzuur en anagrelide behandelde patiënten met ET zijn ernstige
hemorragieën opgetreden. Daarom moeten de potentiële risico’s van gelijktijdig gebruik van
anagrelide met acetylsalicylzuur tegen elkaar worden afgewogen alvorens een behandeling in te
stellen, met name bij patiënten met een hoog risicoprofiel voor hemorragie.
Anagrelide kan bij bepaalde patiënten ingewandsstoornissen en de resorptie van hormonale
anticonceptiemiddelen voor oraal gebruik negatief beïnvloeden.
Interacties met voedsel
Voedsel vertraagt de absorptie van anagrelide maar veroorzaakt geen significante wijziging in
de systemische blootstelling.
De effecten van voedsel op de biologische beschikbaarheid worden niet als klinisch relevant
voor het gebruik van anagrelide beschouwd.
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met anagrelide.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van anagrelide bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
onbekend. Daarom wordt Xagrid niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
6
Als anagrelide gedurende de zwangerschap wordt toegepast of als de patiënte zwanger raakt terwijl zij
het geneesmiddel gebruikt, dan moet zij worden ingelicht over het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of anagrelide/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden. Uit
beschikbare gegevens bij dieren blijkt dat anagrelide/metabolieten in melk wordt/worden
uitgescheiden. Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet
worden gestaakt tijdens behandeling met anagrelide.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van anagrelide op de vruchtbaarheid bij de mens beschikbaar.
Bij mannelijke ratten was er geen effect op de vruchtbaarheid of reproductieve prestatie met
anagrelide. Bij gebruik van doses hoger dan het therapeutische bereik bij vrouwelijke ratten,
verstoorde anagrelide de implantatie (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Bij klinische ontwikkeling werd vaak duizeligheid gerapporteerd. Patiënten moeten erop worden
gewezen dat zij niet mogen autorijden of machines mogen bedienen als zij tijdens het gebruik van
anagrelide duizeligheid ondervinden.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van anagrelide is onderzocht in 4 open-label klinische onderzoeken. In 3 van de
onderzoeken ontvingen 942 patiënten anagrelide in een gemiddelde dosis van ongeveer 2 mg/dag en
werden beoordeeld op veiligheid. In deze onderzoeken ontvingen 22 patiënten anagrelide gedurende
een periode tot 4 jaar.
In het latere onderzoek ontvingen 3660 patiënten anagrelide in een gemiddelde dosis van ongeveer
2 mg/dag en werden beoordeeld op veiligheid. In dit onderzoek ontvingen 34 patiënten anagrelide
gedurende een periode tot 5 jaar.
De vaakst gerapporteerde bijwerkingen die gepaard gingen met anagrelide waren hoofdpijn, bij
ongeveer 14% van de patiënten, palpitaties, bij ongeveer 9% van de patiënten, vochtretentie en
misselijkheid, beide bij ongeveer 6% van de patiënten, en diarree bij 5% van de patiënten. Deze
bijwerkingen zijn voorspelbaar op grond van de farmacologie van anagrelide (remming van PDE III).
Geleidelijke dosistitratie kan deze effecten helpen verminderen (zie rubriek 4.2).
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Bijwerkingen voortkomend uit klinische onderzoeken, veiligheidsonderzoeken na
vergunningverlening en spontane meldingen worden in de onderstaande tabel gepresenteerd. Binnen
de systeem/orgaanklassen worden ze onder de volgende rubrieken vermeld: Zeer vaak (≥ 1/10); Vaak
(≥ 1/100, < 1/10); Soms (≥ 1/1.000, < 1/100); Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); Zeer zelden
(< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
MedDRA Systeem/
orgaanklasse
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
Frequentie van bijwerkingen
Zeer vaak Vaak
Soms
Anemie
Pancytopenie
Trombocytopenie
Bloedingen
Ecchymose
Vochtretentie
Oedeem
Gewichtsverlies
Zelden
Niet bekend
Gewichts-
toename
7
MedDRA Systeem/
orgaanklasse
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Frequentie van bijwerkingen
Zeer vaak Vaak
Soms
Hoofdpijn Duizeligheid
Depressie
Amnesie
Verwardheid
Slapeloosheid
Paresthesie
Hypo-esthesie
Zenuwachtigheid
Droge mond
Zelden
Migraine
Dysartrie
Somnolentie
Afwijkende
coördinatie
Niet bekend
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan-
en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Diplopie
Afwijkende
visus
Tinnitus
Tachycardie
Palpitaties
Ventriculaire
tachycardie
Congestief
hartfalen
Atriale fibrillatie
Supraventriculaire
tachycardie
Aritmie
Hypertensie
Syncope
Pulmonale
hypertensie
Longontsteking
Pleura-effusie
Dyspneu
Epistaxis
Gastro-intestinale
bloedingen
Pancreatitis
Anorexia
Dyspepsie
Constipatie
Gastro-intestinale
stoornissen
Verhoogde
leverenzymen
Alopecia
Pruritus
Huidverkleuring
Artralgie
Myalgie
Rugpijn
Impotentie
Myocardinfarct
Cardio-
myopathie
Cardiomegalie
Pericardiale
effusie
Angina pectoris
Posturale
hypotensie
Vasodilatatie
Prinzmetal-
angina
Pulmonale
infiltraten
Cerebraal
infarct*
Torsade de
pointes
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Diarree
Braken
Buikpijn
Misselijkheid
Flatulentie
Interstitiële
longziekte
inclusief
pneumonitis
en allergische
alveolitis
Colitis
Gastritis
Bloedend
tandvlees
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en urineweg-
aandoeningen
Hepatitis
Droge huid
Huiduitslag
Nierfalen
Nycturie
Tubulo-
interstitiële
nefritis
8
MedDRA Systeem/
orgaanklasse
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Onderzoeken
Frequentie van bijwerkingen
Zeer vaak Vaak
Soms
Vermoeidheid Pijn op de borst
Koorts
Koude rillingen
Malaise
Gevoel van
zwakte
Zelden
Griepachtig
syndroom
Pijn
Asthenie
Bloedcreatinine
verhoogd
Niet bekend
* Cerebraal infarct (zie rubriek 4.4 Trombotisch risico)
Pediatrische patiënten
48 patiënten van 6 tot en met 17 jaar (19 kinderen en 29 adolescenten) hebben gedurende maximaal
6,5 jaar anagrelide toegediend gekregen, ofwel in klinische studies ofwel als onderdeel van een
ziekteregister (zie rubriek 5.1).
De meeste bijwerkingen die werden waargenomen, waren bijwerkingen die beschreven staan in de
Samenvatting van de productkenmerken. De veiligheidsgegevens zijn echter beperkt en maken het niet
mogelijk om een zinvolle vergelijking te maken tussen volwassen en pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel
V.
4.9
Overdosering
Er zijn casusbeschrijvingen van opzettelijke overdosering met anagrelide ontvangen na het in de
handel brengen van het geneesmiddel. De gemelde symptomen zijn onder meer sinustachycardie en
braken. De symptomen verdwenen met conservatief beleid.
Van anagrelide is bij hogere dan aanbevolen doses aangetoond dat het verlagingen van de bloeddruk
produceert met incidentele gevallen van hypotensie. Een enkele dosis van 5 mg anagrelide kan leiden
tot een daling in de bloeddruk, gewoonlijk vergezeld van duizeligheid.
Er is geen specifiek antidotum voor anagrelide vastgesteld. In geval van overdosering is zorgvuldig
klinisch toezicht op de patiënt vereist; dit omvat regelmatige trombocytentellingen met het oog op
trombocytopenie. De dosis dient eventueel te worden verlaagd of stopgezet, totdat de
trombocytentelling tot normale waarden terugkeert (zie rubriek 4.4).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige antineoplastica. ATC-code: L01XX35.
Werkingsmechanisme
Het precieze mechanisme waardoor anagrelide het aantal trombocyten in het bloed doet dalen, is niet
bekend. In onderzoeken met celkweken onderdrukte anagrelide de expressie van transcriptiefactoren,
waaronder GATA-1 en FOG-1 die noodzakelijk zijn voor megakaryocytopoëse, hetgeen uiteindelijk
leidt tot verminderde trombocytenproductie.
9
In
in vitro
onderzoeken van humane megakaryocytopoëse is vastgesteld dat de remmende werking van
anagrelide op de vorming van trombocyten bij de mens gemedieerd wordt door vertraging van de
rijping van megakaryocyten en door vermindering van hun grootte en ploïdie. Aanwijzingen voor een
vergelijkbare werking
in vivo
werden verkregen uit beenmergbiopten afkomstig van behandelde
patiënten.
Anagrelide is een remmer van cyclisch AMP fosfodiësterase III.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid van anagrelide als een middel dat het aantal trombocyten doet
verminderen zijn beoordeeld in vier open-label, niet-gecontroleerde klinische onderzoeken
(onderzoeknummers 700-012, 700-014, 700-999 en 13970-301) waaraan meer dan 4000 patiënten met
myeloproliferatieve neoplasmata (MPN’s) deelnamen. Bij patiënten met essentiële trombocytose werd
een volledige respons gedefinieerd als een afname in het aantal trombocyten tot ≤ 600 x10
9
/l of een
daling van ≥ 50% ten opzichte van de uitgangswaarde en behoud van deze daling gedurende ten
minste 4 weken. In onderzoek 700-012, 700-014, 700-999 en 13970-301 varieerde de tijd tot een
volledige respons van 4 tot 12 weken. Het klinisch profijt in termen van hemorragische symptomen is
niet overtuigend aangetoond.
Effecten op hartslag en QTc-interval
Het effect van twee dosisniveaus van anagrelide (enkele doses van 0,5 mg en 2,5 mg) op de hartslag
en het QTc-interval werd geëvalueerd in een dubbelblind, gerandomiseerd, placebo- en actief-
gecontroleerd, cross-over onderzoek bij gezonde volwassen mannen en vrouwen.
Gedurende de eerste 12 uur werd een dosis-gerelateerde verhoging van de hartslag waargenomen,
waarbij de maximale verhoging optrad omstreeks het moment van maximale concentraties. De
maximale verandering in gemiddelde hartslag trad 2 uur na toediening op en was +7,8 slagen per
minuut (bpm) voor 0,5 mg en +29,1 bpm voor 2,5 mg.
Een tijdelijke verhoging van de gemiddelde QTc werd waargenomen voor beide doses tijdens
perioden van toenemende hartslag en de maximale verandering in gemiddelde QTcF (Fridericia-
correctie) was +5,0 msec optredend na 2 uur voor 0,5 mg en +10,0 msec optredend na 1 uur voor
2,5 mg.
Pediatrische patiënten
In een open-label klinisch onderzoek bij 8 kinderen en 10 adolescenten (waaronder patiënten die nog
nooit met anagrelide waren behandeld of patiënten die voordien gedurende maximaal 5 jaar met
anagrelide waren behandeld) was de mediane trombocytentelling tot een gecontroleerd niveau gedaald
na 12 weken behandeling. De gemiddelde dagdosis was doorgaans hoger bij adolescenten.
In een pediatrisch registeronderzoek was de mediane trombocytentelling sinds de diagnose gedaald en
deze bleef gedurende maximaal 18 maanden behouden bij 14 pediatrische patiënten met ET
(4 kinderen, 10 adolescenten) die met anagrelide behandeld werden. In eerdere open-label
onderzoeken werden mediane dalingen in de trombocytentelling waargenomen bij 7 kinderen en
9 adolescenten die gedurende 3 maanden tot 6,5 jaar met anagrelide behandeld werden.
Bij alle onderzoeken met pediatrische patiënten met ET was de gemiddelde totale dagdosis anagrelide
zeer uiteenlopend, maar over het algemeen suggereren de gegevens dat adolescenten dezelfde start- en
onderhoudsdoses kunnen gebruiken als volwassenen en dat een lagere startdosis van 0,5 mg/dag
geschikter is voor kinderen ouder dan 6 jaar (zie rubriek 4.2, 4.4, 4.8, 5.2). Bij alle pediatrische
patiënten is voorzichtige titratie naar een patiëntspecifieke dagdosis noodzakelijk.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van anagrelide bij de mens wordt ten minste 70% geresorbeerd vanuit het
maagdarmkanaal. Bij nuchtere proefpersonen wordt de piekplasmaconcentratie ongeveer 1 uur na
toediening bereikt. Farmacokinetische gegevens van gezonde proefpersonen hebben aangetoond dat
10
voedsel de C
max
-waarde van anagrelide met 14% doet dalen, maar de AUC-waarde met 20% doet
stijgen. Voedsel deed ook de C
max
van de actieve metaboliet, 3-hydroxyanagrelide, dalen met 29%,
hoewel het geen invloed had op de AUC-waarde.
Biotransformatie
Anagrelide wordt voornamelijk gemetaboliseerd via CYP1A2 waarbij 3-hydroxyanagrelide wordt
gevormd. Dit wordt verder gemetaboliseerd via CYP1A2 tot de inactieve metaboliet,
2-amino-5,6-dichloor-3,4-dihydroquinazoline.
Het effect van omeprazol, een CYP1A2-inductor, op de farmacokinetiek van anagrelide is onderzocht
bij 20 gezonde, volwassen proefpersonen na meerdere dagelijkse doses van 40 mg. De resultaten
toonden aan dat bij de aanwezigheid van omeprazol, de AUC
(0-∞)
, AUC
(0-t)
, en C
max
van anagrelide met
respectievelijk 27%, 26%, en 36% werden gereduceerd; en dat de overeenkomende waarden van 3-
hydroxy-anagrelide, een metaboliet van anagrelide, werden gereduceerd met respectievelijk 13%, 14%
en 18%.
Eliminatie
De plasmahalfwaardetijd van anagrelide is kort, ongeveer 1,3 uur, en zoals aan de hand van de
halfwaardetijd te verwachten was, zijn er geen aanwijzingen voor ophoping van anagrelide in plasma.
Minder dan 1% wordt als anagrelide teruggevonden in de urine. De gemiddelde terugwinning van
2-amino-5,6-dichloor-3,4-dihydroquinazoline uit urine bedraagt ongeveer 18-35% van de toegediende
dosis.
Daarnaast geven deze resultaten geen aanwijzingen voor auto-inductie van de anagrelideklaring.
Lineariteit
Dosisproportionaliteit is vastgesteld in het dosisbereik van 0,5 mg tot 2 mg.
Pediatrische patiënten
Uit de farmacokinetische gegevens van blootgestelde, nuchtere kinderen en adolescenten (in de
leeftijd van 7 tot en met 16 jaar) met essentiële trombocytemie blijkt dat de waarden voor C
max
en
AUC in voor dosis genormaliseerde blootstelling aan anagrelide hoger neigden te zijn bij
kinderen/adolescenten in vergelijking met volwassenen. Er was eveneens een neiging tot een hogere
dosis-genormaliseerde blootstelling aan de actieve metaboliet.
Ouderen
Farmacokinetische gegevens over nuchtere oudere patiënten met ET (in de leeftijd van 65 tot en met
75 jaar) in vergelijking met nuchtere volwassen patiënten (in de leeftijd van 22 tot en met 50 jaar)
geven aan dat de C
max
en AUC van anagrelide respectievelijk 36% en 61% hoger waren bij oudere
patiënten maar dat de C
max
en AUC van de werkzame metaboliet, 3-hydroxyanagrelide, respectievelijk
42% en 37% lager waren bij de oudere patiënten. Deze verschillen waren waarschijnlijk het gevolg
van lager presystemisch metabolisme van anagrelide tot 3-hydroxyanagrelide bij de oudere patiënten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteit bij herhaalde dosering
Na herhaalde orale toediening van anagrelide bij honden, werden subendocardiale bloeding en focale
myocardiale necrose waargenomen bij 1 mg/kg/dag of hoger bij reuen en teven waarbij reuen
gevoeliger waren. De ‘no observed effect level’ (NOEL) (waarde waarbij geen effect wordt gezien)
voor reuen (0,3 mg/kg/dag) komt overeen met 0,1, 0,1 en 1,6 keer de AUC bij mensen voor
respectievelijk anagrelide bij 2 mg/dag en de metabolieten BCH24426 en RL603.
Reproductietoxiciteit
Vruchtbaarheid
Bij mannelijke ratten bleek anagrelide bij orale doses tot maximaal 240 mg/kg/dag (>1.000 keer een
dosis van 2 mg/dag, op basis van lichaamsoppervlakte) geen effect te hebben op de vruchtbaarheid en
11
de reproductieve prestatie. Bij vrouwelijke ratten werden toenames van pre- en post-implantatieverlies
en een daling in het gemiddelde aantal levende embryo's waargenomen bij 30 mg/kg/dag. De NOEL
(10 mg/kg/dag) bij dit effect was 143, 12 en 11 keer hoger dan de AUC bij mensen respectievelijk bij
toediening van een dosis anagrelide van 2 mg/dag en de metabolieten BCH24426 en RL603.
Onderzoeken naar embryofoetale ontwikkeling
Maternaal toxische doses van anagrelide bij de rat en het konijn zijn in verband gebracht met hogere
resorptie van embryo’s en met foetale mortaliteit.
In een onderzoek naar pre- en postnatale ontwikkeling bij vrouwelijke ratten, produceerde anagrelide
in orale doses van ≥10 mg/kg een niet-nadelige verlenging van de drachtperiode. Bij de NOEL-dosis
(3 mg/kg/dag) waren de AUC's voor anagrelide en de metabolieten BCH24426 en RL603 14, 2 en 2
keer hoger dan de AUC bij mensen bij toediening van een orale dosis anagrelide van 2 mg/dag.
Doses anagrelide van ≥60 mg/kg verlengden de partusduur bij het vrouwtje en verhoogden de
mortaliteit bij de foetus. Bij de NOEL-dosis (30 mg/kg/dag) waren de AUC's voor anagrelide en de
metabolieten BCH24426 en RL603 respectievelijk 425, 31 en 13 keer hoger dan de AUC bij mensen
bij toediening van een orale dosis anagrelide van 2 mg/dag.
Potentiële mutageniteit en carcinogeniteit
In onderzoeken naar het genotoxisch potentieel van anagrelide zijn geen mutagene of clastogene
effecten vastgesteld.
In een twee jaar durende carcinogeniteitsstudie bij ratten, zijn non-neoplastische en neoplastische
vaststellingen gedaan. Deze zijn in verband gebracht met of toegeschreven aan een te sterk
farmacologisch effect. Bij deze waarnemingen was de incidentie van adrenaal feochromocytoom
verhoogd vergeleken met de controlegroep: bij mannelijke dieren in alle dosisniveaus (≥3 mg/kg/dag)
en bij vrouwelijke dieren die 10 mg/kg/dag en meer kregen. De laagste dosis bij mannelijke dieren
(3 mg/kg/dag) stemt overeen met 37 maal de humane AUC- blootstelling na een dosis van 1 mg
tweemaal daags. Adenocarcinomen, van de baarmoeder van epigenetische oorsprong kunnen
gerelateerd zijn aan enzym-inductie van de CYP1-familie. Ze werden vastgesteld bij vrouwelijke
dieren die 30 mg/kg/dag kregen, wat overeenstemt met 572 maal de humane AUC -blootstelling na
een dosis van 1 mg tweemaal per daags.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Inhoud van de capsule
Povidon (E1201)Lactose, watervrij
Lactose (monohydraat)Cellulose, microkristallijn (E460)
Crospovidon
Magnesiumstearaat
Filmomhulsel capsule
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Drukinkt
Schellak
Sterke ammoniumoplossing
Kaliumhydroxide (E525)
IJzeroxide zwart (E172)
12
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Flessen van hogedichtheidpolyethyleen (HDPE) met kindveilige sluitingen en desiccans met
100 capsules.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/295/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 november 2004
Datum van laatste verlenging: 18 juli 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
13
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
14
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
De houder van deze vergunning voor het in de handel brengen dient de Europese Commissie te
informeren over de plannen voor het in de handel brengen van het door dit besluit goedgekeurde
geneesmiddel.
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.
15
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
16
A. ETIKETTERING
17
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING EN DE PRIMAIRE VERPAKKING
MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xagrid 0,5 mg harde capsules
anagrelide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een harde capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als anagrelidehydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 harde capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
18
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/295/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
16.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Xagrid (alleen op de buitendoos)
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
19
B. BIJSLUITER
20
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Xagrid 0,5 mg harde capsules
anagrelide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter






1.
Wat is Xagrid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Xagrid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xagrid bevat de werkzame stof anagrelide. Xagrid is een geneesmiddel dat interfereert met de
ontwikkeling van trombocyten. Het verlaagt het aantal trombocyten dat door het beenmerg wordt
geproduceerd, wat leidt tot een daling van de trombocytentelling in het bloed naar het normale niveau.
Daarom wordt het gebruikt voor de behandeling van patiënten met essentiële trombocytose.
Essentiële trombocytose is een aandoening die optreedt wanneer het beenmerg te veel bloedplaatjes,
bepaalde bloedcellen, aanmaakt. Een groot aantal bloedplaatjes in het bloed kan ernstige problemen
met de bloedsomloop tot gevolg hebben en bloedproppen veroorzaken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Een allergische reactie kan tot uiting komen als huiduitslag, jeuk, een gezwollen
gezicht of gezwollen lippen of kortademigheid;
U heeft matige of ernstige leverproblemen;
U heeft matige of ernstige nierproblemen.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt:
als u een hartprobleem heeft of denkt dat u het heeft;
21
als u geboren bent met of een familiegeschiedenis heeft van verlengd QT-interval (te zien op
een ECG, een elektrische registratie van het hart) of als u andere geneesmiddelen inneemt die
resulteren in abnormale ECG-veranderingen of als u lage elektrolytenspiegels heeft bijv.
kalium, magnesium of calcium (zie de rubriek “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?”);
als u enig probleem met uw lever of nieren heeft.
In combinatie met acetylsalicylzuur (een stof die aanwezig is in veel pijnstillers en koortsverlagende
middelen, evenals in geneesmiddelen ter voorkoming van bloedstolsels, ook bekend als aspirine)
bestaat er een verhoogd risico van sterke hemorragieën (bloedingen) (zie rubriek “Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?”).
Als u Xagrid gebruikt, moet u de exacte dosis innemen die is voorgeschreven door uw arts. Stop niet
met het innemen van het geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. Stop niet plotseling
met het innemen van dit geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. Plotseling stoppen met
dit geneesmiddel kan leiden tot een verhoogd risico op een beroerte.
Tekenen en symptomen van een beroerte kunnen zijn: plotselinge gevoelloosheid of zwakte in de het
gezicht, arm of been, vooral aan één kant van het lichaam; plotselinge verwardheid; moeite met praten
of moeite met het begrijpen van spraak; plotselinge moeite met zien in één of beide ogen; plotselinge
moeite met lopen, duizeligheid, geen balans meer hebben of moeite met coördinatie en plotselinge
hoofdpijn met onbekende oorzaak. Zoek onmiddellijk medische hulp.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er is beperkte informatie over het gebruik van Xagrid bij kinderen en jongeren tot 18 jaar en daarom
dient men voorzichtig te zijn met het gebruik van dit geneesmiddel.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xagrid nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts als u een van de volgende geneesmiddelen neemt:
Geneesmiddelen die uw hartritme kunnen veranderen, bijv. sotalol, amiodaron;
Fluvoxamine gebruikt voor depressie;
Bepaalde types antibiotica, zoals enoxacine, die worden gebruikt voor het behandelen van
infecties;
Theofylline gebruikt voor ernstige astmatische en ademhalingsproblemen. Medicijnen gebruikt
voor de behandeling van hartstoornissen, bijvoorbeeld milrinone, enoximone, amrinone,
olprinone en cilostazol;
Acetylsalicylzuur (een stof die aanwezig is in veel pijnstillers en koortsverlagende middelen,
evenals in geneesmiddelen ter voorkoming van bloedstolsels, ook bekend als aspirine);
Andere medicijnen gebruikt voor de behandeling van aandoeningen van de bloedplaatjes in het
bloed, bijv. clopidogrel;
Omeprazol gebruikt voor het verminderen van de hoeveelheid zuur geproduceerd in de maag;
Orale voorbehoedsmiddelen: Als u last heeft van ernstige diarree terwijl u dit geneesmiddel
inneemt, kan dit de werking van uw orale voorbehoedsmiddel verminderen en daarom wordt het
gebruik van een aanvullende anticonceptiemethode aanbevolen (bijv. condoom). Zie de
instructies in de bijsluiter van de anticonceptiepil die u gebruikt.
De mogelijkheid bestaat dat Xagrid of deze medicijnen niet goed werken wanneer ze samen worden
ingenomen.
Raadpleeg als u twijfelt uw arts of uw apotheker voor advies.
22
Zwangerschap en borstvoeding
Vertel het uw arts als u zwanger bent of zwanger wilt worden. Xagrid mag niet worden ingenomen
door zwangere vrouwen. Vrouwen die zwanger zouden kunnen worden, moeten ervoor zorgen dat zij
een effectief anticonceptiemiddel gebruiken wanneer zij Xagrid innemen. Raadpleeg uw arts voor
advies over anticonceptie.
Licht uw arts in als u borstvoeding geeft of als u van plan bent uw baby borstvoeding te geven. Xagrid
mag niet worden ingenomen terwijl u borstvoeding geeft. U moet stoppen met het geven van
borstvoeding als u Xagrid inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Door sommige patiënten die Xagrid innamen, is duizeligheid gemeld. Rijd niet en gebruik geen
machines als u duizelig bent.
Xagrid bevat lactose
Lactose is een bestanddeel van dit geneesmiddel. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde
suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De hoeveelheid Xagrid die mensen innemen, kan verschillen, en dit hangt af van de aandoening. Uw
arts zal de beste dosis voor u voorschrijven.
De gebruikelijke begindosis van Xagrid is 1 mg. U neemt deze dosis als tweemaal daags één capsule
van 0,5 mg, gedurende ten minste een week. Na die tijd kan de arts een groter of kleiner aantal
capsules voor inname voorschrijven om de geschiktste dosis voor u te vinden die uw aandoening het
effectiefst behandelt.
De capsules moeten in hun geheel met een glas water worden ingenomen. Verpulver de capsules niet
of los de inhoud niet op in een vloeistof. U kunt de capsules met voedsel of na een maaltijd of op een
lege maag innemen. Het is het beste om de capsule(s) elke dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Neem
niet
meer of minder capsules in dan uw arts heeft voorgeschreven. Stop
niet
met het innemen
van het geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. U mag niet plotseling en uit eigen
beweging stoppen dit geneesmiddel in te nemen.
Uw arts zal u periodiek vragen om een bloedonderzoek om te controleren of het geneesmiddel
effectief werkt en of uw lever en nieren goed werken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer van Xagrid heeft ingenomen dan u zou mogen of als iemand anders uw geneesmiddel heeft
ingenomen, licht dan onmiddellijk uw arts of de apotheker in. Laat ze de verpakking van Xagrid zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw capsules in zodra u het zich herinnert. Neem de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
23
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Als u zich zorgen maakt, praat dan met uw arts.
Ernstige bijwerkingen:
Soms: Hartfalen (verschijnselen zijn onder meer kortademigheid, pijn op de borst, zwelling van de
benen door vochtophoping), ernstig probleem met de snelheid of het ritme van de hartslag
(ventriculaire tachycardie, supraventriculaire tachycardie of atriale fibrillatie), ontsteking van de
alvleesklier met als gevolg ernstige pijn in de buik en rug (pancreatitis), bloed braken of bloederige of
zwarte ontlasting, ernstige daling van het aantal bloedcellen met als mogelijk gevolg zwakte, blauwe
plekken, bloedingen of infecties (pancytopenie) pulmonale hypertensie (verschijnselen bestaan uit
kortademigheid, zwelling in benen of enkels, en de lippen en huid kunnen blauwig verkleuren).
Zelden: Nierfalen (wanneer u weinig of niet kunt plassen), hartaanval.
Wanneer u een van deze bijwerkingen ondervindt, raadpleeg dan onmiddellijk uw arts.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen bij meer dan 1 op de 10 mensen voorkomen
hoofdpijn.
Vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen
duizeligheid, vermoeidheid, snelle hartslag, onregelmatige of sterke hartslag (hartkloppingen),
misselijkheid, diarree, maagpijn, winderigheid, braken, een vermindering in het aantal rode
bloedcellen (bloedarmoede), vasthouden van vocht of huiduitslag.
Soms voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen
een gevoel van zwakte of onwel voelen, hoge bloeddruk, onregelmatige hartslag, flauwvallen,
rillingen of koorts, stoornis in de spijsvertering, verlies van eetlust, obstipatie, blauwe plekken,
bloedingen, zwelling (oedeem), gewichtsverlies, spierpijnen, pijnlijke gewrichten, rugpijn,
vermindering of verlies van gevoel of gewaarwording zoals gevoelloosheid, vooral van de huid,
abnormaal gevoel of gewaarwording zoals tinteling en ‘spelden en naaldenprikken’, slapeloosheid,
depressie, verwardheid, zenuwachtigheid, droge mond, geheugenverlies, buiten adem zijn,
neusbloedingen, ernstige longinfectie met koorts, kortademigheid, hoest, slijm, haarverlies, jeuk of
verkleuring van de huid, impotentie, pijn op de borst, vermindering van het aantal bloedplaatjes
waardoor het risico op bloedingen of blauwe plekken toeneemt (trombocytopenie), ophoping van
vocht rond de longen of een toename in leverenzymen. Uw arts kan een bloedonderzoek doen dat een
verhoging van uw leverenzymen kan aangeven. Als een van deze bijwerkingen een probleem voor u
vormt, praat dan met uw arts.
Zelden voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen voorkomen
bloedend tandvlees, gewichtstoename, ernstige pijn op de borst (angina pectoris), hartspieraandoening
(verschijnselen zijn onder meer vermoeidheid, pijn op de borst en hartkloppingen), een vergroot hart,
ophoping van vocht rond het hart, pijnlijke spasmen van de bloedvaten op het hart (in rust, meestal
’s nachts of vroeg in de ochtend) (Prinzmetal-angina), verlies van coördinatie, spraakmoeilijkheden,
droge huid, migraine, zichtstoornissen of dubbel zicht, oorsuizen, duizeligheid bij opstaan (vooral bij
opstaan vanuit een zittende of liggende houding), meer aandrang om 's nachts te plassen, pijn,
‘griepachtige’ symptomen, slaperigheid, verwijding van bloedvaten, ontsteking van de dikke darm
(verschijnselen zijn onder meer diarree, meestal met bloed en slijm, maagpijn, koorts), ontsteking van
de maag (verschijnselen zijn onder meer pijn, misselijkheid, braken), afwijkingen op de longfoto,
verhoogde creatininewaarde in bloedtesten, wat op nierproblemen kan wijzen.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld maar het is niet bekend hoe vaak zij zich voordoen:
Mogelijk levensbedreigende, onregelmatige hartslag (torsade de pointes);
Ontsteking van de lever, symptomen zijn onder meer misselijkheid, braken, jeuk, vergeling van
de huid en ogen, verkleuring van de stoelgang en urine (hepatitis);
24
Longontsteking (verschijnselen zijn onder meer koorts, hoesten, ademhalingsmoeilijkheden,
piepende ademhaling; dit veroorzaakt littekenvorming in de longen) (allergische alveolitis,
inclusief interstitiële longziekte, pneumonitis);
Ontsteking van de nieren (tubulo-interstitiële nefritis).
Beroerte (zie rubriek 2).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel
V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Wanneer uw arts uw geneesmiddel stopt, de resterende capsules alleen bewaren wanneer uw arts dat
zegt. Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is anagrelide. Elke capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als
anagrelidehydrochloride).
De andere stoffen in dit middel zijn:
Inhoud van capsule: povidon (E1201); crospovidon; lactose, watervrij; lactosemonohydraat; cellulose,
microkristallijn (E460) en magnesiumstearaat.
Capsule: gelatine en titaandioxide (E171).
Drukinkt: schellak; sterke ammoniumoplossing; kaliumhydroxide (E525); ijzeroxidezwart (E172).
Hoe ziet Xagrid eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xagrid wordt verstrekt als opake, witte, harde capsules met de opdruk “S 063”.
De capsules worden geleverd in flessen met 100 harde capsules. De fles bevat ook een kleine
verzegelde verpakking. Deze bevat een droogmiddel om de capsules droog te houden. Zorg dat de
verzegelde verpakking in de fles blijft. Het droogmiddel niet verwijderen of opeten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
25
Tel: +800 66838470
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
26

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN















NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xagrid 0,5 mg harde capsules.

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke harde capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als anagrelidehydrochloride).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke harde capsule bevat lactosemonohydraat (53,7 mg) en watervrije lactose (65,8 mg).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule.
Een opake, witte, harde capsule met de opdruk S 063.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Xagrid is geïndiceerd voor de verlaging van het aantal trombocyten bij essentiële trombocytose (ET)
patiënten met een verhoogd risico die hun bestaande therapie niet goed verdragen of bij wie het
verhoogde aantal trombocyten door de bestaande therapie niet tot een aanvaardbaar niveau wordt
teruggebracht.
Een patiënt met een verhoogd risico
Een essentiële trombocytose patiënt met een verhoogd risico wordt gedefinieerd door één of meer van
de volgende kenmerken:
> 60 jaar of
een trombocytentelling > 1000 x 109/l of
een voorgeschiedenis van trombohemorragische incidenten.

4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Xagrid moet worden ingesteld door een arts met ervaring in de beheersing van
essentiële trombocytose.
Dosering
De aanbevolen startdosering van anagrelide is 1 mg/dag en moet worden ingenomen in twee
opgesplitste doses (0,5 mg/dosis).
De startdosis moet gedurende ten minste een week worden aangehouden. Na een week kan de dosis op
individuele basis worden getitreerd om de laagste werkzame dosis te bereiken die de
trombocytentelling onder 600 x 109/l, en in het ideale geval tussen 150 x 109/l en 400 x 109/l, brengt
en/of houdt. De stappen waarin de dosis wordt verhoogd, mogen in een gegeven wekelijks interval
niet meer bedragen dan 0,5 mg/dag en de aanbevolen maximale enkelvoudige dosis mag niet meer
bedragen dan 2,5 mg (zie rubriek 4.9). Gedurende klinisch onderzoek zijn doses van 10 mg/dag
toegepast.
Het effect van de behandeling met anagrelide moet regelmatig worden gecontroleerd (zie rubriek 4.4).
Als de startdosis > 1 mg/dag bedraagt, moet gedurende de eerste week van de behandeling om de twee
Uit in-vivointeractieonderzoeken bij de mens blijkt dat digoxine en warfarine geen effect
hebben op de farmacokinetische eigenschappen van anagrelide.
CYP1A2-remmers

Anagrelide wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP1A2. Het is bekend dat CYP1A2
wordt geremd door verscheidene geneesmiddelen, onder meer fluvoxamine en enoxacine, en
dergelijke geneesmiddelen kunnen theoretisch een negatieve invloed hebben op de klaring van
anagrelide.
CYP1A2-inductoren
CYP1A2-inductoren (zoals omeprazol) kunnen de blootstelling aan anagrelide verminderen (zie
rubriek 5.2). De gevolgen voor het veiligheids- en werkzaamheidsprofiel van anagrelide zijn
niet vastgesteld. Daarom wordt klinische en biologische controle aanbevolen bij patiënten die
gelijktijdig CYP1A2-inductoren nemen. Zo nodig kan de dosis anagrelide worden aangepast.
Effecten van anagrelide op andere werkzame stoffen
Anagrelide heeft een beperkte remmende werking op CYP1A2, wat theoretisch kan betekenen
dat er mogelijke interactie optreedt met andere gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die
hetzelfde klaringsmechanisme gebruiken, bijvoorbeeld theofylline.
Anagrelide is een remmer van PDE III. De effecten van geneesmiddelen met vergelijkbare
eigenschappen, bijvoorbeeld de inotrope middelen milrinon, enoximon, amrinon, olprinon en
cilostazol, kunnen door anagrelide worden versterkt.
In vivo bij de mens blijkt dat anagrelide geen effect heeft op de farmacokinetische
eigenschappen van digoxine en warfarine.
In de doses aanbevolen voor gebruik bij de behandeling van essentiële trombocytose kan
anagrelide de effecten versterken van andere geneesmiddelen die trombocytenaggregatie
remmen of modificeren, bijvoorbeeld acetylsalicylzuur.
In een klinisch interactieonderzoek bij gezonde proefpersonen, werd aangetoond dat
gelijktijdige toediening van een herhalingsdosis anagrelide 1 mg eenmaal daags en
acetylsalicylzuur 75 mg eenmaal daags de antibloedplaatjesaggregatie-effecten van elke
werkzame stof kan verhogen in vergelijking met toediening van acetylsalicylzuur alleen. Bij een
aantal gelijktijdig met acetylsalicylzuur en anagrelide behandelde patiënten met ET zijn ernstige
hemorragieën opgetreden. Daarom moeten de potentiële risico's van gelijktijdig gebruik van
anagrelide met acetylsalicylzuur tegen elkaar worden afgewogen alvorens een behandeling in te
stellen, met name bij patiënten met een hoog risicoprofiel voor hemorragie.
Anagrelide kan bij bepaalde patiënten ingewandsstoornissen en de resorptie van hormonale
anticonceptiemiddelen voor oraal gebruik negatief beïnvloeden.
Interacties met voedsel
Voedsel vertraagt de absorptie van anagrelide maar veroorzaakt geen significante wijziging in
de systemische blootstelling.
De effecten van voedsel op de biologische beschikbaarheid worden niet als klinisch relevant
voor het gebruik van anagrelide beschouwd.


Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met anagrelide.

Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van anagrelide bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
onbekend. Daarom wordt Xagrid niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
MedDRA Systeem/ Frequentie van bijwerkingen
orgaanklasse
Zeer vaak Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Bloed- en
Anemie
Pancytopenie

lymfestelsel-
Trombocytopenie
aandoeningen
Bloedingen
Ecchymose
Voedings- en
Vochtretentie
Oedeem
Gewichts-
stofwisselings-
Gewichtsverlies
toename
stoornissen
orgaanklasse
Zeer vaak Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn Duizeligheid
Depressie
Migraine
aandoeningen
Amnesie
Dysartrie
Verwardheid
Somnolentie
Slapeloosheid
Afwijkende
Paresthesie
coördinatie
Hypo-esthesie
Zenuwachtigheid
Droge mond
Oogaandoeningen

Diplopie
Cerebraal
Afwijkende
infarct*
visus
Evenwichtsorgaan-


Tinnitus

en
ooraandoeningen


Hartaandoeningen

Tachycardie
Ventriculaire
Myocardinfarct
Torsade de
Palpitaties
tachycardie
Cardio-
pointes
Congestief
myopathie
hartfalen
Cardiomegalie
Atriale fibrillatie
Pericardiale
Supraventriculaire effusie
tachycardie
Angina pectoris
Aritmie
Posturale
Hypertensie
hypotensie
Syncope
Vasodilatatie
Prinzmetal-
angina
Ademhalingsstelsel


Pulmonale
Pulmonale
Interstitiële
-, borstkas- en
hypertensie
infiltraten
longziekte
mediastinum-
Longontsteking
inclusief
aandoeningen
Pleura-effusie
pneumonitis
Dyspneu
en allergische
Epistaxis
alveolitis
Maagdarmstelsel-

Diarree
Gastro-intestinale Colitis

aandoeningen
Braken
bloedingen
Gastritis
Buikpijn
Pancreatitis
Bloedend
Misselijkheid
Anorexia
tandvlees
Flatulentie
Dyspepsie
Constipatie
Gastro-intestinale
stoornissen
Lever- en


Verhoogde

Hepatitis
galaandoeningen
leverenzymen
Huid- en

Huiduitslag
Alopecia
Droge huid

onderhuid-
Pruritus
aandoeningen
Huidverkleuring
Skeletspierstelsel-


Artralgie


en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Rugpijn
Nier- en urineweg-


Impotentie
Nierfalen
Tubulo-
aandoeningen
Nycturie
interstitiële
nefritis
orgaanklasse
Zeer vaak Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
Algemene

Vermoeidheid
Pijn op de borst
Griepachtig

aandoeningen en
Koorts
syndroom
toedieningsplaats-
Koude rillingen
Pijn
stoornissen
Malaise
Asthenie

Gevoel van
zwakte
Onderzoeken

Bloedcreatinine
verhoogd
* Cerebraal infarct (zie rubriek 4.4 Trombotisch risico)
Pediatrische patiënten
48 patiënten van 6 tot en met 17 jaar (19 kinderen en 29 adolescenten) hebben gedurende maximaal
6,5 jaar anagrelide toegediend gekregen, ofwel in klinische studies ofwel als onderdeel van een
ziekteregister (zie rubriek 5.1).
De meeste bijwerkingen die werden waargenomen, waren bijwerkingen die beschreven staan in de
Samenvatting van de productkenmerken. De veiligheidsgegevens zijn echter beperkt en maken het niet
mogelijk om een zinvolle vergelijking te maken tussen volwassen en pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er zijn casusbeschrijvingen van opzettelijke overdosering met anagrelide ontvangen na het in de
handel brengen van het geneesmiddel. De gemelde symptomen zijn onder meer sinustachycardie en
braken. De symptomen verdwenen met conservatief beleid.
Van anagrelide is bij hogere dan aanbevolen doses aangetoond dat het verlagingen van de bloeddruk
produceert met incidentele gevallen van hypotensie. Een enkele dosis van 5 mg anagrelide kan leiden
tot een daling in de bloeddruk, gewoonlijk vergezeld van duizeligheid.
Er is geen specifiek antidotum voor anagrelide vastgesteld. In geval van overdosering is zorgvuldig
klinisch toezicht op de patiënt vereist; dit omvat regelmatige trombocytentellingen met het oog op
trombocytopenie. De dosis dient eventueel te worden verlaagd of stopgezet, totdat de
trombocytentelling tot normale waarden terugkeert (zie rubriek 4.4).

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige antineoplastica. ATC-code: L01XX35.
Werkingsmechanisme
Het precieze mechanisme waardoor anagrelide het aantal trombocyten in het bloed doet dalen, is niet
bekend. In onderzoeken met celkweken onderdrukte anagrelide de expressie van transcriptiefactoren,
waaronder GATA-1 en FOG-1 die noodzakelijk zijn voor megakaryocytopoëse, hetgeen uiteindelijk
leidt tot verminderde trombocytenproductie.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Inhoud van de capsule
Povidon (E1201)Lactose, watervrij
Lactose (monohydraat)Cellulose, microkristallijn (E460)
Crospovidon
Magnesiumstearaat
Filmomhulsel capsule
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Drukinkt
Schellak
Sterke ammoniumoplossing
Kaliumhydroxide (E525)
IJzeroxide zwart (E172)
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 ­ 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland

8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/295/001

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 november 2004
Datum van laatste verlenging: 18 juli 2014

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II

A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE


B.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK


C.

ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN


D.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 ­ 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

De houder van deze vergunning voor het in de handel brengen dient de Europese Commissie te
informeren over de plannen voor het in de handel brengen van het door dit besluit goedgekeurde
geneesmiddel.

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER












A. ETIKETTERING
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING EN DE PRIMAIRE VERPAKKING
MOETEN WORDEN VERMELD

BUITENVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xagrid 0,5 mg harde capsules
anagrelide

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een harde capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als anagrelidehydrochloride).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 harde capsules

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.

NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Dublin 2
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/295/001

13. PARTIJNUMMER
Partij

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Xagrid (alleen op de buitendoos)

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC:
SN:
NN:
B. BIJSLUITER


Xagrid 0,5 mg harde capsules
anagrelide

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter

Wat is Xagrid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Xagrid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xagrid bevat de werkzame stof anagrelide. Xagrid is een geneesmiddel dat interfereert met de
ontwikkeling van trombocyten. Het verlaagt het aantal trombocyten dat door het beenmerg wordt
geproduceerd, wat leidt tot een daling van de trombocytentelling in het bloed naar het normale niveau.
Daarom wordt het gebruikt voor de behandeling van patiënten met essentiële trombocytose.
Essentiële trombocytose is een aandoening die optreedt wanneer het beenmerg te veel bloedplaatjes,
bepaalde bloedcellen, aanmaakt. Een groot aantal bloedplaatjes in het bloed kan ernstige problemen
met de bloedsomloop tot gevolg hebben en bloedproppen veroorzaken.

2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Een allergische reactie kan tot uiting komen als huiduitslag, jeuk, een gezwollen
gezicht of gezwollen lippen of kortademigheid;
U heeft matige of ernstige leverproblemen;
U heeft matige of ernstige nierproblemen.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt:
als u een hartprobleem heeft of denkt dat u het heeft;
als u geboren bent met of een familiegeschiedenis heeft van verlengd QT-interval (te zien op
een ECG, een elektrische registratie van het hart) of als u andere geneesmiddelen inneemt die
resulteren in abnormale ECG-veranderingen of als u lage elektrolytenspiegels heeft bijv.
kalium, magnesium of calcium (zie de rubriek 'Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?');
als u enig probleem met uw lever of nieren heeft.
In combinatie met acetylsalicylzuur (een stof die aanwezig is in veel pijnstillers en koortsverlagende
middelen, evenals in geneesmiddelen ter voorkoming van bloedstolsels, ook bekend als aspirine)
bestaat er een verhoogd risico van sterke hemorragieën (bloedingen) (zie rubriek 'Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?').
Als u Xagrid gebruikt, moet u de exacte dosis innemen die is voorgeschreven door uw arts. Stop niet
met het innemen van het geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. Stop niet plotseling
met het innemen van dit geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. Plotseling stoppen met
dit geneesmiddel kan leiden tot een verhoogd risico op een beroerte.
Tekenen en symptomen van een beroerte kunnen zijn: plotselinge gevoelloosheid of zwakte in de het
gezicht, arm of been, vooral aan één kant van het lichaam; plotselinge verwardheid; moeite met praten
of moeite met het begrijpen van spraak; plotselinge moeite met zien in één of beide ogen; plotselinge
moeite met lopen, duizeligheid, geen balans meer hebben of moeite met coördinatie en plotselinge
hoofdpijn met onbekende oorzaak. Zoek onmiddellijk medische hulp.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er is beperkte informatie over het gebruik van Xagrid bij kinderen en jongeren tot 18 jaar en daarom
dient men voorzichtig te zijn met het gebruik van dit geneesmiddel.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xagrid nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts als u een van de volgende geneesmiddelen neemt:
Geneesmiddelen die uw hartritme kunnen veranderen, bijv. sotalol, amiodaron;
Fluvoxamine gebruikt voor depressie;
Bepaalde types antibiotica, zoals enoxacine, die worden gebruikt voor het behandelen van
infecties;
Theofylline gebruikt voor ernstige astmatische en ademhalingsproblemen. Medicijnen gebruikt
voor de behandeling van hartstoornissen, bijvoorbeeld milrinone, enoximone, amrinone,
olprinone en cilostazol;
Acetylsalicylzuur (een stof die aanwezig is in veel pijnstillers en koortsverlagende middelen,
evenals in geneesmiddelen ter voorkoming van bloedstolsels, ook bekend als aspirine);
Andere medicijnen gebruikt voor de behandeling van aandoeningen van de bloedplaatjes in het
bloed, bijv. clopidogrel;
Omeprazol gebruikt voor het verminderen van de hoeveelheid zuur geproduceerd in de maag;
Orale voorbehoedsmiddelen: Als u last heeft van ernstige diarree terwijl u dit geneesmiddel
inneemt, kan dit de werking van uw orale voorbehoedsmiddel verminderen en daarom wordt het
gebruik van een aanvullende anticonceptiemethode aanbevolen (bijv. condoom). Zie de
instructies in de bijsluiter van de anticonceptiepil die u gebruikt.
De mogelijkheid bestaat dat Xagrid of deze medicijnen niet goed werken wanneer ze samen worden
ingenomen.
Raadpleeg als u twijfelt uw arts of uw apotheker voor advies.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De hoeveelheid Xagrid die mensen innemen, kan verschillen, en dit hangt af van de aandoening. Uw
arts zal de beste dosis voor u voorschrijven.
De gebruikelijke begindosis van Xagrid is 1 mg. U neemt deze dosis als tweemaal daags één capsule
van 0,5 mg, gedurende ten minste een week. Na die tijd kan de arts een groter of kleiner aantal
capsules voor inname voorschrijven om de geschiktste dosis voor u te vinden die uw aandoening het
effectiefst behandelt.
De capsules moeten in hun geheel met een glas water worden ingenomen. Verpulver de capsules niet
of los de inhoud niet op in een vloeistof. U kunt de capsules met voedsel of na een maaltijd of op een
lege maag innemen. Het is het beste om de capsule(s) elke dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Neem
niet meer of minder capsules in dan uw arts heeft voorgeschreven. Stop
niet met het innemen
van het geneesmiddel zonder eerst met uw arts te overleggen. U mag niet plotseling en uit eigen
beweging stoppen dit geneesmiddel in te nemen.
Uw arts zal u periodiek vragen om een bloedonderzoek om te controleren of het geneesmiddel
effectief werkt en of uw lever en nieren goed werken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer van Xagrid heeft ingenomen dan u zou mogen of als iemand anders uw geneesmiddel heeft
ingenomen, licht dan onmiddellijk uw arts of de apotheker in. Laat ze de verpakking van Xagrid zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem uw capsules in zodra u het zich herinnert. Neem de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.

Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Als u zich zorgen maakt, praat dan met uw arts.
Ernstige bijwerkingen:
Soms: Hartfalen (verschijnselen zijn onder meer kortademigheid, pijn op de borst, zwelling van de
benen door vochtophoping), ernstig probleem met de snelheid of het ritme van de hartslag
(ventriculaire tachycardie, supraventriculaire tachycardie of atriale fibrillatie), ontsteking van de
alvleesklier met als gevolg ernstige pijn in de buik en rug (pancreatitis), bloed braken of bloederige of
zwarte ontlasting, ernstige daling van het aantal bloedcellen met als mogelijk gevolg zwakte, blauwe
plekken, bloedingen of infecties (pancytopenie) pulmonale hypertensie (verschijnselen bestaan uit
kortademigheid, zwelling in benen of enkels, en de lippen en huid kunnen blauwig verkleuren).
Zelden: Nierfalen (wanneer u weinig of niet kunt plassen), hartaanval.

Wanneer u een van deze bijwerkingen ondervindt, raadpleeg dan onmiddellijk uw arts.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen bij meer dan 1 op de 10 mensen voorkomen
hoofdpijn
.
Vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen
duizeligheid, vermoeidheid, snelle hartslag, onregelmatige of sterke hartslag (hartkloppingen),
misselijkheid, diarree, maagpijn, winderigheid, braken, een vermindering in het aantal rode
bloedcellen (bloedarmoede), vasthouden van vocht of huiduitslag.
Soms voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen
een gevoel van zwakte of onwel voelen, hoge bloeddruk, onregelmatige hartslag, flauwvallen,
rillingen of koorts, stoornis in de spijsvertering, verlies van eetlust, obstipatie, blauwe plekken,
bloedingen, zwelling (oedeem), gewichtsverlies, spierpijnen, pijnlijke gewrichten, rugpijn,
vermindering of verlies van gevoel of gewaarwording zoals gevoelloosheid, vooral van de huid,
abnormaal gevoel of gewaarwording zoals tinteling en `spelden en naaldenprikken', slapeloosheid,
depressie, verwardheid, zenuwachtigheid, droge mond, geheugenverlies, buiten adem zijn,
neusbloedingen, ernstige longinfectie met koorts, kortademigheid, hoest, slijm, haarverlies, jeuk of
verkleuring van de huid, impotentie, pijn op de borst, vermindering van het aantal bloedplaatjes
waardoor het risico op bloedingen of blauwe plekken toeneemt (trombocytopenie), ophoping van
vocht rond de longen of een toename in leverenzymen. Uw arts kan een bloedonderzoek doen dat een
verhoging van uw leverenzymen kan aangeven. Als een van deze bijwerkingen een probleem voor u
vormt, praat dan met uw arts.
Zelden voorkomende bijwerkingen: kunnen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen voorkomen
bloedend tandvlees, gewichtstoename, ernstige pijn op de borst (angina pectoris), hartspieraandoening
(verschijnselen zijn onder meer vermoeidheid, pijn op de borst en hartkloppingen), een vergroot hart,
ophoping van vocht rond het hart, pijnlijke spasmen van de bloedvaten op het hart (in rust, meestal
's nachts of vroeg in de ochtend) (Prinzmetal-angina), verlies van coördinatie, spraakmoeilijkheden,
droge huid, migraine, zichtstoornissen of dubbel zicht, oorsuizen, duizeligheid bij opstaan (vooral bij
opstaan vanuit een zittende of liggende houding), meer aandrang om 's nachts te plassen, pijn,
`griepachtige' symptomen, slaperigheid, verwijding van bloedvaten, ontsteking van de dikke darm
(verschijnselen zijn onder meer diarree, meestal met bloed en slijm, maagpijn, koorts), ontsteking van
de maag (verschijnselen zijn onder meer pijn, misselijkheid, braken), afwijkingen op de longfoto,
verhoogde creatininewaarde in bloedtesten, wat op nierproblemen kan wijzen.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld maar het is niet bekend hoe vaak zij zich voordoen:
Mogelijk levensbedreigende, onregelmatige hartslag (torsade de pointes);
Ontsteking van de lever, symptomen zijn onder meer misselijkheid, braken, jeuk, vergeling van
de huid en ogen, verkleuring van de stoelgang en urine (hepatitis);
Longontsteking (verschijnselen zijn onder meer koorts, hoesten, ademhalingsmoeilijkheden,
piepende ademhaling; dit veroorzaakt littekenvorming in de longen) (allergische alveolitis,
inclusief interstitiële longziekte, pneumonitis);
Ontsteking van de nieren (tubulo-interstitiële nefritis).
Beroerte (zie rubriek 2).

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Wanneer uw arts uw geneesmiddel stopt, de resterende capsules alleen bewaren wanneer uw arts dat
zegt. Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is anagrelide. Elke capsule bevat 0,5 mg anagrelide (als
anagrelidehydrochloride).
De andere stoffen in dit middel zijn:
Inhoud van capsule: povidon (E1201); crospovidon; lactose, watervrij; lactosemonohydraat; cellulose,
microkristallijn (E460) en magnesiumstearaat.
Capsule: gelatine en titaandioxide (E171).
Drukinkt: schellak; sterke ammoniumoplossing; kaliumhydroxide (E525); ijzeroxidezwart (E172).
Hoe ziet Xagrid eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xagrid wordt verstrekt als opake, witte, harde capsules met de opdruk 'S 063'.
De capsules worden geleverd in flessen met 100 harde capsules. De fles bevat ook een kleine
verzegelde verpakking. Deze bevat een droogmiddel om de capsules droog te houden. Zorg dat de
verzegelde verpakking in de fles blijft. Het droogmiddel niet verwijderen of opeten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch

Block 3 Miesian Plaza
50 ­ 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland

Heb je dit medicijn gebruikt? Xagrid 0,5 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Xagrid 0,5 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Xagrid 0,5 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG