Votrient 400 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Capsulevormige, roze, filmomhulde tablet met de markering “GS JT” op één zijde.
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Capsulevormige, witte, filmomhulde tablet met de markering “GS UHL” op één zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Niercelcarcinoom (RCC)
Votrient is bij volwassenen geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd
niercelcarcinoom (RCC, Renal Cell Carcinoma) en voor patiënten die eerder een cytokinebehandeling
hebben ondergaan voor het gevorderde stadium van de ziekte.
Wekedelensarcoom (STS)
Votrient is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met bepaalde subtypes van
gevorderd wekedelensarcoom (STS) die eerder chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte hebben
ondergaan of bij wie binnen 12 maanden na (neo-)adjuvante therapie progressie is opgetreden.
De werkzaamheid en veiligheid zijn alleen vastgesteld bij bepaalde histologische tumorsubtypes van
STS (zie rubriek 5.1).
2
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Votrient mag uitsluitend worden gestart door een arts met ervaring in de
toediening van geneesmiddelen tegen kanker.
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosering voor de behandeling van RCC of STS is 800 mg pazopanib eenmaal daags.
Dosisaanpassingen
Dosisaanpassingen (verhoging of verlaging) moeten gebeuren met stapsgewijze verhogingen of
verlagingen van 200 mg, gebaseerd op de individuele verdraagbaarheid om zo bijwerkingen te
beheersen. De dosering pazopanib mag de 800 mg niet overschrijden.
Pediatrische patiënten
Pazopanib mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar vanwege veiligheidsoverwegingen
aangaande orgaangroei en ontwikkeling (zie rubriek 4.4 en 5.3).
De veiligheid en werkzaamheid van pazopanib bij kinderen in de leeftijd van 2 tot 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld.
De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 4.8, 5.1 en 5.2, maar er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Ouderen
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over het gebruik van pazopanib bij patiënten van 65 jaar en
ouder. In de klinische RCC-studies met pazopanib werden in het algemeen voor pazopanib geen
klinisch significante verschillen in veiligheid waargenomen tussen personen van ten minste 65 jaar en
jongere personen. Klinische ervaringen hebben geen verschillen in respons laten zien tussen oudere en
jongere patiënten, maar een grotere gevoeligheid bij sommige oudere patiënten kan niet worden
uitgesloten.
Verminderde nierfunctie
Het is niet waarschijnlijk dat een verminderde nierfunctie een klinisch relevant effect zal hebben op de
farmacokinetiek van pazopanib, gezien de beperkte renale uitscheiding van pazopanib en haar
metabolieten (zie rubriek 5.2). Daarom is geen dosisaanpassing vereist bij patiënten met een
creatinineklaring boven 30 ml/min. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een creatinineklaring
minder dan 30 ml/min, aangezien er geen ervaring is met pazopanib bij deze patiëntenpopulatie.
Verminderde leverfunctie
Doseringsaanbevelingen bij patiënten met een verminderde leverfunctie zijn gebaseerd op
farmacokinetiekonderzoeken met pazopanib bij patiënten met een variërende mate van hepatische
disfunctie (zie rubriek 5.2). Alle patiënten moeten leverfunctietesten ondergaan om te bepalen of zij
een verminderde leverfunctie hebben voor de start van en tijdens de behandeling met pazopanib (zie
rubriek 4.4). Toediening van pazopanib aan patiënten met een licht of matig verminderde leverfunctie
moet met voorzichtigheid gebeuren en de tolerantie moet nauwkeurig gecontroleerd worden. De
aanbevolen dosering is eenmaal daags 800 mg pazopanib voor patiënten met lichte afwijkingen in de
serumspiegels van leverenzymen (gedefinieerd als normale bilirubine en elke mate van
alanineaminotransferase (ALAT)-verhoging of als een verhoging van de bilirubine (>35% direct) tot
maximaal 1,5 x de bovenlimiet van normaal (BLN), ongeacht de ALAT-waarde). Een verminderde
dosering pazopanib van 200 mg eenmaal daags wordt aanbevolen bij patiënten met een matig
afgenomen leverfunctie (gedefinieerd als een verhoging van de bilirubine van >1,5 x tot 3 x BLN,
ongeacht de ALAT-waarde) (zie rubriek 5.2).
3
Pazopanib wordt niet aanbevolen bij patiënten met ernstige leverfalen (gedefinieerd als totaal
bilirubine >3 x BLN, ongeacht de ALAT-waarde).
Zie rubriek 4.4 met betrekking tot controle van de leverfunctie en dosisaanpassingen voor patiënten
met geneesmiddelgeïnduceerde hepatotoxiciteit.
Wijze van toediening
Pazopanib is voor oraal gebruik. Het moet worden ingenomen zonder voedsel, ten minste één uur voor
of twee uur na een maaltijd (zie rubriek 5.2). De filmomhulde tabletten moeten heel worden
ingenomen met water en mogen niet worden gebroken of vermalen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Effecten op de lever
Er zijn gevallen van leverfalen (waaronder overlijden) gemeld tijdens het gebruik van pazopanib.
Pazopanib moet met voorzichtigheid worden toegediend aan patiënten met een licht tot matig
verminderde leverfunctie en deze patiënten moeten nauwkeurig gecontroleerd worden. De aanbevolen
dosering is eenmaal daags 800 mg pazopanib bij patiënten met lichte afwijkingen in de serumspiegels
van leverenzymen (ofwel normaal bilirubine en elke mate van ALAT-verhoging, ofwel een verhoging
van de bilirubine tot 1,5 x BLN ongeacht de ALAT-waarde). Er wordt een verlaagde dosering van
200 mg pazopanib eenmaal daags aanbevolen bij patiënten met een matig verminderde leverfunctie
(verhoging van de bilirubine >1,5 tot 3 x BLN ongeacht de ALAT-waarde) (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Pazopanib wordt niet aanbevolen bij patiënten met ernstig leverfalen (totaal bilirubine >3 x BLN
ongeacht de ALAT-waarde) (zie rubriek 4.2 en 5.2). Bij deze patiënten is blootstelling bij een dosis
van 200 mg aanzienlijk verlaagd, maar wel erg variabel, met waarden die onvoldoende worden geacht
om een klinisch relevant effect te bewerkstelligen.
In klinische studies met pazopanib zijn toenames in serumtransaminasen (ALAT,
aspartaataminotransferase (ASAT)) en bilirubine waargenomen (zie rubriek 4.8). In de meeste
gevallen werden op zichzelf staande toenames in ALAT en ASAT gemeld zonder gelijktijdige
verhogingen van alkalische fosfatase of bilirubine. Patiënten ouder dan 60 jaar kunnen een hoger
risico hebben op een lichte (>3 x BLN) tot ernstige (>8 x BLN) verhoging van ALAT. Patiënten die
drager zijn van het HLA-B*57:01 allel hebben een verhoogd risico op pazopanib-geassocieerde
ALAT-verhogingen. De leverfunctie moet worden gecontroleerd bij alle personen die pazopanib
krijgen, ongeacht het genotype of de leeftijd (zie rubriek 5.1).
Bepalingen van serumspiegels van leverenzymen moeten worden uitgevoerd voor het begin van de
behandeling met pazopanib en in week 3, 5, 7 en 9. Daarna moet controle plaatsvinden in maand 3 en
maand 4 met bijkomende testen zoals klinisch geïndiceerd. Na maand 4 moeten periodieke testen
blijven plaatsvinden.
4
Zie tabel 1 voor richtlijnen met betrekking tot dosisaanpassing voor patiënten met totale bilirubine
baselinewaarden ≤1,5 x BLN en ASAT en ALAT ≤2 x BLN.
Tabel 1
Dosisaanpassing voor geneesmiddelgeïnduceerde hepatotoxiciteit
Dosisaanpassing
Pazopanib blijven gebruiken met wekelijkse
controle van de leverfunctie totdat de
transaminasen terugkeren naar graad 1 of
baseline.
Behandeling met pazopanib onderbreken totdat
de transaminasen terug zijn op graad 1 of
baseline. Als het verwachte voordeel van het
herstarten van de behandeling met pazopanib
opweegt tegen het risico op hepatotoxiciteit, dan
kan de behandeling met pazopanib opnieuw
gestart worden met een verlaagde dosis van
dagelijks 400 mg en moeten wekelijks
serumleverfunctietesten uitgevoerd worden
gedurende acht weken. Indien, na het opnieuw
starten van de behandeling met pazopanib, de
transaminaseverhogingen >3 x BLN opnieuw
optreden, moet de behandeling met pazopanib
permanent beëindigd worden.
Permanent de behandeling met pazopanib
beëindigen.
Patiënten moeten worden gecontroleerd tot
terugkeer op graad 1 of baseline.
Pazopanib is een UGT1A1-remmer. Milde,
indirecte (ongeconjugeerde) hyperbilirubinemie
kan optreden bij patiënten met het syndroom van
Gilbert. Patiënten met een milde indirecte
hyperbilirubinemie, bekend met of verdacht van
het syndroom van Gilbert, met een verhoging in
ALAT van >3 x BLN moeten worden behandeld
volgens de aanbevelingen voor geïsoleerde
ALAT-verhogingen.
Levertestwaarden
Transaminaseverhoging tussen 3 en 8 x BLN
Transaminaseverhoging >8 x BLN
Transaminaseverhogingen >3 x BLN met
tegelijkertijd verhoogd bilirubine >2 x BLN
Gelijktijdig gebruik van pazopanib en simvastatine vergroot het risico van ALAT-verhogingen (zie
rubriek 4.5) en moet met voorzichtigheid gebeuren en er moet een nauwkeurige controle plaatsvinden.
Hypertensie
In klinische studies met pazopanib is hypertensie gemeld, inclusief nieuw gediagnosticeerde
symptomatische episodes van verhoogde bloeddruk (hypertensieve crisis). De bloeddruk moet goed
onder controle zijn voordat met de behandeling met pazopanib gestart wordt. Patiënten moeten
gecontroleerd worden op hypertensie kort na aanvang van de behandeling (niet langer dan een week
na het starten van pazopanib) en daarna ook nog regelmatig om zeker te zijn dat de bloeddruk goed is
gereguleerd. Verhoogde bloeddruk (systolische bloeddruk ≥150 mm Hg of diastolische bloeddruk
≥100 mm Hg) trad vroeg op in de loop van de behandeling (ongeveer 40% trad op voor dag 9 en
ongeveer 90% trad op in de eerste 18 weken). De bloeddruk moet worden gevolgd en bij verhoogde
bloeddruk moet deze meteen worden behandeld met een combinatie van anti-hypertensiebehandeling
en dosisaanpassing van pazopanib (onderbreking en opnieuw starten met een lagere dosis op basis van
klinisch oordeel) (zie rubriek 4.2 en 4.8). De behandeling met pazopanib moet worden gestaakt als er
bewijs is van een hypertensieve crisis of als de hypertensie ernstig is en aanhoudt, ondanks een anti-
hypertensiebehandeling en een verlaging van de pazopanibdosering.
5
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES=posterior reversible encephalopathy
syndrome)/reversibele posterieure leuko-encefalopathie (RPLS=reversible posterior
leukoencephalopathy syndrome)
Er is PRES/RPLS gemeld in samenhang met pazopanib. PRES/RPLS kan zich uiten als hoofdpijn,
hypertensie, insult, lethargie, verwarring, blindheid en andere visuele en neurologische stoornissen, en
kan dodelijk zijn. Patiënten die PRES/RPLS ontwikkelen, moeten permanent stoppen met de
behandeling met pazopanib.
Interstitiële longziekte (Interstitial lung disease - (ILD)/Pneumonitis
ILD, dat fataal kan zijn, is gemeld in samenhang met pazopanib (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten
worden gemonitord op pulmonale symptomen die indicatief kunnen zijn voor ILD/pneumonitis en de
behandeling met pazopanib moet worden gestaakt bij patiënten die ILD of pneumonitis ontwikkelen.
Hartdisfunctie/hartfalen
De veiligheid en werkzaamheid van pazopanib moeten worden overwogen voor aanvang van de
therapie bij patiënten met reeds bestaande hartdisfunctie. De veiligheid en farmacokinetiek van
pazopanib bij patiënten met matig tot ernstig hartfalen of patiënten met een lagere dan normale
linkerventrikelejectiefractie (LVEF) zijn niet onderzocht.
In klinische studies met pazopanib zijn hartdisfunctie, zoals hartfalen en een verminderde LVEF
opgetreden (zie rubriek 4.8). In een gerandomiseerde studie die pazopanib en sunitinib vergeleek bij
niercelcarcinoom (VEG108844) kregen patiënten baseline- en vervolgmetingen van de LVEF.
Myocarddisfunctie kwam voor bij 13% (47/362) van de patiënten in de pazopanib-arm, vergeleken
met 11% (42/369) van de patiënten in de sunitinib-arm. Congestief hartfalen werd gezien bij 0,5% van
de patiënten in elke behandelarm. Congestief hartfalen werd gemeld bij 3 van de 240 patiënten (1%) in
de fase III-studie VEG110727 STS. Bij 11% (15/140) van de patiënten in de pazopanib-arm bij wie na
baseline en tijdens follow-up LVEF-metingen plaatsvonden, werd een afname van de LVEF
vastgesteld tegenover bij 3% (1/39) van de patiënten in de placebo-arm.
Risicofactoren
Dertien van de vijftien patiënten in de pazopanib-arm van de STS fase III-studie leden gelijktijdig aan
hypertensie die de hartdisfunctie bij patiënten met verhoogd risico mogelijk heeft verergerd door het
verhogen van cardiale afterload. 99% van de patiënten (243/246) die deelnamen aan de STS fase III-
studie, waaronder de eerdergenoemde 15 patiënten, kreeg anthracyclines. Behandeling met
anthracyclines voorafgaand aan pazopanib-behandeling kan een risicofactor voor hartdisfunctie zijn.
Uitkomst
Vier van de vijftien proefpersonen herstelden volledig (binnen 5% van de baseline) en vijf herstelden
gedeeltelijk (binnen het normale bereik, maar >5% onder de baseline). Eén patiënt herstelde niet en
van vijf patiënten zijn de follow-up gegevens niet beschikbaar.
Behandeling
Onderbreking van pazopanib en/of verlaging van de dosis moeten worden gecombineerd met de
behandeling van hypertensie (indien aanwezig, zie de hypertensiewaarschuwing hierboven) bij
patiënten met een significante vermindering van de LVEF, zoals klinisch geïndiceerd.
Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op klinische tekenen of symptomen van congestief
hartfalen. Meting van de LVEF bij baseline en periodiek daarna wordt aanbevolen bij patiënten met
een risico op hartdisfunctie.
6
QT-verlenging en torsade de pointes
In klinische studies met pazopanib zijn QT-verlenging en torsade de pointes opgetreden (zie
rubriek 4.8). Pazopanib moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een geschiedenis
van een QT-intervalverlenging, bij patiënten die antiarrhythmica of andere geneesmiddelen gebruiken
die het QT-interval kunnen verlengen en bij patiënten met een relevante, reeds bestaande hartziekte.
Bij het gebruik van pazopanib wordt aanbevolen het elektrocardiogram zowel bij baseline als
periodiek te controleren en elektrolyten (bijvoorbeeld calcium, magnesium, kalium) binnen het
normale bereik te houden.
Arteriële trombotische gebeurtenissen
In klinische studies met pazopanib zijn myocardinfarct, myocardiale ischemie, ischemische beroerte
en TIA gemeld (zie rubriek 4.8). Er zijn fatale gevallen gemeld. Pazopanib moet met voorzichtigheid
worden gebruikt bij patiënten die een verhoogd risico hebben op trombotische gebeurtenissen of die
een trombotische gebeurtenis in hun voorgeschiedenis hebben. Pazopanib is niet onderzocht bij
patiënten die in de voorgaande 6 maanden een gebeurtenis hebben gehad. De beslissing om te
behandelen moet worden genomen na afweging van het voordeel/risico voor de individuele patiënt.
Veneuze trombo-embolische gebeurtenissen
In klinische studies met pazopanib, heeft zich veneuze trombo-embolie waaronder veneuze trombose
en fatale longembolie voorgedaan. Hoewel dit werd waargenomen in zowel RCC- als STS-studies,
was de incidentie hoger in de STS-populatie (5%) dan in de RCC-populatie (2%).
Trombotische microangiopathie (TMA)
TMA is gemeld in klinische studies met monotherapie pazopanib, met pazopanib in combinatie met
bevacizumab en met pazopanib in combinatie met topotecan (zie rubriek 4.8). Patiënten die TMA
ontwikkelen, moeten permanent stoppen met de behandeling met pazopanib. Het reversibel zijn van de
TMA-effecten is waargenomen nadat met de behandeling werd gestopt. Pazopanib is niet geïndiceerd
voor gebruik in combinatie met andere middelen.
Hemorragische gebeurtenissen
In klinische studies met pazopanib zijn hemorragische gebeurtenissen gemeld (zie rubriek 4.8). Er zijn
fatale hemorragische gebeurtenissen gemeld. Pazopanib is niet onderzocht bij patiënten met een
voorgeschiedenis van haemoptysis, cerebrale hemorragie of klinisch significante gastro-intestinale
(GI) hemorragie in de voorgaande zes maanden. Pazopanib moet met voorzichtigheid worden gebruikt
bij patiënten met een significant risico op hemorragie.
Aneurysma's en arteriële dissecties
Het gebruik van remmers van de VEGF-route bij patiënten met of zonder hypertensie kan de vorming
van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Voordat een behandeling met pazopanib wordt
gestart, moet dit risico zorgvuldig worden afgewogen bij patiënten met risicofactoren zoals
hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma’s.
Gastro-intestinale (GI) perforaties en fistels
In klinische studies met pazopanib zijn gevallen gemeld van gastro-intestinale perforaties en fistels
(zie rubriek 4.8). Er zijn fatale perforaties gemeld. Pazopanib moet met voorzichtigheid worden
gebruikt bij patiënten met een risico op GI-perforatie en -fistels.
7
Wondheling
Er zijn geen formele studies naar het effect van pazopanib op de wondheling uitgevoerd. Aangezien
vasculair endotheliale groeifactor- (VEGF-) remmers de wondheling kunnen verstoren, moet de
behandeling met pazopanib ten minste zeven dagen voor een geplande operatie worden gestaakt. De
beslissing om na de ingreep weer te starten met de behandeling met pazopanib moet worden gebaseerd
op het klinische oordeel ten aanzien van adequate wondheling. De behandeling met pazopanib moet
worden gestaakt bij patiënten met wonddehiscentie.
Hypothyreoïdie
In klinische studies met pazopanib zijn gevallen van hypothyreoïdie gemeld (zie rubriek 4.8). Er wordt
aanbevolen aan het begin van de behandeling laboratoriummetingen van de schildklierfunctie uit te
voeren en patiënten met hypothyreoïdie moeten volgens de standaard worden behandeld voordat met
de behandeling met pazopanib gestart wordt. Alle patiënten moeten nauwkeurig gevolgd worden op
verschijnselen van schildklierdisfunctie tijdens de behandeling met pazopanib. Er moet periodiek een
laboratoriumcontrole plaatsvinden van de schildklierfunctie die op de gebruikelijke wijze behandeld
moet worden.
Proteïnurie
In klinische studies met pazopanib is proteïnurie gemeld. Er wordt aanbevolen bij baseline en daarna
periodiek een urineanalyse uit te voeren en patiënten moeten gecontroleerd worden op verergering van
proteïnurie. Indien patiënten een nefrotisch syndroom ontwikkelen, moet de behandeling met
pazopanib worden gestaakt.
Tumorlysissyndroom (TLS)
Het voorkomen van TLS, met inbegrip van fataal TLS, werd geassocieerd met het gebruik van
pazopanib (zie rubriek 4.8). Patiënten met snelgroeiende tumoren, een hoge tumorlast, nierdisfunctie
of dehydratatie hebben een verhoogd risico op TLS. Preventieve maatregelen zoals de behandeling
van hoge concentraties urinezuur en intraveneuze hydratatie moeten worden overwogen alvorens met
Votrient te starten. Risicopatiënten moeten nauwkeurig worden opgevolgd en behandeld volgens de
klinische richtlijnen.
Pneumothorax
In klinische studies met pazopanib bij gevorderd wekedelensarcoom hebben zich gevallen van
pneumothorax voorgedaan (zie rubriek 4.8). Patiënten die worden behandeld met pazopanib moeten
nauwkeurig worden gecontroleerd op klachten en symptomen van pneumothorax.
Pediatrische patiënten
Vanwege zijn werkingsmechanisme, kan pazopanib de orgaangroei en ontwikkeling tijdens de vroege
postnatale ontwikkeling bij knaagdieren ernstig aantasten (zie rubriek 5.3). Daarom moet pazopanib
niet worden toegediend aan kinderen jonger dan 2 jaar.
Infecties
Er zijn gevallen van ernstige infecties (met of zonder neutropenie) gemeld, die in een aantal gevallen
een dodelijke afloop hadden.
8
Combinatie met andere systemische behandelingen tegen kanker
Klinische studies naar pazopanib in combinatie met een aantal andere antikankertherapieën
(waaronder bijvoorbeeld pemetrexed, lapatinib of pembrolizumab) zijn voortijdig stopgezet in verband
met zorgen over verhoogde toxiciteit en/of mortaliteit. Een veilige en effectieve combinatiedosis is
niet vastgesteld voor deze regimes.
Zwangerschap
Preklinische dieronderzoeken hebben reproductietoxiciteit aangetoond (zie rubriek 5.3). Indien
pazopanib tijdens de zwangerschap wordt gebruikt, of als de patiënt zwanger wordt tijdens het gebruik
van pazopanib, dan moet het mogelijke risico voor de foetus worden uitgelegd aan de patiënt.
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moet worden geadviseerd niet zwanger te worden tijdens de
behandeling met pazopanib (zie rubriek 4.6).
Interacties
Gelijktijdige behandeling met sterke remmers van CYP3A4, P-glycoproteïne (P-gp) of
borstkankerresistentie-eiwit (BCRP) moet worden vermeden vanwege het risico op toegenomen
blootstelling aan pazopanib (zie rubriek 4.5). Er moet worden overwogen een keuze te maken voor
andere gelijktijdig toegediende geneesmiddelen zonder remming of met een minimale remming van
CYP3A4, P-gp of BCRP.
Gelijktijdige behandeling met CYP3A4-inductoren moet worden vermeden vanwege het risico op een
afgenomen blootstelling aan pazopanib (zie rubriek 4.5).
Gevallen van hyperglykemie zijn waargenomen bij gelijktijdige behandeling met ketoconazol.
Gelijktijdige toediening van pazopanib met uridinedifosfaatglucuronosyltransferase-1A1- (UGT1A1-)
substraten (bijvoorbeeld irinotecan) moet met voorzichtigheid gebeuren aangezien pazopanib een
UGT1A1-remmer is (zie rubriek 4.5).
Tijdens de behandeling met pazopanib moet het drinken van grapefruitsap worden vermeden (zie
rubriek 4.5).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen
dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Effecten van andere geneesmiddelen op pazopanib
In vitro
onderzoeken suggereren dat het oxidatieve metabolisme van pazopanib in menselijke
levermicrosomen voornamelijk gemedieerd wordt door CYP3A4, met minimale bijdragen van
CYP1A2 en CYP2C8. Vandaar dat CYP3A4-remmers en -inductoren het pazopanib-metabolisme
kunnen wijzigen.
9
CYP3A4-, P-gp-, BCRP-remmers
Pazopanib is een substraat voor CYP3A4, P-gp en BCRP.
Gelijktijdige toediening van pazopanib (400 mg eenmaal daags) met de sterke CYP3A4- en P-gp-
remmer ketoconazol (400 mg eenmaal daags) gedurende vijf opeenvolgende dagen resulteerde
respectievelijk in een toename van 66% en 45% van de gemiddelde pazopanib AUC
(0-24)
en C
max
, in
vergelijking met de toediening van alleen pazopanib (400 mg eenmaal daags gedurende 7 dagen).
Farmacokinetische parametervergelijkingen van pazopanib C
max
(bereik van gemiddelde C
max
van 27,5
tot 58,1 µg/ml) en AUC
(0-24)
(bereik van gemiddelde AUC van 48,7 tot 1040 µg*u/ml) na toediening
van alleen 800 mg pazopanib en na toediening van 400 mg pazopanib plus 400 mg ketoconazol
(gemiddelde C
max
59,2 µg/ml, gemiddelde AUC
(0-24)
1300 µg*u/ml) toonden aan dat, in aanwezigheid
van een sterke CYP3A4- en P-gp-remmer, een dosisreductie van 400 mg pazopanib eenmaal daags bij
de meeste patiënten zal resulteren in een systemische blootstelling die vergelijkbaar is met die welke
wordt waargenomen na toediening van alleen 800 mg pazopanib eenmaal daags. Sommige patiënten
kunnen echter een systemische blootstelling aan pazopanib hebben die hoger ligt dan die welke is
waargenomen bij toediening van alleen 800 mg pazopanib.
Gelijktijdige toediening van pazopanib met andere sterke CYP3A4-remmers (bijvoorbeeld itraconazol,
claritromycine, atazanavir, indinavir, nefazodon, nelfinavir, ritonavir, saquinavir, telitromycine,
voriconazol) kan de pazopanibconcentraties verhogen. Grapefruitsap bevat een CYP3A4-remmer en
kan eveneens de pazopanib plasmaconcentraties verhogen.
Toediening van 1500 mg lapatinib (een substraat en zwakke remmer van CYP3A4 en P-gp en een
sterke remmer van BCRP) met 800 mg pazopanib resulteerde in een toename van ongeveer 50 tot 60%
in de gemiddelde pazopanib AUC
(0-24)
en C
max
vergeleken met toediening van alleen 800 mg
pazopanib. Het is waarschijnlijk dat remming van P-gp en/of BCRP door lapatinib heeft bijgedragen
aan de toegenomen blootstelling aan pazopanib.
Gelijktijdige toediening van pazopanib met een CYP3A4-, P-gp- en BCRP-remmer zoals lapatinib zal
resulteren in een toename in de pazopanib plasmaconcentraties. Gelijktijdige toediening met een
sterke P-gp- of BCRP-remmer kan ook de blootstelling en distributie van pazopanib, waaronder de
distributie binnen het centrale zenuwstelsel (CZS), veranderen.
Gelijktijdige toediening van pazopanib met een sterke CYP3A4-remmer moet worden vermeden (zie
rubriek 4.4). Indien er geen medisch aanvaardbaar alternatief beschikbaar is voor een sterke CYP3A4-
remmer, moet de dosering pazopanib worden gereduceerd tot 400 mg dagelijks tijdens het gelijktijdige
gebruik. In zulke gevallen moet zorgvuldig op bijwerkingen worden gecontroleerd, en een verdere
dosisreductie kan worden overwogen indien er mogelijke geneesmiddelgerelateerde bijwerkingen
worden waargenomen.
Een combinatie met sterke P-gp- of BCRP-remmers moet worden vermeden, of er wordt aanbevolen
om een alternatief geneesmiddel zonder remming of met een minimaal risico op P-gp- of BCRP-
remming te kiezen om gelijktijdig toe te dienen.
CYP3A4-, P-gp-, BCRP-inductoren
CYP3A4-inductoren zoals rifampine kunnen de plasmaconcentraties van pazopanib verlagen.
Gelijktijdige toediening van pazopanib met sterke P-gp- of BCRP-inductoren kan de blootstelling en
distributie van pazopanib, waaronder de distributie binnen het centrale zenuwstelsel, veranderen. Er
wordt aanbevolen een alternatieve combinatiemedicatie zonder of met een minimaal enzym- of
transportinductiepotentieel te kiezen.
10
Effecten van pazopanib op andere geneesmiddelen
In vitro
studies met menselijke levermicrosomen toonden aan dat pazopanib de CYP-enzymen 1A2,
3A4, 2B6, 2C8, 2C9, 2C19 en 2E1 remde. Mogelijke inductie van humaan CYP3A4 werd aangetoond
in een
in vitro
humane PXR-analyse. In klinische farmacologiestudies, waarin 800 mg pazopanib
eenmaal daags werd gebruikt, is aangetoond dat pazopanib geen klinisch relevant effect had op de
farmacokinetiek van cafeïne (CYP1A2-onderzoekssubstraat), warfarine (CYP2C9-
onderzoekssubstraat) of omeprazol (CYP2C19-onderzoekssubstraat) bij kankerpatiënten. Pazopanib
resulteerde in een toename van ongeveer 30% in de gemiddelde AUC en C
max
van midazolam
(CYP3A4-onderzoekssubstraat) en toenames van 33% tot 64% in de ratio van dextromethorfan ten
opzichte van dextrofanconcentraties in de urine na orale toediening van dextromethorfan (CYP2D6-
onderzoekssubstraat). Gelijktijdige toediening van pazopanib 800 mg eenmaal daags en paclitaxel
80 mg/m
2
(CYP3A4- en CYP2C8-substraat) eenmaal per week resulteerde in een gemiddelde toename
van respectievelijk 26% en 31% in de paclitaxel AUC en C
max
.
Gebaseerd op de
in vitro
IC
50
en
in vivo
plasma-C
max
-waarden kunnen de pazopanib metabolieten
GSK1268992 en GSK1268997 bijdragen aan het netto remmende effect dat pazopanib heeft op BCRP.
Bovendien kan remming van BCRP en P-gp door pazopanib in het maag-darmkanaal niet worden
uitgesloten. Voorzichtigheid is geboden als pazopanib gelijktijdig wordt toegediend met andere oraal
ingenomen BCRP- en P-gp-substraten.
Pazopanib remde in
vitro
het menselijke organische aniontransportpolypeptide (OATP1B1). Er kan
niet worden uitgesloten dat pazopanib van invloed zal zijn op de farmacokinetiek van substraten van
OATP1B1 (bijvoorbeeld statines, zie “Effect van gelijktijdig gebruik van pazopanib en simvastatine”
hieronder).
Pazopanib is
in vitro
een remmer van het uridinedifosfaatglucuronosyltransferase-1A1- (UGT1A1)
enzym. De actieve metaboliet van irinotecan, SN-38, is een substraat voor OATP1B1 en UGT1A1.
Gelijktijdige toediening van pazopanib 400 mg eenmaal daags met cetuximab 250 mg/m
2
en irinotecan
150 mg/m
2
resulteerde in een toename van ongeveer 20% in systemische blootstelling aan SN-38.
Pazopanib kan van grotere invloed zijn op de beschikbaarheid van SN-38 bij personen met het
UGT1A1*28 polymorfisme in vergelijking met personen met het wild-type allel. Het UGT1A1-
genotype is echter niet altijd voorspellend geweest voor het effect van pazopanib op de
beschikbaarheid van SN-38. Voorzichtigheid is geboden bij het gelijktijdig toedienen van pazopanib
met substraten van UGT1A1.
Effect van gelijktijdig gebruik van pazopanib en simvastatine
Het gelijktijdig gebruik van pazopanib en simvastatine verhoogt de incidentie van ALAT-
verhogingen. Resultaten van een meta-analyse die gebruik maakte van gepoolde gegevens van
klinische onderzoeken met pazopanib laten zien dat ALAT >3 x BLN is gemeld bij 126 van de 895
(14%) patiënten die geen statines gebruikten, in vergelijking met 11 van de 41 (27%) patiënten die
gelijktijdig simvastatine gebruikten (p = 0,038). Volg de richtlijnen voor de dosering van pazopanib en
staak simvastatine (zie rubriek 4.4) als een patiënt die gelijktijdig simvastatine gebruikt ALAT-
verhogingen ontwikkelt. Daarnaast moet het gelijktijdig gebruik van pazopanib en andere statines met
voorzichtigheid gebeuren, aangezien er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om het effect ervan op
ALAT-concentraties te beoordelen. Het kan niet worden uitgesloten dat pazopanib de farmacokinetiek
van andere statines beïnvloedt (bijvoorbeeld atorvastatine, fluvastatine, pravastatine, rosuvastatine).
Effecten van voedsel op pazopanib
Toediening van pazopanib met een vetrijke of vetarme maaltijd resulteerde in ongeveer een
verdubbeling in AUC en C
max
. Vandaar dat pazopanib ten minste 1 uur voor of 2 uur na een maaltijd
moet worden toegediend.
11
Geneesmiddelen die de pH in de maag verhogen
Gelijktijdige toediening van pazopanib met esomeprazol verlaagt de biologische beschikbaarheid van
pazopanib met ongeveer 40% (AUC en C
max
) en gelijktijdige toediening van pazopanib met
geneesmiddelen die de pH in de maag verhogen moet worden vermeden. Indien het gelijktijdig
gebruik van een protonpompremmer (PPI) medisch gezien noodzakelijk is, wordt er aanbevolen de
dosering pazopanib eenmaal daags zonder voedsel ’s avonds in te nemen, tegelijk met de
protonpompremmer. Indien het gelijktijdig gebruik van een H2-receptorantagonist medisch gezien
noodzakelijk is, moet pazopanib zonder voedsel worden ingenomen ten minste 2 uur voor of ten
minste 10 uur na toediening van een H2-receptorantagonist. Pazopanib moet ten minste één uur voor
of 2 uur na toediening van kortwerkende antacida worden ingenomen. De aanbevelingen voor
gelijktijdige toediening van PPIs en H2-receptorantagonisten zijn gebaseerd op fysiologische
afwegingen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap/Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Er zijn niet voldoende gegevens over het gebruik van pazopanib bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het mogelijke risico voor mensen is
onbekend.
Pazopanib mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij de klinische toestand van de
vrouw behandeling met pazopanib noodzakelijk maakt. Indien pazopanib tijdens de zwangerschap
wordt gebruikt, of als de patiënt zwanger wordt tijdens het gebruik van pazopanib, dan moet het
mogelijke risico voor de foetus worden uitgelegd aan de patiënt.
Vrouwen die zwanger kunnen worden moet worden geadviseerd effectieve anticonceptie te gebruiken
tijdens de behandeling en gedurende ten minste 2 weken na de laatste dosis pazopanib en niet zwanger
te worden tijdens de behandeling met pazopanib.
Mannelijke patiënten (met inbegrip van diegenen die een vasectomie hebben ondergaan) moeten,
wanneer ze pazopanib innemen en gedurende ten minste twee weken na de laatste dosis pazopanib,
een condoom gebruiken bij seksuele betrekkingen om mogelijke blootstelling van zwangere partners
en vrouwelijke partners die zwanger kunnen worden aan het geneesmiddel, te vermijden.
Borstvoeding
Er is niet vastgesteld of pazopanib veilig gebruikt kan worden tijdens de borstvoeding. Het is niet
bekend of pazopanib of de metabolieten ervan in de moedermelk worden uitgescheiden. Er zijn geen
gegevens uit dieronderzoeken over de uitscheiding van pazopanib in dierlijke moedermelk. Risico
voor zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling
met pazopanib.
Vruchtbaarheid
Dieronderzoek duidt erop dat mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid beïnvloed kan worden door
de behandeling met pazopanib (zie rubriek 5.3).
12
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Votrient heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Een negatief effect op dergelijke activiteiten kan niet worden voorspeld op
basis van de farmacologie van pazopanib. Er moet rekening worden gehouden met de klinische
conditie van de patiënt en het bijwerkingenprofiel van pazopanib wanneer moet worden vastgesteld of
de patiënt in staat is taken uit te voeren die beoordelingsvermogen of motorische of cognitieve
vaardigheden vereisen. Patiënten moeten autorijden of machines bedienen vermijden als ze duizelig
zijn of zich moe of zwak voelen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Gepoolde gegevens uit de pivotale RCC-studie (VEG105192, n=290), de extensiestudie (VEG107769,
n=71), de ondersteunende fase II-studie (VEG102616, n=225) en de gerandomiseerde, open-label,
parallelle groep, fase III non-inferieuriteitsstudie (VEG108844, n=557) zijn geëvalueerd bij de
algemene evaluatie van de veiligheid en verdraagbaarheid van pazopanib (totale n = 1149) bij
personen met RCC (zie rubriek 5.1).
Gepoolde gegevens van de pivotale STS-studie (VEG110727, n = 369) en de ondersteunende fase II-
studie (VEG20002, n = 142) werden geëvalueerd bij de algemene evaluatie van de veiligheid en
verdraagbaarheid van pazopanib (totale veiligheid populatie n = 382) bij patiënten met STS (zie
rubriek 5.1).
De belangrijkste ernstige bijwerkingen vastgesteld in de RCC- en STS-studies, waren TIA,
ischemische beroerte, myocardischemie, myocard- en herseninfarct, hartdisfunctie,
maagdarmperforatie en -fistels, QT-verlenging, Torsade de Pointes en pulmonale, gastro-intestinale en
cerebrale bloedingen. Alle bijwerkingen zijn gemeld bij <1% van de behandelde patiënten. Andere
belangrijke ernstige bijwerkingen die werden vastgesteld in de STS-studies omvatten veneuze trombo-
embolische gebeurtenissen, linkerventrikeldisfunctie en pneumothorax.
Fatale gebeurtenissen die als mogelijk gerelateerd aan het gebruik van pazopanib werden beschouwd,
waren onder meer gastro-intestinale bloedingen, longbloeding/hemoptysis, abnormale leverfunctie,
darmperforatie en ischemische beroerte.
De vaakst voorkomende bijwerkingen (bij ten minste 10% van de patiënten) van elke graad in de
RCC- en STS-studies waren onder meer: diarree, veranderde haarkleur, hypopigmentatie van de huid,
exfoliatieve huiduitslag, hypertensie, misselijkheid, hoofdpijn, vermoeidheid, anorexie, braken,
dysgeusie, stomatitis, gewichtsverlies, pijn, verhoogde alanine-aminotransferase en verhoogde
aspartaataminotransferase.
Bijwerkingen, van alle graden, gemeld bij RCC- en STS-patiënten of gedurende de
postmarketingperiode, worden hieronder weergegeven volgens de MedDRA systeem/orgaanklassen,
naar frequentie en ernst. Frequentiegroepen zijn gedefinieerd aan de hand van de volgende afspraak:
zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
De categorieën zijn toegekend gebaseerd op absolute frequenties uit de klinische studiegegevens.
Postmarketinggegevens over veiligheid en tolerantie van alle pazopanib klinische studies en van
spontane meldingen zijn ook geëvalueerd. Binnen iedere systeem/orgaanklasse worden bijwerkingen
met dezelfde frequentie gerangschikt naar afnemende ernst.
13
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Tabel 2
Aan de behandeling gerelateerde bijwerkingen gemeld in RCC-onderzoeken
(n = 1149) of gedurende de postmarketingperiode
Frequentie
(alle
graden)
Vaak
Soms
Soms
Bijwerkingen
Alle
graden
n (%)
niet bekend
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
Graad 3
n (%)
Infecties (met of zonder
neutropenie)†
Gingivitis
Infectieuze peritonitis
Tumorpijn
niet bekend
0
0
1 (<1%)
Graad 4
n (%)
niet bekend
0
0
0
Systeem/orgaan-
klasse
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Neoplasmata,
benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
(inclusief cysten en
poliepen)
Vaak
Trombocytopenie
Neutropenie
Leukopenie
Polycytemie
Trombotische
microangiopathie
(inclusief trombotische
trombocytopenische
purpura en hemolytisch
uremisch syndroom) †
Hypothyreoïdie
Afgenomen eetlust
e
Hypofosfatemie
Dehydratie
Hypomagnesiëmie
Tumorlysissyndroom*
Insomnia
80 (7%)
79 (7%)
63 (5%)
6 (0,03%)
niet bekend
10 (<1%)
20 (2%)
5 (<1%)
1
niet bekend
5 (<1%)
4 (<1%)
0
0
niet bekend
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Soms
Zelden
Endocriene
aandoeningen
Vaak
Zeer vaak
Vaak
83 (7%)
317 (28%)
21 (2%)
16 (1%)
10 (<1%)
niet bekend
30 (3%)
1 (<1%)
14 (1%)
7 (<1%)
5 (<1%)
0
niet bekend
0
0
0
0
0
0
niet bekend
0
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
Soms
Niet
bekend
Vaak
Psychische
stoornissen
14
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Zelden
Oogaandoeningen
Vaak
Soms
Soms
Hartaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Bloedvataandoe-
ningen
Soms
Zelden
Dysgeusie
c
Hoofdpijn
Duizeligheid
Lethargie
Paresthesie
Perifere sensorische
neuropathie
Hypo-estesie
TIA
Somnolentie
Cerebrovasculair
accident
Ischemische beroerte
Posterieure reversibele
encefalopathie/
reversibel posterieur
leuko-encefalopathisch
syndroom†
Wazig zien
Loslaten van de retina†
Scheuren van de retina†
Wimperverkleuring
Bradycardie
Myocard infarct
Hartdisfunctie
f
Myocardischemie
Hypertensie
Opvliegers
Veneuze trombolytische
gebeurtenis
g
Blozen
Hypertensieve crisis
Hemorragie
Aneurysma’s en
arteriële dissecties†
254 (22%)
122 (11%)
55 (5%)
30 (3%)
20 (2%)
17 (1%)
8 (<1%)
7 (<1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
niet bekend
1 (<1%)
11 (<1%)
3 (<1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
0
0
4 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
0
niet bekend
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
1 (<1%)
niet bekend
19 (2%)
1 (<1%)
1 (<1%)
4 (<1%)
6 (<1%)
5 (<1%)
4 (<1%)
3 (<1%)
473 (41%)
16 (1%)
13 (1%)
12 (1%)
6 (<1%)
1 (<1%)
niet bekend
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
0
0
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
115 (10%)
0
6 (<1%)
0
0
0
niet bekend
0
0
0
0
0
4 (<1%)
0
0
1 (<1%)
0
7 (<1%)
0
2 (<1%)
0
niet bekend
15
Vaak
Ademhalingsstelsel-
, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Soms
Zelden
Zeer vaak
Vaak
Soms
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Vaak
Lever- en
galaandoeningen
Soms
Epistaxis
Dysfonie
Dyspnoe
Haemoptysis
Rhinorrhoea
Longbloeding
Pneumothorax
Interstitiële longziekte /
pneumonitis†
Diarree
Nausea
Braken
Buikpijn
a
Stomatitis
Dyspepsie
Flatulentie
Abdominale distensie
Mondulceratie
Droge mond
Pancreatitis
Rectale bloeding
Hematochezie
Gastro-intestinale
hemorragie
Melaena
Frequente stoelgang
Anale hemorragie
Colonperforatie
Mondbloeding
Bloeding in het
bovenste deel van het
maagdarmkanaal
Enterocutane fistels
Bloedbraken
Hemorroïdale bloeding
Ileumperforatie
Oesofagushemorragie
Retroperitoneale
hemorragie
Hyperbilirubinemie
Afwijkende leverfunctie
Hepatotoxiciteit
Geelzucht
Geneesmiddel
geïnduceerde
leverbeschadiging
Leverfalen
50 (4%)
48 (4%)
42 (4%)
15 (1%)
8 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
niet bekend
614 (53%)
1 (<1%)
0
8 (<1%)
1 (<1%)
0
0
0
niet bekend
65 (6%)
14 (1%)
18 (2%)
15 (1%)
4 (<1%)
2 (<1%)
0
2 (<1%)
3 (<1%)
0
4 (<1%)
2 (<1%)
0
2 (<1%)
1 (<1%)
0
0
1 (<1%)
0
1 (<1%)
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
niet bekend
2 (<1%)
0
1 (<1%)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
386 (34%)
225 (20%)
139 (12%)
96 (8%)
83 (7%)
43 (4%)
36 (3%)
28 (2%)
27 (2%)
8 (<1%)
8 (<1%)
6 (<1%)
4 (<1%)
4 (<1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
38 (3%)
29 (3%)
18 (2%)
3 (<1%)
2 (<1%)
0
0
0
0
0
0
2 (<1%)
13 (1%)
11
(<1%)
1 (<1%)
2 (<1%)
0
0
0
1 (<1%)
0
0
1 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
0
0
1 (<1%)
0
1 (<1%)
16
Zeer vaak
Vaak
Huid- en
onderhuids-
aandoeningen
Soms
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en urineweg-
aandoeningen
Voortplantings-
stelsel- en borst-
aandoeningen
Vaak
Soms
Zeer vaak
Soms
Soms
Zeer vaak
Vaak
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Soms
Haarkleur-
veranderingen
Palmoplantair
erytrodysesthesie
syndroom
Alopecia
Huiduitslag (rash)
Huid hypopigmentatie
Droge huid
Pruritus
Erytheem
Huiddepigmentatie
Hyperhidrose
Nagelaandoeningen
Huidexfoliatie
Fotosensitiviteits-reactie
Erythemateuze rash
Huidaandoeningen
Vlekkerige rash
Pruritische rash
Vesiculaire rash
Gegeneraliseerde
pruritus
Gegeneraliseerde rash
Papulaire rash
Plantair erytheem
Huidulcus†
Arthralgie
Myalgie
Spierspasmen
Skeletspierpijn
Proteïnurie
Bloeding aan de
urinewegen
Menorragie
Vaginale bloeding
Metrorragie
Vermoeidheid
Slijmvliesontsteking
Asthenie
Oedeem
b
Borstpijn
Koude rillingen
Slijmvliesaandoening
404 (35%)
206 (18%)
1 (<1%)
39 (3%)
0
0
130 (11%)
129 (11%)
52 (5%)
50 (4%)
29 (3%)
25 (2%)
20 (2%)
17 (1%)
11 (<1%)
10 (<1%)
7 (<1%)
6 (<1%)
5 (<1%)
4 (<1%)
3 (<1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
niet bekend
48 (4%)
35 (3%)
25 (2%)
9 (<1%)
135 (12%)
1 (<1%)
3 (<1%)
3 (<1%)
1 (<1%)
415 (36%)
86 (7%)
82 (7%)
72 (6%)
18 (2%)
4 (<1%)
1 (<1%)
0
7 (<1%)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
0
niet bekend
8 (<1%)
2 (<1%)
0
1 (<1%)
32 (3%)
0
0
0
0
65 (6%)
5 (<1%)
20 (2%)
1 (<1%)
2 (<1%)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
niet bekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
1 (<1%)
0
0
0
0
17
Zeer vaak
Vaak
Onderzoeken
Soms
Verhoogd alanine-
aminotransferase
Verhoogd aspartaat-
aminotransferase
Gewichtsafname
Verhoogd
bloedbilirubine
Verhoogd
bloedcreatinine
Verhoogd lipase
Afgenomen aantal witte
bloedcellen
d
Toegenomen thyroïd-
stimulerend hormoon in
het bloed
Toegenomen amylase
Toegenomen gamma-
glutamyltransferase
Verhoogde bloeddruk
Verhoogd bloedureum
Abnormale
leverfunctietest
Verhoogde
leverenzymen
Verlaagd bloedglucose
Verlengd QT-interval op
het electrocardiogram
Verhoogd transaminase
Abnormale
schildklierfunctietest
Verhoogde diastolische
bloeddruk
Verhoogde systolische
bloeddruk
246 (21%)
211 (18%)
96 (8%)
61 (5%)
55 (5%)
51 (4%)
51 (4%)
84 (7%)
51 (4%)
7 (<1%)
6 (<1%)
3 (<1%)
21 (2%)
3 (<1%)
14 (1%)
10 (<1%)
0
1 (<1%)
0
7 (<1%)
0
36 (3%)
35 (3%)
31 (3%)
15 (1%)
12 (1%)
12 (1%)
11 (<1%)
7 (<1%)
7 (<1%)
7 (<1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
0
7 (<1%)
9 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
6 (<1%)
4 (<1%)
0
2 (<1%)
1 (<1%)
0
0
0
0
0
4 (<1%)
0
0
1 (<1%)
3 (<1%)
1 (<1%)
0
0
0
0
0
†Deze bijwerkingen zijn postmarketing vastgesteld bij het gebruik van pazopanib (spontane ‘case reports’ en
ernstige bijwerkingen uit alle klinische studies met pazopanib).
*Behandelinggerelateerde bijwerking alleen gemeld tijdens de postmarketingperiode. De frequentie kan met
beschikbare gegevens niet worden bepaald.
De hieronder vermelde termen zijn gecombineerd:
a
Abdominale pijn, pijn in de bovenbuik en pijn in de onderbuik
b
Oedeem, perifeer oedeem, oogoedeem, gelokaliseerd oedeem en gezichtsoedeem
c
Dysgeusie, ageusie en hypogeusie
d
Afgenomen aantal witte bloedcellen, afgenomen aantal neutrofielen en afgenomen aantal leukocyten
e
Afgenomen eetlust en anorexie
f
Cardiale disfunctie, linker ventrikeldisfunctie, hartfalen en restrictieve cardiomyopathie
g
Veneuze trombo-embolitische gebeurtenis, diepe veneuze trombose, pulmonaire embolie en trombose
Neutropenie, trombocytopenie en het palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom zijn vaker
waargenomen bij patiënten van Oost-Aziatische afkomst.
18
Tabel 3
Aan de behandeling gerelateerde bijwerkingen gemeld in STS-studies (n=382) of
tijdens de postmarketingperiode
Frequentie Bijwerkingen
(alle
gradaties)
Vaak
Tandvleesontsteking
Zeer vaak
Tumorpijn
Alle
gradaties
n (%)
4 (1%)
121
(32%)
106
(44%)
86 (36%)
79 (33%)
1 (<1%)
Graad
3
n (%)
0
32 (8%)
Graad
4
n (%)
0
0
Systeem/Orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Neoplasmata, benigne, maligne
en niet-gespecificeerd (incl.
cysten en poliepen)
Zeer vaak
Leukopenie
Trombocytopenie
Neutropenie
Trombotische
microangiopathie (inclusief
trombotische
trombocytopenische
purpura en hemolytisch
uremisch syndroom)
Hypothyreoïdie
Afgenomen eetlust
Hypoalbuminemie
f
Dehydratie
Hypomagnesiëmie
Tumorlysissyndroom*
Slapeloosheid
Dysgeusie
Hoofdpijn
Perifere sensorische
neuropathie
Duizeligheid
Slaperigheid
Paresthesie
Herseninfarct
Wazig gezichtsvermogen
Hartdisfunctie
g
Linkerventrikeldisfunctie
Bradycardie
Myocardinfarct
Hypertensie
Veneuze trombo-embolie
d
Opvliegers
Blozen
Hemorragie
Aneurysma’s en arteriële
dissecties
3 (1%)
7 (3%)
10 (4%)
1 (<1%)
0
2 (<1%)
0
0
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
f
Soms
Endocriene aandoeningen
Vaak
Zeer vaak
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Vaak
Soms
Niet
bekend
Vaak
Zeer vaak
Vaak
18 (5%)
108
(28%)
81 (34%)
4 (1%)
1 (<1%)
niet
bekend
5 (1%)
79 (21%)
54 (14%)
30 (8%)
15 (4%)
3 (
<
1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
15 (4%)
21 (5%)
13 (3%)
4 (1%)
1 (<1%)
152
(40%)
13 (3%)
12 (3%)
4 (1%)
2 (<1%)
niet
bekend
0
12 (3%)
2 (<1%)
2 (1%)
0
niet
bekend
1 (<1%)
0
2 (<1%)
1 (<1%)
0
0
0
0
0
3 (<1%)
3 (<1%)
0
0
26 (7%)
4 (1%)
0
0
1 (<1%)
niet
bekend
0
0
0
0
0
niet
bekend
0
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
1 (<1%)
0
0
0
0
5 (1%)
0
0
0
niet
bekend
Zenuwstelselaandoeningen
Soms
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Bloedvataandoeningen
Soms
Zelden
19
Vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Soms
Zelden
Zeer vaak
Vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Soms
22 (6%)
20 (5%)
14 (4%)
12 (3%)
7 (2%)
4 (1%)
4 (1%)
3 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
niet
bekend
174
(46%)
Nausea
167
(44%)
Braken
96 (25%)
a
Buikpijn
55 (14%)
Stomatitis
41 (11%)
Abdominale distensie
16 (4%)
Droge mond
14 (4%)
Dyspepsie
12 (3%)
Mondbloeding
5 (1%)
Flatulentie
5 (1%)
Anale bloeding
4 (1%)
Gastro-intestinale bloeding
2 (
<
1%)
Rectale bloeding
2 (
<
1%)
Enterocutane fistel
1 (
<
1%)
Maagbloeding
1 (
<
1%)
Melena
2 (<1%)
Oesofagushemorragie
1 (
<
1%)
Peritonitis
1 (
<
1%)
Retroperitoneale hemorragie 1 (
<
1%)
Bloeding in het bovenste
1 (
<
1%)
deel van het maag-
darmkanaal
Ileumperforatie
1 (
<
1%)
Epistaxis
Dysfonie
Dyspneu
Hoesten
Pneumothorax
Hik
Longbloeding
Orofaryngeale pijn
Bronchiale bloeding
Rinorroe
Haemoptysis
Interstitiële longziekte /
pneumonitis†
Diarree
0
0
3 (<1%)
0
2 (<1%)
0
1 (<1%)
0
0
0
0
niet
bekend
17 (4%)
8 (2%)
7 (2%)
4 (1%)
1 (<1%)
2 (1%)
0
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
0
1 (
<
1%)
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
0
0
niet
bekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1 (
<
1%)
0
0
0
0
1 (
<
1%)
20
Lever- en galaandoeningen
Soms
Niet
bekend
Zeer vaak
Afwijkende leverfunctie
Leverfalen*
Haarkleurveranderingen
Hypopigmentatie van de
huid
Exfoliatieve huiduitslag
Alopecia
Huidaandoening
c
Droge huid
Hyperhydrose
Nagelaandoening
Pruritus
Erytheem
Huidulcus
Huiduitslag
Papulaire huiduitslag
Fotosensitiviteitsreactie
Palmoplantair
erythrodysesthesiesyndroom
Skeletspierpijn
Myalgie
Spierspasmen
Artralgie
Proteïnurie
Vaginale bloeding
Menorragie
Vermoeidheid
Oedeem
b
Borstpijn
Rillingen
Slijmvliesontsteking
e
Asthenie
2 (<1%)
niet
bekend
93 (24%)
80 (21%)
52 (14%)
30 (8%)
26 (7%)
21 (5%)
18 (5%)
13 (3%)
11 (3%)
4 (1%)
3 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
2 (<1%)
35 (9%)
28 (7%)
8 (2%)
2 (<1%)
2 (<1%)
3 (<1%)
1 (<1%)
178
(47%)
18 (5%)
12 (3%)
10 (3%)
1 (<1%)
1 (<1%
0
niet
bekend
0
0
2 (<1%)
0
4 (1%)
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
2 (<1%)
2 (<1%)
0
0
0
0
0
34 (9%)
1 (<1%)
4 (1%)
0
0
0
1 (
<
1%)
niet
bekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
0
0
0
Vaak
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Soms
Vaak
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms
Soms
Soms
Zeer vaak
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Soms
21
Zeer vaak
Vaak
Gewichtsafname
Afwijkend keel-, neus- en
ooronderzoek
e
Verhoogd alanine-
aminotransferase
Abnormale bloedcholesterol
Verhoogd
aspartaataminotransferase
Verhoogd
gammaglutamyltransferase
Verhoogd bloedbilirubine
Aspartaataminotransferase
Alanine-aminotransferase
Afgenomen aantal
bloedplaatjes
Verlengd QT-interval op het
elektrocardiogram
86 (23%)
29 (8%)
8 (2%)
6 (2%)
5 (1%)
4 (1%)
2 (<1%)
2 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
2 (<1%)
5 (1%)
4 (1%)
4 (1%)
0
2 (<1%)
0
0
0
0
0
1 (<1%)
0
0
2 (<1%)
0
2 (<1%)
3 (<1%)
0
2 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
0
Onderzoeken
h
Soms
†Behandelingsgerelateerde bijwerkingen gemeld gedurende de postmarketingperiode (spontane meldingen en ernstige
bijwerkingen uit alle klinische studies met pazopanib).
*Behandelinggerelateerde bijwerking alleen gemeld tijdens de postmarketingperiode. De frequentie kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald.
De hieronder vermelde termen zijn gecombineerd:
a
Abdominale pijn, pijn in de bovenbuik en maag-darmpijn
b
Oedeem, perifeer oedeem en ooglidoedeem
c
In de meeste van deze gevallen betrof het palmoplantair erythrodysesthesiesyndroom
d
Veneuze trombo-embolie – omvat de begrippen diepe veneuze trombose, longembolie en trombose
e
De meeste van deze gevallen beschrijven mucositis
f
Frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaardetabellen uit VEG110727 (N=240). Deze werden minder vaak door
onderzoekers gemeld als bijwerkingen dan zoals geïndiceerd door laboratoriumwaardetabellen.
g
Voorvallen van hartdisfunctie – omvatten linkerventrikeldisfunctie, hartfalen en restrictieve cardiomyopathie
h
Frequentie is gebaseerd op door onderzoekers gemelde bijwerkingen. Afwijkende laboratoriumwaarden werden minder
vaak door onderzoekers gemeld dan zoals geïndiceerd door laboratoriumwaardetabellen.
Neutropenie, trombocytopenie en het palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom zijn vaker
waargenomen bij patiënten van Oost-Aziatische afkomst.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel bij pediatrische patiënten was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel gemeld
voor pazopanib bij volwassenen in de goedgekeurde indicaties op basis van gegevens van
44 pediatrische patiënten van de Fase I-studie ADVL0815 en 57 pediatrische patiënten van de Fase II-
studie PZP034X2203 (zie rubriek 5.1).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
22
4.9
Overdosering
In klinische studies zijn doseringen pazopanib tot 2000 mg onderzocht. Zowel graad 3 vermoeidheid
(dosisbeperkende toxiciteit) als graad 3 hypertensie zijn waargenomen bij 1 op de 3 patiënten die
dagelijkse doseringen kregen van respectievelijk 2000 mg en 1000 mg.
Er is geen specifiek antidotum voor een pazopanib-overdosering en de behandeling van een
overdosering moet bestaan uit algemene ondersteunende maatregelen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, proteïnekinaseremmers, andere
proteïnekinaseremmers, ATC-code: L01EX03
Werkingsmechanisme
Pazopanib is een oraal toegediende, krachtige, op meerdere doelen werkende tyrosinekinaseremmer
(TKI) van “vascular endothelial growth Factor” receptoren (VEGFR)-1, -2 en -3, uit bloedplaatjes
afkomstige groeifactor (PDGFR, platelet derived growth factor)-α en -β, en stamcelfactorreceptor (c-
KIT), met IC
50
-waarden van respectievelijk 10, 30, 47, 71, 84 en 74 nM. In preklinische onderzoeken
remde pazopanib, dosisafhankelijk, de ligand-geïnduceerde auto-fosforylering van VEGFR-2, c-Kit en
PDGFR- receptoren in cellen.
In vivo
remde pazopanib VEGF-geïnduceerde VEGFR-2 fosforylering
in muizenlongen, angiogenese in verschillende dierenmodellen en de groei van multipele humane
tumorxenograften bij muizen.
Farmacogenomica
In een farmacogenetische meta-analyse van gegevens uit 31 klinische studies waarin pazopanib ofwel
als monotherapie ofwel in combinatie met andere middelen werd toegediend, kwam een ALAT-
waarde >5 x BLN (NCI CTC Graad 3) voor bij 19% van de HLA-B*57:01 alleldragers en bij 10% van
de niet-dragers. In deze dataset waren 133/2235 (6%) van de patiënten drager van het HLA-B*57:01
allel (zie rubriek 4.4).
Klinische studies
Niercelcarcinoom (RCC)
De veiligheid en werkzaamheid van pazopanib bij niercelcarcinoom (RCC) zijn onderzocht in een
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde multicenterstudie. Patiënten (n=435) met
lokaal gevorderd en/of gemetastaseerd niercelcarcinoom werden gerandomiseerd en kregen eenmaal
daags 800 mg pazopanib of placebo. Het primaire doel van de studie was om de beide behandelarmen
te evalueren en te vergelijken op progressievrije overleving (progression free survival, PFS). Het
belangrijkste secundaire eindpunt was de totale overleving (overall survival, OS). De andere doelen
waren evaluatie van de totale responsrate en de responsduur.
Van de in totaal 435 patiënten die aan deze studie deelnamen, waren 233 patiënten niet eerder
behandeld en waren 202 patiënten tweedelijnspatiënten die één eerdere behandeling gebaseerd op IL-2
of INFα hadden gehad. De performancestatus (ECOG) tussen de pazopanib- en de placebogroepen
was vergelijkbaar (ECOG 0: 42% vs. 41%, ECOG 1: 58% vs. 59%). De meerderheid van de patiënten
had ofwel gunstige (39%) of gemiddelde (54%) MSKCC (Memorial Sloan Kettering Cancer Centre) /
Motzer prognosefactoren. Alle patiënten hadden een heldercellige of een voornamelijk heldercellige
histologie. Bij ongeveer de helft van de patiënten waren 3 of meer organen aangetast door hun ziekte
en de meeste patiënten hadden in de longen (74%), en/of de lymfeklieren (54%) metastasen door de
ziekte bij baseline.
23
Een vergelijkbaar gedeelte van de patiënten in elke behandelgroep was niet eerder behandeld en met
cytokine voorbehandeld (respectievelijk 53% en 47% in de pazopanib-behandelgroep en
respectievelijk 54% en 46% in de placebogroep). In de met cytokine voorbehandelde subgroep had de
meerderheid (75%) een behandeling met interferon gehad.
Vergelijkbare patiëntenaantallen in elke behandelgroep hadden eerder nefrectomie (respectievelijk
89% in de pazopanib- en 88% in de placebogroep) en/of radiotherapie (respectievelijk 22% in de
pazopanib- en 15% in de placebogroep) ondergaan.
De primaire analyse van het primaire eindpunt PFS is gebaseerd op ziekte-evaluatie via een
onafhankelijke radiologische controle van de gehele studiepopulatie (zowel onbehandelde als met
cytokine voorbehandelde patiënten).
Tabel 4
Totale werkzaamheidsresultaten in RCC via een onafhankelijke controle
(VEG105192)
p-waarde
(eenzijdig)
Eindpunten/Studiepopulatie
PFS
Algehele* ITT
mediaan (maanden)
responsrate
% (95% BI)
pazopanib
n=290
9,2
n=290
30 (25,1;35,6)
Placebo
n=145
4,2
n=145
3 (0,5; 6,4)
HR (95% BI)
0,46 (0,34; 0,62)
<0,0000001
<0,001
HR = hazard ratio; ITT = intent to treat (intentie tot behandelen); PFS = progression-free survival (progressievrije
overleving) * - niet eerder behandelde en met cytokine voorbehandelde populaties
Figuur 1
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de totale populatie (niet eerder behandelde en met cytokine voorbehandelde
populaties) (VEG105192)
x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 290) mediaan 9,2 maanden; placebo (n = 145)
mediaan 4,2 maanden; Hazard Ratio = 0,46; 95% BI (0,34; 0,62), p <0,0000001
24
Figuur 2
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de niet eerder behandelde populatie (VEG105192)
x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 155) mediaan 11,1 maanden;
placebo (n = 78) mediaan 2,8 maanden; Hazard Ratio = 0,40; 95% BI (0,27; 0,60), p <0,0000001
Figuur 3
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de met cytokine voorbehandelde populatie (VEG105192)
x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 135) mediaan 7,4 maanden; placebo (n = 67)
mediaan 4,2 maanden; Hazard Ratio = 0,54; 95% BI (0,35; 0,84), p <0,001
Voor patiënten die op de behandeling reageerden, bedroeg de mediane tijd tot respons 11,9 weken en
bedroeg de mediane responsduur 58,7 weken volgens onafhankelijke controle (VEG105192).
De gegevens over de mediane totale overleving (OS) van de in het protocol gespecificeerde
uiteindelijke overlevingsanalyse waren 22,9 maanden en 20,5 maanden [HR = 0,91 (95% BI: 0,71-
1,16; p = 0,224)] bij patiënten die gerandomiseerd werden naar respectievelijk de pazopanib- en
placebogroep. De OS-resultaten zijn mogelijk vertekend, omdat 54% van de patiënten in de
placebogroep in de verlengingsfase van deze studie na ziekteprogressie ook pazopanib kregen.
Zesenzestig procent van de patiënten die placebo kregen werden na de studie verder behandeld in
vergelijking met 30% van de patiënten die pazopanib kregen.
25
Er zijn geen statistische verschillen waargenomen tussen de behandelgroepen voor algehele kwaliteit
van leven van de EORTC QLQ-C30 en de EuroQoL EQ-5D.
In een fase II-studie bij 225 patiënten met lokaal terugkerende of gemetastaseerd heldercellig
niercelcarcinoom bedroeg de objectieve responsrate 35% en de mediane responsduur 68 weken
(onafhankelijke beoordeling). De mediane PFS bedroeg 11,9 maanden.
De veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van leven van pazopanib versus sunitinib zijn geëvalueerd
in een gerandomiseerde, open-label, parallelle groep, fase III non-inferieuriteitsstudie (VEG108844).
In VEG108844 werden patiënten (N=1.110) met lokaal gevorderd en/of gemetastaseerd
niercelcarcinoom, die niet eerder systemische therapie hadden gekregen, gerandomiseerd naar óf
pazopanib 800 mg eenmaal daags continu óf sunitinib 50 mg eenmaal daags in 6-weekse
doseringscycli, waarbij 4 weken met behandeling werden gevolgd door 2 weken zonder behandeling.
Het primaire doel van deze studie was PFS te evalueren bij patiënten behandeld met pazopanib en te
vergelijken met patiënten behandeld met sunitinib. Demografische kenmerken waren vergelijkbaar
tussen beide behandelingsarmen. Kenmerken van de ziekte bij initiële diagnose en bij screening
werden uitgebalanceerd over beide behandelingsarmen, waarbij de meerderheid van de patiënten een
heldercellige histologie en ziektestadium IV had.
VEG108844 heeft zijn primaire eindpunt, PFS, bereikt en heeft aangetoond dat pazopanib niet
inferieur is aan sunitinib, aangezien de bovengrens van het 95% BI voor de hazard ratio minder was
dan de in het protocol gespecificeerde non-inferieuriteitsmarge van 1,25. De totale
werkzaamheidsresultaten zijn samengevat in tabel 5.
Tabel 5
Totale werkzaamheidsresultaten (VEG108844)
Eindpunt
PFS
Totaal
Mediaan (maanden)
(95% BI)
Totale Overleving
Mediaan (maanden)
(95% BI)
Pazopanib
N = 557
Sunitinib
N = 553
HR
(95% BI)
8,4
(8,3; 10,9)
9,5
(8,3; 11,0)
1,047
(0,898; 1,220)
28,3
(26,0; 35,5)
29,1
(25,4; 33,1)
0,915
a
(0,786; 1,065)
HR = hazard ratio; PFS = progression-free survival (progressievrije overleving);
a
P-waarde
= 0,245 (2-zijdig)
26
Figuur 4
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de totale populatie (VEG108844)
Subgroepanalyses van PFS zijn uitgevoerd voor 20 demografische en voorspellende factoren.
Het 95% betrouwbaarheidsinterval voor alle subgroepen bevat een hazard ratio van 1.
In de 3 kleinste van deze 20 subgroepen was de puntschatting van de hazard ratio groter dan 1,25;
d.w.z. bij patiënten zonder eerdere nefrectomie [n = 186; HR = 1,403; 95% BI (0,955; 2,061)],
baseline LDH >>1,5 x BLN [n = 68; HR = 1,72; 95% BI (0,943; 3,139)] en MSKCC: laag risico
[n = 119; HR = 1,472; 95% BI (0,937; 2,313)].
27
Wekedelensarcoom (STS)
De werkzaamheid en veiligheid van pazopanib bij wekedelensarcoom (STS) werden beoordeeld in een
pivotale gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde multicenter fase III-studie
(VEG110727). In totaal werden 369 patiënten met gevorderd STS gerandomiseerd en zij kregen
eenmaal daags 800 mg pazopanib of placebo. Belangrijk was dat alleen patiënten met selectieve
histologische subtypes van STS in de studie werden toegelaten; daarom kan worden gesteld dat de
werkzaamheid en veiligheid van pazopanib alleen zijn vastgesteld voor deze subgroepen met STS.
Behandeling met pazopanib moet dan ook worden beperkt tot deze subtypes.
De volgende tumorsoorten kwamen in aanmerking voor inclusie:
fibroblastaire tumoren (fibrosarcoom van het volwassen type, myxofibrosarcoom, scleroserend
epithelioïd fibrosarcoom, maligne solitaire fibreuze tumoren), zogenoemde fibrohistiocytaire tumoren
(pleomorf maligne fibreus histiocytoom [MFH], reuscel-MFH, inflammatoir MFH), leiomyosarcoom,
maligne glomustumoren, tumoren in de skeletspieren (pleomorf en alveolair rabdomyosarcoom),
vasculaire tumoren (epithelioïd hemangio-endothelioom, angiosarcoom), tumoren met onzekere
differentiatie (synoviaal, epithelioïd, alveolair wekedelensarcoom, heldercellig, desmoplastisch klein
rondcellig, extrarenaal rabdoïd, maligne mesenchymoom, PECoom, intimasarcoom), maligne perifere
zenuwschachttumoren, niet-gedifferentieerde wekedelensarcomen niet anders gespecificeerd (NOS) en
andere soorten sarcomen (niet vermeld als niet in aanmerking komend voor inclusie).
De volgende tumorsoorten kwamen niet in aanmerking voor inclusie:
liposarcoom (alle subsoorten), alle rabdomyosarcomen die niet alveolair of pleomorf waren,
chondrosarcoom, osteosarcoom, Ewingtumoren/primitieve neuro-ectodermale tumoren (PNET), GIST,
dermatofibrosarcoom protuberans, inflammatoir myofibroblastachtig sarcoom, maligne mesothelioom
en gemengde mesodermale tumoren van de uterus.
Van belang is dat patiënten met liposarcoom uitgesloten waren van de pivotale fase III-studie, omdat
de werkzaamheid (PFS bij week 12) die werd waargenomen bij de pazopanib-groep in de
voorafgaande fase II-studie (VEG20002) niet de noodzakelijke waarde haalde om verdere klinische
studies te rechtvaardigen.
Andere belangrijke inclusiecriteria van de VEG110727-studie waren: histologisch bewijs van hoge of
intermediaire graad maligne STS en ziekteprogressie binnen 6 maanden na behandeling voor
metastatische ziekte, of opnieuw optreden binnen 12 maanden na (neo-)adjuvante behandeling.
Achtennegentig procent (98%) van de patiënten kreeg vooraf doxorubicine, 70% kreeg vooraf
ifosfamide en 65% van de patiënten had voorafgaand aan deelname aan de studie minstens drie of
meer chemotherapeutische agentia gekregen.
Patiënten werden gestratificeerd op basis van de factoren van WHO prestatiestatus (WHO PS) (0 of 1)
bij baseline en het aantal lijnen van eerdere systemische therapie voor gevorderde ziekte (0 of 1 vs.
2+). In elke behandelgroep was er een iets hoger percentage patiënten met 2+ lijnen van eerdere
systemische therapie voor gevorderde ziekte (respectievelijk 58% en 55% voor de behandelgroepen
met placebo en pazopanib) vergeleken met 0 of 1 lijn van eerdere systemische therapie (respectievelijk
42% en 45% voor behandelarmen met placebo en pazopanib). De mediane duur van de follow-up van
de patiënten (gedefinieerd als datum van randomisatie tot datum laatste contact of overlijden) was
vergelijkbaar voor beide behandelgroepen (9,36 maanden voor placebo [spreiding 0,69 tot
23,0 maanden] en 10,04 maanden voor pazopanib [spreiding 0,2 tot 24,3 maanden].
Het primaire doel van de studie was de progressievrije overleving (PFS) zoals beoordeeld door
onafhankelijke radiologische beoordeling; de secundaire eindpunten omvatten totale overleving (OS),
totaal responspercentage en responsduur.
28
Tabel 6
Totale werkzaamheidsresultaten bij STS na onafhankelijke beoordeling
(VEG110727)
Pazopanib
Placebo
HR (95%
BI)
P-waarde
(tweezijdig)
Eindpunten / studiepopulatie
PFS
Algehele ITT
Mediaan (weken)
N = 246
20,0
N = 123
7,0
0,35 (0,26;
0,48)
<0,001
Leiomyosarcoom
Mediaan (weken)
N = 109
20,1
N = 49
8,1
0,37 (0,23;
0,60)
<0,001
Subgroepen synoviaal sarcoom
Mediaan (weken)
Subgroepen ‘Overige STS’
Mediaan (weken)
OS
Algehele ITT
Mediaan (maanden)
N = 25
17,9
N = 13
4,1
0,43 (0,19;
0,98)
0,005
N = 112
20,1
N = 61
4,3
0,39 (0,25;
0,60)
<0,001
N = 246
12,6
N = 123
10,7
0,87 (0,67;
1,12)
0,256
Leiomyosarcoma*
Mediaan (maanden)
N = 109
16,7
N = 49
14,1
0,84 (0,56;
1,26)
0,363
Subgroepen synoviaal sarcoom*
Mediaan (maanden)
Subgroepen ‘Overige STS’*
Mediaan (maanden)
N = 25
8,7
N = 13
21,6
1,62 (0,79;
3,33)
0,115
N = 112
10,3
N = 61
9,5
0,84 (0,59;
1,21)
0,325
Responspercentage (CR+PR)
% (95% BI)
Responsduur
Mediaan (weken) (95% BI)
4 (2,3; 7,9)
0 (0,0;
3,0)
38,9 (16,7;
40,0)
HR = hazard ratio; ITT = intent to treat (intentie tot behandelen); PFS = progression-free survival
(progressievrije overleving); CR = complete response; PR = partial response. OS = overall survival (Totale
overleving)
* Totale overleving voor de respectieve histologische subgroepen van STS (leiomyosarcoom, synoviaal
sarcoom en “Overige” STS) moet met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege het geringe aantal
patiënten en de brede betrouwbaarheidsintervallen
Een vergelijkbare verbetering in PFS op basis van beoordelingen door onderzoekers werd
waargenomen in de pazopanibgroep in vergelijking met de placebogroep (in de totale ITT-groep
HR: 0,39; 95% BI, 0,30 tot 0,52; p <0,001).
29
Figuur 5
Kaplan-Meier-curve voor progressievrije overleving bij STS na onafhankelijke
beoordeling voor de totale populatie (VEG110727)
Er werd geen significant verschil in OS waargenomen tussen de twee behandelingsarmen bij de laatste
OS-analyse die werd uitgevoerd nadat 76% (280/369) van de gebeurtenissen was opgetreden (HR
0,87; 95% BI 0,67; 1,12 p = 0,256).
Pediatrische patiënten
Een Fase I-onderzoek (ADVL0815) met pazopanib werd uitgevoerd bij 44 pediatrische patiënten met
verschillende terugkerende of refractaire solide tumoren. Het primaire doel was om de maximaal
getolereerde dosering (MTD, maximally tolerated dose), het veiligheidsprofiel en de
farmacokinetische eigenschappen van pazopanib bij kinderen te onderzoeken. De mediane
blootstellingsduur in deze studie was 3 maanden (1-23 maanden).
Een Fase II-onderzoek (PZP034X2203) met pazopanib werd uitgevoerd bij 57 pediatrische patiënten
met refractaire solide tumoren met inbegrip van rhabdomyosarcoom (N=12), niet-rhabdomyosarcoom
wekedelensarcoom (N=11), Ewing sarcoom/pPNET (N=10), osteosarcoom (N=10), neuroblastoom
(N=8) en hepatoblastoom (N=6). Het onderzoek was een single-agent, niet-gecontroleerde, open-
labelonderzoek om de therapeutische activiteit van pazopanib te bepalen bij kinderen en adolescenten
in de leeftijd van 1 tot <18 jaar. Pazopanib werd dagelijks toegediend als een tablet met een dosis van
450 mg/m
2
of als een orale suspensie met een dosis van 225 mg/m
2
. De maximaal toegestane
dagelijkse dosis was 800 mg voor de tablet en 400 mg voor de orale suspensie. De mediane
blootstellingsduur was 1,8 maanden (1 dag-29 maanden).
De resultaten van deze studie lieten geen betekenisvolle antitumoractiviteit zien bij de respectievelijke
pediatrische patiënten. Pazopanib wordt daarom niet aanbevolen voor de behandeling van deze
tumoren bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Het Europees Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Votrient in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van nier- en nierbekkencarcinoom (uitgezonderd nefroblastoom,
nefroblastomatose, helderecelsarcoom, mesoblastair nefroom, niermergcarcinoom en rabdoïde tumor
van de nier) (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
30
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van een enkele 800 mg dosis pazopanib bij patiënten met solide tumoren werd een
maximale plasmaconcentratie (C
max
) van ongeveer 19 ± 13 µg/ml bereikt na mediaan 3,5 uur
(variërend van 1,0-11,9 uur) en werd een AUC
0-∞
van ongeveer 650 ± 500 µg.u/ml bereikt. Een
dagelijkse dosering resulteert in 1,23- tot 4-voudige toename van de AUC
0-T
.
Er was geen consistente toename in de AUC of de C
max
bij pazopanibdoseringen hoger dan 800 mg.
De systemische blootstelling aan pazopanib is verhoogd indien het in combinatie met voedsel wordt
toegediend. Toediening van pazopanib met een vetrijke of vetarme maaltijd resulteerde in ongeveer
een verdubbeling in AUC en C
max
. Vandaar dat pazopanib moet worden toegediend ten minste twee
uur na een maaltijd of ten minste één uur voor een maaltijd (zie rubriek 4.2).
Na toediening van een fijngemaakte 400 mg tablet pazopanib was de AUC
(0-72)
verhoogd met 46% en
de C
max
met ongeveer het dubbele en was de t
max
met ongeveer 2 uur afgenomen vergeleken met de
waarde na toediening van de intacte tablet. Deze resultaten duiden erop dat de biobeschikbaarheid en
de opnamesnelheid na orale inname van de pazopanib toegenomen zijn na inname van de fijngemaakte
tablet vergeleken met de toediening van de intacte tablet (zie rubriek 4.2).
Distributie
De
in vivo
binding van pazopanib aan menselijke plasma-eiwitten was groter dan 99% en er trad bij
een doseringsbereik van 10-100
g/ml geen concentratie-afhankelijkheid op.
In vitro
onderzoeken
suggereren dat pazopanib een substraat is voor P-gp (P-glyco-eiwit) en BCRP (breast cancer
resistant protein, borstkankerresistent eiwit).
Biotransformatie
Resultaten uit
in vitro
studies tonen aan dat het pazopanib metabolisme voornamelijk wordt
gemedieerd door CYP3A4, met minder belangrijke bijdragen door CYP1A2 en CYP2C8. De vier
belangrijkste pazopanib metabolieten zijn verantwoordelijk voor slechts 6% van de blootstelling in
plasma. Eén van deze metabolieten remt de proliferatie van door VEGF gestimuleerde menselijke
navelstrengader endotheelcellen met een potentie vergelijkbaar met pazopanib, de andere zijn tien tot
twintig keer minder actief. Vandaar dat de pazopanib activiteit voornamelijk afhankelijk is van de
blootstelling aan niet-gemetaboliseerd pazopanib.
Eliminatie
Pazopanib wordt langzaam uitgescheiden met een gemiddelde halfwaardetijd van 30,9 uur na
toediening van de aanbevolen dosis van 800 mg. Uitscheiding vindt voornamelijk plaats via de feces,
terwijl <4% van de toegediende dosis renaal wordt uitgescheiden.
Bijzondere populaties
Verminderde nierfunctie
Resultaten wijzen erop dat minder dan 4% van een oraal toegediende dosis pazopanib wordt
uitgescheiden via de urine als pazopanib en metabolieten. De resultaten uit een populatie
farmacokinetiekmodel (gegevens van patiënten met baseline CLCR-waarden variërend van
30,8 ml/min tot 150 ml/min) toonden aan dat het niet aannemelijk is dat een verminderde nierfunctie
een klinisch relevant effect heeft op de pazopanib farmacokinetiek. Vandaar dat geen dosisaanpassing
nodig is bij patiënten met een creatinineklaring boven 30 ml/min. Voorzichtigheid is geboden bij
patiënten met een creatinineklaring lager dan 30 ml/min, aangezien er geen ervaring is met pazopanib
bij deze patiëntenpopulatie (zie rubriek 4.2).
31
Verminderde leverfunctie
Licht
De mediane steady-state pazopanib C
max
en AUC
(0-24)
bij patiënten met lichte afwijkingen in de
leverparameters (gedefinieerd als normaal bilirubine en elke mate van ALAT-verhoging of als een
verhoging van de bilirubine tot maximaal 1,5 x BLN, ongeacht de ALAT-waarde) na toediening van
eenmaal daags 800 mg zijn vergelijkbaar met de mediaan bij patiënten met een normale leverfunctie
(zie tabel 7). De aanbevolen dosering is eenmaal daags 800 mg pazopanib bij patiënten met lichte
afwijkingen in de bepalingen van serumspiegels van leverenzymen (zie rubriek 4.2).
Matig
De maximaal getolereerde dosering (MTD, maximally tolerated dose) pazopanib bij patiënten met een
matig verminderde leverfunctie (gedefinieerd als een verhoging van de bilirubine >1,5 tot 3 x BLN,
ongeacht de ALAT-waarden) bedroeg eenmaal daags 200 mg. Na toediening van eenmaal daags
200 mg pazopanib bij patiënten met een matig verminderde leverfunctie bedroegen de mediaan
steady-state C
max
- en AUC
(0-24)
- waarden respectievelijk ongeveer 44% en 39% van de
overeenkomstige mediaanwaarden na toediening van eenmaal daags 800 mg bij patiënten met een
normale leverfunctie (zie tabel 7). Gebaseerd op veiligheids- en verdraagbaarheidsgegevens moet de
dosering pazopanib worden verminderd tot 200 mg eenmaal daags bij patiënten met een matig
verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Ernstig
Na toediening van eenmaal daags 200 mg pazopanib bij patiënten met een ernstig verminderde
leverfunctie bedroegen de mediane steady state C
max
- en AUC
(0-24)
-waarden ongeveer 18% en 15% van
de overeenkomstige mediaanwaarden na toediening van eenmaal daags 800 mg bij patiënten met een
normale leverfunctie. Gebaseerd op de verminderde blootstelling en de beperkte leverreserve wordt
pazopanib niet aanbevolen bij patiënten met ernstige leverfalen (gedefinieerd als totaal bilirubine
>3 x BLN ongeacht de ALAT-waarde) (zie rubriek 4.2).
Tabel 7
Mediane steady-state farmacokinetiek van pazopanib gemeten bij patiënten met
verminderde leverfunctie
Onderzochte
dosering
800 mg ED
800 mg ED
C
max
(µg/ml)
52,0
(17,1-85,7)
33,5
(11,3-104,2)
22,2
(4,2-32,9)
9,4
(2,4-24,3)
AUC (0-24)
(µg x u/ml)
888,2
(345,5-1.482)
774,2
(214,7-2.034,4)
256,8
(65,7-487,7)
130,6
(46,9-473,2)
Aanbevolen
dosering
800 mg ED
800 mg ED
Groep
Normale
leverfunctie
Licht
verminderde
leverfunctie
Matig
verminderde
leverfunctie
Ernstig
verminderde
leverfunctie
ED – eenmaal daags
200 mg ED
200 mg ED
200 mg ED
niet aanbevolen
Paediatrische patiënten
Bij toediening van 225 mg/m
2
(als een orale suspensie) bij pediatrische patiënten, waren de
farmacokinetische parameters (C
max
, T
max
en AUC) vergelijkbaar met de eerder gemelde
farmacokinetische parameters bij volwassen patiënten die werden behandeld met 800 mg pazopanib.
De resultaten toonden geen duidelijk verschil aan in de klaring van pazopanib, genormaliseerd naar
lichaamsoppervlakte, tussen kinderen en volwassenen.
32
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Het preklinische veiligheidsprofiel van pazopanib is onderzocht bij muizen, ratten, konijnen en apen.
In studies met herhaalde toediening bij knaagdieren lijken effecten die optreden in een
verscheidenheid aan weefsels (botten, tanden, nagelbed, voortplantingsorganen, hematologische
weefsels, nieren en pancreas) gerelateerd aan de farmacologie van VEGFR-remming en/of verstoring
van de VEGF-signaleringspaden. De meeste effecten treden op bij plasmablootstellingsniveau
beneden het niveau dat was waargenomen in de kliniek. Andere effecten die zijn waargenomen zijn
onder meer gewichtsverlies, diarree en/of morbiditeit, die ofwel secundair waren aan lokale
maagdarmeffecten veroorzaakt door hoge lokale blootstelling van het slijmvlies aan het geneesmiddel
(apen) ofwel farmacologische effecten (knaagdieren) waren. Proliferatieve leverschade (eosinofiele
foci en adenomen) is waargenomen bij vrouwelijke muizen bij een blootstelling die 2,5 maal hoger
was dan de menselijke blootstelling, gebaseerd op AUC.
In juveniele toxiciteitsstudies waarin ratten, voordat ze gespeend werden, vanaf dag 9 postpartum tot
en met dag 14 postpartum het middel toegediend kregen, veroorzaakte pazopanib mortaliteiten en
afwijkende orgaangroei/ontwikkeling voor nier, long, lever en hart, bij een dosis van circa 0,1 keer de
klinische blootstelling op basis van de AUC bij de volwassen mens. Wanneer ratten, nadat ze
gespeend waren, vanaf 21 dagen postpartum tot dag 62 postpartum het middel toegediend kregen,
waren de toxicologische bevindingen vergelijkbaar met die bij volwassen ratten bij vergelijkbare
blootstellingen. Menselijke pediatrische patiënten vertonen een verhoogd risico voor effecten op bot
en gebit in vergelijking met volwassenen, aangezien deze veranderingen, inclusief groeiremming
(verkorte ledematen), fragiele botten en hermodellering van gebitselementen aanwezig waren in
juveniele ratten bij ≥10 mg/kg/dag (gelijk aan circa 0,1-0,2 maal de klinische blootstelling op basis
van de AUC bij volwassen mensen) (zie rubriek 4.4).
Voorplantings-, vruchtbaarheids- en teratogene effecten
Er is aangetoond dat pazopanib embryotoxisch en teratogeen is als het werd toegediend aan ratten en
konijnen bij blootstelling die meer dan 300 maal lager was dan de menselijke blootstelling (gebaseerd
op AUC). De effecten waren onder meer verminderde vrouwelijke vruchtbaarheid, toegenomen pre-
en postimplantatieverlies, vroege resorptie, embryoletaliteit, verminderd foetaal lichaamsgewicht en
cardiovasculaire malformatie. Een afgenomen aantal corpora lutea, een toegenomen aantal cysten en
ovariumatrofie zijn eveneens gemeld bij knaagdieren. In een vruchtbaarheidsonderzoek bij mannelijke
ratten was er geen effect op paring of vruchtbaarheid, maar er werd wel afgenomen testiculair en
epididymaal gewicht gemeld met een afname in spermaproductieaantallen, spermamotiliteit en
epididymale en testiculaire spermaconcentraties bij een blootstelling van 0,3 maal de menselijke
blootstelling gebaseerd op AUC.
Genotoxiciteit
Pazopanib veroorzaakte geen genetische schade toen het werd getest in genotoxiciteitsanalyses (Ames
analyse, menselijke perifere lymfocytenchromosomen afwijkingsanalyses en
in vivo
micronucleus bij
ratten). Een synthetische intermediair in de productie van pazopanib, die ook in lage aantallen
aanwezig is in het gerede geneesmiddel, bleek niet mutageen in de Ames analyse, maar wel
genotoxisch in de muizenlymfoomanalyse en
in vivo
muizen micronucleusanalyse.
Carcinogeniteit
In twee jaar durende carcinogeniteitsstudies met pazopanib werden verhoogde aantallen
leveradenomen waargenomen bij muizen en werden adenocarcinomen waargenomen in het duodenum
bij ratten. Op basis van de knaagdierspecifieke pathogenese en de mechanismen voor deze
bevindingen wordt niet aangenomen dat deze een verhoogd carcinogeen risico vertegenwoordigen
voor patiënten die pazopanib innemen.
33
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern
magnesiumstearaat
microkristallijn cellulose
povidon (K30)
natriumzetmeelglycolaat
Filmomhulling
hypromellose
rood ijzeroxide (E172)
macrogol 400
polysorbaat 80
titaandioxide (E171)
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern
magnesiumstearaat
microkristallijn cellulose
povidon (K30)
natriumzetmeelglycolaat
Filmomhulling
hypromellose
macrogol 400
polysorbaat 80
titaandioxide (E171)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Polyethyleen flessen met hoge dichtheid (HDPE) met een kindveilige polypropyleen deksel bevatten
30 of 90 tabletten.
34
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Polyethyleen flessen met hoge dichtheid (HDPE) met een kindveilige polypropyleen deksel bevatten
30 of 60 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/001
EU/1/10/628/002
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/003
EU/1/10/628/004
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 14 juni 2010
Datum van laatste verlenging: 08 januari 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
35
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
36
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Lek Pharmaceuticals d.d.
Verovškova 57
1526 Ljubljana
Slovenië
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Glaxo Wellcome, S.A.
Avda. Extremadura, 3
09400 Aranda De Duero, Burgos
Spanje
Novartis Farmacéutica S.A.
Gran Via de les Corts Catalanes, 764
08013 Barcelona
Spanje
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
37
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-
aanpassing samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
38
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
39
A. ETIKETTERING
40
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING – 200 mg filmomhulde tabletten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
pazopanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
41
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/001
EU/1/10/628/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
votrient 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET VAN DE FLES – 200 mg filmomhulde tabletten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
pazopanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
43
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/001
EU/1/10/628/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
44
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING – 400 mg filmomhulde tabletten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
pazopanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
45
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/003
EU/1/10/628/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
votrient 400 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
46
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET VAN DE FLES – 400 mg filmomhulde tabletten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
pazopanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
47
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/003
EU/1/10/628/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
48
B. BIJSLUITER
49
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
pazopanib
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Votrient en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Votrient en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Votrient is een type geneesmiddel genaamd een
proteïnekinaseremmer.
Het werkt doordat het
voorkomt dat eiwitten actief worden die bijdragen aan de groei en de verspreiding van kankercellen.
Votrient wordt gebruikt bij volwassenen voor de behandeling van:
-
gevorderde of naar andere organen uitgezaaide nierkanker.
-
bepaalde vormen van wekedelensarcoom, wat een vorm van kanker is die de ondersteunende
weefsels van het lichaam treft. Deze vorm kan zich voordoen in spieren, bloedvaten, vetweefsel
of andere weefsels die de organen steunen, omgeven en beschermen.
50
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Neem contact op met uw arts
als u denkt dat dit voor u van toepassing is.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt:
-
als u een
hartaandoening
heeft.
-
als u een
leveraandoening
heeft.
-
als u last heeft gehad van
hartfalen of een hartaanval
heeft gehad.
-
als u eerder last heeft gehad van een
klaplong.
-
als u problemen heeft met
bloedingen, bloedstolsels of een vernauwing van de bloedvaten.
-
als u
maag- of darmproblemen
heeft gehad, zoals een
perforatie
(gaatje) of
fistels
(afwijkend
gevormde verbindingen tussen delen van de darm).
-
als u
schildklierproblemen
heeft.
-
als u
nierproblemen
heeft.
-
als u een
vergroting en verzwakking van een bloedvatwand
(aneurysma) of een
scheur in
een bloedvatwand
(arteriële dissectie) heeft of heeft gehad.
Vertel het uw arts
als een van de hierboven vermelde situaties op u van toepassing is. Uw arts zal
beslissen of Votrient geschikt is voor u. Het kan nodig zijn om
extra tests
uit te voeren om te
controleren of uw nieren, hart en lever goed werken.
Hoge bloeddruk en Votrient
Votrient kan uw bloeddruk verhogen. Uw bloeddruk zal worden gecontroleerd voordat u Votrient
gebruikt en tijdens het gebruik. Indien u een hoge bloeddruk heeft, zult u behandeld worden met
geneesmiddelen om de bloeddruk te verlagen.
-
Vertel het uw arts
als u een hoge bloeddruk heeft.
Als u een operatie moet ondergaan
Uw arts zal ten minste 7 dagen voor de operatie stoppen met de behandeling met Votrient, omdat het
van invloed kan zijn op de wondheling. Uw behandeling zal opnieuw worden gestart als de wond
voldoende geheeld is.
Aandoeningen waar u op moet letten
Votrient kan sommige aandoeningen verergeren of ernstige bijwerkingen veroorzaken. U moet
bedacht zijn op sommige verschijnselen tijdens het gebruik van Votrient om het risico op problemen te
verkleinen. Zie
rubriek 4.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Votrient wordt niet aanbevolen voor personen jonger dan 18 jaar. Het is nog niet bekend hoe goed het
werkt bij deze leeftijdsgroep. Bovendien mag het middel uit veiligheidsoverwegingen niet worden
gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar.
51
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Votrient nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waarvoor u geen voorschrift nodig heeft of voor
kruidengeneesmiddelen.
Sommige geneesmiddelen kunnen van invloed zijn op hoe Votrient werkt of de kans op bijwerkingen
vergroten. Votrient kan ook van invloed zijn op hoe sommige andere geneesmiddelen werken. Dit zijn
onder meer:
-
claritromycine, ketoconazol, itraconazol, rifampicine, telitromycine, voriconazol
(gebruikt
om
infecties te behandelen).
-
atazanavir, indinavir, nelfinavir, ritonavir, saquinavir (gebruikt om
HIV te behandelen).
-
nefazodon (gebruikt om
depressie te behandelen).
-
simvastatine en mogelijk andere statines (die worden gebruikt voor de
behandeling van een
hoog cholesterolgehalte).
-
geneesmiddelen die het
maagzuur verminderen.
Het soort geneesmiddel dat u gebruikt om uw
maagzuur te verminderen (bijvoorbeeld protonpompremmers, H
2
-antagonisten of antacida) kan
meebepalen hoe u Votrient moet innemen. Vraag uw arts of verpleegkundige om advies.
Vertel het uw arts
of apotheker als u een van deze middelen gebruikt.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Gebruik Votrient niet samen met voedsel,
omdat het van invloed is op de manier waarop het
geneesmiddel in uw lichaam wordt opgenomen. Neem het ten minste twee uur na een maaltijd of één
uur voor een maaltijd in (zie rubriek 3).
Drink geen grapefruitsap
tijdens de behandeling met Votrient, omdat dit de kans op het optreden van
bijwerkingen kan vergroten.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Het gebruik van Votrient wordt niet aanbevolen als u zwanger bent.
Het effect van Votrient
tijdens de zwangerschap is niet bekend.
-
Vertel het uw arts als u zwanger
bent of van plan bent zwanger te worden.
-
Gebruik een betrouwbare vorm van anticonceptie
tijdens het gebruik van Votrient en ten
minste 2 weken daarna, om een zwangerschap te voorkomen.
-
Als u toch zwanger wordt tijdens het gebruik,
vertel het uw arts.
Geef geen borstvoeding als u met Votrient behandeld wordt.
Het is niet bekend of de bestanddelen
van Votrient in de moedermelk terechtkomen. Bespreek dit met uw arts.
Mannelijke patiënten
(ook diegenen die een vasectomie (sterilisatie) hebben ondergaan) die een
partner hebben die zwanger is of die zwanger kan worden (ook diegenen die andere
anticonceptiemethoden gebruiken) moeten, wanneer ze Votrient innemen en gedurende ten minste
2 weken na de laatste dosis, condooms gebruiken bij seksuele contacten.
De vruchtbaarheid kan worden aangetast
door de behandeling met Votrient. Bespreek dit met uw
arts.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Votrient kan bijwerkingen geven die van invloed kunnen zijn op uw vermogen om auto te rijden of om
machines te gebruiken.
-
Bestuur geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap als u zich
duizelig voelt, moe of zwak bent, of als u weinig energie heeft.
Votrient bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is.
52
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld.
Twijfelt u
over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel moet u gebruiken
De gebruikelijke dosering
is twee 400 mg tabletten Votrient (800 mg pazopanib) eenmaal per dag.
Dit is de maximale dosis per dag. Uw arts kan de dosering verlagen als er bij u bijwerkingen optreden.
Wanneer moet u het middel innemen?
Neem Votrient niet in met voedsel.
Neem het ten minste twee uur na een maaltijd of één uur voor
een maaltijd in.
U kunt het bijvoorbeeld twee uur na het ontbijt of één uur voor de lunch innemen. Neem Votrient elke
dag rond dezelfde tijd in.
Slik de tabletten in hun geheel, één voor één, met water door. Breek de tabletten niet en vermaal de
tabletten ook niet, omdat dit van invloed is op de manier waarop het middel door uw lichaam wordt
opgenomen en omdat het de kans op bijwerkingen kan vergroten.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel tabletten heeft ingenomen, neem dan
contact op met een arts of apotheker
voor advies.
Laat hen, indien mogelijk, de verpakking of deze bijsluiter zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem de volgende dosis op het
gebruikelijke tijdstip.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Neem Votrient net zo lang in als uw arts u heeft aanbevolen. Stop niet met het innemen van dit middel
tenzij uw arts u dit aanraadt.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Mogelijke ernstige bijwerkingen
Zwelling van de hersenen
(omkeerbaar posterieur leuko-encefalopathisch syndroom)
Votrient kan in zeldzame gevallen zwelling van de hersenen veroorzaken, wat levensbedreigend kan
zijn. Verschijnselen zijn onder meer:
-
verlies van spraak
-
veranderd gezichtsvermogen
-
insulten (toevallen)
-
verwarring
-
hoge bloeddruk
Stop met het gebruik van Votrient
en
zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze
verschijnselen krijgt, of als u hoofdpijn krijgt in combinatie met een van deze verschijnselen.
53
Hypertensieve crisis
(plotselinge en ernstige verhoging van de bloeddruk)
Votrient kan in bepaalde gevallen een plotselinge en ernstige verhoging van de bloeddruk
veroorzaken. Dit staat bekend als een hypertensieve crisis. Uw arts zal uw bloeddruk controleren als u
Votrient inneemt. Tekenen van een hypertensieve crisis kunnen zijn:
-
ernstige pijn op de borst
-
ernstige hoofdpijn
-
troebel zicht
-
verwarring
-
misselijkheid
-
overgeven
-
ernstige angst
-
kortademigheid
-
epileptische aanvallen
-
flauwvallen
Stop met het innemen van Votrient en zoek onmiddellijk medische hulp
als u een hypertensieve
crisis krijgt.
Hartaandoeningen
Het risico op deze problemen kan groter zijn voor personen met een bestaand hartprobleem of
personen die andere geneesmiddelen nemen. U zult onderzocht worden op hartproblemen als u
Votrient inneemt.
Hartstoornis/hartfalen, hartaanval
Votrient kan een invloed hebben op hoe goed uw hart pompt of kan de kans op het krijgen van een
hartaanval verhogen. Tekenen kunnen zijn:
-
onregelmatige of snelle hartslag
-
snel samentrekken van het hart
-
flauwvallen
-
pijn of druk op de borst
-
pijn in uw armen, rug, nek of kaak
-
kortademigheid
-
zwellen van de benen
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Veranderingen in het hartritme (QT-verlenging)
Votrient kan het hartritme beïnvloeden, waardoor bij sommige mensen een mogelijk ernstige
hartaandoening kan ontstaan, genaamd torsade de pointes. Dit kan leiden tot een zeer snelle hartslag
wat een plotseling verlies van bewustzijn veroorzaakt.
Vertel het uw arts
als u
vreemde veranderingen in uw hartslag
krijgt, zoals een te snelle of te
langzame hartslag.
Beroerte
Votrient kan de kans op het krijgen van een beroerte verhogen. Tekenen van een beroerte kunnen zijn:
-
gevoelloosheid of verzwakking aan een kant van uw lichaam
-
moeilijk kunnen spreken
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
54
Bloeding
Votrient kan een ernstige bloeding veroorzaken in uw spijsverteringskanaal (zoals maag, slokdarm,
rectum of darmen) of in de longen, nieren, mond, vagina en de hersenen, hoewel deze zelden
voorkomt. Verschijnselen hiervan zijn onder meer:
-
bloed in de ontlasting of zwarte ontlasting
-
bloed in de urine
-
buikpijn
-
bloed ophoesten of bloed braken
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Perforatie en fistels
Votrient kan een scheur (perforatie) in uw maag of in de darmwand of het ontstaan van een abnormale
verbinding tussen twee delen van uw spijsverteringskanaal (een fistel) veroorzaken. Tekenen kunnen
zijn:
-
ernstige maagpijn
-
misselijkheid en/of overgeven
-
koorts
-
ontstaan van een gaatje (perforatie) in de maag of in de darm waaruit bloed of vies ruikende
etter vrijkomt
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Leverproblemen
Votrient kan leverproblemen veroorzaken die ernstig kunnen worden, zoals een slechte werking van
de lever en leverfalen, wat fataal kan zijn. Uw arts zal uw leverenzymen controleren als u Votrient
inneemt. Tekenen dat uw lever mogelijk niet goed werkt kunnen zijn:
-
geel kleuren van uw huid of uw oogwit (geelzucht)
-
donkere urine
-
vermoeidheid
-
misselijkheid
-
overgeven
-
verlies van eetlust
-
pijn in de rechterkant van uw buikholte (abdomen)
-
gemakkelijk blauwe plekken hebben
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Bloedstolsels
Diepveneuze trombose (DVT) en longembolie
Votrient kan bloedstolsels veroorzaken in uw aders, vooral in uw benen (diepveneuze trombose of
DVT), die ook kunnen verplaatsen naar uw longen (longembolie). Tekenen kunnen zijn:
-
scherpe pijn in de borst
-
kortademigheid
-
snelle ademhaling
-
pijn in de benen
-
zwelling van uw armen en handen of benen en voeten
Trombotische microangiopathie (TMA)
Votrient kan bloedstolsels veroorzaken in de kleine bloedvaten in de nieren en in de hersenen, wat
gepaard gaat met een vermindering van het aantal rode bloedcellen en cellen die betrokken zijn bij de
bloedstolling (trombotische microangiopathie, TMA).
Tekenen kunnen zijn
:
-
gemakkelijk blauwe plekken hebben
-
hoge bloeddruk
-
koorts
-
verwarring
-
slaperigheid
-
epileptische aanvallen
-
minder urine
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
55
Tumorlysissyndroom
Votrient kan een snelle afbraak van kankercellen veroorzaken met als gevolg tumorlysissyndroom, dat
bij sommige mensen dodelijk kan zijn. Mogelijke verschijnselen zijn: onregelmatige hartslag,
toevallen (stuipen), verwarring, spierkrampen of -spasmen of minder urine.
Zoek direct medische
hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Infecties
Infecties die voorkomen terwijl u Votrient neemt, kunnen ernstig worden. Tekenen van infecties
kunnen zijn:
-
koorts
-
griepachtige verschijnselen zoals hoesten, vermoeidheid en pijn in het lichaam die niet weggaat
-
kortademigheid en/of piepende ademhaling
-
pijn bij het plassen
-
sneetjes, schrammen of wonden die rood, warm, gezwollen of pijnlijk zijn
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Longontsteking
In zeldzame gevallen kan Votrient longontsteking (interstitiële longaandoening, pneumonitis)
veroorzaken. Bij sommige mensen kan dit fataal zijn. De verschijnselen kunnen ademtekort of hoesten
zijn, die aanhouden. U zult worden onderzocht op longproblemen als u Votrient inneemt.
Zoek onmiddellijk medische hulp
als u een van deze verschijnselen krijgt.
Schildklierproblemen
Votrient kan de hoeveelheid schildklierhormoon, die door uw lichaam wordt geproduceerd, verlagen.
Dit kan leiden tot gewichtstoename en vermoeidheid. Het gehalte aan schildklierhormoon in uw bloed
zal gecontroleerd worden als u Votrient inneemt.
Vertel het uw arts
als u significante gewichtstoename of vermoeidheid opmerkt.
Wazig zien of afgenomen gezichtsvermogen
Votrient kan het loslaten of scheuren van het netvlies (de retina, de bekleding achter in het oog)
veroorzaken. Dit kan resulteren in wazig zien of een afgenomen gezichtsvermogen.
Vertel het uw arts
als u een verandering in uw gezichtsvermogen opmerkt.
Mogelijke bijwerkingen (met inbegrip van mogelijke ernstige bijwerkingen in de betreffende
categorie).
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen
voorkomen
bij meer dan 1 op de 10
personen)
-
hoge bloeddruk
-
diarree
-
misselijk zijn of overgeven
-
buikpijn
-
afgenomen eetlust
-
gewichtsafname
-
veranderde smaak of verlies van smaak
-
pijn in de mond
-
hoofdpijn
-
tumorpijn
-
gebrek aan energie, zich zwak of moe voelen
-
veranderingen in de haarkleur
-
ongewoon haarverlies of dunner worden van het haar
-
verlies van huidpigment
-
huiduitslag, met mogelijk schilferen van de huid
-
roodheid en zwelling van de handpalmen of voetzolen
Neem contact op met uw arts
of apotheker als u van een van deze bijwerkingen veel last krijgt.
56
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen die uit uw bloed- of urineonderzoek kunnen blijken
-
toegenomen leverenzymen
-
afgenomen albumine in het bloed
-
eiwit in de urine
-
afname in het aantal bloedplaatjes (cellen die uw bloed helpen stollen)
-
afname in het aantal witte bloedcellen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij
maximaal 1 op de 10
personen)
-
indigestie, opgeblazen gevoel, winderigheid
-
bloedneus
-
droge mond of zweren in de mond
-
infecties
-
zich abnormaal suf voelen
-
slaapproblemen
-
borstpijn, kortademigheid, pijn in de benen en opgezwollen benen/voeten. Deze bijwerkingen
kunnen een teken zijn van een bloedstolsel in uw lichaam (trombo-embolie). Als het stolsel
loskomt, kan het in uw longen terechtkomen en dat kan levensbedreigend of zelfs fataal zijn
-
het hart wordt minder effectief in het rondpompen van bloed door het lichaam (hartdisfunctie)
-
langzame hartslag
-
bloeding in de mond, de endeldarm of de long
-
duizeligheid
-
wazig zien
-
opvliegers
-
zwelling veroorzaakt door vocht in weefsels van gezicht, handen, enkels, voeten of oogleden
-
tinteling, zwakheid of gevoelloosheid in handen, armen, benen of voeten
-
huidaandoeningen, roodheid, jeuk, droge huid
-
nagelafwijkingen
-
een brandend, prikkend, jeukend of tintelend gevoel in de huid
-
het koud hebben, met rillingen
-
overmatig zweten
-
uitdroging
-
pijn in spieren, gewrichten, pezen of in de borst, spierspasmen
-
heesheid
-
te weinig lucht hebben
-
hoesten
-
bloed ophoesten
-
de hik hebben
-
een klaplong en lucht die komt vast te zitten in de ruimte tussen de long en de borst, wat vaak
tot kortademigheid leidt (pneumothorax)
Neem contact op met uw arts
of apotheker als u van een van deze bijwerkingen veel last krijgt.
Vaak voorkomende bijwerkingen die uit uw bloed- of urineonderzoek kunnen blijken
-
verminderde schildklierfunctie
-
afwijkende leverfunctie
-
toegenomen hoeveelheid bilirubine (een stof die wordt aangemaakt door de lever)
-
toegenomen hoeveelheid lipase (een enzym dat werkt in de spijsvertering)
-
toegenomen hoeveelheid creatinine (een stof die in de spieren wordt aangemaakt)
-
veranderingen in de gehaltes van andere chemische stoffen/enzymen in uw bloed. Uw arts zal u
informeren over de resultaten van de bloedonderzoeken
57
Soms voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij
maximaal 1 op de 100
personen)
-
beroerte
-
tijdelijke afname in de bloedtoevoer naar de hersenen (transiënte ischemische aanval)
-
onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van het hart of hartaanval (myocardinfarct)
-
gedeeltelijke onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van het hart (myocardiale
ischemie)
-
bloedstolsels die samengaan met een afname van rode bloedcellen en van cellen die betrokken
zijn bij de bloedstolling (trombotische microangiopathie, TMA). Deze stolsels kunnen schade
aanrichten in organen zoals de hersenen en de nieren
-
toename van het aantal rode bloedcellen
-
plotselinge kortademigheid, in het bijzonder als het samen gaat met een scherpe pijn in de borst
en/of snelle ademhaling (longembolie)
-
een ernstige bloeding in het spijsverteringskanaal (zoals maag, slokdarm of darmen) of in de
nieren, vagina en de hersenen
-
hartritmestoornis (QT-verlenging)
-
gat (perforatie) in de maag of darm
-
de vorming van afwijkende verbindingen tussen delen van de darm (fistels)
-
zware of onregelmatige menstruatie
-
plotselinge ernstige verhoging van de bloeddruk (hypertensieve crisis)
-
ontsteking van de pancreas (pancreatitis)
-
ontsteking van de lever, of een niet goed werkende of beschadigde lever
-
geelverkleuring van de huid of oogwitten (geelzucht)
-
ontsteking van de bekleding van de buikholte (peritonitis)
-
loopneus
-
uitslag die kan jeuken of ontstoken kan zijn (platte of opgezette plekken of blaren)
-
frequente stoelgang
-
verhoogde gevoeligheid van de huid tegen zonlicht
-
afgenomen gevoel of gevoeligheid, vooral in de huid
-
huidwond die niet geneest (huidzweer)
Zelden voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij
maximaal 1 op de 1000
personen)
-
longontsteking (pneumonitis)
-
een dunne en zwakke plek in een bloedvat en het wijder worden van het bloedvat (aneurysma)
of een scheur in een bloedvatwand (arteriële dissectie)
Niet bekend
(hoe vaak dit voorkomt kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
tumorlysissyndroom als gevolg van een snelle afbraak van kankercellen
-
leverfalen
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de fles en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
58
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is pazopanib (als hydrochloride).
Elke Votrient 200 mg filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib.
Elke Votrient 400 mg filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib.
-
De andere stoffen in de 200 mg en 400 mg tabletten zijn: hypromellose, macrogol 400,
magnesiumstearaat, microkristallijne cellulose, polysorbaat 80, povidon (K30),
natriumzetmeelglycolaat, titaandioxide (E171). De 200 mg tabletten bevatten eveneens rood
ijzeroxide (E172).
Hoe ziet Votrient eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten zijn capsulevormig, roze en hebben aan één kant de markering
“GS JT”. De tabletten zijn verkrijgbaar in flessen van 30 of 90 tabletten.
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten zijn capsulevormig, wit en hebben aan één kant de markering
“GS UHL”. De tabletten zijn verkrijgbaar in flessen van 30 of 60 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten of tabletsterktes worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Lek Pharmaceuticals d.d.
Verovškova 57
1526 Ljubljana
Slovenië
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Glaxo Wellcome, S.A.
Avda. Extremadura, 3
09400 Aranda De Duero, Burgos
Spanje
Novartis Farmacéutica S.A.
Gran Via de les Corts Catalanes, 764
08013 Barcelona
Spanje
59
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 555
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
60
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Novartis Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
61

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Capsulevormige, roze, filmomhulde tablet met de markering 'GS JT' op één zijde.

Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Capsulevormige, witte, filmomhulde tablet met de markering 'GS UHL' op één zijde.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Niercelcarcinoom (RCC)
Votrient is bij volwassenen geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd
niercelcarcinoom (RCC, Renal Cell Carcinoma) en voor patiënten die eerder een cytokinebehandeling
hebben ondergaan voor het gevorderde stadium van de ziekte.
Wekedelensarcoom (STS)
Votrient is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met bepaalde subtypes van
gevorderd wekedelensarcoom (STS) die eerder chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte hebben
ondergaan of bij wie binnen 12 maanden na (neo-)adjuvante therapie progressie is opgetreden.
De werkzaamheid en veiligheid zijn alleen vastgesteld bij bepaalde histologische tumorsubtypes van
STS (zie rubriek 5.1).


Dosisaanpassing voor geneesmiddelgeïnduceerde hepatotoxiciteit
Levertestwaarden
Dosisaanpassing
Transaminaseverhoging tussen 3 en 8 x BLN
Pazopanib blijven gebruiken met wekelijkse
controle van de leverfunctie totdat de
transaminasen terugkeren naar graad 1 of
baseline.
Transaminaseverhoging >8 x BLN
Behandeling met pazopanib onderbreken totdat
de transaminasen terug zijn op graad 1 of
baseline. Als het verwachte voordeel van het
herstarten van de behandeling met pazopanib
opweegt tegen het risico op hepatotoxiciteit, dan
kan de behandeling met pazopanib opnieuw
gestart worden met een verlaagde dosis van
dagelijks 400 mg en moeten wekelijks
serumleverfunctietesten uitgevoerd worden
gedurende acht weken. Indien, na het opnieuw
starten van de behandeling met pazopanib, de
transaminaseverhogingen >3 x BLN opnieuw
optreden, moet de behandeling met pazopanib
permanent beëindigd worden.
Transaminaseverhogingen >3 x BLN met
Permanent de behandeling met pazopanib
tegelijkertijd verhoogd bilirubine >2 x BLN
beëindigen.
Patiënten moeten worden gecontroleerd tot
terugkeer op graad 1 of baseline.
Pazopanib is een UGT1A1-remmer. Milde,
indirecte (ongeconjugeerde) hyperbilirubinemie
kan optreden bij patiënten met het syndroom van
Gilbert. Patiënten met een milde indirecte
hyperbilirubinemie, bekend met of verdacht van
het syndroom van Gilbert, met een verhoging in
ALAT van >3 x BLN moeten worden behandeld
volgens de aanbevelingen voor geïsoleerde
ALAT-verhogingen.
Gelijktijdig gebruik van pazopanib en simvastatine vergroot het risico van ALAT-verhogingen (zie
rubriek 4.5) en moet met voorzichtigheid gebeuren en er moet een nauwkeurige controle plaatsvinden.
Hypertensie
In klinische studies met pazopanib is hypertensie gemeld, inclusief nieuw gediagnosticeerde
symptomatische episodes van verhoogde bloeddruk (hypertensieve crisis). De bloeddruk moet goed
onder controle zijn voordat met de behandeling met pazopanib gestart wordt. Patiënten moeten
gecontroleerd worden op hypertensie kort na aanvang van de behandeling (niet langer dan een week
na het starten van pazopanib) en daarna ook nog regelmatig om zeker te zijn dat de bloeddruk goed is
gereguleerd. Verhoogde bloeddruk (systolische bloeddruk 150 mm Hg of diastolische bloeddruk
100 mm Hg) trad vroeg op in de loop van de behandeling (ongeveer 40% trad op voor dag 9 en
ongeveer 90% trad op in de eerste 18 weken). De bloeddruk moet worden gevolgd en bij verhoogde
bloeddruk moet deze meteen worden behandeld met een combinatie van anti-hypertensiebehandeling
en dosisaanpassing van pazopanib (onderbreking en opnieuw starten met een lagere dosis op basis van
klinisch oordeel) (zie rubriek 4.2 en 4.8). De behandeling met pazopanib moet worden gestaakt als er
bewijs is van een hypertensieve crisis of als de hypertensie ernstig is en aanhoudt, ondanks een anti-
hypertensiebehandeling en een verlaging van de pazopanibdosering.
Aan de behandeling gerelateerde bijwerkingen gemeld in RCC-onderzoeken
(n = 1149) of gedurende de postmarketingperiode


Frequentie Bijwerkingen
Alle
Graad 3
Graad 4
Systeem/orgaan-
(alle
graden


klasse
graden)

n (%)
n (%)
n (%)
Vaak
Infecties (met of zonder niet bekend
niet bekend
niet bekend

Infecties en
neutropenie)

parasitaire
Soms
Gingivitis
1 (<1%)
0
0
aandoeningen
Infectieuze peritonitis
1 (<1%)
0
0
Neoplasmata,
Soms
Tumorpijn
1 (<1%)
1 (<1%)
0
benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
(inclusief cysten en
poliepen)

Vaak
Trombocytopenie
80 (7%)
10 (<1%)
5 (<1%)
Neutropenie
79 (7%)
20 (2%)
4 (<1%)
Leukopenie
63 (5%)
5 (<1%)
0
Bloed- en
Soms
Polycytemie
6 (0,03%)
1
0
lymfestelsel-
Zelden
Trombotische
niet bekend niet bekend niet bekend
aandoeningen
microangiopathie
(inclusief trombotische
trombocytopenische
purpura en hemolytisch
uremisch syndroom)
Endocriene
Vaak
Hypothyreoïdie
83 (7%)
1 (<1%)
0
aandoeningen
Zeer vaak
Afgenomen eetluste
317 (28%)
14 (1%)
0
Vaak
Hypofosfatemie
21 (2%)
7 (<1%)
0
Voedings- en
Dehydratie
16 (1%)
5 (<1%)
0
stofwisselings-
stoornissen

Soms
Hypomagnesiëmie
10 (<1%)
0
0
Niet
Tumorlysissyndroom*
niet bekend niet bekend niet bekend
bekend
Psychische
Vaak
Insomnia
30 (3%)
0
0
stoornissen
Dysgeusiec
254 (22%)
1 (<1%)
0
Hoofdpijn
122 (11%)
11 (<1%)
0
Vaak
Duizeligheid
55 (5%)
3 (<1%)
1 (<1%)
Lethargie
30 (3%)
3 (<1%)
0
Paresthesie
20 (2%)
2 (<1%)
0
Perifere sensorische
17 (1%)
0
0
neuropathie
Soms
Hypo-estesie
8 (<1%)
0
0
Zenuwstelsel-
TIA
7 (<1%)
4 (<1%)
0
aandoeningen
Somnolentie
3 (<1%)
1 (<1%)
0
Cerebrovasculair
2 (<1%)
1 (<1%)
1 (<1%)
accident
Ischemische beroerte
2 (<1%)
0
1 (<1%)
Zelden
Posterieure reversibele
niet bekend niet bekend niet bekend
encefalopathie/
reversibel posterieur
leuko-encefalopathisch
syndroom
Vaak
Wazig zien
19 (2%)
1 (<1%)
0
Soms
Loslaten van de retina
1 (<1%)
1 (<1%)
0
Oogaandoeningen
Scheuren van de retina 1 (<1%)
1 (<1%)
0
Wimperverkleuring
4 (<1%)
0
0
Soms
Bradycardie
6 (<1%)
0
0
Myocard infarct
5 (<1%)
1 (<1%)
4 (<1%)
Hartaandoeningen
Hartdisfunctie f
4 (<1%)
1 (<1%)
0
Myocardischemie
3 (<1%)
1 (<1%)
0
Zeer vaak
Hypertensie
473 (41%)
115 (10%)
1 (<1%)
Vaak
Opvliegers
16 (1%)
0
0
Veneuze trombolytische 13 (1%)
6 (<1%)
7 (<1%)
gebeurtenis g
Bloedvataandoe-
Blozen
12 (1%)
0
0
ningen
Soms
Hypertensieve crisis
6 (<1%)
0
2 (<1%)
Hemorragie
1 (<1%)
0
0
Zelden
Aneurysma's en
niet bekend niet bekend niet bekend
arteriële dissecties
Epistaxis
50 (4%)
1 (<1%)
0
Dysfonie
48 (4%)
0
0
Dyspnoe
42 (4%)
8 (<1%)
1 (<1%)
Ademhalingsstelsel-
Haemoptysis
15 (1%)
1 (<1%)
0
, borstkas- en
Soms
Rhinorrhoea
8 (<1%)
0
0
mediastinum-
aandoeningen

Longbloeding
2 (<1%)
0
0
Pneumothorax
1 (<1%)
0
0
Zelden
Interstitiële longziekte /
niet bekend niet bekend niet bekend
pneumonitis
Zeer vaak
Diarree
614 (53%)
65 (6%)
2 (<1%)
Nausea
386 (34%)
14 (1%)
0
Braken
225 (20%)
18 (2%)
1 (<1%)
Buikpijna
139 (12%)
15 (1%)
0
Vaak
Stomatitis
96 (8%)
4 (<1%)
0
Dyspepsie
83 (7%)
2 (<1%)
0
Flatulentie
43 (4%)
0
0
Abdominale distensie
36 (3%)
2 (<1%)
0
Mondulceratie
28 (2%)
3 (<1%)
0
Droge mond
27 (2%)
0
0
Soms
Pancreatitis
8 (<1%)
4 (<1%)
0
Rectale bloeding
8 (<1%)
2 (<1%)
0
Hematochezie
6 (<1%)
0
0
Gastro-intestinale
4 (<1%)
2 (<1%)
0
Maagdarmstelsel-
hemorragie
aandoeningen
Melaena
4 (<1%)
1 (<1%)
0
Frequente stoelgang
3 (<1%)
0
0
Anale hemorragie
2 (<1%)
0
0
Colonperforatie
2 (<1%)
1 (<1%)
0
Mondbloeding
2 (<1%)
0
0
Bloeding in het
2 (<1%)
1 (<1%)
0
bovenste deel van het
maagdarmkanaal
Enterocutane fistels
1 (<1%)
0
0
Bloedbraken
1 (<1%)
0
0
Hemorroïdale bloeding
1 (<1%)
0
0
Ileumperforatie
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Oesofagushemorragie
1 (<1%)
0
0
Retroperitoneale
1 (<1%)
0
0
hemorragie
Vaak
Hyperbilirubinemie
38 (3%)
2 (<1%)
1 (<1%)
Afwijkende leverfunctie 29 (3%)
13 (1%)
2 (<1%)
Hepatotoxiciteit
18 (2%)
11 (<1%)
2 (<1%)
Lever- en
Soms
Geelzucht
3 (<1%)
1 (<1%)
0
galaandoeningen
Geneesmiddel
2 (<1%)
2 (<1%)
0
geïnduceerde
leverbeschadiging
Leverfalen
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Haarkleur-
404 (35%)
1 (<1%)
0
veranderingen
Palmoplantair
206 (18%)
39 (3%)
0
erytrodysesthesie
syndroom
Alopecia
130 (11%)
0
0
Huiduitslag (rash)
129 (11%)
7 (<1%)
0
Vaak
Huid hypopigmentatie
52 (5%)
0
0
Droge huid
50 (4%)
0
0
Pruritus
29 (3%)
0
0
Erytheem
25 (2%)
0
0
Huiddepigmentatie
20 (2%)
0
0
Huid- en
Hyperhidrose
17 (1%)
0
0
onderhuids-
Soms
Nagelaandoeningen
11 (<1%)
0
0
aandoeningen
Huidexfoliatie
10 (<1%)
0
0
Fotosensitiviteits-reactie 7 (<1%)
0
0
Erythemateuze rash
6 (<1%)
0
0
Huidaandoeningen
5 (<1%)
0
0
Vlekkerige rash
4 (<1%)
0
0
Pruritische rash
3 (<1%)
0
0
Vesiculaire rash
3 (<1%)
0
0
Gegeneraliseerde
2 (<1%)
1 (<1%)
0
pruritus
Gegeneraliseerde rash
2 (<1%)
0
0
Papulaire rash
2 (<1%)
0
0
Plantair erytheem
1 (<1%)
0
0
Huidulcus
niet bekend niet bekend niet bekend
Vaak
Arthralgie
48 (4%)
8 (<1%)
0
Skeletspierstelsel-
Myalgie
35 (3%)
2 (<1%)
0
en bindweefsel-
Spierspasmen
25 (2%)
0
0
aandoeningen
Soms
Skeletspierpijn
9 (<1%)
1 (<1%)
0
Zeer vaak
Proteïnurie
135 (12%)
32 (3%)
0
Nier- en urineweg-
aandoeningen

Soms
Bloeding aan de
1 (<1%)
0
0
urinewegen
Voortplantings-
Soms
Menorragie
3 (<1%)
0
0
stelsel- en borst-
Vaginale bloeding
3 (<1%)
0
0
aandoeningen
Metrorragie
1 (<1%)
0
0
Zeer vaak
Vermoeidheid
415 (36%)
65 (6%)
1 (<1%)
Vaak
Slijmvliesontsteking
86 (7%)
5 (<1%)
0
Algemene
Asthenie
82 (7%)
20 (2%)
1 (<1%)
aandoeningen en
Oedeemb
72 (6%)
1 (<1%)
0
toedieningsplaats-
stoornissen

Borstpijn
18 (2%)
2 (<1%)
0
Soms
Koude rillingen
4 (<1%)
0
0
Slijmvliesaandoening
1 (<1%)
0
0
Verhoogd alanine-
246 (21%)
84 (7%)
14 (1%)
aminotransferase
Verhoogd aspartaat-
211 (18%)
51 (4%)
10 (<1%)
aminotransferase
Vaak
Gewichtsafname
96 (8%)
7 (<1%)
0
Verhoogd
61 (5%)
6 (<1%)
1 (<1%)
bloedbilirubine
Verhoogd
55 (5%)
3 (<1%)
0
bloedcreatinine
Verhoogd lipase
51 (4%)
21 (2%)
7 (<1%)
Afgenomen aantal witte 51 (4%)
3 (<1%)
0
bloedcellend
Toegenomen thyroïd-

stimulerend hormoon in 36 (3%)
0
0
het bloed
Toegenomen amylase
35 (3%)
7 (<1%)
0
Toegenomen gamma-
31 (3%)
9 (<1%)
4 (<1%)
Onderzoeken
glutamyltransferase
Verhoogde bloeddruk
15 (1%)
2 (<1%)
0
Verhoogd bloedureum
12 (1%)
1 (<1%)
0
Abnormale
12 (1%)
6 (<1%)
1 (<1%)
leverfunctietest
Soms
Verhoogde
11 (<1%)
4 (<1%)
3 (<1%)
leverenzymen
Verlaagd bloedglucose
7 (<1%)
0
1 (<1%)
Verlengd QT-interval op 7 (<1%)
2 (<1%)
0
het electrocardiogram
Verhoogd transaminase
7 (<1%)
1 (<1%)
0
Abnormale
3 (<1%)
0
0
schildklierfunctietest
Verhoogde diastolische
2 (<1%)
0
0
bloeddruk
Verhoogde systolische
1 (<1%)
0
0
bloeddruk
Deze bijwerkingen zijn postmarketing vastgesteld bij het gebruik van pazopanib (spontane `case reports' en
ernstige bijwerkingen uit alle klinische studies met pazopanib).
*Behandelinggerelateerde bijwerking alleen gemeld tijdens de postmarketingperiode. De frequentie kan met
beschikbare gegevens niet worden bepaald.
De hieronder vermelde termen zijn gecombineerd:
a Abdominale pijn, pijn in de bovenbuik en pijn in de onderbuik
b Oedeem, perifeer oedeem, oogoedeem, gelokaliseerd oedeem en gezichtsoedeem
c Dysgeusie, ageusie en hypogeusie
d Afgenomen aantal witte bloedcellen, afgenomen aantal neutrofielen en afgenomen aantal leukocyten
e Afgenomen eetlust en anorexie
f Cardiale disfunctie, linker ventrikeldisfunctie, hartfalen en restrictieve cardiomyopathie
g Veneuze trombo-embolitische gebeurtenis, diepe veneuze trombose, pulmonaire embolie en trombose
Neutropenie, trombocytopenie en het palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom zijn vaker
waargenomen bij patiënten van Oost-Aziatische afkomst.


Aan de behandeling gerelateerde bijwerkingen gemeld in STS-studies (n=382) of
tijdens de postmarketingperiode


Frequentie Bijwerkingen
Alle
Graad
Graad
Systeem/Orgaanklasse
(alle
gradaties 3
4

gradaties)
n (%)
n (%)
n (%)
Infecties en parasitaire
Vaak
Tandvleesontsteking
4 (1%)
0
0
aandoeningen
Neoplasmata, benigne, maligne

Zeer vaak
Tumorpijn
121
32 (8%) 0
en niet-gespecificeerd (incl.
(32%)
cysten en poliepen)
Zeer vaak
Leukopenie
106
3 (1%)
0
(44%)
Trombocytopenie
86 (36%) 7 (3%)
2 (<1%)
Neutropenie
79 (33%) 10 (4%) 0
Bloed- en
Soms
Trombotische
1 (<1%)
1 (<1%) 0
lymfestelselaandoeningenf
microangiopathie (inclusief
trombotische
trombocytopenische
purpura en hemolytisch
uremisch syndroom)
Endocriene aandoeningen
Vaak
Hypothyreoïdie
18 (5%)
0
0
Zeer vaak
Afgenomen eetlust
108
12 (3%) 0
(28%)
Hypoalbuminemief
81 (34%) 2 (<1%) 0
Voedings- en
Vaak
Dehydratie
4 (1%)
2 (1%)
0
stofwisselingsstoornissen
Soms
Hypomagnesiëmie
1 (<1%)
0
0
Niet
Tumorlysissyndroom*
niet
niet
niet
bekend
bekend
bekend
bekend
Psychische stoornissen
Vaak
Slapeloosheid
5 (1%)
1 (<1%) 0
Zeer vaak
Dysgeusie
79 (21%) 0
0
Hoofdpijn
54 (14%) 2 (<1%) 0
Vaak
Perifere sensorische
30 (8%)
1 (<1%) 0
neuropathie
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
15 (4%)
0
0
Soms
Slaperigheid
3 (<1%)
0
0
Paresthesie
1 (<1%)
0
0
Herseninfarct
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Oogaandoeningen
Vaak
Wazig gezichtsvermogen
15 (4%)
0
0
Vaak
Hartdisfunctieg
21 (5%)
3 (<1%) 1 (<1%)
Linkerventrikeldisfunctie
13 (3%)
3 (<1%) 0
Hartaandoeningen
Bradycardie
4 (1%)
0
0
Soms
Myocardinfarct
1 (<1%)
0
0
Zeer vaak
Hypertensie
152
26 (7%) 0
(40%)
Vaak
Veneuze trombo-embolied
13 (3%)
4 (1%)
5 (1%)
Opvliegers
12 (3%)
0
0
Bloedvataandoeningen
Blozen
4 (1%)
0
0
Soms
Hemorragie
2 (<1%)
1 (<1%) 0
Zelden
Aneurysma's en arteriële
niet
niet
niet
dissecties
bekend
bekend
bekend
Epistaxis
22 (6%)
0
0
Dysfonie
20 (5%)
0
0
Dyspneu
14 (4%)
3 (<1%) 0
Hoesten
12 (3%)
0
0
Pneumothorax
7 (2%)
2 (<1%) 1 (<1%)
Hik
4 (1%)
0
0
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Longbloeding
4 (1%)
1 (<1%) 0
en mediastinumaandoeningen
Soms
Orofaryngeale pijn
3 (<1%)
0
0
Bronchiale bloeding
2 (<1%)
0
0
Rinorroe
1 (<1%)
0
0
Haemoptysis
1 (<1%)
0
0
Zelden
Interstitiële longziekte /
niet
niet
niet
pneumonitis
bekend
bekend
bekend
Zeer vaak
Diarree
174
17 (4%) 0
(46%)
Nausea
167
8 (2%)
0
(44%)
Braken
96 (25%) 7 (2%)
0
Buikpijna
55 (14%) 4 (1%)
0
Stomatitis
41 (11%) 1 (<1%) 0
Vaak
Abdominale distensie
16 (4%)
2 (1%)
0
Droge mond
14 (4%)
0
0
Dyspepsie
12 (3%)
0
0
Mondbloeding
5 (1%)
0
0
Flatulentie
5 (1%)
0
0
Maagdarmstelselaandoeningen
Anale bloeding
4 (1%)
0
0
Soms
Gastro-intestinale bloeding
2 (<1%)
0
0
Rectale bloeding
2 (<1%)
0
0
Enterocutane fistel
1 (<1%)
1 (<1%) 0
Maagbloeding
1 (<1%)
0
0
Melena
2 (<1%)
0
0
Oesofagushemorragie
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Peritonitis
1 (<1%)
0
0
Retroperitoneale hemorragie 1 (<1%)
0
0
Bloeding in het bovenste
1 (<1%)
1 (<1%) 0
deel van het maag-
darmkanaal
Ileumperforatie
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Afwijkende leverfunctie
2 (<1%)
0
1 (<1%)
Lever- en galaandoeningen
Niet
Leverfalen*
niet
niet
niet
bekend
bekend
bekend
bekend
Zeer vaak
Haarkleurveranderingen
93 (24%) 0
0
Hypopigmentatie van de
80 (21%) 0
0
huid
Exfoliatieve huiduitslag
52 (14%) 2 (<1%) 0
Vaak
Alopecia
30 (8%)
0
0
Huidaandoeningc
26 (7%)
4 (1%)
0
Droge huid
21 (5%)
0
0
Hyperhydrose
18 (5%)
0
0
Huid- en
Nagelaandoening
13 (3%)
0
0
onderhuidaandoeningen
Pruritus
11 (3%)
0
0
Erytheem
4 (1%)
0
0
Soms
Huidulcus
3 (<1%)
1 (<1%) 0
Huiduitslag
1 (<1%)
0
0
Papulaire huiduitslag
1 (<1%)
0
0
Fotosensitiviteitsreactie
1 (<1%)
0
0
Palmoplantair
2 (<1%)
0
0
erythrodysesthesiesyndroom
Vaak
Skeletspierpijn
35 (9%)
2 (<1%) 0
Skeletspierstelsel- en
Myalgie
28 (7%)
2 (<1%) 0
bindweefselaandoeningen
Spierspasmen
8 (2%)
0
0
Soms
Artralgie
2 (<1%)
0
0
Nier- en urinewegaandoeningen Soms
Proteïnurie
2 (<1%)
0
0
Voortplantingsstelsel- en
Soms
Vaginale bloeding
3 (<1%)
0
0
borstaandoeningen
Menorragie
1 (<1%)
0
0
Zeer vaak
Vermoeidheid
178
34 (9%) 1 (<1%)
(47%)
Vaak
Oedeemb
18 (5%)
1 (<1%) 0
Algemene aandoeningen en
Borstpijn
12 (3%)
4 (1%)
0
toedieningsplaatsstoornissen
Rillingen
10 (3%)
0
0
Soms
Slijmvliesontstekinge
1 (<1%)
0
0
Asthenie
1 (<1%
0
0
Gewichtsafname
86 (23%) 5 (1%)
0
Vaak
Afwijkend keel-, neus- en
29 (8%)
4 (1%)
0
ooronderzoeke
Verhoogd alanine-
8 (2%)
4 (1%)
2 (<1%)
aminotransferase
Abnormale bloedcholesterol 6 (2%)
0
0
Verhoogd
5 (1%)
2 (<1%) 2 (<1%)
aspartaataminotransferase
Onderzoekenh
Verhoogd
4 (1%)
0
3 (<1%)
gammaglutamyltransferase
Soms
Verhoogd bloedbilirubine
2 (<1%)
0
0
Aspartaataminotransferase
2 (<1%)
0
2 (<1%)
Alanine-aminotransferase
1 (<1%)
0
1 (<1%)
Afgenomen aantal
1 (<1%)
0
1 (<1%)
bloedplaatjes
Verlengd QT-interval op het 2 (<1%)
1 (<1%) 0
elektrocardiogram
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen gemeld gedurende de postmarketingperiode (spontane meldingen en ernstige
bijwerkingen uit alle klinische studies met pazopanib).
*Behandelinggerelateerde bijwerking alleen gemeld tijdens de postmarketingperiode. De frequentie kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald.
De hieronder vermelde termen zijn gecombineerd:
a Abdominale pijn, pijn in de bovenbuik en maag-darmpijn
b Oedeem, perifeer oedeem en ooglidoedeem
c In de meeste van deze gevallen betrof het palmoplantair erythrodysesthesiesyndroom
d Veneuze trombo-embolie ­ omvat de begrippen diepe veneuze trombose, longembolie en trombose
e De meeste van deze gevallen beschrijven mucositis
f Frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaardetabellen uit VEG110727 (N=240). Deze werden minder vaak door
onderzoekers gemeld als bijwerkingen dan zoals geïndiceerd door laboratoriumwaardetabellen.
g Voorvallen van hartdisfunctie ­ omvatten linkerventrikeldisfunctie, hartfalen en restrictieve cardiomyopathie
h Frequentie is gebaseerd op door onderzoekers gemelde bijwerkingen. Afwijkende laboratoriumwaarden werden minder
vaak door onderzoekers gemeld dan zoals geïndiceerd door laboratoriumwaardetabellen.
Neutropenie, trombocytopenie en het palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom zijn vaker
waargenomen bij patiënten van Oost-Aziatische afkomst.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel bij pediatrische patiënten was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel gemeld
voor pazopanib bij volwassenen in de goedgekeurde indicaties op basis van gegevens van
44 pediatrische patiënten van de Fase I-studie ADVL0815 en 57 pediatrische patiënten van de Fase II-
studie PZP034X2203 (zie rubriek 5.1).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.


FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, proteïnekinaseremmers, andere
proteïnekinaseremmers, ATC-code: L01EX03
Werkingsmechanisme

Pazopanib is een oraal toegediende, krachtige, op meerdere doelen werkende tyrosinekinaseremmer
(TKI) van 'vascular endothelial growth Factor' receptoren (VEGFR)-1, -2 en -3, uit bloedplaatjes
afkomstige groeifactor (PDGFR, platelet derived growth factor)- en -, en stamcelfactorreceptor (c-
KIT), met IC50-waarden van respectievelijk 10, 30, 47, 71, 84 en 74 nM. In preklinische onderzoeken
remde pazopanib, dosisafhankelijk, de ligand-geïnduceerde auto-fosforylering van VEGFR-2, c-Kit en
PDGFR- receptoren in cellen. In vivo remde pazopanib VEGF-geïnduceerde VEGFR-2 fosforylering
in muizenlongen, angiogenese in verschillende dierenmodellen en de groei van multipele humane
tumorxenograften bij muizen.
Farmacogenomica
In een farmacogenetische meta-analyse van gegevens uit 31 klinische studies waarin pazopanib ofwel
als monotherapie ofwel in combinatie met andere middelen werd toegediend, kwam een ALAT-
waarde >5 x BLN (NCI CTC Graad 3) voor bij 19% van de HLA-B*57:01 alleldragers en bij 10% van
de niet-dragers. In deze dataset waren 133/2235 (6%) van de patiënten drager van het HLA-B*57:01
allel (zie rubriek 4.4).
Klinische studies

Niercelcarcinoom (RCC)
De veiligheid en werkzaamheid van pazopanib bij niercelcarcinoom (RCC) zijn onderzocht in een
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde multicenterstudie. Patiënten (n=435) met
lokaal gevorderd en/of gemetastaseerd niercelcarcinoom werden gerandomiseerd en kregen eenmaal
daags 800 mg pazopanib of placebo. Het primaire doel van de studie was om de beide behandelarmen
te evalueren en te vergelijken op progressievrije overleving (progression free survival, PFS). Het
belangrijkste secundaire eindpunt was de totale overleving (overall survival, OS). De andere doelen
waren evaluatie van de totale responsrate en de responsduur.
Van de in totaal 435 patiënten die aan deze studie deelnamen, waren 233 patiënten niet eerder
behandeld en waren 202 patiënten tweedelijnspatiënten die één eerdere behandeling gebaseerd op IL-2
of INF hadden gehad. De performancestatus (ECOG) tussen de pazopanib- en de placebogroepen
was vergelijkbaar (ECOG 0: 42% vs. 41%, ECOG 1: 58% vs. 59%). De meerderheid van de patiënten
had ofwel gunstige (39%) of gemiddelde (54%) MSKCC (Memorial Sloan Kettering Cancer Centre) /
Motzer prognosefactoren. Alle patiënten hadden een heldercellige of een voornamelijk heldercellige
histologie. Bij ongeveer de helft van de patiënten waren 3 of meer organen aangetast door hun ziekte
en de meeste patiënten hadden in de longen (74%), en/of de lymfeklieren (54%) metastasen door de
ziekte bij baseline.
Een vergelijkbaar gedeelte van de patiënten in elke behandelgroep was niet eerder behandeld en met
cytokine voorbehandeld (respectievelijk 53% en 47% in de pazopanib-behandelgroep en
respectievelijk 54% en 46% in de placebogroep). In de met cytokine voorbehandelde subgroep had de
meerderheid (75%) een behandeling met interferon gehad.
Vergelijkbare patiëntenaantallen in elke behandelgroep hadden eerder nefrectomie (respectievelijk
89% in de pazopanib- en 88% in de placebogroep) en/of radiotherapie (respectievelijk 22% in de
pazopanib- en 15% in de placebogroep) ondergaan.
De primaire analyse van het primaire eindpunt PFS is gebaseerd op ziekte-evaluatie via een
onafhankelijke radiologische controle van de gehele studiepopulatie (zowel onbehandelde als met
cytokine voorbehandelde patiënten).
Tabel 4
Totale werkzaamheidsresultaten in RCC via een onafhankelijke controle
(VEG105192)

p-waarde
Eindpunten/Studiepopulatie
pazopanib
Placebo
HR (95% BI)
(eenzijdig)
PFS


Algehele* ITT
n=290
n=145

mediaan (maanden)
9,2
4,2
0,46 (0,34; 0,62)
<0,0000001
responsrate
n=290
n=145

% (95% BI)
30 (25,1;35,6)
3 (0,5; 6,4)
­
<0,001
HR = hazard ratio; ITT = intent to treat (intentie tot behandelen); PFS = progression-free survival (progressievrije
overleving) * - niet eerder behandelde en met cytokine voorbehandelde populaties

Figuur 1
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de totale populatie (niet eerder behandelde en met cytokine voorbehandelde
populaties) (VEG105192)










x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 290) mediaan 9,2 maanden; placebo (n = 145)
mediaan 4,2 maanden; Hazard Ratio = 0,46; 95% BI (0,34; 0,62), p <0,0000001

Figuur 2
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de niet eerder behandelde populatie (VEG105192)








x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 155) mediaan 11,1 maanden;
placebo (n = 78) mediaan 2,8 maanden; Hazard Ratio = 0,40; 95% BI (0,27; 0,60), p <0,0000001
Figuur 3
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de met cytokine voorbehandelde populatie (VEG105192)








x-as: maanden, y-as: aandeel progressievrij, pazopanib (n = 135) mediaan 7,4 maanden; placebo (n = 67)
mediaan 4,2 maanden; Hazard Ratio = 0,54; 95% BI (0,35; 0,84), p <0,001
Voor patiënten die op de behandeling reageerden, bedroeg de mediane tijd tot respons 11,9 weken en
bedroeg de mediane responsduur 58,7 weken volgens onafhankelijke controle (VEG105192).
De gegevens over de mediane totale overleving (OS) van de in het protocol gespecificeerde
uiteindelijke overlevingsanalyse waren 22,9 maanden en 20,5 maanden [HR = 0,91 (95% BI: 0,71-
1,16; p = 0,224)] bij patiënten die gerandomiseerd werden naar respectievelijk de pazopanib- en
placebogroep. De OS-resultaten zijn mogelijk vertekend, omdat 54% van de patiënten in de
placebogroep in de verlengingsfase van deze studie na ziekteprogressie ook pazopanib kregen.
Zesenzestig procent van de patiënten die placebo kregen werden na de studie verder behandeld in
vergelijking met 30% van de patiënten die pazopanib kregen.


Totale werkzaamheidsresultaten (VEG108844)

Pazopanib
Sunitinib
HR
Eindpunt
N = 557
N = 553
(95% BI)
PFS

Totaal

Mediaan (maanden)
8,4
9,5
1,047
(95% BI)
(8,3; 10,9)
(8,3; 11,0)
(0,898; 1,220)
Totale Overleving

Mediaan (maanden)
28,3
29,1
0,915a
(95% BI)
(26,0; 35,5)
(25,4; 33,1)
(0,786; 1,065)
HR = hazard ratio; PFS = progression-free survival (progressievrije overleving); a P-waarde = 0,245 (2-zijdig)

Figuur 4
Kaplan-Meier curve voor progressievrije overleving (onafhankelijke beoordeling)
voor de totale populatie (VEG108844)











Subgroepanalyses van PFS zijn uitgevoerd voor 20 demografische en voorspellende factoren.
Het 95% betrouwbaarheidsinterval voor alle subgroepen bevat een hazard ratio van 1.
In de 3 kleinste van deze 20 subgroepen was de puntschatting van de hazard ratio groter dan 1,25;
d.w.z. bij patiënten zonder eerdere nefrectomie [n = 186; HR = 1,403; 95% BI (0,955; 2,061)],
baseline LDH >>1,5 x BLN [n = 68; HR = 1,72; 95% BI (0,943; 3,139)] en MSKCC: laag risico
[n = 119; HR = 1,472; 95% BI (0,937; 2,313)].


Totale werkzaamheidsresultaten bij STS na onafhankelijke beoordeling
(VEG110727)


Eindpunten / studiepopulatie
Pazopanib
Placebo
HR (95%
P-waarde
BI)
(tweezijdig)
PFS


Algehele ITT
N = 246
N = 123

Mediaan (weken)
20,0
7,0
0,35 (0,26;
<0,001
0,48)


Leiomyosarcoom
N = 109
N = 49

Mediaan (weken)
20,1
8,1
0,37 (0,23;
<0,001
0,60)


Subgroepen synoviaal sarcoom
N = 25
N = 13

Mediaan (weken)
17,9
4,1
0,43 (0,19;
0,005
0,98)


Subgroepen `Overige STS'
N = 112
N = 61

Mediaan (weken)
20,1
4,3
0,39 (0,25;
<0,001
0,60)
OS


Algehele ITT
N = 246
N = 123

Mediaan (maanden)
12,6
10,7
0,87 (0,67;
0,256
1,12)


Leiomyosarcoma*
N = 109
N = 49

Mediaan (maanden)
16,7
14,1
0,84 (0,56;
0,363
1,26)



Subgroepen synoviaal sarcoom*
N = 25
N = 13

Mediaan (maanden)
8,7
21,6
1,62 (0,79;
0,115
3,33)



Subgroepen `Overige STS'*
N = 112
N = 61

Mediaan (maanden)
10,3
9,5
0,84 (0,59;
0,325
1,21)



Responspercentage (CR+PR)


% (95% BI)
4 (2,3; 7,9)
0 (0,0;

3,0)
Responsduur


Mediaan (weken) (95% BI)
38,9 (16,7;


40,0)


HR = hazard ratio; ITT = intent to treat (intentie tot behandelen); PFS = progression-free survival
(progressievrije overleving); CR = complete response; PR = partial response. OS = overall survival (Totale
overleving)
* Totale overleving voor de respectieve histologische subgroepen van STS (leiomyosarcoom, synoviaal
sarcoom en 'Overige' STS) moet met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege het geringe aantal
patiënten en de brede betrouwbaarheidsintervallen
Een vergelijkbare verbetering in PFS op basis van beoordelingen door onderzoekers werd
waargenomen in de pazopanibgroep in vergelijking met de placebogroep (in de totale ITT-groep
HR: 0,39; 95% BI, 0,30 tot 0,52; p <0,001).
Kaplan-Meier-curve voor progressievrije overleving bij STS na onafhankelijke
beoordeling voor de totale populatie (VEG110727)


Er werd geen significant verschil in OS waargenomen tussen de twee behandelingsarmen bij de laatste
OS-analyse die werd uitgevoerd nadat 76% (280/369) van de gebeurtenissen was opgetreden (HR
0,87; 95% BI 0,67; 1,12 p = 0,256).
Pediatrische patiënten
Een Fase I-onderzoek (ADVL0815) met pazopanib werd uitgevoerd bij 44 pediatrische patiënten met
verschillende terugkerende of refractaire solide tumoren. Het primaire doel was om de maximaal
getolereerde dosering (MTD, maximally tolerated dose), het veiligheidsprofiel en de
farmacokinetische eigenschappen van pazopanib bij kinderen te onderzoeken. De mediane
blootstellingsduur in deze studie was 3 maanden (1-23 maanden).
Een Fase II-onderzoek (PZP034X2203) met pazopanib werd uitgevoerd bij 57 pediatrische patiënten
met refractaire solide tumoren met inbegrip van rhabdomyosarcoom (N=12), niet-rhabdomyosarcoom
wekedelensarcoom (N=11), Ewing sarcoom/pPNET (N=10), osteosarcoom (N=10), neuroblastoom
(N=8) en hepatoblastoom (N=6). Het onderzoek was een single-agent, niet-gecontroleerde, open-
labelonderzoek om de therapeutische activiteit van pazopanib te bepalen bij kinderen en adolescenten
in de leeftijd van 1 tot <18 jaar. Pazopanib werd dagelijks toegediend als een tablet met een dosis van
450 mg/m2 of als een orale suspensie met een dosis van 225 mg/m2. De maximaal toegestane
dagelijkse dosis was 800 mg voor de tablet en 400 mg voor de orale suspensie. De mediane
blootstellingsduur was 1,8 maanden (1 dag-29 maanden).
De resultaten van deze studie lieten geen betekenisvolle antitumoractiviteit zien bij de respectievelijke
pediatrische patiënten. Pazopanib wordt daarom niet aanbevolen voor de behandeling van deze
tumoren bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Het Europees Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Votrient in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van nier- en nierbekkencarcinoom (uitgezonderd nefroblastoom,
nefroblastomatose, helderecelsarcoom, mesoblastair nefroom, niermergcarcinoom en rabdoïde tumor
van de nier) (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).

Mediane steady-state farmacokinetiek van pazopanib gemeten bij patiënten met
verminderde leverfunctie


Groep
Onderzochte
Cmax (µg/ml)
AUC (0-24)
Aanbevolen
dosering
(µg x u/ml)
dosering
Normale
800 mg ED
52,0
888,2
800 mg ED
leverfunctie
(17,1-85,7)
(345,5-1.482)
Licht
800 mg ED
33,5
774,2
800 mg ED
verminderde
(11,3-104,2)
(214,7-2.034,4)
leverfunctie
Matig

200 mg ED
22,2
256,8
200 mg ED
verminderde
(4,2-32,9)
(65,7-487,7)
leverfunctie
Ernstig

200 mg ED
9,4
130,6
niet aanbevolen
verminderde
(2,4-24,3)
(46,9-473,2)
leverfunctie
ED ­ eenmaal daags
Paediatrische patiënten
Bij toediening van 225 mg/m2 (als een orale suspensie) bij pediatrische patiënten, waren de
farmacokinetische parameters (Cmax, Tmax en AUC) vergelijkbaar met de eerder gemelde
farmacokinetische parameters bij volwassen patiënten die werden behandeld met 800 mg pazopanib.
De resultaten toonden geen duidelijk verschil aan in de klaring van pazopanib, genormaliseerd naar
lichaamsoppervlakte, tussen kinderen en volwassenen.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Votrient 200 mg filmomhulde tabletten

Tabletkern
magnesiumstearaat
microkristallijn cellulose
povidon (K30)
natriumzetmeelglycolaat
Filmomhulling
hypromellose
rood ijzeroxide (E172)
macrogol 400
polysorbaat 80
titaandioxide (E171)
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern
magnesiumstearaat
microkristallijn cellulose
povidon (K30)
natriumzetmeelglycolaat
Filmomhulling
hypromellose
macrogol 400
polysorbaat 80
titaandioxide (E171)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Polyethyleen flessen met hoge dichtheid (HDPE) met een kindveilige polypropyleen deksel bevatten
30 of 90 tabletten.


HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/001
EU/1/10/628/002
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/003
EU/1/10/628/004

9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 14 juni 2010
Datum van laatste verlenging: 08 januari 2018

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).


BIJLAGE II

A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE


B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK


C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL


FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Lek Pharmaceuticals d.d.
Verovskova 57
1526 Ljubljana
Slovenië
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Glaxo Wellcome, S.A.
Avda. Extremadura, 3
09400 Aranda De Duero, Burgos
Spanje
Novartis Farmacéutica S.A.
Gran Via de les Corts Catalanes, 764
08013 Barcelona
Spanje
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL



Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-
aanpassing samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.


BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

A. ETIKETTERING

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
pazopanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/628/001
30 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/002
90 filmomhulde tabletten

13. PARTIJNUMMER
Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
votrient 200 mg

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
pazopanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib (als hydrochloride).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/628/001
30 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/002
90 filmomhulde tabletten
13. PARTIJNUMMER
Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
pazopanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/628/003
30 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/004
60 filmomhulde tabletten
13. PARTIJNUMMER
Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
votrient 400 mg

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten
pazopanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib (als hydrochloride).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/628/003
30 filmomhulde tabletten
EU/1/10/628/004
60 filmomhulde tabletten

13. PARTIJNUMMER
Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS




B. BIJSLUITER

Votrient 200 mg filmomhulde tabletten
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten

pazopanib

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Votrient en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Votrient en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Votrient is een type geneesmiddel genaamd een proteïnekinaseremmer. Het werkt doordat het
voorkomt dat eiwitten actief worden die bijdragen aan de groei en de verspreiding van kankercellen.
Votrient wordt gebruikt bij volwassenen voor de behandeling van:
-
gevorderde of naar andere organen uitgezaaide nierkanker.
-
bepaalde vormen van wekedelensarcoom, wat een vorm van kanker is die de ondersteunende
weefsels van het lichaam treft. Deze vorm kan zich voordoen in spieren, bloedvaten, vetweefsel
of andere weefsels die de organen steunen, omgeven en beschermen.


Wanneer mag u dit middel
niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Neem contact op met uw arts als u denkt dat dit voor u van toepassing is.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts
voordat u dit middel gebruikt:
-
als u een
hartaandoening heeft.
-
als u een
leveraandoening heeft.
-
als u last heeft gehad van
hartfalen of een hartaanval heeft gehad.
-
als u eerder last heeft gehad van een
klaplong.
-
als u problemen heeft met
bloedingen, bloedstolsels of een vernauwing van de bloedvaten.
-
als u
maag- of darmproblemen heeft gehad, zoals een perforatie (gaatje) of fistels (afwijkend
gevormde verbindingen tussen delen van de darm).
-
als u
schildklierproblemen heeft.
-
als u
nierproblemen heeft.
-
als u een
vergroting en verzwakking van een bloedvatwand (aneurysma) of een
scheur in
een bloedvatwand
(arteriële dissectie) heeft of heeft gehad.
Vertel het uw arts als een van de hierboven vermelde situaties op u van toepassing is. Uw arts zal
beslissen of Votrient geschikt is voor u. Het kan nodig zijn om
extra tests uit te voeren om te
controleren of uw nieren, hart en lever goed werken.
Hoge bloeddruk en Votrient
Votrient kan uw bloeddruk verhogen. Uw bloeddruk zal worden gecontroleerd voordat u Votrient
gebruikt en tijdens het gebruik. Indien u een hoge bloeddruk heeft, zult u behandeld worden met
geneesmiddelen om de bloeddruk te verlagen.
-
Vertel het uw arts als u een hoge bloeddruk heeft.

Als u een operatie moet ondergaan
Uw arts zal ten minste 7 dagen voor de operatie stoppen met de behandeling met Votrient, omdat het
van invloed kan zijn op de wondheling. Uw behandeling zal opnieuw worden gestart als de wond
voldoende geheeld is.
Aandoeningen waar u op moet letten
Votrient kan sommige aandoeningen verergeren of ernstige bijwerkingen veroorzaken. U moet
bedacht zijn op sommige verschijnselen tijdens het gebruik van Votrient om het risico op problemen te
verkleinen. Zie
rubriek 4.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Votrient wordt niet aanbevolen voor personen jonger dan 18 jaar. Het is nog niet bekend hoe goed het
werkt bij deze leeftijdsgroep. Bovendien mag het middel uit veiligheidsoverwegingen niet worden
gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar.


claritromycine, ketoconazol, itraconazol, rifampicine, telitromycine, voriconazol
(gebruikt om
infecties te behandelen).
-
atazanavir, indinavir, nelfinavir, ritonavir, saquinavir (gebruikt om
HIV te behandelen).
-
nefazodon (gebruikt om
depressie te behandelen).
-
simvastatine en mogelijk andere statines (die worden gebruikt voor de
behandeling van een
hoog cholesterolgehalte
).
-
geneesmiddelen die het
maagzuur verminderen. Het soort geneesmiddel dat u gebruikt om uw
maagzuur te verminderen (bijvoorbeeld protonpompremmers, H2-antagonisten of antacida) kan
meebepalen hoe u Votrient moet innemen. Vraag uw arts of verpleegkundige om advies.
Vertel het uw arts of apotheker als u een van deze middelen gebruikt.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Gebruik Votrient niet samen met voedsel
, omdat het van invloed is op de manier waarop het
geneesmiddel in uw lichaam wordt opgenomen. Neem het ten minste twee uur na een maaltijd of één
uur voor een maaltijd in (zie rubriek 3).
Drink geen grapefruitsap tijdens de behandeling met Votrient, omdat dit de kans op het optreden van
bijwerkingen kan vergroten.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Het gebruik van Votrient wordt niet aanbevolen als u zwanger bent.
Het effect van Votrient
tijdens de zwangerschap is niet bekend.
-
Vertel het uw arts als u zwanger bent of van plan bent zwanger te worden.
-
Gebruik een betrouwbare vorm van anticonceptie tijdens het gebruik van Votrient en ten
minste 2 weken daarna, om een zwangerschap te voorkomen.
-
Als u toch zwanger wordt tijdens het gebruik, vertel het uw arts.

Geef geen borstvoeding als u met Votrient behandeld wordt. Het is niet bekend of de bestanddelen
van Votrient in de moedermelk terechtkomen. Bespreek dit met uw arts.
Mannelijke patiënten (ook diegenen die een vasectomie (sterilisatie) hebben ondergaan) die een
partner hebben die zwanger is of die zwanger kan worden (ook diegenen die andere
anticonceptiemethoden gebruiken) moeten, wanneer ze Votrient innemen en gedurende ten minste
2 weken na de laatste dosis, condooms gebruiken bij seksuele contacten.
De vruchtbaarheid kan worden aangetast door de behandeling met
Votrient. Bespreek dit met uw
arts.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Votrient kan bijwerkingen geven die van invloed kunnen zijn op uw vermogen om auto te rijden of om
machines te gebruiken.
-
Bestuur geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap als u zich
duizelig voelt, moe of zwak bent, of als u weinig energie heeft.

Votrient bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is.

Hoe gebruikt u dit middel?

Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u
over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel moet u gebruiken
De gebruikelijke dosering
is twee 400 mg tabletten Votrient (800 mg pazopanib) eenmaal per dag.
Dit is de maximale dosis per dag. Uw arts kan de dosering verlagen als er bij u bijwerkingen optreden.
Wanneer moet u het middel innemen?
Neem Votrient niet in met voedsel.
Neem het ten minste twee uur na een maaltijd of één uur voor
een maaltijd in.
U kunt het bijvoorbeeld twee uur na het ontbijt of één uur voor de lunch innemen. Neem Votrient elke
dag rond dezelfde tijd in.
Slik de tabletten in hun geheel, één voor één, met water door. Breek de tabletten niet en vermaal de
tabletten ook niet, omdat dit van invloed is op de manier waarop het middel door uw lichaam wordt
opgenomen en omdat het de kans op bijwerkingen kan vergroten.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel tabletten heeft ingenomen, neem dan
contact op met een arts of apotheker voor advies.
Laat hen, indien mogelijk, de verpakking of deze bijsluiter zien.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem de volgende dosis op het
gebruikelijke tijdstip.


Als u stopt met het gebruik van dit middel
Neem Votrient net zo lang in als uw arts u heeft aanbevolen. Stop niet met het innemen van dit middel
tenzij uw arts u dit aanraadt.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Mogelijke ernstige bijwerkingen

Zwelling van de hersenen (omkeerbaar posterieur leuko-encefalopathisch syndroom)
Votrient kan in zeldzame gevallen zwelling van de hersenen veroorzaken, wat levensbedreigend kan
zijn. Verschijnselen zijn onder meer:
-
verlies van spraak
-
veranderd gezichtsvermogen
-
insulten (toevallen)
-
verwarring
-
hoge bloeddruk
Stop met het gebruik van Votrient en
zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze
verschijnselen krijgt, of als u hoofdpijn krijgt in combinatie met een van deze verschijnselen.


ernstige pijn op de borst
-
ernstige hoofdpijn
-
troebel zicht
-
verwarring
-
misselijkheid
-
overgeven
-
ernstige angst
-
kortademigheid
-
epileptische aanvallen
-
flauwvallen
Stop met het innemen van Votrient
en
zoek onmiddellijk medische hulp als u een hypertensieve
crisis krijgt.
Hartaandoeningen
Het risico op deze problemen kan groter zijn voor personen met een bestaand hartprobleem of
personen die andere geneesmiddelen nemen. U zult onderzocht worden op hartproblemen als u
Votrient inneemt.
Hartstoornis/hartfalen, hartaanval
Votrient kan een invloed hebben op hoe goed uw hart pompt of kan de kans op het krijgen van een
hartaanval verhogen. Tekenen kunnen zijn:
-
onregelmatige of snelle hartslag
-
snel samentrekken van het hart
-
flauwvallen
-
pijn of druk op de borst
-
pijn in uw armen, rug, nek of kaak
-
kortademigheid
-
zwellen van de benen
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.
Veranderingen in het hartritme (QT-verlenging)
Votrient kan het hartritme beïnvloeden, waardoor bij sommige mensen een mogelijk ernstige
hartaandoening kan ontstaan, genaamd torsade de pointes. Dit kan leiden tot een zeer snelle hartslag
wat een plotseling verlies van bewustzijn veroorzaakt.
Vertel het uw arts als u
vreemde veranderingen in uw hartslag krijgt, zoals een te snelle of te
langzame hartslag.
Beroerte
Votrient kan de kans op het krijgen van een beroerte verhogen. Tekenen van een beroerte kunnen zijn:
-
gevoelloosheid of verzwakking aan een kant van uw lichaam
-
moeilijk kunnen spreken
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.


bloed in de ontlasting of zwarte ontlasting
-
bloed in de urine
-
buikpijn
-
bloed ophoesten of bloed braken
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.


Perforatie en fistels
Votrient kan een scheur (perforatie) in uw maag of in de darmwand of het ontstaan van een abnormale
verbinding tussen twee delen van uw spijsverteringskanaal (een fistel) veroorzaken. Tekenen kunnen
zijn:
-
ernstige maagpijn
-
misselijkheid en/of overgeven
-
koorts
-
ontstaan van een gaatje (perforatie) in de maag of in de darm waaruit bloed of vies ruikende
etter vrijkomt
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.


Leverproblemen
Votrient kan leverproblemen veroorzaken die ernstig kunnen worden, zoals een slechte werking van
de lever en leverfalen, wat fataal kan zijn. Uw arts zal uw leverenzymen controleren als u Votrient
inneemt. Tekenen dat uw lever mogelijk niet goed werkt kunnen zijn:
-
geel kleuren van uw huid of uw oogwit (geelzucht)
-
donkere urine
-
vermoeidheid
-
misselijkheid
-
overgeven
-
verlies van eetlust
-
pijn in de rechterkant van uw buikholte (abdomen)
-
gemakkelijk blauwe plekken hebben
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.
Bloedstolsels
Diepveneuze trombose (DVT) en longembolie
Votrient kan bloedstolsels veroorzaken in uw aders, vooral in uw benen (diepveneuze trombose of
DVT), die ook kunnen verplaatsen naar uw longen (longembolie). Tekenen kunnen zijn:
-
scherpe pijn in de borst
-
kortademigheid
-
snelle ademhaling
-
pijn in de benen
-
zwelling van uw armen en handen of benen en voeten
Trombotische microangiopathie (TMA)
Votrient kan bloedstolsels veroorzaken in de kleine bloedvaten in de nieren en in de hersenen, wat
gepaard gaat met een vermindering van het aantal rode bloedcellen en cellen die betrokken zijn bij de
bloedstolling (trombotische microangiopathie, TMA). Tekenen kunnen zijn:
-
gemakkelijk blauwe plekken hebben
-
hoge bloeddruk
-
koorts
-
verwarring
-
slaperigheid
-
epileptische aanvallen
-
minder urine
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.
koorts
-
griepachtige verschijnselen zoals hoesten, vermoeidheid en pijn in het lichaam die niet weggaat
-
kortademigheid en/of piepende ademhaling
-
pijn bij het plassen
-
sneetjes, schrammen of wonden die rood, warm, gezwollen of pijnlijk zijn
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.


Longontsteking
In zeldzame gevallen kan Votrient longontsteking (interstitiële longaandoening, pneumonitis)
veroorzaken. Bij sommige mensen kan dit fataal zijn. De verschijnselen kunnen ademtekort of hoesten
zijn, die aanhouden. U zult worden onderzocht op longproblemen als u Votrient inneemt.
Zoek onmiddellijk medische hulp als u een van deze verschijnselen krijgt.
Schildklierproblemen
Votrient kan de hoeveelheid schildklierhormoon, die door uw lichaam wordt geproduceerd, verlagen.
Dit kan leiden tot gewichtstoename en vermoeidheid. Het gehalte aan schildklierhormoon in uw bloed
zal gecontroleerd worden als u Votrient inneemt.
Vertel het uw arts als u significante gewichtstoename of vermoeidheid opmerkt.
Wazig zien of afgenomen gezichtsvermogen
Votrient kan het loslaten of scheuren van het netvlies (de retina, de bekleding achter in het oog)
veroorzaken. Dit kan resulteren in wazig zien of een afgenomen gezichtsvermogen.
Vertel het uw arts als u een verandering in uw gezichtsvermogen opmerkt.


Mogelijke bijwerkingen (met inbegrip van mogelijke ernstige bijwerkingen in de betreffende
categorie).

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen
bij meer dan 1 op de 10 personen
)

-
hoge bloeddruk
-
diarree
-
misselijk zijn of overgeven
-
buikpijn
-
afgenomen eetlust
-
gewichtsafname
-
veranderde smaak of verlies van smaak
-
pijn in de mond
-
hoofdpijn
-
tumorpijn
-
gebrek aan energie, zich zwak of moe voelen
-
veranderingen in de haarkleur
-
ongewoon haarverlies of dunner worden van het haar
-
verlies van huidpigment
-
huiduitslag, met mogelijk schilferen van de huid
-
roodheid en zwelling van de handpalmen of voetzolen
Neem contact op met uw arts of apotheker als u van een van deze bijwerkingen veel last krijgt.
toegenomen leverenzymen
-
afgenomen albumine in het bloed
-
eiwit in de urine
-
afname in het aantal bloedplaatjes (cellen die uw bloed helpen stollen)
-
afname in het aantal witte bloedcellen

Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij
maximaal 1 op de 10 personen
)
-

indigestie, opgeblazen gevoel, winderigheid
-
bloedneus
-
droge mond of zweren in de mond
-
infecties
-
zich abnormaal suf voelen
-
slaapproblemen
-
borstpijn, kortademigheid, pijn in de benen en opgezwollen benen/voeten. Deze bijwerkingen
kunnen een teken zijn van een bloedstolsel in uw lichaam (trombo-embolie). Als het stolsel
loskomt, kan het in uw longen terechtkomen en dat kan levensbedreigend of zelfs fataal zijn
-
het hart wordt minder effectief in het rondpompen van bloed door het lichaam (hartdisfunctie)
-
langzame hartslag
-
bloeding in de mond, de endeldarm of de long
-
duizeligheid
-
wazig zien
-
opvliegers
-
zwelling veroorzaakt door vocht in weefsels van gezicht, handen, enkels, voeten of oogleden
-
tinteling, zwakheid of gevoelloosheid in handen, armen, benen of voeten
-
huidaandoeningen, roodheid, jeuk, droge huid
-
nagelafwijkingen
-
een brandend, prikkend, jeukend of tintelend gevoel in de huid
-
het koud hebben, met rillingen
-
overmatig zweten
-
uitdroging
-
pijn in spieren, gewrichten, pezen of in de borst, spierspasmen
-
heesheid
-
te weinig lucht hebben
-
hoesten
-
bloed ophoesten
-
de hik hebben
-
een klaplong en lucht die komt vast te zitten in de ruimte tussen de long en de borst, wat vaak
tot kortademigheid leidt (pneumothorax)
Neem contact op met uw arts of apotheker als u van een van deze bijwerkingen veel last krijgt.
Vaak voorkomende bijwerkingen die uit uw bloed- of urineonderzoek kunnen blijken
-

verminderde schildklierfunctie
-
afwijkende leverfunctie
-
toegenomen hoeveelheid bilirubine (een stof die wordt aangemaakt door de lever)
-
toegenomen hoeveelheid lipase (een enzym dat werkt in de spijsvertering)
-
toegenomen hoeveelheid creatinine (een stof die in de spieren wordt aangemaakt)
-
veranderingen in de gehaltes van andere chemische stoffen/enzymen in uw bloed. Uw arts zal u
informeren over de resultaten van de bloedonderzoeken

beroerte
-
tijdelijke afname in de bloedtoevoer naar de hersenen (transiënte ischemische aanval)
-
onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van het hart of hartaanval (myocardinfarct)
-
gedeeltelijke onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van het hart (myocardiale
ischemie)
-
bloedstolsels die samengaan met een afname van rode bloedcellen en van cellen die betrokken
zijn bij de bloedstolling (trombotische microangiopathie, TMA). Deze stolsels kunnen schade
aanrichten in organen zoals de hersenen en de nieren
-
toename van het aantal rode bloedcellen
-
plotselinge kortademigheid, in het bijzonder als het samen gaat met een scherpe pijn in de borst
en/of snelle ademhaling (longembolie)
-
een ernstige bloeding in het spijsverteringskanaal (zoals maag, slokdarm of darmen) of in de
nieren, vagina en de hersenen
-
hartritmestoornis (QT-verlenging)
-
gat (perforatie) in de maag of darm
-
de vorming van afwijkende verbindingen tussen delen van de darm (fistels)
-
zware of onregelmatige menstruatie
-
plotselinge ernstige verhoging van de bloeddruk (hypertensieve crisis)
-
ontsteking van de pancreas (pancreatitis)
-
ontsteking van de lever, of een niet goed werkende of beschadigde lever
-
geelverkleuring van de huid of oogwitten (geelzucht)
-
ontsteking van de bekleding van de buikholte (peritonitis)
-
loopneus
-
uitslag die kan jeuken of ontstoken kan zijn (platte of opgezette plekken of blaren)
-
frequente stoelgang
-
verhoogde gevoeligheid van de huid tegen zonlicht
-
afgenomen gevoel of gevoeligheid, vooral in de huid
-
huidwond die niet geneest (huidzweer)

Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij
maximaal 1 op de 1000 personen)

-
longontsteking (pneumonitis)
-
een dunne en zwakke plek in een bloedvat en het wijder worden van het bloedvat (aneurysma)
of een scheur in een bloedvatwand (arteriële dissectie)

Niet bekend (hoe vaak dit voorkomt kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
tumorlysissyndroom als gevolg van een snelle afbraak van kankercellen
-
leverfalen

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de fles en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-

De werkzame stof in dit middel is pazopanib (als hydrochloride).
Elke Votrient 200 mg filmomhulde tablet bevat 200 mg pazopanib.
Elke Votrient 400 mg filmomhulde tablet bevat 400 mg pazopanib.

-
De andere stoffen in de 200 mg en 400 mg tabletten zijn: hypromellose, macrogol 400,
magnesiumstearaat, microkristallijne cellulose, polysorbaat 80, povidon (K30),
natriumzetmeelglycolaat, titaandioxide (E171). De 200 mg tabletten bevatten eveneens rood
ijzeroxide (E172).

Hoe ziet Votrient eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Votrient 200 mg filmomhulde tabletten zijn capsulevormig, roze en hebben aan één kant de markering
'GS JT'. De tabletten zijn verkrijgbaar in flessen van 30 of 90 tabletten.
Votrient 400 mg filmomhulde tabletten zijn capsulevormig, wit en hebben aan één kant de markering
'GS UHL'. De tabletten zijn verkrijgbaar in flessen van 30 of 60 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten of tabletsterktes worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Lek Pharmaceuticals d.d.
Verovskova 57
1526 Ljubljana
Slovenië
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Glaxo Wellcome, S.A.
Avda. Extremadura, 3
09400 Aranda De Duero, Burgos
Spanje
Novartis Farmacéutica S.A.
Gran Via de les Corts Catalanes, 764
08013 Barcelona
Spanje
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50


Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11


Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00

Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872

Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 555

Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00


Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570

España
Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888

France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600

Hrvatska

România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01

Ireland

Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50

Ísland

Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439

Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00


Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Votrient 400 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Votrient 400 mg te vormen.

Deel je ervaring met Votrient 400 mg

  • Ik neem dit medicijn wegens
    uitzaaiingen nierkanker
    Mijn ervaring
    de eerste 2 scans lieten zien dat de uizaaiingen allemaal iets kleiner waren geworden.Bij de 3de scan was alles hetzelfde gebleven.
    Ik ervaar deze bijwerkingen
    Ik ervaar geen bijwerkingen
Bekijk alle beoordelingen

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG