Vihuma 500 iu

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 250 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 250 IE bevat ongeveer 100 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 500 IE bevat ongeveer 200 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 1000 IE bevat ongeveer 400 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 2000 IE bevat ongeveer 800 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2500 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 2500 IE bevat ongeveer 1000 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 3000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 3000 IE bevat ongeveer 1200 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 4000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 4000 IE bevat ongeveer 1600 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
De sterkte (IE) wordt bepaald via het chromogeenonderzoek van de Europese Farmacopee. De
specifieke activiteit van Vihuma bedraagt ongeveer 9500 IE/mg proteïne.
Simoctocog alfa (humane stollingsfactor VIII (rDNA)) is een gezuiverde proteïne die bestaat uit 1440
aminozuren. De volgorde van de aminozuren is vergelijkbaar met de 90 + 80 kDa vorm van humane
plasmafactor VIII (d.w.z. zonder B-domein). Vihuma wordt middels recombinant-DNA-technologie
geproduceerd in genetisch gemodificeerde humane embryonale niercellen (HEK-293F cellen). Tijdens
2
het productieproces of aan het eindproduct wordt geen materiaal van dierlijke of menselijke oorsprong
toegevoegd.
Hulpstof met bekend effect
Eén ml gereconstitueerde oplossing bevat 7,35 mg natrium (18,4 mg natrium per injectieflacon).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Poeder: wit tot gebroken wit kruimelig poeder.
Oplosmiddel: een heldere, kleurloze vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-
deficiëntie).
Vihuma kan bij alle leeftijdsgroepen worden gebruikt.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient onder toezicht te staan van een arts die ervaren is in de behandeling van
hemofilie.
Monitoring van de behandeling
Tijdens de behandeling worden geadviseerd om passende factor VIII-spiegels te bepalen om de toe te
passen dosering en de frequentie van herhaalde toedieningen te kunnen sturen. Individuele patiënten
kunnen verschillen in hun respons op factor VIII, gedemonstreerd door verschillende halfwaardetijden
en herstelwaarden. De op lichaamsgewicht gebaseerde dosis kan aanpassingen vergen bij patiënten
met een te laag of te hoog gewicht. Vooral bij grote chirurgische ingrepen is nauwkeurige monitoring
van de vervangingstherapie door middel van coagulatieanalyse (factor VIII-activiteit in plasma)
onontbeerlijk.
Indien een
in vitro
op tromboplastinetijd (aPTT)-gebaseerde eenstapsstollingstest gebruikt wordt voor
het bepalen van factor VIII-activiteit in het bloed van de patiënt, kunnen de plasmafactor VIII-
activiteitsresultaten significant beïnvloed worden door zowel het type aPTT-reagens als de
referentiestandaard van de test. Er kunnen tevens significante afwijkingen optreden tussen
testresultaten van de op aPTT-gebaseerde eenstapsstollingstest en de chromogene test volgens de
Ph. Eur. Dit is vooral van belang bij het wisselen van laboratorium en/of de reagentia die in de test
worden gebruikt.
Dosering
De dosis en duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie,
de plaats en de omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt.
Het aantal toegediende eenheden van factor VIII wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), die
verband houden met de huidige WHO concentraatstandaard voor factor VIII-producten. De activiteit
van factor VIII in plasma wordt uitgedrukt als een percentage (ten opzichte van de normaalwaarde in
humaan plasma) of bij voorkeur in Internationale Eenheden (ten opzichte van een Internationale
Standaard voor factor VIII in plasma).
3
Één Internationale Eenheid (IE) van factor VIII-activiteit komt overeen met de hoeveelheid factor VIII
in één ml normaal humaan plasma.
'On demand'-behandeling
De berekening van de vereiste dosis van factor VIII is gebaseerd op de empirische vaststelling dat
1 Internationale Eenheid (IE) factor VIII per kg lichaamsgewicht de factor VIII-activiteit in het plasma
verhoogt met ongeveer 2% van de normale activiteit of 2 IE/dl. De vereiste dosis wordt bepaald met
behulp van de volgende formule:
Vereiste eenheden = lichaamsgewicht (kg) x gewenste factor VIII-stijging (%) (IE/dl) x 0,5 (IE/kg
per IE/dl)
Verwachte factor VIII-stijging (% van normaal) =
_2 x toegediende IE_
lichaamsgewicht (kg)
De toe te dienen hoeveelheid en de toedieningsfrequentie moeten altijd gericht zijn op de individuele
klinische werkzaamheid bij de patiënt.
In geval van de volgende bloedingen mag de factor VIII-activiteit niet dalen onder de in de
overeenkomstige periode bepaalde plasma-activiteitswaarde (als % van normaal of IE/dl). De
volgende tabel kan worden gebruikt als doseringsleidraad bij bloedingen en chirurgische ingrepen.
Mate van bloeding/
type van chirurgische ingreep
Bloeding
Beginnende hemartrose, spier-
of mondbloeding
20–40
De toediening om de 12 tot 24 uur
herhalen. Minstens 1 dag, tot de
bloeding gestelpt is, zoals blijkt uit het
verdwijnen van de pijn, of heling is
verkregen.
Herhaal het infuus om de 12 tot 24 uur
gedurende 3 tot 4 dagen of langer, tot
het acute ongemak en de pijn
verdwenen zijn.
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot het gevaar geweken is.
Om de 24 uur, minstens 1 dag, tot
heling is opgetreden.
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot de wond voldoende geheeld is,
vervolg dan de behandeling nog
minstens 7 dagen om een factor VIII-
activiteit te behouden tussen 30% en
60% (IE/dl).
Vereiste factor VIII-
waarde (%) (IE/dl)
Dosisfrequentie (uren)/
duur van de behandeling (dagen)
Meer uitgebreide hemartrose,
spierbloeding of hematomen
30–60
Levensbedreigende bloedingen
Chirurgische ingreep
Kleine ingrepen,
met inbegrip van tandextractie
Zware ingrepen
60–100
30–60
80–100
(pre- en postoperatief)
Profylaxe
Voor de langetermijnprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zijn de
gebruikelijke doses 20 tot 40 IE factor VIII per kg lichaamsgewicht, toegediend om de 2 tot 3 dagen.
Het regime kan op basis van de respons van de patiënt worden aangepast.
In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere dosisintervallen of hogere doses
noodzakelijk zijn.
4
Pediatrische patiënten
De dosering is hetzelfde bij volwassenen en kinderen en adolescenten, maar voor kinderen en
adolescenten kunnen kortere dosisintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn. De momenteel
beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2.
Wijze van toediening
Vihuma is voor intraveneus gebruik.
Er wordt aanbevolen niet meer dan 4 ml per minuut toe te dienen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor
een
van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Zoals elk geneesmiddel dat eiwitten bevat en intraveneus wordt toegediend, kan dit geneesmiddel
leiden tot het optreden van allergische overgevoeligheidsreacties. Vihuma bevat sporen van andere
humane gastcelproteïnen dan factor VIII. Als symptomen van overgevoeligheid zich voordoen,
moeten patiënten worden geadviseerd om de behandeling onmiddellijk stop te zetten en contact op te
nemen met hun arts. De patiënten moeten worden ingelicht over de eerste symptomen van
overgevoeligheidsreacties waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, beklemd gevoel op de
borst, piepende ademhaling, hypotensie en anafylaxie.
In geval van shock moet de huidige medische standaardbehandeling voor shock worden gevolgd.
Remmers
De vorming van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII is een bekende complicatie bij
de behandeling van patiënten met hemofilie A. Deze remmers zijn doorgaans IgG-immunoglobulinen,
gericht tegen de prostollingsactiviteit van factor VIII, die aan de hand van het aangepaste onderzoek
gekwantificeerd worden in Bethesda-eenheden (BE) per ml plasma. Het risico op vorming van
remmers houdt verband met de ernst van de aandoening en de blootstelling aan factor VIII, waarbij dit
risico het grootst is tijdens de eerste 50 behandelingsdagen maar levenslang blijft bestaan, hoewel het
risico klein is.
Bij eerder behandelde patiënten met meer dan 100 behandelingsdagen die een voorgeschiedenis van
vorming van remmers hebben, zijn gevallen van terugkomende remmers (lage titer) waargenomen
nadat overgeschakeld is op een ander factor VIII-product. Om die reden wordt aanbevolen alle
patiënten na het overschakelen op een ander product zorgvuldig te controleren op de aanwezigheid van
remmers.
De klinische relevantie van de vorming van remmers is afhankelijk van de titer van de remmer,
waarbij geldt dat remmers met lage titers die kort aanwezig zijn of waarvan de titer consequent laag
blijft, minder risico op een onvoldoende klinische respons opleveren dan remmers met hoge titers.
In het algemeen moeten alle patiënten die met producten met stollingsfactor VIII behandeld worden
nauwkeurig worden gecontroleerd en gevolgd aan de hand van relevante klinische waarnemingen en
laboratoriumtests om de vorming van remmers na te gaan. Indien de verwachte niveaus van
factor VIII-activiteit in plasma niet verkregen worden of indien de bloeding niet onder controle
gehouden wordt met een aangepaste dosis, moet een onderzoek worden uitgevoerd om na te gaan of er
5
een factor VIII-remmer aanwezig is. Bij patiënten met een hoge spiegel aan remmers is het mogelijk
dat de factor VIII-therapie niet doeltreffend is en moeten alternatieve therapieën worden overwogen.
De behandeling van dergelijke patiënten moet worden uitgevoerd door artsen die ervaring hebben met
de behandeling van hemofilie en met factor VIII-remmers.
Cardiovasculaire voorvallen
Bij patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan substitutiebehandeling met FVIII het
cardiovasculaire risico verhogen.
Kathetergerelateerde complicaties
Als een centraal veneuze katheter (CVC) nodig is, dan dient er rekening te worden gehouden met het
risico op CVC-gerelateerde complicaties waaronder lokale infecties, bacteriëmie en trombose op de
katheterplaats.
Pediatrische patiënten
De vermelde waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik zijn zowel van toepassing op volwassenen
als op kinderen en adolescenten.
Hulpstofgerelateerde overwegingen (natriumgehalte)
Dit geneesmiddel bevat 18,4 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,92% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met Vihuma.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is met factor VIII geen voortplantingsonderzoek bij dieren uitgevoerd.
Omdat hemofilie A zelden voorkomt bij vrouwen, is er geen ervaring met het gebruik van factor VIII
tijdens de zwangerschap en borstvoeding. Factor VIII mag daarom alleen tijdens de zwangerschap en
borstvoeding worden toegediend indien absoluut geïndiceerd. Er zijn geen gegevens betreffende de
vruchtbaarheid beschikbaar.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Vihuma heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Overgevoeligheid of allergische reacties (onder meer angio-oedeem, brandend en stekend gevoel op
de plaats van injectie, rillingen, blozen/rood, hoofdpijn, netelroos, hypotensie, lethargie, misselijkheid,
huiduitslag, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, urticaria, waaronder
gegeneraliseerde urticaria, braken, piepende ademhaling) zijn zelden waargenomen bij FVIII-
preparaten. Ze kunnen in sommige gevallen evolueren naar ernstige anafylaxie (waaronder shock).
Bij patiënten met hemofilie A die zijn behandeld met factor VIII, waaronder Vihuma, kunnen zich
neutraliserende antistoffen (remmers) vormen. Indien dergelijke remmers voorkomen, uit zich dit in
een onvoldoende klinische respons. In deze gevallen wordt aangeraden contact op te nemen met een
gespecialiseerd hemofiliecentrum.
Bijwerkingen in tabelvorm
Tijdens klinische studies met Vihuma bij eerder behandelde pediatrische patiënten (2 t/m 11 jaar, n =
58), jongeren tot 18 jaar (12 t/m 17 jaar, n = 3) en volwassen patiënten (n = 129) met ernstige
hemofilie A werden in totaal 12 bijwerkingen (8 bij volwassenen, 4 bij kinderen) gemeld bij
8 patiënten (4 volwassenen, 4 kinderen).
6
Tabel 1 hieronder is opgesteld volgens de MedDRA systeem/orgaanclassificatie (SOC
en Preferred
Term Level).
De frequenties zijn vastgesteld aan de hand van de volgende conventie: zeer vaak (≥1/10), vaak
(≥1/100, <1/10), soms (≥1/1000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1000), zeer zelden (<1/10.000), niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gepresenteerd in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 1. Frequentie van bijwerkingen in klinische onderzoeken
MedDRA systeem/orgaanklasse
Bijwerkingen
Bloed- en
hemorragische anemie
lymfestelselaandoeningen
FVIII-remming
Immuunsysteemaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
overgevoeligheid
paresthesie
hoofdpijn
duizeligheid
draaiduizeligheid
dyspneu
droge mond
rugpijn
pyrexie
ontsteking op injectieplaats
pijn op injectieplaats
malaise
niet-neutraliserende antistof
positief (in PTP’s)
Frequentie
Soms*
Soms (PTP’s)
#
Zeer vaak (PUP’s)
#
Vaak*
Soms*
Soms*
Soms*
Soms*
Soms*
Soms*
Soms*
Vaak*
Soms*
Soms*
Soms*
Soms*
* Berekend als patiënten met een bijwerking per het totale aantal van 280 onderzoekspatiënten, waarvan
190 eerder behandelde patiënten (PTP’s) en 90 niet eerder behandelde patiënten (PUP’s).
#
De frequentie is gebaseerd op onderzoeken met alle producten met factor VIII waaraan patiënten met ernstige
hemofilie A deelnamen. PTP’s = eerder behandelde patiënten, PUP’s = niet eerder behandelde patiënten.
Beschrijving van de geselecteerde bijwerkingen
Bij één volwassen patiënt werd een niet-neutraliserende anti-factor VIII-antistof gevonden (zie Tabel
1). Het monster werd door het centrale laboratorium bij acht verdunningen getest. De uitslag was
alleen bij verdunningsfactor 1 positief en de antistoftiter was erg laag. Een remmende activiteit, zoals
gekwantificeerd met de gemodificeerde Bethesda-test, werd niet gevonden bij deze patiënt. Klinische
werkzaamheid en
in vivo
herstel van Vihuma werden bij deze patiënt niet beïnvloed.
Pediatrische patiënten
Er wordt aangenomen dat frequentie, type en ernst van bijwerkingen bij kinderen en adolescenten
hetzelfde zijn als bij volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er werden geen gevallen van overdosering gerapporteerd.
7
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibloedingsmiddelen, bloedstollingsfactor VIII, ATC-code:
B02BD02.
Het factor VIII/von Willebrandfactor-complex bestaat uit twee moleculen (factor VIII en von
Willebrandfactor) die verschillende fysiologische functies hebben. Bij infuus in een hemofiliepatiënt
bindt factor VIII zich aan von Willebrandfactor in de bloedbaan van de patiënt. Geactiveerde
factor VIII werkt als een co-factor van geactiveerde factor IX en versnelt de omzetting van factor X in
geactiveerde factor X. Geactiveerde factor X zet protrombine om in trombine. Vervolgens zet
trombine fibrinogeen om in fibrine waardoor een stolsel kan worden gevormd. Hemofilie A is een
geslachtsgebonden erfelijke aandoening van de bloedstolling vanwege een tekort aan factor VIII:C en
leidt tot hevige bloedingen in de gewrichten, de spieren of de inwendige organen. De bloedingen
treden spontaan op of worden veroorzaakt door een accidenteel of een chirurgisch trauma. Met
substitutietherapie worden de plasmaspiegels van factor VIII verhoogd, waardoor tijdelijk een
correctie van het tekort aan factor VIII en van de bloedingsneiging mogelijk wordt.
De immunogeniciteit van Vihuma werd beoordeeld in klinische onderzoeken bij 190 eerder
behandelde patiënten met ernstige hemofilie A (129 volwassen en 61 pediatrische patiënten). Geen
van de patiënten ontwikkelde remmers.
Volwassen en adolescente patiënten 12 – 65 jaar
mediane verbruik van Vihuma voor profylaxe 468,7 IE/kg/maand.
Profylaxe:
In een klinische studie bij 32 volwassen patiënten met ernstige hemofilie A was het
Behandeling van bloeding:
D
e mediane dosis voor behandeling van episodes van
doorbraakbloedingen was 33,0 IE/kg bij deze patiënten die profylactisch werden behandeld. In een
andere klinische studie werden 22 volwassen patiënten 'on demand' behandeld. In totaal werden 986
bloedingen behandeld met een mediane dosis van 30,9 IE/kg. Over het algemeen vereisten kleine
bloedingen iets lagere mediane doses, en ernstigere bloedingen tot driemaal hogere mediane doses.
Geïndividualiseerde profylaxe:
De geïndividualiseerde op PK gebaseerde profylaxe werd geëvalueerd
bij 66 volwassen PTP’s met ernstige hemofilie A. Na een standaard profylaxefase van 1-3 maanden
(dosering om de dag of 3 keer per week) werden 44 (67%) patiënten overgeschakeld op een
dosisregime op basis van hun PK-beoordeling, en 40 werkten de 6 maanden durende profylaxe af
volgens het toegewezen doserings- en behandelingsschema. Van deze patiënten werden er 34 (85%)
tweemaal per week of minder behandeld. 33 (82,5%) patiënten hadden geen bloedingen en 36 (90,0%)
patiënten hadden geen spontane bloedingen. Het gemiddelde ± SD geannualiseerde percentage
bloedingen bedroeg 1,2
± 3,9 en de gemiddelde
± SD dosis was 52,2 ± 12,2 IE/kg per injectie en
99,7 ± 25,6 IE/kg per week.
Opmerkelijk is dat de ABR (Annualised Bleeding Rate –
geannualiseerd percentage bloedingen
)
niet vergelijkbaar is tussen de verschillende factorconcentraten en tussen verschillende klinische
studies.
Pediatrische patiënten
Gegevens zijn verkregen van 29 eerder behandelde kinderen tussen 2 en 5 jaar oud, 31 kinderen tussen
6 en 12 jaar oud en één adolescent van 14 jaar. De mediane dosis per profylactische infusie was
37,8 IE/kg. Twintig patiënten gebruikten mediane doses van meer dan 45 IE/kg. Het mediane verbruik
van Vihuma voor profylaxe per maand was 521,9 IE/kg. Voor de behandeling van bloedingen bij
kinderen was een hogere mediane dosis Vihuma nodig (43,9 IE/kg) dan bij volwassenen (33,0 IE/kg),
en voor de behandeling van matig ernstige tot ernstige bloedingen was een hogere mediane dosis
nodig dan bij kleine bloedingen (78,2 IE/kg versus 41,7 IE/kg). Bij jongere kinderen waren over het
algemeen hogere mediane doses nodig (6-12 jaar: 43,9 IE/kg; 2-5 jaar: 52,6 IE/kg). Deze gegevens
8
werden bekrachtigd door een langetermijn opvolging van 49 van deze kinderen die werden behandeld
gedurende een aanvullende mediane periode van ongeveer 30 maanden (bereik van 9,5 tot
52 maanden); tijdens deze periode vertoonden 45% van de kinderen geen spontane bloedingen.
Een prospectieve open-label klinische studie in PUP’s met ernstige hemofilie
A (<1% FVIII:C) loopt
nog.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Vihuma in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten bij behandeling van hemofilie A (congenitale factor VIII-deficiëntie) (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Volwassen patiënten
Tabel 2. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
volwassen patiënten (leeftijd 18-65 jaar) met ernstige hemofilie A (n = 20)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
22,6 ± 8,0
22,3 (8,4 – 38,1)
T
1/2
(u)
14,7 ± 10,4
12,5 (5,4 – 55,6)
IVR (%/IE/kg)
2,5 ± 0,4
2,5 (1,7 – 3,2)
CL (ml/u/kg)
3,0 ± 1,2
2,7 (1,5 – 6,4)
AUC =
area under the curve
(oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T
1/2
= halfwaardetijd,
IVR =
incremental in vivo recovery
(incrementele in
vivo
recovery), CL =
clearance
(klaring),
SD = standaarddeviatie
Tabel 3. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar met ernstige hemofilie A (n = 12)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
13,2 ± 3,4
12,8 (7,8 – 19,1)
T
1/2
(u)
10,0 ± 1,9
9,9 (7,6 – 14,1)
IVR (%/IE/kg)
1,9 ± 0,4
1,9 (1,2 – 2,6)
CL (ml/u/kg)
4,3 ± 1,2
4,2 (2,8 – 6,9)
AUC =
area under the curve
(oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T
1/2
= halfwaardetijd,
IVR =
incremental in vivo recovery
(incrementele
in vivo
recovery), CL =
clearance
(klaring),
SD = standaarddeviatie
Tabel 4. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
kinderen in de leeftijd van 2 tot 5 jaar met ernstige hemofilie A (n = 13)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
11,7 ± 5,3
10,5 (4,9 – 23,8)
T
1/2
(u)
9,5 ± 3,3
8,2 (4,3 – 17,3)
IVR (%/IE/kg)
1,9 ± 0,3
1,8 (1,5 – 2,4)
CL (ml/u/kg)
5,4 ± 2,4
5,1 ( 2,3 – 10,9)
AUC =
area under the curve
(oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T
1/2
= halfwaardetijd,
IVR =
incremental in vivo recovery
(incrementele
in vivo
recovery), CL =
clearance
(klaring), SD =
standaarddeviatie
Pediatrische patiënten
9
Zoals bekend uit de literatuur waren herstel en halfwaardetijd lager bij jonge kinderen dan bij
volwassenen en was de klaring hoger. Dit kan gedeeltelijk worden veroorzaakt door het bekend hogere
plasmavolume per kilogram lichaamsgewicht bij jongere patiënten.
Op basis van gewicht aangepaste subgroepen
Tabel 5. Op basis van gewicht aangepaste farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis:
50 IE/kg) bij eerder behandelde volwassen patiënten (leeftijd 18-65 jaar) met ernstige hemofilie
A (n = 20)
Allen (n=20)
Normaal gewicht
Overgewicht
Obesitas (n=2)
FK-parameter
(n=14)
(n=4)
Chromogene gehaltebepaling Gemiddelde ± SD
AUC (hr*IE/ml)
22,6 ± 8,0
20,4 ± 6,9
24,9 ± 8,9
33,5 ± 6,5
T
1/2
(hr)
14,7 ± 10,4
14,7 ± 12,1
13,4 ± 5,9
17,2 ± 4,8
IVR (%/IE/kg)
2,5 ± 0,4
2,4 ± 0,4
2,7 ± 0,4
2,8 ± 0,3
CL (ml/hr/kg)
3,0 ± 1,2
3,2 ± 1,3
2,6 ± 1,0
1,8 ± 0,4
Chromogene gehaltebepaling Mediaan (bereik)
AUC (hr*IE/ml)
22,3 (8,4 – 38,1)
21,2 (8,4 – 32,6)
23,3 (17,4 – 35,5) 33,5 (28,9 – 38,1)
T
1/2
(hr)
12,5 (5,4 – 55,6)
12,3 (5,4 – 55,6)
11,2 (9,3 – 22,0)
17,2 (13,8 – 20,6)
IVR (%/IE/kg)
2,5 (1,7 – 3,2)
2,4 (1,7 – 3,1)
2,8 (2,3 – 3,2)
2,8 (2,6 – 3,0)
CL (ml/hr/kg)
2,7 (1,5 – 6,4)
2,8 (1,7 – 6,4)
2,5 (1,6 – 3,7)
1,8 (1,5 – 2,0)
Normaal gewicht: BMI 18,5-25 kg/m
2
, Overgewicht: BMI 25-30 kg/m
2
, Obesitas: BMI > 30 kg/m
2
,
SD = standaarddeviatie
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In preklinisch onderzoek werd Vihuma gebruikt om hemostase veilig en effectief bij honden met
hemofilie te herstellen. Onderzoek op het gebied van toxiciteit heeft getoond dat lokale intraveneuze
toediening en systemische blootstelling goed werden verdragen bij laboratoriumdieren (ratten en
cynomolgus-apen).
Specifiek onderzoek met langdurige herhaalde toediening zoals reproductietoxiciteit, chronische
toxiciteit en carcinogeniteit werden niet uitgevoerd met Vihuma vanwege de immuunrespons op
heterologe eiwitten bij alle niet-humane zoogdiersoorten.
Er werd geen onderzoek uitgevoerd naar het mutageen potentieel van Vihuma.
Ex vivo-evaluaties
met behulp van een commerciële testkit voor kwantificatie van de T-cel-respons op
eiwittherapeutica duiden op een laag risico op immunogeniciteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
sucrose
natriumchloride
calciumchloridedihydraat
arginine hydrochloride
natriumcitraatdihydraat
poloxameer 188
Oplosmiddel
water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
10
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
Enkel de meegeleverde injectieset mag worden gebruikt aangezien humane stollingsfactor VIII zich
hecht aan de binnenwand van sommige injectiesystemen, waardoor de behandeling kan falen.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
2 jaar
Tijdens de houdbaarheidsperiode mag het geneesmiddel gedurende één enkele periode van maximaal
1 maand bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) worden bewaard. Wanneer het geneesmiddel
eenmaal uit de koelkast is gehaald mag het niet meer worden teruggeplaatst in de koelkast. Noteer het
begin van de bewaarperiode bij kamertemperatuur op de buitenverpakking van het geneesmiddel.
Na reconstitutie
Na reconstitutie werd de chemische en fysische stabiliteit gedurende 24 uur getoond bij bewaring op
kamertemperatuur.
Vanuit een microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk na reconstitutie te worden
gebruikt. Indien het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden tijdens gebruik en de
omstandigheden vóór gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
De gereconstitueerde oplossing moet op kamertemperatuur bewaard worden. Niet in de koelkast
bewaren na reconstitutie.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de oorspronkelijke verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor bewaren van het geneesmiddel bij kamertemperatuur en de bewaarcondities van het
geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Elke verpakking bevat:
- 1 injectieflacon poeder met 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog alfa in een
injectieflacon (glas type I), afgesloten met een broombutylrubber stop en verzegeld met een
aluminium flip-off dop
- Oplosmiddel: 1 voorgevulde borosilicaatglazen spuit met 2,5 ml water voor injecties
- 1 steriele injectieflaconadapter voor reconstitutie met 1 vleugelnaald en 2 alcoholdoekjes
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het poeder mag alleen worden gereconstitueerd met het meegeleverde oplosmiddel (2,5 ml water voor
injecties) met gebruikmaking van de meegeleverde injectieset. De injectieflacon moet voorzichtig
worden gedraaid tot alle poeder is opgelost. Na reconstitutie moet de oplossing terug in de spuit
worden opgetrokken.
Het gereconstitueerde geneesmiddel moet vóór toediening visueel worden gecontroleerd op de
aanwezigheid van deeltjes en verkleuring. Het gereconstitueerde geneesmiddel is een heldere,
kleurloze oplossing zonder vreemde deeltjes en heeft een pH van 6,5 tot 7,5. Gebruik geen
oplossingen die troebel zijn of bezinksels bevatten.
11
Instructies voor voorbereiding en toediening
1. Laat de spuit met oplosmiddel (water voor injecties) en het poeder in de gesloten
injectieflacon op kamertemperatuur komen. U kunt dit doen door deze in uw handen te houden
tot ze net zo warm aanvoelen als uw handen. Gebruik geen andere methode voor het
opwarmen van de injectieflacon en voorgevulde spuit. Deze temperatuur moet tijdens
reconstitutie worden behouden.
2. Verwijder de plastic flip-off dop van de injectieflacon met poeder, zodat het middenstuk van
de rubber stop zichtbaar wordt. Verwijder niet de grijze stop of de metalen ring rond de
bovenkant van de injectieflacon.
3. Reinig de bovenkant van de injectieflacon met een alcoholdoekje. Laat de alcohol drogen.
4. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de injectieflaconadapter bevat.
Laat de adapter in de verpakking.
5. Plaats de injectieflacon met poeder op een effen oppervlak en houd deze stevig vast. Pak de
verpakking met de adapter en plaats de injectieflaconadapter op het midden van de rubber stop
van de flacon met poeder. Druk de verpakking van de adapter stevig omlaag tot de punt van de
adapter door de rubber stop dringt. De adapter klikt vast op de injectieflacon wanneer dit is
gebeurd.
12
6. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de voorgevulde spuit bevat. Houd
de zuigerstang bij het uiteinde vast en raak de schacht niet aan. Schroef het uiteinde met
schroefdraad van de zuigerstang in de zuiger van de spuit met oplosmiddel door de
zuigerstang met de klok mee te draaien tot u een lichte weerstand voelt.
7. Breek de beveiligde plastic beschermpunt van het andere uiteinde van de spuit met
oplosmiddel af bij de perforatie op de dop. Raak de binnenkant van de dop of de punt van de
spuit niet aan.
8. Verwijder de verpakking van de adapter van de bovenkant van de injectieflacon en voer deze
af.
13
9. Bevestig de spuit met oplosmiddel stevig op de injectieflaconadapter door de spuit met de
klok mee te draaien tot u weerstand voelt.
10. Spuit langzaam al het oplosmiddel in de injectieflacon met poeder door de zuigerstang omlaag
te drukken.
11. Beweeg de injectieflacon, zonder de spuit te verwijderen, heel voorzichtig een paar keer of
draai deze rond om het poeder op te lossen. Niet schudden. Wacht tot al het poeder helemaal is
opgelost.
12. Controleer de uiteindelijke oplossing vóór toediening op vaste deeltjes. De oplossing moet
helder, kleurloos en zo goed als vrij van zichtbare deeltjes zijn. Gebruik geen oplossingen die
troebel zijn of bezinksels bevatten.
13. Draai de injectieflacon met de spuit ondersteboven en trek langzaam de uiteindelijke oplossing
op in de spuit. Zorg ervoor dat de volledige inhoud van de injectieflacon wordt opgetrokken in
de spuit.
14
14. Maak de gevulde spuit los van de injectieflaconadapter door de injectieflacon tegen de klok in
te draaien en voer de lege injectieflacon af.
15. De oplossing is nu klaar en moet direct worden gebruikt. Niet in de koelkast bewaren.
16. Reinig de geselecteerde injectieplaats met één van de meegeleverde alcoholdoekjes.
17. Bevestig de meegeleverde infusieset op de spuit.
Steek de naald van de infusieset in de gekozen ader zoals u dat heeft geleerd. Als u een
knelband heeft gebruikt om de ader gemakkelijker te kunnen zien, moet de knelband worden
gelost voor u de oplossing begint te injecteren.
Zorg dat er geen bloed terugstroomt in de spuit. Bloed dat terugstroomt in de spuit kan stollen
en zo de spuit verstoppen, waardoor u niet meer de juiste dosis kunt injecteren.
18. Injecteer de oplossing in de ader met een trage snelheid, niet sneller dan 4 ml per minuut.
Als u meer dan één injectieflacon poeder gebruikt voor één behandeling, mag u opnieuw dezelfde
injectienaald of infusieset gebruiken. De injectieflaconadapter en de spuit zijn bestemd voor eenmalig
gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/001
EU/1/16/1168/002
EU/1/16/1168/003
EU/1/16/1168/004
EU/1/16/1168/005
EU/1/16/1168/006
EU/1/16/1168/007
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
15
Datum van eerste verlening van de vergunning: 13 februari 2017
Datum van laatste verlenging:
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
17
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT(EN)
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 250 IE simoctocog alfa (100 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
21
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/001
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 250
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 250 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 500 IE simoctocog alfa (200 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
24
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/002
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 500
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
26
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 1000 IE simoctocog alfa (400 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
27
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/003
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 1000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 1000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
29
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 2000 IE simoctocog alfa (800 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
30
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/004
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 2000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
31
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 2000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
32
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 2500 IE simoctocog alfa (1000 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
33
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/005
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 2500
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 2500 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
35
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 3000 IE simoctocog alfa (1200 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
36
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/006
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 3000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
37
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 3000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
38
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 4000 IE simoctocog alfa (1600 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter
voor
meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
39
Kan worden bewaard bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) gedurende één periode van maximaal 1
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/007
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Vihuma 4000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
40
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
POEDER INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 4000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
41
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT MET 2,5 ML WATER VOOR INJECTIES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Vihuma
Water voor injecties
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
2,5 ml
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
42
B. BIJSLUITER
43
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Vihuma en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Vihuma en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Vihuma bevat de werkzame stof humane recombinante stollingsfactor VIII (ook wel simoctocog alfa
genoemd). Factor VIII is nodig om het bloed te laten stollen en het bloeden te stoppen. Bij patiënten
met hemofilie A (aangeboren factor VIII-tekort) ontbreekt factor VIII of werkt het niet naar behoren.
Vihuma vervangt de ontbrekende factor VIII zodat het bloed normaal kan stollen. Het kan in alle
leeftijdsgroepen worden gebruikt om bloedingen bij patiënten met hemofilie A te behandelen en te
voorkómen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Als u hier niet zeker over bent, neem dan contact op met uw arts.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Er bestaat een zeer kleine kans dat u een anafylactische reactie (een ernstige, plotselinge allergische
reactie) op Vihuma krijgt. U moet alert zijn op de vroege verschijnselen van allergische reacties die
vermeld staan in rubriek 4 "Allergische reacties".
Als een van deze symptomen optreedt, stop dan de injectie onmiddellijk en neem contact op met uw
arts.
44
De vorming van remmers (antistoffen) is een bekende complicatie die kan optreden bij behandeling
met alle geneesmiddelen met factor VIII. Deze remmers verhinderen – vooral in grote aantallen – dat
de behandeling goed werkt. U of uw kind zal dan ook zorgvuldig worden gecontroleerd op de vorming
van deze remmers. Als uw bloeding of de bloeding van uw kind niet onder controle gehouden wordt
met Vihuma, raadpleeg dan onmiddellijk uw arts.
Complicaties met betrekking tot hart en vaten
Bij patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren (dat wil zeggen risicofactoren met
betrekking tot hart en vaten) kan substitutiebehandeling met factor VIII het cardiovasculaire risico
verhogen.
Kathetergerelateerde complicaties
Als u een centraal veneuze katheter nodig heeft, dan dient er rekening te worden gehouden met het
risico op complicaties in verband met het gebruik van de katheter, waaronder lokale infecties,
aanwezigheid van bacteriën in het bloed en trombose op de katheterplaats.
Terugvinden herkomst
Het is belangrijk dat u bijhoudt welke batchnummers van Vihuma u krijgt.
Daarom moet u elke keer dat u een nieuwe verpakking Vihuma krijgt, de datum en het batchnummer
noteren. Het batchnummer vindt u op de verpakking na
{Lot}.
Bewaar deze gegevens op een veilige
plaats.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Vihuma nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Vihuma heeft geen invloed op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om machines te bedienen.
Vihuma bevat natrium
Dit middel bevat 18,4 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per
injectieflacon. Dit komt overeen met 0,92% van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid
natrium in de voeding voor een volwassene.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
De behandeling met Vihuma zal worden gestart door een arts die ervaren is in de behandeling van
patiënten met hemofilie A. Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of verpleegkundige u
dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of
verpleegkundige.
Vihuma wordt gewoonlijk in een ader geïnjecteerd (intraveneus) door uw arts of een verpleegkundige.
U of iemand anders kan ook uw Vihuma-injectie geven, maar alleen na voldoende training.
Uw arts zal uw dosis Vihuma berekenen (in Internationale Eenheden = IE) op basis van uw klinische
toestand en lichaamsgewicht, en van het feit of het wordt gebruikt om bloedingen te voorkómen of te
behandelen. Hoe vaak u een injectie nodig heeft, zal afhankelijk zijn van hoe goed dit middel bij u
werkt. Gewoonlijk is de behandeling voor hemofilie A een levenslange behandeling.
Het voorkómen van bloedingen
45
De gebruikelijke dosis Vihuma is 20 tot 40 IE per kg lichaamsgewicht, om de 2 tot 3 dagen. In
sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen de injecties echter vaker nodig zijn of hogere
doses noodzakelijk zijn.
Het behandelen van bloedingen
De dosis Vihuma wordt berekend op basis van uw lichaamsgewicht en de factor VIII-spiegels die
moeten worden bereikt. De factor VIII-spiegels waarnaar wordt gestreefd, zullen afhankelijk zijn van
de ernst en plaats van de bloeding.
Als u de indruk heeft dat Vihuma niet goed genoeg werkt, neem dan contact op met uw arts. Uw arts
zal laboratoriumtesten laten uitvoeren om ervoor te zorgen dat u de juiste factor VIII-spiegels heeft.
Dit is vooral belangrijk als u een grote operatie ondergaat.
Patiënten die factor VIII-remmers ontwikkelen
Als uw factor VIII de verwachte spiegels niet bereikt met Vihuma, of als de bloeding niet voldoende
wordt gestopt, dan kan dat worden veroorzaakt door de ontwikkeling van factor VIII-remmers. Dit zal
worden onderzocht door uw arts. U kunt eventueel een hogere dosis Vihuma nodig hebben, of een
ander product, om de bloeding onder controle te brengen. Verhoog de totale dosis Vihuma niet om uw
bloeding onder controle te brengen niet zonder met uw arts te overleggen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De manier waarop Vihuma bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt gebruikt, verschilt niet van de
manier waarop het bij volwassenen wordt gebruikt. Omdat factor VIII-producten bij kinderen en
jongeren tot 18 jaar mogelijk vaker moeten worden gebruikt, kan het zijn dat een centraal veneuze
katheter moet worden aangebracht. Een centraal veneuze katheter is een externe verbinding waardoor
geneesmiddelen in de bloedbaan kunnen worden gebracht zonder dat een injectie door de huid nodig
is.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Er zijn geen symptomen van overdosering gerapporteerd. Als u meer Vihuma heeft geïnjecteerd dan
zou moeten, informeer dan uw arts.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Ga direct verder met de volgende dosis en
ga door zoals geadviseerd door uw arts.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van Vihuma zonder uw arts te raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Stop onmiddellijk met het gebruik van dit middel en roep spoedeisende medische hulp in als:
-
u symptomen van allergische reacties krijgt
Allergische reacties kunnen onder andere bestaan uit huiduitslag, netelroos (bultjes op de
huid), jeukende huiduitslag (urticaria), waaronder jeukende huiduitslag over het hele lichaam,
gezwollen lippen en tong, kortademigheid, piepende ademhaling, beklemmend gevoel op de
borst, braken, rusteloosheid, lage bloeddruk en duizeligheid. Dit kunnen vroege symptomen
zijn van een anafylactische shock: een heftige reactie van uw lichaam door een erge allergie.
Als u ernstige, plotselinge allergische (anafylactische) reacties krijgt (zeer zelden: kunnen
voorkomen bij maximaal 1 op de 10.000 personen), moet het injecteren onmiddellijk worden
46
-
gestopt en moet u direct contact opnemen met uw arts. Bij ernstige symptomen is directe
spoedeisende behandeling noodzakelijk.
u merkt dat het middel niet meer goed werkt (bloeding stopt niet of u krijgt vaak
bloedingen)
Bij kinderen en jongeren die niet eerder werden behandeld met geneesmiddelen met
factor VIII kunnen zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 patiënten) remmende antistoffen
worden gevormd (zie rubriek 2).
Bij patiënten die eerder werden behandeld met geneesmiddelen met factor VIII (behandeling
langer dan 150 dagen) komt dit echter soms voor (bij maximaal 1 op de 100 patiënten). Als dit
gebeurt, werken de geneesmiddelen van u of uw kind misschien niet meer goed en kan u of
uw kind hardnekkige bloedingen krijgen. Als dit gebeurt, moet u onmiddellijk contact
opnemen met uw arts.
Vaak voorkomende bijwerkingen kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 personen
Overgevoeligheid, koorts.
Soms voorkomende bijwerkingen kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
Tintelend of doof gevoel (paresthesie), hoofdpijn, draaiduizeligheid, droge mond, rugpijn, ontsteking
op de plaats van injectie, pijn op de plaats van injectie, een vaag gevoel van lichamelijk ongemak
(malaise), bloedarmoede veroorzaakt door bloedingen (hemorragische anemie), niet-neutraliserende
antistof positief (in eerder behandelde patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden kunt u ons helpen
meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de doos en de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand
is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
oorspronkelijke verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór bereiding kan het poeder van Vihuma gedurende één enkele periode van maximaal 1 maand op
kamertemperatuur worden bewaard (maximaal 25°C). Noteer op de buitenverpakking de datum
waarop u u Vihuma begint te bewaren op kamertemperatuur. Het product mag daarna niet opnieuw in
de koelkast worden bewaard.
Gebruik de klaargemaakte oplossing direct na bereiding.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de beveiligde verpakking van vooral de spuit en/of de
injectieflacon is aangetast.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
47
Poeder:
-
De werkzame stof in dit middel is de recombinante humane stollingsfactor VIII (simoctocog
alfa).
Elke injectieflacon met poeder bevat 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog
alfa.
Elke gereconstitueerde oplossing bevat ongeveer 100, 200, 400, 800, 1000, 1200 of 1600 IE/ml
simoctocog alfa.
-
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat,
arginine hydrochloride, natriumcitraatdihydraat en poloxameer 188. Zie rubriek 2, “Vihuma
bevat natrium”.
Oplosmiddel:
water voor injecties
Hoe ziet Vihuma eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Vihuma is een poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Het poeder is een wit tot gebroken
wit poeder in een injectieflacon van glas. Het oplosmiddel is water voor injecties in een voorgevulde
glazen spuit.
Na bereiding is de oplossing helder, kleurloos en vrij van vreemde deeltjes.
Elke verpakking van Vihuma bevat:
- 1 injectieflacon poeder met 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog alfa
- 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties
- 1 injectieflaconadapter
- 1 vleugelnaald
- 2 alcoholdoekjes
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Octapharma AB, Lars Forssells gata 23, 112 75 Stockholm, Zweden
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Biotest AG (Germany)
Tél/Tel: +49 6103 801-0
България
Biotest AG (Germany)
Teл.: +49 6103 801-0
Česká republika
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Danmark
Biotest AG (Germany)
Tlf: +49 6103 801-0
Deutschland
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Eesti
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Ελλάδα
48
Lietuva
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Luxembourg/Luxemburg
Biotest AG (Germany)
Tél/Tel: +49 6103 801-0
Magyarország
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Malta
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Nederland
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Norge
Biotest AG (Germany)
Tlf: +49 6103 801-0
Österreich
Biotest AG (Germany)
Τηλ:
+49 6103 801-0
España
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
France
Biotest AG (Germany)
Tél: +49 6103 801-0
Hrvatska
Biotest AG (Germany)
Tél: +49 6103 801-0
Ireland
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Ísland
Biotest AG (Germany)
Sími: +49 6103 801-0
Italia
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Κύπρος
Biotest AG (Germany)
Τηλ:
+49 6103 801-0
Latvija
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Biotest Austria GmbH
Tel: +43 1 545 15 61-0
Polska
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Portugal
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
România
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Slovenija
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Slovenská republika
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Suomi/Finland
Biotest AG (Germany)
Puh/Tel: +49 6103 801-0
Sverige
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
United Kingdom (Northern Ireland)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
49
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
'On demand'-behandeling
De toe te dienen hoeveelheid en de toedieningsfrequentie moeten altijd gericht zijn op de individuele
klinische werkzaamheid bij de patiënt.
In geval van de volgende bloedingen mag de factor VIII-activiteit niet dalen onder de in de
overeenkomstige periode bepaalde plasma-activiteitswaarde (als % van normaal of IE/dl). De
volgende tabel kan worden gebruikt als doseringsleidraad bij bloedingen en chirurgische ingrepen.
Mate van bloeding/
type van chirurgische ingreep
Bloeding
Beginnende hemartrose, spier-
of mondbloeding
20–40
De toediening om de 12 tot 24 uur
herhalen. Minstens 1 dag, tot de
bloeding gestelpt is, zoals blijkt uit het
verdwijnen van de pijn, of heling is
verkregen.
Herhaal het infuus om de 12 tot 24 uur
gedurende 3 tot 4 dagen of langer, tot
het acute ongemak en de pijn
verdwenen zijn.
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot het gevaar geweken is.
Om de 24 uur, minstens 1 dag, tot
heling is opgetreden.
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot de wond voldoende geheeld is,
vervolg dan de behandeling nog
minstens 7 dagen om een factor VIII-
activiteit te behouden tussen 30% en
60% (IE/dl).
Vereiste factor VIII-
waarde (%) (IE/dl)
Dosisfrequentie (uren)/
duur van de behandeling (dagen)
Meer uitgebreide hemartrose,
spierbloeding of hematomen
30–60
Levensbedreigende bloedingen
Chirurgische ingreep
Kleine ingrepen,
met inbegrip van tandextractie
Zware ingrepen
60–100
30–60
80–100
(pre- en postoperatief)
50
INSTRUCTIES VOOR VOORBEREIDING EN TOEDIENING
1. Laat de spuit met oplosmiddel (water voor injecties) en het poeder in de gesloten
injectieflacon op kamertemperatuur komen. U kunt dit doen door deze in uw handen te houden
tot ze net zo warm aanvoelen als uw handen. Gebruik geen andere methode voor het
opwarmen van de injectieflacon en voorgevulde spuit. Deze temperatuur moet tijdens
bereiding worden behouden.
2. Verwijder de plastic flip-off dop van de injectieflacon met poeder, zodat het middenstuk van
de rubber stop zichtbaar wordt. Verwijder niet de grijze stop of de metalen ring rond de
bovenkant van de injectieflacon.
3. Reinig de bovenkant van de injectieflacon met een alcoholdoekje. Laat de alcohol drogen.
4. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de injectieflaconadapter bevat.
Laat de adapter in de verpakking.
5. Plaats de injectieflacon met poeder op een effen oppervlak en houd deze stevig vast. Pak de
verpakking met de adapter en plaats de injectieflaconadapter op het midden van de rubber stop
van de flacon met poeder. Druk de verpakking van de adapter stevig omlaag tot de punt van de
adapter door de rubber stop dringt. De adapter klikt vast op de injectieflacon wanneer dit is
gebeurd.
51
6. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de voorgevulde spuit bevat. Houd
de zuigerstang bij het uiteinde vast en raak de schacht niet aan. Schroef het uiteinde met
schroefdraad van de zuigerstang in de zuiger van de spuit met oplosmiddel door de
zuigerstang met de klok mee te draaien tot u een lichte weerstand voelt.
7. Breek de beveiligde plastic beschermpunt van het andere uiteinde van de spuit met
oplosmiddel af bij de perforatie op de dop. Raak de binnenkant van de dop of de punt van de
spuit niet aan.
8. Verwijder de verpakking van de adapter van de bovenkant van de injectieflacon en voer deze
af.
52
9. Bevestig de spuit met oplosmiddel stevig op de injectieflaconadapter door de spuit met de
klok mee te draaien tot u weerstand voelt.
10. Spuit langzaam al het oplosmiddel in de injectieflacon met poeder door de zuigerstang omlaag
te drukken.
11. Beweeg de injectieflacon, zonder de spuit te verwijderen, heel voorzichtig een paar keer of
draai deze rond om het poeder op te lossen. Niet schudden. Wacht tot al het poeder helemaal is
opgelost.
12. Controleer de uiteindelijke oplossing vóór toediening op vaste deeltjes. De oplossing moet
helder, kleurloos en zo goed als vrij van zichtbare deeltjes zijn. Gebruik geen oplossingen die
troebel zijn of bezinksels bevatten.
13. Draai de injectieflacon met de spuit ondersteboven en trek langzaam de uiteindelijke oplossing
op in de spuit. Zorg ervoor dat de volledige inhoud van de injectieflacon wordt opgetrokken in
de spuit.
53
14. Maak de gevulde spuit los van de injectieflaconadapter door de injectieflacon tegen de klok in
te draaien en voer de lege injectieflacon af.
15. De oplossing is nu klaar en moet direct worden gebruikt. Niet in de koelkast bewaren.
16. Reinig de geselecteerde injectieplaats met één van de meegeleverde alcoholdoekjes.
17. Bevestig de meegeleverde infusieset op de spuit.
Steek de naald van de infusieset in de gekozen ader zoals u dat heeft geleerd. Als u een
knelband heeft gebruikt om de ader gemakkelijker te kunnen zien,moet de knelband worden
gelost voor u de oplossing begint te injecteren.
Zorg dat er geen bloed terugstroomt in de spuit. Bloed dat terugstroomt in de spuit kan stollen
en zo de spuit verstoppen, waardoor u niet meer de juiste dosis kunt injecteren.
18. Injecteer de oplossing in de ader met een trage snelheid, niet sneller dan 4 ml per minuut.
Als u meer dan één injectieflacon poeder gebruikt voor één behandeling, mag u opnieuw dezelfde
injectienaald of infusieset gebruiken. De injectieflaconadapter en de spuit zijn bestemd voor eenmalig
gebruik.
54



BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 250 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 250 IE bevat ongeveer 100 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 500 IE bevat ongeveer 200 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 1000 IE bevat ongeveer 400 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 2000 IE bevat ongeveer 800 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2500 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 2500 IE bevat ongeveer 1000 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 3000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 3000 IE bevat ongeveer 1200 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 4000 IE humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa.
Vihuma 4000 IE bevat ongeveer 1600 IE/ml humane stollingsfactor VIII (rDNA), simoctocog alfa na
reconstitutie.
De sterkte (IE) wordt bepaald via het chromogeenonderzoek van de Europese Farmacopee. De
specifieke activiteit van Vihuma bedraagt ongeveer 9500 IE/mg proteïne.
Simoctocog alfa (humane stollingsfactor VIII (rDNA)) is een gezuiverde proteïne die bestaat uit 1440
aminozuren. De volgorde van de aminozuren is vergelijkbaar met de 90 + 80 kDa vorm van humane
plasmafactor VIII (d.w.z. zonder B-domein). Vihuma wordt middels recombinant-DNA-technologie
geproduceerd in genetisch gemodificeerde humane embryonale niercellen (HEK-293F cellen). Tijdens
toegevoegd.
Hulpstof met bekend effect
Eén ml gereconstitueerde oplossing bevat 7,35 mg natrium (18,4 mg natrium per injectieflacon).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Poeder: wit tot gebroken wit kruimelig poeder.
Oplosmiddel: een heldere, kleurloze vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-
deficiëntie).
Vihuma kan bij alle leeftijdsgroepen worden gebruikt.

4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient onder toezicht te staan van een arts die ervaren is in de behandeling van
hemofilie.
Monitoring van de behandeling
Tijdens de behandeling worden geadviseerd om passende factor VIII-spiegels te bepalen om de toe te
passen dosering en de frequentie van herhaalde toedieningen te kunnen sturen. Individuele patiënten
kunnen verschillen in hun respons op factor VIII, gedemonstreerd door verschillende halfwaardetijden
en herstelwaarden. De op lichaamsgewicht gebaseerde dosis kan aanpassingen vergen bij patiënten
met een te laag of te hoog gewicht. Vooral bij grote chirurgische ingrepen is nauwkeurige monitoring
van de vervangingstherapie door middel van coagulatieanalyse (factor VIII-activiteit in plasma)
onontbeerlijk.
Indien een in vitro op tromboplastinetijd (aPTT)-gebaseerde eenstapsstollingstest gebruikt wordt voor
het bepalen van factor VIII-activiteit in het bloed van de patiënt, kunnen de plasmafactor VIII-
activiteitsresultaten significant beïnvloed worden door zowel het type aPTT-reagens als de
referentiestandaard van de test. Er kunnen tevens significante afwijkingen optreden tussen
testresultaten van de op aPTT-gebaseerde eenstapsstollingstest en de chromogene test volgens de
Ph. Eur. Dit is vooral van belang bij het wisselen van laboratorium en/of de reagentia die in de test
worden gebruikt.
Dosering
De dosis en duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie,
de plaats en de omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt.
Het aantal toegediende eenheden van factor VIII wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), die
verband houden met de huidige WHO concentraatstandaard voor factor VIII-producten. De activiteit
van factor VIII in plasma wordt uitgedrukt als een percentage (ten opzichte van de normaalwaarde in
humaan plasma) of bij voorkeur in Internationale Eenheden (ten opzichte van een Internationale
Standaard voor factor VIII in plasma).
in één ml normaal humaan plasma.
'On demand'-behandeling
De berekening van de vereiste dosis van factor VIII is gebaseerd op de empirische vaststelling dat
1 Internationale Eenheid (IE) factor VIII per kg lichaamsgewicht de factor VIII-activiteit in het plasma
verhoogt met ongeveer 2% van de normale activiteit of 2 IE/dl. De vereiste dosis wordt bepaald met
behulp van de volgende formule:
Vereiste eenheden = lichaamsgewicht (kg) x gewenste factor VIII-stijging (%) (IE/dl) x 0,5 (IE/kg
per IE/dl)
Verwachte factor VIII-stijging (% van normaal) = _2 x toegediende IE_
lichaamsgewicht (kg)
De toe te dienen hoeveelheid en de toedieningsfrequentie moeten altijd gericht zijn op de individuele
klinische werkzaamheid bij de patiënt.
In geval van de volgende bloedingen mag de factor VIII-activiteit niet dalen onder de in de
overeenkomstige periode bepaalde plasma-activiteitswaarde (als % van normaal of IE/dl). De
volgende tabel kan worden gebruikt als doseringsleidraad bij bloedingen en chirurgische ingrepen.

Mate van bloeding/
Vereiste factor VIII- Dosisfrequentie (uren)/
type van chirurgische ingreep
waarde (%) (IE/dl) duur van de behandeling (dagen)
Bloeding

Beginnende hemartrose, spier-
20­40
De toediening om de 12 tot 24 uur
of mondbloeding
herhalen. Minstens 1 dag, tot de
bloeding gestelpt is, zoals blijkt uit het
verdwijnen van de pijn, of heling is
verkregen.
Meer uitgebreide hemartrose,
30­60
Herhaal het infuus om de 12 tot 24 uur
spierbloeding of hematomen
gedurende 3 tot 4 dagen of langer, tot
het acute ongemak en de pijn
verdwenen zijn.
Levensbedreigende bloedingen
60­100
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot het gevaar geweken is.
Chirurgische ingreep

Kleine ingrepen,
30­60
Om de 24 uur, minstens 1 dag, tot
met inbegrip van tandextractie
heling is opgetreden.
Zware ingrepen
80­100
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
(pre- en postoperatief) tot de wond voldoende geheeld is,
vervolg dan de behandeling nog
minstens 7 dagen om een factor VIII-
activiteit te behouden tussen 30% en
60% (IE/dl).
Profylaxe
Voor de langetermijnprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zijn de
gebruikelijke doses 20 tot 40 IE factor VIII per kg lichaamsgewicht, toegediend om de 2 tot 3 dagen.
Het regime kan op basis van de respons van de patiënt worden aangepast.
In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere dosisintervallen of hogere doses
noodzakelijk zijn.
De dosering is hetzelfde bij volwassenen en kinderen en adolescenten, maar voor kinderen en
adolescenten kunnen kortere dosisintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn. De momenteel
beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2.
Wijze van toediening
Vihuma is voor intraveneus gebruik.
Er wordt aanbevolen niet meer dan 4 ml per minuut toe te dienen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Zoals elk geneesmiddel dat eiwitten bevat en intraveneus wordt toegediend, kan dit geneesmiddel
leiden tot het optreden van allergische overgevoeligheidsreacties. Vihuma bevat sporen van andere
humane gastcelproteïnen dan factor VIII. Als symptomen van overgevoeligheid zich voordoen,
moeten patiënten worden geadviseerd om de behandeling onmiddellijk stop te zetten en contact op te
nemen met hun arts. De patiënten moeten worden ingelicht over de eerste symptomen van
overgevoeligheidsreacties waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, beklemd gevoel op de
borst, piepende ademhaling, hypotensie en anafylaxie.
In geval van shock moet de huidige medische standaardbehandeling voor shock worden gevolgd.
Remmers
De vorming van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII is een bekende complicatie bij
de behandeling van patiënten met hemofilie A. Deze remmers zijn doorgaans IgG-immunoglobulinen,
gericht tegen de prostollingsactiviteit van factor VIII, die aan de hand van het aangepaste onderzoek
gekwantificeerd worden in Bethesda-eenheden (BE) per ml plasma. Het risico op vorming van
remmers houdt verband met de ernst van de aandoening en de blootstelling aan factor VIII, waarbij dit
risico het grootst is tijdens de eerste 50 behandelingsdagen maar levenslang blijft bestaan, hoewel het
risico klein is.
Bij eerder behandelde patiënten met meer dan 100 behandelingsdagen die een voorgeschiedenis van
vorming van remmers hebben, zijn gevallen van terugkomende remmers (lage titer) waargenomen
nadat overgeschakeld is op een ander factor VIII-product. Om die reden wordt aanbevolen alle
patiënten na het overschakelen op een ander product zorgvuldig te controleren op de aanwezigheid van
remmers.
De klinische relevantie van de vorming van remmers is afhankelijk van de titer van de remmer,
waarbij geldt dat remmers met lage titers die kort aanwezig zijn of waarvan de titer consequent laag
blijft, minder risico op een onvoldoende klinische respons opleveren dan remmers met hoge titers.
In het algemeen moeten alle patiënten die met producten met stollingsfactor VIII behandeld worden
nauwkeurig worden gecontroleerd en gevolgd aan de hand van relevante klinische waarnemingen en
laboratoriumtests om de vorming van remmers na te gaan. Indien de verwachte niveaus van
factor VIII-activiteit in plasma niet verkregen worden of indien de bloeding niet onder controle
gehouden wordt met een aangepaste dosis, moet een onderzoek worden uitgevoerd om na te gaan of er
dat de factor VIII-therapie niet doeltreffend is en moeten alternatieve therapieën worden overwogen.
De behandeling van dergelijke patiënten moet worden uitgevoerd door artsen die ervaring hebben met
de behandeling van hemofilie en met factor VIII-remmers.
Cardiovasculaire voorvallen
Bij patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan substitutiebehandeling met FVIII het
cardiovasculaire risico verhogen.
Kathetergerelateerde complicaties
Als een centraal veneuze katheter (CVC) nodig is, dan dient er rekening te worden gehouden met het
risico op CVC-gerelateerde complicaties waaronder lokale infecties, bacteriëmie en trombose op de
katheterplaats.
Pediatrische patiënten
De vermelde waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik zijn zowel van toepassing op volwassenen
als op kinderen en adolescenten.
Hulpstofgerelateerde overwegingen (natriumgehalte)
Dit geneesmiddel bevat 18,4 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,92% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met Vihuma.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is met factor VIII geen voortplantingsonderzoek bij dieren uitgevoerd.
Omdat hemofilie A zelden voorkomt bij vrouwen, is er geen ervaring met het gebruik van factor VIII
tijdens de zwangerschap en borstvoeding. Factor VIII mag daarom alleen tijdens de zwangerschap en
borstvoeding worden toegediend indien absoluut geïndiceerd. Er zijn geen gegevens betreffende de
vruchtbaarheid beschikbaar.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Vihuma heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Overgevoeligheid of allergische reacties (onder meer angio-oedeem, brandend en stekend gevoel op
de plaats van injectie, rillingen, blozen/rood, hoofdpijn, netelroos, hypotensie, lethargie, misselijkheid,
huiduitslag, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, urticaria, waaronder
gegeneraliseerde urticaria, braken, piepende ademhaling) zijn zelden waargenomen bij FVIII-
preparaten. Ze kunnen in sommige gevallen evolueren naar ernstige anafylaxie (waaronder shock).
Bij patiënten met hemofilie A die zijn behandeld met factor VIII, waaronder Vihuma, kunnen zich
neutraliserende antistoffen (remmers) vormen. Indien dergelijke remmers voorkomen, uit zich dit in
een onvoldoende klinische respons. In deze gevallen wordt aangeraden contact op te nemen met een
gespecialiseerd hemofiliecentrum.
Bijwerkingen in tabelvorm
Tijdens klinische studies met Vihuma bij eerder behandelde pediatrische patiënten (2 t/m 11 jaar, n =
58), jongeren tot 18 jaar (12 t/m 17 jaar, n = 3) en volwassen patiënten (n = 129) met ernstige
hemofilie A werden in totaal 12 bijwerkingen (8 bij volwassenen, 4 bij kinderen) gemeld bij
8 patiënten (4 volwassenen, 4 kinderen).
Term Level).
De frequenties zijn vastgesteld aan de hand van de volgende conventie: zeer vaak (1/10), vaak
(1/100, <1/10), soms (1/1000, <1/100), zelden (1/10.000, <1/1000), zeer zelden (<1/10.000), niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gepresenteerd in volgorde van afnemende ernst.

Tabel 1. Frequentie van bijwerkingen in klinische onderzoeken
MedDRA systeem/orgaanklasse
Bijwerkingen
Frequentie
Bloed- en
hemorragische anemie
Soms*
lymfestelselaandoeningen
FVIII-remming
Soms (PTP's) #
Zeer vaak (PUP's)#
Immuunsysteemaandoeningen
overgevoeligheid
Vaak*
Zenuwstelselaandoeningen
paresthesie
Soms*
hoofdpijn
Soms*
duizeligheid
Soms*
Evenwichtsorgaan- en
draaiduizeligheid
Soms*
ooraandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
dyspneu
Soms*
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
droge mond
Soms*
Skeletspierstelsel- en
rugpijn
Soms*
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
pyrexie
Vaak*
toedieningsplaatsstoornissen
ontsteking op injectieplaats
Soms*
pijn op injectieplaats
Soms*
malaise
Soms*
Onderzoeken
niet-neutraliserende antistof
Soms*
positief (in PTP's)
* Berekend als patiënten met een bijwerking per het totale aantal van 280 onderzoekspatiënten, waarvan
190 eerder behandelde patiënten (PTP's) en 90 niet eerder behandelde patiënten (PUP's).
# De frequentie is gebaseerd op onderzoeken met alle producten met factor VIII waaraan patiënten met ernstige
hemofilie A deelnamen. PTP's = eerder behandelde patiënten, PUP's = niet eerder behandelde patiënten.
Beschrijving van de geselecteerde bijwerkingen
Bij één volwassen patiënt werd een niet-neutraliserende anti-factor VIII-antistof gevonden (zie Tabel
1). Het monster werd door het centrale laboratorium bij acht verdunningen getest. De uitslag was
alleen bij verdunningsfactor 1 positief en de antistoftiter was erg laag. Een remmende activiteit, zoals
gekwantificeerd met de gemodificeerde Bethesda-test, werd niet gevonden bij deze patiënt. Klinische
werkzaamheid en in vivo herstel van Vihuma werden bij deze patiënt niet beïnvloed.
Pediatrische patiënten
Er wordt aangenomen dat frequentie, type en ernst van bijwerkingen bij kinderen en adolescenten
hetzelfde zijn als bij volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Er werden geen gevallen van overdosering gerapporteerd.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibloedingsmiddelen, bloedstollingsfactor VIII, ATC-code:
B02BD02.
Het factor VIII/von Willebrandfactor-complex bestaat uit twee moleculen (factor VIII en von
Willebrandfactor) die verschillende fysiologische functies hebben. Bij infuus in een hemofiliepatiënt
bindt factor VIII zich aan von Willebrandfactor in de bloedbaan van de patiënt. Geactiveerde
factor VIII werkt als een co-factor van geactiveerde factor IX en versnelt de omzetting van factor X in
geactiveerde factor X. Geactiveerde factor X zet protrombine om in trombine. Vervolgens zet
trombine fibrinogeen om in fibrine waardoor een stolsel kan worden gevormd. Hemofilie A is een
geslachtsgebonden erfelijke aandoening van de bloedstolling vanwege een tekort aan factor VIII:C en
leidt tot hevige bloedingen in de gewrichten, de spieren of de inwendige organen. De bloedingen
treden spontaan op of worden veroorzaakt door een accidenteel of een chirurgisch trauma. Met
substitutietherapie worden de plasmaspiegels van factor VIII verhoogd, waardoor tijdelijk een
correctie van het tekort aan factor VIII en van de bloedingsneiging mogelijk wordt.
De immunogeniciteit van Vihuma werd beoordeeld in klinische onderzoeken bij 190 eerder
behandelde patiënten met ernstige hemofilie A (129 volwassen en 61 pediatrische patiënten). Geen
van de patiënten ontwikkelde remmers.
Volwassen en adolescente patiënten 12 ­ 65 jaar
Profylaxe: In een klinische studie bij 32 volwassen patiënten met ernstige hemofilie A was het
mediane verbruik van Vihuma voor profylaxe 468,7 IE/kg/maand.
Behandeling van bloeding: De mediane dosis voor behandeling van episodes van
doorbraakbloedingen was 33,0 IE/kg bij deze patiënten die profylactisch werden behandeld. In een
andere klinische studie werden 22 volwassen patiënten 'on demand' behandeld. In totaal werden 986
bloedingen behandeld met een mediane dosis van 30,9 IE/kg. Over het algemeen vereisten kleine
bloedingen iets lagere mediane doses, en ernstigere bloedingen tot driemaal hogere mediane doses.
Geïndividualiseerde profylaxe: De geïndividualiseerde op PK gebaseerde profylaxe werd geëvalueerd
bij 66 volwassen PTP's met ernstige hemofilie A. Na een standaard profylaxefase van 1-3 maanden
(dosering om de dag of 3 keer per week) werden 44 (67%) patiënten overgeschakeld op een
dosisregime op basis van hun PK-beoordeling, en 40 werkten de 6 maanden durende profylaxe af
volgens het toegewezen doserings- en behandelingsschema. Van deze patiënten werden er 34 (85%)
tweemaal per week of minder behandeld. 33 (82,5%) patiënten hadden geen bloedingen en 36 (90,0%)
patiënten hadden geen spontane bloedingen. Het gemiddelde ± SD geannualiseerde percentage
bloedingen bedroeg 1,2 ± 3,9 en de gemiddelde ± SD dosis was 52,2 ± 12,2 IE/kg per injectie en
99,7 ± 25,6 IE/kg per week.
Opmerkelijk is dat de ABR (Annualised Bleeding Rate ­ geannualiseerd percentage bloedingen)
niet vergelijkbaar is tussen de verschillende factorconcentraten en tussen verschillende klinische
studies.
Pediatrische patiënten
Gegevens zijn verkregen van 29 eerder behandelde kinderen tussen 2 en 5 jaar oud, 31 kinderen tussen
6 en 12 jaar oud en één adolescent van 14 jaar. De mediane dosis per profylactische infusie was
37,8 IE/kg. Twintig patiënten gebruikten mediane doses van meer dan 45 IE/kg. Het mediane verbruik
van Vihuma voor profylaxe per maand was 521,9 IE/kg. Voor de behandeling van bloedingen bij
kinderen was een hogere mediane dosis Vihuma nodig (43,9 IE/kg) dan bij volwassenen (33,0 IE/kg),
en voor de behandeling van matig ernstige tot ernstige bloedingen was een hogere mediane dosis
nodig dan bij kleine bloedingen (78,2 IE/kg versus 41,7 IE/kg). Bij jongere kinderen waren over het
algemeen hogere mediane doses nodig (6-12 jaar: 43,9 IE/kg; 2-5 jaar: 52,6 IE/kg). Deze gegevens
gedurende een aanvullende mediane periode van ongeveer 30 maanden (bereik van 9,5 tot
52 maanden); tijdens deze periode vertoonden 45% van de kinderen geen spontane bloedingen.
Een prospectieve open-label klinische studie in PUP's met ernstige hemofilie A (<1% FVIII:C) loopt
nog.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Vihuma in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten bij behandeling van hemofilie A (congenitale factor VIII-deficiëntie) (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Volwassen patiënten

Tabel 2. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
volwassen patiënten (leeftijd 18-65 jaar) met ernstige hemofilie A (n = 20)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
22,6 ± 8,0
22,3 (8,4 ­ 38,1)
T1/2 (u)
14,7 ± 10,4
12,5 (5,4 ­ 55,6)
IVR (%/IE/kg)
2,5 ± 0,4
2,5 (1,7 ­ 3,2)
CL (ml/u/kg)
3,0 ± 1,2
2,7 (1,5 ­ 6,4)
AUC = area under the curve (oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T1/2 = halfwaardetijd,
IVR = incremental in vivo recovery (incrementele in vivo recovery), CL = clearance (klaring),
SD = standaarddeviatie
Tabel 3. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar met ernstige hemofilie A (n = 12)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
13,2 ± 3,4
12,8 (7,8 ­ 19,1)
T1/2 (u)
10,0 ± 1,9
9,9 (7,6 ­ 14,1)
IVR (%/IE/kg)
1,9 ± 0,4
1,9 (1,2 ­ 2,6)
CL (ml/u/kg)
4,3 ± 1,2
4,2 (2,8 ­ 6,9)
AUC = area under the curve (oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T1/2 = halfwaardetijd,
IVR = incremental in vivo recovery (incrementele in vivo recovery), CL = clearance (klaring),
SD = standaarddeviatie
Tabel 4. Farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis: 50 IE/kg) bij eerder behandelde
kinderen in de leeftijd van 2 tot 5 jaar met ernstige hemofilie A (n = 13)
FK-parameter
Chromogene gehaltebepaling
Gemiddelde ± SD
Mediaan (bereik)
AUC (u*IE/ml)
11,7 ± 5,3
10,5 (4,9 ­ 23,8)
T1/2 (u)
9,5 ± 3,3
8,2 (4,3 ­ 17,3)
IVR (%/IE/kg)
1,9 ± 0,3
1,8 (1,5 ­ 2,4)
CL (ml/u/kg)
5,4 ± 2,4
5,1 ( 2,3 ­ 10,9)
AUC = area under the curve (oppervlakte onder de curve) (FVIII:C), T1/2 = halfwaardetijd,
IVR = incremental in vivo recovery (incrementele in vivo recovery), CL = clearance (klaring), SD =
standaarddeviatie
Pediatrische patiënten
volwassenen en was de klaring hoger. Dit kan gedeeltelijk worden veroorzaakt door het bekend hogere
plasmavolume per kilogram lichaamsgewicht bij jongere patiënten.
Op basis van gewicht aangepaste subgroepen

Tabel 5. Op basis van gewicht aangepaste farmacokinetische parameters voor Vihuma (dosis:
50 IE/kg) bij eerder behandelde volwassen patiënten (leeftijd 18-65 jaar) met ernstige hemofilie
A (n = 20)
FK-parameter
Allen (n=20)
Normaal gewicht
Overgewicht
Obesitas (n=2)
(n=14)
(n=4)

Chromogene gehaltebepaling Gemiddelde ± SD
AUC (hr*IE/ml)
22,6 ± 8,0
20,4 ± 6,9
24,9 ± 8,9
33,5 ± 6,5
T1/2 (hr)
14,7 ± 10,4
14,7 ± 12,1
13,4 ± 5,9
17,2 ± 4,8
IVR (%/IE/kg)
2,5 ± 0,4
2,4 ± 0,4
2,7 ± 0,4
2,8 ± 0,3
CL (ml/hr/kg)
3,0 ± 1,2
3,2 ± 1,3
2,6 ± 1,0
1,8 ± 0,4

Chromogene gehaltebepaling Mediaan (bereik)
AUC (hr*IE/ml)
22,3 (8,4 ­ 38,1)
21,2 (8,4 ­ 32,6)
23,3 (17,4 ­ 35,5) 33,5 (28,9 ­ 38,1)
T1/2 (hr)
12,5 (5,4 ­ 55,6)
12,3 (5,4 ­ 55,6)
11,2 (9,3 ­ 22,0)
17,2 (13,8 ­ 20,6)
IVR (%/IE/kg)
2,5 (1,7 ­ 3,2)
2,4 (1,7 ­ 3,1)
2,8 (2,3 ­ 3,2)
2,8 (2,6 ­ 3,0)
CL (ml/hr/kg)
2,7 (1,5 ­ 6,4)
2,8 (1,7 ­ 6,4)
2,5 (1,6 ­ 3,7)
1,8 (1,5 ­ 2,0)
Normaal gewicht: BMI 18,5-25 kg/m2, Overgewicht: BMI 25-30 kg/m2, Obesitas: BMI > 30 kg/m2,
SD = standaarddeviatie

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In preklinisch onderzoek werd Vihuma gebruikt om hemostase veilig en effectief bij honden met
hemofilie te herstellen. Onderzoek op het gebied van toxiciteit heeft getoond dat lokale intraveneuze
toediening en systemische blootstelling goed werden verdragen bij laboratoriumdieren (ratten en
cynomolgus-apen).
Specifiek onderzoek met langdurige herhaalde toediening zoals reproductietoxiciteit, chronische
toxiciteit en carcinogeniteit werden niet uitgevoerd met Vihuma vanwege de immuunrespons op
heterologe eiwitten bij alle niet-humane zoogdiersoorten.
Er werd geen onderzoek uitgevoerd naar het mutageen potentieel van Vihuma.
Ex vivo-evaluaties met behulp van een commerciële testkit voor kwantificatie van de T-cel-respons op
eiwittherapeutica duiden op een laag risico op immunogeniciteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Poeder
sucrose
natriumchloride
calciumchloridedihydraat
arginine hydrochloride
natriumcitraatdihydraat
poloxameer 188
Oplosmiddel
water voor injecties

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
geneesmiddelen gemengd worden.
Enkel de meegeleverde injectieset mag worden gebruikt aangezien humane stollingsfactor VIII zich
hecht aan de binnenwand van sommige injectiesystemen, waardoor de behandeling kan falen.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
2 jaar
Tijdens de houdbaarheidsperiode mag het geneesmiddel gedurende één enkele periode van maximaal
1 maand bij kamertemperatuur (maximaal 25°C) worden bewaard. Wanneer het geneesmiddel
eenmaal uit de koelkast is gehaald mag het niet meer worden teruggeplaatst in de koelkast. Noteer het
begin van de bewaarperiode bij kamertemperatuur op de buitenverpakking van het geneesmiddel.
Na reconstitutie
Na reconstitutie werd de chemische en fysische stabiliteit gedurende 24 uur getoond bij bewaring op
kamertemperatuur.
Vanuit een microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk na reconstitutie te worden
gebruikt. Indien het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden tijdens gebruik en de
omstandigheden vóór gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
De gereconstitueerde oplossing moet op kamertemperatuur bewaard worden. Niet in de koelkast
bewaren na reconstitutie.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de oorspronkelijke verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor bewaren van het geneesmiddel bij kamertemperatuur en de bewaarcondities van het
geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Elke verpakking bevat:
- 1 injectieflacon poeder met 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog alfa in een
injectieflacon (glas type I), afgesloten met een broombutylrubber stop en verzegeld met een
aluminium flip-off dop
- Oplosmiddel: 1 voorgevulde borosilicaatglazen spuit met 2,5 ml water voor injecties
- 1 steriele injectieflaconadapter voor reconstitutie met 1 vleugelnaald en 2 alcoholdoekjes

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het poeder mag alleen worden gereconstitueerd met het meegeleverde oplosmiddel (2,5 ml water voor
injecties) met gebruikmaking van de meegeleverde injectieset. De injectieflacon moet voorzichtig
worden gedraaid tot alle poeder is opgelost. Na reconstitutie moet de oplossing terug in de spuit
worden opgetrokken.
Het gereconstitueerde geneesmiddel moet vóór toediening visueel worden gecontroleerd op de
aanwezigheid van deeltjes en verkleuring. Het gereconstitueerde geneesmiddel is een heldere,
kleurloze oplossing zonder vreemde deeltjes en heeft een pH van 6,5 tot 7,5. Gebruik geen
oplossingen die troebel zijn of bezinksels bevatten.

1. Laat de spuit met oplosmiddel (water voor injecties) en het poeder in de gesloten
injectieflacon op kamertemperatuur komen. U kunt dit doen door deze in uw handen te houden
tot ze net zo warm aanvoelen als uw handen. Gebruik geen andere methode voor het
opwarmen van de injectieflacon en voorgevulde spuit. Deze temperatuur moet tijdens
reconstitutie worden behouden.
2. Verwijder de plastic flip-off dop van de injectieflacon met poeder, zodat het middenstuk van
de rubber stop zichtbaar wordt. Verwijder niet de grijze stop of de metalen ring rond de
bovenkant van de injectieflacon.
3. Reinig de bovenkant van de injectieflacon met een alcoholdoekje. Laat de alcohol drogen.
4. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de injectieflaconadapter bevat.
Laat de adapter in de verpakking.
5. Plaats de injectieflacon met poeder op een effen oppervlak en houd deze stevig vast. Pak de
verpakking met de adapter en plaats de injectieflaconadapter op het midden van de rubber stop
van de flacon met poeder. Druk de verpakking van de adapter stevig omlaag tot de punt van de
adapter door de rubber stop dringt. De adapter klikt vast op de injectieflacon wanneer dit is
gebeurd.
6. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de voorgevulde spuit bevat. Houd
de zuigerstang bij het uiteinde vast en raak de schacht niet aan. Schroef het uiteinde met
schroefdraad van de zuigerstang in de zuiger van de spuit met oplosmiddel door de
zuigerstang met de klok mee te draaien tot u een lichte weerstand voelt.
7. Breek de beveiligde plastic beschermpunt van het andere uiteinde van de spuit met
oplosmiddel af bij de perforatie op de dop. Raak de binnenkant van de dop of de punt van de
spuit niet aan.
8. Verwijder de verpakking van de adapter van de bovenkant van de injectieflacon en voer deze
af.
klok mee te draaien tot u weerstand voelt.
10. Spuit langzaam al het oplosmiddel in de injectieflacon met poeder door de zuigerstang omlaag
te drukken.
11. Beweeg de injectieflacon, zonder de spuit te verwijderen, heel voorzichtig een paar keer of
draai deze rond om het poeder op te lossen. Niet schudden. Wacht tot al het poeder helemaal is
opgelost.
12. Controleer de uiteindelijke oplossing vóór toediening op vaste deeltjes. De oplossing moet
helder, kleurloos en zo goed als vrij van zichtbare deeltjes zijn. Gebruik geen oplossingen die
troebel zijn of bezinksels bevatten.
13. Draai de injectieflacon met de spuit ondersteboven en trek langzaam de uiteindelijke oplossing
op in de spuit. Zorg ervoor dat de volledige inhoud van de injectieflacon wordt opgetrokken in
de spuit.
14. Maak de gevulde spuit los van de injectieflaconadapter door de injectieflacon tegen de klok in
te draaien en voer de lege injectieflacon af.
15. De oplossing is nu klaar en moet direct worden gebruikt. Niet in de koelkast bewaren.
16. Reinig de geselecteerde injectieplaats met één van de meegeleverde alcoholdoekjes.
17. Bevestig de meegeleverde infusieset op de spuit.
Steek de naald van de infusieset in de gekozen ader zoals u dat heeft geleerd. Als u een
knelband heeft gebruikt om de ader gemakkelijker te kunnen zien, moet de knelband worden
gelost voor u de oplossing begint te injecteren.
Zorg dat er geen bloed terugstroomt in de spuit. Bloed dat terugstroomt in de spuit kan stollen
en zo de spuit verstoppen, waardoor u niet meer de juiste dosis kunt injecteren.
18. Injecteer de oplossing in de ader met een trage snelheid, niet sneller dan 4 ml per minuut.
Als u meer dan één injectieflacon poeder gebruikt voor één behandeling, mag u opnieuw dezelfde
injectienaald of infusieset gebruiken. De injectieflaconadapter en de spuit zijn bestemd voor eenmalig
gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/001
EU/1/16/1168/002
EU/1/16/1168/003
EU/1/16/1168/004
EU/1/16/1168/005
EU/1/16/1168/006
EU/1/16/1168/007
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van laatste verlenging:
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL


VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).


C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

· Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.

Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING

BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 250 IE simoctocog alfa (100 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 250
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 250 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE


BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 500 IE simoctocog alfa (200 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/002

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 500
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE


BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 1000 IE simoctocog alfa (400 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/003

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 1000
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 1000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE

BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 2000 IE simoctocog alfa (800 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/004

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 2000
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 2000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE


BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 2500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 2500 IE simoctocog alfa (1000 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/005

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 2500
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 2500 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE

BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 3000 IE simoctocog alfa (1200 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/006

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 3000
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 3000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE


BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vihuma 4000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 poeder injectieflacon bevat 4000 IE simoctocog alfa (1600 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat, arginine hydrochloride,
natriumcitraatdihydraat, poloxameer 188
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 poeder injectieflacon, 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties, 1 injectieflaconadapter, 1
vleugelnaald, 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG


8.

UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Injectieflacon bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
maand.
Uit de koelkast genomen: _____________
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Octapharma AB
Lars Forssells gata 23
112 75 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1168/007

13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Vihuma 4000
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

POEDER INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Vihuma 4000 IE poeder voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)
Voor intraveneus gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
WORDEN VERMELD

VOORGEVULDE SPUIT MET 2,5 ML WATER VOOR INJECTIES

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Vihuma
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2,5 ml
6.
OVERIGE



B. BIJSLUITER

Vihuma 250 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 500 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 1000 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2000 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 2500 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 3000 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Vihuma 4000 IE
poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
simoctocog alfa (recombinant humane stollingsfactor VIII)

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.

Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Vihuma en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Vihuma en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Vihuma bevat de werkzame stof humane recombinante stollingsfactor VIII (ook wel simoctocog alfa
genoemd). Factor VIII is nodig om het bloed te laten stollen en het bloeden te stoppen. Bij patiënten
met hemofilie A (aangeboren factor VIII-tekort) ontbreekt factor VIII of werkt het niet naar behoren.
Vihuma vervangt de ontbrekende factor VIII zodat het bloed normaal kan stollen. Het kan in alle
leeftijdsgroepen worden gebruikt om bloedingen bij patiënten met hemofilie A te behandelen en te
voorkómen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
· U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Als u hier niet zeker over bent, neem dan contact op met uw arts.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Er bestaat een zeer kleine kans dat u een anafylactische reactie (een ernstige, plotselinge allergische
reactie) op Vihuma krijgt. U moet alert zijn op de vroege verschijnselen van allergische reacties die
vermeld staan in rubriek 4 "Allergische reacties".
Als een van deze symptomen optreedt, stop dan de injectie onmiddellijk en neem contact op met uw
arts.
met alle geneesmiddelen met factor VIII. Deze remmers verhinderen ­ vooral in grote aantallen ­ dat
de behandeling goed werkt. U of uw kind zal dan ook zorgvuldig worden gecontroleerd op de vorming
van deze remmers. Als uw bloeding of de bloeding van uw kind niet onder controle gehouden wordt
met Vihuma, raadpleeg dan onmiddellijk uw arts.
Complicaties met betrekking tot hart en vaten
Bij patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren (dat wil zeggen risicofactoren met
betrekking tot hart en vaten) kan substitutiebehandeling met factor VIII het cardiovasculaire risico
verhogen.

Kathetergerelateerde complicaties
Als u een centraal veneuze katheter nodig heeft, dan dient er rekening te worden gehouden met het
risico op complicaties in verband met het gebruik van de katheter, waaronder lokale infecties,
aanwezigheid van bacteriën in het bloed en trombose op de katheterplaats.

Terugvinden herkomst

Het is belangrijk dat u bijhoudt welke batchnummers van Vihuma u krijgt.
Daarom moet u elke keer dat u een nieuwe verpakking Vihuma krijgt, de datum en het batchnummer
noteren. Het batchnummer vindt u op de verpakking na {Lot}. Bewaar deze gegevens op een veilige
plaats.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Vihuma nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.

Zwangerschap en borstvoeding

Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Vihuma heeft geen invloed op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om machines te bedienen.

Vihuma bevat natrium
Dit middel bevat 18,4 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per
injectieflacon. Dit komt overeen met 0,92% van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid
natrium in de voeding voor een volwassene.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?

De behandeling met Vihuma zal worden gestart door een arts die ervaren is in de behandeling van
patiënten met hemofilie A. Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of verpleegkundige u
dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of
verpleegkundige.
Vihuma wordt gewoonlijk in een ader geïnjecteerd (intraveneus) door uw arts of een verpleegkundige.
U of iemand anders kan ook uw Vihuma-injectie geven, maar alleen na voldoende training.


Uw arts zal uw dosis Vihuma berekenen (in Internationale Eenheden = IE) op basis van uw klinische
toestand en lichaamsgewicht, en van het feit of het wordt gebruikt om bloedingen te voorkómen of te
behandelen. Hoe vaak u een injectie nodig heeft, zal afhankelijk zijn van hoe goed dit middel bij u
werkt. Gewoonlijk is de behandeling voor hemofilie A een levenslange behandeling.
Het voorkómen van bloedingen
sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen de injecties echter vaker nodig zijn of hogere
doses noodzakelijk zijn.
Het behandelen van bloedingen
De dosis Vihuma wordt berekend op basis van uw lichaamsgewicht en de factor VIII-spiegels die
moeten worden bereikt. De factor VIII-spiegels waarnaar wordt gestreefd, zullen afhankelijk zijn van
de ernst en plaats van de bloeding.
Als u de indruk heeft dat Vihuma niet goed genoeg werkt, neem dan contact op met uw arts. Uw arts
zal laboratoriumtesten laten uitvoeren om ervoor te zorgen dat u de juiste factor VIII-spiegels heeft.
Dit is vooral belangrijk als u een grote operatie ondergaat.

Patiënten die factor VIII-remmers ontwikkelen
Als uw factor VIII de verwachte spiegels niet bereikt met Vihuma, of als de bloeding niet voldoende
wordt gestopt, dan kan dat worden veroorzaakt door de ontwikkeling van factor VIII-remmers. Dit zal
worden onderzocht door uw arts. U kunt eventueel een hogere dosis Vihuma nodig hebben, of een
ander product, om de bloeding onder controle te brengen. Verhoog de totale dosis Vihuma niet om uw
bloeding onder controle te brengen niet zonder met uw arts te overleggen.

Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar

De manier waarop Vihuma bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt gebruikt, verschilt niet van de
manier waarop het bij volwassenen wordt gebruikt. Omdat factor VIII-producten bij kinderen en
jongeren tot 18 jaar mogelijk vaker moeten worden gebruikt, kan het zijn dat een centraal veneuze
katheter moet worden aangebracht. Een centraal veneuze katheter is een externe verbinding waardoor
geneesmiddelen in de bloedbaan kunnen worden gebracht zonder dat een injectie door de huid nodig
is.

Heeft u te veel van dit middel gebruikt?

Er zijn geen symptomen van overdosering gerapporteerd. Als u meer Vihuma heeft geïnjecteerd dan
zou moeten, informeer dan uw arts.

Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Ga direct verder met de volgende dosis en
ga door zoals geadviseerd door uw arts.

Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van Vihuma zonder uw arts te raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.

Stop onmiddellijk met het gebruik van dit middel en roep spoedeisende medische hulp in als:
-
u symptomen van al ergische reacties krijgt
Allergische reacties kunnen onder andere bestaan uit huiduitslag, netelroos (bultjes op de
huid), jeukende huiduitslag (urticaria), waaronder jeukende huiduitslag over het hele lichaam,
gezwollen lippen en tong, kortademigheid, piepende ademhaling, beklemmend gevoel op de
borst, braken, rusteloosheid, lage bloeddruk en duizeligheid. Dit kunnen vroege symptomen
zijn van een anafylactische shock: een heftige reactie van uw lichaam door een erge allergie.
Als u ernstige, plotselinge allergische (anafylactische) reacties krijgt (zeer zelden: kunnen
voorkomen bij maximaal 1 op de 10.000 personen), moet het injecteren onmiddellijk worden
spoedeisende behandeling noodzakelijk.
-
u merkt dat het middel niet meer goed werkt (bloeding stopt niet of u krijgt vaak
bloedingen)
Bij kinderen en jongeren die niet eerder werden behandeld met geneesmiddelen met
factor VIII kunnen zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 patiënten) remmende antistoffen
worden gevormd (zie rubriek 2).
Bij patiënten die eerder werden behandeld met geneesmiddelen met factor VIII (behandeling
langer dan 150 dagen) komt dit echter soms voor (bij maximaal 1 op de 100 patiënten). Als dit
gebeurt, werken de geneesmiddelen van u of uw kind misschien niet meer goed en kan u of
uw kind hardnekkige bloedingen krijgen. Als dit gebeurt, moet u onmiddellijk contact
opnemen met uw arts.

Vaak voorkomende bijwerkingen kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 personen
Overgevoeligheid, koorts.

Soms voorkomende bijwerkingen kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
Tintelend of doof gevoel (paresthesie), hoofdpijn, draaiduizeligheid, droge mond, rugpijn, ontsteking
op de plaats van injectie, pijn op de plaats van injectie, een vaag gevoel van lichamelijk ongemak
(malaise), bloedarmoede veroorzaakt door bloedingen (hemorragische anemie), niet-neutraliserende
antistof positief (in eerder behandelde patiënten).

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden kunt u ons helpen
meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de doos en de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand
is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
oorspronkelijke verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór bereiding kan het poeder van Vihuma gedurende één enkele periode van maximaal 1 maand op
kamertemperatuur worden bewaard (maximaal 25°C). Noteer op de buitenverpakking de datum
waarop u u Vihuma begint te bewaren op kamertemperatuur. Het product mag daarna niet opnieuw in
de koelkast worden bewaard.
Gebruik de klaargemaakte oplossing direct na bereiding.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de beveiligde verpakking van vooral de spuit en/of de
injectieflacon is aangetast.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is de recombinante humane stollingsfactor VIII (simoctocog
alfa).
Elke injectieflacon met poeder bevat 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog
alfa.
Elke gereconstitueerde oplossing bevat ongeveer 100, 200, 400, 800, 1000, 1200 of 1600 IE/ml
simoctocog alfa.
-
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, natriumchloride, calciumchloridedihydraat,
arginine hydrochloride, natriumcitraatdihydraat en poloxameer 188. Zie rubriek 2, 'Vihuma
bevat natrium'.
Oplosmiddel:
water voor injecties

Hoe ziet Vihuma eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Vihuma is een poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Het poeder is een wit tot gebroken
wit poeder in een injectieflacon van glas. Het oplosmiddel is water voor injecties in een voorgevulde
glazen spuit.
Na bereiding is de oplossing helder, kleurloos en vrij van vreemde deeltjes.
Elke verpakking van Vihuma bevat:
- 1 injectieflacon poeder met 250, 500, 1000, 2000, 2500, 3000 of 4000 IE simoctocog alfa
- 1 voorgevulde spuit met 2,5 ml water voor injecties
- 1 injectieflaconadapter
- 1 vleugelnaald
- 2 alcoholdoekjes

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Octapharma AB, Lars Forssells gata 23, 112 75 Stockholm, Zweden
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:

België/Belgique/Belgien
Lietuva
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tél/Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0


Luxembourg/Luxemburg
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Te.: +49 6103 801-0
Tél/Tel: +49 6103 801-0

Ceská republika
Magyarország
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0

Danmark
Malta
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tlf: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0

Deutschland
Nederland
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0

Eesti
Norge
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tlf: +49 6103 801-0


Österreich
Biotest Austria GmbH
: +49 6103 801-0
Tel: +43 1 545 15 61-0


España
Polska
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0


France
Portugal
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tél: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0


Hrvatska
România
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tél: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0

Ireland
Slovenija
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0

Ísland
Slovenská republika
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Sími: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0


Italia
Suomi/Finland
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Puh/Tel: +49 6103 801-0



Sverige
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0


Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Biotest AG (Germany)
Biotest AG (Germany)
Tel: +49 6103 801-0
Tel: +49 6103 801-0



Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
'On demand'-behandeling
De toe te dienen hoeveelheid en de toedieningsfrequentie moeten altijd gericht zijn op de individuele
klinische werkzaamheid bij de patiënt.
In geval van de volgende bloedingen mag de factor VIII-activiteit niet dalen onder de in de
overeenkomstige periode bepaalde plasma-activiteitswaarde (als % van normaal of IE/dl). De
volgende tabel kan worden gebruikt als doseringsleidraad bij bloedingen en chirurgische ingrepen.

Mate van bloeding/
Vereiste factor VIII- Dosisfrequentie (uren)/
type van chirurgische ingreep
waarde (%) (IE/dl) duur van de behandeling (dagen)
Bloeding

Beginnende hemartrose, spier-
20­40
De toediening om de 12 tot 24 uur
of mondbloeding
herhalen. Minstens 1 dag, tot de
bloeding gestelpt is, zoals blijkt uit het
verdwijnen van de pijn, of heling is
verkregen.
Meer uitgebreide hemartrose,
30­60
Herhaal het infuus om de 12 tot 24 uur
spierbloeding of hematomen
gedurende 3 tot 4 dagen of langer, tot
het acute ongemak en de pijn
verdwenen zijn.
Levensbedreigende bloedingen
60­100
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
tot het gevaar geweken is.
Chirurgische ingreep

Kleine ingrepen,
30­60
Om de 24 uur, minstens 1 dag, tot
met inbegrip van tandextractie
heling is opgetreden.
Zware ingrepen
80­100
Herhaal het infuus om de 8 tot 24 uur
(pre- en postoperatief) tot de wond voldoende geheeld is,
vervolg dan de behandeling nog
minstens 7 dagen om een factor VIII-
activiteit te behouden tussen 30% en
60% (IE/dl).

1. Laat de spuit met oplosmiddel (water voor injecties) en het poeder in de gesloten
injectieflacon op kamertemperatuur komen. U kunt dit doen door deze in uw handen te houden
tot ze net zo warm aanvoelen als uw handen. Gebruik geen andere methode voor het
opwarmen van de injectieflacon en voorgevulde spuit. Deze temperatuur moet tijdens
bereiding worden behouden.
2. Verwijder de plastic flip-off dop van de injectieflacon met poeder, zodat het middenstuk van
de rubber stop zichtbaar wordt. Verwijder niet de grijze stop of de metalen ring rond de
bovenkant van de injectieflacon.
3. Reinig de bovenkant van de injectieflacon met een alcoholdoekje. Laat de alcohol drogen.
4. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de injectieflaconadapter bevat.
Laat de adapter in de verpakking.
5. Plaats de injectieflacon met poeder op een effen oppervlak en houd deze stevig vast. Pak de
verpakking met de adapter en plaats de injectieflaconadapter op het midden van de rubber stop
van de flacon met poeder. Druk de verpakking van de adapter stevig omlaag tot de punt van de
adapter door de rubber stop dringt. De adapter klikt vast op de injectieflacon wanneer dit is
gebeurd.
6. Verwijder de papieren beschermlaag van de verpakking die de voorgevulde spuit bevat. Houd
de zuigerstang bij het uiteinde vast en raak de schacht niet aan. Schroef het uiteinde met
schroefdraad van de zuigerstang in de zuiger van de spuit met oplosmiddel door de
zuigerstang met de klok mee te draaien tot u een lichte weerstand voelt.
7. Breek de beveiligde plastic beschermpunt van het andere uiteinde van de spuit met
oplosmiddel af bij de perforatie op de dop. Raak de binnenkant van de dop of de punt van de
spuit niet aan.
8. Verwijder de verpakking van de adapter van de bovenkant van de injectieflacon en voer deze
af.
klok mee te draaien tot u weerstand voelt.
10. Spuit langzaam al het oplosmiddel in de injectieflacon met poeder door de zuigerstang omlaag
te drukken.
11. Beweeg de injectieflacon, zonder de spuit te verwijderen, heel voorzichtig een paar keer of
draai deze rond om het poeder op te lossen. Niet schudden. Wacht tot al het poeder helemaal is
opgelost.
12. Controleer de uiteindelijke oplossing vóór toediening op vaste deeltjes. De oplossing moet
helder, kleurloos en zo goed als vrij van zichtbare deeltjes zijn. Gebruik geen oplossingen die
troebel zijn of bezinksels bevatten.
13. Draai de injectieflacon met de spuit ondersteboven en trek langzaam de uiteindelijke oplossing
op in de spuit. Zorg ervoor dat de volledige inhoud van de injectieflacon wordt opgetrokken in
de spuit.
14. Maak de gevulde spuit los van de injectieflaconadapter door de injectieflacon tegen de klok in
te draaien en voer de lege injectieflacon af.
15. De oplossing is nu klaar en moet direct worden gebruikt. Niet in de koelkast bewaren.
16. Reinig de geselecteerde injectieplaats met één van de meegeleverde alcoholdoekjes.
17. Bevestig de meegeleverde infusieset op de spuit.
Steek de naald van de infusieset in de gekozen ader zoals u dat heeft geleerd. Als u een
knelband heeft gebruikt om de ader gemakkelijker te kunnen zien,moet de knelband worden
gelost voor u de oplossing begint te injecteren.
Zorg dat er geen bloed terugstroomt in de spuit. Bloed dat terugstroomt in de spuit kan stollen
en zo de spuit verstoppen, waardoor u niet meer de juiste dosis kunt injecteren.
18. Injecteer de oplossing in de ader met een trage snelheid, niet sneller dan 4 ml per minuut.
Als u meer dan één injectieflacon poeder gebruikt voor één behandeling, mag u opnieuw dezelfde
injectienaald of infusieset gebruiken. De injectieflaconadapter en de spuit zijn bestemd voor eenmalig
gebruik.


Heb je dit medicijn gebruikt? Vihuma 500 IU te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Vihuma 500 IU te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Vihuma 500 IU

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG