Stelara 90 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml (5 mg/ml).
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23,
geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Ziekte van Crohn
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
TNFα-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben.
Colitis ulcerosa
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
colitis ulcerosa die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
biologisch geneesmiddel of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor
hebben (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie is bedoeld voor gebruik onder begeleiding en
supervisie van artsen met ervaring in het diagnosticeren en behandelen van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa. STELARA concentraat voor oplossing voor infusie dient uitsluitend te worden
gebruikt voor de intraveneuze dosis voor inductietherapie.
Dosering
Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
De behandeling met STELARA moet worden begonnen met een eenmalige intraveneuze dosis op
basis van het lichaamsgewicht. De infusieoplossing moet worden samengesteld met het aantal
injectieflacons van STELARA 130 mg zoals vermeld in tabel 1 (zie rubriek 6.6 voor de bereiding).
2
Tabel 1
Aanvankelijke intraveneuze toediening van STELARA
Lichaamsgewicht van de
Aanbevolen
Aantal
a
patiënt op het moment van
dosis
injectieflacons van
toediening
STELARA 130 mg
≤ 55 kg
260 mg
2
> 55 kg tot ≤ 85 kg
390 mg
3
> 85 kg
520 mg
4
a
Ongeveer 6 mg/kg
De eerste subcutane dosis dient 8 weken na de intraveneuze dosis te worden toegediend. Voor de
dosering bij het verdere subcutane doseringsschema, zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA
oplossing voor injectie (injectieflacon) en STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit.
Ouderen (≥ 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden
gedaan omtrent de dosering.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Wijze van toediening
STELARA 130 mg is uitsluitend voor intraveneus gebruik. Het dient te worden toegediend over een
tijdsperiode van minstens één uur.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Klinisch belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve tuberculose; zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Ustekinumab kan mogelijk het infectierisico vergroten en latente infecties reactiveren. In klinische
studies zijn bij patiënten die STELARA kregen ernstige bacteriële, schimmel- en virusinfecties
waargenomen (zie rubriek 4.8).
Opportunistische infecties zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met ustekinumab.
Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen indien het gebruik van STELARA wordt overwogen
bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infectie (zie
rubriek 4.3).
Alvorens een behandeling met STELARA te beginnen, dient te worden nagegaan of de patiënt
tuberculose heeft. STELARA mag niet worden gegeven aan patiënten met actieve tuberculose (zie
rubriek 4.3). Behandeling van latente tuberculose dient te worden begonnen vooraleer STELARA
wordt toegediend. Tuberculostaticabehandeling dient ook te worden overwogen alvorens STELARA
3
te beginnen bij patiënten met een voorgeschiedenis van latente of actieve tuberculose bij wie een
adequate behandelkuur niet kan worden bevestigd. Patiënten die STELARA krijgen dienen tijdens en
na de behandeling nauwgezet te worden gecontroleerd op verschijnselen en symptomen van actieve
tuberculose.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden om medische hulp te vragen als er verschijnselen of
symptomen optreden die wijzen op een infectie. Als een patiënt een ernstige infectie ontwikkelt, dient
de patiënt nauwgezet te worden gecontroleerd en STELARA dient niet toegediend te worden totdat de
infectie is verdwenen.
Maligniteiten
Immunosuppressiva zoals ustekinumab kunnen mogelijk de kans op maligniteiten vergroten. Sommige
patiënten die STELARA in klinische studies kregen, ontwikkelden cutane en niet-cutane maligniteiten
(zie rubriek 4.8).
Er zijn geen studies uitgevoerd met patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis of waarin de
behandeling werd voortgezet bij patiënten die een maligniteit ontwikkelden terwijl ze STELARA
kregen. Derhalve dient men voorzichtig te zijn wanneer men het gebruik van STELARA bij deze
patiënten overweegt.
Alle patiënten, in het bijzonder patiënten die ouder zijn dan 60 jaar, patiënten met een medische
voorgeschiedenis van verlengde immunosuppressieve therapie, of patiënten met een voorgeschiedenis
van PUVA behandeling, moeten worden gemonitord op het optreden van niet-melanome huidkanker
(zie rubriek 4.8).
Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties
Systemisch
Ernstige overgevoeligheidsreacties zijn gemeld bij post-marketinggebruik, in enkele gevallen een
aantal dagen na de behandeling. Anafylaxie en angio-oedeem zijn voorgekomen. Als er een
anafylactische reactie of een andere ernstige overgevoeligheidsreactie optreedt, dient een passende
therapie te worden ingesteld en dient de toediening van STELARA te worden beëindigd (zie
rubriek 4.8).
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties werden waargenomen in klinische studies (zie rubriek 4.8). Ernstige
infusiegerelateerde reacties, waaronder anafylactische reacties op de infusie, zijn gemeld bij post-
marketinggebruik. Als er een ernstige of levensbedreigende reactie wordt waargenomen, moet een
passende therapie worden ingesteld en moet ustekinumab worden beëindigd.
Respiratoir
Tijdens gebruik van ustekinumab na de registratie zijn gevallen gemeld van allergische
longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie en niet-infectieuze organiserende pneumonie. De
klinische presentatie hiervan omvatte hoesten, dyspnoe en interstitiële infiltraten na één tot drie doses.
Tot de ernstige gevolgen behoorden respiratoir falen en verlengde hospitalisatie. Er is verbetering
gemeld na stopzetting van ustekinumab en ook, in enkele gevallen, toediening van corticosteroïden.
Als infectie is uitgesloten en de diagnose is bevestigd, stop dan met ustekinumab en stel de gepaste
behandeling in (zie rubriek 4.8).
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen levende virale of levende bacteriële vaccins (zoals Bacillus Calmette Guérin
(BCG)) niet tegelijk toe te dienen met STELARA. Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij
patiënten die recentelijk levende virale of levende bacteriële vaccins hadden ontvangen. Er zijn geen
gegevens beschikbaar over secundaire transmissie van infectie door levende vaccins bij patiënten die
STELARA krijgen. Voor een vaccinatie met levende virussen of levende bacteriën dient de
behandeling met STELARA na de laatste dosis ten minste 15 weken te worden onderbroken en kan
deze op zijn vroegst 2 weken na de vaccinatie worden hervat. Artsen dienen de Samenvatting van de
4
productkenmerken voor het specifieke vaccin te raadplegen voor aanvullende informatie en advies
over het bijkomend gebruik van immunosuppressiva na de vaccinatie.
Patiënten die STELARA krijgen toegediend, mogen wel tegelijkertijd geïnactiveerde of niet-levende
vaccinaties krijgen.
Langdurige behandeling met STELARA onderdrukt de humorale immuunrespons tegen
pneumokokkenpolysaccharide- of tetanusvaccins niet (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en werkzaamheid van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Men dient voorzichtig te zijn wanneer gelijktijdig
gebruik van andere immunosuppressiva en STELARA wordt overwogen of bij het overschakelen van
andere immunosuppressieve biologische geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).
Immunotherapie
STELARA is niet onderzocht bij patiënten die immunotherapie tegen allergie kregen. Het is niet
bekend of STELARA deze immunotherapie kan beïnvloeden.
Ernstige huidaandoeningen
Bij patiënten met psoriasis is exfoliatieve dermatitis gemeld na behandeling met ustekinumab (zie
rubriek 4.8). Patiënten met plaque psoriasis kunnen - als onderdeel van het natuurlijke verloop van hun
ziekte - erytrodermische psoriasis ontwikkelen, met symptomen die mogelijk klinisch niet te
onderscheiden zijn van exfoliatieve dermatitis. Als onderdeel van de monitoring van de psoriasis van
de patiënt dient de arts alert te zijn op symptomen van erytrodermische psoriasis of exfoliatieve
dermatitis. Als deze symptomen optreden, dient een passende behandeling te worden ingesteld.
STELARA dient te worden gestopt als vermoed wordt dat het gaat om een reactie op het
geneesmiddel.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
In de klinische studies bij de goedgekeurde indicaties zijn er over het algemeen geen verschillen
waargenomen in werkzaamheid of veiligheid bij patiënten van 65 jaar en ouder die STELARA
ontvingen ten opzichte van jongere patiënten. Het aantal patiënten van 65 jaar en ouder is echter niet
groot genoeg om vast te stellen of zij anders reageren dan jongere patiënten. Omdat er bij de oudere
populatie in het algemeen een hogere incidentie van infecties is, dient men voorzichtig te zijn bij het
behandelen van ouderen.
Natriumgehalte
STELARA bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
STELARA wordt echter voor infusie verdund in een oplossing van 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride.
Hiermee dient rekening te worden gehouden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet (zie
rubriek 6.6).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Levende vaccins mogen niet tegelijk met STELARA toegediend worden (zie rubriek 4.4).
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij mensen. In de populatie-farmacokinetische
analyses van de fase 3-studies werd het effect nagegaan van de meest gebruikte concomitante
geneesmiddelen bij patiënten met psoriasis (waaronder paracetamol, ibuprofen, acetylsalicylzuur,
metformine, atorvastatine, levothyroxine) op de farmacokinetiek van ustekinumab. Er waren geen
5
aanwijzingen voor een interactie met deze gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De basis voor
deze analyse was dat ten minste 100 patiënten (> 5% van de onderzochte populatie) gedurende ten
minste 90% van de onderzoeksperiode gelijktijdig met deze geneesmiddelen waren behandeld. De
farmacokinetiek van ustekinumab werd niet beïnvloed door gelijktijdig gebruik van MTX, NSAID’s, 6
mercaptopurine, azathioprine en orale corticosteroïden bij patiënten met arthritis psoriatica, de ziekte
van Crohn of colitis ulcerosa, of door eerdere blootstelling aan TNFα-remmers bij patiënten met
arthritis psoriatica of de ziekte van Crohn, of door eerdere blootstelling aan biologische
geneesmiddelen (TNFα-remmers en/of vedolizumab) bij patiënten met colitis ulcerosa.
De resultaten van een
in-vitro
studie suggereren niet dat dosisaanpassingen nodig zijn bij patiënten die
gelijktijdig CYP450-substraten krijgen (zie rubriek 5.2).
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en effectiviteit van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling en gedurende ten minste 15 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van ustekinumab bij zwangere vrouwen.
Experimenteel onderzoek bij dieren wijst geen directe of indirecte schadelijke effecten uit voor de
zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3). Als voorzorgsmaatregel kan men het beste het gebruik van STELARA tijdens de
zwangerschap vermijden.
Borstvoeding
Beperkte gegevens uit gepubliceerde literatuur duiden erop dat ustekinumab bij de mens in zeer kleine
hoeveelheden wordt uitgescheiden in de moedermelk. Het is niet bekend of ustekinumab na inname
systemisch wordt geabsorbeerd. Gezien de mogelijkheid van ongewenste reacties van ustekinumab bij
kinderen die borstvoeding krijgen, moet worden besloten om ofwel de borstvoeding stop te zetten
tijdens de behandeling en tot 15 weken na de behandeling ofwel de behandeling met STELARA stop
te zetten, waarbij de voordelen van borstvoeding voor het kind en de voordelen van de STELARA-
behandeling voor de vrouw in aanmerking moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van ustekinumab op de vruchtbaarheid bij de mens werd nog niet geëvalueerd (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
STELARA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met
ustekinumab bij volwassen patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis
ulcerosa waren nasofaryngitis en hoofdpijn. De meeste werden beschouwd als mild en noodzaakten
geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerkingen van STELARA die
6
gemeld zijn, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties met anafylaxie (zie rubriek 4.4). Het algemene
veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa.
Bijwerkingen in tabelvorm
De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van
volwassenen aan ustekinumab in 14 fase 2- en fase 3-studies bij 6.709 patiënten (4.135 met psoriasis
en/of arthritis psoriatica, 1.749 met de ziekte van Crohn en 825 patiënten met colitis ulcerosa). Het
gaat daarbij om blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van
de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.577 en 3.253 patiënten
met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa) en om blootstelling
gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk 1.482 en 838 patiënten met psoriasis).
Tabel 2 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis,
arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa en van bijwerkingen gemeld tijdens post-
marketinggebruik. De bijwerkingen zijn ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en geordend naar
frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak (≥ 1/10), Vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), Soms (≥ 1/1.000
tot < 1/100), Zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 2
Lijst van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Frequentie: Bijwerking
Infecties en parasitaire
Vaak: Bovenste luchtweginfectie, nasofaryngitis, sinusitis
aandoeningen
Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster, onderste
luchtweginfectie, virale bovenste luchtweginfectie,
vulvovaginale schimmelinfectie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria)
Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylaxie en angio-oedeem)
Soms: Depressie
Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn
Soms: Facialisverlamming
Vaak: Orofaryngeale pijn
Soms: Neusverstopping
Zelden: Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele
pneumonie
Zeer zelden: Organiserende pneumonie*
Vaak: Diarree, nausea, braken
Vaak: Pruritus
Soms: Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne
Zelden: Exfoliatieve dermatitis, overgevoeligheidsvasculitis
Zeer zelden: bulleus pemfigoïd
Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie
Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de
injectieplaats
Soms: Reacties op de injectieplaats (waaronder hemorragie,
hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie
7
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
*
Zie rubriek 4.4, Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa waren de percentages infecties of ernstige infecties bij patiënten behandeld
met ustekinumab en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde
periode van deze klinische studies was het infectiecijfer 1,36 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten
behandeld met ustekinumab, en 1,34 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige
infecties was 0,03 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten behandeld met ustekinumab (30 ernstige
infecties in 930 patiëntjaren in
follow-up)
en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (15 ernstige
infecties in 434 patiëntjaren in
follow-up)
(zie rubriek 4.4).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.581 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane
follow-up
1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten behandeld met
ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten
behandeld met ustekinumab (199 ernstige infecties in 11.581 patiëntjaren in
follow-up).
De gemelde
ernstige infecties waren pneumonie, anaal abces, cellulitis, diverticulitis, gastro-enteritis en virale
infecties.
In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden
behandeld met isoniazide geen tuberculose.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica, de
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome
huidkanker) 0,11 per 100 patiëntjaren in
follow-up
voor patiënten behandeld met ustekinumab
(1 patiënt in 929 patiëntjaren in
follow-up),
in vergelijking met 0,23 voor patiënten behandeld met
placebo (1 patiënt in 434 patiëntjaren in
follow-up).
De incidentie van niet-melanome huidkanker was
0,43 per 100 patiëntjaren in
follow-up
voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in
929 patiëntjaren in
follow-up)
in vergelijking met 0,46 voor patiënten behandeld met placebo
(2 patiënten in 433 patiëntjaren in
follow-up).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.561 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane
follow-up
1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij
62 patiënten in 11.561 patiëntjaren in
follow-up
(incidentie bij de patiënten behandeld met
ustekinumab: 0,54 per 100 patiëntjaren in
follow-up).
De incidentie van maligniteiten gemeld bij
patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene
bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,93 [95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,71, 1,20],
aangepast voor leeftijd, geslacht en ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders
dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, colorectaal-, melanoma- en borstkankers. De
incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten behandeld met ustekinumab 0,49 per
100 patiëntjaren in
follow-up
(56 patiënten in 11.545 patiëntjaren in
follow-up).
De verhouding van
patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (3:1) is
vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de algemene bevolking (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheids- en infusiereacties
In studies voor de inductietherapie bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn er na eenmalige
intraveneuze toediening geen gevallen van anafylaxie of andere ernstige infusiereacties gemeld. In
deze studies hebben 2,2% van 785 met een placebo behandelde patiënten en 1,9% van 790 met de
8
aanbevolen dosering van ustekinumab behandelde patiënten melding gemaakt van bijwerkingen die
tijdens of binnen een uur na de infusie optraden. Ernstige infusiegerelateerde reacties, waaronder
anafylactische reacties op de infusie, zijn gemeld bij post-marketinggebruik (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis
De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in twee fase 3-studies met pediatrische patiënten met
matige tot ernstige plaque psoriasis. De eerste studie vond plaats bij 110 patiënten van 12 t/m 17 jaar
die tot 60 weken werden behandeld en de tweede studie vond plaats bij 44 patiënten van 6 t/m 11 jaar
die tot 56 weken werden behandeld. In het algemeen waren de bijwerkingen die in deze twee studies
werden gemeld - met gegevens over de veiligheid tot 1 jaar - vergelijkbaar met de bijwerkingen die in
eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Eenmalige doses tot 6 mg/kg zijn in klinische onderzoeken intraveneus toegediend zonder
dosisbeperkende toxiciteit. In geval van overdosering wordt het aanbevolen de patiënt te controleren
op verschijnselen en symptomen van bijwerkingen en direct een geëigende symptomatische
behandeling in te stellen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, interleukine-remmers, ATC-code: L04AC05
Werkingsmechanisme
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam dat met specificiteit bindt aan de
gemeenschappelijke p40-eiwit-subeenheid van de humane cytokines interleukine (IL)-12 en IL-23.
Ustekinumab remt de biologische activiteit van humaan IL-12 en IL-23 door p40 af te houden van
binding aan het IL-12R1-receptoreiwit dat tot expressie komt op het oppervlak van afweercellen.
Ustekinumab kan niet binden aan IL-12 of IL-23 dat al aan de IL-12R1-receptoren op het
celoppervlak is gebonden. Derhalve is het niet waarschijnlijk dat ustekinumab bijdraagt aan de door
complement of door antilichaam gemedieerde cytotoxiciteit van cellen met IL-12 en/of IL-23-
receptoren. IL-12 en IL-23 zijn heterodimere cytokines afgegeven door geactiveerde
antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen, en beide cytokines hebben een
rol bij afweerfuncties; IL-12 stimuleert de
natural killer
(NK)-cellen en bevordert de differentiatie van
CD4+ T-cellen tot het T-helper 1 (Th1)-fenotype; IL-23 induceert de T-helper 17 (Th17)-route.
Abnormale regulatie van IL-12 en IL-23 is echter geassocieerd met immuungemedieerde
aandoeningen zoals psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Door aan p40, de gemeenschappelijke subeenheid van IL-12 en IL-23, te binden, kan ustekinumab zijn
klinische effecten bij psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa uitoefenen
door de Th1- en Th17-cytokineroutes te onderbreken, die bij de pathologie van deze aandoeningen
centraal staan.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder C-reactief proteïne (CRP) en fecaal calprotectine, in de inductiefase;
dit effect hield aan in de onderhoudsfase. CRP werd beoordeeld tijdens de verlenging van de studie en
9
de verminderingen waargenomen tijdens de onderhoudsfase werden over het algemeen tot en met
week 252 gehandhaafd.
Bij patiënten met colitis ulcerosa resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder CRP en fecaal calprotectine, in de inductiefase. Dit effect hield aan
gedurende de onderhoudsfase en de studieverlenging tot en met week 92.
Immunisatie
Gedurende de langdurige verlenging van Psoriasis studie 2 (PHOENIX 2) vertoonden volwassen
patiënten die minstens 3,5 jaar behandeld werden met STELARA vergelijkbare antilichaamresponsen
tegen zowel pneumokokkenpolysaccharide- als tetanusvaccins als een niet-systemisch behandelde
psoriasis controlegroep. Een vergelijkbaar aantal volwassen patiënten ontwikkelde beschermende
spiegels van anti-pneumokokken en anti-tetanus antilichamen en antilichaamtiters waren vergelijkbaar
tussen patiënten die met STELARA behandeld waren en controlepatiënten.
Klinische werkzaamheid
Ziekte van Crohn
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab zijn onderzocht in drie, in meerdere centra
uitgevoerde, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij volwassen patiënten
met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn (score van de activiteitsindex van de ziekte van Crohn
[Crohn’s
Disease Activity Index;
CDAI] van ≥ 220 en ≤ 450). Het klinische ontwikkelingsprogramma
bestond uit twee studies van 8 weken voor de intraveneuze inductietherapie (UNITI-1 en UNITI-2),
gevolgd door een studie van 44 weken voor de subcutane onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) met
gerandomiseerde stopzetting van de actieve behandeling, een behandelingsperiode van in totaal
52 weken.
In de studies voor de inductietherapie waren 1409 (UNITI-1, n = 769; UNITI-2, n = 640) patiënten
opgenomen. Het primaire eindpunt voor de beide studies voor de inductietherapie was het percentage
patiënten met een klinische respons (gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met
≥ 100 punten) in week 6. Er zijn voor beide studies tot en met week 8 gegevens over de werkzaamheid
verzameld en geanalyseerd. Gelijktijdige toediening van orale corticosteroïden, immunomodulatoren,
aminosalicylaten en antibiotica was toegestaan en 75% van de patiënten werd doorbehandeld met
minstens één van deze middelen. In beide studies werden de patiënten in week 0 gerandomiseerd naar
behandeling met een eenmalige intraveneuze toediening van óf de aanbevolen, op het lichaamsgewicht
afgestemde dosis van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), óf een vaste dosis van 130 mg
ustekinumab, óf een placebo.
De patiënten in de UNITI-1-studie hadden niet gereageerd op voorafgaande anti-TNFα-therapie of
verdroegen deze therapie niet. Ongeveer 48% had niet gereageerd op 1 voorafgaande anti-TNF-
therapie en 52% had niet gereageerd op 2 of 3 voorafgaande anti-TNFα-therapieën. In deze studie
reageerde 29,1% van de patiënten primair onvoldoende (primaire
non-responders),
reageerde 69,4%
aanvankelijk wel maar later niet meer (secundaire
non-responders)
en verdroeg 36,4% geen
behandeling met TNFα-remmers.
De patiënten in de UNITI-2-hadden niet gereageerd op minstens één conventionele therapie,
waaronder corticosteroïden of immunomodulatoren, en deze patiënten waren óf nog niet eerder met
een TNFα-remmer behandeld (68,6%), óf wel eerder succesvol met een TNFα-remmer behandeld
(31,4%).
In zowel de UNITI-1-studie als de UNITI-2-studie was het percentage patiënten met een klinische
respons en remissie significant groter in de groep die met ustekinumab was behandeld dan in de groep
die met placebo was behandeld (tabel 3). De klinische respons en remissie bij de patiënten die met
ustekinumab waren behandeld waren in week 3 al significant en bleven toenemen tot en met week 8.
In deze studies voor de inductietherapie was de werkzaamheid in de groep met de op het
lichaamsgewicht afgestemde dosering beter en langduriger dan in de groep met de vaste dosering van
10
130 mg. De op het lichaamsgewicht afgestemde dosering is daarom de aanbevolen dosering voor de
intraveneuze inductietherapie.
Tabel 3:
Optreden van een klinische respons en remissie in UNITI-1 en UNITI-2
UNITI-1*
UNITI-2**
Placebo
Aanbevolen
Placebo
Aanbevolen
N = 247
dosis van
N = 209
dosis van
ustekinumab
ustekinumab
N = 249
N = 209
a
Klinische remissie, week 8
18 (7,3%)
52 (20,9%)
41 (19,6%)
84 (40,2%)
a
Klinische respons (≥ 100 punten),
53 (21,5%)
84 (33,7%)
b
60 (28,7%) 116 (55,5%)
a
week 6
Klinische respons (≥ 100 punten),
50 (20,2%)
94 (37,8%)
a
67 (32,1%) 121 (57,9%)
a
week 8
Respons ≥ 70 punten, week 3
67 (27,1%)
101 (40,6%)
b
66 (31,6%) 106 (50,7%)
a
Respons ≥ 70 punten, week 6
75 (30,4%)
109 (43,8%)
b
81 (38,8%) 135 (64,6%)
a
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging van
de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
Respons ≥ 70 punten wordt gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met minstens 70 punten
* Patiënten bij wie TNFα-remmers hebben gefaald
** Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald
a
p < 0,001
b
p < 0,01
De studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) betreft een evaluatie van 388 patiënten bij wie
er in week 8 in de UNITI-1- en UNITI-2-studie voor de inductietherapie met ustekinumab een
klinische respons van ≥ 100 punten werd bereikt. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie en klinische respons dan in de groep met placebo
(zie tabel 4).
Tabel 4:
Aanhouden van de klinische respons en remissie in IM-UNITI (week 44; 52 weken na de
start van de inductiedosis)
Placebo*
90 mg
90 mg
ustekinumab
ustekinumab
om de
om de
8 weken
12 weken
N = 131
N = 128
N = 129
Klinische remissie
36%
53%
a
49%
b
Klinische respons
44%
59%
b
58%
b
Klinische remissie zonder corticosteroïden
30%
47%
a
43%
c
Klinische remissie bij patiënten:
die bij de start van de
46% (36/79)
67% (52/78)
a
56% (44/78)
onderhoudsbehandeling in remissie waren
die startten vanuit studie CRD3002
44% (31/70)
63% (45/72)
c
57% (41/72)
c
die niet eerder met een TNFα-remmer
49% (25/51)
65% (34/52)
57% (30/53)
waren behandeld
die startten vanuit studie CRD3001
§
26% (16/61)
41% (23/56)
39% (22/57)
11
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging
van de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
* De placebogroep bestond uit patiënten met een klinische respons op ustekinumab die bij de start van de
onderhoudsbehandeling naar behandeling met een placebo werden gerandomiseerd.
† Patiënten met een klinische respons op ustekinumab van ≥ 100 punten bij de start van de onderhoudsbehandeling
Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald maar behandeling met TNFα-remmers niet
§
Patiënten bij wie TNFα-remmers hebben gefaald/die TNFα-remmers niet verdroegen
a
p < 0,01
b
p < 0,05
c
nominaal significant (p < 0,05)
In IM-UNITI hield de klinische respons op ustekinumab bij behandeling om de 12 weken bij 29 van
de 129 patiënten geen stand, deze patiënten mochten overstappen op behandeling met ustekinumab om
de 8 weken. Verlies van respons werd vastgesteld als een CDAI-score van ≥ 220 punten en een
stijging van ≥ 100 punten ten opzichte van de CDAI-score op
baseline.
Bij 41,4% van deze patiënten
werd 16 weken na aanpassing van de dosis een klinische remissie bereikt.
Patiënten bij wie er in de UNITI-1- en UNITI-2-studie in week 8 geen sprake was van een klinische
respons op ustekinumab voor inductietherapie werden opgenomen in het niet-gerandomiseerde deel
van de studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) en kregen op dat moment een subcutane
injectie van 90 mg ustekinumab. Acht weken later bereikte 50,5% van deze patiënten een klinische
respons waarna bij deze patiënten de onderhoudsbehandeling werd voortgezet met toedieningen om de
8 weken. Bij deze patiënten met de voortgezette onderhoudsbehandeling was er in week 44 bij 68,1%
nog steeds sprake van een klinische respons en bij 50,2% was er sprake van een klinische remissie,
percentages die overeenkomen met die bij patiënten met een initiële respons op ustekinumab tijdens de
inductietherapie.
Bij de start van de studie voor de onderhoudsbehandeling werden de 131 patiënten die een klinische
respons op ustekinumab hadden tijdens de inductietherapie, gerandomiseerd naar behandeling met een
placebo. Bij 51 van deze 131 patiënten hield deze klinische respons vervolgens geen stand, waarna
deze 51 patiënten werden behandeld met 90 mg ustekinumab subcutaan om de 8 weken. Bij de
meerderheid van de patiënten bij wie de klinische respons geen stand hield, werd de behandeling met
ustekinumab binnen 24 weken na de infusie voor de inductietherapie hervat. Bij 70,6% van deze
51 patiënten werd 16 weken na toediening van de eerste subcutane dosis ustekinumab een klinische
respons bereikt en bij 39,2% een klinische remissie.
In de IM-UNITI-studie kwamen de patiënten die de studie tot en met week 44 hadden voltooid, in
aanmerking voor voortzetting van behandeling in een verlenging van de studie. Bij de 718 patiënten
die deelnamen aan en behandeld werden in de verlenging van de studie bleven de klinische remissie en
respons in het algemeen gehandhaafd tot en met week 252, zowel bij patiënten bij wie TNF-therapieën
hadden gefaald als bij patiënten bij wie conventionele therapieën hadden gefaald.
Er werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld in deze studieverlenging met behandeling
tot maximaal 5 jaar bij patiënten met de ziekte van Crohn.
Endoscopie
In een substudie werd bij 252 patiënten met een geschikte endoscopische ziekteactiviteit op
baseline
het endoscopisch uiterlijk van het slijmvlies geëvalueerd. Het primaire eindpunt was de verandering in
ziekteactiviteit op basis van de SES-CD-score (Simplified
Endoscopic Disease Severity Score for
Crohn’s Disease)
ten opzichte van de uitgangswaarde. Deze score heeft betrekking op 5 over het
ileum en colon verspreide segmenten en is samengesteld uit: aanwezigheid/grootte van ulcera,
percentage van het slijmvliesoppervlak bedekt met ulcera, percentage van het slijmvliesoppervlak met
andere afwijkingen en aanwezigheid/type van vernauwing/stricturen. Na een eenmalige intraveneuze
dosis voor inductietherapie was de verandering in de SES-CD-score in week 8 groter in de groep met
ustekinumab (n = 155, gemiddelde verandering = -2,8) dan in de groep met placebo (n = 97,
gemiddelde verandering = -0,7, p = 0,012).
12
Fistelrespons
In een subgroep patiënten met drainerende fistels bij aanvang van de studie (8,8%; n = 26), was er na
44 weken bij 12 van de 15 (80%) met ustekinumab behandelde patiënten sprake van een fistelrespons
(gedefinieerd als ≥ 50% minder drainerende fistels ten opzichte van de
baseline
van de studie voor de
inductietherapie), vergeleken met 5 van de 11 (45,5%) met placebo behandelde patiënten.
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory
Bowel Disease Questionnaire;
IBDQ) en de SF-36-vragenlijst.
In vergelijking met patiënten met placebo was er bij patiënten die met ustekinumab waren behandeld
in week 8 sprake van een grotere statistisch significante, klinisch belangrijke verbetering van de
totaalscore voor de IBDQ en de samenvattende score voor de mentale component van de SF-36, in
zowel UNITI-1 als UNITI-2, en de samenvattende score voor de fysieke component van de SF-36 in
UNITI-2. In vergelijking met patiënten met placebo hield de verbetering van deze scores in het
algemeen beter stand tot en met week 44 bij patiënten die in de IM-UNITI-studie met ustekinumab
waren behandeld. Verbetering van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bleef in het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 252.
Colitis ulcerosa
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde placebogecontroleerde multicentrische studies bij volwassen patiënten met matig tot
ernstig actieve colitis ulcerosa (Mayo-score 6 tot 12; Endoscopie-subscore ≥ 2). Het klinisch
ontwikkelingsprogramma bestond uit één intraveneuze inductie studie (UNIFI-I genoemd) met
behandeling tot maximaal 16 weken, gevolgd door een studie met subcutane onderhoudsbehandeling
van 44 weken met gerandomiseerde terugtrekking (UNIFI-M genoemd), die samen minstens 52 weken
therapie besloegen.
De werkzaamheidsresultaten weergegeven voor UNIFI-I en UNIFI-M zijn gebaseerd op centrale
review van endoscopieën.
In UNIFI-I werden 961 patiënten geïncludeerd. Het primaire eindpunt voor de inductiestudie was het
percentage proefpersonen dat op week 8 in klinische remissie was. Patiënten werden gerandomiseerd
om in week 0 een eenmalige intraveneuze toediening te ontvangen van ofwel de aanbevolen op
gewicht gebaseerde dosis ustekinumab van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), ofwel een
vastgestelde dosis van 130 mg ustekinumab, of placebo.
Gelijktijdige toedieningen van orale corticosteroïden, immunomodulatoren en aminosalicylaten waren
toegestaan en 90% van de patiënten bleef minstens een van deze medicamenten ontvangen. Bij de
ingesloten patiënten moesten conventionele therapie (corticosteroïden of immunomodulatoren) of
minstens één biologisch geneesmiddel (een TNFα-remmer en/of vedolizumab) hebben gefaald. Bij
49% van de patiënten had conventionele therapie gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet (van
deze patiënten had 94% geen biologisch geneesmiddel gehad). Bij 51% van de patiënten had een
biologisch geneesmiddel gefaald of kon men het niet verdragen. Bij ongeveer 50% van de patiënten
had minstens één eerdere anti-TNF-therapie gefaald (van wie 48% primaire non-responder was) en
bij 17% hadden zowel minstens één anti-TNFα-therapie als vedolizumab gefaald.
In UNIFI-I was op week 8 een significant hoger percentage patiënten in klinische remissie in de groep
behandeld met ustekinumab in vergelijking met placebo (tabel 5). Al in week 2, het vroegste geplande
studiebezoek, en bij elk daaropvolgend bezoek, had een hoger percentage ustekinumab-patiënten geen
rectale bloeding of bereikte een normale ontlastingsfrequentie in vergelijking met placebo-patiënten.
Al in week 2 werden er significante verschillen waargenomen tussen ustekinumab en placebo in de
partiële Mayo-score en in symptomatische remissie.
De werkzaamheid was op geselecteerde eindpunten hoger in de groep met op gewicht gebaseerde
dosis (6 mg/kg) dan bij de groep met de dosis van 130 mg. Daarom wordt de op gewicht gebaseerde
dosis de aanbevolen dosis voor intraveneuze inductie.
13
Tabel 5:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsresultaten in UNIFI-I (week 8)
Placebo
Aanbevolen dosis
N = 319
ustekinumab
£
N = 322
Klinische remissie*
5%
16%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
9% (15/158)
19% (29/156)
c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
1% (2/161)
13% (21/166)
b
geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-remmer als
0% (0/47)
10% (6/58)
c
vedolizumab hadden gefaald
Klinische respons
§
31%
62%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
35% (56/158)
67% (104/156)
b
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
27% (44/161)
57% (95/166)
b
geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-remmer als
28% (13/47)
52% (30/58)
c
vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
14%
27%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
21% (33/158)
33% (52/156)
c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
7% (11/161)
21% (35/166)
b
geneesmiddel had gefaald
Symptomatische remissie
23%
45%
b
Combinatie van symptomatische remissie en genezing
8%
21%
b
van de mucosa
£
*
§
¥
a
b
c
Infusiedosis van ustekinumab gebruikmakend van het op gewicht gebaseerde doseringsregime zoals gespecificeerd in
tabel 1.
Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score ≤2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met ≥30% en ≥3 punten t.o.v.
baseline,
met ofwel
een afname t.o.v.
baseline
in de subscore rectale bloeding van ≥1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
Een TNFα-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore rectale
bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
p < 0,001
Nominaal significant (p < 0,001)
Nominaal significant (p < 0,05)
In UNIFI-M werden 523 patiënten geëvalueerd die een klinische respons bereikten met een eenmalige
intraveneuze toediening van ustekinumab in UNIFI-I. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie dan in de groep met placebo (zie tabel 6).
14
Tabel 6:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsmaten in UNIFI-M (week 44; 52 weken
na instelling van de inductiedosis)
Placebo*
90 mg
90 mg
N =
175
ustekinumab
ustekinumab
om de 8 weken
om de
N =
176
12 weken
N =
172
a
Klinische remissie**
24%
44%
38%
b
Bij patiënten bij wie conventionele
31% (27/87)
48% (41/85)
d
49% (50/102)
d
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
17% (15/88)
40% (36/91)
c
23% (16/70)
d
biologisch geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-
15% (4/27)
33% (7/21)
e
23% (5/22)
e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Aanhouden van klinische respons t/m
45%
71%
a
68%
a
week 44
§
Bij patiënten bij wie conventionele
51% (44/87)
78% (66/85)
c
77% (78/102)
c
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
39% (34/88)
65% (59/91)
c
56% (39/70)
d
biologisch geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-
41% (11/27)
67% (14/21)
e
50% (11/22)
e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
29%
51%
a
44%
b
Aanhouden van klinische remissie t/m
38% (17/45)
58% (22/38)
65% (26/40)
c
week 44
£
Klinische remissie zonder corticosteroïden
23%
42%
a
38%
b
Aanhoudende remissie
ǁ
35%
57%
c
48%
d
Symptomatische remissie
45%
68%
c
62%
d
Combinatie van symptomatische remissie en
28%
48%
c
41%
d
genezing van de mucosa
* Na respons op ustekinumab i.v.
** Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score ≤2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met ≥30% en ≥3 punten t.o.v.
baseline,
met ofwel
een afname t.o.v.
baseline
in de subscore rectale bloeding van ≥1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNFα-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
£
Aanhouden van klinische remissie t/m week 44 is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie t/m week 44 onder
patiënten in klinische remissie aan het begin van de onderhoudsbehandeling.
Klinische remissie zonder corticosteroïden is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie in week 44 die geen
corticosteroïden ontvangen.
ǁ
Aanhoudende remissie is gedefinieerd als gedeeltelijke Mayo-remissie bij ≥80% van alle bezoeken voor week 44 en in
partiële Mayo-remissie op het laatste bezoek (week 44).
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore
rectale bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
p < 0,05
c
Nominaal significant (p < 0,001)
d
Nominaal significant (p < 0,05)
e
Niet statistisch significant
Het gunstige effect van ustekinumab op de klinische respons, genezing van de mucosa en klinische
remissie werd waargenomen bij inductie en bij onderhoudsbehandeling, zowel bij patiënten bij wie
conventionele therapie had gefaald maar een biologische therapie niet, als bij degenen bij wie
minstens één eerdere behandeling met een TNFα-remmer had gefaald, waaronder patiënten met een
15
primaire non-respons op therapie met een TNFα-remmer. Een gunstig effect werd ook waargenomen
bij inductie bij patiënten bij wie minstens één eerdere behandeling met een TNFα-remmer en
vedolizumab had gefaald, hoewel het aantal patiënten in deze subgroep te klein was om definitieve
conclusies te trekken over het gunstige effect tijdens onderhoudstherapie in deze groep.
Responders in week 16 na inductie met ustekinumab
Met ustekinumab behandelde patiënten bij wie er in week 8 van UNIFI-I geen respons was, ontvingen
een subcutane toediening van 90 mg ustekinumab in week 8 (36% van de patiënten). Van die patiënten
bereikte 9% van de patiënten die aanvankelijk waren gerandomiseerd tot de aanbevolen inductiedosis
klinische remissie en bereikte 58% klinische respons in week 16.
Patiënten die in week 8 geen klinische respons vertoonden op inductie met ustekinumab in de UNIFI-
I-studie, maar die wel respons vertoonden in week 16 (157 patiënten), kwamen in het niet-
gerandomiseerde deel van UNIFI-M en bleven om de 8 weken een onderhoudsdosis ontvangen; een
meerderheid van deze patiënten (62%) behield de respons en 30% bereikte remissie in week 44.
Studieverlenging
In UNIFI kwamen patiënten die de studie tot en met week 44 hadden afgerond in aanmerking voor
voortzetting van de behandeling in een studieverlenging. Van de 588 patiënten die deelnamen aan en
behandeld werden in de studieverlenging, werd de symptomatische remissie over het algemeen
gehandhaafd tot en met week 92 voor patiënten bij wie conventionele therapie (maar niet biologische
therapie) had gefaald en bij wie biologische therapie had gefaald, inclusief degenen bij wie zowel de
anti-TNF- als de vedolizumab-therapie had gefaald.
In deze studieverlenging met een behandeling tot 2 jaar bij patiënten met colitis ulcerosa werden geen
nieuwe veiligheidsproblemen geïdentificeerd.
Endoscopische normalisatie
Endoscopische normalisatie was gedefinieerd als een Mayo endoscopie-subscore van 0 en werd al in
week 8 van UNIFI-I waargenomen. In week 44 van UNIFI-M werd het bereikt bij respectievelijk 24%
en 29% van de patiënten die om de 12 of om de 8 weken werden behandeld met ustekinumab,
tegenover 18% van de patiënten in de placebogroep.
Histologische en histo-endoscopische genezing van de mucosa
Histologische genezing (gedefinieerd als infiltratie van neutrofielen in < 5% van de crypten, geen
destructie van de crypten en geen erosies, ulceraties of granulatieweefsel) werd beoordeeld in week 8
van UNIFI-I en week 44 van UNIFI-M. In week 8, na een eenmalige intraveneuze inductiedosis,
bereikte een significant groter deel van de patiënten in de groep met de aanbevolen dosering
histologische genezing (36%) vergeleken met patiënten in de placebogroep (22%). In week 44 werd
aanhouden van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histologische genezing in de
groep met ustekinumab om de 12 weken (54%) en om de 8 weken (59%) in vergelijking met placebo
(33%).
Een gecombineerd eindpunt van histo-endoscopische genezing van de mucosa - gedefinieerd als
proefpersonen met zowel genezing van de mucosa als histologische genezing - werd geëvalueerd in
week 8 van UNIFI-I en in week 44 van UNIFI-M. Patiënten die ustekinumab kregen in de aanbevolen
dosering vertoonden significante verbeteringen op het eindpunt van histo-endoscopische genezing van
de mucosa in week 8 (18%) in vergelijking met de placebogroep (9%). In week 44 werd aanhouden
van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histo-endoscopische genezing van de
mucosa in de groepen die ustekinumab kregen om de 12 weken (39%) en om de 8 weken (46%)
vergeleken met placebo (24%).
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory
Bowel Disease Questionnaire;
IBDQ), de SF-36-vragenlijst en
de EuroQoL-5D (EQ-5D)-vragenlijst.
16
In week 8 van UNIFI-I vertoonden patiënten die ustekinumab ontvingen significant grotere en klinisch
relevante verbeteringen op de IBDQ-totaalscore, de EQ-5D en de EQ-5D VAS, en op de SF-36
samenvattingsscore van de psychische component en de SF-36 samenvattingsscore van de
lichamelijke component in vergelijking met placebo. Deze verbeteringen bleven gehandhaafd bij
patiënten behandeld met ustekinumab in UNIFI-M t/m week 44. De verbetering van de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, zoals gemeten aan de hand van de IBDQ en SF-36, werd
over het algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 92.
Patiënten die ustekinumab ontvingen, ervaarden significant meer verbeteringen in
arbeidsproductiviteit - zoals werd vastgesteld aan de hand van grotere afname in de algehele
arbeidsbelemmering - en in belemmering van activiteiten - zoals vastgesteld met de WPAI-GH
vragenlijst - dan patiënten die placebo kregen.
Hospitalisaties en colitis ulcerosa (CU)-gerelateerde chirurgie
Tot en met week 8 van UNIFI-I waren de percentages proefpersonen met CU-gerelateerde
hospitalisaties significant lager voor proefpersonen in de groep met de aanbevolen dosis ustekinumab
(1,6%, 5/322) vergeleken met proefpersonen in de placebogroep (4,4%, 14/319) en er waren geen
proefpersonen die CU-gerelateerde chirurgie ondergingen in de groep van proefpersonen die de
aanbevolen inductiedosis ustekinumab ontvingen, vergeleken met 0,6% (2/319) proefpersonen in de
placebogroep.
Tot en met week 44 van UNIFI-M werd een significant lager aantal CU-gerelateerde hospitalisaties
waargenomen bij proefpersonen in de gecombineerde ustekinumab-groep (2,0%, 7/348) vergeleken
met de proefpersonen in de placebogroep (5,7%, 10/175). Een numeriek lager aantal proefpersonen in
de ustekinumab-groep (0,6%, 2/348) onderging CU-gerelateerde chirurgie vergeleken met de
proefpersonen in de placebogroep (1,7%, 3/175) t/m week 44.
Immunogeniciteit
Tijdens behandeling met ustekinumab kunnen zich antilichamen tegen ustekinumab ontwikkelen. De
meeste daarvan zijn neutraliserende antilichamen. De vorming van antilichamen tegen ustekinumab
wordt in verband gebracht met een verhoogde klaring van ustekinumab bij patiënten met de ziekte van
Crohn of colitis ulcerosa. Er werd geen verminderde werkzaamheid waargenomen. Er is geen
duidelijke correlatie tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab en het optreden van
injectieplaatsreacties.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na de aanbevolen intraveneuze dosis voor inductietherapie werd 1 uur na infusie een mediane
ustekinumab piekserumconcentratie van 126,1 μg/ml waargenomen bij patiënten met de ziekte van
Crohn en van 127,0 µg/ml bij patiënten met colitis ulcerosa.
Distributie
Het mediane verdelingsvolume tijdens de laatste fase (Vz) na een eenmalige intraveneuze toediening
aan patiënten met psoriasis varieerde van 57 tot 83 ml/kg.
Biotransformatie
De precieze metabole route voor ustekinumab is niet bekend.
Eliminatie
De mediane systemische klaring (CL) na een eenmalige intraveneuze toediening aan patiënten met
psoriasis varieerde van 1,99 tot 2,34 ml/dag/kg. De mediane halfwaardetijd (t
1/2
) van ustekinumab was
17
bij patiënten met colitis ulcerosa, de ziekte van Crohn, psoriasis en/of arthritis psoriatica ongeveer
3 weken, variërend van 15 tot 32 dagen over alle studies bij psoriasis en arthritis psoriatica.
Dosislineariteit
Na eenmalige intraveneuze toediening in doses variërend van 0,09 mg/kg tot 4,5 mg/kg nam de
systemische blootstelling aan ustekinumab (C
max
en AUC) toe in een verband dat bij benadering
proportioneel was aan de dosis.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de farmacokinetiek bij patiënten met nier- of
leverinsufficiëntie.
Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd met intraveneus toegediende ustekinumab bij oudere of
pediatrische patiënten.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd de variabiliteit van de klaring van
ustekinumab beïnvloed door het lichaamsgewicht, de serumalbuminespiegel, geslacht, en de
aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab, terwijl lichaamsgewicht de belangrijkste co-
variabele was met invloed op het verdelingsvolume. Daarnaast werd de klaring bij de ziekte van Crohn
beïnvloed door
C-reactive protein,
een eerder falen van een TNF-antagonist en ras (Aziatisch versus
niet-Aziatisch). De invloed van deze co-variabelen lag binnen ± 20% van de typische waarden of de
referentiewaarden van de respectievelijke PK-parameters. Daarom is dosisaanpassing bij deze co-
variabelen niet vereist. Gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren had geen significante invloed op
de beschikbaarheid van ustekinumab.
Regulering van CYP450-enzymen
De effecten van IL-12 of IL-23 op de regulering van CYP450-enzymen werden beoordeeld in een
in-
vitrostudie
met behulp van humane hepatocyten. Hieruit bleek dat IL-12 en/of IL-23, in concentraties
van 10 ng/ml, de activiteit van humane CYP450-enzymen niet veranderden (CYP1A2, 2B6, 2C9,
2C19, 2D6, of 3A4; zie rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens verkregen uit onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit, met inbegrip van veiligheidsfarmacologische evaluatie, duiden
niet op een speciaal risico (bijvoorbeeld orgaantoxiciteit) voor mensen. In onderzoeken naar de
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit bij cynomolgus-aapjes werden geen nadelige effecten op de
vruchtbaarheid van de mannetjes en geen aangeboren afwijkingen of ontwikkelingsdefecten
waargenomen. Bij het gebruik van een analoog antilichaam tegen IL-12/23 bij muizen werden geen
nadelige effecten waargenomen op de parameters voor de vruchtbaarheid bij de vrouw.
De doseringsniveaus in de dierexperimentele studies waren tot zo’n 45-maal hoger dan de hoogste
dosis die bedoeld is voor toediening aan psoriasispatiënten en resulteerde in piek-serumconcentraties
bij apen die meer dan 100-maal zo hoog waren als waargenomen bij de mens.
Met ustekinumab zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniteit vanwege het gebrek aan
geschikte modellen voor een antilichaam zonder kruisreactiviteit met IL-12/23 p40 van knaagdieren.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
EDTA-dinatriumzoutdihydraat
L-histidine
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat
L-methionine
Polysorbaat-80
18
Sucrose
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. STELARA mag alleen worden verdund met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing. STELARA mag niet tegelijkertijd met andere geneesmiddelen door
dezelfde intraveneuze lijn worden gegeven.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
Niet in de vriezer bewaren.
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 8 uur bij 15-25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk te worden gebruikt, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiologische verontreiniging uitsluit. Indien het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden en bewaarcondities tijdens gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
26 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 30 ml, afgesloten met een van coating
voorziene butylrubberen stop. STELARA is beschikbaar in verpakkingen met één injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De oplossing in de injectieflacon met STELARA mag niet worden geschud. De oplossing moet vóór
toediening visueel geïnspecteerd worden op deeltjes of verkleuring. De oplossing is helder, kleurloos
tot lichtgeel. Het geneesmiddel mag niet worden gebruikt als de oplossing verkleurd of troebel is of als
er vreemde deeltjes in aanwezig zijn.
Verdunning
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie moet door een beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg met een aseptische techniek worden verdund en bereid.
1.
2.
Bereken de dosis en het aantal benodigde STELARA injectieflacons op basis van het
lichaamsgewicht van de patiënt (zie rubriek 4.2, tabel 1). Elke 26 ml STELARA injectieflacon
bevat 130 mg ustekinumab. Gebruik alleen hele STELARA injectieflacons.
Trek uit de 250 ml infuuszak een hoeveelheid van de 9 mg/ml (0,9%) natriumchlorideoplossing
op die gelijk is aan de hoeveelheid STELARA die moet worden toegevoegd en gooi deze
hoeveelheid dan weg (gooi 26 ml natriumchloride weg voor elke benodigde STELARA
injectieflacon, gooi 52 ml weg voor 2 injectieflacons, gooi 78 ml weg voor 3 injectieflacons,
gooi 104 ml weg voor 4 injectieflacons)
Trek uit elke benodigde injectieflacon 26 ml STELARA op en voeg die toe aan de 250 ml
infuuszak. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Meng de inhoud
voorzichtig.
3.
19
4.
5.
6.
7.
Voer voorafgaand aan de toediening een visuele inspectie van de verdunde oplossing uit.
Gebruik de oplossing niet als er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of vreemde deeltjes te zien
zijn.
Dien de verdunde oplossing over een periode van minstens één uur toe. Na verdunning dient de
infusie binnen acht uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid.
Gebruik alleen een infusieset met een steriele, niet-pyrogene lijnfilter met lage eiwitbinding
(poriegrootte 0,2 micrometer).
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte geneesmiddel
dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
7.
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 januari 2009
Datum van laatste verlenging: 19 september 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
20
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23,
geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
Oplossing voor injectie.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Oplossing voor injectie.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Oplossing voor injectie.
De oplossing is helder tot licht opaalachtig, kleurloos tot lichtgeel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Plaque psoriasis
STELARA is aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij
volwassenen met onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor andere
systemische therapieën waaronder ciclosporine, methotrexaat (MTX) of PUVA (psoraleen en
ultraviolet A) (zie rubriek 5.1).
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten
STELARA is aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij kinderen
en adolescente patiënten van 6 jaar en ouder, bij wie andere systemische therapieën of fototherapieën
geen adequate controle geven, of die daarvoor een intolerantie hebben (zie rubriek 5.1).
Arthritis psoriatica (PsA)
STELARA is, alleen of in combinatie met MTX, aangewezen voor de behandeling van actieve
arthritis psoriatica bij volwassen patiënten bij wie de respons op eerdere niet-biologische
disease-
modifying anti-rheumatic drug
(DMARD) therapie inadequaat is gebleken (zie rubriek 5.1).
21
Ziekte van Crohn
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
TNFα-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben.
Colitis ulcerosa
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
colitis ulcerosa die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
biologisch geneesmiddel of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor
hebben (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
STELARA is bedoeld voor gebruik onder begeleiding en supervisie van artsen met ervaring in het
diagnosticeren en behandelen van de aandoeningen waarvoor STELARA is geïndiceerd.
Dosering
Plaque psoriasis
De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg subcutaan toegediend,
gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken.
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te
overwegen om de behandeling te stoppen.
Patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg
Voor patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg is de aanvangsdosis 90 mg, subcutaan
toegediend, gevolgd door een dosis van 90 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Bij deze
patiënten is 45 mg ook effectief gebleken. 90 mg resulteerde echter in grotere werkzaamheid (zie
rubriek 5.1, tabel 4).
Arthritis psoriatica (PsA)
De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg, subcutaan toegediend,
gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Als alternatief kan
90 mg gebruikt worden bij patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg.
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond na 28 weken behandeling dient men te overwegen om
de behandeling te stoppen.
Ouderen (≥ 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden
gedaan omtrent de dosering.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA bij kinderen met psoriasis jonger dan 6 jaar of bij
kinderen met arthritis psoriatica jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten (6 jaar en ouder)
De aanbevolen dosis STELARA op basis van het lichaamsgewicht is hieronder weergegeven (tabel 1
en 2). STELARA dient te worden toegediend in de weken 0 en 4, en vervolgens iedere 12 weken.
22
Tabel 1
Aanbevolen dosis van STELARA voor psoriasis bij pediatrische patiënten
Lichaamsgewicht op het moment van toediening
Aanbevolen dosis
< 60 kg
0,75 mg/kg
≥ 60-≤ 100 kg
45 mg
> 100 kg
90 mg
Gebruik de volgende formule om het injectievolume (ml) voor patiënten van < 60 kg te berekenen:
lichaamsgewicht (kg) x 0,0083 (ml/kg) of raadpleeg tabel 2. Het berekende volume dient te worden
afgerond op de dichtstbijzijnde 0,01 ml en worden toegediend met een gegradueerde 1 ml-spuit. Voor
pediatrische patiënten die met een lagere dosis moeten worden behandeld dan de volledige dosis van
45 mg is er een 45 mg-injectieflacon verkrijgbaar
Tabel 2
Injectievolumes van STELARA bij pediatrische psoriasispatiënten < 60 kg
Lichaamsgewicht op het
Dosis (mg)
Injectievolume (ml)
moment van toediening (kg)
15
11,3
0,12
16
12,0
0,13
17
12,8
0,14
18
13,5
0,15
19
14,3
0,16
20
15,0
0,17
21
15,8
0,17
22
16,5
0,18
23
17,3
0,19
24
18,0
0,20
25
18,8
0,21
26
19,5
0,22
27
20,3
0,22
28
21,0
0,23
29
21,8
0,24
30
22,5
0,25
31
23,3
0,26
32
24,0
0,27
33
24,8
0,27
34
25,5
0,28
35
26,3
0,29
36
27,0
0,30
37
27,8
0,31
38
28,5
0,32
39
29,3
0,32
40
30,0
0,33
41
30,8
0,34
42
31,5
0,35
43
32,3
0,36
44
33,0
0,37
45
33,8
0,37
46
34,5
0,38
47
35,3
0,39
48
36,0
0,40
49
36,8
0,41
50
37,5
0,42
51
38,3
0,42
52
39,0
0,43
53
39,8
0,44
54
40,5
0,45
23
55
56
57
58
59
41,3
42,0
42,8
43,5
44,3
0,46
0,46
0,47
0,48
0,49
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te
overwegen om de behandeling te stoppen.
Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
Volgens het behandelingsschema wordt de eerste dosis STELARA intraveneus toegediend. Voor de
dosering bij het intraveneuze doseringsschema, zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA 130 mg
concentraat voor oplossing voor infusie.
De eerste subcutane toediening van 90 mg STELARA dient 8 weken na de intraveneuze dosis plaats te
vinden. Vervolgens wordt toediening om de 12 weken aanbevolen.
Patiënten die 8 weken na de eerste subcutane dosis niet voldoende respons hebben vertoond, mogen op
dit tijdstip een tweede dosis ontvangen (zie de rubrieken 5.1 en 5.2).
Patiënten bij wie de respons bij toediening om de 12 weken verdwijnt, kunnen baat hebben bij een
verhoging van de toedieningsfrequentie naar om de 8 weken (zie rubriek 5.1).
Patiënten kunnen vervolgens om de 8 weken of om de 12 weken een dosis ontvangen, op basis van
klinische beoordeling (zie rubriek 5.1).
Bij patiënten die 16 weken na de intraveneuze inductiedosis of 16 weken na overschakeling op de 8-
wekelijkse onderhoudsdosis geen baat blijken te hebben bij de behandeling dient te worden
overwogen om met de behandeling te stoppen.
Behandeling met immunomodulatoren en/of corticosteroïden kan worden voortgezet tijdens de
behandeling met STELARA. Bij patiënten die naar tevredenheid reageren op de behandeling met
STELARA kan de dosering van corticosteroïden, in overeenstemming met de zorgstandaard, worden
verlaagd of gestopt.
Bij onderbreking van de behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa is hervatting van de
behandeling met subcutane toediening om de 8 weken veilig en effectief.
Ouderen (≥ 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is bij deze patiëntenpopulaties niet onderzocht. Er kan geen doseringsadvies worden
gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Wijze van toediening
STELARA 45 mg injectieflacons of 45 mg en 90 mg voorgevulde spuiten zijn uitsluitend bedoeld
voor subcutane injectie. Indien mogelijk dienen huidzones met tekenen van psoriasis te worden
vermeden als injectieplaats.
24
Na een adequate training in de techniek van het subcutaan injecteren mogen patiënten of hun
verzorgers STELARA injecteren als een arts beslist dat dit aangewezen is. De arts dient echter te
zorgen voor een adequate opvolging van de patiënten.
Patiënten of hun verzorgers dienen geïnstrueerd te worden de voorgeschreven hoeveelheid STELARA
te injecteren, overeenkomstig de aanwijzingen in de bijsluiter. In de bijsluiter worden uitgebreide
instructies voor de toediening gegeven.
Zie rubriek 6.6 voor verdere instructies voor de bereiding en speciale voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Klinisch belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve tuberculose; zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Ustekinumab kan mogelijk het infectierisico vergroten en latente infecties reactiveren.
In klinische studies zijn bij patiënten die STELARA kregen ernstige bacteriële, schimmel- en
virusinfecties waargenomen (zie rubriek 4.8).
Opportunistische infecties zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met ustekinumab.
Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen indien het gebruik van STELARA wordt overwogen
bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infectie (zie
rubriek 4.3).
Alvorens een behandeling met STELARA te beginnen, dient te worden nagegaan of de patiënt
tuberculose heeft. STELARA mag niet worden gegeven aan patiënten met actieve tuberculose (zie
rubriek 4.3). Behandeling van latente tuberculose dient te worden begonnen vooraleer STELARA
wordt toegediend. Tuberculostaticabehandeling dient ook te worden overwogen alvorens STELARA
te beginnen bij patiënten met een voorgeschiedenis van latente of actieve tuberculose bij wie een
adequate behandelkuur niet kan worden bevestigd. Patiënten die STELARA krijgen dienen tijdens en
na de behandeling nauwgezet te worden gecontroleerd op verschijnselen en symptomen van actieve
tuberculose.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden om medische hulp te vragen als er verschijnselen of
symptomen optreden die wijzen op een infectie. Als een patiënt een ernstige infectie ontwikkelt, dient
de patiënt nauwgezet te worden gecontroleerd en STELARA dient niet toegediend te worden totdat de
infectie is verdwenen.
Maligniteiten
Immunosuppressiva zoals ustekinumab kunnen mogelijk de kans op maligniteiten vergroten. Sommige
patiënten die STELARA in klinische studies kregen, ontwikkelden cutane en niet-cutane maligniteiten
(zie rubriek 4.8).
Er zijn geen studies uitgevoerd met patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis of waarin de
behandeling werd voortgezet bij patiënten die een maligniteit ontwikkelden terwijl ze STELARA
kregen. Derhalve dient men voorzichtig te zijn wanneer men het gebruik van STELARA bij deze
patiënten overweegt.
25
Alle patiënten, in het bijzonder patiënten die ouder zijn dan 60 jaar, patiënten met een medische
voorgeschiedenis van verlengde immunosuppressieve therapie, of patiënten met een voorgeschiedenis
van PUVA behandeling, moeten worden gemonitord op het optreden van niet-melanome huidkanker
(zie rubriek 4.8).
Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties
Systemisch
Ernstige overgevoeligheidsreacties zijn gemeld bij post-marketinggebruik, in enkele gevallen een
aantal dagen na de behandeling. Anafylaxie en angio-oedeem zijn voorgekomen. Als er een
anafylactische reactie of een andere ernstige overgevoeligheidsreactie optreedt, dient een passende
therapie te worden ingesteld en dient de toediening van STELARA te worden beëindigd (zie
rubriek 4.8).
Respiratoir
Tijdens gebruik van ustekinumab na de registratie zijn gevallen gemeld van allergische
longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie en niet-infectieuze organiserende pneumonie. De
klinische presentatie hiervan omvatte hoesten, dyspnoe en interstitiële infiltraten na één tot drie doses.
Tot de ernstige gevolgen behoorden respiratoir falen en verlengde hospitalisatie. Er is verbetering
gemeld na stopzetting van ustekinumab en ook, in enkele gevallen, toediening van corticosteroïden.
Als infectie is uitgesloten en de diagnose is bevestigd, stop dan met ustekinumab en stel de gepaste
behandeling in (zie rubriek 4.8).
Gevoeligheid voor latex
De beschermdop over de naald van de STELARA voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurrubber (een latexderivaat), dat allergische reacties kan veroorzaken bij personen die gevoelig
zijn voor latex.
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen levende virale of levende bacteriële vaccins (zoals Bacillus Calmette Guérin
(BCG)) niet tegelijk toe te dienen met STELARA. Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij
patiënten die recentelijk levende virale of levende bacteriële vaccins hadden ontvangen. Er zijn geen
gegevens beschikbaar over secundaire transmissie van infectie door levende vaccins bij patiënten die
STELARA krijgen. Voor een vaccinatie met levende virussen of levende bacteriën dient de
behandeling met STELARA na de laatste dosis ten minste 15 weken te worden onderbroken en kan
deze op zijn vroegst 2 weken na de vaccinatie worden hervat. Artsen dienen de Samenvatting van de
productkenmerken voor het specifieke vaccin te raadplegen voor aanvullende informatie en advies
over het bijkomend gebruik van immunosuppressiva na de vaccinatie.
Patiënten die STELARA krijgen toegediend, mogen wel tegelijkertijd geïnactiveerde of niet-levende
vaccinaties krijgen.
Langdurige behandeling met STELARA onderdrukt de humorale immuunrespons tegen
pneumokokkenpolysaccharide- of tetanusvaccins niet (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en werkzaamheid van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Men dient voorzichtig te zijn wanneer gelijktijdig
gebruik van andere immunosuppressiva en STELARA wordt overwogen of bij het overschakelen van
andere immunosuppressieve biologische geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).
26
Immunotherapie
STELARA is niet onderzocht bij patiënten die immunotherapie tegen allergie kregen. Het is niet
bekend of STELARA deze immunotherapie kan beïnvloeden.
Ernstige huidaandoeningen
Bij patiënten met psoriasis is exfoliatieve dermatitis gemeld na behandeling met ustekinumab (zie
rubriek 4.8). Patiënten met plaque psoriasis kunnen - als onderdeel van het natuurlijke verloop van hun
ziekte - erytrodermische psoriasis ontwikkelen, met symptomen die mogelijk klinisch niet te
onderscheiden zijn van exfoliatieve dermatitis. Als onderdeel van de monitoring van de psoriasis van
de patiënt dient de arts alert te zijn op symptomen van erytrodermische psoriasis of exfoliatieve
dermatitis. Als deze symptomen optreden, dient een passende behandeling te worden ingesteld.
STELARA dient te worden gestopt als vermoed wordt dat het gaat om een reactie op het
geneesmiddel.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
In de klinische studies bij de goedgekeurde indicaties zijn er over het algemeen geen verschillen
waargenomen in werkzaamheid of veiligheid bij patiënten van 65 jaar en ouder die STELARA
ontvingen ten opzichte van jongere patiënten. Het aantal patiënten van 65 jaar en ouder is echter niet
groot genoeg om vast te stellen of zij anders reageren dan jongere patiënten. Omdat er bij de oudere
populatie in het algemeen een hogere incidentie van infecties is, dient men voorzichtig te zijn bij het
behandelen van ouderen.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Levende vaccins mogen niet tegelijk met STELARA toegediend worden (zie rubriek 4.4).
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij mensen. In de populatie-farmacokinetische
analyses van de fase 3-studies werd het effect nagegaan van de meest gebruikte concomitante
geneesmiddelen bij patiënten met psoriasis (waaronder paracetamol, ibuprofen, acetylsalicylzuur,
metformine, atorvastatine, levothyroxine) op de farmacokinetiek van ustekinumab. Er waren geen
aanwijzingen voor een interactie met deze gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De basis voor
deze analyse was dat ten minste 100 patiënten (> 5% van de onderzochte populatie) gedurende ten
minste 90% van de onderzoeksperiode gelijktijdig met deze geneesmiddelen waren behandeld. De
farmacokinetiek van ustekinumab werd niet beïnvloed door gelijktijdig gebruik van MTX, NSAID’s, 6
mercaptopurine, azathioprine en orale corticosteroïden bij patiënten met arthritis psoriatica, de ziekte
van Crohn of colitis ulcerosa, of door eerdere blootstelling aan TNFα-remmers bij patiënten met
arthritis psoriatica of de ziekte van Crohn, of door eerdere blootstelling aan biologische
geneesmiddelen (TNFα-remmers en/of vedolizumab) bij patiënten met colitis ulcerosa.
De resultaten van een
in-vitro
studie suggereren niet dat dosisaanpassingen nodig zijn bij patiënten die
gelijktijdig CYP450-substraten krijgen (zie rubriek 5.2).
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en effectiviteit van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling en gedurende ten minste 15 weken na de behandeling.
27
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van ustekinumab bij zwangere vrouwen.
Experimenteel onderzoek bij dieren wijst geen directe of indirecte schadelijke effecten uit voor de
zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3). Als voorzorgsmaatregel kan men het beste het gebruik van STELARA tijdens de
zwangerschap vermijden.
Borstvoeding
Beperkte gegevens uit gepubliceerde literatuur duiden erop dat ustekinumab bij de mens in zeer kleine
hoeveelheden wordt uitgescheiden in de moedermelk. Het is niet bekend of ustekinumab na inname
systemisch wordt geabsorbeerd. Gezien de mogelijkheid van ongewenste reacties van ustekinumab bij
kinderen die borstvoeding krijgen, moet worden besloten om ofwel de borstvoeding stop te zetten
tijdens de behandeling en tot 15 weken na de behandeling ofwel de behandeling met STELARA stop
te zetten, waarbij de voordelen van borstvoeding voor het kind en de voordelen van de STELARA-
behandeling voor de vrouw in aanmerking moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van ustekinumab op de vruchtbaarheid bij de mens werd nog niet geëvalueerd (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
STELARA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met
ustekinumab bij volwassen patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis
ulcerosa waren nasofaryngitis en hoofdpijn. De meeste werden beschouwd als mild en noodzaakten
geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerkingen van STELARA die
gemeld zijn, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties met anafylaxie (zie rubriek 4.4). Het algemene
veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa.
Bijwerkingen in tabelvorm
De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van
volwassenen aan ustekinumab in 14 fase 2- en fase 3-studies bij 6.709 patiënten (4.135 met psoriasis
en/of arthritis psoriatica, 1.749 met de ziekte van Crohn en 825 patiënten met colitis ulcerosa). Het
gaat daarbij om blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van
de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.577 en 3.253 patiënten
met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa) en om blootstelling
gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk 1.482 en 838 patiënten met psoriasis).
Tabel 3 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis,
arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa en van bijwerkingen gemeld tijdens post-
marketinggebruik. De bijwerkingen zijn ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en geordend naar
frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak (≥ 1/10), Vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), Soms (≥ 1/1.000
tot < 1/100), Zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
28
Tabel 3
Lijst van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Frequentie: Bijwerking
Infecties en parasitaire
Vaak: Bovenste luchtweginfectie, nasofaryngitis, sinusitis
aandoeningen
Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster, onderste
luchtweginfectie, virale bovenste luchtweginfectie,
vulvovaginale schimmelinfectie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria)
Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylaxie en angio-oedeem)
Soms: Depressie
Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn
Soms: Facialisverlamming
Vaak: Orofaryngeale pijn
Soms: Neusverstopping
Zelden: Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele
pneumonie
Zeer zelden: Organiserende pneumonie*
Vaak: Diarree, nausea, braken
Vaak: Pruritus
Soms: Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne
Zelden: Exfoliatieve dermatitis, overgevoeligheidsvasculitis
Zeer zelden: bulleus pemfigoïd
Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie
Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de
injectieplaats
Soms: Reacties op de injectieplaats (waaronder hemorragie,
hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
*
Zie rubriek 4.4, Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa waren de percentages infecties of ernstige infecties bij patiënten behandeld
met ustekinumab en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde
periode van deze klinische studies was het infectiecijfer 1,36 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten
behandeld met ustekinumab, en 1,34 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige
infecties was 0,03 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten behandeld met ustekinumab (30 ernstige
infecties in 930 patiëntjaren in
follow-up)
en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (15 ernstige
infecties in 434 patiëntjaren in
follow-up)
(zie rubriek 4.4).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.581 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane
follow-up
1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten behandeld met
ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in
follow-up
bij patiënten
behandeld met ustekinumab (199 ernstige infecties in 11.581 patiëntjaren in
follow-up).
De gemelde
29
ernstige infecties waren pneumonie, anaal abces, cellulitis, diverticulitis, gastro-enteritis en virale
infecties.
In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden
behandeld met isoniazide geen tuberculose.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica, de
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome
huidkanker) 0,11 per 100 patiëntjaren in
follow-up
voor patiënten behandeld met ustekinumab
(1 patiënt in 929 patiëntjaren in
follow-up),
in vergelijking met 0,23 voor patiënten behandeld met
placebo (1 patiënt in 434 patiëntjaren in
follow-up).
De incidentie van niet-melanome huidkanker was
0,43 per 100 patiëntjaren in
follow-up
voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in
929 patiëntjaren in
follow-up)
in vergelijking met 0,46 voor patiënten behandeld met placebo
(2 patiënten in 433 patiëntjaren in
follow-up).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.561 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane
follow-up
1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij
62 patiënten in 11.561 patiëntjaren in
follow-up
(incidentie bij de patiënten behandeld met
ustekinumab: 0,54 per 100 patiëntjaren in
follow-up).
De incidentie van maligniteiten gemeld bij
patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene
bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,93 [95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,71, 1,20],
aangepast voor leeftijd, geslacht en ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders
dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, colorectaal-, melanoma- en borstkankers. De
incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten behandeld met ustekinumab 0,49 per
100 patiëntjaren in
follow-up
(56 patiënten in 11.545 patiëntjaren in
follow-up).
De verhouding van
patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (3:1) is
vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de algemene bevolking (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens de gecontroleerde periodes van klinische studies met ustekinumab bij psoriasis en arthritis
psoriatica zijn rash en urticaria elk waargenomen bij < 1% van de patiënten (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis
De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in twee fase 3-studies met pediatrische patiënten met
matige tot ernstige plaque psoriasis. De eerste studie vond plaats bij 110 patiënten van 12 t/m 17 jaar
die tot 60 weken werden behandeld en de tweede studie vond plaats bij 44 patiënten van 6 t/m 11 jaar
die tot 56 weken werden behandeld. In het algemeen waren de bijwerkingen die in deze twee studies
werden gemeld - met gegevens over de veiligheid tot 1 jaar - vergelijkbaar met de bijwerkingen die in
eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Eenmalige doses tot 6 mg/kg zijn in klinische onderzoeken intraveneus toegediend zonder
dosisbeperkende toxiciteit. In geval van overdosering wordt het aanbevolen de patiënt te controleren
op verschijnselen en symptomen van bijwerkingen en direct een geëigende symptomatische
behandeling in te stellen.
30
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, interleukine-remmers, ATC-code: L04AC05
Werkingsmechanisme
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam dat met specificiteit bindt aan de
gemeenschappelijke p40-eiwit-subeenheid van de humane cytokines interleukine (IL)-12 en IL-23.
Ustekinumab remt de biologische activiteit van humaan IL-12 en IL-23 door p40 af te houden van
binding aan het IL-12R1-receptoreiwit dat tot expressie komt op het oppervlak van afweercellen.
Ustekinumab kan niet binden aan IL-12 of IL-23 dat al aan de IL-12R1-receptoren op het
celoppervlak is gebonden. Derhalve is het niet waarschijnlijk dat ustekinumab bijdraagt aan de door
complement of door antilichaam gemedieerde cytotoxiciteit van cellen met IL-12 en/of IL-23-
receptoren. IL-12 en IL-23 zijn heterodimere cytokines afgegeven door geactiveerde
antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen, en beide cytokines hebben een
rol bij afweerfuncties; IL-12 stimuleert de
natural killer
(NK)-cellen en bevordert de differentiatie van
CD4+ T-cellen tot het T-helper 1 (Th1)-fenotype; IL-23 induceert de T-helper 17 (Th17)-route.
Abnormale regulatie van IL-12 en IL-23 is echter geassocieerd met immuungemedieerde
aandoeningen zoals psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Door aan p40, de gemeenschappelijke subeenheid van IL-12 en IL-23, te binden, kan ustekinumab zijn
klinische effecten bij psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa uitoefenen
door de Th1- en Th17-cytokineroutes te onderbreken, die bij de pathologie van deze aandoeningen
centraal staan.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder C-reactief proteïne (CRP) en fecaal calprotectine, in de inductiefase;
dit effect hield aan in de onderhoudsfase. CRP werd beoordeeld tijdens de verlenging van de studie en
de verminderingen waargenomen tijdens de onderhoudsfase werden over het algemeen tot en met
week 252 gehandhaafd.
Bij patiënten met colitis ulcerosa resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder CRP en fecaal calprotectine, in de inductiefase. Dit effect hield aan
gedurende de onderhoudsfase en de studieverlenging tot en met week 92.
Immunisatie
Gedurende de langdurige verlenging van Psoriasis studie 2 (PHOENIX 2) vertoonden volwassen
patiënten die minstens 3,5 jaar behandeld werden met STELARA vergelijkbare antilichaamresponsen
tegen zowel pneumokokkenpolysaccharide- als tetanusvaccins als een niet-systemisch behandelde
psoriasis controlegroep. Een vergelijkbaar aantal volwassen patiënten ontwikkelde beschermende
spiegels van anti-pneumokokken en anti-tetanus antilichamen en antilichaamtiters waren vergelijkbaar
tussen patiënten die met STELARA behandeld waren en controlepatiënten.
Klinische werkzaamheid
Plaque psoriasis (volwassenen)
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld bij 1.996 patiënten in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken bij patiënten met matige tot
ernstige plaque psoriasis en die in aanmerking kwamen voor fototherapie of systemische therapie.
Daarnaast werden ustekinumab en etanercept vergeleken in een gerandomiseerde, actief-
gecontroleerde studie, geblindeerd voor de beoordelaar, bij patiënten met matige tot ernstige plaque
psoriasis met onvoldoende respons op, of een intolerantie of contra-indicatie voor ciclosporine, MTX
of PUVA.
31
Psoriasis-studie 1 (PHOENIX 1) evalueerde 766 patiënten. 53% van deze patiënten was of niet-
responsief, intolerant, of had een contra-indicatie voor andere systemische therapie. Patiënten die bij
randomisatie in de ustekinumab-groep kwamen, kregen doses van 45 mg of 90 mg in de weken 0 en 4,
gevolgd door dezelfde dosis elke 12 weken. Patiënten die bij randomisatie werden toegewezen aan de
placebobehandeling in week 0 en 4, kregen door cross-over ustekinumab (45 mg of 90 mg) in week 12
en 16 en vervolgens elke 12 weken. Patiënten die bij randomisatie aanvankelijk aan de ustekinumab-
behandeling waren toegewezen, die een respons vertoonden op de Psoriasis Area and Severity Index
(PASI)-75 (verbetering op de PASI van minstens 75% ten opzichte van
baseline)
in zowel week 28 als
week 40, werden opnieuw gerandomiseerd om ofwel iedere 12 weken ustekinumab te krijgen of
placebo (d.w.z. staken van de therapie). Patiënten die bij de tweede randomisatie in week 40 in de
placebogroep kwamen, begonnen weer met ustekinumab in hun aanvankelijke doseringsschema als ze
ten minste 50% van de verbetering op de PASI van week 40 verloren.
Alle patiënten werden na de eerste toediening van de onderzoeksbehandeling tot 76 weken opgevolgd.
Psoriasis-studie 2 (PHOENIX 2) evalueerde 1.230 patiënten. 61% van deze patiënten was of niet-
responsief, intolerant, of had een contra-indicatie voor andere systemische therapie. Patiënten die bij
randomisatie in de ustekinumab-groep kwamen, kregen doses van 45 mg of 90 mg in de weken 0 en 4,
gevolgd door een bijkomende dosis in week 16. Patiënten die bij randomisatie werden toegewezen aan
de placebobehandeling in week 0 en 4, kregen door cross-over ustekinumab (45 mg of 90 mg) in
week 12 en 16. Alle patiënten werden tot 52 weken na de eerste onderzoeksbehandeling opgevolgd.
In psoriasis-studie 3 (ACCEPT) werden 903 patiënten geëvalueerd met matige tot ernstige psoriasis
met onvoldoende respons op, of een intolerantie of contra-indicatie voor andere systemische
therapieën. Daarbij werd de werkzaamheid van ustekinumab vergeleken met die van etanercept en
werd de veiligheid van ustekinumab en etanercept geëvalueerd. Tijdens het 12 weken durende actief-
gecontroleerde deel van de studie werden patiënten gerandomiseerd om etanercept (50 mg tweemaal
per week), ustekinumab 45 mg in week 0 en week 4, of ustekinumab 90 mg in week 0 en week 4 te
ontvangen.
De
baseline-kenmerken
waren over het algemeen consistent over alle behandelgroepen in Psoriasis-
studie 1 en 2, met een mediane
baseline-PASI-score
van 17 tot 18, een mediaan lichaamsoppervlak
(Body
Surface Area;
BSA) van
20, en een mediane
Dermatology Life Quality Index
(DLQI)
variërend van 10 tot 12. Ongeveer een derde (Psoriasis-studie 1) en een kwart (Psoriasis-studie 2) van
de personen had psoriatische artritis (PsA). In Psoriasis-studie 3 werd eenzelfde ziekte-ernst
waargenomen.
Het primaire eindpunt in deze studies was het percentage van de patiënten met een PASI-75-respons
t.o.v.
baseline
in week 12 (zie tabel 4 en 5).
Tabel 4
Samenvatting van de klinische respons in Psoriasis-studie 1 (PHOENIX 1) en Psoriasis-
studie 2 (PHOENIX 2).
Week 28
Week 12
3 doses (week 0, week 4
2 doses (week 0 en week 4)
en week 16)
placebo
45 mg
90 mg
45 mg
90 mg
Psoriasis-studie 1
Aantal gerandomiseerde
255
255
256
250
243
patiënten
Respons op PASI-50 N (%) 26 (10%) 213 (84%)
a
220 (86%)
a
228 (91%) 234 (96%)
Respons op PASI-75 N (%)
8 (3%)
171 (67%)
a
170 (66%)
a
178 (71%) 191 (79%)
Respons op PASI-90 N (%)
5 (2%)
106 (42%)
a
94 (37%)
a
123 (49%) 135 (56%)
b
PGA ‘verdwenen’ of
10 (4%)
151 (59%)
a
156 (61%)
a
146 (58%) 160 (66%)
‘minimaal’ N (%)
Aantal patiënten ≤ 100 kg
166
168
164
164
153
PASI-75-respons N (%)
6 (4%)
124 (74%)
107 (65%) 130 (79%) 124 (81%)
Aantal patiënten > 100 kg
89
87
92
86
90
PASI-75-respons N (%)
2 (2%)
47 (54%)
63 (68%)
48 (56%)
67 (74%)
32
Psoriasis-studie 2
Aantal gerandomiseerde
patiënten
Respons op PASI-50 N (%)
Respons op PASI-75 N (%)
Respons op PASI-90 N (%)
PGA
b
‘verdwenen’ of
‘minimaal’ N (%)
Aantal patiënten ≤ 100 kg
PASI-75-respons N (%)
Aantal patiënten > 100 kg
PASI-75-respons N (%)
a
b
410
41 (10%)
15 (4%)
3 (1%)
18 (4%)
290
12 (4%)
120
3 (3%)
409
342 (84%)
a
273 (67%)
a
173 (42%)
a
277 (68%)
a
297
218 (73%)
112
55 (49%)
411
367 (89%)
a
311 (76%)
a
209 (51%)
a
300 (73%)
a
289
225 (78%)
121
86 (71%)
397
369 (93%)
276 (70%)
178 (45%)
241 (61%)
287
217 (76%)
110
59 (54%)
400
380 (95%)
314 (79%)
217 (54%)
279 (70%)
280
226 (81%)
119
88 (74%)
< 0,001 voor ustekinumab 45 mg of 90 mg ten opzichte van placebo.
PGA = Algehele beoordeling door de arts (Physician Global Assessment)
Tabel 5
Samenvatting van de klinische respons in week 12 in psoriasis-studie 3 (ACCEPT).
Psoriasis-studie 3
Ustekinumab
Etanercept
2 doses (week 0 en week 4)
24 doses
(50 mg 2x per week)
45 mg
90 mg
Aantal gerandomiseerde
347
209
347
patiënten
PASI-50-respons N (%)
286 (82%)
181 (87%)
320 (92%)
a
PASI-75-respons N (%)
197 (57%)
141 (67%)
b
256 (74%)
a
PASI-90-respons N (%)
80 (23%)
76 (36%)
a
155 (45%)
a
PGA ‘verdwenen’ of
170 (49%)
136 (65%)
a
245 (71%)
a
‘minimaal’ N (%)
Aantal patiënten ≤ 100 kg
251
151
244
PASI-75-respons N (%)
154 (61%)
109 (72%)
189 (77%)
Aantal patiënten > 100 kg
96
58
103
PASI-75-respons N (%)
43 (45%)
32 (55%)
67 (65%)
a
b
p < 0,001 voor ustekinumab 45 mg of 90 mg ten opzichte van etanercept.
p = 0,012 voor ustekinumab 45 mg ten opzichte van etanercept.
In Psoriasis-studie 1 was het handhaven van PASI-75 significant beter bij een continue behandeling
dan bij staken van de behandeling (p < 0,001). Met beide doses van ustekinumab werden vergelijkbare
resultaten gezien. Na 1 jaar (week 52) was 89% van de patiënten die bij de tweede randomisatie aan de
onderhoudsbehandeling waren toegewezen responder op de PASI-75, tegen 63% van de patiënten die
bij de tweede randomisatie placebo kregen (staken van de therapie) (p < 0,001). Na 18 maanden
(week 76) was 84% van de patiënten die bij de tweede randomisatie aan de onderhoudsbehandeling
waren toegewezen responder op de PASI-75, tegen 19% van de patiënten die bij de tweede
randomisatie placebo kregen (staken van de therapie). Na 3 jaar (week 148) was 82% van de patiënten
die opnieuw waren gerandomiseerd naar de onderhoudsbehandeling responder op de PASI-75. Na
5 jaar (week 244) was 80% van de patiënten die opnieuw waren gerandomiseerd naar de
onderhoudsbehandeling responder op de PASI-75.
Bij de patiënten die bij de tweede randomisatie placebo kregen en die hun oorspronkelijke
ustekinumab-behandelschema weer oppakten na verlies van ≥ 50% van de verbetering op de PASI,
bereikte 85% opnieuw een respons op de PASI-75 binnen 12 weken na het herstarten van de therapie.
In Psoriasis-studie 1 werden in week 2 en week 12 in iedere ustekinumab-behandelgroep significant
grotere verbeteringen in de DLQI t.o.v.
baseline
aangetoond in vergelijking met placebo. De
verbetering hield aan tot week 28. Evenzo werden in psoriasis-studie 2 significante verbeteringen
gezien in week 4 en week 12, die aanhielden tot week 24. In Psoriasis-studie 1 waren de verbeteringen
in nagelpsoriasis (Nail Psoriasis Severity Index), in de totaalscores op de fysieke en de psychische
33
items van de SF-36 en op de
Visual Analogue Scale
(VAS) voor jeuk ook in iedere ustekinumab-
behandelgroep significant groter dan bij placebo. In Psoriasis-studie 2 waren ook de Hospital Anxiety
and Depression Scale (HADS) en de
Work Limitations Questionnaire
(WLQ) in iedere ustekinumab-
behandelgroep significant meer verbeterd dan bij placebo.
Arthritis psoriatica (PsA) (volwassenen)
Het is aangetoond dat ustekinumab de klachten en symptomen, het lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven verbetert en de mate van progressie van perifere
gewrichtsschade vermindert bij volwassen patiënten met actieve PsA.
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld bij 927 patiënten in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij patiënten met actieve PsA
(≥ 5 gezwollen gewrichten en ≥ 5 gevoelige gewrichten) ondanks niet-steroïde anti-inflammatoire
(NSAID) of
disease-modifying anti-rheumatic drug
(DMARD) therapie. Patiënten in deze studies
hadden minstens 6 maanden een diagnose van PsA. Patiënten met elk subtype van PsA werden
opgenomen, waaronder polyarticulaire artritis zonder evidentie van reumatoïde nodules (39%),
spondylitis met perifere artritis (28%), asymmetrische perifere artritis (21%), betrokkenheid van de
gewrichten tussen de distale falangen (12%) en arthritis mutilans (0,5%). In de beide studies hadden
op
baseline
respectievelijk meer dan 70% en 40% van de patiënten enthesitis en dactylitis. De
patiënten werden gerandomiseerd om subcutane behandeling te ontvangen met ustekinumab 45 mg,
90 mg, of placebo in de weken 0 en 4, gevolgd door een toediening elke 12 weken (q12w). Ongeveer
50% van de patiënten ging door met een stabiele dosis MTX (≤ 25 mg/week).
In PsAstudie 1 (PSUMMIT I) en PsAstudie 2 (PSUMMIT II), was respectievelijk 80% en 86% van de
patiënten eerder behandeld met DMARD’s. In studie 1 was voorafgaande behandeling met een
tumornecrosefactor (TNF)α-remmer niet toegestaan. In studie 2 was de meerderheid van de patiënten
(58%, n = 180) eerder behandeld met één of meerdere TNFα-remmer(s), van wie meer dan 70% met
hun TNFα-remmer was gestopt wegens gebrek aan werkzaamheid of intolerantie op enig moment.
Klachten en symptomen
Behandeling met ustekinumab leidde tot significante verbeteringen in de metingen van de
ziekteactiviteit in week 24 in vergelijking met placebo. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 24 ACR-20-respons vertoonde (ACR:
American College of Rheumatology).
De
belangrijkste resultaten voor de werkzaamheid staan in onderstaande tabel 6.
Tabel 6
Aantal patiënten dat in week 24 klinische respons bereikte in de Arthritis psoriatica-
studie 1 (PSUMMIT I) en studie 2 (PSUMMIT II).
Arthritis psoriatica studie 1
Arthritis psoriatica studie 2
PBO
45 mg
90 mg
PBO
45 mg
90 mg
Aantal
gerandomiseerde
206
205
204
104
103
105
patiënten
ACR-20-respons,
47 (23%) 87 (42%)
a
101 (50%)
a
21 (20%) 45 (44%)
a
46 (44%)
a
N (%)
ACR-50-respons,
18 (9%)
51 (25%)
a
57 (28%)
a
7 (7%)
18 (17%)
b
24 (23%)
a
N (%)
ACR-70-respons,
5 (2%)
25 (12%)
a
29 (14%)
a
3 (3%)
7 (7%)
c
9 (9%)
c
N (%)
Aantal patiënten met
146
145
149
80
80
81
BSA≥ 3%
d
PASI-75-respons,
16 (11%) 83 (57%)
a
93 (62%)
a
4 (5%)
41 (51%)
a
45 (56%)
a
N (%)
PASI-90-respons,
N (%)
4 (3%)
60 (41%)
a
65 (44%)
a
3 (4%)
24 (30%)
a
36 (44%)
a
34
Gecombineerde
PASI-75- en
ACR-20-respons,
N (%)
Aantal patiënten
≤ 100 kg
ACR-20-respons,
N (%)
Aantal patiënten met
BSA≥ 3%
d
PASI-75-respons,
N (%)
Aantal patiënten
> 100 kg
ACR-20-respons,
N (%)
Aantal patiënten met
BSA≥ 3%
d
PASI-75-respons,
N (%)
a
b
c
d
8 (5%)
40 (28%)
a
62 (42%)
a
2 (3%)
24 (30%)
a
31 (38%)
a
154
39 (25%)
105
14 (13%)
52
8 (15%)
41
2 (5%)
153
67 (44%)
105
64 (61%)
52
20 (38%)
40
19 (48%)
154
78 (51%)
111
73 (66%)
50
23 (46%)
38
20 (53%)
74
17 (23%)
54
4 (7%)
30
4 (13%)
26
0
74
32 (43%)
58
31 (53%)
29
13 (45%)
22
10 (45%)
73
34 (47%)
57
32 (56%)
31
12 (39%)
24
13 (54%)
p < 0,001
p < 0,05
p = NS
Aantal patiënten met ≥ 3% BSA van de huid met psoriasis op
baseline
ACR-20-, 50- en 70-responsen bleven verbeteren of werden behouden tot week 52 (PsA studie 1 en 2)
en week 100 (PsA studie 1). In PsA studie 1 werden ACR-20-responsen bereikt in week 100 bij 57%
en 64% voor respectievelijk 45 mg en 90 mg. In PsA studie 2 werden ACR-20-responsen bereikt in
week 52 bij 47% en 48%, voor respectievelijk 45 mg en 90 mg.
Het deel van de patiënten dat een respons bereikte volgens aangepaste responscriteria voor PsA
(PsARC) was in week 24 in de ustekinumab-groepen ook significant hoger in vergelijking met
placebo. PsARC-responsen bleven behouden tot weken 52 en 100. Een groter deel van de patiënten
behandeld met ustekinumab die als primaire presentatie spondylitis met perifere artritis hadden,
vertoonde 50 en 70 procent verbetering op de
Bath Ankylosing Spondylitis Disease Activity Index
(BASDAI) scores in vergelijking met degenen behandeld met placebo in week 24.
Bij de groepen die werden behandeld met ustekinumab waren de responsen vergelijkbaar bij patiënten
die wel en die niet tegelijkertijd MTX ontvingen. De responsen bleven behouden tot weken 52 en 100.
Patiënten die eerder met TNFα-remmers waren behandeld en die ustekinumab kregen, behaalden in
week 24 een grotere respons dan patiënten die placebo kregen (de ACR-20-respons was in week 24
respectievelijk 37% en 34% voor 45 mg en 90 mg, tegenover 15% voor placebo; p < 0,05). De
responsen bleven behouden tot week 52.
Voor patiënten met enthesitis en/of dactylitis op
baseline
werd in PsA studie 1 in week 24 een
significante verbetering geconstateerd in de scores voor enthesitis en dactylitis in de
ustekinumab-groepen, in vergelijking met placebo. In PsA studie 2 werd in de groep behandeld met
ustekinumab 90 mg in week 24 een significante verbetering geconstateerd in de score voor enthesitis
en een numerieke verbetering (niet statistisch significant) in de score voor dactylitis in vergelijking
met placebo. Verbeteringen in de score voor enthesitis en in de score voor dactylitis bleven behouden
tot weken 52 en 100.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel de handen als de voeten werd uitgedrukt als verandering in de totale van
der Heijde-Sharp score (vdH-S score) ten opzichte van
baseline.
Deze score was gemodificeerd voor
PsA door de distale interfalangeale gewrichten van de hand eraan toe te voegen. Er werd een van
35
tevoren vastgestelde integrale analyse uitgevoerd waarin de gegevens van 927 personen uit PsA
studies 1 en 2 werden gecombineerd. Ustekinumab vertoonde een statistisch significante afname in de
mate van progressie van structurele schade ten opzichte van placebo, gemeten als de verandering in de
totale gemodificeerde vdH-S score t.o.v.
baseline
tot week 24 (gemiddelde ± SD van de score was
0,97 ± 3,85 in de placebogroep tegenover respectievelijk 0,40 ± 2,11 en 0,39 ± 2,40 in de
ustekinumab-groepen met 45 mg (p < 0,05) en 90 mg (p < 0,001)). Dit effect werd gedreven door PsA
studie 1. Het effect wordt beschouwd te zijn aangetoond ongeacht gelijktijdig gebruik van MTX, en
bleef behouden tot weken 52 (integrale analyse) en 100 (PsA studie 1).
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Patiënten behandeld met ustekinumab vertoonden een significante verbetering in lichamelijk
functioneren, zoals gemeten met de
Disability Index of the Health Assessment Questionnaire
(HAQ-DI) in week 24. Het deel van de patiënten dat ten opzichte van
baseline
een klinisch
betekenisvolle verbetering van ≥ 0,3 bereikte op de HAQ-DI score was in de ustekinumab-groepen
ook significant groter dan met placebo. Verbetering in HAQ-DI score ten opzichte van
baseline
bleef
behouden tot weken 52 en 100.
In week 24 was er een significante verbetering in de DLQI-scores in de ustekinumab-groepen in
vergelijking met placebo, die behouden bleef tot weken 52 en 100. In PsAstudie 2 was er in week 24
een significante verbetering in de scores op de
Functional Assessment of Chronic Illness
Therapy - Fatigue
(FACIT-F) in de ustekinumab-groepen ten opzichte van placebo. Het deel van de
patiënten dat een klinisch betekenisvolle verbetering in vermoeidheid bereikte (4 punten op de
FACIT-F) was ook significant groter in de ustekinumab-groepen in vergelijking met placebo.
Verbeteringen in FACIT-scores bleven behouden tot week 52.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met juveniele idiopathische artritis (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten
Het is aangetoond dat ustekinumab de tekenen en symptomen en de gezondheidsgerelateerde kwaliteit
van leven bij pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis verbetert.
Adolescente patiënten (12-17 jaar)
De werkzaamheid van ustekinumab werd onderzocht bij 110 pediatrische patiënten met een leeftijd
van 12 t/m 17 jaar, met matige tot ernstige plaque psoriasis in een gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde, multicentrische fase 3-studie (CADMUS). De patiënten werden
gerandomiseerd om ofwel placebo (n = 37), ofwel de aanbevolen dosis ustekinumab (zie rubriek 4.2;
n = 36) ofwel de helft van de aanbevolen dosis ustekinumab (n = 37) te ontvangen door middel van
een subcutane injectie in week 0 en 4, gevolgd door een toediening elke 12 weken (q12w). In week 12
vond er een cross-over plaats van placebo-behandelde patiënten naar ustekinumab.
Patiënten met PASI ≥ 12, PGA ≥ 3 en een voor ten minste 10% aangedaan lichaamsoppervlak (BSA),
die in aanmerking kwamen voor systemische therapie of fototherapie, waren geschikt om aan de studie
deel te nemen. Ongeveer 60% van de patiënten was eerder blootgesteld geweest aan conventionele
systemische therapie of fototherapie. Ongeveer 11% van de patiënten was eerder blootgesteld geweest
aan biologische geneesmiddelen.
Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat een PGA-score ‘verdwenen’ (0) of ‘minimaal’
(1) bereikte in week 12. Secundaire eindpunten waren onder andere PASI 75, PASI 90, verandering
t.o.v.
baseline
op de
Children’s Dermatology Life Quality Index
(CDLQI), en de verandering t.o.v.
baseline
in de totale schaalscore van de PedsQL (Paediatric
Quality of Life Inventory)
in week 12. In
week 12 vertoonden de personen behandeld met ustekinumab een significant grotere verbetering in
hun psoriasis en hun gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven dan degenen behandeld met placebo
(tabel 7).
36
Bij alle patiënten werd de werkzaamheid opgevolgd tot 52 weken na de eerste toediening van de
studiemedicatie. Bij het eerste bezoek na
baseline
in week 4 was er in het percentage patiënten met
een PGA-score ‘verdwenen’ (0) of ‘minimaal’ (1) en in het percentage dat PASI 75 bereikte een
verschil zichtbaar tussen de groep behandeld met ustekinumab en de groep behandeld met placebo. Dit
verschil was maximaal in week 12. Verbeteringen in PGA, PASI, CDLQI en PedsQL bleven
behouden tot en met week 52 (tabel 7).
Tabel 7:
Samenvatting van de primaire en secundaire eindpunten in week 12 en week 52
Psoriasis-studie bij pediatrische patiënten (CADMUS) (leeftijd 12-17 jaar)
Week 12
Week 52
Aanbevolen dosis
Aanbevolen dosis
Placebo
ustekinumab
ustekinumab
N (%)
N (%)
N (%)
Gerandomiseerde patiënten
37
36
35
PGA
PGA ‘verdwenen’ (0) of
2 (5,4%)
25 (69,4%)
a
20 (57,1%)
‘minimaal’ (1)
PGA ‘verdwenen’ (0)
1 (2,7%)
17 (47,2%)
a
13 (37,1%)
PASI
Responders met PASI 75
4 (10,8%)
29 (80,6%)
a
28 (80,0%)
a
Responders met PASI 90
2 (5,4%)
22 (61,1%)
23 (65,7%)
Responders met PASI 100
1 (2,7%)
14 (38,9%)
a
13 (37,1%)
CDLQI
CDLQI van 0 of 1
b
6 (16,2%)
18 (50,0%)
c
20 (57,1%)
PedsQL
Verandering t.o.v.
baseline
3,35 (10,04)
8,03 (10,44)
e
7,26 (10,92)
d
Gemiddelde (SD)
a
b
c
d
e
p < 0,001
CDLQI: De CDLQI is een dermatologie-instrument om het effect van een huidprobleem op de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven te meten bij pediatrische patiënten. CDLQI van 0 of 1 geeft aan dat er
geen effect is op de kwaliteit van leven van het kind.
p = 0,002
PedsQL: De PedsQL is een algemene maat voor de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, ontwikkeld voor
gebruik bij kinderen en adolescenten. Voor de placebogroep in week 12, N = 36
p = 0,028
Tijdens de placebogecontroleerde periode tot en met week 12 waren de werkzaamheid in zowel de
groep met de aanbevolen dosis als de groep met de helft van de aanbevolen dosis over het algemeen
vergelijkbaar wat betreft het primaire eindpunt (respectievelijk 69,4% en 67,6%). Daarentegen waren
er tekenen van een dosis-respons voor de strengere werkzaamheidscriteria (bijv. PGA ‘verdwenen’
(0), PASI 90). Na week 12 was de werkzaamheid in de groep met de aanbevolen dosis over het
algemeen hoger en bleef deze beter behouden dan in de groep met de helft van de aanbevolen dosis,
waarbij een bescheiden verlies van werkzaamheid vaker werd waargenomen tegen het eind van elk
doseringsinterval van 12 weken. De veiligheidsprofielen van de aanbevolen dosis en de helft van de
aanbevolen dosis waren vergelijkbaar.
Kinderen (6-11 jaar)
De werkzaamheid van ustekinumab werd onderzocht bij 44 pediatrische patiënten in de leeftijd van
6 t/m 11 jaar met matige tot ernstige plaque psoriasis in een multicentrische eenarmige, open-label
fase 3-studie (CADMUS Jr.). Patiënten werden behandeld met de aanbevolen dosis van ustekinumab
(zie rubriek 4.2; n = 44) per subcutane injectie in de weken 0 en 4, gevolgd door toediening om de
12 weken (q12w).
Patiënten met PASI ≥ 12, PGA ≥ 3 en een betrokken BSA van minstens 10%, die in aanmerking
kwamen voor systemische therapie of fototherapie, konden deelnemen aan de studie. Ongeveer 43%
van de patiënten was eerder blootgesteld geweest aan conventionele systemische therapie of
37
fototherapie. Ongeveer 5% van de patiënten was eerder blootgesteld geweest aan een biologisch
geneesmiddel.
Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat een PGA-score ‘verdwenen’ (0) of ‘minimaal’
(1) bereikte in week 12. Secundaire eindpunten waren onder andere PASI 75, PASI 90 en verandering
t.o.v.
baseline
op de
Children’s Dermatology Life Quality Index
(CDLQI) in week 12.
In week 12 vertoonden de personen behandeld met ustekinumab een significante verbetering in hun
psoriasis en hun gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (tabel 8).
Bij alle patiënten werd de werkzaamheid opgevolgd tot 52 weken na de eerste toediening van de
studiemedicatie. Het percentage patiënten met een PGA-score ‘verdwenen’ (0) of ‘minimaal’ (1) in
week 12 was 77,3%. De werkzaamheid (gedefinieerd als PGA 0 of 1) werd al waargenomen op het
eerste bezoek na
baseline
in week 4 en het percentage proefpersonen die een PGA-score bereikte van
0 or 1 nam toe t/m week 16 en bleef daarna relatief stabiel t/m week 52. Verbeteringen in PGA, PASI
en CDLQI bleven behouden t/m week 52 (tabel 8).
Tabel 8
Samenvatting van de primaire en secundaire eindpunten in week 12 en week 52
Psoriasis-studie bij pediatrische patiënten (CADMUS Jr.) (leeftijd 6-11 jaar)
Week 52
Week 12
Aanbevolen dosis
ustekinumab
N (%)
44
34 (77,3%)
17 (38,6%)
37 (84,1%)
28 (63,6%)
15 (34,1%)
(N=39)
24 (61,5%)
Aanbevolen dosis ustekinumab
N (%)
41
31 (75,6%)
23 (56,1%)
36 (87,8%)
29 (70,7%)
22 (53,7%)
(N=36)
21 (58,3%)
Ingesloten patiënten
PGA
PGA ‘verdwenen’ (0) of
‘minimaal’ (1)
PGA ‘verdwenen’ (0)
PASI
Responders met PASI 75
Responders met PASI 90
Responders met PASI 100
CDLQI
a
Patiënten met een CDLQI > 1 op
baseline
CDLQI van 0 of 1
a
CDLQI: De CDLQI is een dermatologie-instrument om het effect van een huidprobleem op de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven te meten bij pediatrische patiënten. CDLQI van 0 of 1 geeft aan dat er
geen effect is op de kwaliteit van leven van het kind.
Ziekte van Crohn
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab zijn onderzocht in drie, in meerdere centra
uitgevoerde, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij volwassen patiënten
met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn (score van de activiteitsindex van de ziekte van Crohn
[Crohn’s
Disease Activity Index;
CDAI] van ≥ 220 en ≤ 450). Het klinische ontwikkelingsprogramma
bestond uit twee studies van 8 weken voor de intraveneuze inductietherapie (UNITI-1 en UNITI-2),
gevolgd door een studie van 44 weken voor de subcutane onderhoudsbehandeling met
gerandomiseerde stopzetting van de actieve behandeling (IM-UNITI), een behandelingsperiode van in
totaal 52 weken.
In de studies voor de inductietherapie waren 1409 (UNITI-1, n = 769; UNITI-2, n = 640) patiënten
opgenomen. Het primaire eindpunt voor de beide studies voor de inductietherapie was het percentage
patiënten met een klinische respons (gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met
≥ 100 punten) in week 6. Er zijn voor beide studies tot en met week 8 gegevens over de werkzaamheid
verzameld en geanalyseerd. Gelijktijdige toediening van orale corticosteroïden, immunomodulatoren,
aminosalicylaten en antibiotica was toegestaan en 75% van de patiënten werd doorbehandeld met
minstens één van deze middelen. In beide studies werden de patiënten in week 0 gerandomiseerd naar
38
behandeling met een eenmalige intraveneuze toediening van óf de aanbevolen, op het lichaamsgewicht
afgestemde dosis van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), óf een vaste dosis van 130 mg
ustekinumab, óf een placebo.
De patiënten in de UNITI-1-studie hadden niet gereageerd op voorafgaande anti-TNFα-therapie of
verdroegen deze therapie niet. Ongeveer 48% had niet gereageerd op 1 voorafgaande anti- TNF-
therapie en 52% had niet gereageerd op 2 of 3 voorafgaande anti-TNFα-therapieën. In deze studie
reageerde 29,1% van de patiënten primair onvoldoende (primaire
non-responders),
reageerde 69,4%
aanvankelijk wel maar later niet meer (secundaire
non-responders)
en verdroeg 36,4% geen
behandeling met TNFα-remmers.
De patiënten in de UNITI-2-hadden niet gereageerd op minstens één conventionele therapie,
waaronder corticosteroïden of immunomodulatoren, en deze patiënten waren óf nog niet eerder met
een TNFα-remmer behandeld (68,6%), óf wel eerder succesvol met een TNFα-remmer behandeld
(31,4%).
In zowel de UNITI-1-studie als de UNITI-2-studie was het percentage patiënten met een klinische
respons en remissie significant groter in de groep die met ustekinumab was behandeld dan in de groep
die met placebo was behandeld (tabel 9). De klinische respons en remissie bij de patiënten die met
ustekinumab waren behandeld waren in week 3 al significant en bleven toenemen tot en met week 8.
In deze studies voor de inductietherapie was de werkzaamheid in de groep met de op het
lichaamsgewicht afgestemde dosering beter en langduriger dan in de groep met de vaste dosering van
130 mg. De op het lichaamsgewicht afgestemde dosering is daarom de aanbevolen dosering voor de
intraveneuze inductietherapie.
Tabel 9:
Optreden van een klinische respons en remissie in UNITI-1 en UNITI-2
UNITI-1*
UNITI-2**
Placebo
Aanbevolen
Placebo
Aanbevolen
N = 247
dosis van
N = 209
dosis van
ustekinumab
ustekinumab
N = 249
N = 209
a
Klinische remissie, week 8
18 (7,3%)
52 (20,9%)
41 (19,6%)
84 (40,2%)
a
Klinische respons (≥ 100 punten),
53 (21,5%)
84 (33,7%)
b
60 (28,7%) 116 (55,5%)
a
week 6
Klinische respons (≥ 100 punten),
50 (20,2%)
94 (37,8%)
a
67 (32,1%) 121 (57,9%)
a
week 8
Respons ≥ 70 punten, week 3
67 (27,1%)
101 (40,6%)
b
66 (31,6%) 106 (50,7%)
a
Respons ≥ 70 punten, week 6
75 (30,4%)
109 (43,8%)
b
81 (38,8%) 135 (64,6%)
a
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging van
de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
Respons ≥ 70 punten wordt gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met minstens 70 punten
* Patiënten bij wie TNFα-remmers hebben gefaald
** Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald
a
p < 0,001
b
p < 0,01
De studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) betreft een evaluatie van 388 patiënten bij wie
er in week 8 in de UNITI-1- en UNITI-2-studie voor de inductietherapie met ustekinumab een
klinische respons van ≥ 100 punten werd bereikt. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie en klinische respons dan in de groep met placebo
(zie tabel 10).
39
Tabel 10:
Aanhouden van de klinische respons en remissie in IM-UNITI (week 44; 52 weken na de
start van de inductiedosis)
Placebo*
90 mg
90 mg
ustekinumab
ustekinumab
om de
om de
8 weken
12 weken
N = 131
N = 128
N = 129
Klinische remissie
36%
53%
a
49%
b
Klinische respons
44%
59%
b
58%
b
Klinische remissie zonder corticosteroïden
30%
47%
a
43%
c
Klinische remissie bij patiënten:
die bij de start van de
46% (36/79)
67% (52/78)
a
56% (44/78)
onderhoudsbehandeling in remissie waren
die startten vanuit studie CRD3002
44% (31/70)
63% (45/72)
c
57% (41/72)
die niet eerder met een TNFα-remmer
49% (25/51)
65% (34/52)
c
57% (30/53)
waren behandeld
die startten vanuit studie CRD3001
§
26% (16/61)
41% (23/56)
39% (22/57)
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging
van de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
* De placebogroep bestond uit patiënten met een klinische respons op ustekinumab die bij de start van de
onderhoudsbehandeling naar behandeling met een placebo werden gerandomiseerd.
† Patiënten met een klinische respons op ustekinumab van ≥ 100 punten bij de start van de onderhoudsbehandeling
Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald maar behandeling met TNFα-remmers niet
§
Patiënten bij wie TNFα-remmers hebben gefaald/die TNFα-remmers niet verdroegen
a
p < 0,01
b
p < 0,05
c
nominaal significant (p < 0,05)
In IM-UNITI hield bij behandeling om de 12 weken de klinische respons op ustekinumab bij 29 van
de 129 patiënten geen stand, deze patiënten mochten overstappen op behandeling met ustekinumab om
de 8 weken. Verlies van respons werd vastgesteld als een CDAI-score van ≥ 220 punten en een
stijging van ≥ 100 punten ten opzichte van de CDAI-score op
baseline.
Bij 41,4% van deze patiënten
werd 16 weken na aanpassing van de dosis een klinische remissie bereikt.
Patiënten bij wie er in de UNITI-1- en UNITI-2-studie in week 8 geen sprake was van een klinische
respons op ustekinumab voor inductietherapie werden opgenomen in het niet-gerandomiseerde deel
van de studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) en kregen op dat moment een subcutane
injectie van 90 mg ustekinumab. Acht weken later bereikte 50,5% van deze patiënten een klinische
respons waarna bij deze patiënten de onderhoudsbehandeling werd voortgezet met toediening om de
8 weken. Bij deze patiënten met de voortgezette onderhoudsbehandeling was er in week 44 bij 68,1%
nog steeds sprake van een klinische respons en bij 50,2% was er sprake van een klinische remissie,
percentages die overeenkomen met die bij patiënten met een initiële respons op ustekinumab tijdens de
inductietherapie.
Bij de start van de studie voor de onderhoudsbehandeling werden de 131 patiënten die een klinische
respons op ustekinumab hadden tijdens de inductietherapie, gerandomiseerd naar behandeling met een
placebo. Bij 51 van deze 131 patiënten hield deze klinische respons vervolgens geen stand, waarna
deze 51 patiënten werden behandeld met 90 mg ustekinumab subcutaan om de 8 weken. Bij de
meerderheid van de patiënten bij wie de klinische respons geen stand hield, werd de behandeling met
ustekinumab binnen 24 weken na de infusie voor de inductietherapie hervat. Bij 70,6% van deze
51 patiënten werd 16 weken na toediening van de eerste subcutane dosis ustekinumab een klinische
respons bereikt en bij 39,2% een klinische remissie.
In de IM-UNITI-studie kwamen de patiënten die de studie tot en met week 44 hadden voltooid, in
aanmerking voor voortzetting van behandeling in een verlenging van de studie. Bij de 718 patiënten
die deelnamen aan en behandeld werden in de verlenging van de studie bleven de klinische remissie en
40
respons in het algemeen gehandhaafd tot en met week 252, zowel bij patiënten bij wie TNF-therapieën
hadden gefaald als bij patiënten bij wie conventionele therapieën hadden gefaald.
Er werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld in deze studieverlenging met behandeling
tot maximaal 5 jaar bij patiënten met de ziekte van Crohn.
Endoscopie
In een substudie werd bij 252 patiënten met een geschikte endoscopische ziekteactiviteit op
baseline
het endoscopisch uiterlijk van het slijmvlies geëvalueerd. Het primaire eindpunt was de verandering in
ziekteactiviteit op basis van de SES-CD-score (Simplified
Endoscopic Disease Severity Score for
Crohn’s Disease)
ten opzichte van de uitgangswaarde. Deze score heeft betrekking op 5 over het
ileum en colon verspreide segmenten en is samengesteld uit: aanwezigheid/grootte van ulcera,
percentage van het slijmvliesoppervlak bedekt met ulcera, percentage van het slijmvliesoppervlak met
andere afwijkingen en aanwezigheid/type van vernauwing/stricturen. Na een eenmalige intraveneuze
dosis voor inductietherapie was de verandering in de SES-CD-score in week 8 groter in de groep met
ustekinumab (n = 155, gemiddelde verandering = -2,8) dan in de groep met placebo (n = 97,
gemiddelde verandering = -0,7, p = 0,012).
Fistelrespons
In een subgroep patiënten met drainerende fistels bij aanvang van de studie (8,8%; n = 26), was er na
44 weken bij 12 van de 15 (80%) met ustekinumab behandelde patiënten sprake van een fistelrespons
(gedefinieerd als ≥ 50% minder drainerende fistels ten opzichte van de baseline van de studie voor de
inductietherapie), vergeleken met 5 van de 11 (45,5%) met placebo behandelde patiënten.
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory
Bowel Disease Questionnaire;
IBDQ) en de SF-36-vragenlijst.
In vergelijking met patiënten met placebo was er bij patiënten die met ustekinumab waren behandeld
in week 8 sprake van een grotere statistisch significante, klinisch belangrijke verbetering van de
totaalscore voor de IBDQ en de samenvattende score voor de mentale component van de SF-36, in
zowel UNITI-1 als UNITI-2, en de samenvattende score voor de fysieke component van de SF-36 in
UNITI-2. In vergelijking met patiënten met placebo hield de verbetering van deze scores in het
algemeen beter stand tot en met week 44 bij patiënten die in de IM-UNITI-studie met ustekinumab
waren behandeld. Verbetering van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bleef in het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 252.
Colitis ulcerosa
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde placebogecontroleerde multicentrische studies bij volwassen patiënten met matig tot
ernstig actieve colitis ulcerosa (Mayo-score 6 tot 12; Endoscopie-subscore ≥ 2). Het klinisch
ontwikkelingsprogramma bestond uit één intraveneuze inductie studie (UNIFI-I genoemd) met
behandeling tot maximaal 16 weken, gevolgd door een studie met subcutane onderhoudsbehandeling
van 44 weken met gerandomiseerde terugtrekking (UNIFI-M genoemd), die samen minstens 52 weken
therapie besloegen.
De werkzaamheidsresultaten weergegeven voor UNIFI-I en UNIFI-M zijn gebaseerd op centrale
review van endoscopieën.
In UNIFI-I werden 961 patiënten geïncludeerd. Het primaire eindpunt voor de inductiestudie was het
percentage proefpersonen dat op week 8 in klinische remissie was. Patiënten werden gerandomiseerd
om in week 0 een eenmalige intraveneuze toediening te ontvangen van ofwel de aanbevolen op
gewicht gebaseerde dosis ustekinumab van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), ofwel een
vastgestelde dosis van 130 mg ustekinumab, of placebo.
Gelijktijdige toedieningen van orale corticosteroïden, immunomodulatoren en aminosalicylaten waren
toegestaan en 90% van de patiënten bleef minstens een van deze medicamenten ontvangen. Bij de
ingesloten patiënten moesten conventionele therapie (corticosteroïden of immunomodulatoren) of
41
minstens één biologisch geneesmiddel (een TNFα-remmer en/of vedolizumab) hebben gefaald. Bij
49% van de patiënten had conventionele therapie gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet (van
deze patiënten had 94% geen biologisch geneesmiddel gehad). Bij 51% van de patiënten had een
biologisch geneesmiddel gefaald of kon men het niet verdragen. Bij ongeveer 50% van de patiënten
had minstens één eerdere anti-TNF-therapie gefaald (van wie 48% primaire non-responder was) en
bij 17% hadden zowel minstens één anti-TNFα-therapie als vedolizumab gefaald.
In UNIFI-I was op week 8 een significant hoger percentage patiënten in klinische remissie in de groep
behandeld met ustekinumab in vergelijking met placebo (tabel 11). Al in week 2, het vroegste
geplande studiebezoek, en bij elk daaropvolgende bezoek, had een hoger percentage ustekinumab-
patiënten geen rectale bloeding of bereikte een normale ontlastingsfrequentie in vergelijking met
placebo-patiënten. Al in week 2 werden er significante verschillen waargenomen tussen ustekinumab
en placebo in de partiële Mayo-score en in symptomatische remissie.
De werkzaamheid was op geselecteerde eindpunten hoger in de groep met op gewicht gebaseerde
dosis (6 mg/kg) dan bij de groep met de dosis van 130 mg. Daarom wordt de op gewicht gebaseerde
dosis de aanbevolen dosis voor intraveneuze inductie.
Tabel 11:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsresultaten in UNIFI-I (week 8)
Placebo
Aanbevolen dosis
N = 319
ustekinumab
£
N = 322
Klinische remissie*
5%
16%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
9% (15/158)
19% (29/156)
c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
1% (2/161)
13% (21/166)
b
geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-remmer als
0% (0/47)
10% (6/58)
c
vedolizumab hadden gefaald
Klinische respons
§
31%
62%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
35% (56/158)
67% (104/156)
b
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
27% (44/161)
57% (95/166)
b
geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-remmer als
28% (13/47)
52% (30/58)
c
vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
14%
27%
a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
21% (33/158)
33% (52/156)
c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
7% (11/161)
21% (35/166)
b
geneesmiddel had gefaald
Symptomatische remissie
23%
45%
b
Combinatie van symptomatische remissie en genezing
8%
21%
b
van de mucosa
42
£
*
§
¥
a
b
c
Infusiedosis van ustekinumab gebruikmakend van het op gewicht gebaseerde doseringsregime zoals gespecificeerd in
tabel 1.
Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score ≤2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met ≥30% en ≥3 punten t.o.v.
baseline,
met ofwel
een afname t.o.v.
baseline
in de subscore rectale bloeding van ≥1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
Een TNFα-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore rectale
bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
p < 0,001
Nominaal significant (p < 0,001)
Nominaal significant (p < 0,05)
In UNIFI-M werden 523 patiënten geëvalueerd die een klinische respons bereikten met een eenmalige
intraveneuze toediening van ustekinumab in UNIFI-I. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie dan in de groep met placebo (zie tabel 12).
Tabel 12:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsmaten in UNIFI-M (week 44; 52 weken
na instelling van de inductiedosis)
Placebo*
90 mg
90 mg
N =
175
ustekinumab
ustekinumab
om de 8 weken
om de
N =
176
12 weken
N =
172
a
Klinische remissie**
24%
44%
38%
b
Bij patiënten bij wie conventionele
31% (27/87)
48% (41/85)
d
49% (50/102)
d
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
17% (15/88)
40% (36/91)
c
23% (16/70)
d
biologisch geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-
15% (4/27)
33% (7/21)
e
23% (5/22)
e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Aanhouden van klinische respons t/m
45%
71%
a
68%
a
week 44
§
Bij patiënten bij wie conventionele
51% (44/87)
78% (66/85)
c
77% (78/102)
c
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
39% (34/88)
65% (59/91)
c
56% (39/70)
d
biologisch geneesmiddel had gefaald
¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNFα-
41% (11/27)
67% (14/21)
e
50% (11/22)
e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
29%
51%
a
44%
b
Aanhouden van klinische remissie t/m
38% (17/45)
58% (22/38)
65% (26/40)
c
week 44
£
Klinische remissie zonder corticosteroïden
23%
42%
a
38%
b
Aanhoudende remissie
ǁ
35%
57%
c
48%
d
Symptomatische remissie
45%
68%
c
62%
d
43
Combinatie van symptomatische remissie en
genezing van de mucosa
28%
48%
c
41%
d
* Na respons op ustekinumab i.v.
** Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score ≤2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met ≥30% en ≥3 punten t.o.v.
baseline,
met ofwel
een afname t.o.v.
baseline
in de subscore rectale bloeding van ≥1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNFα-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
£
Aanhouden van klinische remissie t/m week 44 is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie t/m week 44 onder
patiënten in klinische remissie aan het begin van de onderhoudsbehandeling.
Klinische remissie zonder corticosteroïden is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie in week 44 die geen
corticosteroïden ontvangen.
ǁ
Aanhoudende remissie is gedefinieerd als gedeeltelijke Mayo-remissie bij ≥80% van alle bezoeken voor week 44 en in
partiële Mayo-remissie op het laatste bezoek (week 44).
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore
rectale bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
p < 0,05
c
Nominaal significant (p < 0,001)
d
Nominaal significant (p < 0,05)
e
Niet statistisch significant
Het gunstige effect van ustekinumab op de klinische respons, genezing van de mucosa en klinische
remissie werd waargenomen bij inductie en bij onderhoudsbehandeling, zowel bij patiënten bij wie
conventionele therapie had gefaald maar een biologische therapie niet, als bij degenen bij wie
minstens één eerdere behandeling met een TNFα-remmer had gefaald, waaronder patiënten met een
primaire non-respons op therapie met een TNFα-remmer. Een gunstig effect werd ook waargenomen
bij inductie bij patiënten bij wie minstens één eerdere behandeling met een TNFα-remmer en
vedolizumab had gefaald, hoewel het aantal patiënten in deze subgroep te klein was om definitieve
conclusies te trekken over het gunstige effect tijdens onderhoudstherapie in deze groep.
Responders in week 16 na inductie met ustekinumab
Met ustekinumab behandelde patiënten bij wie er in week 8 van UNIFI-I geen respons was, ontvingen
een subcutane toediening van 90 mg ustekinumab in week 8 (36% van de patiënten). Van die patiënten
bereikte 9% van de patiënten die aanvankelijk waren gerandomiseerd tot de aanbevolen inductiedosis
klinische remissie en bereikte 58% klinische respons in week 16.
Patiënten die in week 8 geen klinische respons vertoonden op inductie met ustekinumab in de UNIFI-
I-studie, maar die wel respons vertoonden in week 16 (157 patiënten), kwamen in het niet-
gerandomiseerde deel van UNIFI-M en bleven om de 8 weken een onderhoudsdosis ontvangen; een
meerderheid van deze patiënten (62%) behield de respons en 30% bereikte remissie in week 44.
Studieverlenging
In UNIFI kwamen patiënten die de studie tot en met week 44 hadden afgerond in aanmerking voor
voortzetting van de behandeling in een studieverlenging. Van de 588 patiënten die deelnamen aan en
behandeld werden in de studieverlenging, werd de symptomatische remissie over het algemeen
gehandhaafd tot en met week 92 voor patiënten bij wie conventionele therapie (maar niet biologische
therapie) had gefaald en bij wie biologische therapie had gefaald, inclusief degenen bij wie zowel de
anti-TNF- als de vedolizumab-therapie had gefaald.
In deze studieverlenging met een behandeling tot 2 jaar bij patiënten met colitis ulcerosa werden geen
nieuwe veiligheidsproblemen geïdentificeerd.
Endoscopische normalisatie
Endoscopische normalisatie was gedefinieerd als een Mayo endoscopie-subscore van 0 en werd al in
week 8 van UNIFI-I waargenomen. In week 44 van UNIFI-M werd het bereikt bij respectievelijk 24%
44
en 29% van de patiënten die om de 12 of om de 8 weken werden behandeld met ustekinumab,
tegenover 18% van de patiënten in de placebogroep.
Histologische en histo-endoscopische genezing van de mucosa
Histologische genezing (gedefinieerd als infiltratie van neutrofielen in < 5% van de crypten, geen
destructie van de crypten en geen erosies, ulceraties of granulatieweefsel) werd beoordeeld in week 8
van UNIFI-I en week 44 van UNIFI-M. In week 8, na een eenmalige intraveneuze inductiedosis,
bereikte een significant groter deel van de patiënten in de groep met de aanbevolen dosering
histologische genezing (36%) vergeleken met patiënten in de placebogroep (22%). In week 44 werd
aanhouden van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histologische genezing in de
groep met ustekinumab om de 12 weken (54%) en om de 8 weken (59%) in vergelijking met placebo
(33%).
Een gecombineerd eindpunt van histo-endoscopische genezing van de mucosa - gedefinieerd als
proefpersonen met zowel genezing van de mucosa als histologische genezing - werd geëvalueerd in
week 8 van UNIFI-I en in week 44 van UNIFI-M. Patiënten die ustekinumab kregen in de aanbevolen
dosering vertoonden significante verbeteringen op het eindpunt van histo-endoscopische genezing van
de mucosa in week 8 (18%) in vergelijking met de placebogroep (9%). In week 44 werd aanhouden
van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histo-endoscopische genezing van de
mucosa in de groepen die ustekinumab kregen om de 12 weken (39%) en om de 8 weken (46%)
vergeleken met placebo (24%).
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory
Bowel Disease Questionnaire;
IBDQ), de SF-36-vragenlijst en
de EuroQoL-5D (EQ-5D)-vragenlijst.
In week 8 van UNIFI-I vertoonden patiënten die ustekinumab ontvingen significant grotere en klinisch
relevante verbeteringen op de IBDQ-totaalscore, de EQ-5D en de EQ-5D VAS, en op de SF-36
samenvattingsscore van de psychische component en de SF-36 samenvattingsscore van de
lichamelijke component in vergelijking met placebo. Deze verbeteringen bleven gehandhaafd bij
patiënten behandeld met ustekinumab in UNIFI-M t/m week 44. De verbetering van de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, zoals gemeten door IBDQ en SF-36, werd over het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 92.
Patiënten die ustekinumab ontvingen, ervaarden significant meer verbeteringen in
arbeidsproductiviteit - zoals werd vastgesteld aan de hand van grotere afname in de algehele
arbeidsbelemmering - en in belemmering van activiteiten - zoals vastgesteld met de WPAI-GH
vragenlijst - dan patiënten die placebo kregen.
Hospitalisaties en colitis ulcerosa (CU)-gerelateerde chirurgie
Tot en met week 8 van UNIFI-I waren de percentages proefpersonen met CU-gerelateerde
hospitalisaties significant lager voor proefpersonen in de groep met de aanbevolen dosis ustekinumab
(1,6%, 5/322) vergeleken met proefpersonen in de placebogroep (4,4%, 14/319) en er waren geen
proefpersonen die CU-gerelateerde chirurgie ondergingen in de groep van proefpersonen die de
aanbevolen inductiedosis ustekinumab ontvingen, vergeleken met 0,6% (2/319) proefpersonen in de
placebogroep.
Tot en met week 44 van UNIFI-M werd een significant lager aantal CU-gerelateerde hospitalisaties
waargenomen bij proefpersonen in de gecombineerde ustekinumab-groep (2,0%, 7/348) vergeleken
met de proefpersonen in de placebogroep (5,7%, 10/175). Een numeriek lager aantal proefpersonen in
de ustekinumab-groep (0,6%, 2/348) onderging CU-gerelateerde chirurgie vergeleken met de
proefpersonen in de placebogroep (1,7%, 3/175) t/m week 44.
Immunogeniciteit
Tijdens behandeling met ustekinumab kunnen zich antilichamen tegen ustekinumab ontwikkelen. De
meeste daarvan zijn neutraliserende antilichamen. De vorming van antilichamen tegen ustekinumab
45
wordt in verband gebracht met een verhoogde klaring en verminderde werkzaamheid van
ustekinumab, behalve bij patiënten met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Bij hen werd geen
verminderde werkzaamheid waargenomen. Er is geen duidelijke correlatie tussen de aanwezigheid van
antilichamen tegen ustekinumab en het optreden van injectieplaatsreacties.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
De mediane tijd waarin de maximale serumconcentratie (t
max
) werd bereikt, bedroeg bij gezonde
proefpersonen 8,5 dagen na een eenmalige subcutane toediening van 90 mg. De mediane t
max
-waarden
van ustekinumab na een eenmalige subcutane toediening van ofwel 45 mg of 90 mg aan patiënten met
psoriasis waren vergelijkbaar met die waargenomen bij gezonde proefpersonen.
De absolute biologische beschikbaarheid van ustekinumab bij patiënten met psoriasis na een
eenmalige subcutane toediening werd berekend op 57,2%.
Distributie
Het mediane verdelingsvolume tijdens de laatste fase (Vz) na een eenmalige intraveneuze toediening
aan patiënten met psoriasis varieerde van 57 tot 83 ml/kg.
Biotransformatie
De precieze metabole route voor ustekinumab is niet bekend.
Eliminatie
De mediane systemische klaring (CL) na een eenmalige intraveneuze toediening aan patiënten met
psoriasis varieerde van 1,99 tot 2,34 ml/dag/kg. De mediane halfwaardetijd (t
1/2
) van ustekinumab was
bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa ongeveer
3 weken, variërend van 15 tot 32 dagen over alle studies bij psoriasis en arthritis psoriatica. In een
populatie-farmacokinetische analyse waren de schijnbare klaring (CL/F) en het schijnbare
verdelingsvolume (V/F) bij patiënten met psoriasis respectievelijk 0,465 l/dag en 15,7 l. De CL/F van
ustekinumab werd niet beïnvloed door het geslacht. Populatie-farmacokinetische analyse toonde aan
dat er een tendens was naar een sterkere klaring van ustekinumab bij patiënten die positief waren in
een test op antilichamen tegen ustekinumab.
Dosislineariteit
Na eenmalige intraveneuze toediening in doses variërend van 0,09 mg/kg tot 4,5 mg/kg of na een
eenmalige subcutane toediening in doses variërend van ongeveer 24 tot 240 mg aan patiënten met
psoriasis nam de systemische blootstelling aan ustekinumab (C
max
en AUC) toe in een verband dat bij
benadering proportioneel was aan de dosis.
Eenmalige dosis versus herhaalde doses
Het verloop van de serumconcentratie van ustekinumab in de tijd na eenmalige of herhaalde subcutane
toediening was in het algemeen voorspelbaar. Bij patiënten met psoriasis werd na de eerste subcutane
doses in week 0 en week 4, gevolgd door een dosis elke 12 weken, de steady-state-serumconcentratie
van ustekinumab bereikt in week 28. De mediane steady-state-dalconcentratie varieerde van
0,21 μg/ml tot 0,26 μg/ml (45 mg) en van 0,47 μg/ml tot 0,49 μg/ml (90 mg). Wanneer ustekinumab
elke 12 weken subcutaan werd toegediend, trad er geen merkbare accumulatie in de serumconcentratie
op.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd er na een intraveneuze dosis van
~6 mg/kg om de 8 of 12 weken een subcutane onderhoudsdosis van 90 mg toegediend, met de eerste
46
onderhoudsdosis 8 weken na de intraveneuze dosis. De steady-state-concentratie van ustekinumab
werd bereikt rond het begin van de periode van de tweede onderhoudsdosis. Bij patiënten met de
ziekte van Crohn varieerden de mediane steady-state-dalconcentraties van 1,97 μg/ml tot 2,24 μg/ml
en van 0,61 μg/ml tot 0,76 μg/ml voor respectievelijk 90 mg ustekinumab om de 8 weken en 90 mg
ustekinumab om de 12 weken. Bij patiënten met colitis ulcerosa varieerden de mediane steady-state-
dalconcentraties van 2,69 μg/ml tot 3,09 μg/ml en van 0,92 μg/ml tot 1,19 μg/ml voor respectievelijk
90 mg ustekinumab om de 8 weken en 90 mg ustekinumab om de 12 weken. Bij de steady-state-
dalconcentratie van ustekinumab ten gevolge van 90 mg ustekinumab om de 8 weken trad er vaker
klinische remissie op dan bij de steady-state-dalconcentratie van ustekinumab ten gevolge van 90 mg
ustekinumab om de 12 weken.
Effect van gewicht op de farmacokinetiek
Uit een populatie-farmacokinetische analyse die gebruikmaakte van gegevens van patiënten met
psoriasis volgde dat het lichaamsgewicht de onafhankelijke variabele was met de meest significante
invloed op de klaring van ustekinumab. De mediane CL/F bij patiënten met een gewicht > 100 kg was
ongeveer 55% hoger dan bij patiënten met een gewicht ≤ 100 kg. De mediane V/F bij patiënten met
een gewicht van > 100 kg was ongeveer 37% hoger dan bij patiënten met een gewicht van ≤ 100 kg.
De mediane dal-serumconcentraties van ustekinumab bij patiënten met een hoger gewicht (> 100 kg)
in de 90 mg-groep waren vergelijkbaar met die bij patiënten met een lager gewicht (≤ 100 kg) in de
45 mg-groep. Vergelijkbare resultaten werden verkregen uit een populatie-farmacokinetische analyse
die gebruikmaakte van gegevens van patiënten met arthritis psoriatica die ter bevestiging werd
uitgevoerd.
Aanpassing van de doseringsfrequentie
Op basis van waargenomen gegevens en populatie-PK-analyses bij patiënten met de ziekte van Crohn
en colitis ulcerosa hadden gerandomiseerde proefpersonen bij wie de respons verdween in de loop van
de tijd lagere serumconcentraties van ustekinumab dan proefpersonen bij wie de respons niet
verdween. Bij de ziekte van Crohn was een dosisaanpassing van 90 mg om de 12 weken naar 90 mg
om de 8 weken geassocieerd met een stijging in de dal-serumconcentraties van ustekinumab en een
daarmee gepaard gaande toename van werkzaamheid. Bij colitis ulcerosa lieten simulaties op basis
van populatie-PK-modelling zien dat een dosisaanpassing van 90 mg om de 12 weken naar 90 mg om
de 8 weken naar verwachting zou resulteren in een verdrievoudiging van de steady-state-
dalconcentraties van ustekinumab. Daarnaast werd op basis van gegevens uit klinische studies bij
patiënten met colitis ulcerosa een positieve blootstellings-responsrelatie vastgesteld tussen
dalconcentraties enerzijds en klinische remissie en genezing van de mucosa anderzijds.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de farmacokinetiek bij patiënten met nier- of
leverinsufficiëntie.
Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij oudere patiënten.
De farmacokinetiek van ustekinumab was over het algemeen vergelijkbaar voor Aziatische en niet-
Aziatische patiënten met psoriasis en colitis ulcerosa.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd de variabiliteit van de klaring van
ustekinumab beïnvloed door het lichaamsgewicht, de serumalbuminespiegel, geslacht, en de
aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab, terwijl lichaamsgewicht de belangrijkste co-
variabele was met invloed op het verdelingsvolume. Daarnaast werd de klaring bij de ziekte van Crohn
beïnvloed door
C-reactive protein,
een eerder falen van een TNF-antagonist en ras (Aziatisch versus
niet-Aziatisch). De invloed van deze co-variabelen lag binnen ± 20% van de typische waarden of de
referentiewaarden van de respectievelijke PK-parameters. Daarom is dosisaanpassing bij deze co-
variabelen niet vereist. Gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren had geen significante invloed op
de beschikbaarheid van ustekinumab.
In de populatie-farmacokinetische analyse waren geen aanwijzingen voor een effect van tabak of
alcohol op de farmacokinetiek van ustekinumab.
47
De concentraties van ustekinumab in serum bij pediatrische psoriasispatiënten met een leeftijd van 6
t/m 17 jaar, behandeld met de aanbevolen dosis op basis van het lichaamsgewicht, waren over het
algemeen vergelijkbaar met die bij volwassen psoriasispatiënten die met de dosis voor volwassenen
waren behandeld. De concentraties van ustekinumab in serum bij pediatrische psoriasispatiënten van
12-17 jaar (CADMUS) die met de helft van de aanbevolen dosis op basis van het lichaamsgewicht
waren behandeld over het algemeen lager waren dan die bij volwassenen.
Regulering van CYP450-enzymen
De effecten van IL-12 of IL-23 op de regulering van CYP450-enzymen werden beoordeeld in een
in-
vitrostudie
met behulp van humane hepatocyten. Hieruit bleek dat IL-12 en/of IL-23, in concentraties
van 10 ng/ml, de activiteit van humane CYP450-enzymen niet veranderden (CYP1A2, 2B6, 2C9,
2C19, 2D6, of 3A4; zie rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens verkregen uit onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit, met inbegrip van veiligheidsfarmacologische evaluatie, duiden
niet op een speciaal risico (bijvoorbeeld orgaantoxiciteit) voor mensen. In onderzoeken naar de
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit bij cynomolgus-aapjes werden geen nadelige effecten op de
vruchtbaarheid van de mannetjes en geen aangeboren afwijkingen of ontwikkelingsdefecten
waargenomen. Bij het gebruik van een analoog antilichaam tegen IL-12/23 bij muizen werden geen
nadelige effecten waargenomen op de parameters voor de vruchtbaarheid bij de vrouw.
De doseringsniveaus in de dierexperimentele studies waren tot zo’n 45-maal hoger dan de hoogste
dosis die bedoeld is voor toediening aan psoriasispatiënten en resulteerde in piek-serumconcentraties
bij apen die meer dan 100-maal zo hoog waren als waargenomen bij de mens.
Met ustekinumab zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniteit vanwege het gebrek aan
geschikte modellen voor een antilichaam zonder kruisreactiviteit met IL-12/23 p40 van knaagdieren.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
L-histidine
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat
Polysorbaat-80
Sucrose
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
2 jaar
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
3 jaar
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
3 jaar
48
Individuele voorgevulde spuiten kunnen eenmalig maximaal 30 dagen bewaard worden op
kamertemperatuur tot 30°C in de oorspronkelijke doos ter bescherming tegen licht. Noteer op de doos
op de daarvoor bestemde plek de datum waarop de voorgevulde spuit voor het eerst uit de koelkast
wordt gehaald en de datum waarop de spuit weggegooid zou moeten worden. De datum waarop de
spuit weggegooid zou moeten worden mag de oorspronkelijke gedrukte vervaldatum die op de doos
staat niet overschrijden. Als een spuit eenmaal op kamertemperatuur (tot 30°C) is bewaard, mag hij
niet opnieuw in de koelkast bewaard worden. Gooi de spuit weg indien deze niet is gebruikt binnen
30 dagen bewaring bij kamertemperatuur of voor de oorspronkelijke vervaldatum, afhankelijk van wat
eerst komt.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon of de voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten worden bewaard bij kamertemperatuur tot 30°C
(zie rubriek 6.3).
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
0,5 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 2 ml, afgesloten met een van coating
voorziene butylrubberen stop.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
0,5 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een
beschermdop over de naald met droog natuurrubber (een latexderivaat). De spuit is uitgerust met een
passief naaldbeschermingsmechanisme.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
1 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een
beschermdop over de naald met droog natuurrubber (een latexderivaat). De spuit is uitgerust met een
passief naaldbeschermingsmechanisme.
STELARA is beschikbaar in verpakkingen met één injectieflacon of één voorgevulde spuit.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De oplossing in de injectieflacon of voorgevulde spuit met STELARA mag niet worden geschud. De
oplossing moet vóór subcutane toediening visueel geïnspecteerd worden op deeltjes of verkleuring. De
oplossing is helder tot licht opaalachtig, kleurloos tot lichtgeel en kan enkele kleine doorzichtige of
witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit verschijnsel is niet ongebruikelijk voor eiwitachtige oplossingen. Het
geneesmiddel mag niet worden gebruikt als de oplossing verkleurd of troebel is of als er vreemde
deeltjes in aanwezig zijn. Voor toediening dient STELARA op kamertemperatuur te komen (ongeveer
een half uur). Gedetailleerde instructies voor het gebruik staan vermeld in de bijsluiter.
STELARA bevat geen bewaarmiddelen; daarom mag overgebleven ongebruikt geneesmiddel in de
flacon en de spuit niet worden gebruikt. STELARA wordt geleverd als een steriele injectieflacon voor
eenmalig gebruik of een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. De spuit, de naald en de
injectieflacon mogen nooit opnieuw worden gebruikt. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Bij het gebruik van een injectieflacon voor eenmalig gebruik wordt een injectiespuit aanbevolen van
1 ml met een 27 gauge, ½ inch (13 mm) naald.
49
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
EU/1/08/494/001
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
EU/1/08/494/003
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
EU/1/08/494/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 januari 2009
Datum van laatste verlenging: 19 september 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
50
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
51
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
NL-2333 CB Leiden
Nederland
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy
Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
NL-2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
52
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
53
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
54
A. ETIKETTERING
55
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS (130 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: EDTA-dinatriumzoutdihydraat, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
L-methionine, polysorbaat 80, sucrose, water voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
130 mg/26 ml
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Intraveneus gebruik na verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
56
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/005
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
57
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIEFLACON (130 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Voor i.v. gebruik na verdunning.
Niet schudden.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
130 mg/26 ml
6.
OVERIGE
58
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS MET INJECTIEFLACON (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
45 mg/0,5 ml
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
59
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 45 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
60
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIEFLACON (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
45 mg/0,5 ml
6.
OVERIGE
61
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS MET VOORGEVULDE SPUIT (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie. De verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber. Zie de bijsluiter voor meer
informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
45 mg/0,5 ml
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Weggooidatum, indien bewaard op kamertemperatuur:
62
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan eenmalig maximaal 30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur (tot 30°C), maar de
oorspronkelijke vervaldatum mag niet worden overschreden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 45 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
63
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
64
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE VOORGEVULDE SPUIT (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 45 mg injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
45 mg/0,5 ml
6.
OVERIGE
65
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS MET VOORGEVULDE SPUIT (90 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie. De verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber. Zie de bijsluiter voor meer
informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
90 mg/1 ml
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Weggooidatum, indien bewaard op kamertemperatuur:
66
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan eenmalig maximaal 30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur (tot 30°C), maar de
oorspronkelijke vervaldatum mag niet worden overschreden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/004
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 90 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
67
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
68
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE VOORGEVULDE SPUIT (90 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 90 mg injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
90 mg/1 ml
6.
OVERIGE
69
B. BIJSLUITER
70
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt.
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel ‘ustekinumab’, een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam ‘immunosuppressiva’. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor
een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een actieve infectie
die uw arts belangrijk vindt.
71
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voorafgaand aan
de behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voorafgaand aan de
behandeling informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden
dichtbij iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie ‘Ernstige bijwerkingen’ in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:
of u ooit een allergische reactie
tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.
of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad
– dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.
of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad en of u abnormale openingen
in uw huid heeft (fistels).
of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen
binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt
– zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.
of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën
– het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.
of u 65 jaar of ouder bent
– dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar met de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa, omdat het bij deze leeftijdsgroep niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
72
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
Stelara bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
Voordat u Stelara krijgt toegediend, wordt het echter gemengd met een oplossing die natrium bevat.
Neem contact op met uw arts als u een zoutarm dieet volgt.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de diagnose en behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa.
Stelara 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie wordt door uw arts aan u toegediend door
middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie) gedurende minstens één
uur. Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara aan u moet worden toegediend en hoe lang.
Volwassenen van 18 jaar en ouder
De arts berekent voor u de aanbevolen intraveneuze dosis voor infusie op basis van uw
lichaamsgewicht.
Uw lichaamsgewicht
≤ 55 kg
> 55 kg tot ≤ 85 kg
> 85 kg
Dosis
260 mg
390 mg
520 mg
Na de eerste intraveneuze dosis krijgt u 8 weken later via een injectie onder uw huid (subcutane
injectie) een volgende dosis van 90 mg Stelara, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
De eerste dosis Stelara voor de behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa wordt
door een arts toegediend in de vorm van een druppelinfuus in een ader van uw arm
(intraveneuze infusie).
Raadpleeg uw arts als u vragen heeft over de toediening van Stelara.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u de afspraak voor de toediening van de dosis vergeet of misloopt, neem dan contact op met uw
arts om de afspraak te verzetten.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
73
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.
Ernstige allergische reacties (‘anafylaxie’) komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
Infusiegerelateerde reacties – Als u wordt behandeld voor de ziekte van Crohn of voor
colitis ulcerosa, krijgt u de eerste dosis van Stelara met een druppelinfuus in een ader. Dat
heet een intraveneuze infusie. Bij sommige patiënten hebben zich tijdens het infuus
ernstige allergische reacties voorgedaan.
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.
Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.
Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (‘cellulitis’) komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen ‘s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
74
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid – verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.
Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (‘pruritus’)
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(‘aangezichtsverlamming’ of ‘bell-aangezichtsverlamming’), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
75
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Stelara 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie wordt toegediend in een ziekenhuis of
kliniek en patiënten hoeven het middel niet te bewaren of te hanteren.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
U mag de injectieflacons met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 ‘Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?’).
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit).
als het middel erg is geschud.
als het zegel verbroken is.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Alle verdunde infusieoplossing of ongebruikt geneesmiddel
dat in de injectieflacon en de spuit achterblijft moet in overeenstemming met de lokale voorschriften
worden weggegooid.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere injectieflacon bevat 130 mg
ustekinumab in 26 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn EDTA-dinatriumzoutdihydraat, L-histidine,
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat-80, sucrose en water
voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een helder, kleurloos tot lichtgeel concentraat voor oplossing voor infusie. Het wordt
geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen injectieflacon van 30 ml voor eenmalig gebruik.
Iedere injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml concentraat voor oplossing voor infusie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
76
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: + 47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: + 48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
77
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Tηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle
Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren, dienen de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product duidelijk te worden geregistreerd.
Instructies voor verdunning:
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie moet door een beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg met een aseptische techniek worden verdund, bereid en toegediend.
1.
2.
Bereken de dosis en het aantal benodigde STELARA injectieflacons op basis van het
lichaamsgewicht van de patiënt (zie rubriek 3, tabel 1). Elke 26 ml STELARA injectieflacon
bevat 130 mg ustekinumab.
Trek uit de 250 ml infuuszak een hoeveelheid van de 9 mg/ml (0,9%) natriumchlorideoplossing
op die gelijk is aan de hoeveelheid STELARA die moet worden toegevoegd en gooi deze
hoeveelheid dan weg (gooi 26 ml natriumchloride weg voor elke benodigde STELARA
injectieflacon, gooi 52 ml weg voor 2 injectieflacons, gooi 78 ml weg voor 3 injectieflacons,
gooi 104 ml weg voor 4 injectieflacons).
Trek uit elke benodigde injectieflacon 26 ml STELARA op en voeg die toe aan de 250 ml
infuuszak. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Meng de inhoud
voorzichtig.
78
3.
4.
5.
6.
7.
Voer voorafgaand aan de toediening een visuele inspectie van de verdunde oplossing uit.
Gebruik de oplossing niet als er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of vreemde deeltjes te zien
zijn.
Dien de verdunde oplossing over een periode van minstens één uur toe. Na verdunning dient de
infusie binnen acht uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid.
Gebruik alleen een infusieset met een steriele, niet-pyrogene lijnfilter met lage eiwitbinding
(poriegrootte 0,2 micrometer).
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte geneesmiddel
dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Bewaring
Zo nodig kan de verdunde infusieoplossing bij kamertemperatuur worden bewaard. De infusie dient
binnen 8 uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid. Niet in de vriezer bewaren.
79
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel ‘ustekinumab’, een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam ‘immunosuppressiva’. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
80
Arthritis psoriatica
Arthritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, gewoonlijk samen voorkomend met
psoriasis. Als u actieve arthritis psoriatica heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op
die geneesmiddelen niet goed genoeg reageert, kunt u Stelara krijgen om:
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor
een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een actieve infectie
die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie ‘Ernstige bijwerkingen’ in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:
of u ooit een allergische reactie
tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.
of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad
– dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.
of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.
of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen
binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt
– zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
81
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.
of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën
– het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.
of u 65 jaar of ouder bent
– dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
Volwassenen van 18 jaar en ouder
Psoriasis of arthritis psoriatica
De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
82
Ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (‘subcutaan’)
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis
De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het ‘volume’)
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de ‘begindosis’ krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (‘subcutaan’). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek ‘Instructies voor
toediening’ aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.
Ernstige allergische reacties (‘anafylaxie’) komen zelden voor bij mensen die Stelara
83
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.
Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.
Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (‘cellulitis’) komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen ‘s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid – verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.
Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
84
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (‘pruritus’)
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(‘aangezichtsverlamming’ of ‘bell-aangezichtsverlamming’), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
U mag de injectieflacons met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
85
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 ‘Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?’).
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit).
als het middel erg is geschud.
als het zegel verbroken is.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de injectieflacon en de spuit
achterblijft moet worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab
in 0,5 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen injectieflacon van 2 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
86
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
janssenhu@its.jnj.com
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: + 47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: + 48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
87
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Tηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle
Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
88
Instructies voor toediening
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de injectieflacons met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel aantasten.
Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
1. Controleer het aantal injectieflacons en zet de materialen klaar:
Neem de injectieflacon(s) uit de koelkast. Laat de injectieflacon gedurende ongeveer een half uur
staan. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur voor injectie krijgt
(kamertemperatuur).
Controleer de injectieflacon(s) zodat u er zeker van bent:
dat het aantal injectieflacons en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 45 mg of minder bedraagt, krijgt u één injectieflacon Stelara met 45 mg
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u twee injectieflacons Stelara met 45 mg en moet u
zichzelf twee injecties geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterbovenbeen en de andere injectie in het
linkerbovenbeen), en geef de injecties direct na elkaar. Gebruik voor iedere injectie een
nieuwe naald en spuit.
dat hethet juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de injectieflacon niet is beschadigd en het zegel niet is verbroken
dat de oplossing in de injectieflacon helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is en
kleurloos tot lichtgeel
dat de oplossing niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes bevat
dat de oplossing niet is bevroren.
Kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 60 kg moeten een dosis krijgen die lager is dan
45 mg. Zorg dat u precies weet hoeveel u uit de injectieflacon moet optrekken en welk type spuit u
voor de toediening nodig heeft. Als u dit niet weet, neem dan contact op met uw zorgverlener voor
verdere instructie.
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: een spuit, naald,
ontsmettingsdoekjes, een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox (zie figuur 1).
Figuur 1
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
89
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.
Raak dit gebied niet meer aan voordat de injectie is gegeven.
3. Maak de dosis klaar:
Neem de dop van de injectieflacon (zie figuur 3).
Figuur 3
Verwijder de stop niet.
Maak de stop schoon met een ontsmettingsdoekje.
Zet de injectieflacon op een vlakke ondergrond.
Pak de spuit en haal de beschermhuls van de naald
Raak de naald niet aan en laat de naald niets aanraken.
Duw de naald door de rubberen stop.
Draai de injectieflacon en de spuit ondersteboven.
Trek aan de zuiger van de spuit om de spuit te vullen met de hoeveelheid vloeistof die is
voorgeschreven door uw arts.
Het is belangrijk dat de naald altijd in de vloeistof blijft. Dat voorkomt dat er belletjes in de
spuit komen (zie figuur 4).
90
Figuur 4
Haal de naald uit de injectieflacon.
Houd de spuit met de naald naar boven om te zien of er luchtbelletjes in zitten.
Als er luchtbelletjes zijn, tik dan zachtjes tegen de zijkant van de spuit totdat de luchtbelletjes
boven in de spuit zijn gekomen (zie figuur 5).
Figuur 5
Duw dan de zuiger zo ver in dat alle lucht uit de spuit is (maar zonder dat de vloeistof eruit
gaat).
Leg de spuit niet neer en zorg dat niets in aanraking komt met de naald.
4. Injecteer de dosis:
Neem een stukje schoongemaakte huid zachtjes tussen duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Duw de naald in de huidplooi.
Duw de zuiger met uw duim helemaal in, om alle vloeistof te injecteren. Duw langzaam en
gelijkmatig, terwijl u de huidplooi blijft vasthouden.
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, neem de naald dan uit de huid en laat de huidplooi los.
5. Na de injectie:
Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vloeistof aanwezig zijn op de injectieplaats. Dit is normaal.
U kunt een watje of katoenen gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden
vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:
Gebruikte injectiespuiten en -naalden dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan,
zoals een speciale naaldenbox. Gebruik naalden en spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen
veiligheid en gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens
de plaatselijk geldende voorschriften.
Lege injectieflacons, ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden
weggegooid met het huishoudelijk afval.
91
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel ‘ustekinumab’, een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam ‘immunosuppressiva’. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
92
Arthritis psoriatica
Arthritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, gewoonlijk samen voorkomend met
psoriasis. Als u actieve arthritis psoriatica heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op
die geneesmiddelen niet goed genoeg reageert, kunt u Stelara krijgen om:
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor
een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een actieve infectie
die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie ‘Ernstige bijwerkingen’ in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:
of u ooit een allergische reactie
tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.
of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad
– dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.
of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.
of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen
binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.
of u ooit een allergische reactie tegen latex of tegen een injectie met Stelara heeft gehad–
de verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber, wat ernstige allergische reacties kan
veroorzaken bij personen die gevoelig zijn voor latex. Zie ‘Pas op voor ernstige bijwerkingen’
in rubriek 4 voor de symptomen van een allergische reactie.
93
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt
– zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.
of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën
– het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.
of u 65 jaar of ouder bent
– dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
94
Volwassenen van 18 jaar en ouder
Psoriasis of arthritis psoriatica
De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
Ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (‘subcutaan’)
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis
De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het ‘volume’)
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Een 45-mg injectieflacon is beschikbaar voor kinderen die minder dan de volledige 45-mg dosis
moeten krijgen.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de ‘begindosis’ krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (‘subcutaan’). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek ‘Instructies voor
toediening’ aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
95
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.
Ernstige allergische reacties (‘anafylaxie’) komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.
Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.
Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (‘cellulitis’) komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen ‘s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid – verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.
96
Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (‘pruritus’)
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(‘aangezichtsverlamming’ of ‘bell-aangezichtsverlamming’), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
97
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten met Stelara ook eenmalig maximaal
30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur tot 30°C in de oorspronkelijke doos ter
bescherming tegen licht. Noteer op de doos op de daarvoor bestemde plek de datum waarop de
voorgevulde spuit voor het eerst uit de koelkast wordt gehaald en de datum waarop de spuit
weggegooid zou moeten worden. De datum waarop de spuit weggegooid zou moeten worden
mag de oorspronkelijke gedrukte vervaldatum die op de doos staat niet overschrijden. Als een
spuit eenmaal op kamertemperatuur (tot 30°C) is bewaard, mag hij niet opnieuw in de koelkast
bewaard worden. Gooi de spuit weg indien deze niet is gebruikt binnen 30 dagen bewaring bij
kamertemperatuur of voor de oorspronkelijke vervaldatum, afhankelijk van wat eerst komt.
U mag de voorgevulde spuiten met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 ‘Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?’)
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit)
als het middel erg is geschud.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de spuit achterblijft moet
worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere voorgevulde spuit bevat 45 mg
ustekinumab in 0,5 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen voorgevulde spuit van 1 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
98
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: + 47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: + 48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
99
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Tηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle
Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
100
Instructies voor toediening
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de voorgevulde spuiten met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel
aantasten. Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
Figuur 1 laat zien hoe de voorgevulde spuit eruit ziet.
Figuur 1
1. Controleer het aantal voorgevulde spuiten en zet de materialen klaar:
Maak de voorgevulde spuit klaar voor gebruik.
Neem de voorgevulde spuit(en) uit de koelkast. Laat de voorgevulde spuit ongeveer een half uur
buiten de kartonnen doos liggen. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur
voor injectie krijgt (kamertemperatuur). Haal de beschermdop niet van de naald zolang de
vloeistof nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de spuit, met de naald (met beschermdop
erop) naar boven wijzend
Niet vasthouden aan de zuiger, het uiteinde daarvan, de vleugels voor de naaldbescherming of
de beschermdop
Trek de zuiger nooit terug
Haal de beschermdop niet van de voorgevulde spuit zolang u daarvoor nog geen instructie heeft
gekregen
Raak de lipjes van het naaldbeschermingsmechanisme (aangegeven met sterretjes in figuur 1)
niet aan, om te voorkomen dat de naald te vroeg door het naaldbeschermingsmechanisme wordt
afgedekt.
Controleer de voorgevulde spuit(en) zodat u er zeker van bent
dat het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 45 mg bedraagt, krijgt u één voorgevulde spuit Stelara met 45 mg
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u twee voorgevulde spuiten Stelara met 45 mg en
moet u zichzelf twee injecties geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijv. één injectie in de rechterdij en de andere injectie in de linkerdij), en geef de
injecties direct na elkaar.
dat het het juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de voorgevulde spuit niet is beschadigd
dat de oplossing in de voorgevulde spuit helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is
en kleurloos tot lichtgeel
101
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes
bevat
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet is bevroren.
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: ontsmettingsdoekjes,
een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox.
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.
Raak dit gebied niet meer aan
voordat de injectie is gegeven.
3. Haal de beschermdop van de naald (zie figuur 3):
Haal de beschermdop
niet
van de naald zolang u nog niet klaar bent om de dosis te injecteren.
Pak de voorgevulde spuit op en houd hem met één hand vast bij de cilinder.
Trek de beschermdop recht van de naald en gooi hem weg. Raak daarbij de zuiger niet aan.
Figuur 3
Het kan zijn dat u wat luchtbelletjes in de voorgevulde spuit ziet of een druppeltje vloeistof aan
het uiteinde van de naald. Dit is normaal en hoeft niet te worden verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg dat de naald nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als hij is gevallen terwijl de beschermdop er al af was. Als dit
is gebeurd, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Injecteer de dosis direct nadat u de beschermdop heeft verwijderd.
102
4. Injecteer de dosis:
Houd de voorgevulde spuit in één hand tussen uw middelvinger en wijsvinger en zet uw duim
op het uiteinde van de zuiger. Neem met uw andere hand een stukje schoongemaakte huid
zachtjes tussen uw duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Trek de zuiger nooit terug.
Steek de naald in één vloeiende beweging tot het eind door de huid (zie figuur 4).
Figuur 4
Spuit de hele inhoud in door de zuiger in te duwen tot het uiteinde van de zuiger helemaal
tussen de vleugels van het naaldbeschermingsmechanisme zit (zie figuur 5).
Figuur 5
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, haal dan de naald terug uit de huid terwijl u druk op het
uiteinde van de zuiger blijft uitoefenen. Laat de huid los (zie figuur 6).
Figuur 6
Neem uw duim langzaam van het uiteinde van de zuiger zodat de lege spuit omhoog kan
komen, totdat de hele naald wordt afgedekt door het naaldbeschermingsmechanisme, zoals te
zien is in figuur 7:
103
Figuur 7
5. Na de injectie:
Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vocht op de injectieplaats aanwezig zijn. Dit is normaal.
U kunt een watje of gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:
Gebruikte injectiespuiten dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan, zoals een
speciale naaldenbox (zie figuur 8). Gebruik spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen veiligheid en
gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
Ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden weggegooid met het
huishoudelijk afval.
Figuur 8
104
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel ‘ustekinumab’, een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam ‘immunosuppressiva’. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
105
Arthritis psoriatica
Arthritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, gewoonlijk samen voorkomend met
psoriasis. Als u actieve arthritis psoriatica heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op
die geneesmiddelen niet goed genoeg reageert, kunt u Stelara krijgen om:
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor
een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een actieve infectie
die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie ‘Ernstige bijwerkingen’ in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:
of u ooit een allergische reactie
tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.
of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad
– dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.
of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.
of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen
binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.
of u ooit een allergische reactie tegen latex of tegen een injectie met Stelara heeft gehad –
de verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber, wat ernstige allergische reacties kan
veroorzaken bij personen die gevoelig zijn voor latex. Zie ‘Pas op voor ernstige bijwerkingen’
in rubriek 4 voor de symptomen van een allergische reactie.
106
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt
– zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.
of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën
– het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.
of u 65 jaar of ouder bent
– dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
107
Volwassenen van 18 jaar en ouder
Psoriasis of arthritis psoriatica
De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
Ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (‘subcutaan’)
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis
De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het ‘volume’)
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Een 45-mg injectieflacon is beschikbaar voor kinderen die minder dan de volledige 45-mg dosis
moeten krijgen.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de ‘begindosis’ krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (‘subcutaan’). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek ‘Instructies voor
toediening’ aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
108
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.
Ernstige allergische reacties (‘anafylaxie’) komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.
Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties – hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.
Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (‘cellulitis’) komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen ‘s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid – verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.
109
Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (‘pruritus’)
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(‘aangezichtsverlamming’ of ‘bell-aangezichtsverlamming’), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen
(bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
110
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten met Stelara ook eenmalig maximaal
30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur tot 30°C in de oorspronkelijke doos ter
bescherming tegen licht. Noteer op de doos op de daarvoor bestemde plek de datum waarop de
voorgevulde spuit voor het eerst uit de koelkast wordt gehaald en de datum waarop de spuit
weggegooid zou moeten worden. De datum waarop de spuit weggegooid zou moeten worden
mag de oorspronkelijke gedrukte vervaldatum die op de doos staat niet overschrijden. Als een
spuit eenmaal op kamertemperatuur (tot 30°C) is bewaard, mag hij niet opnieuw in de koelkast
bewaard worden. Gooi de spuit weg indien deze niet is gebruikt binnen 30 dagen bewaring bij
kamertemperatuur of voor de oorspronkelijke vervaldatum, afhankelijk van wat eerst komt.
U mag de voorgevulde spuiten met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 ‘Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?’)
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit)
als het middel erg is geschud.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de spuit achterblijft moet
worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere voorgevulde spuit bevat 90 mg
ustekinumab in 1 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen voorgevulde spuit van 1 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
111
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: + 47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: + 48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
112
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Tηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle
Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
113
Instructies voor toediening
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de voorgevulde spuiten met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel
aantasten. Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
Figuur 1 laat zien hoe de voorgevulde spuit eruit ziet.
Figuur 1
1. Controleer het aantal voorgevulde spuiten en zet de materialen klaar:
Maak de voorgevulde spuit klaar voor gebruik.
Neem de voorgevulde spuit(en) uit de koelkast. Laat de voorgevulde spuit ongeveer een half uur
buiten de kartonnen doos liggen. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur
voor injectie krijgt (kamertemperatuur). Haal de beschermdop niet van de naald zolang de
vloeistof nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de spuit, met de naald (met beschermdop
erop) naar boven wijzend
Niet vasthouden aan de zuiger, het uiteinde daarvan, de vleugels voor de naaldbescherming of
de beschermdop
Trek de zuiger nooit terug
Haal de beschermdop niet van de voorgevulde spuit zolang u daarvoor nog geen instructie heeft
gekregen
Raak de lipjes van het naaldbeschermingsmechanisme (aangegeven met sterretjes in figuur 1)
niet aan, om te voorkomen dat de naald te vroeg door het naaldbeschermingsmechanisme wordt
afgedekt.
Controleer de voorgevulde spuit(en) zodat u er zeker van bent
dat het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u één voorgevulde spuit Stelara met 90 mg.
dat het het juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de voorgevulde spuit niet is beschadigd
dat de oplossing in de voorgevulde spuit helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is
en kleurloos tot lichtgeel
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes
bevat
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet is bevroren.
114
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: ontsmettingsdoekjes,
een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox.
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.
Raak dit gebied niet meer aan
voordat de injectie is gegeven.
3. Haal de beschermdop van de naald (zie figuur 3):
Haal de beschermdop
niet
van de naald zolang u nog niet klaar bent om de dosis te injecteren.
Pak de voorgevulde spuit op en houd hem met één hand vast bij de cilinder.
Trek de beschermdop recht van de naald en gooi hem weg. Raak daarbij de zuiger niet aan.
Figuur 3
Het kan zijn dat u wat luchtbelletjes in de voorgevulde spuit ziet of een druppeltje vloeistof aan
het uiteinde van de naald. Dit is normaal en hoeft niet te worden verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg dat de naald nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als hij is gevallen terwijl de beschermdop er al af was. Als dit
is gebeurd, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Injecteer de dosis direct nadat u de beschermdop heeft verwijderd.
115
4. Injecteer de dosis:
Houd de voorgevulde spuit in één hand tussen uw middelvinger en wijsvinger en zet uw duim
op het uiteinde van de zuiger. Neem met uw andere hand een stukje schoongemaakte huid
zachtjes tussen uw duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Trek de zuiger nooit terug.
Steek de naald in één vloeiende beweging tot het eind door de huid (zie figuur 4).
Figuur 4
Spuit de hele inhoud in door de zuiger in te duwen tot het uiteinde van de zuiger helemaal
tussen de vleugels van het naaldbeschermingsmechanisme zit (zie figuur 5).
Figuur 5
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, haal dan de naald terug uit de huid terwijl u druk op het
uiteinde van de zuiger blijft uitoefenen. Laat de huid los (zie figuur 6).
Figuur 6
Neem uw duim langzaam van het uiteinde van de zuiger zodat de lege spuit omhoog kan
komen, totdat de hele naald wordt afgedekt door het naaldbeschermingsmechanisme, zoals te
zien is in figuur 7:
116
Figuur 7
5. Na de injectie:
Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vocht op de injectieplaats aanwezig zijn. Dit is normaal.
U kunt een watje of gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:
Gebruikte injectiespuiten dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan, zoals een
speciale naaldenbox (zie figuur 8). Gebruik spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen veiligheid en
gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
Ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden weggegooid met het
huishoudelijk afval.
Figuur 8
117
BIJLAGE IV
WETENSCHAPPELIJKE CONCLUSIES EN REDENEN VOOR DE WIJZIGING VAN DE
VOORWAARDEN VAN DE VERGUNNING(EN) VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
118
Wetenschappelijke conclusies
Rekening houdend met het beoordelingsrapport van het Risicobeoordelingscomité voor
geneesmiddelenbewaking (PRAC) over de periodieke veiligheidsupdate(s) (PSUR(’s)) voor
ustekinumab, heeft het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) de volgende
wetenschappelijke conclusies getrokken:
Gezien de beschikbare gegevens over opportunistische infecties uit klinische studies, de literatuur,
spontane meldingen, waaronder in sommige gevallen een nauwe tijdsrelatie relatie en gezien een
aannemelijk werkingsmechanisme, concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van
producten die ustekinumab bevatten dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens over bullous pemphigoid uit de literatuur en spontane meldingen,
waaronder in sommige gevallen een nauwe tijdsrelatie relatie, positieve
dechallenge
en positieve
rechallenge,
is de PRAC-rapporteur van oordeel dat een oorzakelijk verband tussen ustekinumab en
bullous pemphigoid op zijn minst een redelijke mogelijkheid is. De PRAC-rapporteur concludeerde
dat de productinformatie van producten die ustekinumab bevatten dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens uit de literatuur over uitscheiding van ustekinumab in moedermelk
concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van producten die ustekinumab bevatten
dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens over ernstige infusiegerelateerde reacties uit spontane meldingen
concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van producten die ustekinumab
concentraat voor oplossing voor infusie bevatten dient te worden aangepast.
Het CHMP stemt in met de door het PRAC getrokken wetenschappelijke conclusies.
Redenen voor de wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunning(en) voor het in de
handel brengen
Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor ustekinumab is het CHMP van mening dat de
baten-risicoverhouding van het geneesmiddel dat ustekinumab bevat ongewijzigd blijft op voorwaarde
dat de voorgestelde wijzigingen in de productinformatie worden aangebracht.
Het CHMP beveelt aan de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen te
wijzigen.
119

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml (5 mg/ml).
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23,
geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Ziekte van Crohn
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
ziekte van Crohn die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
TNF-remmer of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor hebben.
Colitis ulcerosa
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
colitis ulcerosa die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
biologisch geneesmiddel of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor
hebben (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie is bedoeld voor gebruik onder begeleiding en
supervisie van artsen met ervaring in het diagnosticeren en behandelen van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa. STELARA concentraat voor oplossing voor infusie dient uitsluitend te worden
gebruikt voor de intraveneuze dosis voor inductietherapie.
Dosering
Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
De behandeling met STELARA moet worden begonnen met een eenmalige intraveneuze dosis op
basis van het lichaamsgewicht. De infusieoplossing moet worden samengesteld met het aantal
injectieflacons van STELARA 130 mg zoals vermeld in tabel 1 (zie rubriek 6.6 voor de bereiding).
Aanvankelijke intraveneuze toediening van STELARA
Lichaamsgewicht van de
Aanbevolen
Aantal
patiënt op het moment van
dosisa
injectieflacons van
toediening
STELARA 130 mg
55 kg
260 mg
2
> 55 kg tot 85 kg
390 mg
3
> 85 kg
520 mg
4
a
Ongeveer 6 mg/kg
De eerste subcutane dosis dient 8 weken na de intraveneuze dosis te worden toegediend. Voor de
dosering bij het verdere subcutane doseringsschema, zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA
oplossing voor injectie (injectieflacon) en STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit.
Ouderen ( 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden
gedaan omtrent de dosering.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Wijze van toediening
STELARA 130 mg is uitsluitend voor intraveneus gebruik. Het dient te worden toegediend over een
tijdsperiode van minstens één uur.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Klinisch belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve tuberculose; zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Ustekinumab kan mogelijk het infectierisico vergroten en latente infecties reactiveren. In klinische
studies zijn bij patiënten die STELARA kregen ernstige bacteriële, schimmel- en virusinfecties
waargenomen (zie rubriek 4.8).
Opportunistische infecties zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met ustekinumab.
Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen indien het gebruik van STELARA wordt overwogen
bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infectie (zie
rubriek 4.3).
Alvorens een behandeling met STELARA te beginnen, dient te worden nagegaan of de patiënt
tuberculose heeft. STELARA mag niet worden gegeven aan patiënten met actieve tuberculose (zie
rubriek 4.3). Behandeling van latente tuberculose dient te worden begonnen vooraleer STELARA
wordt toegediend. Tuberculostaticabehandeling dient ook te worden overwogen alvorens STELARA
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden om medische hulp te vragen als er verschijnselen of
symptomen optreden die wijzen op een infectie. Als een patiënt een ernstige infectie ontwikkelt, dient
de patiënt nauwgezet te worden gecontroleerd en STELARA dient niet toegediend te worden totdat de
infectie is verdwenen.
Maligniteiten
Immunosuppressiva zoals ustekinumab kunnen mogelijk de kans op maligniteiten vergroten. Sommige
patiënten die STELARA in klinische studies kregen, ontwikkelden cutane en niet-cutane maligniteiten
(zie rubriek 4.8).
Er zijn geen studies uitgevoerd met patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis of waarin de
behandeling werd voortgezet bij patiënten die een maligniteit ontwikkelden terwijl ze STELARA
kregen. Derhalve dient men voorzichtig te zijn wanneer men het gebruik van STELARA bij deze
patiënten overweegt.
Alle patiënten, in het bijzonder patiënten die ouder zijn dan 60 jaar, patiënten met een medische
voorgeschiedenis van verlengde immunosuppressieve therapie, of patiënten met een voorgeschiedenis
van PUVA behandeling, moeten worden gemonitord op het optreden van niet-melanome huidkanker
(zie rubriek 4.8).
Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties
Systemisch
Ernstige overgevoeligheidsreacties zijn gemeld bij post-marketinggebruik, in enkele gevallen een
aantal dagen na de behandeling. Anafylaxie en angio-oedeem zijn voorgekomen. Als er een
anafylactische reactie of een andere ernstige overgevoeligheidsreactie optreedt, dient een passende
therapie te worden ingesteld en dient de toediening van STELARA te worden beëindigd (zie
rubriek 4.8).
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties werden waargenomen in klinische studies (zie rubriek 4.8). Ernstige
infusiegerelateerde reacties, waaronder anafylactische reacties op de infusie, zijn gemeld bij post-
marketinggebruik. Als er een ernstige of levensbedreigende reactie wordt waargenomen, moet een
passende therapie worden ingesteld en moet ustekinumab worden beëindigd.
Respiratoir
Tijdens gebruik van ustekinumab na de registratie zijn gevallen gemeld van allergische
longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie en niet-infectieuze organiserende pneumonie. De
klinische presentatie hiervan omvatte hoesten, dyspnoe en interstitiële infiltraten na één tot drie doses.
Tot de ernstige gevolgen behoorden respiratoir falen en verlengde hospitalisatie. Er is verbetering
gemeld na stopzetting van ustekinumab en ook, in enkele gevallen, toediening van corticosteroïden.
Als infectie is uitgesloten en de diagnose is bevestigd, stop dan met ustekinumab en stel de gepaste
behandeling in (zie rubriek 4.8).
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen levende virale of levende bacteriële vaccins (zoals Bacillus Calmette Guérin
(BCG)) niet tegelijk toe te dienen met STELARA. Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij
patiënten die recentelijk levende virale of levende bacteriële vaccins hadden ontvangen. Er zijn geen
gegevens beschikbaar over secundaire transmissie van infectie door levende vaccins bij patiënten die
STELARA krijgen. Voor een vaccinatie met levende virussen of levende bacteriën dient de
behandeling met STELARA na de laatste dosis ten minste 15 weken te worden onderbroken en kan
deze op zijn vroegst 2 weken na de vaccinatie worden hervat. Artsen dienen de Samenvatting van de
Patiënten die STELARA krijgen toegediend, mogen wel tegelijkertijd geïnactiveerde of niet-levende
vaccinaties krijgen.
Langdurige behandeling met STELARA onderdrukt de humorale immuunrespons tegen
pneumokokkenpolysaccharide- of tetanusvaccins niet (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en werkzaamheid van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Men dient voorzichtig te zijn wanneer gelijktijdig
gebruik van andere immunosuppressiva en STELARA wordt overwogen of bij het overschakelen van
andere immunosuppressieve biologische geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).
Immunotherapie
STELARA is niet onderzocht bij patiënten die immunotherapie tegen allergie kregen. Het is niet
bekend of STELARA deze immunotherapie kan beïnvloeden.
Ernstige huidaandoeningen
Bij patiënten met psoriasis is exfoliatieve dermatitis gemeld na behandeling met ustekinumab (zie
rubriek 4.8). Patiënten met plaque psoriasis kunnen - als onderdeel van het natuurlijke verloop van hun
ziekte - erytrodermische psoriasis ontwikkelen, met symptomen die mogelijk klinisch niet te
onderscheiden zijn van exfoliatieve dermatitis. Als onderdeel van de monitoring van de psoriasis van
de patiënt dient de arts alert te zijn op symptomen van erytrodermische psoriasis of exfoliatieve
dermatitis. Als deze symptomen optreden, dient een passende behandeling te worden ingesteld.
STELARA dient te worden gestopt als vermoed wordt dat het gaat om een reactie op het
geneesmiddel.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
In de klinische studies bij de goedgekeurde indicaties zijn er over het algemeen geen verschillen
waargenomen in werkzaamheid of veiligheid bij patiënten van 65 jaar en ouder die STELARA
ontvingen ten opzichte van jongere patiënten. Het aantal patiënten van 65 jaar en ouder is echter niet
groot genoeg om vast te stellen of zij anders reageren dan jongere patiënten. Omdat er bij de oudere
populatie in het algemeen een hogere incidentie van infecties is, dient men voorzichtig te zijn bij het
behandelen van ouderen.
Natriumgehalte
STELARA bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
STELARA wordt echter voor infusie verdund in een oplossing van 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride.
Hiermee dient rekening te worden gehouden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet (zie
rubriek 6.6).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Levende vaccins mogen niet tegelijk met STELARA toegediend worden (zie rubriek 4.4).
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij mensen. In de populatie-farmacokinetische
analyses van de fase 3-studies werd het effect nagegaan van de meest gebruikte concomitante
geneesmiddelen bij patiënten met psoriasis (waaronder paracetamol, ibuprofen, acetylsalicylzuur,
metformine, atorvastatine, levothyroxine) op de farmacokinetiek van ustekinumab. Er waren geen
De resultaten van een in-vitro studie suggereren niet dat dosisaanpassingen nodig zijn bij patiënten die
gelijktijdig CYP450-substraten krijgen (zie rubriek 5.2).
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en effectiviteit van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling en gedurende ten minste 15 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van ustekinumab bij zwangere vrouwen.
Experimenteel onderzoek bij dieren wijst geen directe of indirecte schadelijke effecten uit voor de
zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3). Als voorzorgsmaatregel kan men het beste het gebruik van STELARA tijdens de
zwangerschap vermijden.
Borstvoeding
Beperkte gegevens uit gepubliceerde literatuur duiden erop dat ustekinumab bij de mens in zeer kleine
hoeveelheden wordt uitgescheiden in de moedermelk. Het is niet bekend of ustekinumab na inname
systemisch wordt geabsorbeerd. Gezien de mogelijkheid van ongewenste reacties van ustekinumab bij
kinderen die borstvoeding krijgen, moet worden besloten om ofwel de borstvoeding stop te zetten
tijdens de behandeling en tot 15 weken na de behandeling ofwel de behandeling met STELARA stop
te zetten, waarbij de voordelen van borstvoeding voor het kind en de voordelen van de STELARA-
behandeling voor de vrouw in aanmerking moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van ustekinumab op de vruchtbaarheid bij de mens werd nog niet geëvalueerd (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
STELARA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met
ustekinumab bij volwassen patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis
ulcerosa waren nasofaryngitis en hoofdpijn. De meeste werden beschouwd als mild en noodzaakten
geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerkingen van STELARA die
Bijwerkingen in tabelvorm
De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van
volwassenen aan ustekinumab in 14 fase 2- en fase 3-studies bij 6.709 patiënten (4.135 met psoriasis
en/of arthritis psoriatica, 1.749 met de ziekte van Crohn en 825 patiënten met colitis ulcerosa). Het
gaat daarbij om blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van
de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.577 en 3.253 patiënten
met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa) en om blootstelling
gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk 1.482 en 838 patiënten met psoriasis).
Tabel 2 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis,
arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa en van bijwerkingen gemeld tijdens post-
marketinggebruik. De bijwerkingen zijn ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en geordend naar
frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak ( 1/10), Vaak ( 1/100 tot < 1/10), Soms ( 1/1.000
tot < 1/100), Zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 2
Lijst van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Frequentie: Bijwerking
Infecties en parasitaire
Vaak: Bovenste luchtweginfectie, nasofaryngitis, sinusitis
aandoeningen
Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster, onderste
luchtweginfectie, virale bovenste luchtweginfectie,
vulvovaginale schimmelinfectie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria)
Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylaxie en angio-oedeem)
Psychische stoornissen
Soms: Depressie
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn
Soms: Facialisverlamming
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Vaak: Orofaryngeale pijn
en mediastinumaandoeningen
Soms: Neusverstopping
Zelden: Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele
pneumonie
Zeer zelden: Organiserende pneumonie*
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Diarree, nausea, braken
Huid- en
Vaak: Pruritus
onderhuidaandoeningen
Soms: Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne
Zelden: Exfoliatieve dermatitis, overgevoeligheidsvasculitis
Zeer zelden: bulleus pemfigoïd
Skeletspierstelsel- en
Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de
toedieningsplaatsstoornissen
injectieplaats
Soms: Reacties op de injectieplaats (waaronder hemorragie,
hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa waren de percentages infecties of ernstige infecties bij patiënten behandeld
met ustekinumab en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde
periode van deze klinische studies was het infectiecijfer 1,36 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten
behandeld met ustekinumab, en 1,34 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige
infecties was 0,03 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab (30 ernstige
infecties in 930 patiëntjaren in follow-up) en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (15 ernstige
infecties in 434 patiëntjaren in follow-up) (zie rubriek 4.4).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.581 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met
ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten
behandeld met ustekinumab (199 ernstige infecties in 11.581 patiëntjaren in follow-up). De gemelde
ernstige infecties waren pneumonie, anaal abces, cellulitis, diverticulitis, gastro-enteritis en virale
infecties.
In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden
behandeld met isoniazide geen tuberculose.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica, de
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome
huidkanker) 0,11 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab
(1 patiënt in 929 patiëntjaren in follow-up), in vergelijking met 0,23 voor patiënten behandeld met
placebo (1 patiënt in 434 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van niet-melanome huidkanker was
0,43 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in
929 patiëntjaren in follow-up) in vergelijking met 0,46 voor patiënten behandeld met placebo
(2 patiënten in 433 patiëntjaren in follow-up).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.561 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij
62 patiënten in 11.561 patiëntjaren in follow-up (incidentie bij de patiënten behandeld met
ustekinumab: 0,54 per 100 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van maligniteiten gemeld bij
patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene
bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,93 [95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,71, 1,20],
aangepast voor leeftijd, geslacht en ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders
dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, colorectaal-, melanoma- en borstkankers. De
incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten behandeld met ustekinumab 0,49 per
100 patiëntjaren in follow-up (56 patiënten in 11.545 patiëntjaren in follow-up). De verhouding van
patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (3:1) is
vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de algemene bevolking (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheids- en infusiereacties
In studies voor de inductietherapie bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn er na eenmalige
intraveneuze toediening geen gevallen van anafylaxie of andere ernstige infusiereacties gemeld. In
deze studies hebben 2,2% van 785 met een placebo behandelde patiënten en 1,9% van 790 met de
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis
De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in twee fase 3-studies met pediatrische patiënten met
matige tot ernstige plaque psoriasis. De eerste studie vond plaats bij 110 patiënten van 12 t/m 17 jaar
die tot 60 weken werden behandeld en de tweede studie vond plaats bij 44 patiënten van 6 t/m 11 jaar
die tot 56 weken werden behandeld. In het algemeen waren de bijwerkingen die in deze twee studies
werden gemeld - met gegevens over de veiligheid tot 1 jaar - vergelijkbaar met de bijwerkingen die in
eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Eenmalige doses tot 6 mg/kg zijn in klinische onderzoeken intraveneus toegediend zonder
dosisbeperkende toxiciteit. In geval van overdosering wordt het aanbevolen de patiënt te controleren
op verschijnselen en symptomen van bijwerkingen en direct een geëigende symptomatische
behandeling in te stellen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, interleukine-remmers, ATC-code: L04AC05
Werkingsmechanisme
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1-monoklonaal antilichaam dat met specificiteit bindt aan de
gemeenschappelijke p40-eiwit-subeenheid van de humane cytokines interleukine (IL)-12 en IL-23.
Ustekinumab remt de biologische activiteit van humaan IL-12 en IL-23 door p40 af te houden van
binding aan het IL-12R1-receptoreiwit dat tot expressie komt op het oppervlak van afweercellen.
Ustekinumab kan niet binden aan IL-12 of IL-23 dat al aan de IL-12R1-receptoren op het
celoppervlak is gebonden. Derhalve is het niet waarschijnlijk dat ustekinumab bijdraagt aan de door
complement of door antilichaam gemedieerde cytotoxiciteit van cellen met IL-12 en/of IL-23-
receptoren. IL-12 en IL-23 zijn heterodimere cytokines afgegeven door geactiveerde
antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen, en beide cytokines hebben een
rol bij afweerfuncties; IL-12 stimuleert de natural killer (NK)-cellen en bevordert de differentiatie van
CD4+ T-cellen tot het T-helper 1 (Th1)-fenotype; IL-23 induceert de T-helper 17 (Th17)-route.
Abnormale regulatie van IL-12 en IL-23 is echter geassocieerd met immuungemedieerde
aandoeningen zoals psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Door aan p40, de gemeenschappelijke subeenheid van IL-12 en IL-23, te binden, kan ustekinumab zijn
klinische effecten bij psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa uitoefenen
door de Th1- en Th17-cytokineroutes te onderbreken, die bij de pathologie van deze aandoeningen
centraal staan.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder C-reactief proteïne (CRP) en fecaal calprotectine, in de inductiefase;
dit effect hield aan in de onderhoudsfase. CRP werd beoordeeld tijdens de verlenging van de studie en
Bij patiënten met colitis ulcerosa resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder CRP en fecaal calprotectine, in de inductiefase. Dit effect hield aan
gedurende de onderhoudsfase en de studieverlenging tot en met week 92.
Immunisatie
Gedurende de langdurige verlenging van Psoriasis studie 2 (PHOENIX 2) vertoonden volwassen
patiënten die minstens 3,5 jaar behandeld werden met STELARA vergelijkbare antilichaamresponsen
tegen zowel pneumokokkenpolysaccharide- als tetanusvaccins als een niet-systemisch behandelde
psoriasis controlegroep. Een vergelijkbaar aantal volwassen patiënten ontwikkelde beschermende
spiegels van anti-pneumokokken en anti-tetanus antilichamen en antilichaamtiters waren vergelijkbaar
tussen patiënten die met STELARA behandeld waren en controlepatiënten.
Klinische werkzaamheid
Ziekte van Crohn
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab zijn onderzocht in drie, in meerdere centra
uitgevoerde, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij volwassen patiënten
met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn (score van de activiteitsindex van de ziekte van Crohn
[Crohn's Disease Activity Index; CDAI] van 220 en 450). Het klinische ontwikkelingsprogramma
bestond uit twee studies van 8 weken voor de intraveneuze inductietherapie (UNITI-1 en UNITI-2),
gevolgd door een studie van 44 weken voor de subcutane onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) met
gerandomiseerde stopzetting van de actieve behandeling, een behandelingsperiode van in totaal
52 weken.
In de studies voor de inductietherapie waren 1409 (UNITI-1, n = 769; UNITI-2, n = 640) patiënten
opgenomen. Het primaire eindpunt voor de beide studies voor de inductietherapie was het percentage
patiënten met een klinische respons (gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met
100 punten) in week 6. Er zijn voor beide studies tot en met week 8 gegevens over de werkzaamheid
verzameld en geanalyseerd. Gelijktijdige toediening van orale corticosteroïden, immunomodulatoren,
aminosalicylaten en antibiotica was toegestaan en 75% van de patiënten werd doorbehandeld met
minstens één van deze middelen. In beide studies werden de patiënten in week 0 gerandomiseerd naar
behandeling met een eenmalige intraveneuze toediening van óf de aanbevolen, op het lichaamsgewicht
afgestemde dosis van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), óf een vaste dosis van 130 mg
ustekinumab, óf een placebo.
De patiënten in de UNITI-1-studie hadden niet gereageerd op voorafgaande anti-TNF-therapie of
verdroegen deze therapie niet. Ongeveer 48% had niet gereageerd op 1 voorafgaande anti-TNF-
therapie en 52% had niet gereageerd op 2 of 3 voorafgaande anti-TNF-therapieën. In deze studie
reageerde 29,1% van de patiënten primair onvoldoende (primaire non-responders), reageerde 69,4%
aanvankelijk wel maar later niet meer (secundaire non-responders) en verdroeg 36,4% geen
behandeling met TNF-remmers.
De patiënten in de UNITI-2-hadden niet gereageerd op minstens één conventionele therapie,
waaronder corticosteroïden of immunomodulatoren, en deze patiënten waren óf nog niet eerder met
een TNF-remmer behandeld (68,6%), óf wel eerder succesvol met een TNF-remmer behandeld
(31,4%).
In zowel de UNITI-1-studie als de UNITI-2-studie was het percentage patiënten met een klinische
respons en remissie significant groter in de groep die met ustekinumab was behandeld dan in de groep
die met placebo was behandeld (tabel 3). De klinische respons en remissie bij de patiënten die met
ustekinumab waren behandeld waren in week 3 al significant en bleven toenemen tot en met week 8.
In deze studies voor de inductietherapie was de werkzaamheid in de groep met de op het
lichaamsgewicht afgestemde dosering beter en langduriger dan in de groep met de vaste dosering van
Tabel 3:
Optreden van een klinische respons en remissie in UNITI-1 en UNITI-2
UNITI-1*
UNITI-2**
Placebo
Aanbevolen
Placebo
Aanbevolen
N = 247
dosis van
N = 209
dosis van
ustekinumab
ustekinumab
N = 249
N = 209
Klinische remissie, week 8
18 (7,3%)
52 (20,9%)a
41 (19,6%)
84 (40,2%)a
Klinische respons ( 100 punten),
53 (21,5%)
84 (33,7%)b
60 (28,7%) 116 (55,5%)a
week 6
Klinische respons ( 100 punten),
50 (20,2%)
94 (37,8%)a
67 (32,1%)
121 (57,9%)a
week 8
Respons 70 punten, week 3
67 (27,1%)
101 (40,6%)b
66 (31,6%)
106 (50,7%)a
Respons 70 punten, week 6
75 (30,4%)
109 (43,8%)b
81 (38,8%) 135 (64,6%)a
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging van
de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
Respons 70 punten wordt gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met minstens 70 punten
* Patiënten bij wie TNF-remmers hebben gefaald
** Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald
a
p < 0,001
b
p < 0,01
De studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) betreft een evaluatie van 388 patiënten bij wie
er in week 8 in de UNITI-1- en UNITI-2-studie voor de inductietherapie met ustekinumab een
klinische respons van 100 punten werd bereikt. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie en klinische respons dan in de groep met placebo
(zie tabel 4).
Tabel 4:
Aanhouden van de klinische respons en remissie in IM-UNITI (week 44; 52 weken na de
start van de inductiedosis)

Placebo*
90 mg
90 mg
ustekinumab
ustekinumab
om de
om de
8 weken
12 weken
N = 131
N = 128
N = 129
Klinische remissie
36%
53%a
49%b
Klinische respons
44%
59%b
58%b
Klinische remissie zonder corticosteroïden
30%
47%a
43%c
Klinische remissie bij patiënten:
die bij de start van de
46% (36/79)
67% (52/78)a
56% (44/78)
onderhoudsbehandeling in remissie waren
die startten vanuit studie CRD3002
44% (31/70)
63% (45/72)c
57% (41/72)
die niet eerder met een TNF-remmer
49% (25/51)
65% (34/52)c
57% (30/53)
waren behandeld
die startten vanuit studie CRD3001§
26% (16/61)
41% (23/56)
39% (22/57)
onderhoudsbehandeling naar behandeling met een placebo werden gerandomiseerd.
Patiënten met een klinische respons op ustekinumab van 100 punten bij de start van de onderhoudsbehandeling
Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald maar behandeling met TNF-remmers niet
§
Patiënten bij wie TNF-remmers hebben gefaald/die TNF-remmers niet verdroegen
a
p < 0,01
b
p < 0,05
c
nominaal significant (p < 0,05)
In IM-UNITI hield de klinische respons op ustekinumab bij behandeling om de 12 weken bij 29 van
de 129 patiënten geen stand, deze patiënten mochten overstappen op behandeling met ustekinumab om
de 8 weken. Verlies van respons werd vastgesteld als een CDAI-score van 220 punten en een
stijging van 100 punten ten opzichte van de CDAI-score op baseline. Bij 41,4% van deze patiënten
werd 16 weken na aanpassing van de dosis een klinische remissie bereikt.
Patiënten bij wie er in de UNITI-1- en UNITI-2-studie in week 8 geen sprake was van een klinische
respons op ustekinumab voor inductietherapie werden opgenomen in het niet-gerandomiseerde deel
van de studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) en kregen op dat moment een subcutane
injectie van 90 mg ustekinumab. Acht weken later bereikte 50,5% van deze patiënten een klinische
respons waarna bij deze patiënten de onderhoudsbehandeling werd voortgezet met toedieningen om de
8 weken. Bij deze patiënten met de voortgezette onderhoudsbehandeling was er in week 44 bij 68,1%
nog steeds sprake van een klinische respons en bij 50,2% was er sprake van een klinische remissie,
percentages die overeenkomen met die bij patiënten met een initiële respons op ustekinumab tijdens de
inductietherapie.
Bij de start van de studie voor de onderhoudsbehandeling werden de 131 patiënten die een klinische
respons op ustekinumab hadden tijdens de inductietherapie, gerandomiseerd naar behandeling met een
placebo. Bij 51 van deze 131 patiënten hield deze klinische respons vervolgens geen stand, waarna
deze 51 patiënten werden behandeld met 90 mg ustekinumab subcutaan om de 8 weken. Bij de
meerderheid van de patiënten bij wie de klinische respons geen stand hield, werd de behandeling met
ustekinumab binnen 24 weken na de infusie voor de inductietherapie hervat. Bij 70,6% van deze
51 patiënten werd 16 weken na toediening van de eerste subcutane dosis ustekinumab een klinische
respons bereikt en bij 39,2% een klinische remissie.
In de IM-UNITI-studie kwamen de patiënten die de studie tot en met week 44 hadden voltooid, in
aanmerking voor voortzetting van behandeling in een verlenging van de studie. Bij de 718 patiënten
die deelnamen aan en behandeld werden in de verlenging van de studie bleven de klinische remissie en
respons in het algemeen gehandhaafd tot en met week 252, zowel bij patiënten bij wie TNF-therapieën
hadden gefaald als bij patiënten bij wie conventionele therapieën hadden gefaald.
Er werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld in deze studieverlenging met behandeling
tot maximaal 5 jaar bij patiënten met de ziekte van Crohn.
Endoscopie
In een substudie werd bij 252 patiënten met een geschikte endoscopische ziekteactiviteit op baseline
het endoscopisch uiterlijk van het slijmvlies geëvalueerd. Het primaire eindpunt was de verandering in
ziekteactiviteit op basis van de SES-CD-score (Simplified Endoscopic Disease Severity Score for
Crohn's Disease
) ten opzichte van de uitgangswaarde. Deze score heeft betrekking op 5 over het
ileum en colon verspreide segmenten en is samengesteld uit: aanwezigheid/grootte van ulcera,
percentage van het slijmvliesoppervlak bedekt met ulcera, percentage van het slijmvliesoppervlak met
andere afwijkingen en aanwezigheid/type van vernauwing/stricturen. Na een eenmalige intraveneuze
dosis voor inductietherapie was de verandering in de SES-CD-score in week 8 groter in de groep met
ustekinumab (n = 155, gemiddelde verandering = -2,8) dan in de groep met placebo (n = 97,
gemiddelde verandering = -0,7, p = 0,012).
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory Bowel Disease Questionnaire; IBDQ) en de SF-36-vragenlijst.
In vergelijking met patiënten met placebo was er bij patiënten die met ustekinumab waren behandeld
in week 8 sprake van een grotere statistisch significante, klinisch belangrijke verbetering van de
totaalscore voor de IBDQ en de samenvattende score voor de mentale component van de SF-36, in
zowel UNITI-1 als UNITI-2, en de samenvattende score voor de fysieke component van de SF-36 in
UNITI-2. In vergelijking met patiënten met placebo hield de verbetering van deze scores in het
algemeen beter stand tot en met week 44 bij patiënten die in de IM-UNITI-studie met ustekinumab
waren behandeld. Verbetering van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bleef in het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 252.
Colitis ulcerosa
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde placebogecontroleerde multicentrische studies bij volwassen patiënten met matig tot
ernstig actieve colitis ulcerosa (Mayo-score 6 tot 12; Endoscopie-subscore 2). Het klinisch
ontwikkelingsprogramma bestond uit één intraveneuze inductie studie (UNIFI-I genoemd) met
behandeling tot maximaal 16 weken, gevolgd door een studie met subcutane onderhoudsbehandeling
van 44 weken met gerandomiseerde terugtrekking (UNIFI-M genoemd), die samen minstens 52 weken
therapie besloegen.
De werkzaamheidsresultaten weergegeven voor UNIFI-I en UNIFI-M zijn gebaseerd op centrale
review van endoscopieën.
In UNIFI-I werden 961 patiënten geïncludeerd. Het primaire eindpunt voor de inductiestudie was het
percentage proefpersonen dat op week 8 in klinische remissie was. Patiënten werden gerandomiseerd
om in week 0 een eenmalige intraveneuze toediening te ontvangen van ofwel de aanbevolen op
gewicht gebaseerde dosis ustekinumab van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), ofwel een
vastgestelde dosis van 130 mg ustekinumab, of placebo.
Gelijktijdige toedieningen van orale corticosteroïden, immunomodulatoren en aminosalicylaten waren
toegestaan en 90% van de patiënten bleef minstens een van deze medicamenten ontvangen. Bij de
ingesloten patiënten moesten conventionele therapie (corticosteroïden of immunomodulatoren) of
minstens één biologisch geneesmiddel (een TNF-remmer en/of vedolizumab) hebben gefaald. Bij
49% van de patiënten had conventionele therapie gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet (van
deze patiënten had 94% geen biologisch geneesmiddel gehad). Bij 51% van de patiënten had een
biologisch geneesmiddel gefaald of kon men het niet verdragen. Bij ongeveer 50% van de patiënten
had minstens één eerdere anti-TNF-therapie gefaald (van wie 48% primaire non-responder was) en
bij 17% hadden zowel minstens één anti-TNF-therapie als vedolizumab gefaald.
In UNIFI-I was op week 8 een significant hoger percentage patiënten in klinische remissie in de groep
behandeld met ustekinumab in vergelijking met placebo (tabel 5). Al in week 2, het vroegste geplande
studiebezoek, en bij elk daaropvolgend bezoek, had een hoger percentage ustekinumab-patiënten geen
rectale bloeding of bereikte een normale ontlastingsfrequentie in vergelijking met placebo-patiënten.
Al in week 2 werden er significante verschillen waargenomen tussen ustekinumab en placebo in de
partiële Mayo-score en in symptomatische remissie.
De werkzaamheid was op geselecteerde eindpunten hoger in de groep met op gewicht gebaseerde
dosis (6 mg/kg) dan bij de groep met de dosis van 130 mg. Daarom wordt de op gewicht gebaseerde
dosis de aanbevolen dosis voor intraveneuze inductie.
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsresultaten in UNIFI-I (week 8)
Placebo
Aanbevolen dosis
N = 319
ustekinumab£
N = 322
Klinische remissie*
5%
16%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
9% (15/158)
19% (29/156)c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
1% (2/161)
13% (21/166)b
geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-remmer als
0% (0/47)
10% (6/58)c
vedolizumab hadden gefaald
Klinische respons§
31%
62%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
35% (56/158)
67% (104/156)b
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
27% (44/161)
57% (95/166)b
geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-remmer als
28% (13/47)
52% (30/58)c
vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
14%
27%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
21% (33/158)
33% (52/156)c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
7% (11/161)
21% (35/166)b
geneesmiddel had gefaald
Symptomatische remissie
23%
45%b
Combinatie van symptomatische remissie en genezing
8%
21%b
van de mucosa
£
Infusiedosis van ustekinumab gebruikmakend van het op gewicht gebaseerde doseringsregime zoals gespecificeerd in
tabel 1.
* Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score 2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met 30% en 3 punten t.o.v. baseline, met ofwel
een afname t.o.v. baseline in de subscore rectale bloeding van 1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNF-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore rectale
bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
Nominaal significant (p < 0,001)
c
Nominaal significant (p < 0,05)
In UNIFI-M werden 523 patiënten geëvalueerd die een klinische respons bereikten met een eenmalige
intraveneuze toediening van ustekinumab in UNIFI-I. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie dan in de groep met placebo (zie tabel 6).
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsmaten in UNIFI-M (week 44; 52 weken
na instelling van de inductiedosis)

Placebo*
90 mg
90 mg
N = 175
ustekinumab
ustekinumab
om de 8 weken
om de
N = 176
12 weken
N = 172
Klinische remissie**
24%
44% a
38% b
Bij patiënten bij wie conventionele
31% (27/87)
48% (41/85)d
49% (50/102) d
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
17% (15/88)
40% (36/91) c
23% (16/70) d
biologisch geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-
15% (4/27)
33% (7/21)e
23% (5/22)e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Aanhouden van klinische respons t/m
45%
71% a
68% a
week 44§
Bij patiënten bij wie conventionele
51% (44/87)
78% (66/85) c
77% (78/102) c
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
39% (34/88)
65% (59/91) c
56% (39/70) d
biologisch geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-
41% (11/27)
67% (14/21)e
50% (11/22)e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
29%
51% a
44% b
Aanhouden van klinische remissie t/m
38% (17/45)
58% (22/38)
65% (26/40) c
week 44£
Klinische remissie zonder corticosteroïden
23%
42% a
38% b
Aanhoudende remissie
35%
57% c
48% d
Symptomatische remissie
45%
68% c
62% d
Combinatie van symptomatische remissie en
28%
48% c
41% d
genezing van de mucosa
* Na respons op ustekinumab i.v.
** Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score 2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met 30% en 3 punten t.o.v. baseline, met ofwel
een afname t.o.v. baseline in de subscore rectale bloeding van 1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNF-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
£
Aanhouden van klinische remissie t/m week 44 is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie t/m week 44 onder
patiënten in klinische remissie aan het begin van de onderhoudsbehandeling.
Klinische remissie zonder corticosteroïden is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie in week 44 die geen
corticosteroïden ontvangen.
Aanhoudende remissie is gedefinieerd als gedeeltelijke Mayo-remissie bij 80% van alle bezoeken voor week 44 en in
partiële Mayo-remissie op het laatste bezoek (week 44).
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore
rectale bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
p < 0,05
c
Nominaal significant (p < 0,001)
d
Nominaal significant (p < 0,05)
e
Niet statistisch significant
Het gunstige effect van ustekinumab op de klinische respons, genezing van de mucosa en klinische
remissie werd waargenomen bij inductie en bij onderhoudsbehandeling, zowel bij patiënten bij wie
conventionele therapie had gefaald maar een biologische therapie niet, als bij degenen bij wie
minstens één eerdere behandeling met een TNF-remmer had gefaald, waaronder patiënten met een
Responders in week 16 na inductie met ustekinumab
Met ustekinumab behandelde patiënten bij wie er in week 8 van UNIFI-I geen respons was, ontvingen
een subcutane toediening van 90 mg ustekinumab in week 8 (36% van de patiënten). Van die patiënten
bereikte 9% van de patiënten die aanvankelijk waren gerandomiseerd tot de aanbevolen inductiedosis
klinische remissie en bereikte 58% klinische respons in week 16.
Patiënten die in week 8 geen klinische respons vertoonden op inductie met ustekinumab in de UNIFI-
I-studie, maar die wel respons vertoonden in week 16 (157 patiënten), kwamen in het niet-
gerandomiseerde deel van UNIFI-M en bleven om de 8 weken een onderhoudsdosis ontvangen; een
meerderheid van deze patiënten (62%) behield de respons en 30% bereikte remissie in week 44.
Studieverlenging
In UNIFI kwamen patiënten die de studie tot en met week 44 hadden afgerond in aanmerking voor
voortzetting van de behandeling in een studieverlenging. Van de 588 patiënten die deelnamen aan en
behandeld werden in de studieverlenging, werd de symptomatische remissie over het algemeen
gehandhaafd tot en met week 92 voor patiënten bij wie conventionele therapie (maar niet biologische
therapie) had gefaald en bij wie biologische therapie had gefaald, inclusief degenen bij wie zowel de
anti-TNF- als de vedolizumab-therapie had gefaald.
In deze studieverlenging met een behandeling tot 2 jaar bij patiënten met colitis ulcerosa werden geen
nieuwe veiligheidsproblemen geïdentificeerd.
Endoscopische normalisatie
Endoscopische normalisatie was gedefinieerd als een Mayo endoscopie-subscore van 0 en werd al in
week 8 van UNIFI-I waargenomen. In week 44 van UNIFI-M werd het bereikt bij respectievelijk 24%
en 29% van de patiënten die om de 12 of om de 8 weken werden behandeld met ustekinumab,
tegenover 18% van de patiënten in de placebogroep.
Histologische en histo-endoscopische genezing van de mucosa
Histologische genezing (gedefinieerd als infiltratie van neutrofielen in < 5% van de crypten, geen
destructie van de crypten en geen erosies, ulceraties of granulatieweefsel) werd beoordeeld in week 8
van UNIFI-I en week 44 van UNIFI-M. In week 8, na een eenmalige intraveneuze inductiedosis,
bereikte een significant groter deel van de patiënten in de groep met de aanbevolen dosering
histologische genezing (36%) vergeleken met patiënten in de placebogroep (22%). In week 44 werd
aanhouden van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histologische genezing in de
groep met ustekinumab om de 12 weken (54%) en om de 8 weken (59%) in vergelijking met placebo
(33%).
Een gecombineerd eindpunt van histo-endoscopische genezing van de mucosa - gedefinieerd als
proefpersonen met zowel genezing van de mucosa als histologische genezing - werd geëvalueerd in
week 8 van UNIFI-I en in week 44 van UNIFI-M. Patiënten die ustekinumab kregen in de aanbevolen
dosering vertoonden significante verbeteringen op het eindpunt van histo-endoscopische genezing van
de mucosa in week 8 (18%) in vergelijking met de placebogroep (9%). In week 44 werd aanhouden
van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histo-endoscopische genezing van de
mucosa in de groepen die ustekinumab kregen om de 12 weken (39%) en om de 8 weken (46%)
vergeleken met placebo (24%).
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory Bowel Disease Questionnaire; IBDQ), de SF-36-vragenlijst en
de EuroQoL-5D (EQ-5D)-vragenlijst.
Patiënten die ustekinumab ontvingen, ervaarden significant meer verbeteringen in
arbeidsproductiviteit - zoals werd vastgesteld aan de hand van grotere afname in de algehele
arbeidsbelemmering - en in belemmering van activiteiten - zoals vastgesteld met de WPAI-GH
vragenlijst - dan patiënten die placebo kregen.
Hospitalisaties en colitis ulcerosa (CU)-gerelateerde chirurgie
Tot en met week 8 van UNIFI-I waren de percentages proefpersonen met CU-gerelateerde
hospitalisaties significant lager voor proefpersonen in de groep met de aanbevolen dosis ustekinumab
(1,6%, 5/322) vergeleken met proefpersonen in de placebogroep (4,4%, 14/319) en er waren geen
proefpersonen die CU-gerelateerde chirurgie ondergingen in de groep van proefpersonen die de
aanbevolen inductiedosis ustekinumab ontvingen, vergeleken met 0,6% (2/319) proefpersonen in de
placebogroep.
Tot en met week 44 van UNIFI-M werd een significant lager aantal CU-gerelateerde hospitalisaties
waargenomen bij proefpersonen in de gecombineerde ustekinumab-groep (2,0%, 7/348) vergeleken
met de proefpersonen in de placebogroep (5,7%, 10/175). Een numeriek lager aantal proefpersonen in
de ustekinumab-groep (0,6%, 2/348) onderging CU-gerelateerde chirurgie vergeleken met de
proefpersonen in de placebogroep (1,7%, 3/175) t/m week 44.
Immunogeniciteit
Tijdens behandeling met ustekinumab kunnen zich antilichamen tegen ustekinumab ontwikkelen. De
meeste daarvan zijn neutraliserende antilichamen. De vorming van antilichamen tegen ustekinumab
wordt in verband gebracht met een verhoogde klaring van ustekinumab bij patiënten met de ziekte van
Crohn of colitis ulcerosa. Er werd geen verminderde werkzaamheid waargenomen. Er is geen
duidelijke correlatie tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab en het optreden van
injectieplaatsreacties.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na de aanbevolen intraveneuze dosis voor inductietherapie werd 1 uur na infusie een mediane
ustekinumab piekserumconcentratie van 126,1 g/ml waargenomen bij patiënten met de ziekte van
Crohn en van 127,0 µg/ml bij patiënten met colitis ulcerosa.
Distributie
Het mediane verdelingsvolume tijdens de laatste fase (Vz) na een eenmalige intraveneuze toediening
aan patiënten met psoriasis varieerde van 57 tot 83 ml/kg.
Biotransformatie
De precieze metabole route voor ustekinumab is niet bekend.
Eliminatie
De mediane systemische klaring (CL) na een eenmalige intraveneuze toediening aan patiënten met
psoriasis varieerde van 1,99 tot 2,34 ml/dag/kg. De mediane halfwaardetijd (t1/2) van ustekinumab was
Dosislineariteit
Na eenmalige intraveneuze toediening in doses variërend van 0,09 mg/kg tot 4,5 mg/kg nam de
systemische blootstelling aan ustekinumab (Cmax en AUC) toe in een verband dat bij benadering
proportioneel was aan de dosis.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de farmacokinetiek bij patiënten met nier- of
leverinsufficiëntie.
Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd met intraveneus toegediende ustekinumab bij oudere of
pediatrische patiënten.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd de variabiliteit van de klaring van
ustekinumab beïnvloed door het lichaamsgewicht, de serumalbuminespiegel, geslacht, en de
aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab, terwijl lichaamsgewicht de belangrijkste co-
variabele was met invloed op het verdelingsvolume. Daarnaast werd de klaring bij de ziekte van Crohn
beïnvloed door C-reactive protein, een eerder falen van een TNF-antagonist en ras (Aziatisch versus
niet-Aziatisch). De invloed van deze co-variabelen lag binnen ± 20% van de typische waarden of de
referentiewaarden van de respectievelijke PK-parameters. Daarom is dosisaanpassing bij deze co-
variabelen niet vereist. Gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren had geen significante invloed op
de beschikbaarheid van ustekinumab.
Regulering van CYP450-enzymen
De effecten van IL-12 of IL-23 op de regulering van CYP450-enzymen werden beoordeeld in een in-
vitro
studie met behulp van humane hepatocyten. Hieruit bleek dat IL-12 en/of IL-23, in concentraties
van 10 ng/ml, de activiteit van humane CYP450-enzymen niet veranderden (CYP1A2, 2B6, 2C9,
2C19, 2D6, of 3A4; zie rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens verkregen uit onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit, met inbegrip van veiligheidsfarmacologische evaluatie, duiden
niet op een speciaal risico (bijvoorbeeld orgaantoxiciteit) voor mensen. In onderzoeken naar de
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit bij cynomolgus-aapjes werden geen nadelige effecten op de
vruchtbaarheid van de mannetjes en geen aangeboren afwijkingen of ontwikkelingsdefecten
waargenomen. Bij het gebruik van een analoog antilichaam tegen IL-12/23 bij muizen werden geen
nadelige effecten waargenomen op de parameters voor de vruchtbaarheid bij de vrouw.
De doseringsniveaus in de dierexperimentele studies waren tot zo'n 45-maal hoger dan de hoogste
dosis die bedoeld is voor toediening aan psoriasispatiënten en resulteerde in piek-serumconcentraties
bij apen die meer dan 100-maal zo hoog waren als waargenomen bij de mens.
Met ustekinumab zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniteit vanwege het gebrek aan
geschikte modellen voor een antilichaam zonder kruisreactiviteit met IL-12/23 p40 van knaagdieren.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
EDTA-dinatriumzoutdihydraat
L-histidine
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat
L-methionine
Polysorbaat-80
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. STELARA mag alleen worden verdund met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing. STELARA mag niet tegelijkertijd met andere geneesmiddelen door
dezelfde intraveneuze lijn worden gegeven.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
Niet in de vriezer bewaren.
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 8 uur bij 15-25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk te worden gebruikt, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiologische verontreiniging uitsluit. Indien het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden en bewaarcondities tijdens gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
26 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 30 ml, afgesloten met een van coating
voorziene butylrubberen stop. STELARA is beschikbaar in verpakkingen met één injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De oplossing in de injectieflacon met STELARA mag niet worden geschud. De oplossing moet vóór
toediening visueel geïnspecteerd worden op deeltjes of verkleuring. De oplossing is helder, kleurloos
tot lichtgeel. Het geneesmiddel mag niet worden gebruikt als de oplossing verkleurd of troebel is of als
er vreemde deeltjes in aanwezig zijn.
Verdunning
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie moet door een beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg met een aseptische techniek worden verdund en bereid.
1.
Bereken de dosis en het aantal benodigde STELARA injectieflacons op basis van het
lichaamsgewicht van de patiënt (zie rubriek 4.2, tabel 1). Elke 26 ml STELARA injectieflacon
bevat 130 mg ustekinumab. Gebruik alleen hele STELARA injectieflacons.
2.
Trek uit de 250 ml infuuszak een hoeveelheid van de 9 mg/ml (0,9%) natriumchlorideoplossing
op die gelijk is aan de hoeveelheid STELARA die moet worden toegevoegd en gooi deze
hoeveelheid dan weg (gooi 26 ml natriumchloride weg voor elke benodigde STELARA
injectieflacon, gooi 52 ml weg voor 2 injectieflacons, gooi 78 ml weg voor 3 injectieflacons,
gooi 104 ml weg voor 4 injectieflacons)
3.
Trek uit elke benodigde injectieflacon 26 ml STELARA op en voeg die toe aan de 250 ml
infuuszak. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Meng de inhoud
voorzichtig.
Voer voorafgaand aan de toediening een visuele inspectie van de verdunde oplossing uit.
Gebruik de oplossing niet als er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of vreemde deeltjes te zien
zijn.
5.
Dien de verdunde oplossing over een periode van minstens één uur toe. Na verdunning dient de
infusie binnen acht uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid.
6.
Gebruik alleen een infusieset met een steriele, niet-pyrogene lijnfilter met lage eiwitbinding
(poriegrootte 0,2 micrometer).
7.
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte geneesmiddel
dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 januari 2009
Datum van laatste verlenging: 19 september 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1-monoklonaal antilichaam tegen interleukine (IL)-12/23,
geproduceerd in een muizen-myeloomcellijn met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
Oplossing voor injectie.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Oplossing voor injectie.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Oplossing voor injectie.
De oplossing is helder tot licht opaalachtig, kleurloos tot lichtgeel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Plaque psoriasis
STELARA is aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij
volwassenen met onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor andere
systemische therapieën waaronder ciclosporine, methotrexaat (MTX) of PUVA (psoraleen en
ultraviolet A) (zie rubriek 5.1).
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten
STELARA is aangewezen voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij kinderen
en adolescente patiënten van 6 jaar en ouder, bij wie andere systemische therapieën of fototherapieën
geen adequate controle geven, of die daarvoor een intolerantie hebben (zie rubriek 5.1).
Arthritis psoriatica (PsA)
STELARA is, alleen of in combinatie met MTX, aangewezen voor de behandeling van actieve
arthritis psoriatica bij volwassen patiënten bij wie de respons op eerdere niet-biologische disease-
modifying anti-rheumatic drug
(DMARD) therapie inadequaat is gebleken (zie rubriek 5.1).
Colitis ulcerosa
STELARA is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve
colitis ulcerosa die onvoldoende of niet meer reageren op ofwel conventionele therapie ofwel een
biologisch geneesmiddel of deze behandelingen niet verdragen of er medische contra-indicaties voor
hebben (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
STELARA is bedoeld voor gebruik onder begeleiding en supervisie van artsen met ervaring in het
diagnosticeren en behandelen van de aandoeningen waarvoor STELARA is geïndiceerd.
Dosering
Plaque psoriasis
De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg subcutaan toegediend,
gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken.
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te
overwegen om de behandeling te stoppen.
Patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg
Voor patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg is de aanvangsdosis 90 mg, subcutaan
toegediend, gevolgd door een dosis van 90 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Bij deze
patiënten is 45 mg ook effectief gebleken. 90 mg resulteerde echter in grotere werkzaamheid (zie
rubriek 5.1, tabel 4).
Arthritis psoriatica (PsA)
De aanbevolen dosering van STELARA is een aanvangsdosis van 45 mg, subcutaan toegediend,
gevolgd door een dosis van 45 mg na 4 weken en vervolgens iedere 12 weken. Als alternatief kan
90 mg gebruikt worden bij patiënten met een lichaamsgewicht van > 100 kg.
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond na 28 weken behandeling dient men te overwegen om
de behandeling te stoppen.
Ouderen ( 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is niet bij deze patiëntenpopulaties onderzocht. Er kunnen geen aanbevelingen worden
gedaan omtrent de dosering.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA bij kinderen met psoriasis jonger dan 6 jaar of bij
kinderen met arthritis psoriatica jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten (6 jaar en ouder)
De aanbevolen dosis STELARA op basis van het lichaamsgewicht is hieronder weergegeven (tabel 1
en 2). STELARA dient te worden toegediend in de weken 0 en 4, en vervolgens iedere 12 weken.
Aanbevolen dosis van STELARA voor psoriasis bij pediatrische patiënten
Lichaamsgewicht op het moment van toediening
Aanbevolen dosis
< 60 kg
0,75 mg/kg
60- 100 kg
45 mg
> 100 kg
90 mg
Gebruik de volgende formule om het injectievolume (ml) voor patiënten van < 60 kg te berekenen:
lichaamsgewicht (kg) x 0,0083 (ml/kg) of raadpleeg tabel 2. Het berekende volume dient te worden
afgerond op de dichtstbijzijnde 0,01 ml en worden toegediend met een gegradueerde 1 ml-spuit. Voor
pediatrische patiënten die met een lagere dosis moeten worden behandeld dan de volledige dosis van
45 mg is er een 45 mg-injectieflacon verkrijgbaar
Tabel 2
Injectievolumes van STELARA bij pediatrische psoriasispatiënten < 60 kg
Lichaamsgewicht op het
Dosis (mg)
Injectievolume (ml)
moment van toediening (kg)
15
11,3
0,12
16
12,0
0,13
17
12,8
0,14
18
13,5
0,15
19
14,3
0,16
20
15,0
0,17
21
15,8
0,17
22
16,5
0,18
23
17,3
0,19
24
18,0
0,20
25
18,8
0,21
26
19,5
0,22
27
20,3
0,22
28
21,0
0,23
29
21,8
0,24
30
22,5
0,25
31
23,3
0,26
32
24,0
0,27
33
24,8
0,27
34
25,5
0,28
35
26,3
0,29
36
27,0
0,30
37
27,8
0,31
38
28,5
0,32
39
29,3
0,32
40
30,0
0,33
41
30,8
0,34
42
31,5
0,35
43
32,3
0,36
44
33,0
0,37
45
33,8
0,37
46
34,5
0,38
47
35,3
0,39
48
36,0
0,40
49
36,8
0,41
50
37,5
0,42
51
38,3
0,42
52
39,0
0,43
53
39,8
0,44
54
40,5
0,45
41,3
0,46
56
42,0
0,46
57
42,8
0,47
58
43,5
0,48
59
44,3
0,49
Bij patiënten die geen respons hebben vertoond op een behandeling tot 28 weken dient men te
overwegen om de behandeling te stoppen.
Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
Volgens het behandelingsschema wordt de eerste dosis STELARA intraveneus toegediend. Voor de
dosering bij het intraveneuze doseringsschema, zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA 130 mg
concentraat voor oplossing voor infusie.
De eerste subcutane toediening van 90 mg STELARA dient 8 weken na de intraveneuze dosis plaats te
vinden. Vervolgens wordt toediening om de 12 weken aanbevolen.
Patiënten die 8 weken na de eerste subcutane dosis niet voldoende respons hebben vertoond, mogen op
dit tijdstip een tweede dosis ontvangen (zie de rubrieken 5.1 en 5.2).
Patiënten bij wie de respons bij toediening om de 12 weken verdwijnt, kunnen baat hebben bij een
verhoging van de toedieningsfrequentie naar om de 8 weken (zie rubriek 5.1).
Patiënten kunnen vervolgens om de 8 weken of om de 12 weken een dosis ontvangen, op basis van
klinische beoordeling (zie rubriek 5.1).
Bij patiënten die 16 weken na de intraveneuze inductiedosis of 16 weken na overschakeling op de 8-
wekelijkse onderhoudsdosis geen baat blijken te hebben bij de behandeling dient te worden
overwogen om met de behandeling te stoppen.
Behandeling met immunomodulatoren en/of corticosteroïden kan worden voortgezet tijdens de
behandeling met STELARA. Bij patiënten die naar tevredenheid reageren op de behandeling met
STELARA kan de dosering van corticosteroïden, in overeenstemming met de zorgstandaard, worden
verlaagd of gestopt.
Bij onderbreking van de behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa is hervatting van de
behandeling met subcutane toediening om de 8 weken veilig en effectief.
Ouderen ( 65 jaar)
Er is geen aanpassing van de dosis nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverinsufficiëntie
STELARA is bij deze patiëntenpopulaties niet onderzocht. Er kan geen doseringsadvies worden
gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van STELARA voor de behandeling van de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Wijze van toediening
STELARA 45 mg injectieflacons of 45 mg en 90 mg voorgevulde spuiten zijn uitsluitend bedoeld
voor subcutane injectie. Indien mogelijk dienen huidzones met tekenen van psoriasis te worden
vermeden als injectieplaats.
Zie rubriek 6.6 voor verdere instructies voor de bereiding en speciale voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Klinisch belangrijke, actieve infectie (bijv. actieve tuberculose; zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Ustekinumab kan mogelijk het infectierisico vergroten en latente infecties reactiveren.
In klinische studies zijn bij patiënten die STELARA kregen ernstige bacteriële, schimmel- en
virusinfecties waargenomen (zie rubriek 4.8).
Opportunistische infecties zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met ustekinumab.
Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen indien het gebruik van STELARA wordt overwogen
bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infectie (zie
rubriek 4.3).
Alvorens een behandeling met STELARA te beginnen, dient te worden nagegaan of de patiënt
tuberculose heeft. STELARA mag niet worden gegeven aan patiënten met actieve tuberculose (zie
rubriek 4.3). Behandeling van latente tuberculose dient te worden begonnen vooraleer STELARA
wordt toegediend. Tuberculostaticabehandeling dient ook te worden overwogen alvorens STELARA
te beginnen bij patiënten met een voorgeschiedenis van latente of actieve tuberculose bij wie een
adequate behandelkuur niet kan worden bevestigd. Patiënten die STELARA krijgen dienen tijdens en
na de behandeling nauwgezet te worden gecontroleerd op verschijnselen en symptomen van actieve
tuberculose.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden om medische hulp te vragen als er verschijnselen of
symptomen optreden die wijzen op een infectie. Als een patiënt een ernstige infectie ontwikkelt, dient
de patiënt nauwgezet te worden gecontroleerd en STELARA dient niet toegediend te worden totdat de
infectie is verdwenen.
Maligniteiten
Immunosuppressiva zoals ustekinumab kunnen mogelijk de kans op maligniteiten vergroten. Sommige
patiënten die STELARA in klinische studies kregen, ontwikkelden cutane en niet-cutane maligniteiten
(zie rubriek 4.8).
Er zijn geen studies uitgevoerd met patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis of waarin de
behandeling werd voortgezet bij patiënten die een maligniteit ontwikkelden terwijl ze STELARA
kregen. Derhalve dient men voorzichtig te zijn wanneer men het gebruik van STELARA bij deze
patiënten overweegt.
Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties
Systemisch
Ernstige overgevoeligheidsreacties zijn gemeld bij post-marketinggebruik, in enkele gevallen een
aantal dagen na de behandeling. Anafylaxie en angio-oedeem zijn voorgekomen. Als er een
anafylactische reactie of een andere ernstige overgevoeligheidsreactie optreedt, dient een passende
therapie te worden ingesteld en dient de toediening van STELARA te worden beëindigd (zie
rubriek 4.8).
Respiratoir
Tijdens gebruik van ustekinumab na de registratie zijn gevallen gemeld van allergische
longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie en niet-infectieuze organiserende pneumonie. De
klinische presentatie hiervan omvatte hoesten, dyspnoe en interstitiële infiltraten na één tot drie doses.
Tot de ernstige gevolgen behoorden respiratoir falen en verlengde hospitalisatie. Er is verbetering
gemeld na stopzetting van ustekinumab en ook, in enkele gevallen, toediening van corticosteroïden.
Als infectie is uitgesloten en de diagnose is bevestigd, stop dan met ustekinumab en stel de gepaste
behandeling in (zie rubriek 4.8).
Gevoeligheid voor latex
De beschermdop over de naald van de STELARA voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurrubber (een latexderivaat), dat allergische reacties kan veroorzaken bij personen die gevoelig
zijn voor latex.
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen levende virale of levende bacteriële vaccins (zoals Bacillus Calmette Guérin
(BCG)) niet tegelijk toe te dienen met STELARA. Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij
patiënten die recentelijk levende virale of levende bacteriële vaccins hadden ontvangen. Er zijn geen
gegevens beschikbaar over secundaire transmissie van infectie door levende vaccins bij patiënten die
STELARA krijgen. Voor een vaccinatie met levende virussen of levende bacteriën dient de
behandeling met STELARA na de laatste dosis ten minste 15 weken te worden onderbroken en kan
deze op zijn vroegst 2 weken na de vaccinatie worden hervat. Artsen dienen de Samenvatting van de
productkenmerken voor het specifieke vaccin te raadplegen voor aanvullende informatie en advies
over het bijkomend gebruik van immunosuppressiva na de vaccinatie.
Patiënten die STELARA krijgen toegediend, mogen wel tegelijkertijd geïnactiveerde of niet-levende
vaccinaties krijgen.
Langdurige behandeling met STELARA onderdrukt de humorale immuunrespons tegen
pneumokokkenpolysaccharide- of tetanusvaccins niet (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en werkzaamheid van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Men dient voorzichtig te zijn wanneer gelijktijdig
gebruik van andere immunosuppressiva en STELARA wordt overwogen of bij het overschakelen van
andere immunosuppressieve biologische geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).
Ernstige huidaandoeningen
Bij patiënten met psoriasis is exfoliatieve dermatitis gemeld na behandeling met ustekinumab (zie
rubriek 4.8). Patiënten met plaque psoriasis kunnen - als onderdeel van het natuurlijke verloop van hun
ziekte - erytrodermische psoriasis ontwikkelen, met symptomen die mogelijk klinisch niet te
onderscheiden zijn van exfoliatieve dermatitis. Als onderdeel van de monitoring van de psoriasis van
de patiënt dient de arts alert te zijn op symptomen van erytrodermische psoriasis of exfoliatieve
dermatitis. Als deze symptomen optreden, dient een passende behandeling te worden ingesteld.
STELARA dient te worden gestopt als vermoed wordt dat het gaat om een reactie op het
geneesmiddel.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
In de klinische studies bij de goedgekeurde indicaties zijn er over het algemeen geen verschillen
waargenomen in werkzaamheid of veiligheid bij patiënten van 65 jaar en ouder die STELARA
ontvingen ten opzichte van jongere patiënten. Het aantal patiënten van 65 jaar en ouder is echter niet
groot genoeg om vast te stellen of zij anders reageren dan jongere patiënten. Omdat er bij de oudere
populatie in het algemeen een hogere incidentie van infecties is, dient men voorzichtig te zijn bij het
behandelen van ouderen.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Levende vaccins mogen niet tegelijk met STELARA toegediend worden (zie rubriek 4.4).
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij mensen. In de populatie-farmacokinetische
analyses van de fase 3-studies werd het effect nagegaan van de meest gebruikte concomitante
geneesmiddelen bij patiënten met psoriasis (waaronder paracetamol, ibuprofen, acetylsalicylzuur,
metformine, atorvastatine, levothyroxine) op de farmacokinetiek van ustekinumab. Er waren geen
aanwijzingen voor een interactie met deze gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De basis voor
deze analyse was dat ten minste 100 patiënten (> 5% van de onderzochte populatie) gedurende ten
minste 90% van de onderzoeksperiode gelijktijdig met deze geneesmiddelen waren behandeld. De
farmacokinetiek van ustekinumab werd niet beïnvloed door gelijktijdig gebruik van MTX, NSAID's, 6
mercaptopurine, azathioprine en orale corticosteroïden bij patiënten met arthritis psoriatica, de ziekte
van Crohn of colitis ulcerosa, of door eerdere blootstelling aan TNF-remmers bij patiënten met
arthritis psoriatica of de ziekte van Crohn, of door eerdere blootstelling aan biologische
geneesmiddelen (TNF-remmers en/of vedolizumab) bij patiënten met colitis ulcerosa.
De resultaten van een in-vitro studie suggereren niet dat dosisaanpassingen nodig zijn bij patiënten die
gelijktijdig CYP450-substraten krijgen (zie rubriek 5.2).
In studies bij psoriasis zijn de veiligheid en effectiviteit van STELARA in combinatie met
immunosuppressiva, waaronder biologische geneesmiddelen, of fototherapie, niet onderzocht. In
studies bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van MTX geen invloed te hebben op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA. Uit studies bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is
niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de
veiligheid of werkzaamheid van STELARA (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling en gedurende ten minste 15 weken na de behandeling.
Borstvoeding
Beperkte gegevens uit gepubliceerde literatuur duiden erop dat ustekinumab bij de mens in zeer kleine
hoeveelheden wordt uitgescheiden in de moedermelk. Het is niet bekend of ustekinumab na inname
systemisch wordt geabsorbeerd. Gezien de mogelijkheid van ongewenste reacties van ustekinumab bij
kinderen die borstvoeding krijgen, moet worden besloten om ofwel de borstvoeding stop te zetten
tijdens de behandeling en tot 15 weken na de behandeling ofwel de behandeling met STELARA stop
te zetten, waarbij de voordelen van borstvoeding voor het kind en de voordelen van de STELARA-
behandeling voor de vrouw in aanmerking moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van ustekinumab op de vruchtbaarheid bij de mens werd nog niet geëvalueerd (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
STELARA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen (> 5%) in gecontroleerde periodes van de klinische studies met
ustekinumab bij volwassen patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis
ulcerosa waren nasofaryngitis en hoofdpijn. De meeste werden beschouwd als mild en noodzaakten
geen stopzetting van de studiebehandeling. De meest ernstige bijwerkingen van STELARA die
gemeld zijn, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties met anafylaxie (zie rubriek 4.4). Het algemene
veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa.
Bijwerkingen in tabelvorm
De veiligheidsgegevens die hieronder worden beschreven, zijn gebaseerd op blootstelling van
volwassenen aan ustekinumab in 14 fase 2- en fase 3-studies bij 6.709 patiënten (4.135 met psoriasis
en/of arthritis psoriatica, 1.749 met de ziekte van Crohn en 825 patiënten met colitis ulcerosa). Het
gaat daarbij om blootstelling aan STELARA in de gecontroleerde en niet-gecontroleerde perioden van
de klinische studies gedurende minstens 6 maanden of 1 jaar (respectievelijk 4.577 en 3.253 patiënten
met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa) en om blootstelling
gedurende ten minste 4 of 5 jaar (respectievelijk 1.482 en 838 patiënten met psoriasis).
Tabel 3 geeft een lijst van bijwerkingen weer uit de klinische studies bij volwassenen met psoriasis,
arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa en van bijwerkingen gemeld tijdens post-
marketinggebruik. De bijwerkingen zijn ingedeeld volgens systeem/orgaanklassen en geordend naar
frequentie, met de volgende definities: Zeer vaak ( 1/10), Vaak ( 1/100 tot < 1/10), Soms ( 1/1.000
tot < 1/100), Zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000), Zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Lijst van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Frequentie: Bijwerking
Infecties en parasitaire
Vaak: Bovenste luchtweginfectie, nasofaryngitis, sinusitis
aandoeningen
Soms: Cellulitis, gebitsinfecties, herpes zoster, onderste
luchtweginfectie, virale bovenste luchtweginfectie,
vulvovaginale schimmelinfectie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms: Overgevoeligheidsreacties (waaronder rash, urticaria)
Zelden: Ernstige overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylaxie en angio-oedeem)
Psychische stoornissen
Soms: Depressie
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: Duizeligheid, hoofdpijn
Soms: Facialisverlamming
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Vaak: Orofaryngeale pijn
en mediastinumaandoeningen
Soms: Neusverstopping
Zelden: Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele
pneumonie
Zeer zelden: Organiserende pneumonie*
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Diarree, nausea, braken
Huid- en
Vaak: Pruritus
onderhuidaandoeningen
Soms: Pustulaire psoriasis, huidexfoliatie, acne
Zelden: Exfoliatieve dermatitis, overgevoeligheidsvasculitis
Zeer zelden: bulleus pemfigoïd
Skeletspierstelsel- en
Vaak: Rugpijn, spierpijn, artralgie
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Vaak: Vermoeidheid, erytheem op de injectieplaats, pijn op de
toedieningsplaatsstoornissen
injectieplaats
Soms: Reacties op de injectieplaats (waaronder hemorragie,
hematoom, induratie, zwelling en pruritus), asthenie
* Zie rubriek 4.4, Systemische en respiratoire overgevoeligheidsreacties.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de placebogecontroleerde studies bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van
Crohn en colitis ulcerosa waren de percentages infecties of ernstige infecties bij patiënten behandeld
met ustekinumab en degenen behandeld met placebo vergelijkbaar. In de placebogecontroleerde
periode van deze klinische studies was het infectiecijfer 1,36 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten
behandeld met ustekinumab, en 1,34 bij patiënten behandeld met placebo. De incidentie van ernstige
infecties was 0,03 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met ustekinumab (30 ernstige
infecties in 930 patiëntjaren in follow-up) en 0,03 bij patiënten behandeld met placebo (15 ernstige
infecties in 434 patiëntjaren in follow-up) (zie rubriek 4.4).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.581 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Het infectiecijfer was 0,91 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten behandeld met
ustekinumab, en het cijfer van ernstige infecties was 0,02 per patiëntjaar in follow-up bij patiënten
behandeld met ustekinumab (199 ernstige infecties in 11.581 patiëntjaren in follow-up). De gemelde
In klinische studies ontwikkelden patiënten met latente tuberculose die tegelijkertijd werden
behandeld met isoniazide geen tuberculose.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde periode van de klinische studies bij psoriasis, arthritis psoriatica, de
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa was de incidentie van maligniteiten (uitgezonderd niet-melanome
huidkanker) 0,11 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab
(1 patiënt in 929 patiëntjaren in follow-up), in vergelijking met 0,23 voor patiënten behandeld met
placebo (1 patiënt in 434 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van niet-melanome huidkanker was
0,43 per 100 patiëntjaren in follow-up voor patiënten behandeld met ustekinumab (4 patiënten in
929 patiëntjaren in follow-up) in vergelijking met 0,46 voor patiënten behandeld met placebo
(2 patiënten in 433 patiëntjaren in follow-up).
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde periodes van klinische studies bij psoriasis, arthritis
psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, met gegevens van blootstelling van
11.561 patiëntjaren bij 6.709 patiënten, was de mediane follow-up 1,0 jaar: 1,1 jaar voor studies bij
psoriatische aandoeningen, 0,6 jaar voor studies bij de ziekte van Crohn en 1,0 jaar voor studies bij
colitis ulcerosa. Maligniteiten, uitgezonderd niet-melanome huidkankers, werden gemeld bij
62 patiënten in 11.561 patiëntjaren in follow-up (incidentie bij de patiënten behandeld met
ustekinumab: 0,54 per 100 patiëntjaren in follow-up). De incidentie van maligniteiten gemeld bij
patiënten behandeld met ustekinumab was vergelijkbaar met de incidentie verwacht in de algemene
bevolking (gestandaardiseerde incidentieratio = 0,93 [95%-betrouwbaarheidsinterval: 0,71, 1,20],
aangepast voor leeftijd, geslacht en ras). De maligniteiten die het vaakst werden waargenomen, anders
dan niet-melanome huidkanker, waren prostaat-, colorectaal-, melanoma- en borstkankers. De
incidentie van niet-melanome huidkanker was voor patiënten behandeld met ustekinumab 0,49 per
100 patiëntjaren in follow-up (56 patiënten in 11.545 patiëntjaren in follow-up). De verhouding van
patiënten met basaalcelhuidkankers ten opzichte van patiënten met plaveiselcelhuidkankers (3:1) is
vergelijkbaar met de verhouding die verwacht kan worden bij de algemene bevolking (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens de gecontroleerde periodes van klinische studies met ustekinumab bij psoriasis en arthritis
psoriatica zijn rash en urticaria elk waargenomen bij < 1% van de patiënten (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis
De veiligheid van ustekinumab is onderzocht in twee fase 3-studies met pediatrische patiënten met
matige tot ernstige plaque psoriasis. De eerste studie vond plaats bij 110 patiënten van 12 t/m 17 jaar
die tot 60 weken werden behandeld en de tweede studie vond plaats bij 44 patiënten van 6 t/m 11 jaar
die tot 56 weken werden behandeld. In het algemeen waren de bijwerkingen die in deze twee studies
werden gemeld - met gegevens over de veiligheid tot 1 jaar - vergelijkbaar met de bijwerkingen die in
eerdere studies werden gezien bij volwassenen met plaque psoriasis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Eenmalige doses tot 6 mg/kg zijn in klinische onderzoeken intraveneus toegediend zonder
dosisbeperkende toxiciteit. In geval van overdosering wordt het aanbevolen de patiënt te controleren
op verschijnselen en symptomen van bijwerkingen en direct een geëigende symptomatische
behandeling in te stellen.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, interleukine-remmers, ATC-code: L04AC05
Werkingsmechanisme
Ustekinumab is een geheel humaan IgG1-monoklonaal antilichaam dat met specificiteit bindt aan de
gemeenschappelijke p40-eiwit-subeenheid van de humane cytokines interleukine (IL)-12 en IL-23.
Ustekinumab remt de biologische activiteit van humaan IL-12 en IL-23 door p40 af te houden van
binding aan het IL-12R1-receptoreiwit dat tot expressie komt op het oppervlak van afweercellen.
Ustekinumab kan niet binden aan IL-12 of IL-23 dat al aan de IL-12R1-receptoren op het
celoppervlak is gebonden. Derhalve is het niet waarschijnlijk dat ustekinumab bijdraagt aan de door
complement of door antilichaam gemedieerde cytotoxiciteit van cellen met IL-12 en/of IL-23-
receptoren. IL-12 en IL-23 zijn heterodimere cytokines afgegeven door geactiveerde
antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen, en beide cytokines hebben een
rol bij afweerfuncties; IL-12 stimuleert de natural killer (NK)-cellen en bevordert de differentiatie van
CD4+ T-cellen tot het T-helper 1 (Th1)-fenotype; IL-23 induceert de T-helper 17 (Th17)-route.
Abnormale regulatie van IL-12 en IL-23 is echter geassocieerd met immuungemedieerde
aandoeningen zoals psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Door aan p40, de gemeenschappelijke subeenheid van IL-12 en IL-23, te binden, kan ustekinumab zijn
klinische effecten bij psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa uitoefenen
door de Th1- en Th17-cytokineroutes te onderbreken, die bij de pathologie van deze aandoeningen
centraal staan.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder C-reactief proteïne (CRP) en fecaal calprotectine, in de inductiefase;
dit effect hield aan in de onderhoudsfase. CRP werd beoordeeld tijdens de verlenging van de studie en
de verminderingen waargenomen tijdens de onderhoudsfase werden over het algemeen tot en met
week 252 gehandhaafd.
Bij patiënten met colitis ulcerosa resulteerde behandeling met ustekinumab in een verlaging van
ontstekingsmarkers, waaronder CRP en fecaal calprotectine, in de inductiefase. Dit effect hield aan
gedurende de onderhoudsfase en de studieverlenging tot en met week 92.
Immunisatie
Gedurende de langdurige verlenging van Psoriasis studie 2 (PHOENIX 2) vertoonden volwassen
patiënten die minstens 3,5 jaar behandeld werden met STELARA vergelijkbare antilichaamresponsen
tegen zowel pneumokokkenpolysaccharide- als tetanusvaccins als een niet-systemisch behandelde
psoriasis controlegroep. Een vergelijkbaar aantal volwassen patiënten ontwikkelde beschermende
spiegels van anti-pneumokokken en anti-tetanus antilichamen en antilichaamtiters waren vergelijkbaar
tussen patiënten die met STELARA behandeld waren en controlepatiënten.
Klinische werkzaamheid
Plaque psoriasis (volwassenen)
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld bij 1.996 patiënten in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken bij patiënten met matige tot
ernstige plaque psoriasis en die in aanmerking kwamen voor fototherapie of systemische therapie.
Daarnaast werden ustekinumab en etanercept vergeleken in een gerandomiseerde, actief-
gecontroleerde studie, geblindeerd voor de beoordelaar, bij patiënten met matige tot ernstige plaque
psoriasis met onvoldoende respons op, of een intolerantie of contra-indicatie voor ciclosporine, MTX
of PUVA.
Psoriasis-studie 2 (PHOENIX 2) evalueerde 1.230 patiënten. 61% van deze patiënten was of niet-
responsief, intolerant, of had een contra-indicatie voor andere systemische therapie. Patiënten die bij
randomisatie in de ustekinumab-groep kwamen, kregen doses van 45 mg of 90 mg in de weken 0 en 4,
gevolgd door een bijkomende dosis in week 16. Patiënten die bij randomisatie werden toegewezen aan
de placebobehandeling in week 0 en 4, kregen door cross-over ustekinumab (45 mg of 90 mg) in
week 12 en 16. Alle patiënten werden tot 52 weken na de eerste onderzoeksbehandeling opgevolgd.
In psoriasis-studie 3 (ACCEPT) werden 903 patiënten geëvalueerd met matige tot ernstige psoriasis
met onvoldoende respons op, of een intolerantie of contra-indicatie voor andere systemische
therapieën. Daarbij werd de werkzaamheid van ustekinumab vergeleken met die van etanercept en
werd de veiligheid van ustekinumab en etanercept geëvalueerd. Tijdens het 12 weken durende actief-
gecontroleerde deel van de studie werden patiënten gerandomiseerd om etanercept (50 mg tweemaal
per week), ustekinumab 45 mg in week 0 en week 4, of ustekinumab 90 mg in week 0 en week 4 te
ontvangen.
De baseline-kenmerken waren over het algemeen consistent over alle behandelgroepen in Psoriasis-
studie 1 en 2, met een mediane baseline-PASI-score van 17 tot 18, een mediaan lichaamsoppervlak
(Body Surface Area; BSA) van 20, en een mediane Dermatology Life Quality Index (DLQI)
variërend van 10 tot 12. Ongeveer een derde (Psoriasis-studie 1) en een kwart (Psoriasis-studie 2) van
de personen had psoriatische artritis (PsA). In Psoriasis-studie 3 werd eenzelfde ziekte-ernst
waargenomen.
Het primaire eindpunt in deze studies was het percentage van de patiënten met een PASI-75-respons
t.o.v. baseline in week 12 (zie tabel 4 en 5).
Tabel 4
Samenvatting van de klinische respons in Psoriasis-studie 1 (PHOENIX 1) en Psoriasis-
studie 2 (PHOENIX 2).
Week 28
Week 12
3 doses (week 0, week 4
2 doses (week 0 en week 4)
en week 16)
placebo
45 mg
90 mg
45 mg
90 mg
Psoriasis-studie 1
Aantal gerandomiseerde
255
255
256
250
243
patiënten
Respons op PASI-50 N (%) 26 (10%)
213 (84%)a
220 (86%)a
228 (91%)
234 (96%)
Respons op PASI-75 N (%)
8 (3%)
171 (67%)a
170 (66%)a
178 (71%)
191 (79%)
Respons op PASI-90 N (%)
5 (2%)
106 (42%)a
94 (37%)a
123 (49%)
135 (56%)
PGAb `verdwenen' of
10 (4%)
151 (59%)a
156 (61%)a
146 (58%)
160 (66%)
`minimaal' N (%)
Aantal patiënten 100 kg
166
168
164
164
153
PASI-75-respons N (%)
6 (4%)
124 (74%)
107 (65%)
130 (79%)
124 (81%)
Aantal patiënten > 100 kg
89
87
92
86
90
PASI-75-respons N (%)
2 (2%)
47 (54%)
63 (68%)
48 (56%)
67 (74%)
410
409
411
397
400
patiënten
Respons op PASI-50 N (%) 41 (10%)
342 (84%)a
367 (89%)a
369 (93%)
380 (95%)
Respons op PASI-75 N (%)
15 (4%)
273 (67%)a
311 (76%)a
276 (70%)
314 (79%)
Respons op PASI-90 N (%)
3 (1%)
173 (42%)a
209 (51%)a
178 (45%)
217 (54%)
PGAb `verdwenen' of
18 (4%)
277 (68%)a
300 (73%)a
241 (61%)
279 (70%)
`minimaal' N (%)
Aantal patiënten 100 kg
290
297
289
287
280
PASI-75-respons N (%)
12 (4%)
218 (73%)
225 (78%)
217 (76%)
226 (81%)
Aantal patiënten > 100 kg
120
112
121
110
119
PASI-75-respons N (%)
3 (3%)
55 (49%)
86 (71%)
59 (54%)
88 (74%)
a
< 0,001 voor ustekinumab 45 mg of 90 mg ten opzichte van placebo.
b
PGA = Algehele beoordeling door de arts (Physician Global Assessment)
Tabel 5
Samenvatting van de klinische respons in week 12 in psoriasis-studie 3 (ACCEPT).
Psoriasis-studie 3
Etanercept
Ustekinumab
24 doses
2 doses (week 0 en week 4)
(50 mg 2x per week)
45 mg
90 mg
Aantal gerandomiseerde
347
209
347
patiënten
PASI-50-respons N (%)
286 (82%)
181 (87%)
320 (92%)a
PASI-75-respons N (%)
197 (57%)
141 (67%)b
256 (74%)a
PASI-90-respons N (%)
80 (23%)
76 (36%)a
155 (45%)a
PGA `verdwenen' of
170 (49%)
136 (65%)a
245 (71%)a
`minimaal' N (%)
Aantal patiënten 100 kg
251
151
244
PASI-75-respons N (%)
154 (61%)
109 (72%)
189 (77%)
Aantal patiënten > 100 kg
96
58
103
PASI-75-respons N (%)
43 (45%)
32 (55%)
67 (65%)
a
p < 0,001 voor ustekinumab 45 mg of 90 mg ten opzichte van etanercept.
b
p = 0,012 voor ustekinumab 45 mg ten opzichte van etanercept.
In Psoriasis-studie 1 was het handhaven van PASI-75 significant beter bij een continue behandeling
dan bij staken van de behandeling (p < 0,001). Met beide doses van ustekinumab werden vergelijkbare
resultaten gezien. Na 1 jaar (week 52) was 89% van de patiënten die bij de tweede randomisatie aan de
onderhoudsbehandeling waren toegewezen responder op de PASI-75, tegen 63% van de patiënten die
bij de tweede randomisatie placebo kregen (staken van de therapie) (p < 0,001). Na 18 maanden
(week 76) was 84% van de patiënten die bij de tweede randomisatie aan de onderhoudsbehandeling
waren toegewezen responder op de PASI-75, tegen 19% van de patiënten die bij de tweede
randomisatie placebo kregen (staken van de therapie). Na 3 jaar (week 148) was 82% van de patiënten
die opnieuw waren gerandomiseerd naar de onderhoudsbehandeling responder op de PASI-75. Na
5 jaar (week 244) was 80% van de patiënten die opnieuw waren gerandomiseerd naar de
onderhoudsbehandeling responder op de PASI-75.
Bij de patiënten die bij de tweede randomisatie placebo kregen en die hun oorspronkelijke
ustekinumab-behandelschema weer oppakten na verlies van 50% van de verbetering op de PASI,
bereikte 85% opnieuw een respons op de PASI-75 binnen 12 weken na het herstarten van de therapie.
In Psoriasis-studie 1 werden in week 2 en week 12 in iedere ustekinumab-behandelgroep significant
grotere verbeteringen in de DLQI t.o.v. baseline aangetoond in vergelijking met placebo. De
verbetering hield aan tot week 28. Evenzo werden in psoriasis-studie 2 significante verbeteringen
gezien in week 4 en week 12, die aanhielden tot week 24. In Psoriasis-studie 1 waren de verbeteringen
in nagelpsoriasis (Nail Psoriasis Severity Index), in de totaalscores op de fysieke en de psychische
Arthritis psoriatica (PsA) (volwassenen)
Het is aangetoond dat ustekinumab de klachten en symptomen, het lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven verbetert en de mate van progressie van perifere
gewrichtsschade vermindert bij volwassen patiënten met actieve PsA.
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld bij 927 patiënten in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij patiënten met actieve PsA
( 5 gezwollen gewrichten en 5 gevoelige gewrichten) ondanks niet-steroïde anti-inflammatoire
(NSAID) of disease-modifying anti-rheumatic drug (DMARD) therapie. Patiënten in deze studies
hadden minstens 6 maanden een diagnose van PsA. Patiënten met elk subtype van PsA werden
opgenomen, waaronder polyarticulaire artritis zonder evidentie van reumatoïde nodules (39%),
spondylitis met perifere artritis (28%), asymmetrische perifere artritis (21%), betrokkenheid van de
gewrichten tussen de distale falangen (12%) en arthritis mutilans (0,5%). In de beide studies hadden
op baseline respectievelijk meer dan 70% en 40% van de patiënten enthesitis en dactylitis. De
patiënten werden gerandomiseerd om subcutane behandeling te ontvangen met ustekinumab 45 mg,
90 mg, of placebo in de weken 0 en 4, gevolgd door een toediening elke 12 weken (q12w). Ongeveer
50% van de patiënten ging door met een stabiele dosis MTX ( 25 mg/week).
In PsAstudie 1 (PSUMMIT I) en PsAstudie 2 (PSUMMIT II), was respectievelijk 80% en 86% van de
patiënten eerder behandeld met DMARD's. In studie 1 was voorafgaande behandeling met een
tumornecrosefactor (TNF)-remmer niet toegestaan. In studie 2 was de meerderheid van de patiënten
(58%, n = 180) eerder behandeld met één of meerdere TNF-remmer(s), van wie meer dan 70% met
hun TNF-remmer was gestopt wegens gebrek aan werkzaamheid of intolerantie op enig moment.
Klachten en symptomen
Behandeling met ustekinumab leidde tot significante verbeteringen in de metingen van de
ziekteactiviteit in week 24 in vergelijking met placebo. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 24 ACR-20-respons vertoonde (ACR: American College of Rheumatology). De
belangrijkste resultaten voor de werkzaamheid staan in onderstaande tabel 6.
Tabel 6
Aantal patiënten dat in week 24 klinische respons bereikte in de Arthritis psoriatica-
studie 1 (PSUMMIT I) en studie 2 (PSUMMIT II).
Arthritis psoriatica studie 1
Arthritis psoriatica studie 2
PBO
45 mg
90 mg
PBO
45 mg
90 mg
Aantal
gerandomiseerde

206
205
204
104
103
105
patiënten
ACR-20-respons,
47 (23%)
87 (42%)a
101 (50%)a
21 (20%)
45 (44%)a 46 (44%)a
N (%)
ACR-50-respons,
18 (9%)
51 (25%)a
57 (28%)a
7 (7%)
18 (17%)b 24 (23%)a
N (%)
ACR-70-respons,
5 (2%)
25 (12%)a
29 (14%)a
3 (3%)
7 (7%)c
9 (9%)c
N (%)
Aantal patiënten met
BSA 3% d

146
145
149
80
80
81
PASI-75-respons,
16 (11%)
83 (57%)a
93 (62%)a
4 (5%)
41 (51%)a 45 (56%)a
N (%)
PASI-90-respons,
N (%)
4 (3%)
60 (41%)a
65 (44%)a
3 (4%)
24 (30%)a 36 (44%)a
8 (5%)
40 (28%)a
62 (42%)a
2 (3%)
24 (30%)a 31 (38%)a
ACR-20-respons,
N (%)
Aantal patiënten
154
153
154
74
74
73
100 kg
ACR-20-respons,
39 (25%)
67 (44%)
78 (51%)
17 (23%)
32 (43%)
34 (47%)
N (%)
Aantal patiënten met
BSA 3% d

105
105
111
54
58
57
PASI-75-respons,
14 (13%)
64 (61%)
73 (66%)
4 (7%)
31 (53%)
32 (56%)
N (%)
Aantal patiënten
52
52
50
30
29
31
> 100 kg
ACR-20-respons,
8 (15%)
20 (38%)
23 (46%)
4 (13%)
13 (45%)
12 (39%)
N (%)
Aantal patiënten met
BSA 3% d

41
40
38
26
22
24
PASI-75-respons,
2 (5%)
19 (48%)
20 (53%)
0
10 (45%)
13 (54%)
N (%)
a
p < 0,001
b
p < 0,05
c
p = NS
d
Aantal patiënten met 3% BSA van de huid met psoriasis op baseline
ACR-20-, 50- en 70-responsen bleven verbeteren of werden behouden tot week 52 (PsA studie 1 en 2)
en week 100 (PsA studie 1). In PsA studie 1 werden ACR-20-responsen bereikt in week 100 bij 57%
en 64% voor respectievelijk 45 mg en 90 mg. In PsA studie 2 werden ACR-20-responsen bereikt in
week 52 bij 47% en 48%, voor respectievelijk 45 mg en 90 mg.
Het deel van de patiënten dat een respons bereikte volgens aangepaste responscriteria voor PsA
(PsARC) was in week 24 in de ustekinumab-groepen ook significant hoger in vergelijking met
placebo. PsARC-responsen bleven behouden tot weken 52 en 100. Een groter deel van de patiënten
behandeld met ustekinumab die als primaire presentatie spondylitis met perifere artritis hadden,
vertoonde 50 en 70 procent verbetering op de Bath Ankylosing Spondylitis Disease Activity Index
(BASDAI) scores in vergelijking met degenen behandeld met placebo in week 24.
Bij de groepen die werden behandeld met ustekinumab waren de responsen vergelijkbaar bij patiënten
die wel en die niet tegelijkertijd MTX ontvingen. De responsen bleven behouden tot weken 52 en 100.
Patiënten die eerder met TNF-remmers waren behandeld en die ustekinumab kregen, behaalden in
week 24 een grotere respons dan patiënten die placebo kregen (de ACR-20-respons was in week 24
respectievelijk 37% en 34% voor 45 mg en 90 mg, tegenover 15% voor placebo; p < 0,05). De
responsen bleven behouden tot week 52.
Voor patiënten met enthesitis en/of dactylitis op baseline werd in PsA studie 1 in week 24 een
significante verbetering geconstateerd in de scores voor enthesitis en dactylitis in de
ustekinumab-groepen, in vergelijking met placebo. In PsA studie 2 werd in de groep behandeld met
ustekinumab 90 mg in week 24 een significante verbetering geconstateerd in de score voor enthesitis
en een numerieke verbetering (niet statistisch significant) in de score voor dactylitis in vergelijking
met placebo. Verbeteringen in de score voor enthesitis en in de score voor dactylitis bleven behouden
tot weken 52 en 100.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel de handen als de voeten werd uitgedrukt als verandering in de totale van
der Heijde-Sharp score (vdH-S score) ten opzichte van baseline. Deze score was gemodificeerd voor
PsA door de distale interfalangeale gewrichten van de hand eraan toe te voegen. Er werd een van
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Patiënten behandeld met ustekinumab vertoonden een significante verbetering in lichamelijk
functioneren, zoals gemeten met de Disability Index of the Health Assessment Questionnaire
(HAQ-DI) in week 24. Het deel van de patiënten dat ten opzichte van baseline een klinisch
betekenisvolle verbetering van 0,3 bereikte op de HAQ-DI score was in de ustekinumab-groepen
ook significant groter dan met placebo. Verbetering in HAQ-DI score ten opzichte van baseline bleef
behouden tot weken 52 en 100.
In week 24 was er een significante verbetering in de DLQI-scores in de ustekinumab-groepen in
vergelijking met placebo, die behouden bleef tot weken 52 en 100. In PsAstudie 2 was er in week 24
een significante verbetering in de scores op de Functional Assessment of Chronic Illness
Therapy - Fatigue
(FACIT-F) in de ustekinumab-groepen ten opzichte van placebo. Het deel van de
patiënten dat een klinisch betekenisvolle verbetering in vermoeidheid bereikte (4 punten op de
FACIT-F) was ook significant groter in de ustekinumab-groepen in vergelijking met placebo.
Verbeteringen in FACIT-scores bleven behouden tot week 52.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met juveniele idiopathische artritis (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
Plaque psoriasis bij pediatrische patiënten
Het is aangetoond dat ustekinumab de tekenen en symptomen en de gezondheidsgerelateerde kwaliteit
van leven bij pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder met plaque psoriasis verbetert.
Adolescente patiënten (12-17 jaar)
De werkzaamheid van ustekinumab werd onderzocht bij 110 pediatrische patiënten met een leeftijd
van 12 t/m 17 jaar, met matige tot ernstige plaque psoriasis in een gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde, multicentrische fase 3-studie (CADMUS). De patiënten werden
gerandomiseerd om ofwel placebo (n = 37), ofwel de aanbevolen dosis ustekinumab (zie rubriek 4.2;
n = 36) ofwel de helft van de aanbevolen dosis ustekinumab (n = 37) te ontvangen door middel van
een subcutane injectie in week 0 en 4, gevolgd door een toediening elke 12 weken (q12w). In week 12
vond er een cross-over plaats van placebo-behandelde patiënten naar ustekinumab.
Patiënten met PASI 12, PGA 3 en een voor ten minste 10% aangedaan lichaamsoppervlak (BSA),
die in aanmerking kwamen voor systemische therapie of fototherapie, waren geschikt om aan de studie
deel te nemen. Ongeveer 60% van de patiënten was eerder blootgesteld geweest aan conventionele
systemische therapie of fototherapie. Ongeveer 11% van de patiënten was eerder blootgesteld geweest
aan biologische geneesmiddelen.
Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat een PGA-score `verdwenen' (0) of `minimaal'
(1) bereikte in week 12. Secundaire eindpunten waren onder andere PASI 75, PASI 90, verandering
t.o.v. baseline op de Children's Dermatology Life Quality Index (CDLQI), en de verandering t.o.v.
baseline in de totale schaalscore van de PedsQL (Paediatric Quality of Life Inventory) in week 12. In
week 12 vertoonden de personen behandeld met ustekinumab een significant grotere verbetering in
hun psoriasis en hun gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven dan degenen behandeld met placebo
(tabel 7).
Tabel 7:
Samenvatting van de primaire en secundaire eindpunten in week 12 en week 52
Psoriasis-studie bij pediatrische patiënten (CADMUS) (leeftijd 12-17 jaar)
Week 12
Week 52
Aanbevolen dosis
Aanbevolen dosis
Placebo
ustekinumab
ustekinumab
N (%)
N (%)
N (%)
Gerandomiseerde patiënten
37
36
35
PGA
PGA `verdwenen' (0) of
2 (5,4%)
25 (69,4%)a
20 (57,1%)
`minimaal' (1)
PGA `verdwenen' (0)
1 (2,7%)
17 (47,2%)a
13 (37,1%)
PASI
Responders met PASI 75
4 (10,8%)
29 (80,6%)a
28 (80,0%)
Responders met PASI 90
2 (5,4%)
22 (61,1%)a
23 (65,7%)
Responders met PASI 100
1 (2,7%)
14 (38,9%)a
13 (37,1%)
CDLQI
CDLQI van 0 of 1b
6 (16,2%)
18 (50,0%)c
20 (57,1%)
PedsQL
Verandering t.o.v. baseline
Gemiddelde (SD)d
3,35 (10,04)
8,03 (10,44)e
7,26 (10,92)
a
p < 0,001
b
CDLQI: De CDLQI is een dermatologie-instrument om het effect van een huidprobleem op de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven te meten bij pediatrische patiënten. CDLQI van 0 of 1 geeft aan dat er
geen effect is op de kwaliteit van leven van het kind.
c
p = 0,002
d
PedsQL: De PedsQL is een algemene maat voor de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, ontwikkeld voor
gebruik bij kinderen en adolescenten. Voor de placebogroep in week 12, N = 36
e
p = 0,028
Tijdens de placebogecontroleerde periode tot en met week 12 waren de werkzaamheid in zowel de
groep met de aanbevolen dosis als de groep met de helft van de aanbevolen dosis over het algemeen
vergelijkbaar wat betreft het primaire eindpunt (respectievelijk 69,4% en 67,6%). Daarentegen waren
er tekenen van een dosis-respons voor de strengere werkzaamheidscriteria (bijv. PGA `verdwenen'
(0), PASI 90). Na week 12 was de werkzaamheid in de groep met de aanbevolen dosis over het
algemeen hoger en bleef deze beter behouden dan in de groep met de helft van de aanbevolen dosis,
waarbij een bescheiden verlies van werkzaamheid vaker werd waargenomen tegen het eind van elk
doseringsinterval van 12 weken. De veiligheidsprofielen van de aanbevolen dosis en de helft van de
aanbevolen dosis waren vergelijkbaar.
Kinderen (6-11 jaar)
De werkzaamheid van ustekinumab werd onderzocht bij 44 pediatrische patiënten in de leeftijd van
6 t/m 11 jaar met matige tot ernstige plaque psoriasis in een multicentrische eenarmige, open-label
fase 3-studie (CADMUS Jr.). Patiënten werden behandeld met de aanbevolen dosis van ustekinumab
(zie rubriek 4.2; n = 44) per subcutane injectie in de weken 0 en 4, gevolgd door toediening om de
12 weken (q12w).
Patiënten met PASI 12, PGA 3 en een betrokken BSA van minstens 10%, die in aanmerking
kwamen voor systemische therapie of fototherapie, konden deelnemen aan de studie. Ongeveer 43%
van de patiënten was eerder blootgesteld geweest aan conventionele systemische therapie of
Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat een PGA-score `verdwenen' (0) of `minimaal'
(1) bereikte in week 12. Secundaire eindpunten waren onder andere PASI 75, PASI 90 en verandering
t.o.v. baseline op de Children's Dermatology Life Quality Index (CDLQI) in week 12.
In week 12 vertoonden de personen behandeld met ustekinumab een significante verbetering in hun
psoriasis en hun gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (tabel 8).
Bij alle patiënten werd de werkzaamheid opgevolgd tot 52 weken na de eerste toediening van de
studiemedicatie. Het percentage patiënten met een PGA-score `verdwenen' (0) of `minimaal' (1) in
week 12 was 77,3%. De werkzaamheid (gedefinieerd als PGA 0 of 1) werd al waargenomen op het
eerste bezoek na baseline in week 4 en het percentage proefpersonen die een PGA-score bereikte van
0 or 1 nam toe t/m week 16 en bleef daarna relatief stabiel t/m week 52. Verbeteringen in PGA, PASI
en CDLQI bleven behouden t/m week 52 (tabel 8).
Tabel 8
Samenvatting van de primaire en secundaire eindpunten in week 12 en week 52
Psoriasis-studie bij pediatrische patiënten (CADMUS Jr.) (leeftijd 6-11 jaar)
Week 12
Week 52
Aanbevolen dosis
Aanbevolen dosis ustekinumab
ustekinumab
N (%)
N (%)
Ingesloten patiënten
44
41
PGA
PGA `verdwenen' (0) of
34 (77,3%)
31 (75,6%)
`minimaal' (1)
PGA `verdwenen' (0)
17 (38,6%)
23 (56,1%)
PASI
Responders met PASI 75
37 (84,1%)
36 (87,8%)
Responders met PASI 90
28 (63,6%)
29 (70,7%)
Responders met PASI 100
15 (34,1%)
22 (53,7%)
CDLQIa
Patiënten met een CDLQI > 1 op
(N=39)
(N=36)
baseline
CDLQI van 0 of 1
24 (61,5%)
21 (58,3%)
a
CDLQI: De CDLQI is een dermatologie-instrument om het effect van een huidprobleem op de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven te meten bij pediatrische patiënten. CDLQI van 0 of 1 geeft aan dat er
geen effect is op de kwaliteit van leven van het kind.
Ziekte van Crohn
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab zijn onderzocht in drie, in meerdere centra
uitgevoerde, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studies bij volwassen patiënten
met matig tot ernstig actieve ziekte van Crohn (score van de activiteitsindex van de ziekte van Crohn
[Crohn's Disease Activity Index; CDAI] van 220 en 450). Het klinische ontwikkelingsprogramma
bestond uit twee studies van 8 weken voor de intraveneuze inductietherapie (UNITI-1 en UNITI-2),
gevolgd door een studie van 44 weken voor de subcutane onderhoudsbehandeling met
gerandomiseerde stopzetting van de actieve behandeling (IM-UNITI), een behandelingsperiode van in
totaal 52 weken.
In de studies voor de inductietherapie waren 1409 (UNITI-1, n = 769; UNITI-2, n = 640) patiënten
opgenomen. Het primaire eindpunt voor de beide studies voor de inductietherapie was het percentage
patiënten met een klinische respons (gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met
100 punten) in week 6. Er zijn voor beide studies tot en met week 8 gegevens over de werkzaamheid
verzameld en geanalyseerd. Gelijktijdige toediening van orale corticosteroïden, immunomodulatoren,
aminosalicylaten en antibiotica was toegestaan en 75% van de patiënten werd doorbehandeld met
minstens één van deze middelen. In beide studies werden de patiënten in week 0 gerandomiseerd naar
De patiënten in de UNITI-1-studie hadden niet gereageerd op voorafgaande anti-TNF-therapie of
verdroegen deze therapie niet. Ongeveer 48% had niet gereageerd op 1 voorafgaande anti- TNF-
therapie en 52% had niet gereageerd op 2 of 3 voorafgaande anti-TNF-therapieën. In deze studie
reageerde 29,1% van de patiënten primair onvoldoende (primaire non-responders), reageerde 69,4%
aanvankelijk wel maar later niet meer (secundaire non-responders) en verdroeg 36,4% geen
behandeling met TNF-remmers.
De patiënten in de UNITI-2-hadden niet gereageerd op minstens één conventionele therapie,
waaronder corticosteroïden of immunomodulatoren, en deze patiënten waren óf nog niet eerder met
een TNF-remmer behandeld (68,6%), óf wel eerder succesvol met een TNF-remmer behandeld
(31,4%).
In zowel de UNITI-1-studie als de UNITI-2-studie was het percentage patiënten met een klinische
respons en remissie significant groter in de groep die met ustekinumab was behandeld dan in de groep
die met placebo was behandeld (tabel 9). De klinische respons en remissie bij de patiënten die met
ustekinumab waren behandeld waren in week 3 al significant en bleven toenemen tot en met week 8.
In deze studies voor de inductietherapie was de werkzaamheid in de groep met de op het
lichaamsgewicht afgestemde dosering beter en langduriger dan in de groep met de vaste dosering van
130 mg. De op het lichaamsgewicht afgestemde dosering is daarom de aanbevolen dosering voor de
intraveneuze inductietherapie.
Tabel 9:
Optreden van een klinische respons en remissie in UNITI-1 en UNITI-2
UNITI-1*
UNITI-2**
Placebo
Aanbevolen
Placebo
Aanbevolen
N = 247
dosis van
N = 209
dosis van
ustekinumab
ustekinumab
N = 249
N = 209
Klinische remissie, week 8
18 (7,3%)
52 (20,9%)a
41 (19,6%)
84 (40,2%)a
Klinische respons ( 100 punten),
53 (21,5%)
84 (33,7%)b
60 (28,7%) 116 (55,5%)a
week 6
Klinische respons ( 100 punten),
50 (20,2%)
94 (37,8%)a
67 (32,1%)
121 (57,9%)a
week 8
Respons 70 punten, week 3
67 (27,1%)
101 (40,6%)b
66 (31,6%)
106 (50,7%)a
Respons 70 punten, week 6
75 (30,4%)
109 (43,8%)b
81 (38,8%) 135 (64,6%)a
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging van
de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
Respons 70 punten wordt gedefinieerd als een verlaging van de CDAI-score met minstens 70 punten
* Patiënten bij wie TNF-remmers hebben gefaald
** Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald
a
p < 0,001
b
p < 0,01
De studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) betreft een evaluatie van 388 patiënten bij wie
er in week 8 in de UNITI-1- en UNITI-2-studie voor de inductietherapie met ustekinumab een
klinische respons van 100 punten werd bereikt. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie en klinische respons dan in de groep met placebo
(zie tabel 10).
Aanhouden van de klinische respons en remissie in IM-UNITI (week 44; 52 weken na de
start van de inductiedosis)

Placebo*
90 mg
90 mg
ustekinumab
ustekinumab
om de
om de
8 weken
12 weken
N = 131
N = 128
N = 129
Klinische remissie
36%
53%a
49%b
Klinische respons
44%
59%b
58%b
Klinische remissie zonder corticosteroïden
30%
47%a
43%c
Klinische remissie bij patiënten:
die bij de start van de
46% (36/79)
67% (52/78)a
56% (44/78)
onderhoudsbehandeling in remissie waren
die startten vanuit studie CRD3002
44% (31/70)
63% (45/72)c
57% (41/72)
die niet eerder met een TNF-remmer
49% (25/51)
65% (34/52)c
57% (30/53)
waren behandeld
die startten vanuit studie CRD3001§
26% (16/61)
41% (23/56)
39% (22/57)
Klinische remissie wordt gedefinieerd als een CDAI-score < 150; klinische respons wordt gedefinieerd als een verlaging
van de CDAI-score met minstens 100 punten of het optreden van klinische remissie
* De placebogroep bestond uit patiënten met een klinische respons op ustekinumab die bij de start van de
onderhoudsbehandeling naar behandeling met een placebo werden gerandomiseerd.
Patiënten met een klinische respons op ustekinumab van 100 punten bij de start van de onderhoudsbehandeling
Patiënten bij wie conventionele therapie heeft gefaald maar behandeling met TNF-remmers niet
§
Patiënten bij wie TNF-remmers hebben gefaald/die TNF-remmers niet verdroegen
a
p < 0,01
b
p < 0,05
c
nominaal significant (p < 0,05)
In IM-UNITI hield bij behandeling om de 12 weken de klinische respons op ustekinumab bij 29 van
de 129 patiënten geen stand, deze patiënten mochten overstappen op behandeling met ustekinumab om
de 8 weken. Verlies van respons werd vastgesteld als een CDAI-score van 220 punten en een
stijging van 100 punten ten opzichte van de CDAI-score op baseline. Bij 41,4% van deze patiënten
werd 16 weken na aanpassing van de dosis een klinische remissie bereikt.
Patiënten bij wie er in de UNITI-1- en UNITI-2-studie in week 8 geen sprake was van een klinische
respons op ustekinumab voor inductietherapie werden opgenomen in het niet-gerandomiseerde deel
van de studie voor de onderhoudsbehandeling (IM-UNITI) en kregen op dat moment een subcutane
injectie van 90 mg ustekinumab. Acht weken later bereikte 50,5% van deze patiënten een klinische
respons waarna bij deze patiënten de onderhoudsbehandeling werd voortgezet met toediening om de
8 weken. Bij deze patiënten met de voortgezette onderhoudsbehandeling was er in week 44 bij 68,1%
nog steeds sprake van een klinische respons en bij 50,2% was er sprake van een klinische remissie,
percentages die overeenkomen met die bij patiënten met een initiële respons op ustekinumab tijdens de
inductietherapie.
Bij de start van de studie voor de onderhoudsbehandeling werden de 131 patiënten die een klinische
respons op ustekinumab hadden tijdens de inductietherapie, gerandomiseerd naar behandeling met een
placebo. Bij 51 van deze 131 patiënten hield deze klinische respons vervolgens geen stand, waarna
deze 51 patiënten werden behandeld met 90 mg ustekinumab subcutaan om de 8 weken. Bij de
meerderheid van de patiënten bij wie de klinische respons geen stand hield, werd de behandeling met
ustekinumab binnen 24 weken na de infusie voor de inductietherapie hervat. Bij 70,6% van deze
51 patiënten werd 16 weken na toediening van de eerste subcutane dosis ustekinumab een klinische
respons bereikt en bij 39,2% een klinische remissie.
In de IM-UNITI-studie kwamen de patiënten die de studie tot en met week 44 hadden voltooid, in
aanmerking voor voortzetting van behandeling in een verlenging van de studie. Bij de 718 patiënten
die deelnamen aan en behandeld werden in de verlenging van de studie bleven de klinische remissie en
Er werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld in deze studieverlenging met behandeling
tot maximaal 5 jaar bij patiënten met de ziekte van Crohn.
Endoscopie
In een substudie werd bij 252 patiënten met een geschikte endoscopische ziekteactiviteit op baseline
het endoscopisch uiterlijk van het slijmvlies geëvalueerd. Het primaire eindpunt was de verandering in
ziekteactiviteit op basis van de SES-CD-score (Simplified Endoscopic Disease Severity Score for
Crohn's Disease
) ten opzichte van de uitgangswaarde. Deze score heeft betrekking op 5 over het
ileum en colon verspreide segmenten en is samengesteld uit: aanwezigheid/grootte van ulcera,
percentage van het slijmvliesoppervlak bedekt met ulcera, percentage van het slijmvliesoppervlak met
andere afwijkingen en aanwezigheid/type van vernauwing/stricturen. Na een eenmalige intraveneuze
dosis voor inductietherapie was de verandering in de SES-CD-score in week 8 groter in de groep met
ustekinumab (n = 155, gemiddelde verandering = -2,8) dan in de groep met placebo (n = 97,
gemiddelde verandering = -0,7, p = 0,012).
Fistelrespons
In een subgroep patiënten met drainerende fistels bij aanvang van de studie (8,8%; n = 26), was er na
44 weken bij 12 van de 15 (80%) met ustekinumab behandelde patiënten sprake van een fistelrespons
(gedefinieerd als 50% minder drainerende fistels ten opzichte van de baseline van de studie voor de
inductietherapie), vergeleken met 5 van de 11 (45,5%) met placebo behandelde patiënten.
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory Bowel Disease Questionnaire; IBDQ) en de SF-36-vragenlijst.
In vergelijking met patiënten met placebo was er bij patiënten die met ustekinumab waren behandeld
in week 8 sprake van een grotere statistisch significante, klinisch belangrijke verbetering van de
totaalscore voor de IBDQ en de samenvattende score voor de mentale component van de SF-36, in
zowel UNITI-1 als UNITI-2, en de samenvattende score voor de fysieke component van de SF-36 in
UNITI-2. In vergelijking met patiënten met placebo hield de verbetering van deze scores in het
algemeen beter stand tot en met week 44 bij patiënten die in de IM-UNITI-studie met ustekinumab
waren behandeld. Verbetering van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bleef in het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 252.
Colitis ulcerosa
De veiligheid en werkzaamheid van ustekinumab werd beoordeeld in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde placebogecontroleerde multicentrische studies bij volwassen patiënten met matig tot
ernstig actieve colitis ulcerosa (Mayo-score 6 tot 12; Endoscopie-subscore 2). Het klinisch
ontwikkelingsprogramma bestond uit één intraveneuze inductie studie (UNIFI-I genoemd) met
behandeling tot maximaal 16 weken, gevolgd door een studie met subcutane onderhoudsbehandeling
van 44 weken met gerandomiseerde terugtrekking (UNIFI-M genoemd), die samen minstens 52 weken
therapie besloegen.
De werkzaamheidsresultaten weergegeven voor UNIFI-I en UNIFI-M zijn gebaseerd op centrale
review van endoscopieën.
In UNIFI-I werden 961 patiënten geïncludeerd. Het primaire eindpunt voor de inductiestudie was het
percentage proefpersonen dat op week 8 in klinische remissie was. Patiënten werden gerandomiseerd
om in week 0 een eenmalige intraveneuze toediening te ontvangen van ofwel de aanbevolen op
gewicht gebaseerde dosis ustekinumab van ongeveer 6 mg/kg (zie tabel 1, rubriek 4.2), ofwel een
vastgestelde dosis van 130 mg ustekinumab, of placebo.
Gelijktijdige toedieningen van orale corticosteroïden, immunomodulatoren en aminosalicylaten waren
toegestaan en 90% van de patiënten bleef minstens een van deze medicamenten ontvangen. Bij de
ingesloten patiënten moesten conventionele therapie (corticosteroïden of immunomodulatoren) of
In UNIFI-I was op week 8 een significant hoger percentage patiënten in klinische remissie in de groep
behandeld met ustekinumab in vergelijking met placebo (tabel 11). Al in week 2, het vroegste
geplande studiebezoek, en bij elk daaropvolgende bezoek, had een hoger percentage ustekinumab-
patiënten geen rectale bloeding of bereikte een normale ontlastingsfrequentie in vergelijking met
placebo-patiënten. Al in week 2 werden er significante verschillen waargenomen tussen ustekinumab
en placebo in de partiële Mayo-score en in symptomatische remissie.
De werkzaamheid was op geselecteerde eindpunten hoger in de groep met op gewicht gebaseerde
dosis (6 mg/kg) dan bij de groep met de dosis van 130 mg. Daarom wordt de op gewicht gebaseerde
dosis de aanbevolen dosis voor intraveneuze inductie.
Tabel 11:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsresultaten in UNIFI-I (week 8)
Placebo
Aanbevolen dosis
N = 319
ustekinumab£
N = 322
Klinische remissie*
5%
16%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
9% (15/158)
19% (29/156)c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
1% (2/161)
13% (21/166)b
geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-remmer als
0% (0/47)
10% (6/58)c
vedolizumab hadden gefaald
Klinische respons§
31%
62%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
35% (56/158)
67% (104/156)b
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
27% (44/161)
57% (95/166)b
geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-remmer als
28% (13/47)
52% (30/58)c
vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
14%
27%a
Bij patiënten bij wie conventionele therapie had
21% (33/158)
33% (52/156)c
gefaald, maar een biologisch geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een biologisch
7% (11/161)
21% (35/166)b
geneesmiddel had gefaald
Symptomatische remissie
23%
45%b
Combinatie van symptomatische remissie en genezing
8%
21%b
van de mucosa
Infusiedosis van ustekinumab gebruikmakend van het op gewicht gebaseerde doseringsregime zoals gespecificeerd in
tabel 1.
* Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score 2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met 30% en 3 punten t.o.v. baseline, met ofwel
een afname t.o.v. baseline in de subscore rectale bloeding van 1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNF-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore rectale
bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
Nominaal significant (p < 0,001)
c
Nominaal significant (p < 0,05)
In UNIFI-M werden 523 patiënten geëvalueerd die een klinische respons bereikten met een eenmalige
intraveneuze toediening van ustekinumab in UNIFI-I. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar een
subcutane onderhoudsbehandeling volgens een doseringsschema van óf 90 mg ustekinumab om de
8 weken, óf 90 mg ustekinumab om de 12 weken, óf naar behandeling met placebo gedurende
44 weken (zie rubriek 4.2 van de SmPC voor STELARA oplossing voor injectie (injectieflacon) en
STELARA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de aanbevolen dosering bij de
onderhoudsbehandeling).
In de met ustekinumab behandelde groepen was er in week 44 bij een significant hoger percentage van
de patiënten nog steeds sprake van klinische remissie dan in de groep met placebo (zie tabel 12).
Tabel 12:
Samenvatting van de belangrijkste werkzaamheidsmaten in UNIFI-M (week 44; 52 weken
na instelling van de inductiedosis)

Placebo*
90 mg
90 mg
N = 175
ustekinumab
ustekinumab
om de 8 weken
om de
N = 176
12 weken
N = 172
Klinische remissie**
24%
44% a
38% b
Bij patiënten bij wie conventionele
31% (27/87)
48% (41/85)d
49% (50/102) d
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
17% (15/88)
40% (36/91) c
23% (16/70) d
biologisch geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-
15% (4/27)
33% (7/21)e
23% (5/22)e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Aanhouden van klinische respons t/m
45%
71% a
68% a
week 44§
Bij patiënten bij wie conventionele
51% (44/87)
78% (66/85) c
77% (78/102) c
therapie had gefaald, maar een biologisch
geneesmiddel niet
Bij patiënten bij wie therapie met een
39% (34/88)
65% (59/91) c
56% (39/70) d
biologisch geneesmiddel had gefaald¥
Bij patiënten bij wie zowel een TNF-
41% (11/27)
67% (14/21)e
50% (11/22)e
remmer als vedolizumab hadden gefaald
Genezing van de mucosa
29%
51% a
44% b
Aanhouden van klinische remissie t/m
38% (17/45)
58% (22/38)
65% (26/40) c
week 44£
Klinische remissie zonder corticosteroïden
23%
42% a
38% b
Aanhoudende remissie
35%
57% c
48% d
Symptomatische remissie
45%
68% c
62% d
28%
48% c
41% d
genezing van de mucosa
* Na respons op ustekinumab i.v.
** Klinische remissie is gedefinieerd als een Mayo-score 2 punten, waarbij geen individuele subscore hoger is dan 1.
§
Klinische respons is gedefinieerd als een afname in de Mayo-score met 30% en 3 punten t.o.v. baseline, met ofwel
een afname t.o.v. baseline in de subscore rectale bloeding van 1 of een subscore rectale bloeding van 0 of 1.
¥
Een TNF-remmer en/of vedolizumab.
Genezing van de mucosa is gedefinieerd als een Mayo-endoscopiescore van 0 of 1.
£
Aanhouden van klinische remissie t/m week 44 is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie t/m week 44 onder
patiënten in klinische remissie aan het begin van de onderhoudsbehandeling.
Klinische remissie zonder corticosteroïden is gedefinieerd als patiënten in klinische remissie in week 44 die geen
corticosteroïden ontvangen.
Aanhoudende remissie is gedefinieerd als gedeeltelijke Mayo-remissie bij 80% van alle bezoeken voor week 44 en in
partiële Mayo-remissie op het laatste bezoek (week 44).
Symptomatische remissie is gedefinieerd als een Mayo-subscore ontlastingsfrequentie van 0 of 1 en een subscore
rectale bloeding van 0.
Combinatie van symptomatische remissie en genezing van de mucosa is gedefinieerd als een subscore
ontlastingsfrequentie van 0 of 1, een subscore rectale bloeding van 0 en een endoscopie-subscore van 0 of 1.
a
p < 0,001
b
p < 0,05
c
Nominaal significant (p < 0,001)
d
Nominaal significant (p < 0,05)
e
Niet statistisch significant
Het gunstige effect van ustekinumab op de klinische respons, genezing van de mucosa en klinische
remissie werd waargenomen bij inductie en bij onderhoudsbehandeling, zowel bij patiënten bij wie
conventionele therapie had gefaald maar een biologische therapie niet, als bij degenen bij wie
minstens één eerdere behandeling met een TNF-remmer had gefaald, waaronder patiënten met een
primaire non-respons op therapie met een TNF-remmer. Een gunstig effect werd ook waargenomen
bij inductie bij patiënten bij wie minstens één eerdere behandeling met een TNF-remmer en
vedolizumab had gefaald, hoewel het aantal patiënten in deze subgroep te klein was om definitieve
conclusies te trekken over het gunstige effect tijdens onderhoudstherapie in deze groep.
Responders in week 16 na inductie met ustekinumab
Met ustekinumab behandelde patiënten bij wie er in week 8 van UNIFI-I geen respons was, ontvingen
een subcutane toediening van 90 mg ustekinumab in week 8 (36% van de patiënten). Van die patiënten
bereikte 9% van de patiënten die aanvankelijk waren gerandomiseerd tot de aanbevolen inductiedosis
klinische remissie en bereikte 58% klinische respons in week 16.
Patiënten die in week 8 geen klinische respons vertoonden op inductie met ustekinumab in de UNIFI-
I-studie, maar die wel respons vertoonden in week 16 (157 patiënten), kwamen in het niet-
gerandomiseerde deel van UNIFI-M en bleven om de 8 weken een onderhoudsdosis ontvangen; een
meerderheid van deze patiënten (62%) behield de respons en 30% bereikte remissie in week 44.
Studieverlenging
In UNIFI kwamen patiënten die de studie tot en met week 44 hadden afgerond in aanmerking voor
voortzetting van de behandeling in een studieverlenging. Van de 588 patiënten die deelnamen aan en
behandeld werden in de studieverlenging, werd de symptomatische remissie over het algemeen
gehandhaafd tot en met week 92 voor patiënten bij wie conventionele therapie (maar niet biologische
therapie) had gefaald en bij wie biologische therapie had gefaald, inclusief degenen bij wie zowel de
anti-TNF- als de vedolizumab-therapie had gefaald.
In deze studieverlenging met een behandeling tot 2 jaar bij patiënten met colitis ulcerosa werden geen
nieuwe veiligheidsproblemen geïdentificeerd.
Endoscopische normalisatie
Endoscopische normalisatie was gedefinieerd als een Mayo endoscopie-subscore van 0 en werd al in
week 8 van UNIFI-I waargenomen. In week 44 van UNIFI-M werd het bereikt bij respectievelijk 24%
Histologische en histo-endoscopische genezing van de mucosa
Histologische genezing (gedefinieerd als infiltratie van neutrofielen in < 5% van de crypten, geen
destructie van de crypten en geen erosies, ulceraties of granulatieweefsel) werd beoordeeld in week 8
van UNIFI-I en week 44 van UNIFI-M. In week 8, na een eenmalige intraveneuze inductiedosis,
bereikte een significant groter deel van de patiënten in de groep met de aanbevolen dosering
histologische genezing (36%) vergeleken met patiënten in de placebogroep (22%). In week 44 werd
aanhouden van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histologische genezing in de
groep met ustekinumab om de 12 weken (54%) en om de 8 weken (59%) in vergelijking met placebo
(33%).
Een gecombineerd eindpunt van histo-endoscopische genezing van de mucosa - gedefinieerd als
proefpersonen met zowel genezing van de mucosa als histologische genezing - werd geëvalueerd in
week 8 van UNIFI-I en in week 44 van UNIFI-M. Patiënten die ustekinumab kregen in de aanbevolen
dosering vertoonden significante verbeteringen op het eindpunt van histo-endoscopische genezing van
de mucosa in week 8 (18%) in vergelijking met de placebogroep (9%). In week 44 werd aanhouden
van dit effect waargenomen bij significant meer patiënten met histo-endoscopische genezing van de
mucosa in de groepen die ustekinumab kregen om de 12 weken (39%) en om de 8 weken (46%)
vergeleken met placebo (24%).
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld aan de hand van de Inflammatoire
Darmziekten Vragenlijst (Inflammatory Bowel Disease Questionnaire; IBDQ), de SF-36-vragenlijst en
de EuroQoL-5D (EQ-5D)-vragenlijst.
In week 8 van UNIFI-I vertoonden patiënten die ustekinumab ontvingen significant grotere en klinisch
relevante verbeteringen op de IBDQ-totaalscore, de EQ-5D en de EQ-5D VAS, en op de SF-36
samenvattingsscore van de psychische component en de SF-36 samenvattingsscore van de
lichamelijke component in vergelijking met placebo. Deze verbeteringen bleven gehandhaafd bij
patiënten behandeld met ustekinumab in UNIFI-M t/m week 44. De verbetering van de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, zoals gemeten door IBDQ en SF-36, werd over het
algemeen gehandhaafd tijdens de studieverlenging tot en met week 92.
Patiënten die ustekinumab ontvingen, ervaarden significant meer verbeteringen in
arbeidsproductiviteit - zoals werd vastgesteld aan de hand van grotere afname in de algehele
arbeidsbelemmering - en in belemmering van activiteiten - zoals vastgesteld met de WPAI-GH
vragenlijst - dan patiënten die placebo kregen.
Hospitalisaties en colitis ulcerosa (CU)-gerelateerde chirurgie
Tot en met week 8 van UNIFI-I waren de percentages proefpersonen met CU-gerelateerde
hospitalisaties significant lager voor proefpersonen in de groep met de aanbevolen dosis ustekinumab
(1,6%, 5/322) vergeleken met proefpersonen in de placebogroep (4,4%, 14/319) en er waren geen
proefpersonen die CU-gerelateerde chirurgie ondergingen in de groep van proefpersonen die de
aanbevolen inductiedosis ustekinumab ontvingen, vergeleken met 0,6% (2/319) proefpersonen in de
placebogroep.
Tot en met week 44 van UNIFI-M werd een significant lager aantal CU-gerelateerde hospitalisaties
waargenomen bij proefpersonen in de gecombineerde ustekinumab-groep (2,0%, 7/348) vergeleken
met de proefpersonen in de placebogroep (5,7%, 10/175). Een numeriek lager aantal proefpersonen in
de ustekinumab-groep (0,6%, 2/348) onderging CU-gerelateerde chirurgie vergeleken met de
proefpersonen in de placebogroep (1,7%, 3/175) t/m week 44.
Immunogeniciteit
Tijdens behandeling met ustekinumab kunnen zich antilichamen tegen ustekinumab ontwikkelen. De
meeste daarvan zijn neutraliserende antilichamen. De vorming van antilichamen tegen ustekinumab
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ustekinumab in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
De mediane tijd waarin de maximale serumconcentratie (tmax) werd bereikt, bedroeg bij gezonde
proefpersonen 8,5 dagen na een eenmalige subcutane toediening van 90 mg. De mediane tmax-waarden
van ustekinumab na een eenmalige subcutane toediening van ofwel 45 mg of 90 mg aan patiënten met
psoriasis waren vergelijkbaar met die waargenomen bij gezonde proefpersonen.
De absolute biologische beschikbaarheid van ustekinumab bij patiënten met psoriasis na een
eenmalige subcutane toediening werd berekend op 57,2%.
Distributie
Het mediane verdelingsvolume tijdens de laatste fase (Vz) na een eenmalige intraveneuze toediening
aan patiënten met psoriasis varieerde van 57 tot 83 ml/kg.
Biotransformatie
De precieze metabole route voor ustekinumab is niet bekend.
Eliminatie
De mediane systemische klaring (CL) na een eenmalige intraveneuze toediening aan patiënten met
psoriasis varieerde van 1,99 tot 2,34 ml/dag/kg. De mediane halfwaardetijd (t1/2) van ustekinumab was
bij patiënten met psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa ongeveer
3 weken, variërend van 15 tot 32 dagen over alle studies bij psoriasis en arthritis psoriatica. In een
populatie-farmacokinetische analyse waren de schijnbare klaring (CL/F) en het schijnbare
verdelingsvolume (V/F) bij patiënten met psoriasis respectievelijk 0,465 l/dag en 15,7 l. De CL/F van
ustekinumab werd niet beïnvloed door het geslacht. Populatie-farmacokinetische analyse toonde aan
dat er een tendens was naar een sterkere klaring van ustekinumab bij patiënten die positief waren in
een test op antilichamen tegen ustekinumab.
Dosislineariteit
Na eenmalige intraveneuze toediening in doses variërend van 0,09 mg/kg tot 4,5 mg/kg of na een
eenmalige subcutane toediening in doses variërend van ongeveer 24 tot 240 mg aan patiënten met
psoriasis nam de systemische blootstelling aan ustekinumab (Cmax en AUC) toe in een verband dat bij
benadering proportioneel was aan de dosis.
Eenmalige dosis versus herhaalde doses
Het verloop van de serumconcentratie van ustekinumab in de tijd na eenmalige of herhaalde subcutane
toediening was in het algemeen voorspelbaar. Bij patiënten met psoriasis werd na de eerste subcutane
doses in week 0 en week 4, gevolgd door een dosis elke 12 weken, de steady-state-serumconcentratie
van ustekinumab bereikt in week 28. De mediane steady-state-dalconcentratie varieerde van
0,21 g/ml tot 0,26 g/ml (45 mg) en van 0,47 g/ml tot 0,49 g/ml (90 mg). Wanneer ustekinumab
elke 12 weken subcutaan werd toegediend, trad er geen merkbare accumulatie in de serumconcentratie
op.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd er na een intraveneuze dosis van
~6 mg/kg om de 8 of 12 weken een subcutane onderhoudsdosis van 90 mg toegediend, met de eerste
Effect van gewicht op de farmacokinetiek
Uit een populatie-farmacokinetische analyse die gebruikmaakte van gegevens van patiënten met
psoriasis volgde dat het lichaamsgewicht de onafhankelijke variabele was met de meest significante
invloed op de klaring van ustekinumab. De mediane CL/F bij patiënten met een gewicht > 100 kg was
ongeveer 55% hoger dan bij patiënten met een gewicht 100 kg. De mediane V/F bij patiënten met
een gewicht van > 100 kg was ongeveer 37% hoger dan bij patiënten met een gewicht van 100 kg.
De mediane dal-serumconcentraties van ustekinumab bij patiënten met een hoger gewicht (> 100 kg)
in de 90 mg-groep waren vergelijkbaar met die bij patiënten met een lager gewicht ( 100 kg) in de
45 mg-groep. Vergelijkbare resultaten werden verkregen uit een populatie-farmacokinetische analyse
die gebruikmaakte van gegevens van patiënten met arthritis psoriatica die ter bevestiging werd
uitgevoerd.
Aanpassing van de doseringsfrequentie
Op basis van waargenomen gegevens en populatie-PK-analyses bij patiënten met de ziekte van Crohn
en colitis ulcerosa hadden gerandomiseerde proefpersonen bij wie de respons verdween in de loop van
de tijd lagere serumconcentraties van ustekinumab dan proefpersonen bij wie de respons niet
verdween. Bij de ziekte van Crohn was een dosisaanpassing van 90 mg om de 12 weken naar 90 mg
om de 8 weken geassocieerd met een stijging in de dal-serumconcentraties van ustekinumab en een
daarmee gepaard gaande toename van werkzaamheid. Bij colitis ulcerosa lieten simulaties op basis
van populatie-PK-modelling zien dat een dosisaanpassing van 90 mg om de 12 weken naar 90 mg om
de 8 weken naar verwachting zou resulteren in een verdrievoudiging van de steady-state-
dalconcentraties van ustekinumab. Daarnaast werd op basis van gegevens uit klinische studies bij
patiënten met colitis ulcerosa een positieve blootstellings-responsrelatie vastgesteld tussen
dalconcentraties enerzijds en klinische remissie en genezing van de mucosa anderzijds.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de farmacokinetiek bij patiënten met nier- of
leverinsufficiëntie.
Er zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij oudere patiënten.
De farmacokinetiek van ustekinumab was over het algemeen vergelijkbaar voor Aziatische en niet-
Aziatische patiënten met psoriasis en colitis ulcerosa.
Bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa werd de variabiliteit van de klaring van
ustekinumab beïnvloed door het lichaamsgewicht, de serumalbuminespiegel, geslacht, en de
aanwezigheid van antilichamen tegen ustekinumab, terwijl lichaamsgewicht de belangrijkste co-
variabele was met invloed op het verdelingsvolume. Daarnaast werd de klaring bij de ziekte van Crohn
beïnvloed door C-reactive protein, een eerder falen van een TNF-antagonist en ras (Aziatisch versus
niet-Aziatisch). De invloed van deze co-variabelen lag binnen ± 20% van de typische waarden of de
referentiewaarden van de respectievelijke PK-parameters. Daarom is dosisaanpassing bij deze co-
variabelen niet vereist. Gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren had geen significante invloed op
de beschikbaarheid van ustekinumab.
In de populatie-farmacokinetische analyse waren geen aanwijzingen voor een effect van tabak of
alcohol op de farmacokinetiek van ustekinumab.
Regulering van CYP450-enzymen
De effecten van IL-12 of IL-23 op de regulering van CYP450-enzymen werden beoordeeld in een in-
vitro
studie met behulp van humane hepatocyten. Hieruit bleek dat IL-12 en/of IL-23, in concentraties
van 10 ng/ml, de activiteit van humane CYP450-enzymen niet veranderden (CYP1A2, 2B6, 2C9,
2C19, 2D6, of 3A4; zie rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens verkregen uit onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit, met inbegrip van veiligheidsfarmacologische evaluatie, duiden
niet op een speciaal risico (bijvoorbeeld orgaantoxiciteit) voor mensen. In onderzoeken naar de
ontwikkelings- en reproductietoxiciteit bij cynomolgus-aapjes werden geen nadelige effecten op de
vruchtbaarheid van de mannetjes en geen aangeboren afwijkingen of ontwikkelingsdefecten
waargenomen. Bij het gebruik van een analoog antilichaam tegen IL-12/23 bij muizen werden geen
nadelige effecten waargenomen op de parameters voor de vruchtbaarheid bij de vrouw.
De doseringsniveaus in de dierexperimentele studies waren tot zo'n 45-maal hoger dan de hoogste
dosis die bedoeld is voor toediening aan psoriasispatiënten en resulteerde in piek-serumconcentraties
bij apen die meer dan 100-maal zo hoog waren als waargenomen bij de mens.
Met ustekinumab zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniteit vanwege het gebrek aan
geschikte modellen voor een antilichaam zonder kruisreactiviteit met IL-12/23 p40 van knaagdieren.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
L-histidine
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat
Polysorbaat-80
Sucrose
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
2 jaar
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
3 jaar
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon of de voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten worden bewaard bij kamertemperatuur tot 30°C
(zie rubriek 6.3).
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
0,5 ml oplossing in een type 1-glazen injectieflacon van 2 ml, afgesloten met een van coating
voorziene butylrubberen stop.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
0,5 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een
beschermdop over de naald met droog natuurrubber (een latexderivaat). De spuit is uitgerust met een
passief naaldbeschermingsmechanisme.
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
1 ml oplossing in een type 1-glazen spuit van 1 ml met een vaste roestvrijstalen naald en een
beschermdop over de naald met droog natuurrubber (een latexderivaat). De spuit is uitgerust met een
passief naaldbeschermingsmechanisme.
STELARA is beschikbaar in verpakkingen met één injectieflacon of één voorgevulde spuit.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De oplossing in de injectieflacon of voorgevulde spuit met STELARA mag niet worden geschud. De
oplossing moet vóór subcutane toediening visueel geïnspecteerd worden op deeltjes of verkleuring. De
oplossing is helder tot licht opaalachtig, kleurloos tot lichtgeel en kan enkele kleine doorzichtige of
witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit verschijnsel is niet ongebruikelijk voor eiwitachtige oplossingen. Het
geneesmiddel mag niet worden gebruikt als de oplossing verkleurd of troebel is of als er vreemde
deeltjes in aanwezig zijn. Voor toediening dient STELARA op kamertemperatuur te komen (ongeveer
een half uur). Gedetailleerde instructies voor het gebruik staan vermeld in de bijsluiter.
STELARA bevat geen bewaarmiddelen; daarom mag overgebleven ongebruikt geneesmiddel in de
flacon en de spuit niet worden gebruikt. STELARA wordt geleverd als een steriele injectieflacon voor
eenmalig gebruik of een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. De spuit, de naald en de
injectieflacon mogen nooit opnieuw worden gebruikt. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Bij het gebruik van een injectieflacon voor eenmalig gebruik wordt een injectiespuit aanbevolen van
1 ml met een 27 gauge, ½ inch (13 mm) naald.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
EU/1/08/494/001
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
EU/1/08/494/003
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
EU/1/08/494/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 januari 2009
Datum van laatste verlenging: 19 september 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
NL-2333 CB Leiden
Nederland
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy
Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
NL-2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN DOOS (130 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: EDTA-dinatriumzoutdihydraat, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
L-methionine, polysorbaat 80, sucrose, water voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
130 mg/26 ml
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Intraveneus gebruik na verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/005
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE INJECTIEFLACON (130 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Voor i.v. gebruik na verdunning.
Niet schudden.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
130 mg/26 ml
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS MET INJECTIEFLACON (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
45 mg/0,5 ml
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 45 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE INJECTIEFLACON (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
45 mg/0,5 ml
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS MET VOORGEVULDE SPUIT (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie. De verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber. Zie de bijsluiter voor meer
informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
45 mg/0,5 ml
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Weggooidatum, indien bewaard op kamertemperatuur:
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan eenmalig maximaal 30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur (tot 30°C), maar de
oorspronkelijke vervaldatum mag niet worden overschreden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 45 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE VOORGEVULDE SPUIT (45 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 45 mg injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
45 mg/0,5 ml
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS MET VOORGEVULDE SPUIT (90 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: Sucrose, L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, polysorbaat-80, water
voor injectie. De verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber. Zie de bijsluiter voor meer
informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
90 mg/1 ml
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Weggooidatum, indien bewaard op kamertemperatuur:
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan eenmalig maximaal 30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur (tot 30°C), maar de
oorspronkelijke vervaldatum mag niet worden overschreden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/494/004
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
STELARA 90 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE VOORGEVULDE SPUIT (90 mg)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
STELARA 90 mg injectie
ustekinumab
s.c.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
90 mg/1 ml
6.
OVERIGE
STELARA 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel `ustekinumab', een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam `immunosuppressiva'. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

U heeft een actieve infectie die uw arts belangrijk vindt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voorafgaand aan
de behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voorafgaand aan de
behandeling informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden
dichtbij iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie `Ernstige bijwerkingen' in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:

of u ooit een allergische reactie tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.

of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad ­ dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.

of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad en of u abnormale openingen
in uw huid heeft (fistels)
.

of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.

of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt ­ zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.

of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën ­ het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.

of u 65 jaar of ouder bent ­ dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar met de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa, omdat het bij deze leeftijdsgroep niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
Stelara bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
Voordat u Stelara krijgt toegediend, wordt het echter gemengd met een oplossing die natrium bevat.
Neem contact op met uw arts als u een zoutarm dieet volgt.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de diagnose en behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa.
Stelara 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie wordt door uw arts aan u toegediend door
middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie) gedurende minstens één
uur. Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara aan u moet worden toegediend en hoe lang.
Volwassenen van 18 jaar en ouder
De arts berekent voor u de aanbevolen intraveneuze dosis voor infusie op basis van uw
lichaamsgewicht.
Uw lichaamsgewicht
Dosis
55 kg
260 mg
> 55 kg tot 85 kg
390 mg
> 85 kg
520 mg
Na de eerste intraveneuze dosis krijgt u 8 weken later via een injectie onder uw huid (subcutane
injectie) een volgende dosis van 90 mg Stelara, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?

De eerste dosis Stelara voor de behandeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa wordt
door een arts toegediend in de vorm van een druppelinfuus in een ader van uw arm
(intraveneuze infusie).
Raadpleeg uw arts als u vragen heeft over de toediening van Stelara.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u de afspraak voor de toediening van de dosis vergeet of misloopt, neem dan contact op met uw
arts om de afspraak te verzetten.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.

Ernstige allergische reacties (`anafylaxie') komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
Infusiegerelateerde reacties ­ Als u wordt behandeld voor de ziekte van Crohn of voor
colitis ulcerosa, krijgt u de eerste dosis van Stelara met een druppelinfuus in een ader. Dat
heet een intraveneuze infusie. Bij sommige patiënten hebben zich tijdens het infuus
ernstige allergische reacties voorgedaan.

In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.

Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.

Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (`cellulitis') komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen `s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid ­ verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.

Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (`pruritus')
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(`aangezichtsverlamming' of `bell-aangezichtsverlamming'), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Stelara 130 mg concentraat voor oplossing voor infusie wordt toegediend in een ziekenhuis of
kliniek en patiënten hoeven het middel niet te bewaren of te hanteren.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
U mag de injectieflacons met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na `EXP'. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 `Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?').
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit).
als het middel erg is geschud.
als het zegel verbroken is.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Alle verdunde infusieoplossing of ongebruikt geneesmiddel
dat in de injectieflacon en de spuit achterblijft moet in overeenstemming met de lokale voorschriften
worden weggegooid.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere injectieflacon bevat 130 mg
ustekinumab in 26 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn EDTA-dinatriumzoutdihydraat, L-histidine,
L-histidinemonohydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat-80, sucrose en water
voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een helder, kleurloos tot lichtgeel concentraat voor oplossing voor infusie. Het wordt
geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen injectieflacon van 30 ml voor eenmalig gebruik.
Iedere injectieflacon bevat 130 mg ustekinumab in 26 ml concentraat voor oplossing voor infusie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: + 47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: + 48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com

Sverige
Janssen-Cilag AB
T: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile
Janssen Sciences Ireland UC
Latvij
Tel: +44 1 494 567 444
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren, dienen de merknaam en het
batchnummer van het toegediende product duidelijk te worden geregistreerd.
Instructies voor verdunning:
STELARA concentraat voor oplossing voor infusie moet door een beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg met een aseptische techniek worden verdund, bereid en toegediend.
1.
Bereken de dosis en het aantal benodigde STELARA injectieflacons op basis van het
lichaamsgewicht van de patiënt (zie rubriek 3, tabel 1). Elke 26 ml STELARA injectieflacon
bevat 130 mg ustekinumab.
2.
Trek uit de 250 ml infuuszak een hoeveelheid van de 9 mg/ml (0,9%) natriumchlorideoplossing
op die gelijk is aan de hoeveelheid STELARA die moet worden toegevoegd en gooi deze
hoeveelheid dan weg (gooi 26 ml natriumchloride weg voor elke benodigde STELARA
injectieflacon, gooi 52 ml weg voor 2 injectieflacons, gooi 78 ml weg voor 3 injectieflacons,
gooi 104 ml weg voor 4 injectieflacons).
3.
Trek uit elke benodigde injectieflacon 26 ml STELARA op en voeg die toe aan de 250 ml
infuuszak. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Meng de inhoud
voorzichtig.
Voer voorafgaand aan de toediening een visuele inspectie van de verdunde oplossing uit.
Gebruik de oplossing niet als er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of vreemde deeltjes te zien
zijn.
5.
Dien de verdunde oplossing over een periode van minstens één uur toe. Na verdunning dient de
infusie binnen acht uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid.
6.
Gebruik alleen een infusieset met een steriele, niet-pyrogene lijnfilter met lage eiwitbinding
(poriegrootte 0,2 micrometer).
7.
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte geneesmiddel
dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Bewaring
Zo nodig kan de verdunde infusieoplossing bij kamertemperatuur worden bewaard. De infusie dient
binnen 8 uur na verdunning in de infuuszak te worden voltooid. Niet in de vriezer bewaren.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel `ustekinumab', een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam `immunosuppressiva'. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

U heeft een actieve infectie die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie `Ernstige bijwerkingen' in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:

of u ooit een allergische reactie tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.

of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad ­ dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.

of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.

of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.

of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt ­ zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.

of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën ­ het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.

of u 65 jaar of ouder bent ­ dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?

Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding

Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
Volwassenen van 18 jaar en ouder
Psoriasis of arthritis psoriatica

De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (`subcutaan')
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis

De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het `volume')
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de `begindosis' krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (`subcutaan'). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek `Instructies voor
toediening' aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen krijgen die met spoed behandeld moeten worden.
Allergische reacties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.

Ernstige allergische reacties (`anafylaxie') komen zelden voor bij mensen die Stelara
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.

Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.

Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (`cellulitis') komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen `s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid ­ verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.

Andere bijwerkingen
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (`pruritus')
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(`aangezichtsverlamming' of `bell-aangezichtsverlamming'), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
U mag de injectieflacons met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:

na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na `EXP'. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 `Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?').
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit).
als het middel erg is geschud.
als het zegel verbroken is.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de injectieflacon en de spuit
achterblijft moet worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab
in 0,5 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen injectieflacon van 2 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere injectieflacon bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
janssenhu@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: + 47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: + 48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
T: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile
Janssen Sciences Ireland UC
Latvij
Tel: +44 1 494 567 444
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de injectieflacons met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel aantasten.
Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
1. Controleer het aantal injectieflacons en zet de materialen klaar:
Neem de injectieflacon(s) uit de koelkast. Laat de injectieflacon gedurende ongeveer een half uur
staan. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur voor injectie krijgt
(kamertemperatuur).
Controleer de injectieflacon(s) zodat u er zeker van bent:
dat het aantal injectieflacons en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 45 mg of minder bedraagt, krijgt u één injectieflacon Stelara met 45 mg
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u twee injectieflacons Stelara met 45 mg en moet u
zichzelf twee injecties geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterbovenbeen en de andere injectie in het
linkerbovenbeen), en geef de injecties direct na elkaar. Gebruik voor iedere injectie een
nieuwe naald en spuit.
dat hethet juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de injectieflacon niet is beschadigd en het zegel niet is verbroken
dat de oplossing in de injectieflacon helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is en
kleurloos tot lichtgeel
dat de oplossing niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes bevat
dat de oplossing niet is bevroren.
Kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 60 kg moeten een dosis krijgen die lager is dan
45 mg. Zorg dat u precies weet hoeveel u uit de injectieflacon moet optrekken en welk type spuit u
voor de toediening nodig heeft. Als u dit niet weet, neem dan contact op met uw zorgverlener voor
verdere instructie.
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: een spuit, naald,
ontsmettingsdoekjes, een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox (zie figuur 1).
Figuur 1
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.
Raak dit gebied niet meer aan voordat de injectie is gegeven.
3. Maak de dosis klaar:

Neem de dop van de injectieflacon (zie figuur 3).
Figuur 3
Verwijder de stop niet.
Maak de stop schoon met een ontsmettingsdoekje.
Zet de injectieflacon op een vlakke ondergrond.
Pak de spuit en haal de beschermhuls van de naald
Raak de naald niet aan en laat de naald niets aanraken.
Duw de naald door de rubberen stop.
Draai de injectieflacon en de spuit ondersteboven.
Trek aan de zuiger van de spuit om de spuit te vullen met de hoeveelheid vloeistof die is
voorgeschreven door uw arts.
Het is belangrijk dat de naald altijd in de vloeistof blijft. Dat voorkomt dat er belletjes in de
spuit komen (zie figuur 4).
Haal de naald uit de injectieflacon.
Houd de spuit met de naald naar boven om te zien of er luchtbelletjes in zitten.
Als er luchtbelletjes zijn, tik dan zachtjes tegen de zijkant van de spuit totdat de luchtbelletjes
boven in de spuit zijn gekomen (zie figuur 5).
Figuur 5
Duw dan de zuiger zo ver in dat alle lucht uit de spuit is (maar zonder dat de vloeistof eruit
gaat).
Leg de spuit niet neer en zorg dat niets in aanraking komt met de naald.
4. Injecteer de dosis:
Neem een stukje schoongemaakte huid zachtjes tussen duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Duw de naald in de huidplooi.
Duw de zuiger met uw duim helemaal in, om alle vloeistof te injecteren. Duw langzaam en
gelijkmatig, terwijl u de huidplooi blijft vasthouden.
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, neem de naald dan uit de huid en laat de huidplooi los.
5. Na de injectie:
Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vloeistof aanwezig zijn op de injectieplaats. Dit is normaal.
U kunt een watje of katoenen gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden
vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:

Gebruikte injectiespuiten en -naalden dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan,
zoals een speciale naaldenbox. Gebruik naalden en spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen
veiligheid en gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens
de plaatselijk geldende voorschriften.
Lege injectieflacons, ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden
weggegooid met het huishoudelijk afval.
STELARA 45 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel `ustekinumab', een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam `immunosuppressiva'. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

U heeft een actieve infectie die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie `Ernstige bijwerkingen' in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:

of u ooit een allergische reactie tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.

of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad ­ dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.

of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.

of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.

of u ooit een allergische reactie tegen latex of tegen een injectie met Stelara heeft gehad­
de verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber, wat ernstige allergische reacties kan
veroorzaken bij personen die gevoelig zijn voor latex. Zie `Pas op voor ernstige bijwerkingen'
in rubriek 4 voor de symptomen van een allergische reactie.
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt ­ zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.

of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën ­ het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.

of u 65 jaar of ouder bent ­ dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
Ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (`subcutaan')
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis

De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het `volume')
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Een 45-mg injectieflacon is beschikbaar voor kinderen die minder dan de volledige 45-mg dosis
moeten krijgen.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de `begindosis' krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (`subcutaan'). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek `Instructies voor
toediening' aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Allergische reacties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.

Ernstige allergische reacties (`anafylaxie') komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.

Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.

Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (`cellulitis') komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen `s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid ­ verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.

Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (`pruritus')
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(`aangezichtsverlamming' of `bell-aangezichtsverlamming'), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten met Stelara ook eenmalig maximaal
30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur tot 30°C in de oorspronkelijke doos ter
bescherming tegen licht. Noteer op de doos op de daarvoor bestemde plek de datum waarop de
voorgevulde spuit voor het eerst uit de koelkast wordt gehaald en de datum waarop de spuit
weggegooid zou moeten worden. De datum waarop de spuit weggegooid zou moeten worden
mag de oorspronkelijke gedrukte vervaldatum die op de doos staat niet overschrijden. Als een
spuit eenmaal op kamertemperatuur (tot 30°C) is bewaard, mag hij niet opnieuw in de koelkast
bewaard worden. Gooi de spuit weg indien deze niet is gebruikt binnen 30 dagen bewaring bij
kamertemperatuur of voor de oorspronkelijke vervaldatum, afhankelijk van wat eerst komt.
U mag de voorgevulde spuiten met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na `EXP'. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 `Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?')
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit)
als het middel erg is geschud.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de spuit achterblijft moet
worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere voorgevulde spuit bevat 45 mg
ustekinumab in 0,5 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen voorgevulde spuit van 1 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere voorgevulde spuit bevat 45 mg ustekinumab in 0,5 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: + 47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: + 48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com

Sverige
Janssen-Cilag AB
T: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile
Janssen Sciences Ireland UC
Latvij
Tel: +44 1 494 567 444
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de voorgevulde spuiten met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel
aantasten. Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
Figuur 1 laat zien hoe de voorgevulde spuit eruit ziet.
Figuur 1
1. Controleer het aantal voorgevulde spuiten en zet de materialen klaar:
Maak de voorgevulde spuit klaar voor gebruik.
Neem de voorgevulde spuit(en) uit de koelkast. Laat de voorgevulde spuit ongeveer een half uur
buiten de kartonnen doos liggen. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur
voor injectie krijgt (kamertemperatuur). Haal de beschermdop niet van de naald zolang de
vloeistof nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de spuit, met de naald (met beschermdop
erop) naar boven wijzend
Niet vasthouden aan de zuiger, het uiteinde daarvan, de vleugels voor de naaldbescherming of
de beschermdop
Trek de zuiger nooit terug
Haal de beschermdop niet van de voorgevulde spuit zolang u daarvoor nog geen instructie heeft
gekregen
Raak de lipjes van het naaldbeschermingsmechanisme (aangegeven met sterretjes in figuur 1)
niet aan, om te voorkomen dat de naald te vroeg door het naaldbeschermingsmechanisme wordt
afgedekt.
Controleer de voorgevulde spuit(en) zodat u er zeker van bent
dat het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 45 mg bedraagt, krijgt u één voorgevulde spuit Stelara met 45 mg
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u twee voorgevulde spuiten Stelara met 45 mg en
moet u zichzelf twee injecties geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijv. één injectie in de rechterdij en de andere injectie in de linkerdij), en geef de
injecties direct na elkaar.
dat het het juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de voorgevulde spuit niet is beschadigd
dat de oplossing in de voorgevulde spuit helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is
en kleurloos tot lichtgeel
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes
bevat
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet is bevroren.
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: ontsmettingsdoekjes,
een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox.
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.

Raak dit gebied niet meer aan voordat de injectie is gegeven.
3. Haal de beschermdop van de naald (zie figuur 3):

Haal de beschermdop
niet van de naald zolang u nog niet klaar bent om de dosis te injecteren.
Pak de voorgevulde spuit op en houd hem met één hand vast bij de cilinder.
Trek de beschermdop recht van de naald en gooi hem weg. Raak daarbij de zuiger niet aan.
Figuur 3
Het kan zijn dat u wat luchtbelletjes in de voorgevulde spuit ziet of een druppeltje vloeistof aan
het uiteinde van de naald. Dit is normaal en hoeft niet te worden verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg dat de naald nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als hij is gevallen terwijl de beschermdop er al af was. Als dit
is gebeurd, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Injecteer de dosis direct nadat u de beschermdop heeft verwijderd.
Houd de voorgevulde spuit in één hand tussen uw middelvinger en wijsvinger en zet uw duim
op het uiteinde van de zuiger. Neem met uw andere hand een stukje schoongemaakte huid
zachtjes tussen uw duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Trek de zuiger nooit terug.
Steek de naald in één vloeiende beweging tot het eind door de huid (zie figuur 4).
Figuur 4
Spuit de hele inhoud in door de zuiger in te duwen tot het uiteinde van de zuiger helemaal
tussen de vleugels van het naaldbeschermingsmechanisme zit (zie figuur 5).
Figuur 5
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, haal dan de naald terug uit de huid terwijl u druk op het
uiteinde van de zuiger blijft uitoefenen. Laat de huid los (zie figuur 6).
Figuur 6
Neem uw duim langzaam van het uiteinde van de zuiger zodat de lege spuit omhoog kan
komen, totdat de hele naald wordt afgedekt door het naaldbeschermingsmechanisme, zoals te
zien is in figuur 7:
5. Na de injectie:

Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vocht op de injectieplaats aanwezig zijn. Dit is normaal.
U kunt een watje of gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:

Gebruikte injectiespuiten dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan, zoals een
speciale naaldenbox (zie figuur 8). Gebruik spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen veiligheid en
gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
Ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden weggegooid met het
huishoudelijk afval.
Figuur 8
STELARA 90 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
ustekinumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Deze bijsluiter is geschreven voor de persoon die het geneesmiddel gebruikt. Als u de ouder of de
verzorger bent die Stelara aan een kind zal toedienen, lees deze informatie dan zorgvuldig.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stelara en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Stelara?
Stelara bevat het werkzaam bestanddeel `ustekinumab', een monoklonaal antilichaam. Monoklonale
antilichamen zijn eiwitten die specifiek bepaalde eiwitten in het lichaam herkennen en zich eraan
binden.
Stelara behoort tot de groep van geneesmiddelen met de naam `immunosuppressiva'. Deze
geneesmiddelen werken door een deel van het afweersysteem te verzwakken.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stelara wordt gebruikt om de volgende ontstekingsziekten te behandelen:
plaque psoriasis - bij volwassenen en bij kinderen van 6 jaar en ouder
arthritis psoriatica (gewrichtspsoriasis) - bij volwassenen
matige tot ernstige ziekte van Crohn - bij volwassenen
matige tot ernstige colitis ulcerosa - bij volwassenen
Plaque psoriasis
Plaque psoriasis is een huidaandoening die ontsteking van huid en nagels veroorzaakt. Stelara zal de
ontsteking en andere verschijnselen van de ziekte verminderen.
Stelara wordt gebruikt bij volwassenen met matige tot ernstige plaque psoriasis die ciclosporine,
methotrexaat of lichttherapie niet kunnen gebruiken of bij wie deze behandelingen niet werkten.
Stelara wordt gebruikt bij kinderen en jongeren van 6 jaar en ouder met matige tot ernstige plaque
psoriasis die lichttherapie of andere systemische (van het hele lichaam) behandelingen niet kunnen
verdragen of bij wie deze behandelingen niet werkten.
ervoor te zorgen dat de klachten en symptomen van uw ziekte afnemen;
ervoor te zorgen dat u lichamelijk beter functioneert;
ervoor te zorgen dat de schade aan uw gewrichten wordt vertraagd.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een ontstekingsziekte van de darm. Als u de ziekte van Crohn heeft, krijgt u
eerst andere medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet
verdraagt, kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te
verminderen.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darm. Als u colitis ulcerosa heeft, krijgt u eerst andere
medicijnen. Als u niet goed genoeg op deze medicijnen reageert of deze medicijnen niet verdraagt,
kunt u met Stelara worden behandeld om de klachten en symptomen van uw ziekte te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

U heeft een actieve infectie die uw arts belangrijk vindt.
Als u niet zeker bent of één van de situaties hierboven op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of
apotheker alvorens Stelara te gebruiken.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. Uw arts zal voor iedere
behandeling controleren hoe gezond u bent. Zorg ervoor dat u uw arts voor iedere behandeling
informeert over elke aandoening die u heeft. Zeg het ook tegen uw arts als u kortgeleden dichtbij
iemand bent geweest die misschien tuberculose heeft. Uw arts zal u dan onderzoeken en een
onderzoek laten doen op tuberculose, voordat u Stelara krijgt. Als uw arts vindt dat u risico loopt
tuberculose te krijgen, kunt u geneesmiddelen krijgen om het te behandelen.
Pas op voor ernstige bijwerkingen
Stelara kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, waaronder allergische reacties en infecties. U moet
oppassen voor bepaalde ziekteverschijnselen als u Stelara gebruikt. Zie `Ernstige bijwerkingen' in
rubriek 4 voor een volledige lijst van deze bijwerkingen.
Vertel uw arts voordat u Stelara gebruikt:

of u ooit een allergische reactie tegen Stelara heeft gehad. Als u niet zeker bent, vraag het dan
aan uw arts.

of u ooit enige vorm van kanker heeft gehad ­ dit moet omdat immunosuppressiva zoals
Stelara een deel van het afweersysteem verzwakken. Dit kan het risico op kanker vergroten.

of u een infectie heeft of kortgeleden een infectie heeft gehad.

of u nieuwe laesies of laesies heeft die veranderen binnen de psoriasis zones of op de normale
huid.

of u ooit een allergische reactie tegen latex of tegen een injectie met Stelara heeft gehad ­
de verpakking van dit geneesmiddel bevat latexrubber, wat ernstige allergische reacties kan
veroorzaken bij personen die gevoelig zijn voor latex. Zie `Pas op voor ernstige bijwerkingen'
in rubriek 4 voor de symptomen van een allergische reactie.
of u een andere behandeling voor psoriasis en/of arthritis psoriatica krijgt ­ zoals een
ander immunosuppressivum of lichttherapie (als uw lichaam wordt behandeld met een soort
ultraviolet (UV)-licht). Deze behandelingen kunnen ook een deel van het afweersysteem
verzwakken. Het gelijktijdige gebruik van deze behandelingen met Stelara is niet onderzocht.
Het is echter mogelijk dat het de kans op ziektes die te maken hebben met een verzwakt
afweersysteem vergroot.

of u injecties krijgt of heeft gehad voor de behandeling van allergieën ­ het is niet bekend of
Stelara hier invloed op heeft.

of u 65 jaar of ouder bent ­ dan kunt u makkelijker infecties krijgen.
Als u niet zeker bent of het bovenstaande op u van toepassing is, raadpleeg dan uw arts of apotheker
voordat u Stelara gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stelara wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen met psoriasis die jonger zijn dan 6 jaar of
voor gebruik bij kinderen met arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa die jonger
zijn dan 18 jaar, omdat het bij deze leeftijdsgroepen niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gebruikt u naast Stelara nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts
of apotheker.
Vertel uw arts of apotheker ook of u onlangs bent ingeënt of binnenkort zult worden ingeënt.
Enkele soorten vaccins (levende vaccins) mogen niet worden gegeven als u Stelara gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Het verdient de voorkeur om Stelara niet te gebruiken als u zwanger bent. De effecten van
Stelara op zwangere vrouwen zijn niet bekend. Als u in verwachting kunt raken, wordt u
geadviseerd om te voorkomen dat u in verwachting raakt en moet u effectieve anticonceptie
gebruiken zolang u Stelara gebruikt en minstens 15 weken na de laatste behandeling met
Stelara.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Dit medicijn kan in de moedermelk terechtkomen. Neem contact op met uw arts als u
borstvoeding geeft of borstvoeding wilt gaan geven. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding zou moeten geven of Stelara zou moeten gebruiken. U mag niet én borstvoeding
geven én Stelara gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stelara heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Het is de bedoeling dat Stelara wordt gebruikt onder begeleiding en supervisie van een arts die ervaren
is in de behandeling van aandoeningen waarvoor Stelara is bedoeld.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Bespreek met uw arts wanneer u uw injecties krijgt en wanneer u moet terugkomen voor controle.
De aanbevolen dosering van Stelara
Uw arts zal beslissen hoeveel Stelara u moet gebruiken en hoe lang.
De aanbevolen begindosis van Stelara is 45 mg. Patiënten die meer wegen dan 100 kilogram
(kg) kunnen beginnen met een dosis van 90 mg in plaats van 45 mg.
Na de begindosis zult u de volgende dosis 4 weken later krijgen, en vervolgens elke 12 weken.
Die latere doses zijn gewoonlijk hetzelfde als de begindosis.
Ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
Bij de behandeling wordt de eerste dosis van ongeveer 6 mg/kg Stelara door uw arts aan u
toegediend door middel van een druppelinfuus in een ader van uw arm (intraveneuze infusie).
Na de eerste dosis krijgt u na 8 weken door middel van een injectie onder de huid (`subcutaan')
een volgende dosis van 90 mg, en daarna krijgt u deze dosis om de 12 weken.
Bij sommige patiënten kan na de eerste injectie onder de huid om de 8 weken 90 mg Stelara
worden gegeven. Uw arts zal bepalen wanneer bij u de volgende dosis moet worden toegediend.
Kinderen en jongeren van 6 jaar of ouder
Psoriasis

De arts zal uitrekenen welke dosis voor jou geschikt is, evenals de hoeveelheid (het `volume')
van Stelara dat geïnjecteerd moet worden om de juiste dosis te geven. Wat de juiste dosis is,
hangt af van je lichaamsgewicht op het moment dat je iedere injectie krijgt.
Een 45-mg injectieflacon is beschikbaar voor kinderen die minder dan de volledige 45-mg dosis
moeten krijgen.
Als je minder weegt dan 60 kg, is de aanbevolen dosis Stelara 0,75 mg per kg lichaamsgewicht.
Als je 60 kg tot 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 45 mg.
Als je meer dan 100 kg weegt, is de aanbevolen dosis Stelara 90 mg.
Na de `begindosis' krijg je de volgende dosis 4 weken later, en daarna elke 12 weken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Stelara wordt gegeven als een injectie onder de huid (`subcutaan'). In het begin van uw behandeling
kan een arts of verpleegkundige de injectie met Stelara toedienen.
U kunt echter ook samen met uw arts besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara toedient.
In dat geval zult u instructie krijgen hoe u de Stelara-injectie bij uzelf moet toedienen.
Voor instructies over hoe Stelara moet worden geïnjecteerd, zie de rubriek `Instructies voor
toediening' aan het eind van deze bijsluiter.
Raadpleeg uw arts als u een of meer vragen heeft over het zichzelf toedienen van injecties.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel Stelara heeft gekregen of gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts of uw apotheker. Neem altijd het doosje van het geneesmiddel mee, ook als het leeg is.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Neem geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het is niet gevaarlijk om te stoppen met het gebruik van Stelara. Maar als u stopt, kunnen uw
symptomen terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Allergische reacties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts
onmiddellijk of zoek dringend medische hulp als u een of meer van de volgende
symptomen bemerkt.

Ernstige allergische reacties (`anafylaxie') komen zelden voor bij mensen die Stelara
gebruiken (bij maximaal 1 op de 1.000 personen). De verschijnselen zijn onder andere:
o
moeite met ademen of slikken;
o
lage bloeddruk, die duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd kan veroorzaken;
o
gezwollen gelaat, lippen, mond of keel.
Vaak voorkomende symptomen van een allergische reactie zijn huiduitslag en galbulten
(dit kan voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen).
In zeldzame gevallen zijn allergische longreacties en longontsteking gemeld bij patiënten
die ustekinumab krijgen. Vertel het uw arts onmiddellijk als u symptomen krijgt zoals
hoest, kortademigheid en koorts.

Als u een ernstige allergische reactie heeft, kan uw arts beslissen dat u Stelara niet meer mag
gebruiken.
Infecties ­ hiervoor kan dringend behandeling nodig zijn. Raadpleeg uw arts onmiddellijk
als u een of meer van de volgende symptomen bemerkt.

Infecties van de neus of de keel en gewone verkoudheid komen vaak voor (bij maximaal
1 op de 10 personen);
Infecties van de onderste luchtwegen komen soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Ontsteking van de onderhuid (`cellulitis') komt soms voor (bij maximaal 1 op de
100 personen);
Gordelroos (een soort pijnlijke huiduitslag met blaren) komt soms voor (bij maximaal 1
op de 100 personen).
Stelara zorgt dat uw lichaam minder goed weerstand kan bieden tegen infecties. Sommige
infecties zouden ernstig kunnen worden. Deze infecties kunnen worden veroorzaakt door
virussen, schimmels of bacteriën. Het kunnen ook infecties zijn die vooral voorkomen bij
mensen met een verzwakt afweersysteem. Dat noemen we opportunistische infecties.
U moet alert zijn op symptomen van een infectie als u behandeld wordt met Stelara. Deze
symptomen zijn:
koorts, griepachtige symptomen, zweetaanvallen `s nachts;
vermoeidheid of kortademigheid, hoest die niet overgaat;
warme, rode en pijnlijke huid of een pijnlijke huiduitslag met blaren;
brandend gevoel bij het plassen;
diarree.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als u een van deze symptomen van een infectie opmerkt. Dit
kunnen tekenen van infectie zijn zoals onderste luchtweginfecties, huidinfecties, gordelroos die
ernstige complicaties kunnen veroorzaken. Raadpleeg uw arts als u enige vorm van infectie
heeft die niet overgaat of die blijft terugkomen. Uw arts kan beslissen dat u Stelara niet mag
gebruiken totdat de infectie over is. Vertel het uw arts ook als u een open (snij)wond of zweer
heeft, aangezien deze geïnfecteerd kunnen raken.
Vervelling van de huid ­ verergering van roodheid en vervelling van de huid over een
groter gebied van het lichaam kunnen symptomen zijn van erytrodermische psoriasis of
exfoliatieve dermatitis. Dit zijn ernstige huidaandoeningen. Waarschuw uw arts
onmiddellijk als u een of meer van deze verschijnselen opmerkt.

Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 personen):
Diarree
Misselijkheid
Braken
Zich vermoeid voelen
Zich duizelig voelen
Hoofdpijn
Jeuk (`pruritus')
Rug-, spier- of gewrichtspijn
Pijnlijke keel
Roodheid en pijn op de injectieplaats
Ontsteking van de bijholten (sinusitis).
Soms voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 personen):
Infecties van het gebit
Vaginale schimmelinfectie
Depressie
Verstopte neus
Bloeding, bloeduitstortingen, verharding, zwelling en jeuk op de plaats waar de injectie is
gegeven.
Zich zwak voelen
Hangend ooglid en uitgezakte spieren aan één kant van het gelaat
(`aangezichtsverlamming' of `bell-aangezichtsverlamming'), gewoonlijk tijdelijk van
aard.
Een verandering in psoriasis met roodheid en nieuwe kleine, gele of witte huidblaren, die
soms gepaard gaat met koorts (pustulaire psoriasis).
Afschilfering van de huid (huidexfoliatie).
Acne
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1.000 personen):
Roodheid en vervelling van de huid over een groter gebied van het lichaam, waarbij de
huid kan jeuken en pijnlijk kan zijn (exfoliatieve dermatitis). Soms ontwikkelen zich
gelijkaardige symptomen als bij een natuurlijke verandering van het soort symptomen
van psoriasis (erytrodermische psoriasis).
Ontsteking van kleine bloedvaten, die kan leiden tot huiduitslag met kleine rode of paarse
bulten, koorts of gewrichtspijn (vasculitis).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10.000 personen):
Ontstaan van blaren op de huid, die rood kan zijn, kan jeuken en pijnlijk kan zijn (bulleus
pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien nodig kunnen individuele voorgevulde spuiten met Stelara ook eenmalig maximaal
30 dagen bewaard worden op kamertemperatuur tot 30°C in de oorspronkelijke doos ter
bescherming tegen licht. Noteer op de doos op de daarvoor bestemde plek de datum waarop de
voorgevulde spuit voor het eerst uit de koelkast wordt gehaald en de datum waarop de spuit
weggegooid zou moeten worden. De datum waarop de spuit weggegooid zou moeten worden
mag de oorspronkelijke gedrukte vervaldatum die op de doos staat niet overschrijden. Als een
spuit eenmaal op kamertemperatuur (tot 30°C) is bewaard, mag hij niet opnieuw in de koelkast
bewaard worden. Gooi de spuit weg indien deze niet is gebruikt binnen 30 dagen bewaring bij
kamertemperatuur of voor de oorspronkelijke vervaldatum, afhankelijk van wat eerst komt.
U mag de voorgevulde spuiten met Stelara niet schudden. Langdurig hevig schudden kan het
geneesmiddel aantasten.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer:
na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket en de doos na `EXP'. Daar staat
een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
als de vloeistof verkleurd is, troebel ziet of als u er andere deeltjes in kunt zien zweven (zie
rubriek 6 `Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?')
als u weet of denkt dat het blootgesteld is of kan zijn geweest aan extreme temperaturen (zoals
per ongeluk bevroren of verhit)
als het middel erg is geschud.
Stelara is alleen voor eenmalig gebruik. Ongebruikt geneesmiddel dat in de spuit achterblijft moet
worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is ustekinumab. Iedere voorgevulde spuit bevat 90 mg
ustekinumab in 1 ml.
De andere stoffen in dit middel zijn L-histidine, L-histidinemonohydrochloridemonohydraat,
polysorbaat-80, sucrose en water voor injectie.
Hoe ziet Stelara eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stelara is een heldere tot licht opaalachtige (met een parelachtige glans), kleurloze tot lichtgele
oplossing voor injectie. De oplossing kan enkele kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten.
Het wordt geleverd als kartonnen doos met daarin 1 glazen voorgevulde spuit van 1 ml voor eenmalig
gebruik. Iedere voorgevulde spuit bevat 90 mg ustekinumab in 1 ml oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: + 32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: + 47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: + 48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel. +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com

Sverige
Janssen-Cilag AB
T: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile
Janssen Sciences Ireland UC
Latvij
Tel: +44 1 494 567 444
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Bij het begin van de behandeling zal uw zorgverlener u helpen met uw eerste injectie. U en uw arts
kunnen echter besluiten dat u zichzelf de injecties met Stelara kunt toedienen. Als dit het geval is, zal
u geleerd worden hoe u Stelara moet injecteren. Overleg met uw arts als u vragen heeft over het
zichzelf een injectie geven.
Meng Stelara niet met andere vloeistoffen voor injectie.
Schud de voorgevulde spuiten met Stelara niet, want sterk schudden kan het geneesmiddel
aantasten. Gebruik het geneesmiddel niet als het sterk is geschud.
Figuur 1 laat zien hoe de voorgevulde spuit eruit ziet.
Figuur 1
1. Controleer het aantal voorgevulde spuiten en zet de materialen klaar:
Maak de voorgevulde spuit klaar voor gebruik.
Neem de voorgevulde spuit(en) uit de koelkast. Laat de voorgevulde spuit ongeveer een half uur
buiten de kartonnen doos liggen. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof een comfortabele temperatuur
voor injectie krijgt (kamertemperatuur). Haal de beschermdop niet van de naald zolang de
vloeistof nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de spuit, met de naald (met beschermdop
erop) naar boven wijzend
Niet vasthouden aan de zuiger, het uiteinde daarvan, de vleugels voor de naaldbescherming of
de beschermdop
Trek de zuiger nooit terug
Haal de beschermdop niet van de voorgevulde spuit zolang u daarvoor nog geen instructie heeft
gekregen
Raak de lipjes van het naaldbeschermingsmechanisme (aangegeven met sterretjes in figuur 1)
niet aan, om te voorkomen dat de naald te vroeg door het naaldbeschermingsmechanisme wordt
afgedekt.
Controleer de voorgevulde spuit(en) zodat u er zeker van bent
dat het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 90 mg bedraagt, krijgt u één voorgevulde spuit Stelara met 90 mg.
dat het het juiste geneesmiddel is
dat de houdbaarheidsdatum niet is verstreken
dat de voorgevulde spuit niet is beschadigd
dat de oplossing in de voorgevulde spuit helder tot opaalachtig (met een parelachtige glans) is
en kleurloos tot lichtgeel
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet verkleurd of troebel is en geen vreemde deeltjes
bevat
dat de oplossing in de voorgevulde spuit niet is bevroren.
Leg alles wat u nodig heeft bij elkaar op een schoon oppervlak. Dat zijn: ontsmettingsdoekjes,
een watje of katoenen gaasje en een naaldenbox.
2. Bepaal de injectieplaats en bereid die voor:
Bepaal de injectieplaats (zie figuur 2)
Stelara wordt gegeven met een injectie onder de huid (subcutaan).
Goede plaatsen voor de injectie zijn het bovenste deel van de dij of rond de buik, minstens 5 cm
van de navel.
Gebruik zo mogelijk geen huidzones met verschijnselen van psoriasis.
Als iemand u bij de injectie helpt, kan hij of zij ook de bovenarmen kiezen als plaats voor de
injectie.
Figuur 2
Voorbereiding van de injectieplaats
Was uw handen zeer goed met zeep en warm water.
Veeg met een ontsmettingsdoekje over de injectieplaats op de huid.

Raak dit gebied niet meer aan voordat de injectie is gegeven.
3. Haal de beschermdop van de naald (zie figuur 3):

Haal de beschermdop
niet van de naald zolang u nog niet klaar bent om de dosis te injecteren.
Pak de voorgevulde spuit op en houd hem met één hand vast bij de cilinder.
Trek de beschermdop recht van de naald en gooi hem weg. Raak daarbij de zuiger niet aan.
Figuur 3
Het kan zijn dat u wat luchtbelletjes in de voorgevulde spuit ziet of een druppeltje vloeistof aan
het uiteinde van de naald. Dit is normaal en hoeft niet te worden verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg dat de naald nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als hij is gevallen terwijl de beschermdop er al af was. Als dit
is gebeurd, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Injecteer de dosis direct nadat u de beschermdop heeft verwijderd.
Houd de voorgevulde spuit in één hand tussen uw middelvinger en wijsvinger en zet uw duim
op het uiteinde van de zuiger. Neem met uw andere hand een stukje schoongemaakte huid
zachtjes tussen uw duim en wijsvinger. Knijp niet te hard.
Trek de zuiger nooit terug.
Steek de naald in één vloeiende beweging tot het eind door de huid (zie figuur 4).
Figuur 4
Spuit de hele inhoud in door de zuiger in te duwen tot het uiteinde van de zuiger helemaal
tussen de vleugels van het naaldbeschermingsmechanisme zit (zie figuur 5).
Figuur 5
Als de zuiger helemaal is ingedrukt, haal dan de naald terug uit de huid terwijl u druk op het
uiteinde van de zuiger blijft uitoefenen. Laat de huid los (zie figuur 6).
Figuur 6
Neem uw duim langzaam van het uiteinde van de zuiger zodat de lege spuit omhoog kan
komen, totdat de hele naald wordt afgedekt door het naaldbeschermingsmechanisme, zoals te
zien is in figuur 7:
5. Na de injectie:

Druk na de injectie een paar seconden lang een ontsmettingsdoekje op de injectieplaats.
Er kan een klein beetje bloed of vocht op de injectieplaats aanwezig zijn. Dit is normaal.
U kunt een watje of gaasje op de injectieplaats drukken en dit 10 seconden vasthouden.
Wrijf niet over de huid op de injectieplaats. U kunt de injectieplaats bedekken met een kleine
pleister, indien nodig.
6. Verwijderen:

Gebruikte injectiespuiten dienen in een prikbestendig afvalvat te worden gedaan, zoals een
speciale naaldenbox (zie figuur 8). Gebruik spuiten nooit opnieuw, voor uw eigen veiligheid en
gezondheid en voor de veiligheid van anderen. Gooi uw naaldenbox weg volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
Ontsmettingsdoekjes en andere gebruikte spullen kunnen worden weggegooid met het
huishoudelijk afval.
Figuur 8
WETENSCHAPPELIJKE CONCLUSIES EN REDENEN VOOR DE WIJZIGING VAN DE
VOORWAARDEN VAN DE VERGUNNING(EN) VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Gezien de beschikbare gegevens over opportunistische infecties uit klinische studies, de literatuur,
spontane meldingen, waaronder in sommige gevallen een nauwe tijdsrelatie relatie en gezien een
aannemelijk werkingsmechanisme, concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van
producten die ustekinumab bevatten dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens over bullous pemphigoid uit de literatuur en spontane meldingen,
waaronder in sommige gevallen een nauwe tijdsrelatie relatie, positieve dechallenge en positieve
rechallenge, is de PRAC-rapporteur van oordeel dat een oorzakelijk verband tussen ustekinumab en
bullous pemphigoid op zijn minst een redelijke mogelijkheid is. De PRAC-rapporteur concludeerde
dat de productinformatie van producten die ustekinumab bevatten dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens uit de literatuur over uitscheiding van ustekinumab in moedermelk
concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van producten die ustekinumab bevatten
dient te worden aangepast.
Gezien de beschikbare gegevens over ernstige infusiegerelateerde reacties uit spontane meldingen
concludeerde de PRAC-rapporteur dat de productinformatie van producten die ustekinumab
concentraat voor oplossing voor infusie bevatten dient te worden aangepast.
Het CHMP stemt in met de door het PRAC getrokken wetenschappelijke conclusies.
Redenen voor de wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunning(en) voor het in de
handel brengen
Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor ustekinumab is het CHMP van mening dat de
baten-risicoverhouding van het geneesmiddel dat ustekinumab bevat ongewijzigd blijft op voorwaarde
dat de voorgestelde wijzigingen in de productinformatie worden aangebracht.
Het CHMP beveelt aan de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen te
wijzigen.

Heb je dit medicijn gebruikt? Stelara 90 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Stelara 90 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Stelara 90 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG