Somatropin biopartners 20 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
an
1
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 2 mg somatropine* (overeenkomend met 6 IE).
Na reconstitutie bevat 0,2 ml suspensie 2 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
G
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
4.2
en
De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
ee
Dosering en wijze van toediening
sm
id
de
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
ln
ie
tl
an
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.
2
ge
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Startdosering
Over het algemeen 2 mg eenmaal per week voor alle patiënten, behalve voor vrouwelijke patiënten die
orale oestrogeentherapie krijgen; deze vrouwen dienen 3 mg eenmaal per week te krijgen.
Bij oudere patiënten en patiënten met overgewicht zijn mogelijk lagere doses nodig.
Geslacht
Man
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
Startdosering
2 mg (6 IE)
2 mg (6 IE)
3 mg (9 IE)
IGF-I-SDS hoger dan +2
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.
Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon
Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
1
0,1
één 2 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
1,5
0,15
met 0,4 ml oplosmiddel
2
0,2
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 4 of 7 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
Om het gedefinieerde behandeldoel te bereiken, hebben mannen mogelijk lagere doses groeihormoon
nodig dan vrouwen. Toediening van oraal oestrogeen verhoogt de dosisvereisten bij vrouwen. Er kan
in de loop van de tijd een verhoogde gevoeligheid voor groeihormoon (uitgedrukt als de verandering
3
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
tl
an
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
Hetzelfde laten
ge
Hetzelfde laten of
verlagen,
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
rg
er
Geen
IGF-I-SDS lager dan -1
eg
IGF-I-SDS
Actie t.o.v.
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
is
t
re
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
er
d
in IGF-I per dosis groeihormoon) worden waargenomen, vooral bij mannen. De toereikendheid van de
dosis groeihormoon dient daarom eenmaal per 6 maanden te worden gecontroleerd.
De dosering van somatropine dient in geval van persistent oedeem of ernstige paresthesie te worden
verlaagd, om de ontwikkeling van carpaletunnelsyndroom te vermijden.
De dosis kan met stappen van 0,5 mg per keer worden verlaagd. Als de symptomen die tot de
dosisverlaging hebben geleid, zijn verdwenen, kan de dosis op basis van het oordeel van de arts op het
lagere niveau blijven of weer worden verhoogd volgens het bovenstaande schema voor
dosisaanpassingen. Als de symptomen na de dosisverhoging terugkeren, dient de dosering op de
eerdere, lagere waarde te worden gehouden.
Wijze van toediening
4.3
G
en
ee
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
sm
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
id
de
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
ln
ie
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
tl
an
4
ge
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 2 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
rg
er
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met nier- of leverfunctiestoornis en er kunnen geen
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
eg
is
t
Ouderen
De ervaring met behandeling van patiënten ouder dan 60 jaar met somatropine is beperkt. De
dosisbehoefte kan afnemen met stijgende leeftijd.
re
er
Specifieke populaties
d
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
Benigne intracraniële hypertensie
In gevallen van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornis of misselijkheid en/of braken wordt
fundoscopie ter controle op papiloedeem aangeraden. Als papiloedeem wordt bevestigd, dient een
diagnose van benigne intracraniële hypertensie te worden overwogen en dient de behandeling met
groeihormoon zonodig te worden gestaakt. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om richtlijnen te
geven voor het nemen van klinische beslissingen bij herstelde intracraniële hypertensie. Indien de
behandeling met groeihormoon weer wordt gestart, is nauwlettende monitoring ter controle op
symptomen van intracraniële hypertensie noodzakelijk.
Gevoeligheid voor insuline
G
en
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
5
ee
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
sm
id
Bijnierfunctie
de
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
ln
ie
tl
an
Schildklierfunctie
ge
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
Antistoffen
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen.
Hulpstoffen
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
G
en
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
ee
sm
id
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
de
ln
ie
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
tl
an
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
6
ge
rg
er
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden kan de werking van hGH remmen. Bij
patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij het
aanpassen van de dosis.
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
eg
is
t
re
er
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
d
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
G
en
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
ee
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
sm
id
de
ln
ie
tl
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
an
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
7
ge
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
rg
er
Vruchtbaarheid
eg
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
is
t
re
er
Borstvoeding
d
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Vaak: neoplasmaprogressie (1 geval van neoplasmaprogressie bij een vrouwelijke patiënt met een
voorgeschiedenis met neurofibromatose en radiotherapie), acrochordon, craniofaryngioom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: verlaagde of verhoogde aantallen witte bloedcellen, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine,
verlaagd hemoglobine
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon
Endocriene aandoeningen
Vaak: bijnierinsufficiëntie, verlaagde vrije thyroxine, verlaagde vrije tri-jodothyronine, verhoogd
bloed-TSH, hypothyreoïdie*
Psychische stoornissen
Vaak: slapeloosheid
G
en
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: misselijkheid
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
8
ee
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
sm
id
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
de
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: draaierigheid
ln
ie
Oogaandoeningen
Vaak: conjunctivitis, verminderde visusscherpte
tl
an
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn
Vaak: paresthesie, hypo-esthesie, carpaletunnelsyndroom, duizeligheid, slaperigheid
Zelden: benigne intracraniële hypertensie*
ge
rg
er
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: lichte hyperglykemie*
Vaak: verstoorde glucosespiegel in nuchtere toestand, hyperlipidemie, verhoogde insuline in het
bloed, verhoogd bloedcholesterol, verlaagd natrium in het bloed, verhoogde triglyceriden in het bloed,
verhoogde bloedglucose, verhoogd of verlaagd HDL, verhoogd LDL
Niet bekend: insulineresistentie*
eg
is
t
re
er
d
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: hematurie, verhoogd urinezuur in het bloed, verhoogde bloedcreatinine
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak: pijn in de tepels
Soms: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: perifeer oedeem, oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Vaak: vermoeidheid, pijn, asthenie, gelaatsoedeem, lokale zwelling, oedeem, dorst, malaise, pijn in de
borst, gewichtstoename, pijn op de plaats van de injectie
Onderzoeken
Vaak: verhoogd fosfor in het bloed, verhoogde of verlaagde IGF
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
G
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Overdosering
en
4.9
Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
9
ee
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
sm
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
id
de
Pediatrische patiënten
ln
Maligniteiten/tumoren
Er zijn gevallen gemeld van recidive van maligne en benigne tumoren, de novo en secundaire
tumoren, die verband hielden met de periode van behandeling met somatropine.
ie
tl
an
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
ge
rg
er
Immunogeniciteit
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen rhGH aanmaken. Somatropin Biopartners heeft vorming
van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De bindingsactiviteit van
deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de vorming van deze
antistoffen.
eg
is
t
re
er
d
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces
cerevisiae).
Farmacodynamische effecten
Klinische werkzaamheid en veiligheid
G
en
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
ee
sm
id
de
ln
ie
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
tl
an
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
10
ge
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
rg
er
eg
Somatropine bevordert de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie. Het meest prominente effect van
somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de pijpbeenderen.
is
t
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
re
Werkingsmechanisme
er
d
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 4,4 mg somatropine met
verlengde afgifte aan volwassenen met GHD, bedroegen de C
max
en t
max
van hGH in plasma
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de t
max
later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
G
en
6.
6.1
Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
11
ee
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
sm
id
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
de
ln
ie
tl
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
an
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 – 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
ge
rg
er
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
eg
is
t
re
er
d
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
Houdbaarheid
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
12
G
en
ee
sm
id
De injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie maximaal
2 mg somatropine (0,2 ml suspensie) kan worden opgezogen.
de
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
ln
Somatropin Biopartners 2 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,4 ml oplosmiddel.
ie
Reconstitutie
tl
an
Elke injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootte: 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
ge
rg
er
Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een gele flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
eg
is
t
re
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
er
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
d
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
9.
G
en
Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
ee
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
sm
EU/1/13/849/001
id
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
de
ln
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
ie
tl
an
13
ge
rg
er
eg
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
is
t
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn. De spuit dient rechtop te worden gehouden en er
dient een lichte druk op de plunjer te worden uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan
het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats van de injectie dient te worden gereinigd met een
alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
re
er
d
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 4 mg somatropine* (overeenkomend met 12 IE).
Na reconstitutie bevat 0,4 ml suspensie 4 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
G
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
4.2
en
De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
ee
Dosering en wijze van toediening
sm
id
de
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
ln
ie
tl
an
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.
14
ge
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Startdosering
Over het algemeen 2 mg eenmaal per week voor alle patiënten, behalve voor vrouwelijke patiënten die
orale oestrogeentherapie krijgen; deze vrouwen dienen 3 mg eenmaal per week te krijgen.
Bij oudere patiënten en patiënten met overgewicht zijn mogelijk lagere doses nodig.
Geslacht
Man
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
Startdosering
2 mg (6 IE)
2 mg (6 IE)
3 mg (9 IE)
IGF-I-SDS hoger dan +2
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.
Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon
Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
2,5
0,25
3
0,3
één 4 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
3,5
0,35
met 0,6 ml oplosmiddel
4
0,4
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 2 of 7 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
Om het gedefinieerde behandeldoel te bereiken, hebben mannen mogelijk lagere doses groeihormoon
nodig dan vrouwen. Toediening van oraal oestrogeen verhoogt de dosisvereisten bij vrouwen. Er kan
in de loop van de tijd een verhoogde gevoeligheid voor groeihormoon (uitgedrukt als de verandering
15
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
tl
an
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
Hetzelfde laten
ge
Hetzelfde laten of
verlagen,
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
rg
er
Geen
IGF-I-SDS lager dan -1
eg
IGF-I-SDS
Actie t.o.v.
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
is
t
re
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
er
d
in IGF-I per dosis groeihormoon) worden waargenomen, vooral bij mannen. De toereikendheid van de
dosis groeihormoon dient daarom eenmaal per 6 maanden te worden gecontroleerd.
De dosering van somatropine dient in geval van persistent oedeem of ernstige paresthesie te worden
verlaagd, om de ontwikkeling van carpaletunnelsyndroom te vermijden.
De dosis kan met stappen van 0,5 mg per keer worden verlaagd. Als de symptomen die tot de
dosisverlaging hebben geleid, zijn verdwenen, kan de dosis op basis van het oordeel van de arts op het
lagere niveau blijven of weer worden verhoogd volgens het bovenstaande schema voor
dosisaanpassingen. Als de symptomen na de dosisverhoging terugkeren, dient de dosering op de
eerdere, lagere waarde te worden gehouden.
Wijze van toediening
4.3
G
en
ee
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
sm
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
id
de
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
ln
ie
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
tl
an
16
ge
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 4 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
rg
er
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met nier- of leverfunctiestoornis en er kunnen geen
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
eg
is
t
Ouderen
De ervaring met behandeling van patiënten ouder dan 60 jaar met somatropine is beperkt. De
dosisbehoefte kan afnemen met stijgende leeftijd.
re
er
Specifieke populaties
d
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
Benigne intracraniële hypertensie
In gevallen van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornis of misselijkheid en/of braken wordt
fundoscopie ter controle op papiloedeem aangeraden. Als papiloedeem wordt bevestigd, dient een
diagnose van benigne intracraniële hypertensie te worden overwogen en dient de behandeling met
groeihormoon zonodig te worden gestaakt. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om richtlijnen te
geven voor het nemen van klinische beslissingen bij herstelde intracraniële hypertensie. Indien de
behandeling met groeihormoon weer wordt gestart, is nauwlettende monitoring ter controle op
symptomen van intracraniële hypertensie noodzakelijk.
Gevoeligheid voor insuline
G
en
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
17
ee
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
sm
id
Bijnierfunctie
de
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
ln
ie
tl
an
Schildklierfunctie
ge
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
Antistoffen
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen.
Hulpstoffen
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
G
en
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
18
ee
sm
id
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
de
ln
ie
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
tl
an
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
ge
rg
er
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden kan de werking van hGH remmen. Bij
patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij het
aanpassen van de dosis.
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
eg
is
t
re
er
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
d
Borstvoeding
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
G
en
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Vaak: neoplasmaprogressie (1 geval van neoplasmaprogressie bij een vrouwelijke patiënt met een
voorgeschiedenis met neurofibromatose en radiotherapie), acrochordon, craniofaryngioom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: verlaagde of verhoogde aantallen witte bloedcellen, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine,
verlaagd hemoglobine
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon
ee
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
sm
id
de
ln
ie
tl
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
an
19
ge
rg
er
4.8
Bijwerkingen
eg
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
is
t
re
er
d
Endocriene aandoeningen
Vaak: bijnierinsufficiëntie, verlaagde vrije thyroxine, verlaagde vrije tri-jodothyronine, verhoogd
bloed-TSH, hypothyreoïdie*
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: lichte hyperglykemie*
Vaak: verstoorde glucosespiegel in nuchtere toestand, hyperlipidemie, verhoogde insuline in het
bloed, verhoogd bloedcholesterol, verlaagd natrium in het bloed, verhoogde triglyceriden in het bloed,
verhoogde bloedglucose, verhoogd of verlaagd HDL, verhoogd LDL
Niet bekend: insulineresistentie*
Psychische stoornissen
Vaak: slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn
Vaak: paresthesie, hypo-esthesie, carpaletunnelsyndroom, duizeligheid, slaperigheid
Zelden: benigne intracraniële hypertensie*
Oogaandoeningen
Vaak: conjunctivitis, verminderde visusscherpte
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: draaierigheid
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
G
en
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: hematurie, verhoogd urinezuur in het bloed, verhoogde bloedcreatinine
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak: pijn in de tepels
Soms: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: perifeer oedeem, oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
ee
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
sm
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
id
de
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: misselijkheid
ln
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
ie
tl
an
20
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Vaak: vermoeidheid, pijn, asthenie, gelaatsoedeem, lokale zwelling, oedeem, dorst, malaise, pijn in de
borst, gewichtstoename, pijn op de plaats van de injectie
Onderzoeken
Vaak: verhoogd fosfor in het bloed, verhoogde of verlaagde IGF
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Immunogeniciteit
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen rhGH aanmaken. Somatropin Biopartners heeft vorming
van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De bindingsactiviteit van
deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de vorming van deze
antistoffen.
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
de
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
ln
ie
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
tl
4.9
Overdosering
G
en
Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
ee
sm
id
an
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
21
ge
Pediatrische patiënten
4
rg
er
Maligniteiten/tumoren
Er zijn gevallen gemeld van recidive van maligne en benigne tumoren, de novo en secundaire
tumoren, die verband hielden met de periode van behandeling met somatropine.
eg
is
t
re
er
d
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces
cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Somatropine bevordert de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie. Het meest prominente effect van
somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de pijpbeenderen.
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 4,4 mg somatropine met
verlengde afgifte aan volwassenen met GHD, bedroegen de C
max
en t
max
van hGH in plasma
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de t
max
later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
22
G
en
ee
sm
Absorptie
id
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
de
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
ln
ie
tl
an
ge
Klinische werkzaamheid en veiligheid
rg
er
eg
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
is
t
re
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
er
Farmacodynamische effecten
d
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 – 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
6.3
G
en
3 jaar
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
ee
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
Houdbaarheid
sm
id
de
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
ln
Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
ie
tl
an
23
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een roze flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Elke injectieflacon met poeder levert 4 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootte: 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Reconstitutie
Somatropin Biopartners 4 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,6 ml oplosmiddel.
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn. De spuit dient rechtop te worden gehouden en er
dient een lichte druk op de plunjer te worden uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan
het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats van de injectie dient te worden gereinigd met een
alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
24
G
en
ee
sm
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
id
de
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
De injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie maximaal
4 mg somatropine (0,4 ml suspensie) kan worden opgezogen.
eg
is
t
re
er
d
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/002
9.
Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
G
en
ee
sm
id
de
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
7
ln
ie
tl
an
25
ge
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
rg
er
eg
is
t
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
re
er
d
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 7 mg somatropine* (overeenkomend met 21 IE).
Na reconstitutie bevat 0,7 ml suspensie 7 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
G
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
4.2
en
De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
ee
Dosering en wijze van toediening
sm
id
de
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
ln
ie
tl
an
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.
26
ge
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Startdosering
Over het algemeen 2 mg eenmaal per week voor alle patiënten, behalve voor vrouwelijke patiënten die
orale oestrogeentherapie krijgen; deze vrouwen dienen 3 mg eenmaal per week te krijgen.
Bij oudere patiënten en patiënten met overgewicht zijn mogelijk lagere doses nodig.
Geslacht
Man
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
Startdosering
2 mg (6 IE)
2 mg (6 IE)
3 mg (9 IE)
IGF-I-SDS hoger dan +2
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.
Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon
Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
4,5
0,45
5
0,5
één 7 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
5,5
0,55
met 0,9 ml oplosmiddel
6
0,6
6,5
0,65
7
0,7
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 2 of 4 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
tl
an
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
uitgangswaarde
Hetzelfde laten
ge
Hetzelfde laten of
verlagen,
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
27
rg
er
Geen
IGF-I-SDS lager dan -1
eg
IGF-I-SDS
Actie t.o.v.
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
+1,5 mg (vrouw die oraal
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
is
t
re
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
er
d
Om het gedefinieerde behandeldoel te bereiken, hebben mannen mogelijk lagere doses groeihormoon
nodig dan vrouwen. Toediening van oraal oestrogeen verhoogt de dosisvereisten bij vrouwen. Er kan
in de loop van de tijd een verhoogde gevoeligheid voor groeihormoon (uitgedrukt als de verandering
in IGF-I per dosis groeihormoon) worden waargenomen, vooral bij mannen. De toereikendheid van de
dosis groeihormoon dient daarom eenmaal per 6 maanden te worden gecontroleerd.
De dosering van somatropine dient in geval van persistent oedeem of ernstige paresthesie te worden
verlaagd, om de ontwikkeling van carpaletunnelsyndroom te vermijden.
De dosis kan met stappen van 0,5 mg per keer worden verlaagd. Als de symptomen die tot de
dosisverlaging hebben geleid, zijn verdwenen, kan de dosis op basis van het oordeel van de arts op het
lagere niveau blijven of weer worden verhoogd volgens het bovenstaande schema voor
dosisaanpassingen. Als de symptomen na de dosisverhoging terugkeren, dient de dosering op de
eerdere, lagere waarde te worden gehouden.
Specifieke populaties
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met nier- of leverfunctiestoornis en er kunnen geen
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 7 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
Wijze van toediening
G
en
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
28
ee
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
sm
id
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
de
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
eg
Ouderen
De ervaring met behandeling van patiënten ouder dan 60 jaar met somatropine is beperkt. De
dosisbehoefte kan afnemen met stijgende leeftijd.
is
t
re
er
d
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
Benigne intracraniële hypertensie
In gevallen van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornis of misselijkheid en/of braken wordt
fundoscopie ter controle op papiloedeem aangeraden. Als papiloedeem wordt bevestigd, dient een
diagnose van benigne intracraniële hypertensie te worden overwogen en dient de behandeling met
groeihormoon zonodig te worden gestaakt. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om richtlijnen te
geven voor het nemen van klinische beslissingen bij herstelde intracraniële hypertensie. Indien de
behandeling met groeihormoon weer wordt gestart, is nauwlettende monitoring ter controle op
symptomen van intracraniële hypertensie noodzakelijk.
Gevoeligheid voor insuline
G
en
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
29
ee
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
sm
id
Bijnierfunctie
de
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
ln
ie
tl
an
Schildklierfunctie
ge
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
Antistoffen
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen.
Hulpstoffen
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
G
en
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
ee
sm
id
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
de
ln
ie
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
tl
an
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
30
ge
rg
er
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden kan de werking van hGH remmen. Bij
patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij het
aanpassen van de dosis.
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
eg
is
t
re
er
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
d
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
G
en
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
ee
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
sm
id
de
ln
ie
tl
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
an
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
31
ge
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
rg
er
Vruchtbaarheid
eg
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
is
t
re
er
Borstvoeding
d
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Vaak: neoplasmaprogressie (1 geval van neoplasmaprogressie bij een vrouwelijke patiënt met een
voorgeschiedenis met neurofibromatose en radiotherapie), acrochordon, craniofaryngioom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: verlaagde of verhoogde aantallen witte bloedcellen, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine,
verlaagd hemoglobine
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon
Endocriene aandoeningen
Vaak: bijnierinsufficiëntie, verlaagde vrije thyroxine, verlaagde vrije tri-jodothyronine, verhoogd
bloed-TSH, hypothyreoïdie*
Psychische stoornissen
Vaak: slapeloosheid
G
en
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: misselijkheid
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
32
ee
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
sm
id
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
de
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: draaierigheid
ln
ie
Oogaandoeningen
Vaak: conjunctivitis, verminderde visusscherpte
tl
an
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn
Vaak: paresthesie, hypo-esthesie, carpaletunnelsyndroom, duizeligheid, slaperigheid
Zelden: benigne intracraniële hypertensie*
ge
rg
er
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak: lichte hyperglykemie*
Vaak: verstoorde glucosespiegel in nuchtere toestand, hyperlipidemie, verhoogde insuline in het
bloed, verhoogd bloedcholesterol, verlaagd natrium in het bloed, verhoogde triglyceriden in het bloed,
verhoogde bloedglucose, verhoogd of verlaagd HDL, verhoogd LDL
Niet bekend: insulineresistentie*
eg
is
t
re
er
d
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: hematurie, verhoogd urinezuur in het bloed, verhoogde bloedcreatinine
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak: pijn in de tepels
Soms: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: perifeer oedeem, oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Vaak: vermoeidheid, pijn, asthenie, gelaatsoedeem, lokale zwelling, oedeem, dorst, malaise, pijn in de
borst, gewichtstoename, pijn op de plaats van de injectie
Onderzoeken
Vaak: verhoogd fosfor in het bloed, verhoogde of verlaagde IGF
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
G
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
9
en
4.9
Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
33
ee
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Overdosering
sm
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
id
de
Pediatrische patiënten
ln
Maligniteiten/tumoren
Er zijn gevallen gemeld van recidive van maligne en benigne tumoren, de novo en secundaire
tumoren, die verband hielden met de periode van behandeling met somatropine.
ie
tl
an
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
ge
rg
er
Immunogeniciteit
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen rhGH aanmaken. Somatropin Biopartners heeft vorming
van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 4% van de volwassen patiënten. De bindingsactiviteit van
deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de vorming van deze
antistoffen.
eg
is
t
re
er
d
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces
cerevisiae).
Farmacodynamische effecten
Klinische werkzaamheid en veiligheid
G
en
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
ee
sm
id
de
ln
ie
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
tl
an
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
34
ge
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
rg
er
eg
Somatropine bevordert de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie. Het meest prominente effect van
somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de pijpbeenderen.
is
t
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
re
Werkingsmechanisme
er
d
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 4,4 mg somatropine met
verlengde afgifte aan volwassenen met GHD, bedroegen de C
max
en t
max
van hGH in plasma
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de t
max
later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
G
en
6.
6.1
Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
35
ee
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
sm
id
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
de
ln
ie
tl
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
an
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 – 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
ge
rg
er
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
eg
is
t
re
er
d
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
Houdbaarheid
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
36
G
en
ee
sm
id
De injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie maximaal
7 mg somatropine (0,7 ml suspensie) kan worden opgezogen.
de
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
ln
Somatropin Biopartners 7 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,9 ml oplosmiddel.
ie
Reconstitutie
tl
an
Elke injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootte: 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
ge
rg
er
Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtblauwe
flip-off-dop (aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
eg
is
t
re
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
er
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
d
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
9.
G
en
Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
1
ee
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
sm
EU/1/13/849/003
id
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
de
ln
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
ie
tl
an
37
ge
rg
er
eg
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
is
t
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn. De spuit dient rechtop te worden gehouden en er
dient een lichte druk op de plunjer te worden uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan
het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats van de injectie dient te worden gereinigd met een
alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
re
er
d
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 10 mg somatropine* (overeenkomend met 30 IE).
Na reconstitutie bevat 0,5 ml suspensie 10 mg somatropine (20 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
G
en
Dosering
De aanbevolen en maximale dosering is 0,5 mg/kg/week. Deze dosis mag niet worden overschreden.
Bij kinderen dient Somatropin Biopartners subcutaan te worden toegediend in een concentratie van
20 mg/ml. Zie voor instructie over de dosering de tabel hieronder.
Het wordt aanbevolen om een maximaal injectievolume van 1 ml per injectieplaats, overeenkomend
met een dosis van 20 mg somatropine, niet te overschrijden.
Voor kinderen zwaarder dan 20 kg is Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor
suspensie voor injectie met verlengde afgifte beschikbaar.
Voor kinderen zwaarder dan 40 kg kunnen op basis van het lichaamsgewicht 2 injectieflacons (één
injectieflacon van 10 mg en één van 20 mg, of twee injectieflacons van 20 mg) worden gebruikt, zoals
38
ee
De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met
groeihormoondeficiëntie (GHD).
sm
4.2
Dosering en wijze van toediening
id
de
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik bij kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van
2 tot 18 jaar voor langdurige behandeling van groeistoornissen als gevolg van onvoldoende
uitscheiding van endogeen groeihormoon.
ln
ie
tl
an
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.
ge
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
in de tabel hieronder wordt aangegeven. Het maximale injectievolume per injectieplaats mag niet
groter zijn dan 1 ml. Daarom moet bij kinderen die zwaarder zijn dan 40 kg het totale injectievolume
in gelijke delen worden verdeeld over twee injectieplaatsen, omdat er meer dan 1 ml suspensie moet
worden geïnjecteerd.
Omzetting van het lichaamsgewicht van de patiënt naar de dosis, het aantal injectieflacons, het
totale injectievolume en het aantal injecties bij pediatrische patiënten
Lichaams-
gewicht van
de patiënt
(kg)
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
50
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
72
74
76
78
80
Dosis
(mg)
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
Benodigde injectieflacons en
oplosmiddel voor het
bereiden van één dosis*
Injectievolume
(ml)
0,1
0,15
0,2
0,25
0,3
0,35
0,4
0,45
0,5
0,55
0,6
0,65
0,7
0,75
0,8
0,85
0,9
0,95
1,0
1,05
1,1
1,15
1,2
1,25
1,3
1,35
1,4
1,45
1,5
1,55
1,6
1,65
1,7
1,75
1,8
1,85
1,9
1,95
2,0
Aantal
injecties per
dosis
rg
er
eg
1
ee
sm
id
de
ln
één 10 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 0,7 ml oplosmiddel
en
één 20 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
ie
tl
an
één 20 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
ge
is
t
2
één 10 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 0,7 ml oplosmiddel
G
en
Twee 20 mg-injectieflacons,
elk gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
39
re
er
d
Behandeling met dit geneesmiddel dient te worden voortgezet totdat de uiteindelijke lengte is bereikt
of totdat de epifysen zijn gesloten.
Wanneer juveniele GHD nog aanwezig is bij het bereiken van de volwassenheid, moet de behandeling
worden voortgezet om volledige somatische ontwikkeling (bijvoorbeeld van de lichaamssamenstelling
en botmassa) te bereiken. Voor het monitoren is het bereiken van een normale piekbotmassa,
gedefinieerd als een T-score > -1 (d.w.z. gestandaardiseerd naar de gemiddelde piekbotmassa bij
volwassenen, gemeten met behulp van ‘dual Energy X-ray-absorptiometrie’ (DXA) waarbij rekening
wordt gehouden met geslacht en etniciteit) één van de therapeutische doelen tijdens de
overgangsperiode. Wanneer eenmaal een normale piekbotmassa is bereikt, dienen patiënten te worden
overgezet op Somatropin Biopartners voor volwassenen, en dient het dosisadvies voor volwassenen te
worden gevolgd.
Specifieke populaties
Wijze van toediening
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
G
en
4.4
Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
40
ee
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
sm
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Somatropine mag niet worden gebruikt voor groeibevordering bij kinderen met gesloten
epifysen.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
id
4.3
Contra-indicaties
de
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
ln
ie
tl
an
ge
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
rg
er
Pediatrische patiënten (jonger dan 2 jaar)
Somatropin Biopartners mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar.
eg
is
t
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met nier- of leverfunctiestoornis en er kunnen geen
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
re
er
d
Bij pediatrische patiënten is er geen bewijs dat groeihormoonvervanging invloed heeft op het
terugkeerpercentage van hergroei van intracraniële neoplasmata, maar volgens standaard klinische
praktijk is regelmatige beeldvorming van de hypofyse noodzakelijk bij patiënten met een
voorgeschiedenis met hypofyseaandoeningen. Een scan van de uitgangssituatie wordt bij deze
patiënten aanbevolen, voordat groeihormoonvervangingstherapie wordt ingesteld.
Er is een verhoogde kans dat pediatrische patiënten die eerder maligniteiten hebben gehad, secundaire
neoplasmata ontwikkelen wanneer zij met groeihormoon worden behandeld, vooral als de primaire
maligniteit met radiotherapie is behandeld. Deze patiënten dienen voordat de therapie wordt ingesteld
counseling te krijgen met betrekking tot de risico's.
Gevoeligheid voor insuline
G
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
41
en
ee
Bijnierfunctie
sm
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
id
de
ln
ie
Schildklierfunctie
tl
an
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
ge
rg
er
eg
In gevallen van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornis of misselijkheid en/of braken wordt
fundoscopie ter controle op papiloedeem aangeraden. Als papiloedeem wordt bevestigd, dient een
diagnose van benigne intracraniële hypertensie te worden overwogen en dient de behandeling met
groeihormoon zonodig te worden gestaakt. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om richtlijnen te
geven voor het nemen van klinische beslissingen bij herstelde intracraniële hypertensie. Indien de
behandeling met groeihormoon weer wordt gestart, is nauwlettende monitoring ter controle op
symptomen van intracraniële hypertensie noodzakelijk.
is
t
re
er
d
Benigne intracraniële hypertensie
Bij pediatrische patiënten met endocriene aandoeningen, waaronder GHD, kan het vaker voorkomen
dat de dijbeenkop ter hoogte van de epifyse afglijdt. Elk kind dat tijdens behandeling met
groeihormoon mank begint te lopen, dient te worden onderzocht.
De aanbevolen wekelijkse dosering voor kinderen (d.w.z. 0,5 mg/kg) mag niet worden overschreden,
omdat er in deze patiëntengroep beperkte ervaring is met hogere doseringen.
Leukemie
Leukemie is gemeld bij een klein aantal patiënten met GHD, van wie sommigen werden behandeld
met somatropine. Er is echter geen bewijs dat de incidentie van leukemie verhoogd is bij personen die
groeihormoon krijgen maar geen predispositiefactoren hebben.
Antistoffen
Hulpstoffen
G
en
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden remt het groeibevorderende effect van hGH.
Bij patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij
het aanpassen van de dosis, om een remmend effect op de groei te voorkomen.
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
42
ee
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
sm
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
id
de
ln
Reacties op de injectieplaats, in de meeste gevallen zwelling op de injectieplaats, zijn gemeld bij
ongeveer 43% van de pediatrische patiënten. Weinig patiënten staakten de behandeling vanwege
reacties op de injectieplaats (zie rubriek 4.8).
ie
tl
Reacties op de injectieplaats
an
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 33% van de pediatrische patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen. Testen op antistoffen tegen somatropine kan worden overwogen bij
patiënten bij wie geen groeirespons optreedt en bij wie dit niet op andere wijze kan worden verklaard.
ge
rg
er
eg
Progressie van scoliose kan optreden bij patiënten die een snelle groei doormaken. Omdat somatropine
de groeisnelheid verhoogt, dienen patiënten met een voorgeschiedenis met scoliose die worden
behandeld met somatropine gemonitord worden ter controle op scoliose. Van somatropine is niet
aangetoond dat het de incidentie of ernst van scoliose verhoogt.
is
t
re
Scoliose
er
d
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
Borstvoeding
Vruchtbaarheid
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
G
en
4.8
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
ee
Bijwerkingen
sm
id
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
de
ln
ie
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
tl
an
43
ge
rg
er
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
eg
is
t
re
er
d
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
12 maanden durend, gecontroleerd, vergelijkend klinisch onderzoek bij 178 kinderen die niet eerder
waren behandeld en een groeistoornis hadden als gevolg van onvoldoende uitscheiding van endogeen
groeihormoon en in een dosisbepalend onderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd op
gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald):
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon (33%), zie rubriek ‘Beschrijving van
geselecteerde bijwerkingen’, onder ‘Immunogeniciteit’.
G
en
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: artralgie (1,1%), pijn in de ledematen (5,1%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Zeer zelden: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: zwelling op de injectieplaats (30,8%)
Vaak: pijn op de injectieplaats (9,9%), huidverkleuring op de injectieplaats (8,8%), erytheem op de
injectieplaats (7,7%), nodule op de injectieplaats (4,4%), reactie op de injectieplaats (1,1%), warmte
op de injectieplaats (1,1%), pyrexie (2,6%), oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Onderzoeken
Vaak: verlaagd bloedcortisol (2,2%)
ee
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pigmentatiestoornis (1,1%)
sm
id
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: braken (1,1%), buikpijn (1,1%)
de
Bloedvataandoeningen
Zelden: hypertensie*
ln
ie
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: hoofdpijn (4,4%), lethargie (1,1%), duizeligheid (2,6%)
Zelden: paresthesie*
tl
an
Psychische stoornissen
Zeer zelden: slapeloosheid
44
ge
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak: lichte hyperglykemie*
Niet bekend: insulineresistentie*
rg
er
Endocriene aandoeningen
Vaak: hypercortisolisme (7,7%), hypothyreoïdie (2,2%), bijnierschorsinsufficiëntie (3,3%),
hypothyreoïdie secundair aan TSH-deficiëntie (2,6%), verlaagde vrije thyroxine (4,4%), verhoogd
bloed-TSH (2,2%)
eg
is
t
re
er
d
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Reacties op de injectieplaats
De vaakst gemelde bijwerkingen bij kinderen waren aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen.
De meeste van deze bijwerkingen hadden een lichte tot matig-ernstige intensiteit. Weinig patiënten
staakten de behandeling vanwege reacties op de injectieplaats.
Immunogeniciteit
In het pediatrische hoofdonderzoek werden antistofresponsen op somatropine bij twee of meer
opeenvolgende bezoeken waargenomen bij 33% van de patiënten. Er werd geen effect op de veiligheid
of werkzaamheid waargenomen. Het is onwaarschijnlijk dat de antistofresponsen op de behandeling
met Somatropin Biopartners klinisch relevant zijn.
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
G
en
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces
cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Het meest prominente effect van somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de
pijpbeenderen. Daarnaast bevordert het de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie.
45
ee
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
sm
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
id
de
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
ln
Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
ie
tl
an
4.9
Overdosering
ge
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
1
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Farmacodynamische effecten
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
Absorptie
Distributie
G
en
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 – 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
ee
sm
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 0,5 mg/kg somatropine
met verlengde afgifte aan prepuberale kinderen met GHD, bedroegen de C
max
en tmax van hGH in
plasma respectievelijk 60,7 ng/ml en 12 uur. Over het algemeen stegen de C
max
en AUC bij
prepuberale kinderen met GHD ongeveer evenredig met de dosis over een dosisbereik van 0,2 tot
0,7 mg/kg. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij kinderen ongeveer 7,4 uur;
waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de t
max
later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
id
de
ln
ie
tl
an
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
46
ge
In een gerandomiseerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen werden 178 kinderen in
de leeftijd van 3 tot 12 jaar met organische en/of idiopathische GHD gerandomiseerd voor het
ontvangen van ofwel wekelijks toegediend Somatropine Biopartners (0,5 mg/kg/week), ofwel
dagelijks toegediend recombinant hGH (0,03 mg/kg/dag) gedurende 12 maanden. De resultaten lieten
zien dat wekelijks toegediende Somatropin Biopartners niet inferieur was aan dagelijks toegediend
recombinant hGH wat betreft het primaire eindpunt van lengtegroeisnelheid na 12 maanden. Ongeveer
dezelfde resultaten werden verkregen voor alle andere onderzochte parameters, waaronder de lengte-
SDS (standaarddeviatiescore), botmaturatie, IGF-I en IGF BP-3. Bij de kinderen die Somatropin
Biopartners kregen, werd een hogere incidentie van (niet-ernstige) reacties op de injectieplaats en een
hoger percentage vorming van (niet-neutraliserende) antistoffen tegen somatropine waargenomen dan
bij kinderen die dagelijks recombinant groeihormoon kregen toegediend (zie ook rubriek 4.4 en 4.8).
rg
er
eg
is
t
re
er
Klinische werkzaamheid en veiligheid
d
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
6.3
3 jaar
Houdbaarheid
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4
G
en
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtgroene
flip-off-dop (aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Elke injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootten:
47
ee
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
sm
id
de
ln
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
ie
tl
an
ge
Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
rg
er
eg
is
t
re
er
d
1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie
Somatropin Biopartners 10 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,7 ml oplosmiddel.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn.
De spuit dient rechtop te worden gehouden en er dient een lichte druk op de plunjer te worden
uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats
van de injectie dient te worden gereinigd met een alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode
van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
G
en
ee
sm
id
de
ln
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
ie
tl
an
48
ge
rg
er
eg
is
t
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
re
De 10 mg-injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie
maximaal 10 mg somatropine (0,5 ml suspensie) kan worden opgezogen.
er
d
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
1
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
tl
an
49
ge
Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
rg
er
eg
EU/1/13/849/004
EU/1/13/849/005
is
t
re
er
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
d
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 20 mg somatropine* (overeenkomend met 60 IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml suspensie 20 mg somatropine (20 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
G
en
Dosering
De aanbevolen en maximale dosering is 0,5 mg/kg/week. Deze dosis mag niet worden overschreden.
Bij kinderen dient Somatropin Biopartners subcutaan te worden toegediend in een concentratie van
20 mg/ml. Zie voor instructie over de dosering de tabel hieronder.
Het wordt aanbevolen om een maximaal injectievolume van 1 ml per injectieplaats, overeenkomend
met een dosis van 20 mg somatropine, niet te overschrijden.
Voor kinderen tot 20 kg is Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor
injectie met verlengde afgifte beschikbaar.
De maximale hoeveelheid somatropine die uit één injectieflacon met suspensie kan worden
opgezogen, is 20 mg. Dit is voldoende voor de toediening aan kinderen met een lichaamsgewicht tot
40 kg. Voor kinderen zwaarder dan 40 kg kunnen op basis van het lichaamsgewicht 2 injectieflacons
50
ee
De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met
groeihormoondeficiëntie (GHD).
sm
4.2
Dosering en wijze van toediening
id
de
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik bij kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van
2 tot 18 jaar voor langdurige behandeling van groeistoornissen als gevolg van onvoldoende
uitscheiding van endogeen groeihormoon.
ln
ie
tl
an
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.
ge
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
rg
er
eg
is
t
re
er
d
(één injectieflacon van 10 mg en één van 20 mg, of twee injectieflacons van 20 mg) worden gebruikt,
zoals in de tabel hieronder wordt aangegeven. Het maximale injectievolume per injectieplaats mag niet
groter zijn dan 1 ml. Daarom moet bij kinderen die zwaarder zijn dan 40 kg het totale injectievolume
in gelijke delen worden verdeeld over twee injectieplaatsen, omdat er meer dan 1 ml suspensie moet
worden geïnjecteerd.
Omzetting van het lichaamsgewicht van de patiënt naar de dosis, het aantal injectieflacons, het
totale injectievolume en het aantal injecties bij pediatrische patiënten
Lichaams-
gewicht van
de patiënt
(kg)
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
50
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
72
74
76
78
80
Dosis
(mg)
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
Benodigde injectieflacons en
oplosmiddel voor het
bereiden van één dosis*
Injectievolume
(ml)
0,1
0,15
0,2
0,25
0,3
0,35
0,4
0,45
0,5
0,55
0,6
0,65
0,7
0,75
0,8
0,85
0,9
0,95
1,0
1,05
1,1
1,15
1,2
1,25
1,3
1,35
1,4
1,45
1,5
1,55
1,6
1,65
1,7
1,75
1,8
1,85
1,9
1,95
2,0
Aantal
injecties per
dosis
rg
er
de
ln
één 10 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 0,7 ml oplosmiddel
en
één 20 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
eg
1
2
één 10 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 0,7 ml oplosmiddel
G
en
ee
sm
id
Twee 20 mg-injectieflacons,
elk gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
51
ie
tl
an
één 20 mg-injectieflacon,
gereconstitueerd
met 1,2 ml oplosmiddel
ge
is
t
re
er
d
Behandeling met dit geneesmiddel dient te worden voortgezet totdat de uiteindelijke lengte is bereikt
of totdat de epifysen zijn gesloten.
Wanneer juveniele GHD nog aanwezig is bij het bereiken van de volwassenheid, moet de behandeling
worden voortgezet om volledige somatische ontwikkeling (bijvoorbeeld van de lichaamssamenstelling
en botmassa) te bereiken. Voor het monitoren is het bereiken van een normale piekbotmassa,
gedefinieerd als een T-score > -1 (d.w.z. gestandaardiseerd naar de gemiddelde piekbotmassa bij
volwassenen, gemeten met behulp van ‘dual Energy X-ray-absorptiometrie’ (DXA) waarbij rekening
wordt gehouden met geslacht en etniciteit) één van de therapeutische doelen tijdens de
overgangsperiode. Wanneer eenmaal een normale piekbotmassa is bereikt, dienen patiënten te worden
overgezet op Somatropin Biopartners voor volwassenen, en dient het dosisadvies voor volwassenen te
worden gevolgd.
Wijze van toediening
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
G
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Somatropine mag niet worden gebruikt voor groeibevordering bij kinderen met gesloten
epifysen.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
en
4.4
Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
52
ee
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
sm
id
de
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
Pediatrische patiënten (jonger dan 2 jaar)
Somatropin Biopartners mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar.
eg
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met nier- of leverfunctiestoornis en er kunnen geen
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
is
t
re
Specifieke populaties
er
d
Bij pediatrische patiënten is er geen bewijs dat groeihormoonvervanging invloed heeft op het
terugkeerpercentage van hergroei van intracraniële neoplasmata, maar volgens standaard klinische
praktijk is regelmatige beeldvorming van de hypofyse noodzakelijk bij patiënten met een
voorgeschiedenis met hypofyseaandoeningen. Een scan van de uitgangssituatie wordt bij deze
patiënten aanbevolen, voordat groeihormoonvervangingstherapie wordt ingesteld.
Er is een verhoogde kans dat pediatrische patiënten die eerder maligniteiten hebben gehad, secundaire
neoplasmata ontwikkelen wanneer zij met groeihormoon worden behandeld, vooral als de primaire
maligniteit met radiotherapie is behandeld. Deze patiënten dienen voordat de therapie wordt ingesteld
counseling te krijgen met betrekking tot de risico's.
Gevoeligheid voor insuline
Schildklierfunctie
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
53
G
en
ee
sm
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
id
de
ln
ie
tl
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
an
ge
rg
er
In gevallen van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornis of misselijkheid en/of braken wordt
fundoscopie ter controle op papiloedeem aangeraden. Als papiloedeem wordt bevestigd, dient een
diagnose van benigne intracraniële hypertensie te worden overwogen en dient de behandeling met
groeihormoon zonodig te worden gestaakt. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om richtlijnen te
geven voor het nemen van klinische beslissingen bij herstelde intracraniële hypertensie. Indien de
behandeling met groeihormoon weer wordt gestart, is nauwlettende monitoring ter controle op
symptomen van intracraniële hypertensie noodzakelijk.
eg
is
t
re
er
Benigne intracraniële hypertensie
d
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
Bij pediatrische patiënten met endocriene aandoeningen, waaronder GHD, kan het vaker voorkomen
dat de dijbeenkop ter hoogte van de epifyse afglijdt. Elk kind dat tijdens behandeling met
groeihormoon mank begint te lopen, dient te worden onderzocht.
De aanbevolen wekelijkse dosering voor kinderen (d.w.z. 0,5 mg/kg) mag niet worden overschreden,
omdat er in deze patiëntengroep beperkte ervaring is met hogere doseringen.
Leukemie
Leukemie is gemeld bij een klein aantal patiënten met GHD, van wie sommigen werden behandeld
met somatropine. Er is echter geen bewijs dat de incidentie van leukemie verhoogd is bij personen die
groeihormoon krijgen maar geen predispositiefactoren hebben.
Scoliose
Antistoffen
4.5
G
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden remt het groeibevorderende effect van hGH.
Bij patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij
het aanpassen van de dosis, om een remmend effect op de groei te voorkomen.
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
54
en
ee
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
sm
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
id
Hulpstoffen
de
Reacties op de injectieplaats, in de meeste gevallen zwelling op de injectieplaats, zijn gemeld bij
ongeveer 43% van de pediatrische patiënten. Weinig patiënten staakten de behandeling vanwege
reacties op de injectieplaats (zie rubriek 4.8).
ln
ie
Reacties op de injectieplaats
tl
an
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 33% van de pediatrische patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen. Testen op antistoffen tegen somatropine kan worden overwogen bij
patiënten bij wie geen groeirespons optreedt en bij wie dit niet op andere wijze kan worden verklaard.
ge
rg
er
Progressie van scoliose kan optreden bij patiënten die een snelle groei doormaken. Omdat somatropine
de groeisnelheid verhoogt, dienen patiënten met een voorgeschiedenis met scoliose die worden
behandeld met somatropine gemonitord worden ter controle op scoliose. Van somatropine is niet
aangetoond dat het de incidentie of ernst van scoliose verhoogt.
eg
is
t
re
er
d
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
G
en
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
ee
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
sm
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
id
de
Vruchtbaarheid
ln
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
ie
tl
an
Borstvoeding
55
ge
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
rg
er
eg
is
t
re
Zwangerschap
er
d
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
12 maanden durend, gecontroleerd, vergelijkend klinisch onderzoek bij 178 kinderen die niet eerder
waren behandeld en een groeistoornis hadden als gevolg van onvoldoende uitscheiding van endogeen
groeihormoon en in een dosisbepalend onderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd op
gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald):
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon (33%), zie rubriek ‘Beschrijving van
geselecteerde bijwerkingen’, onder ‘Immunogeniciteit’.
G
en
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: artralgie (1,1%), pijn in de ledematen (5,1%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Zeer zelden: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: zwelling op de injectieplaats (30,8%)
Vaak: pijn op de injectieplaats (9,9%), huidverkleuring op de injectieplaats (8,8%), erytheem op de
injectieplaats (7,7%), nodule op de injectieplaats (4,4%), reactie op de injectieplaats (1,1%), warmte
op de injectieplaats (1,1%), pyrexie (2,6%), oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Onderzoeken
Vaak: verlaagd bloedcortisol (2,2%)
ee
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pigmentatiestoornis (1,1%)
sm
id
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: braken (1,1%), buikpijn (1,1%)
de
Bloedvataandoeningen
Zelden: hypertensie*
ln
ie
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: hoofdpijn (4,4%), lethargie (1,1%), duizeligheid (2,6%)
Zelden: paresthesie*
tl
an
Psychische stoornissen
Zeer zelden: slapeloosheid
56
ge
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak: lichte hyperglykemie*
Niet bekend: insulineresistentie*
rg
er
Endocriene aandoeningen
Vaak: hypercortisolisme (7,7%), hypothyreoïdie (2,2%), bijnierschorsinsufficiëntie (3,3%),
hypothyreoïdie secundair aan TSH-deficiëntie (2,6%), verlaagde vrije thyroxine (4,4%), verhoogd
bloed-TSH (2,2%)
eg
is
t
re
er
d
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Reacties op de injectieplaats
De vaakst gemelde bijwerkingen bij kinderen waren aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen.
De meeste van deze bijwerkingen hadden een lichte tot matig-ernstige intensiteit. Weinig patiënten
staakten de behandeling vanwege reacties op de injectieplaats.
Immunogeniciteit
In het pediatrische hoofdonderzoek werden antistofresponsen op somatropine bij twee of meer
opeenvolgende bezoeken waargenomen bij 33% van de patiënten. Er werd geen effect op de veiligheid
of werkzaamheid waargenomen. Het is onwaarschijnlijk dat de antistofresponsen op de behandeling
met Somatropin Biopartners klinisch relevant zijn.
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
G
en
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces
cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Het meest prominente effect van somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de
pijpbeenderen. Daarnaast bevordert het de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie.
57
ee
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
sm
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
id
de
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
ln
Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
ie
tl
an
4.9
Overdosering
ge
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
1
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Farmacodynamische effecten
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
Absorptie
Distributie
G
en
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 – 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
ee
sm
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 0,5 mg/kg somatropine
met verlengde afgifte aan prepuberale kinderen met GHD, bedroegen de C
max
en tmax van hGH in
plasma respectievelijk 60,7 ng/ml en 12 uur. Over het algemeen stegen de C
max
en AUC bij
prepuberale kinderen met GHD ongeveer evenredig met de dosis over een dosisbereik van 0,2 tot
0,7 mg/kg. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij kinderen ongeveer 7,4 uur;
waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de t
max
later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
id
de
ln
ie
tl
an
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
58
ge
In een gerandomiseerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen werden 178 kinderen in
de leeftijd van 3 tot 12 jaar met organische en/of idiopathische GHD gerandomiseerd voor het
ontvangen van ofwel wekelijks toegediend Somatropine Biopartners (0,5 mg/kg/week), ofwel
dagelijks toegediend recombinant hGH (0,03 mg/kg/dag) gedurende 12 maanden. De resultaten lieten
zien dat wekelijks toegediende Somatropin Biopartners niet inferieur was aan dagelijks toegediend
recombinant hGH wat betreft het primaire eindpunt van lengtegroeisnelheid na 12 maanden. Ongeveer
dezelfde resultaten werden verkregen voor alle andere onderzochte parameters, waaronder de lengte-
SDS (standaarddeviatiescore), botmaturatie, IGF-I en IGF BP-3. Bij de kinderen die Somatropin
Biopartners kregen, werd een hogere incidentie van (niet-ernstige) reacties op de injectieplaats en een
hoger percentage vorming van (niet-neutraliserende) antistoffen tegen somatropine waargenomen dan
bij kinderen die dagelijks recombinant groeihormoon kregen toegediend (zie ook rubriek 4.4 en 4.8).
rg
er
eg
is
t
re
er
Klinische werkzaamheid en veiligheid
d
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
6.3
3 jaar
Houdbaarheid
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4
G
en
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een groene flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Elke injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootten:
59
ee
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
sm
id
de
ln
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
ie
tl
an
ge
Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
rg
er
eg
is
t
re
er
d
1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie
Somatropin Biopartners 20 mg dient te worden gereconstitueerd met 1,2 ml oplosmiddel.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn.
De spuit dient rechtop te worden gehouden en er dient een lichte druk op de plunjer te worden
uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats
van de injectie dient te worden gereinigd met een alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode
van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
G
en
ee
sm
id
de
ln
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
ie
tl
an
60
ge
rg
er
eg
is
t
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
re
De 20 mg-injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie
maximaal 20 mg somatropine (1 ml suspensie) kan worden opgezogen.
er
d
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
2
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
tl
an
61
ge
Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
rg
er
eg
EU/1/13/849/006
EU/1/13/849/007
is
t
re
er
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
d
BIJLAGE II
A.
G
en
ee
sm
id
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
de
ln
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
ie
tl
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
an
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
62
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
LG Life Sciences, Ltd.
129, Seokam-ro
Iksan-si, Jeollabuk-do
Zuid-Korea
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
BIOTON S.A.
Macierzysz, 12, Poznanska, Str.,
05-850 Ozarow Mazowiecki,
Polen
B.
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR’s)
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
G
en
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
ee
Risk Management Plan (RMP- risicobeheerplan)
sm
id
de
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder
punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.
ln
ie
tl
an
63
ge
rg
er
eg
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
is
t
re
er
d
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
an
64
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
an
65
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
G
sm
id
de
ln
ie
A. ETIKETTERING
en
ee
66
tl
an
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENDOOS SOMATROPIN BIOPARTNERS 2 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT,
medium-chain triglycerides).
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
6.
G
en
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
ee
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
sm
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
id
de
ln
ie
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
4 injectieflacons met 2 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel
tl
an
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
67
ge
rg
er
eg
is
t
Eén injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine (6 IE). Na reconstitutie bevat 0,2 ml suspensie
2 mg (10 mg/ml).
re
er
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
d
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
EU/1/13/849/001 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
13.
Batch
BATCHNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Somatropin Biopartners 2 mg
G
en
ee
sm
id
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
de
ln
ie
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
tl
an
68
ge
rg
er
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
eg
is
t
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
re
er
d
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET POEDER 2 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
G
en
ee
sm
id
de
ln
2 mg (6 IE)
ie
tl
an
Batch
69
ge
4.
BATCHNUMMER
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Somatropin Biopartners 2 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENDOOS SOMATROPIN BIOPARTNERS 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT,
medium-chain triglycerides).
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
G
en
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
ee
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
sm
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
id
de
ln
ie
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
4 injectieflacons met 4 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel
tl
an
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
70
ge
rg
er
eg
is
t
Eén injectieflacon met poeder levert 4 mg somatropine (12 IE). Na reconstitutie bevat 0,4 ml suspensie
4 mg (10 mg/ml).
re
er
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
d
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
EU/1/13/849/002 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
13.
Batch
BATCHNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Somatropin Biopartners 4 mg
G
en
ee
sm
id
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
de
ln
ie
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
tl
an
71
ge
rg
er
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
eg
is
t
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
re
er
d
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET POEDER 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
4.
Batch
BATCHNUMMER
G
en
ee
sm
id
de
6.
OVERIGE
ln
ie
4 mg (12 IE)
tl
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
an
72
ge
rg
er
EXP
eg
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
is
t
re
er
d
Somatropin Biopartners 4 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENDOOS SOMATROPIN BIOPARTNERS 7 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT,
medium-chain triglycerides).
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
G
en
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
ee
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
sm
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
id
de
ln
ie
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
4 injectieflacons met 7 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel
tl
an
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
73
ge
rg
er
eg
is
t
Eén injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine (21 IE). Na reconstitutie bevat 0,7 ml suspensie
7 mg (10 mg/ml).
re
er
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
d
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
EU/1/13/849/003 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
13.
Batch
BATCHNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Somatropin Biopartners 7 mg
G
en
ee
sm
id
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
de
ln
ie
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
tl
an
74
ge
rg
er
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
eg
is
t
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
re
er
d
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET POEDER 7 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
G
en
ee
sm
id
de
ln
7 mg (21 IE)
ie
tl
an
Batch
75
ge
4.
BATCHNUMMER
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Somatropin Biopartners 7 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENDOOS SOMATROPIN BIOPARTNERS 10 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
somatropine
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
G
en
6.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
76
ee
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
sm
id
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
de
ln
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 injectieflacon met 10 mg poeder
1 injectieflacon met 1,5 ml oplosmiddel
4 injectieflacons met 10 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel
ie
tl
an
ge
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT,
medium-chain triglycerides).
rg
er
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
eg
is
t
Eén injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine (30 IE). Na reconstitutie bevat 0,5 ml
suspensie 10 mg (20 mg/ml).
re
er
d
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
13.
Batch
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
G
en
Somatropin Biopartners 10 mg
ee
INFORMATIE IN BRAILLE
sm
id
de
ln
ie
tl
an
77
ge
EU/1/13/849/004 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
EU/1/13/849/005 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
rg
er
eg
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
is
t
re
er
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
d
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET POEDER 10 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
G
en
ee
sm
id
de
ln
10 mg (30 IE)
ie
tl
an
Batch
78
ge
4.
BATCHNUMMER
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Somatropin Biopartners 10 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENDOOS SOMATROPIN BIOPARTNERS 20 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
somatropine
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
G
en
6.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ee
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
sm
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
id
de
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
20 mg poeder in een injectieflacon en 1,5 ml oplosmiddel in een injectieflacon
1 injectieflacon met 20 mg poeder
1 injectieflacon met 1,5 ml oplosmiddel
4 injectieflacons met 20 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel
ln
ie
tl
an
79
ge
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT,
medium-chain triglycerides).
rg
er
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
eg
is
t
Eén injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine (60 IE). Na reconstitutie bevat 1 ml suspensie
20 mg (20 mg/ml).
re
er
d
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Batch
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
G
en
16.
Somatropin Biopartners 20 mg
ee
INFORMATIE IN BRAILLE
sm
id
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
de
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
ln
ie
tl
13.
BATCHNUMMER
an
EU/1/13/849/006 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
EU/1/13/849/007 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
80
ge
rg
er
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
eg
is
t
re
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
er
d
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET POEDER 20 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
4.
Batch
BATCHNUMMER
G
en
ee
sm
id
de
6.
OVERIGE
ln
ie
20 mg (60 IE)
tl
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
an
81
ge
rg
er
EXP
eg
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
is
t
re
er
d
Somatropin Biopartners 20 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Somatropin Biopartners
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Batch
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,5 ml vetzuren met middellange ketens
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
6.
OVERIGE
tl
an
82
ge
rg
er
4.
BATCHNUMMER
eg
is
t
re
er
d
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
G
sm
id
de
ln
ie
tl
B. BIJSLUITER
en
ee
83
an
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
G
Dit geneesmiddel wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een tekort (deficiëntie)
aan groeihormoon, die
-
als kind al een tekort aan groeihormoon hadden, of
-
die als volwassene niet genoeg groeihormoon hebben.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
en
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft kanker.
Vertel het uw arts als u een actieve tumor (kanker) heeft. Tumoren moeten inactief zijn en uw
behandeling tegen kanker moet voltooid zijn voordat u kunt starten met uw behandeling met
84
ee
Somatropin Biopartners bevat humaan groeihormoon, ook wel somatropine genoemd. Groeihormoon
reguleert de groei en ontwikkeling van cellen.
sm
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
id
de
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
ln
ie
tl
an
ge
-
rg
er
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
eg
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
is
t
re
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
er
d
somatropine
-
-
-
groeihormoon. Uw arts zal uw behandeling met dit geneesmiddel stopzetten als er tekenen zijn
van tumorgroei.
U bent ziek vanwege een ernstige hart- of maagoperatie.
U wordt na een ernstig ongeluk voor meerdere letsels behandeld.
U heeft plotselinge ademhalingsproblemen.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt als een van de volgende situaties op u van
toepassing is:
-
U bent een volwassene die tijdens uw kinderjaren is behandeld met groeihormoon:
Uw arts zal u opnieuw controleren op een tekort aan groeihormoon voordat hij/zij de
behandeling opnieuw zal starten/voortzetten;
-
U heeft een erfelijke ziekte die prader-willisyndroom wordt genoemd:
U mag niet worden behandeld met dit geneesmiddel, behalve wanneer u ook een tekort aan
groeihormoon heeft;
-
U heeft een tumor gehad:
Uw arts zal u vaak onderzoeken, om te verzekeren dat de tumor niet is teruggekeerd;
-
U heeft symptomen als ernstige en terugkerende hoofdpijn, veranderingen van het
gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken, die het gevolg kunnen zijn van een verhoogde
druk in de schedel tijdens de behandeling met groeihormoon;
-
U lijdt aan organisch groeihormoontekort (een gebrek aan groeihormoon als gevolg van een
beschadiging van de hypofyse, of van het gedeelte van de hersenen dat hypothalamus wordt
genoemd) of aan een verminderde uitscheiding van hormonen door de hypofyse:
Uw arts zal de gehaltes van uw bijnierhormonen (glucocorticoïden) controleren, Deze hormonen
moeten misschien worden aangepast wanneer de behandeling met groeihormoon eenmaal
begint.
Controles tijdens de behandeling
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar dienen injectieflacons
met 10 mg en 20 mg somatropine te worden gebruikt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
G
en
Gebruikt u naast Somatropin Biopartners nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Vertel het uw arts met name als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt of als u dit kort
geleden heeft gedaan. Het kan zijn dat uw arts de dosering van Somatropin Biopartners of die van de
andere geneesmiddelen moet aanpassen:
-
corticosteroïden, zoals cortison of prednisolon: geneesmiddelen om ontstekingen tegen te gaan
of om de activiteit van het immuunsysteem te remmen, zodat getransplanteerde organen niet
worden afgestoten, of om astma te behandelen
-
thyroxine: een geneesmiddel om een verminderde schildklierfunctie te behandelen
-
insuline: een geneesmiddel om de bloedsuikerspiegel te verlagen
De arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend in de gaten houden, omdat het effect van
85
ee
sm
id
de
Uw arts kan het suikergehalte in uw urine of in uw bloed controleren, omdat deze gehaltes
kunnen worden beïnvloed door dit geneesmiddel.
Uw schildklierfunctie moet regelmatig worden onderzocht, omdat dit geneesmiddel invloed kan
hebben op de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.
Als uw schildklier niet goed werkt, werkt dit geneesmiddel mogelijk niet zo goed als het zou
moeten doen.
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
-
-
-
insuline verminderd kan zijn.
oestrogeen dat via de mond (oraal ) wordt ingenomen of andere geslachtshormonen
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen
cyclosporine: een geneesmiddel om het immuunsysteem te onderdrukken.
Zwangerschap en borstvoeding
U mag Somatropin Biopartners niet gebruiken als u zwanger bent of probeert zwanger te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week geïnjecteerd.
De dosis wordt door uw arts berekend, op de manier die hieronder staat beschreven. De dosering kan
van persoon tot persoon verschillen. Uw arts zal u altijd de minimale effectieve dosis voorschrijven,
op basis van uw specifieke behoeften.
Uw dosering moet eenmaal in de 6 maanden door uw arts worden gecontroleerd.
De aanbevolen startdosis is 2 mg somatropine, eenmaal per week geïnjecteerd. Voor vrouwen die
orale oestrogenen slikken is de startdosis meestal 3 mg, eenmaal per week geïnjecteerd.
Uw arts kan beslissen om met een lagere dosis te beginnen. Als het nodig is, zal uw arts deze dosis
geleidelijk verhogen, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert en van de gehaltes van een
groeifactor in uw bloed die IGF-I wordt genoemd. De gehaltes IGF-I in uw bloed moeten regelmatig
worden gecontroleerd, zodat ze binnen de grenzen van de normale waarden voor uw leeftijd en
geslacht kunnen worden gehouden.
Dosisverlaging kan noodzakelijk zijn:
-
bij patiënten ouder dan 60 jaar
-
bij patiënten die langdurige zwelling van weefsels krijgen als gevolg van het vasthouden van
vocht, of die ongewone dingen gaan voelen, zoals een prikkelend of tintelend gevoel, of jeuk
-
om de ontwikkeling van carpale-tunnelsyndroom te vermijden, waarbij de zenuw die door de
pols loopt (de mediane zenuw) wordt samengedrukt, waardoor een verdoofd gevoel en pijn in
de hand ontstaat
-
nadat het geneesmiddel gedurende lange tijd gebruikt is, vooral bij mannen.
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
an
86
ge
rg
er
Stoffen in dit middel waarmee u rekening moet houden
eg
Somatropin Biopartners heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het
vermogen om machines te bedienen.
is
t
re
er
Het is niet bekend of dit geneesmiddel in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding
geeft, mag u dit geneesmiddel alleen gebruiken als uw arts zegt dat dit beslist noodzakelijk is.
d
Zie ook de vereiste aanpassingen die zijn beschreven in rubriek 2, ‘Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?’.
Wijze van toediening
Nadat het poeder gelijkmatig gemengd is met het meegeleverde oplosmiddel wordt dit geneesmiddel
onder de huid geïnjecteerd. Dit betekent dat de suspensie, na bereiding, met een kort naaldje in het
onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd. Na de injectie wordt het groeihormoon langzaam, over een
periode van ongeveer een week, aan uw lichaam afgegeven.
De injectie moet altijd op dezelfde dag van de week en op hetzelfde tijdstip van de dag worden
toegediend, omdat het dan gemakkelijker te onthouden is.
Informatie over het bij uzelf injecteren van Somatropin Biopartners
G
en
Hoe bereidt u de suspensie?
1.
Neem de doos uit de koelkast. Was uw handen grondig met water en zeep en droog ze met een
schone handdoek af voordat u uw injectie bereidt. Dit helpt infecties te voorkomen.
Verwarm de injectieflacon met oplosmiddel tot kamertemperatuur door hem rustig tussen uw handen
te rollen. Klop en schud de injectieflacon met poeder om ervoor te zorgen dat het poeder vrij
beweegt.
2.
ee
Verzamel voordat u begint de volgende spullen:
-
in de verpakking meegeleverd
- injectieflacon Somatropin Biopartners met de werkzame stof
- injectieflacon Somatropin Biopartners met 1,5 ml oplossing voor suspensie voor injectie
-
niet in de verpakking meegeleverd
- één steriele injectiespuit met een naald van 19 Gauge (19G) of dikker om het oplosmiddel op te
zuigen
- één steriele injectiespuit met een naald van 26 Gauge (26G) voor de injectie
- alcoholdoekjes
- droog gaasje of wattenbol
- een kleefpleister
- doos om gebruikte injectiespuiten en naalden in weg te gooien.
sm
id
de
ln
ie
tl
Volg de instructies nauwgezet, stap voor stap.
an
87
ge
Als dit geneesmiddel per ongeluk in de spier in plaats van onder de huid wordt toegediend, kan dit tot
gevolg hebben dat de bloedsuikerspiegel te laag wordt. Neem als dit gebeurt contact op met uw arts.
rg
er
Injecteer het geneesmiddel zoals uw arts u dat heeft verteld. Uw arts zal u ook vertellen welke dosis u
moet gebruiken en hoe u deze dosis moet injecteren met de injectieflacons die aan u zijn
voorgeschreven. Vetweefsel onder de huid kan, bij herhaalde toediening op dezelfde plaats, krimpen
op de plaats van de injectie. Om dit te vermijden, moet u elke keer een andere injectieplaats kiezen.
Hierdoor krijgen uw huid en het gebied onder uw huid tijd om van de ene injectie te herstellen voordat
een andere injectie op dezelfde plaats wordt toegediend.
eg
is
t
re
Als u dit geneesmiddel aan uzelf toedient, zal men u laten zien hoe u de injectie moet bereiden en
toedienen. U mag dit geneesmiddel alleen aan uzelf toedienen als u hiervoor een training heeft gehad
en de procedure begrijpt.
er
d
3.
Verwijder de beschermdop van beide injectieflacons, zoals te zien is in afbeelding 3a. Reinig de
rubberen stop van beide injectieflacons met een alcoholdoekje (afbeelding 3b).
Afbeelding 3a
Afbeelding 3b
4.
G
en
ee
sm
id
de
Afbeelding 4
ln
Steek de naald door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon met oplosmiddel, en
spuit alle lucht in de injectieflacon.
ie
tl
-
-
-
0,4 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 2 mg
0,6 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 4 mg
0,9 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 7 mg
an
88
ge
Gebruik een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling, met een naald van 19 G of dikker voor het
opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. Haal de beschermhuls van de naald af en vul de
injectiespuit met een volume lucht dat even groot is als het benodigde volume oplosmiddel voor
injectie, om het opzuigen van het oplosmiddel makkelijker te maken:
rg
er
eg
is
t
re
er
d
5.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in het
oplosmiddel, zoals te zien is in afbeelding 5. Zuig langzaam het benodigde volume oplosmiddel op.
Klop zacht op de injectiespuit om luchtbelletjes te verwijderen. Oefen lichte druk uit door de plunjer
omhoog te duwen, totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en de naald verdwenen zijn. Ga verder
met het vullen van de injectiespuit met het juiste volume oplosmiddel voor injectie, zoals beschreven
is in de tekst bij afbeelding 4 hierboven. Trek de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon.
Gebruik eventueel overgebleven oplosmiddel niet voor een volgende bereiding!
Afbeelding 5
Afbeelding 6
G
en
ee
sm
id
de
Afbeelding 7
ln
ie
tl
7.
Zwenk hard met de injectieflacon zonder de rubberen bovenkant met uw vingers aan te raken, totdat
de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer 60 seconden, maar kan tot
90 seconden duren. U mag pas stoppen met zwenken wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet
en al het poeder van de bodem in de vloeistof is verspreid. Direct gebruiken, want de vaste stof slaat
weer neer als u de suspensie laat staan.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het niet goed gemengd kan worden.
an
89
ge
rg
er
eg
6.
Injecteer de hele inhoud van de injectiespuit in de injectieflacon met poeder, terwijl u de
injectienaald tegen de wand van de injectieflacon houdt. Trek de injectiespuit eruit en gooi hem weg.
is
t
re
er
d
Hoe zuigt u de suspensie op?
8.
Reinig de rubberen stop opnieuw met een nog niet gebruikt alcoholdoekje.
Neem een nieuwe injectiespuit met een naald van 26G. Neem de beschermhuls van de naald. Steek
de naald recht door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon in de suspensie.
Afbeelding 8
sm
G
en
11.
ee
Reinig de plaats van de injectie met een nog niet gebruikt alcoholdoekje. Raak de naald niet aan en
laat hem vóór de injectie met geen enkel oppervlak in aanraking komen.
id
10.
Klop zacht op de injectiespuit om kleine luchtbelletjes te verwijderen. Houd de injectiespuit rechtop.
Oefen een lichte druk uit op de plunjer totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de
naald verschijnt.
Afbeelding 10
de
Hoe injecteert u de suspensie?
ln
ie
tl
an
90
ge
Afbeelding 9
rg
er
eg
is
t
9.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in de
suspensie, zoals te zien is in afbeelding 9. Zuig de suspensie langzaam op. Omdat het een dik
mengsel is, kan het zijn dat de injectiespuit zich langzaam vult. Als het instromen stopt of als er
luchtbelletjes verschijnen, klop dan zacht met uw vingers op de injectiespuit. Oefen een lichte druk
uit op de plunjer om de luchtbelletjes kwijt te raken. Ga dan verder met het vullen van de
injectiespuit met het juiste volume suspensie, volgens het advies van uw arts. Trek de injectiespuit uit
de injectieflacon.
re
er
d
12.
Knijp zacht in de gereinigde huid zodat een huidplooi wordt gevormd. Houd de plooi gedurende de
hele injectie tussen uw duim en wijsvinger. Houd de injectiespuit stevig vast aan de vingergreep.
Steek de hele lengte van de naald in een rechte hoek (90 graden) in de huidplooi, zoals te zien is in
afbeelding 12.
Afbeelding 12
13.
De suspensie is uitsluitend bedoeld voor onmiddellijk, eenmalig gebruik. Alle suspensie die na de
injectie overblijft, moet worden afgevoerd.
14.
Zorg ervoor dat alle gebruikte injectiespuiten en -naalden na eenmalig gebruik op een veilige manier
worden afgevoerd.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week gebruikt. Het is belangrijk dat elke dosis op het geplande
tijdstip wordt toegediend. Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts. Hij/zij zal u
helpen met het vaststellen van een nieuw doseringsschema. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
G
en
Vraag uw arts om advies voordat u stopt met de behandeling. Als u de behandeling onderbreekt of er
te vroeg mee stopt, kan dit het succes van de behandeling verminderen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
ee
sm
id
de
ln
Raadpleeg uw arts als u te veel van dit middel heeft gebruikt.
Als u te veel van dit middel heeft gebruikt, kan uw bloedsuikerspiegel in eerste instantie dalen en te
laag worden. Vervolgens kan hij stijgen en te hoog worden. Langdurige overdosering kan leiden tot
een meer dan normale groei van de oren, neus, lippen, tong en het kaakbeen.
ie
tl
an
91
ge
rg
er
Injecteer de suspensie over een periode van 5 seconden door zacht op de plunjer te duwen totdat de
injectiespuit leeg is. Laat de huid tijdens de injectie langzaam los. Wacht na de injectie een paar
seconden en trek dan snel de naald eruit, met de plunjer nog steeds naar binnen geduwd. Oefen met
een droog gaasje of een wattenbol een lichte druk uit op de plaats van de injectie. Houd de druk nog
een paar tellen vast als er een druppeltje bloed verschijnt.
Plak een kleefpleister op de plaats van de injectie.
eg
is
t
re
er
d
Bijwerkingen die zeer vaak gemeld werden bij volwassenen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de
10 personen) waren zwelling van weefsel als gevolg van vocht vasthouden, een lichte stijging van de
bloedsuikerspiegel en hoofdpijn. De bijwerkingen waren over het algemeen van tijdelijke aard en licht
tot matig-ernstig.
Ontwikkeling van nieuwe tumoren en terugkeer van eerder bestaande tumoren zijn gemeld tijdens
behandeling met groeihormonen. Het is niet bekend hoe vaak dit kan voorkomen, maar als u vermoedt
dat dit bij u het geval is, moet u contact opnemen met uw arts omdat de behandeling dan misschien
moet worden gestopt.
Bijwerkingen kunnen met de volgende frequenties optreden:
Vaak: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 personen
virusinfectie
huiduitstulpingen (een vorm van onschadelijke huidgroei)
vermoeidheid
zwakte, zich niet goed voelen
gezwollen gezicht
dorst
pijn, pijn in de borst, pijn op de plaats van de injectie
pijn in de rug, armen, benen, schouders, botten, gewrichten
slapeloosheid
Verminderde gevoeligheid, verdoofd en tintelend gevoel in de vingers en handpalm door een
beklemde zenuw in de pols (carpale-tunnelsyndroom)
duizeligheid, slaperigheid
stijfheid in de spieren of botten, spierzwakte, spierpijn, een zwaar gevoel
peesontsteking, gezwollen gewrichten, ontsteking van de gewrichten
roodverkleuring van de ogen, verminderd gezichtsvermogen, vertigo (een gevoel van
duizeligheid of snel ronddraaien)
versnelde of onregelmatige hartslag
hoge bloeddruk
bloedneus
misselijkheid
verhoogd gehalte bilirubine, een stof die door de lever wordt aangemaakt
ontsteking van de galblaas
acne, meer transpireren, huiduitslag
allergische huidreacties zoals roodheid, irritatie, jeuk
bloed in de urine
pijn in de tepels
verminderde bijnierwerking (wat zich kan uiten als vermoeidheid)
verminderde schildklierwerking
verhoogde vetgehaltes in het bloed
gewichtstoename
vorming van stoffen in het bloed (antistoffen) die aan groeihormoon kunnen binden
veranderingen in uitslagen van bloedonderzoek, zoals een verandering van het aantal witte
bloedcellen of verhoogde concentraties van insuline, suiker, natrium of bepaalde vetachtige
stoffen in het bloed
veranderingen in uitslagen van leverfunctietests
een bepaald type goedaardige hersentumor, craniofaryngioom genoemd
G
en
Soms: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
vergroting van de borst bij mannen
Zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 personen
symptomen van verhoogde druk in de schedel, zoals ernstige en terugkerende hoofdpijn,
veranderingen van het gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken.
92
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Niet bekend, frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
een verminderde reactie op insuline (insuline-resistentie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
2
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Houdbaarheid na reconstitutie met oplosmiddel
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
G
en
De andere stoffen in dit middel zijn natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij
natriumdiwaterstoffosfaat en watervrij dinatriumfosfaat.
Hoe ziet Somatropin Biopartners eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Somatropin Biopartners is een poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte. Het poeder is wit tot bijna-wit, het oplosmiddel is een heldere vloeistof.
ee
De werkzame stof in dit middel is somatropine.
-
Somatropin Biopartners 2 mg:
één injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine,
overeenkomend met 6 IE. Na bereiding bevat 0,2 ml suspensie 2 mg somatropine (10 mg/ml).
-
Somatropin Biopartners 4 mg:
één injectieflacon met poeder levert 4 mg somatropine,
overeenkomend met 12 IE. Na bereiding bevat 0,4 ml suspensie 4 mg somatropine (10 mg/ml).
-
Somatropin Biopartners 7 mg:
één injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine,
overeenkomend met 21 IE. Na bereiding bevat 0,7 ml suspensie 7 mg somatropine (10 mg/ml).
Somatropin Biopartners 2 mg:
2 mg (6 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een gele ‘flip-off’-dop (aluminium en
kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
93
sm
id
de
ln
ie
tl
an
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
ge
Na bereiding moet het product onmiddellijk worden gebruikt.
rg
er
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
eg
Bewaarcondities voor het ongeopende product
is
t
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
re
er
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
d
Somatropin Biopartners 4 mg:
4 mg (12 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een roze ‘flip-off’-dop (aluminium en
kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Somatropin Biopartners 7 mg:
7 mg (21 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtblauwe ‘flip-off’-dop
(aluminium en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een
glazen injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Fabrikant
BIOTON S.A.
Macierzysz, 12, Poznanska, Str.,
05-850 Ozarow Mazowiecki,
Polen
Deze bijsluiter is goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
2
G
en
ee
sm
id
de
ln
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
ie
tl
an
94
ge
rg
er
eg
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0)7121 948 7756
Fax: +49 (0)7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
is
t
re
er
d
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met
verlengde afgifte
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met
verlengde afgifte
Voor kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
somatropine
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
-
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
G
en
Dit geneesmiddel wordt gebruikt voor de behandeling van groeistoornissen (groeideficiëntie) bij
kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar met onvoldoende uitscheiding van groeihormoon.
Het is geïndiceerd voor langdurig gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft kanker.
Vertel het uw arts als u een actieve tumor (kanker) heeft. Tumoren moeten inactief zijn en uw
behandeling tegen kanker moet voltooid zijn voordat u kunt starten met uw behandeling met
groeihormoon. Uw arts zal uw behandeling met dit geneesmiddel stopzetten als er tekenen zijn
95
ee
sm
Somatropin Biopartners bevat humaan groeihormoon, ook wel somatropine genoemd. Groeihormoon
reguleert de groei en ontwikkeling van cellen. Wanneer het de groei van cellen in de pijpbeenderen
van de benen en de ruggengraat stimuleert, veroorzaakt het lengtegroei.
id
de
ln
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
ie
tl
an
ge
rg
er
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
eg
is
t
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
re
er
d
-
-
-
-
van tumorgroei.
U bent een kind dat al gestopt is met groeien.
U bent ziek vanwege een ernstige hart- of maagoperatie.
U wordt na een ernstig ongeluk voor meerdere letsels behandeld.
U heeft plotselinge ademhalingsproblemen.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt als een van de volgende situaties op u van
toepassing is:
-
U heeft een erfelijke ziekte die prader-willisyndroom wordt genoemd:
U mag niet worden behandeld met dit geneesmiddel, behalve wanneer u ook een tekort aan
groeihormoon heeft;
-
U heeft een tumor gehad:
Uw arts zal u vaak onderzoeken, om te verzekeren dat de tumor niet is teruggekeerd;
-
U heeft symptomen als ernstige en terugkerende hoofdpijn, veranderingen van het
gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken, die het gevolg kunnen zijn van een verhoogde
druk in de schedel tijdens de behandeling met groeihormoon;
-
U lijdt aan organisch groeihormoontekort (een gebrek aan groeihormoon als gevolg van een
beschadiging van de hypofyse, of van het gedeelte van de hersenen dat hypothalamus wordt
genoemd) of aan een verminderde uitscheiding van hormonen door de hypofyse:
Uw arts zal de gehaltes van uw bijnierhormonen (glucocorticoïden) controleren, Deze hormonen
moeten misschien worden aangepast wanneer de behandeling met groeihormoon eenmaal
begint.
Controles tijdens de behandeling
-
-
-
Dit geneesmiddel mag niet worden gebruikt door kinderen jonger dan 2 jaar.
G
en
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Somatropin Biopartners nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Vertel het uw arts met name als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt of als u dit kort
geleden heeft gedaan. Het kan zijn dat uw arts de dosering van Somatropin Biopartners of die van de
andere geneesmiddelen moet aanpassen:
-
corticosteroïden, zoals cortison of prednisolon: geneesmiddelen om ontstekingen tegen te gaan
of om de activiteit van het immuunsysteem te remmen, zodat getransplanteerde organen niet
worden afgestoten, of om astma te behandelen
-
thyroxine: een geneesmiddel om een verminderde schildklierfunctie te behandelen
96
ee
Kinderen jonger dan 2 jaar
sm
id
de
-
-
Uw arts kan het suikergehalte in uw urine of in uw bloed controleren, omdat deze gehaltes
kunnen worden beïnvloed door dit geneesmiddel.
Uw schildklierfunctie moet regelmatig worden onderzocht, omdat dit geneesmiddel invloed kan
hebben op de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.
Als uw schildklier niet goed werkt, werkt dit geneesmiddel mogelijk niet zo goed als het zou
moeten doen.
Informeer de arts als u tijdens de behandeling mank begint te lopen.
Als u een tumor heeft gehad, zal uw arts u vóór de behandeling en regelmatig tijdens de
behandeling onderzoeken. Dit is omdat de arts de behandeling zal stoppen in het geval dat er
een tumor ontstaat.
Als u een ongewone kromming van de ruggengraat heeft, zal uw arts u regelmatig controleren
op verergering van deze aandoening.
ln
ie
tl
an
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
-
-
-
-
insuline: een geneesmiddel om de bloedsuikerspiegel te verlagen
De arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend in de gaten houden, omdat het effect van
insuline verminderd kan zijn.
oestrogeen dat via de mond (oraal ) wordt ingenomen of andere geslachtshormonen
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen
cyclosporine: een geneesmiddel om het immuunsysteem te onderdrukken.
Zwangerschap en borstvoeding
U mag Somatropin Biopartners niet gebruiken als u zwanger bent of probeert zwanger te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stoffen in dit middel waarmee u rekening moet houden
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week geïnjecteerd.
De dosis wordt door uw arts berekend, op de manier die hieronder staat beschreven. De dosering kan
van persoon tot persoon verschillen. Uw arts zal u altijd de minimale effectieve dosis voorschrijven,
op basis van uw specifieke behoeften.
Uw dosering moet eenmaal in de 6 maanden door uw arts worden gecontroleerd.
De aanbevolen dosis is 0,5 mg somatropine per kilo lichaamsgewicht, eenmaal per week geïnjecteerd.
G
en
Er mag niet meer worden geïnjecteerd dan de wekelijkse dosis van 0,5 mg somatropine per kilo
lichaamsgewicht, vanwege de beperkte ervaring met hogere doses bij kinderen.
Somatropin Biopartners 10 mg is voldoende voor gebruik bij kinderen met een lichaamsgewicht tot
20 kg. Somatropin Biopartners 20 mg is voldoende voor gebruik bij kinderen met een
lichaamsgewicht tot 40 kg. Als u zwaarder bent dan 40 kg moeten twee injectieflacons worden
gebruikt.
Het maximale injectievolume per injectieplaats mag niet groter zijn dan 1 ml. Daarom moet, als u
zwaarder bent dan 40 kg, het totale injectievolume in gelijke delen worden verdeeld over twee
injectieplaatsen, omdat er meer dan 1 ml suspensie moet worden geïnjecteerd.
Zie ook de vereiste aanpassingen die zijn beschreven in rubriek 2, ‘Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?’.
97
ee
sm
id
de
ln
ie
Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
tl
an
ge
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
‘natriumvrij’.
rg
er
Somatropin Biopartners heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het
vermogen om machines te bedienen.
eg
is
t
re
Het is niet bekend of dit geneesmiddel in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding
geeft, mag u dit geneesmiddel alleen gebruiken als uw arts zegt dat dit beslist noodzakelijk is.
er
d
Wijze van toediening
Nadat het poeder gelijkmatig gemengd is met het meegeleverde oplosmiddel wordt dit geneesmiddel
onder de huid geïnjecteerd. Dit betekent dat de suspensie, na bereiding, met een kort naaldje in het
onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd. Na de injectie wordt het groeihormoon langzaam, over een
periode van ongeveer een week, aan uw lichaam afgegeven.
De injectie moet altijd op dezelfde dag van de week en op hetzelfde tijdstip van de dag worden
toegediend, omdat het dan gemakkelijker te onthouden is.
Als u dit geneesmiddel aan uzelf toedient, zal men u laten zien hoe u de injectie moet bereiden en
toedienen. U mag dit geneesmiddel alleen aan uzelf toedienen als u hiervoor een training heeft gehad
en de procedure begrijpt.
Als dit geneesmiddel per ongeluk in de spier in plaats van onder de huid wordt toegediend, kan dit tot
gevolg hebben dat de bloedsuikerspiegel te laag wordt. Neem als dit gebeurt contact op met uw arts.
Informatie over het bij uzelf injecteren van Somatropin Biopartners
Volg de instructies nauwgezet, stap voor stap.
Hoe bereidt u de suspensie?
G
en
1.
2.
ee
Verzamel voordat u begint de volgende spullen:
-
in de verpakking meegeleverd
- injectieflacon Somatropin Biopartners met de werkzame stof
- injectieflacon Somatropin Biopartners met 1,5 ml oplossing voor suspensie voor injectie
-
niet in de verpakking meegeleverd
- één steriele injectiespuit met een naald van 19 Gauge (19G) of dikker om het oplosmiddel op te
zuigen
- één steriele injectiespuit met een naald van 26 Gauge (26G) voor de injectie
- alcoholdoekjes
- droog gaasje of wattenbol
- een kleefpleister
- doos om gebruikte injectiespuiten en naalden in weg te gooien.
Neem de doos uit de koelkast. Was uw handen grondig met water en zeep en droog ze met een
schone handdoek af voordat u uw injectie bereidt. Dit helpt infecties te voorkomen.
Verwarm de injectieflacon met oplosmiddel tot kamertemperatuur door hem rustig tussen uw handen
te rollen. Klop en schud de injectieflacon met poeder om ervoor te zorgen dat het poeder vrij
beweegt.
sm
id
de
ln
ie
tl
an
98
ge
rg
er
Injecteer het geneesmiddel zoals uw arts u dat heeft verteld. Uw arts zal u ook vertellen welke dosis u
moet gebruiken en hoe u deze dosis moet injecteren met de injectieflacons die aan u zijn
voorgeschreven. Vetweefsel onder de huid kan, bij herhaalde toediening op dezelfde plaats, krimpen
op de plaats van de injectie. Om dit te vermijden, moet u elke keer een andere injectieplaats kiezen.
Hierdoor krijgen uw huid en het gebied onder uw huid tijd om van de ene injectie te herstellen voordat
een andere injectie op dezelfde plaats wordt toegediend.
eg
is
t
re
er
d
3.
Verwijder de beschermdop van beide injectieflacons, zoals te zien is in afbeelding 3a. Reinig de
rubberen stop van beide injectieflacons met een alcoholdoekje (afbeelding 3b).
Afbeelding 3a
Afbeelding 3b
4.
G
en
ee
sm
id
de
ln
Steek de naald door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon met oplosmiddel, en
spuit alle lucht in de injectieflacon.
Afbeelding 4
ie
tl
-
-
0,7 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 10 mg
1,2 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 2 ml voor Somatropin Biopartners 20 mg
an
99
ge
Gebruik een injectiespuit van 1 ml of 2 ml met maatverdeling, met een naald van 19 G of dikker voor
het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. Haal de beschermhuls van de naald af en vul
de injectiespuit met een volume lucht dat even groot is als het benodigde volume oplosmiddel voor
injectie, om het opzuigen van het oplosmiddel makkelijker te maken:
rg
er
eg
is
t
re
er
d
5.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in het
oplosmiddel, zoals te zien is in afbeelding 5. Zuig langzaam het benodigde volume oplosmiddel op.
Klop zacht op de injectiespuit om luchtbelletjes te verwijderen. Oefen lichte druk uit door de plunjer
omhoog te duwen, totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en de naald verdwenen zijn. Ga verder
met het vullen van de injectiespuit met het juiste volume oplosmiddel voor injectie, zoals beschreven
is in de tekst bij afbeelding 4 hierboven. Trek de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon.
Gebruik eventueel overgebleven oplosmiddel niet voor een volgende bereiding!
Afbeelding 5
Afbeelding 6
G
en
ee
sm
id
de
ln
Afbeelding 7
ie
tl
7.
Zwenk hard met de injectieflacon zonder de rubberen bovenkant met uw vingers aan te raken, totdat
de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer 60 seconden, maar kan tot
90 seconden duren. U mag pas stoppen met zwenken wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet
en al het poeder van de bodem in de vloeistof is verspreid. Direct gebruiken, want de vaste stof slaat
weer neer als u de suspensie laat staan.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het niet goed gemengd kan worden.
an
100
ge
rg
er
eg
6.
Injecteer de hele inhoud van de injectiespuit in de injectieflacon met poeder, terwijl u de
injectienaald tegen de wand van de injectieflacon houdt. Trek de injectiespuit eruit en gooi hem weg.
is
t
re
er
d
Hoe zuigt u de suspensie op?
8.
Reinig de rubberen stop opnieuw met een nog niet gebruikt alcoholdoekje.
Neem een nieuwe injectiespuit met een naald van 26G. Neem de beschermhuls van de naald. Steek
de naald recht door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon in de suspensie.
Afbeelding 8
sm
id
10.
Klop zacht op de injectiespuit om kleine luchtbelletjes te verwijderen. Houd de injectiespuit rechtop.
Oefen een lichte druk uit op de plunjer totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de
naald verschijnt.
G
en
11.
ee
Reinig de plaats van de injectie met een nog niet gebruikt alcoholdoekje. Raak de naald niet aan en
laat hem vóór de injectie met geen enkel oppervlak in aanraking komen.
de
Hoe injecteert u de suspensie?
ln
Afbeelding 10
ie
tl
an
101
ge
Afbeelding 9
rg
er
eg
is
t
9.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in de
suspensie, zoals te zien is in afbeelding 9. Zuig de suspensie langzaam op. Omdat het een dik
mengsel is, kan het zijn dat de injectiespuit zich langzaam vult. Als het instromen stopt of als er
luchtbelletjes verschijnen, klop dan zacht met uw vingers op de injectiespuit. Oefen een lichte druk
uit op de plunjer om de luchtbelletjes kwijt te raken. Ga dan verder met het vullen van de
injectiespuit met het juiste volume suspensie, volgens het advies van uw arts. Trek de injectiespuit uit
de injectieflacon.
re
er
d
12.
Knijp zacht in de gereinigde huid zodat een huidplooi wordt gevormd. Houd de plooi gedurende de
hele injectie tussen uw duim en wijsvinger. Houd de injectiespuit stevig vast aan de vingergreep.
Steek de hele lengte van de naald in een rechte hoek (90 graden) in de huidplooi, zoals te zien is in
afbeelding 12.
Afbeelding 12
De suspensie is uitsluitend bedoeld voor onmiddellijk, eenmalig gebruik. Alle suspensie die na de
injectie overblijft, moet worden afgevoerd.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u stopt met het gebruik van dit middel
G
en
Vraag uw arts om advies voordat u stopt met de behandeling. Als u de behandeling onderbreekt of er
te vroeg mee stopt, kan dit het succes van de behandeling verminderen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
ee
sm
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week gebruikt. Het is belangrijk dat elke dosis op het geplande
tijdstip wordt toegediend. Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts. Hij/zij zal u
helpen met het vaststellen van een nieuw doseringsschema. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
id
de
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
ln
Raadpleeg uw arts als u te veel van dit middel heeft gebruikt.
Als u te veel van dit middel heeft gebruikt, kan uw bloedsuikerspiegel in eerste instantie dalen en te
laag worden. Vervolgens kan hij stijgen en te hoog worden. Langdurige overdosering kan leiden tot
een meer dan normale groei van de oren, neus, lippen, tong en het kaakbeen.
ie
tl
an
102
ge
14.
Zorg ervoor dat alle gebruikte injectiespuiten en -naalden na eenmalig gebruik op een veilige manier
worden afgevoerd.
rg
er
eg
is
t
re
13.
Injecteer de suspensie over een periode van 5 seconden door zacht op de plunjer te duwen totdat de
injectiespuit leeg is. Laat de huid tijdens de injectie langzaam los. Wacht na de injectie een paar
seconden en trek dan snel de naald eruit, met de plunjer nog steeds naar binnen geduwd. Oefen met
een droog gaasje of een wattenbol een lichte druk uit op de plaats van de injectie. Houd de druk nog
een paar tellen vast als er een druppeltje bloed verschijnt.
Plak een kleefpleister op de plaats van de injectie.
er
d
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Bijwerkingen die zeer vaak gemeld werden (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 personen)
waren zwelling op de plaats van de injectie en de vorming van stoffen in het bloed (antistoffen) die
aan groeihormoon binden. De bijwerkingen waren over het algemeen van tijdelijke aard en licht tot
matig-ernstig.
Ontwikkeling van nieuwe tumoren en terugkeer van eerder bestaande tumoren zijn gemeld tijdens
behandeling met groeihormonen. Het is niet bekend hoe vaak dit kan voorkomen, maar als u vermoedt
dat dit bij u het geval is, moet u contact opnemen met uw arts omdat de behandeling dan misschien
moet worden gestopt.
Bijwerkingen kunnen met de volgende frequenties optreden:
G
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
2
en
5.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
ee
Hoe bewaart u dit middel?
sm
Niet bekend, frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
een verminderde reactie op insuline (insuline-resistentie)
id
Zeer zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 personen
slapeloosheid
vergroting van de borst bij mannen
de
ln
Zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
ongewoon gevoel, zoals een prikkelend of tintelend gevoel, of jeuk
hoge bloeddruk
ie
tl
an
Vaak: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 personen
vermoeidheid of gewichtstoename als gevolg van een te langzaam werkende schildklier
verminderde werking van de bijnieren (wat zich kan uiten als vermoeidheid)
lichte stijging van de bloedsuikerspiegel
hoofdpijn, lethargie (gebrek aan energie), duizeligheid
braken, maagpijn
verkleuring van de huid
pijn in de gewrichten, armen of benen
pijn, verkleuring, zwelling, verharding, roodheid of een gevoel van warmte op de injectieplaats
zwelling van weefsel
koorts
veranderingen in de gehaltes van bepaalde hormonen in het bloed
103
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
Bewaarcondities voor het ongeopende product
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Houdbaarheid na reconstitutie met oplosmiddel
Na bereiding moet het product onmiddellijk worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is somatropine.
Hoe ziet Somatropin Biopartners eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Somatropin Biopartners is een poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte. Het poeder is wit tot bijna-wit; het oplosmiddel is een heldere vloeistof.
G
en
Mogelijk worden niet alle genoemde verpakkingsgrootten in uw land in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0)7121 948 7756
Fax: +49 (0)7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
104
ee
sm
-
id
de
ln
-
Somatropin Biopartners 10 mg:
10 mg (30 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtgroene ‘flip-off’-dop
(aluminium en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een
glazen injectieflacon met een (butyl)rubberen stop
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel en van
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Somatropin Biopartners 20 mg:
20 mg (60 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een groene ‘flip-off’-dop (aluminium
en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel en van
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
ie
tl
an
ge
De andere stoffen in dit middel zijn natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij
natriumdiwaterstoffosfaat en watervrij dinatriumfosfaat.
rg
er
Somatropin Biopartners 10 mg:
één injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine,
overeenkomend met 30 IE. Na bereiding bevat 0,5 ml suspensie 10 mg somatropine (20 mg/ml).
Somatropin Biopartners 20 mg:
één injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine,
overeenkomend met 60 IE. Na bereiding bevat 1 ml suspensie 20 mg somatropine (20 mg/ml).
eg
is
t
re
er
d
Fabrikant
BIOTON S.A.
Macierzysz, 12, Poznanska, Str.,
05-850 Ozarow Mazowiecki,
Polen
Deze bijsluiter is goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (
http://www.ema.europa.eu).
3
G
en
ee
sm
id
de
ln
ie
tl
an
105
ge
rg
er
eg
is
t
re
er
d
geregistreerd
BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
langer
niet
Geneesmiddel
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Eén injectieflacon geeft 2 mg somatropine* (overeenkomend met 6 IE).
Na reconstitutie bevat 0,2 ml suspensie 2 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
geregistreerd
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.

langer
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
niet
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
Geneesmiddel

4.2 Dosering en wijze van toediening

De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
Geslacht
Startdosering
Man
2 mg (6 IE)
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
2 mg (6 IE)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
3 mg (9 IE)
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
Actie t.o.v.
IGF-I-SDS
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
IGF-I-SDS lager dan -1
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
+1,5 mg (vrouw die oraal
geregistreerd
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Verhogen
oestrogeen krijgt)
uitgangswaarde
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Hetzelfde laten
Geen
uitgangswaarde
Hetzelfde laten of
langer
verlagen,
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
niet
IGF-I-SDS hoger dan +2
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.

Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon

Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
1
0,1
één 2 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
1,5
0,15
met 0,4 ml oplosmiddel
2
0,2
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Geneesmiddel
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 4 of 7 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
Om het gedefinieerde behandeldoel te bereiken, hebben mannen mogelijk lagere doses groeihormoon
nodig dan vrouwen. Toediening van oraal oestrogeen verhoogt de dosisvereisten bij vrouwen. Er kan
in de loop van de tijd een verhoogde gevoeligheid voor groeihormoon (uitgedrukt als de verandering
geregistreerd
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 2 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
Wijze van toediening
langer
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
niet
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Geneesmiddel
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
geregistreerd
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
Schildklierfunctie
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
langer
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
niet
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
Geneesmiddel
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
geregistreerd
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
langer
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
niet
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
Geneesmiddel
geregistreerd
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
langer
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen

niet
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
Geneesmiddel
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
geregistreerd
Vaak: slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn
Vaak: paresthesie, hypo-esthesie, carpaletunnelsyndroom, duizeligheid, slaperigheid
Zelden: benigne intracraniële hypertensie*
langer
Oogaandoeningen
Vaak: conjunctivitis, verminderde visusscherpte
niet
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: draaierigheid
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
Maagdarmstelselaandoeningen
Geneesmiddel
Vaak: misselijkheid
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
geregistreerd
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
langer
Maligniteiten/tumoren
Er zijn gevallen gemeld van recidive van maligne en benigne tumoren, de novo en secundaire
tumoren, die verband hielden met de periode van behandeling met somatropine.
niet
Pediatrische patiënten
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Geneesmiddel

4.9 Overdosering

Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Somatropine bevordert de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie. Het meest prominente effect van
somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de pijpbeenderen.
Farmacodynamische effecten
geregistreerd
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
langer
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
niet
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
Geneesmiddel
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de tmax later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

geregistreerd
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 ­ 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
langer
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
niet
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.

6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Geneesmiddel

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
geregistreerd
Elke injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootte: 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
langer
Reconstitutie
Somatropin Biopartners 2 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,4 ml oplosmiddel.
niet
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
De injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie maximaal
2 mg somatropine (0,2 ml suspensie) kan worden opgezogen.
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
Geneesmiddel
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
geregistreerd
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
langer
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
niet
e-mail: info@biopartners.de

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/001

9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
Geneesmiddel

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Eén injectieflacon geeft 4 mg somatropine* (overeenkomend met 12 IE).
Na reconstitutie bevat 0,4 ml suspensie 4 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
geregistreerd
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.

langer
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
niet
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
Geneesmiddel

4.2 Dosering en wijze van toediening

De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
Geslacht
Startdosering
Man
2 mg (6 IE)
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
2 mg (6 IE)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
3 mg (9 IE)
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
Actie t.o.v.
IGF-I-SDS
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
IGF-I-SDS lager dan -1
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
+1,5 mg (vrouw die oraal
geregistreerd
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Verhogen
oestrogeen krijgt)
uitgangswaarde
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Hetzelfde laten
Geen
uitgangswaarde
Hetzelfde laten of
langer
verlagen,
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
niet
IGF-I-SDS hoger dan +2
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.

Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon

Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
2,5
0,25
3
0,3
één 4 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
3,5
0,35
met 0,6 ml oplosmiddel
4
0,4
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
Geneesmiddel
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 2 of 7 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
Om het gedefinieerde behandeldoel te bereiken, hebben mannen mogelijk lagere doses groeihormoon
nodig dan vrouwen. Toediening van oraal oestrogeen verhoogt de dosisvereisten bij vrouwen. Er kan
in de loop van de tijd een verhoogde gevoeligheid voor groeihormoon (uitgedrukt als de verandering
geregistreerd
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 4 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
Wijze van toediening
langer
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
niet
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Geneesmiddel
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
geregistreerd
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
Schildklierfunctie
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
langer
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
niet
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
Geneesmiddel
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
geregistreerd
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
langer
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
niet
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
Geneesmiddel
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen. Een zeer beperkte
hoeveelheid gegevens over blootstelling aan andere somatropinepreparaten vroeg in de zwangerschap
duidt niet op een ongunstige zwangerschapsuitkomst. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens
opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Tijdens een normale zwangerschap dalen de concentraties hypofysair groeihormoon sterk na 20 weken
zwangerschap. Deze groeihormonen zijn na 30 weken bijna volledig vervangen door placentaal
groeihormoon. Vanuit dit gezichtspunt is het onwaarschijnlijk dat voortgezette vervangingstherapie
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
geregistreerd
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
langer
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
niet
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Geneesmiddel
Vaak: neoplasmaprogressie (1 geval van neoplasmaprogressie bij een vrouwelijke patiënt met een
voorgeschiedenis met neurofibromatose en radiotherapie), acrochordon, craniofaryngioom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: verlaagde of verhoogde aantallen witte bloedcellen, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine,
verlaagd hemoglobine
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: vorming van antistoffen tegen groeihormoon
geregistreerd
Vaak: draaierigheid
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
Bloedvataandoeningen
langer
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
niet
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: misselijkheid
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
Geneesmiddel
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: hematurie, verhoogd urinezuur in het bloed, verhoogde bloedcreatinine
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak: pijn in de tepels
Soms: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: perifeer oedeem, oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
geregistreerd
Pediatrische patiënten
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
langer
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
niet
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4

4.9 Overdosering

Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
Geneesmiddel
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
geregistreerd
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
langer
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
niet
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 4,4 mg somatropine met
verlengde afgifte aan volwassenen met GHD, bedroegen de Cmax en tmax van hGH in plasma
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de tmax later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
Geneesmiddel
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
geregistreerd

6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder:
langer
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
niet
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Geneesmiddel
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
geregistreerd
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
langer
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
niet
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
Geneesmiddel
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn. De spuit dient rechtop te worden gehouden en er
dient een lichte druk op de plunjer te worden uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan
het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats van de injectie dient te worden gereinigd met een
alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/002
geregistreerd

9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013

langer

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

niet
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
7
Geneesmiddel
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Eén injectieflacon geeft 7 mg somatropine* (overeenkomend met 21 IE).
Na reconstitutie bevat 0,7 ml suspensie 7 mg somatropine (10 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
geregistreerd
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.

langer
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
niet
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik als vervangingstherapie van endogeen
groeihormoon bij volwassenen met een tijdens de kinderjaren (juveniele vorm) of volwassenheid
(adulte vorm) ontstane groeihormoondeficiëntie (GHD).
Adulte vorm: patiënten met adulte GHD worden gedefinieerd als patiënten met een bekende
pathologie van hypothalamus en hypofyse, en ten minste één andere bekende deficiëntie van een
hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine. Deze patiënten dienen een enkelvoudige,
dynamische test te ondergaan om een GHD te diagnosticeren dan wel uit te sluiten.
Juveniele vorm: bij patiënten met juveniele, geïsoleerde GHD (geen tekenen van ziekte van de
hypothalamus of hypofyse of craniale bestraling) dienen, nadat de groei is gestopt, twee dynamische
tests te worden uitgevoerd, behalve bij patiënten met lage gehaltes somatomedine C (IGF-I) (< -2 maal
de standaarddeviatiescore (SDS)), bij wie kan worden overwogen slechts één test uit te voeren. Het
cut-offpunt van de dynamische test dient strikt te worden toegepast.
Geneesmiddel

4.2 Dosering en wijze van toediening

De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met GHD.
Dosering
Somatropin Biopartners dient subcutaan te worden toegediend in een concentratie van 10 mg/ml.
Geslacht
Startdosering
Man
2 mg (6 IE)
Vrouw (die geen oraal oestrogeen krijgt)
2 mg (6 IE)
Vrouw (die wel oraal oestrogeen krijgt)
3 mg (9 IE)
Dosisaanpassing
In het begin dienen de IGF-I-gehaltes van patiënten met intervallen van 3 tot 4 weken te worden
bepaald, totdat de SDS voor IGF-I binnen het streefbereik van -0,5 tot +1,5 ligt. Monsters dienen
4 dagen na de laatste dosis te worden afgenomen (Dag 4). Herhaalde dosisaanpassingen kunnen nodig
zijn, afhankelijk van de IGF-I-respons van de patiënt. Hieronder wordt aangegeven wat de
vervolgacties moeten zijn op basis van de gemeten IGF-I-gehaltes.
Actie t.o.v.
IGF-I-SDS
Dosisverandering per keer
voorgaande dosis
+1,5 mg (vrouw die oraal
IGF-I-SDS lager dan -1
Verhogen
oestrogeen krijgt)
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
+1,5 mg (vrouw die oraal
geregistreerd
minder dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Verhogen
oestrogeen krijgt)
uitgangswaarde
+1,0 mg (alle andere patiënten)
IGF-I-SDS in het bereik van -1 tot +1 en
meer dan 1 SDS-stijging t.o.v.
Hetzelfde laten
Geen
uitgangswaarde
Hetzelfde laten of
langer
verlagen,
IGF-I-SDS in het bereik van +1 tot +2
Geen of -0,5 mg (alle patiënten)
afhankelijk van de
klinische toestand
niet
IGF-I-SDS hoger dan +2
Verlagen
-0,5 mg (alle patiënten)
IGF-I (insulin-like growth factor-I) = somatomedine C; SDS = standaarddeviatiescore.

Omzetting van vereiste dosis naar injectievolume en sterkte van de injectieflacon

Dosis somatropine Benodigde injectieflacons en oplosmiddel voor
Injectievolume
(mg)
het bereiden van één dosis*
(ml)
4,5
0,45
5
0,5
5,5
één 7 mg-injectieflacon, gereconstitueerd
0,55
6
met 0,9 ml oplosmiddel
0,6
6,5
0,65
Geneesmiddel
7
0,7
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
Voor andere doseringen zijn injectieflacons met 2 of 4 mg somatropine verkrijgbaar.
De minimale effectieve dosis dient te worden gebruikt. Het doel van de behandeling dient te zijn om
de IGF-I-concentraties binnen het bereik van -0,5 tot +1,5 maal de SDS van het leeftijdsgecorrigeerde
gemiddelde te brengen.
geregistreerd
specifieke doseringsadviezen worden gegeven.
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Somatropin Biopartners 7 mg bij pediatrische patiënten voor de
indicatie van langdurige behandeling van groeistoornis als gevolg van onvoldoende uitscheiding van
endogeen groeihormoon. Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar
langer
dienen de injectieflacons met 10 mg en 20 mg van dit geneesmiddel te worden gebruikt.
Wijze van toediening
niet
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Geneesmiddel
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.
geregistreerd
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
Schildklierfunctie
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
langer
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
niet
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Volwassenen met een juveniele vorm van GHD
Jongvolwassen patiënten met gesloten epifysen die eerder als kind zijn behandeld vanwege GHD,
Geneesmiddel
dienen opnieuw te worden beoordeeld op GHD op basis van de criteria voor volwassen patiënten (zie
rubriek 4.1) voordat vervangingstherapie wordt gestart met de voor volwassenen aanbevolen doses.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
geregistreerd
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken.
Bij vrouwen die orale oestrogenen innemen kan een hogere dosis somatropine nodig zijn om het
behandeldoel te bereiken, zie rubriek 4.2.
langer
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
niet
Toediening van somatropine kan leiden tot een verhoging van de klaring van verbindingen waarvan
bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450-iso-enzymen. De klaring van
verbindingen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (bijv. geslachtssteroïden,
corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat leidt tot lagere
plasmaconcentraties van deze verbindingen. De klinische betekenis hiervan is niet bekend.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie toepassen.
Geneesmiddel
geregistreerd
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
langer
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen

niet
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen tijdens behandeling met Somatropin Biopartners in een
6 maanden durend, gecontroleerd klinisch onderzoek met 151 volwassen patiënten met juveniele of
Geneesmiddel
adulte GHD en in een 6 maanden durend uitbreidingsonderzoek. Aanvullende meldingen, gebaseerd
op gepubliceerde gegevens van dagelijkse behandelingen met groeihormoon, zijn aangegeven met een
asterisk.
De frequentie van de hieronder vermelde bijwerkingen is gedefinieerd op basis van de volgende
internationale afspraken: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: herpes simplex
geregistreerd
Vaak: slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn
Vaak: paresthesie, hypo-esthesie, carpaletunnelsyndroom, duizeligheid, slaperigheid
Zelden: benigne intracraniële hypertensie*
langer
Oogaandoeningen
Vaak: conjunctivitis, verminderde visusscherpte
niet
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: draaierigheid
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, afwijkende/onregelmatige hartslag
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie, verhoogde bloeddruk
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: epistaxis
Maagdarmstelselaandoeningen
Geneesmiddel
Vaak: misselijkheid
Lever- en galaandoeningen
Vaak: hyperbilirubinemie, cholecystitis, afwijkende levertestuitslagen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: gezwollen gelaat, acne, allergische dermatitis, hyperhidrose, urticaria, huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: rugpijn, pijn in de ledematen, artralgie, schouderpijn, musculoskeletale stijfheid, botpijn,
spierzwakte, zwaar gevoel, tendinitis, gezwollen gewrichten, artritis, musculoskeletale pijn, myalgie*
geregistreerd
Met betrekking tot antistoffen tegen gastheerceleiwitten zijn bij sommige patiënten die werden
behandeld met dit geneesmiddel lage titers gevonden van antistoffen tegen eiwitten van S. cerevisiae,
vergelijkbaar met de titers die in de normale, niet-behandelde populatie worden gevonden. Het is niet
waarschijnlijk dat de vorming van dergelijke antistoffen met een lage bindingsactiviteit klinisch
relevant is.
langer
Maligniteiten/tumoren
Er zijn gevallen gemeld van recidive van maligne en benigne tumoren, de novo en secundaire
tumoren, die verband hielden met de periode van behandeling met somatropine.
niet
Pediatrische patiënten
Met uitzondering van aan de injectieplaats gerelateerde bijwerkingen en de vorming van antistoffen
tegen rhGH, die vaker bij kinderen dan bij volwassenen werden gemeld, is het veiligheidsprofiel van
Somatropine Biopartners voor kinderen en volwassenen ongeveer gelijk.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
9
Geneesmiddel

4.9 Overdosering

Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Somatropine bevordert de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie. Het meest prominente effect van
somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de pijpbeenderen.
Farmacodynamische effecten
geregistreerd
Somatropine stimuleert het vetmetabolisme; het verhoogt het gehalte vetzuren en HDL-cholesterol in
plasma en verlaagt het totale cholesterolgehalte in plasma.
Behandeling met somatropine heeft een gunstig effect op de lichaamssamenstelling bij patiënten met
GHD, in die zin dat de hoeveelheid opgeslagen lichaamsvet afneemt en de vetarme lichaamsmassa
toeneemt. Door langdurige behandeling van patiënten met GHD stijgt de botmineraaldichtheid.
langer
Somatropine kan insulineresistentie induceren. Hoge doses somatropine kunnen de glucosetolerantie
verstoren.
niet
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid bij volwassenen met GHD zijn beoordeeld in een dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd, multicenter fase III-onderzoek met parallelle groepen. Aan dit
fase III-hoofdonderzoek, dat 6 maanden duurde, namen 151 volwassen patiënten met adulte of
juveniele GHD deel. Na 6 maanden wekelijkse behandeling met Somatropin Biopartners was er een
statistisch significante afname van de vetmassa met 1,6 kg in de groep die Somatropin Biopartners
kreeg, ten opzichte van de placebogroep. Een soortgelijke verbetering werd waargenomen voor de
secundaire eindpunten met betrekking tot de werkzaamheid, namelijk toename van vetarme
lichaamsmassa, serum-IGF-I en IGF-I-SDS. Deze effecten bleven in de gehele follow-upperiode van
6 maanden aanwezig.
Geneesmiddel
respectievelijk 4,5 ng/ml en 15 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij volwassenen
ongeveer 16,8 uur; waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de tmax later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

geregistreerd
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 ­ 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
langer
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Er is met dit geneesmiddel niet voldoende onderzoek bij dieren uitgevoerd om het potentieel van
reproductietoxiciteit volledig te beoordelen. In onderzoek naar reproductietoxiciteit met andere
niet
somatropineproducten is geen bewijs gevonden voor een verhoogd risico van bijwerkingen voor het
embryo of de foetus. Met doses die hoger waren dan de therapeutische dosis voor mensen zijn
bijwerkingen van de reproductieve functie waargenomen bij mannetjes- en vrouwtjesratten en bij
mannetjeshonden, mogelijk door verstoring van de hormonale regulering. Bij konijnen en apen werden
geen bijwerkingen waargenomen.
Er is geen langetermijn-carcinogeniciteitsonderzoek met Somatropin Biopartners uitgevoerd. Er is
geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar lokale tolerantie bij dieren na subcutane injectie, maar
beschikbare gegevens uit de toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening toonden zwelling en
inflammatoire infiltraten op de plaats van de injectie.

6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Geneesmiddel

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder:
Natriumhyaluronaat
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
geregistreerd
Elke injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootte: 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
langer
Reconstitutie
Somatropin Biopartners 7 mg dient te worden gereconstitueerd met 0,9 ml oplosmiddel.
niet
De suspensie moet er uniform en wit uitzien.
De injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie maximaal
7 mg somatropine (0,7 ml suspensie) kan worden opgezogen.
Elke injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie en verdunning dienen met behulp van aseptische technieken te worden uitgevoerd om de
steriliteit van de bereide suspensie te waarborgen. De injectieflacon met oplosmiddel dient te worden
opgewarmd tot kamertemperatuur en de injectieflacon met poeder dient te worden geklopt en geschud
om er zeker van te zijn dat het poeder vrij kan bewegen. Na verwijdering van de beschermdoppen van
beide injectieflacons dienen de rubberen stoppen te worden gereinigd met een alcoholdoekje. Er dient
Geneesmiddel
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
geregistreerd
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
langer
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
niet
e-mail: info@biopartners.de

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/003

9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013
Geneesmiddel

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
1
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 10 mg somatropine* (overeenkomend met 30 IE).
Na reconstitutie bevat 0,5 ml suspensie 10 mg somatropine (20 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
geregistreerd
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.

langer
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
niet
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik bij kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van
2 tot 18 jaar voor langdurige behandeling van groeistoornissen als gevolg van onvoldoende
uitscheiding van endogeen groeihormoon.
4.2 Dosering en wijze van toediening

De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met
groeihormoondeficiëntie (GHD).
Dosering
De aanbevolen en maximale dosering is 0,5 mg/kg/week. Deze dosis mag niet worden overschreden.
Geneesmiddel
Bij kinderen dient Somatropin Biopartners subcutaan te worden toegediend in een concentratie van
20 mg/ml. Zie voor instructie over de dosering de tabel hieronder.
Het wordt aanbevolen om een maximaal injectievolume van 1 ml per injectieplaats, overeenkomend
met een dosis van 20 mg somatropine, niet te overschrijden.
Voor kinderen zwaarder dan 20 kg is Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor
suspensie voor injectie met verlengde afgifte beschikbaar.
Voor kinderen zwaarder dan 40 kg kunnen op basis van het lichaamsgewicht 2 injectieflacons (één
injectieflacon van 10 mg en één van 20 mg, of twee injectieflacons van 20 mg) worden gebruikt, zoals
Lichaams-
Benodigde injectieflacons en
Aantal
gewicht van
Dosis
Injectievolume
oplosmiddel voor het
injecties per
de patiënt
(mg)
(ml)
bereiden van één dosis*
dosis
(kg)
4
2
0,1
6
3
0,15
8
4
0,2
één 10 mg-injectieflacon,
10
5
0,25
gereconstitueerd
12
6
0,3
met 0,7 ml oplosmiddel
14
7
0,35
16
8
0,4
18
9
0,45
20
10
0,5
1
22
11
0,55
geregistreerd
24
12
0,6
26
13
0,65
28
14
één 20 mg-injectieflacon,
0,7
30
15
gereconstitueerd
0,75
32
16
met 1,2 ml oplosmiddel
0,8
34
17
0,85
langer
36
18
0,9
38
19
0,95
40
20
1,0
42
21
1,05
niet
44
22
één 10 mg-injectieflacon,
1,1
46
23
gereconstitueerd
1,15
48
24
met 0,7 ml oplosmiddel
1,2
50
25
en
1,25
52
26
één 20 mg-injectieflacon,
1,3
54
27
gereconstitueerd
1,35
56
28
met 1,2 ml oplosmiddel
1,4
58
29
1,45
60
30
1,5
2
62
31
1,55
64
32
1,6
66
33
1,65
68
34
Twee 20 mg-injectieflacons,
1,7
Geneesmiddel
70
35
elk gereconstitueerd
1,75
72
36
met 1,2 ml oplosmiddel
1,8
74
37
1,85
76
38
1,9
78
39
1,95
80
40
2,0
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
geregistreerd
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
langer
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
te voorkomen.
niet
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Somatropine mag niet worden gebruikt voor groeibevordering bij kinderen met gesloten
epifysen.
Geneesmiddel
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
geregistreerd
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
langer
Schildklierfunctie
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
niet
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Geneesmiddel
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
Na accidentele intramusculaire injectie kan hypoglykemie optreden.
geregistreerd
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 33% van de pediatrische patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen. Testen op antistoffen tegen somatropine kan worden overwogen bij
patiënten bij wie geen groeirespons optreedt en bij wie dit niet op andere wijze kan worden verklaard.
langer
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats, in de meeste gevallen zwelling op de injectieplaats, zijn gemeld bij
ongeveer 43% van de pediatrische patiënten. Weinig patiënten staakten de behandeling vanwege
niet
reacties op de injectieplaats (zie rubriek 4.8).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
`natriumvrij'.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden remt het groeibevorderende effect van hGH.
Bij patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij
het aanpassen van de dosis, om een remmend effect op de groei te voorkomen.
Geneesmiddel
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
geregistreerd
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
langer
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
niet
Vruchtbaarheid
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Geneesmiddel
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
geregistreerd
Vaak: lichte hyperglykemie*
Niet bekend: insulineresistentie*
Psychische stoornissen
Zeer zelden: slapeloosheid
langer
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: hoofdpijn (4,4%), lethargie (1,1%), duizeligheid (2,6%)
Zelden: paresthesie*
niet
Bloedvataandoeningen
Zelden: hypertensie*
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: braken (1,1%), buikpijn (1,1%)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pigmentatiestoornis (1,1%)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: artralgie (1,1%), pijn in de ledematen (5,1%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Geneesmiddel
Zeer zelden: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: zwelling op de injectieplaats (30,8%)
Vaak: pijn op de injectieplaats (9,9%), huidverkleuring op de injectieplaats (8,8%), erytheem op de
injectieplaats (7,7%), nodule op de injectieplaats (4,4%), reactie op de injectieplaats (1,1%), warmte
op de injectieplaats (1,1%), pyrexie (2,6%), oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Onderzoeken
Vaak: verlaagd bloedcortisol (2,2%)
geregistreerd
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
1

4.9 Overdosering

Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
langer
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
niet
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
Geneesmiddel
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Het meest prominente effect van somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de
pijpbeenderen. Daarnaast bevordert het de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie.
geregistreerd
hoger percentage vorming van (niet-neutraliserende) antistoffen tegen somatropine waargenomen dan
bij kinderen die dagelijks recombinant groeihormoon kregen toegediend (zie ook rubriek 4.4 en 4.8).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie
langer
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 0,5 mg/kg somatropine
met verlengde afgifte aan prepuberale kinderen met GHD, bedroegen de Cmax en tmax van hGH in
plasma respectievelijk 60,7 ng/ml en 12 uur. Over het algemeen stegen de Cmax en AUC bij
niet
prepuberale kinderen met GHD ongeveer evenredig met de dosis over een dosisbereik van 0,2 tot
0,7 mg/kg. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij kinderen ongeveer 7,4 uur;
waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de tmax later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Geneesmiddel
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 ­ 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder:
Natriumhyaluronaat
geregistreerd
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
langer

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
niet
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
Geneesmiddel
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtgroene
flip-off-dop (aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Elke injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootten:
geregistreerd
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
langer
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
niet
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
Geneesmiddel
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn.
De spuit dient rechtop te worden gehouden en er dient een lichte druk op de plunjer te worden
uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats
van de injectie dient te worden gereinigd met een alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode
van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/004
EU/1/13/849/005

9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

geregistreerd

Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

langer
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
1
niet
Geneesmiddel
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon geeft 20 mg somatropine* (overeenkomend met 60 IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml suspensie 20 mg somatropine (20 mg/ml).
*geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-techniek
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
geregistreerd
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
Wit of bijna-wit poeder. Het oplosmiddel is een heldere, olie-achtige vloeistof.

langer
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
niet
Somatropin Biopartners is geïndiceerd voor gebruik bij kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van
2 tot 18 jaar voor langdurige behandeling van groeistoornissen als gevolg van onvoldoende
uitscheiding van endogeen groeihormoon.
4.2 Dosering en wijze van toediening

De diagnose en de therapie met dit geneesmiddel dienen te worden ingesteld en gemonitord door
artsen met een toereikende ervaring in de diagnose en begeleiding van patiënten met
groeihormoondeficiëntie (GHD).
Dosering
De aanbevolen en maximale dosering is 0,5 mg/kg/week. Deze dosis mag niet worden overschreden.
Geneesmiddel
Bij kinderen dient Somatropin Biopartners subcutaan te worden toegediend in een concentratie van
20 mg/ml. Zie voor instructie over de dosering de tabel hieronder.
Het wordt aanbevolen om een maximaal injectievolume van 1 ml per injectieplaats, overeenkomend
met een dosis van 20 mg somatropine, niet te overschrijden.
Voor kinderen tot 20 kg is Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor
injectie met verlengde afgifte beschikbaar.
De maximale hoeveelheid somatropine die uit één injectieflacon met suspensie kan worden
opgezogen, is 20 mg. Dit is voldoende voor de toediening aan kinderen met een lichaamsgewicht tot
40 kg. Voor kinderen zwaarder dan 40 kg kunnen op basis van het lichaamsgewicht 2 injectieflacons
Lichaams-
Benodigde injectieflacons en
Aantal
gewicht van
Dosis
Injectievolume
oplosmiddel voor het
injecties per
de patiënt
(mg)
(ml)
bereiden van één dosis*
dosis
(kg)
4
2
0,1
6
3
0,15
8
4
0,2
één 10 mg-injectieflacon,
10
5
0,25
gereconstitueerd
12
6
0,3
met 0,7 ml oplosmiddel
14
7
0,35
16
8
0,4
18
9
0,45
20
10
0,5
1
22
11
0,55
geregistreerd
24
12
0,6
26
13
0,65
28
14
één 20 mg-injectieflacon,
0,7
30
15
gereconstitueerd
0,75
32
16
met 1,2 ml oplosmiddel
0,8
langer
34
17
0,85
36
18
0,9
38
19
0,95
40
20
1,0
niet
42
21
1,05
44
22
één 10 mg-injectieflacon,
1,1
46
23
gereconstitueerd
1,15
48
24
met 0,7 ml oplosmiddel
1,2
50
25
en
1,25
52
26
één 20 mg-injectieflacon,
1,3
54
27
gereconstitueerd
1,35
56
28
met 1,2 ml oplosmiddel
1,4
58
29
1,45
60
30
1,5
2
62
31
1,55
64
32
1,6
66
33
1,65
Geneesmiddel
68
34
Twee 20 mg-injectieflacons,
1,7
70
35
elk gereconstitueerd
1,75
72
36
met 1,2 ml oplosmiddel
1,8
74
37
1,85
76
38
1,9
78
39
1,95
80
40
2,0
* Elke injectieflacon bevat een extra hoeveelheid somatropinepoeder, zodat na reconstitutie de
benodigde hoeveelheid somatropine kan worden opgezogen (zie rubriek 6.6).
geregistreerd
Wijze van toediening
De patiënt of zorgverlener dient een training te krijgen om te verzekeren dat hij/zij de
toedieningsprocedure begrijpt voordat hij/zij zelf mag injecteren.
Somatropin Biopartners wordt eenmaal per week subcutaan toegediend. Na reconstitutie dient de
langer
injectie onmiddellijk te worden toegediend.
De subcutane injectie dient altijd op hetzelfde tijdstip van de dag te worden toegediend om de
compliantie te verhogen en de plaats van de injectie dient telkens te worden afgewisseld om lipoatrofie
niet
te voorkomen.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig teken van tumoractiviteit is.
Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet voltooid zijn voordat
groeihormoontherapie wordt gestart. De behandeling dient te worden gestaakt als er tekenen
zijn van (her)groei van tumoren.
Somatropine mag niet worden gebruikt voor groeibevordering bij kinderen met gesloten
Geneesmiddel
epifysen.
Behandeling met somatropine mag niet worden gestart bij patiënten met acute kritieke ziekte als
gevolg van complicaties na een openhartoperatie of buikoperatie of met multitrauma na een
accident, of bij patiënten met acuut respiratoir falen of gelijksoortige aandoeningen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Maligniteiten
Patiënten met een voorgeschiedenis met maligniteiten dienen standaard te worden gecontroleerd op
progressie of recidive.
geregistreerd
Omdat humaan groeihormoon (hGH) een toestand van insulineresistentie en hyperglykemie kan
induceren, dienen patiënten die met dit geneesmiddel worden behandeld te worden gemonitord ter
controle op tekenen van glucose-intolerantie. Bij patiënten bij wie diabetes mellitus al manifest is, kan
het nodig zijn om de antidiabetestherapie aan te passen wanneer behandeling met somatropine wordt
gestart. Patiënten met diabetes, glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes dienen tijdens
langer
de behandeling met somatropine nauwlettend te worden gemonitord.
Schildklierfunctie
niet
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van T4 in T3. Dit kan leiden tot een daling van
de serumconcentratie T4 en een stijging van de serumconcentratie T3. Na het starten van therapie met
groeihormoon kan hypothyreoïdie ontstaan bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie.
Ontoereikende behandeling van hypothyreoïdie kan een optimale respons op somatropine
belemmeren. Bij patiënten met hypopituïtarisme die vervangingstherapie met thyroxine krijgen, kan
hyperpituïtarisme ontstaan. De schildklierfunctie dient daarom bij alle patiënten nauwlettend te
worden gemonitord.
Bijnierfunctie
Behandeling met groeihormoon kan het ontstaan van bijnierinsufficiëntie en potentieel fatale
bijniercrises bevorderen bij patiënten met organische GHD of idiopathisch panhypopituïtarisme. Het is
daarom cruciaal om de uitgangs- en stressdoses van glucocorticoïden te beoordelen. Deze doses
Geneesmiddel
moeten mogelijk worden aangepast wanneer wordt gestart met groeihormoontherapie.
Overige voorzorgsmaatregelen
Dit geneesmiddel is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met groeistoornissen als
gevolg van prader-willisyndroom, tenzij deze patiënten ook een diagnose van GHD hebben. Er zijn
gevallen gerapporteerd van slaapapneu en plotseling overlijden na het starten van
groeihormoontherapie bij patiënten met prader-willisyndroom, die een of meer van de volgende
risicofactoren hadden: ernstige obesitas, voorgeschiedenis met obstructie van de bovenste luchtwegen
of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde infectie van de luchtwegen.
geregistreerd
Sommige patiënten kunnen antistoffen tegen dit geneesmiddel aanmaken. Somatropin Biopartners
heeft vorming van antistoffen veroorzaakt bij ongeveer 33% van de pediatrische patiënten. De
bindingsactiviteit van deze antistoffen was laag en er zijn geen klinische gevolgen geassocieerd met de
vorming van deze antistoffen. Testen op antistoffen tegen somatropine kan worden overwogen bij
patiënten bij wie geen groeirespons optreedt en bij wie dit niet op andere wijze kan worden verklaard.
langer
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats, in de meeste gevallen zwelling op de injectieplaats, zijn gemeld bij
niet
ongeveer 43% van de pediatrische patiënten. Weinig patiënten staakten de behandeling vanwege
reacties op de injectieplaats (zie rubriek 4.8).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
`natriumvrij'.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Therapie met overmatige hoeveelheden glucocorticoïden remt het groeibevorderende effect van hGH.
Bij patiënten die gelijktijdig worden behandeld met glucocorticoïden is voorzichtigheid geboden bij
het aanpassen van de dosis, om een remmend effect op de groei te voorkomen.
Geneesmiddel
Groeihormoon verhoogt de extrathyreoïdale omzetting van thyroxine (T4) in tri-jodothyronine (T3) en
kan eerder gemaskeerde centrale hypothyreoïdie manifest maken. Het kan daarom nodig zijn om
vervangingstherapie met thyroxine in te stellen of aan te passen.
Groeihormoon verlaagt de omzetting van cortison in cortisol en kan niet eerder vastgesteld centraal
hypoadrenalisme manifest maken, of lage vervangingsdoses glucocorticoïden ineffectief maken
Patiënten die insuline gebruiken vanwege diabetes mellitus dienen tijdens behandeling met
somatropine nauwlettend te worden gemonitord. Omdat hGH een toestand van insulineresistentie kan
induceren, kan het nodig zijn om de dosering van insuline aan te passen.
geregistreerd
met somatropine noodzakelijk zou zijn bij vrouwen met GHD in het derde trimester van hun
zwangerschap. Somatropin Biopartners wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd met Somatropin Biopartners bij vrouwen die borstvoeding
langer
geven. Het is niet bekend of somatropine of metabolieten daarvan in de moedermelk wordt/worden
uitgescheiden; het is echter niet waarschijnlijk dat intact eiwit uit het maag-darmkanaal van de baby
wordt geresorbeerd. Voorzichtigheid is geboden wanneer dit geneesmiddel wordt toegediend aan
vrouwen die borstvoeding geven.
niet
Vruchtbaarheid
Uit experimenteel onderzoek bij dieren met andere formuleringen van somatropine zijn ongunstige
effecten gebleken, maar de beschikbare niet-klinische gegevens worden onvoldoende gevonden om
harde conclusies te trekken over het gebruik bij mensen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Somatropine heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Geneesmiddel
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinisch onderzoek zijn ongeveer 530 patiënten met Somatropin Biopartners behandeld. Wanneer er
bijwerkingen optraden, waren deze vaak van tijdelijke aard en over het algemeen licht tot matig-
ernstig. Het veiligheidsprofiel van Somatropin Biopartners is over het algemeen consistent met het
goed bekende veiligheidsprofiel van dagelijkse behandelingen met groeihormoon. De vaakst gemelde
bijwerkingen waren aan de injectieplaats gerelateerde reacties, perifeer oedeem, hoofdpijn, myalgie,
artralgie, paresthesie, hypothyreoïdie en verlaagde concentraties vrije thyroxine.
geregistreerd
Vaak: lichte hyperglykemie*
Niet bekend: insulineresistentie*
Psychische stoornissen
Zeer zelden: slapeloosheid
langer
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: hoofdpijn (4,4%), lethargie (1,1%), duizeligheid (2,6%)
Zelden: paresthesie*
niet
Bloedvataandoeningen
Zelden: hypertensie*
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: braken (1,1%), buikpijn (1,1%)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pigmentatiestoornis (1,1%)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Vaak: artralgie (1,1%), pijn in de ledematen (5,1%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Geneesmiddel
Zeer zelden: gynaecomastie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: zwelling op de injectieplaats (30,8%)
Vaak: pijn op de injectieplaats (9,9%), huidverkleuring op de injectieplaats (8,8%), erytheem op de
injectieplaats (7,7%), nodule op de injectieplaats (4,4%), reactie op de injectieplaats (1,1%), warmte
op de injectieplaats (1,1%), pyrexie (2,6%), oedeem (lokaal en gegeneraliseerd)*
Onderzoeken
Vaak: verlaagd bloedcortisol (2,2%)
geregistreerd
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
1

4.9 Overdosering

Acute overdosering kan aanvankelijk leiden tot hypoglykemie en vervolgens tot hyperglykemie.
langer
Vanwege het feit dat dit geneesmiddel een verlengde afgifte heeft, kunnen piekwaarden van
groeihormoon ongeveer 15 uur na de injectie worden verwacht (zie rubriek 5.2). Langdurige
overdosering kan leiden tot klachten en symptomen van gigantisme en/of acromegalie, in lijn met de
bekende effecten van een overmaat aan hGH.
niet
De behandeling is symptomatisch en ondersteunend. Er is geen antidotum voor een overdosering van
somatropine. Het wordt aangeraden om de schildklierfunctie na een overdosering te monitoren.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Hypofyse- en hypothalamushormonen en verwante verbindingen,
somatropine en somatropine-agonisten, ATC-code: H01AC01
De somatropine in dit geneesmiddel is een polypeptidehormoon dat afkomstig is van recombinant-
Geneesmiddel
DNA. Het heeft 191 aminozuurresiduen en een molecuulgewicht van 22.125 Dalton.
De aminozuurvolgorde van de werkzame stof is identiek aan die van hGH uit de hypofyse.
De somatropine in dit geneesmiddel is gesynthetiseerd in gist (Saccharomyces cerevisiae).
Werkingsmechanisme
De biologische effecten van somatropine zijn gelijkwaardig aan die van hGH uit de hypofyse.
Het meest prominente effect van somatropine bij kinderen is de stimulatie van de groeischijven van de
pijpbeenderen. Daarnaast bevordert het de cellulaire eiwitsynthese en stikstofretentie.
geregistreerd
hoger percentage vorming van (niet-neutraliserende) antistoffen tegen somatropine waargenomen dan
bij kinderen die dagelijks recombinant groeihormoon kregen toegediend (zie ook rubriek 4.4 en 4.8).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie
langer
Na herhaalde, wekelijkse subcutane toediening van een gemiddelde dosis van 0,5 mg/kg somatropine
met verlengde afgifte aan prepuberale kinderen met GHD, bedroegen de Cmax en tmax van hGH in
plasma respectievelijk 60,7 ng/ml en 12 uur. Over het algemeen stegen de Cmax en AUC bij
niet
prepuberale kinderen met GHD ongeveer evenredig met de dosis over een dosisbereik van 0,2 tot
0,7 mg/kg. De schijnbare terminale halfwaardetijd bedroeg bij kinderen ongeveer 7,4 uur;
waarschijnlijk geeft dit een lage absorptie vanuit de injectieplaats weer.
Na toediening van Somatropin Biopartners viel de tmax later en was de halfwaardetijd langer dan na
eerdere, eenmaal daagse toediening van producten met directe afgifte aan dezelfde proefpersonen. Dit
weerspiegelt de tragere en langer durende afgifte van hGH vanaf de injectieplaats van Somatropin
Biopartners.
Distributie
Er is geen accumulatie van hGH waargenomen na meerdere doseringen van dit geneesmiddel.
Biotransformatie / Eliminatie
Geneesmiddel
Bij de metabole route van hGH is klassiek eiwitkatabolisme betrokken, zowel in de lever als in de
nieren.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In niet-klinische farmacokinetische en farmacodynamische onderzoeken met honden en juveniele apen
is aangetoond dat Somatropin Biopartners recombinant hGH afgeeft met een verlengde duur, en dat
het gedurende een langere periode, tot maximaal 5 ­ 6 dagen, het IGF-I in serum verhoogt.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder:
Natriumhyaluronaat
geregistreerd
Fosfolipiden uit eieren
Watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
Watervrij dinatriumfosfaat
Oplosmiddel:
Triglyceriden met middellange ketens.
langer

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
niet
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na reconstitutie: vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
Geneesmiddel
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Poeder: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een groene flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Oplosmiddel: injectieflacon (type I-glas), afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een flip-off-dop
(aluminium en kunststof).
Elke injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine; elke injectieflacon met oplosmiddel bevat
1,5 ml vloeistof.
Verpakkingsgrootten:
geregistreerd
een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling en een naald van 19 Gauge of dikker te worden gebruikt
voor het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. De injectiespuit dient te worden gevuld
met eenzelfde volume lucht als het benodigde volume oplosmiddel voor injectie. De lucht wordt in de
injectieflacon met oplosmiddel geïnjecteerd om het opzuigen van het oplosmiddel te
vergemakkelijken. De injectieflacon dient ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit
erin, en de tip van de naald dient in het oplosmiddel te worden geplaatst. Om luchtbelletjes te
langer
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. De plunjer dient voorzichtig omhoog te
worden geduwd totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en naald verdwenen zijn. De injectiespuit
dient te worden gevuld met het juiste volume oplosmiddel voor injectie zoals hierboven staat
weergegeven. Vervolgens wordt de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon getrokken.
niet
Eventueel overgebleven vloeistof mag niet voor een volgende bereiding worden gebruikt.
De gehele inhoud van de injectiespuit wordt, met de naald tegen de binnenwand van de injectieflacon,
in de injectieflacon met poeder geïnjecteerd. De injectieflacon dient, zonder de rubberen top aan te
raken, hard te worden gezwenkt totdat de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer
60 seconden, maar kan tot 90 seconden duren. Er mag niet eerder worden gestopt met zwenken dan
wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet en al het poeder van de bodem is gedispergeerd. Na
reconstitutie dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt, voordat de suspensie weer
neerslaat. Wanneer de suspensie niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze direct vóór het injecteren
weer worden gereconstitueerd door hem te zwenken. Het juiste volume dient in een steriele
injectiespuit te worden opgezogen via een steriele naald van 26 Gauge. De injectieflacon dient
ondersteboven te worden gehouden met de injectiespuit erin, en de punt van de naald dient in de
suspensie te worden geplaatst, waarna de suspensie langzaam wordt opgezogen. Om luchtbelletjes te
Geneesmiddel
verwijderen dient men zacht tegen de injectiespuit te tikken. Het poeder dient vóór toediening
homogeen in de injectiespuit gesuspendeerd te zijn.
De spuit dient rechtop te worden gehouden en er dient een lichte druk op de plunjer te worden
uitgeoefend totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de naald verschijnt. De plaats
van de injectie dient te worden gereinigd met een alcoholdoekje en de suspensie dient over een periode
van 5 seconden te worden geïnjecteerd.
Gedetailleerde informatie over hoe dit geneesmiddel dient te worden geïnjecteerd, wordt gegeven in
rubriek 3 van de bijsluiter.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0) 7121 948 7756
Fax:+49 (0) 7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/006
EU/1/13/849/007

9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

geregistreerd

Datum van eerste verlening van de vergunning: 05 augustus 2013

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

langer
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
2
niet
Geneesmiddel
geregistreerd
BIJLAGE II

A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE


langer
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK


C.

ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
niet
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


D.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Geneesmiddel
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
LG Life Sciences, Ltd.
129, Seokam-ro
Iksan-si, Jeollabuk-do
Zuid-Korea
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
BIOTON S.A.
Macierzysz, 12, Poznanska, Str.,
05-850 Ozarow Mazowiecki,
Polen

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
geregistreerd
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

langer

Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
niet
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder
punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP- risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
Geneesmiddel
updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
geregistreerd
langer
niet
Geneesmiddel
geregistreerd
BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER
langer
niet
Geneesmiddel
geregistreerd
A. ETIKETTERING
langer
niet
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine (6 IE). Na reconstitutie bevat 0,2 ml suspensie
2 mg (10 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
geregistreerd
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT, medium-chain triglycerides).

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
langer
4 injectieflacons met 2 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel

niet
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Geneesmiddel

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/001 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
geregistreerd
13. BATCHNUMMER

Batch
langer

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
niet
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK


16. INFORMATIE IN BRAILLE

Somatropin Biopartners 2 mg
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Somatropin Biopartners 2 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
geregistreerd

4.
BATCHNUMMER
Batch

langer
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2 mg (6 IE)
niet
6.
OVERIGE
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon met poeder levert 4 mg somatropine (12 IE). Na reconstitutie bevat 0,4 ml suspensie
4 mg (10 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
geregistreerd
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT, medium-chain triglycerides).

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
langer
4 injectieflacons met 4 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel

niet
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Geneesmiddel
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/002 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
geregistreerd
13. BATCHNUMMER

Batch
langer

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
niet
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK


16. INFORMATIE IN BRAILLE

Somatropin Biopartners 4 mg
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Somatropin Biopartners 4 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

geregistreerd
4.
BATCHNUMMER
Batch

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
langer
4 mg (12 IE)
niet

6.
OVERIGE
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Voor volwassenen

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine (21 IE). Na reconstitutie bevat 0,7 ml suspensie
7 mg (10 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
dinatriumfosfaat.
geregistreerd
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT, medium-chain triglycerides).

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
langer
4 injectieflacons met 7 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel

niet
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Geneesmiddel
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/003 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel
geregistreerd
13. BATCHNUMMER

Batch
langer

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
niet
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK


16. INFORMATIE IN BRAILLE

Somatropin Biopartners 7 mg
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Somatropin Biopartners 7 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor volwassenen

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
geregistreerd

4.
BATCHNUMMER
Batch

langer
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
7 mg (21 IE)
niet
6.
OVERIGE
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
somatropine
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine (30 IE). Na reconstitutie bevat 0,5 ml
suspensie 10 mg (20 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
geregistreerd
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT, medium-chain triglycerides).

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
langer
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 injectieflacon met 10 mg poeder
1 injectieflacon met 1,5 ml oplosmiddel
4 injectieflacons met 10 mg poeder
niet
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Geneesmiddel
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruiken.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
geregistreerd
EU/1/13/849/004 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
EU/1/13/849/005 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel

13. BATCHNUMMER
langer
Batch

niet
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK


16. INFORMATIE IN BRAILLE

Somatropin Biopartners 10 mg
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Somatropin Biopartners 10 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
geregistreerd

4.
BATCHNUMMER
Batch

langer
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 mg (30 IE)
niet
6.
OVERIGE
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
somatropine
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine (60 IE). Na reconstitutie bevat 1 ml suspensie
20 mg (20 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder: natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij natriumdiwaterstoffosfaat, watervrij
geregistreerd
dinatriumfosfaat.
Oplosmiddel: vetzuren met middellange ketens (MCT, medium-chain triglycerides).

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
langer
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
20 mg poeder in een injectieflacon en 1,5 ml oplosmiddel in een injectieflacon
1 injectieflacon met 20 mg poeder
1 injectieflacon met 1,5 ml oplosmiddel niet
4 injectieflacons met 20 mg poeder
4 injectieflacons met 1,5 ml oplosmiddel

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Eenmaal per week
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Geneesmiddel
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland

geregistreerd
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/849/006 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel
EU/1/13/849/007 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel

langer
13. BATCHNUMMER

Batch
niet

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK


16. INFORMATIE IN BRAILLE

Somatropin Biopartners 20 mg
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Somatropin Biopartners 20 mg poeder voor suspensie voor injectie met verlengde afgifte
somatropine
SC
Voor kinderen en adolescenten (2 tot 18 jaar)

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

geregistreerd
4.
BATCHNUMMER
Batch

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
langer
20 mg (60 IE)
niet

6.
OVERIGE
Geneesmiddel
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Somatropin Biopartners

2.
WIJZE VAN TOEDIENING


3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
BATCHNUMMER
Batch
geregistreerd
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,5 ml vetzuren met middellange ketens
langer

6.
OVERIGE
niet
Geneesmiddel
geregistreerd
B. BIJSLUITER
langer
niet
Geneesmiddel

Somatropin Biopartners 2 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Somatropin Biopartners 4 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte
Somatropin Biopartners 7 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte

Voor volwassenen

somatropine

Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
geregistreerd
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter

langer
1.
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
niet
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Somatropin Biopartners bevat humaan groeihormoon, ook wel somatropine genoemd. Groeihormoon
reguleert de groei en ontwikkeling van cellen.
Dit geneesmiddel wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een tekort (deficiëntie)
aan groeihormoon, die
-
als kind al een tekort aan groeihormoon hadden, of
-
die als volwassene niet genoeg groeihormoon hebben.
Geneesmiddel
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft kanker.
Vertel het uw arts als u een actieve tumor (kanker) heeft. Tumoren moeten inactief zijn en uw
behandeling tegen kanker moet voltooid zijn voordat u kunt starten met uw behandeling met
-
U bent ziek vanwege een ernstige hart- of maagoperatie.
-
U wordt na een ernstig ongeluk voor meerdere letsels behandeld.
-
U heeft plotselinge ademhalingsproblemen.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt als een van de volgende situaties op u van
toepassing is:
-
U bent een volwassene die tijdens uw kinderjaren is behandeld met groeihormoon:
Uw arts zal u opnieuw controleren op een tekort aan groeihormoon voordat hij/zij de
behandeling opnieuw zal starten/voortzetten;
-
U heeft een erfelijke ziekte die prader-willisyndroom wordt genoemd:
U mag niet worden behandeld met dit geneesmiddel, behalve wanneer u ook een tekort aan
groeihormoon heeft;
-
U heeft een tumor gehad:
Uw arts zal u vaak onderzoeken, om te verzekeren dat de tumor niet is teruggekeerd;
-
U heeft symptomen als ernstige en terugkerende hoofdpijn, veranderingen van het
gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken, die het gevolg kunnen zijn van een verhoogde
druk in de schedel tijdens de behandeling met groeihormoon;
-
U lijdt aan organisch groeihormoontekort (een gebrek aan groeihormoon als gevolg van een
beschadiging van de hypofyse, of van het gedeelte van de hersenen dat hypothalamus wordt
geregistreerd
genoemd) of aan een verminderde uitscheiding van hormonen door de hypofyse:
Uw arts zal de gehaltes van uw bijnierhormonen (glucocorticoïden) controleren, Deze hormonen
moeten misschien worden aangepast wanneer de behandeling met groeihormoon eenmaal
begint.
Controles tijdens de behandeling
langer
-
Uw arts kan het suikergehalte in uw urine of in uw bloed controleren, omdat deze gehaltes
kunnen worden beïnvloed door dit geneesmiddel.
-
Uw schildklierfunctie moet regelmatig worden onderzocht, omdat dit geneesmiddel invloed kan
niet
hebben op de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.
Als uw schildklier niet goed werkt, werkt dit geneesmiddel mogelijk niet zo goed als het zou
moeten doen.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Voor de behandeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar dienen injectieflacons
met 10 mg en 20 mg somatropine te worden gebruikt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast Somatropin Biopartners nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Geneesmiddel
Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Vertel het uw arts met name als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt of als u dit kort
geleden heeft gedaan. Het kan zijn dat uw arts de dosering van Somatropin Biopartners of die van de
andere geneesmiddelen moet aanpassen:
-
corticosteroïden, zoals cortison of prednisolon: geneesmiddelen om ontstekingen tegen te gaan
of om de activiteit van het immuunsysteem te remmen, zodat getransplanteerde organen niet
worden afgestoten, of om astma te behandelen
-
thyroxine: een geneesmiddel om een verminderde schildklierfunctie te behandelen
-
insuline: een geneesmiddel om de bloedsuikerspiegel te verlagen
De arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend in de gaten houden, omdat het effect van
-
oestrogeen dat via de mond (oraal ) wordt ingenomen of andere geslachtshormonen
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen
-
cyclosporine: een geneesmiddel om het immuunsysteem te onderdrukken.

Zwangerschap en borstvoeding

U mag Somatropin Biopartners niet gebruiken als u zwanger bent of probeert zwanger te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of dit geneesmiddel in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding
geeft, mag u dit geneesmiddel alleen gebruiken als uw arts zegt dat dit beslist noodzakelijk is.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines

Somatropin Biopartners heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het
vermogen om machines te bedienen.
Stoffen in dit middel waarmee u rekening moet houden

Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
geregistreerd
`natriumvrij'.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
langer
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week geïnjecteerd.
niet
De dosis wordt door uw arts berekend, op de manier die hieronder staat beschreven. De dosering kan
van persoon tot persoon verschillen. Uw arts zal u altijd de minimale effectieve dosis voorschrijven,
op basis van uw specifieke behoeften.
Uw dosering moet eenmaal in de 6 maanden door uw arts worden gecontroleerd.
De aanbevolen startdosis is 2 mg somatropine, eenmaal per week geïnjecteerd. Voor vrouwen die
orale oestrogenen slikken is de startdosis meestal 3 mg, eenmaal per week geïnjecteerd.
Uw arts kan beslissen om met een lagere dosis te beginnen. Als het nodig is, zal uw arts deze dosis
geleidelijk verhogen, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert en van de gehaltes van een
groeifactor in uw bloed die IGF-I wordt genoemd. De gehaltes IGF-I in uw bloed moeten regelmatig
worden gecontroleerd, zodat ze binnen de grenzen van de normale waarden voor uw leeftijd en
geslacht kunnen worden gehouden.
Geneesmiddel
Dosisverlaging kan noodzakelijk zijn:
-
bij patiënten ouder dan 60 jaar
-
bij patiënten die langdurige zwelling van weefsels krijgen als gevolg van het vasthouden van
vocht, of die ongewone dingen gaan voelen, zoals een prikkelend of tintelend gevoel, of jeuk
-
om de ontwikkeling van carpale-tunnelsyndroom te vermijden, waarbij de zenuw die door de
pols loopt (de mediane zenuw) wordt samengedrukt, waardoor een verdoofd gevoel en pijn in
de hand ontstaat
-
nadat het geneesmiddel gedurende lange tijd gebruikt is, vooral bij mannen.
geregistreerd
Als dit geneesmiddel per ongeluk in de spier in plaats van onder de huid wordt toegediend, kan dit tot
gevolg hebben dat de bloedsuikerspiegel te laag wordt. Neem als dit gebeurt contact op met uw arts.
Informatie over het bij uzelf injecteren van Somatropin Biopartners
langer
Volg de instructies nauwgezet, stap voor stap.
Verzamel voordat u begint de volgende spullen:
-
in de verpakking meegeleverd
niet
- injectieflacon Somatropin Biopartners met de werkzame stof
- injectieflacon Somatropin Biopartners met 1,5 ml oplossing voor suspensie voor injectie
-
niet in de verpakking meegeleverd
- één steriele injectiespuit met een naald van 19 Gauge (19G) of dikker om het oplosmiddel op te
zuigen
- één steriele injectiespuit met een naald van 26 Gauge (26G) voor de injectie
- alcoholdoekjes
- droog gaasje of wattenbol
- een kleefpleister
- doos om gebruikte injectiespuiten en naalden in weg te gooien.

Hoe bereidt u de suspensie?
Geneesmiddel
1.
Neem de doos uit de koelkast. Was uw handen grondig met water en zeep en droog ze met een
schone handdoek af voordat u uw injectie bereidt. Dit helpt infecties te voorkomen.
2.
Verwarm de injectieflacon met oplosmiddel tot kamertemperatuur door hem rustig tussen uw handen
te rollen. Klop en schud de injectieflacon met poeder om ervoor te zorgen dat het poeder vrij
beweegt.
3.
Verwijder de beschermdop van beide injectieflacons, zoals te zien is in afbeelding 3a. Reinig de
rubberen stop van beide injectieflacons met een alcoholdoekje (afbeelding 3b).
Afbeelding 3a

Afbeelding 3b

geregistreerd
4.
Gebruik een injectiespuit van 1 ml met maatverdeling, met een naald van 19 G of dikker voor het
opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. Haal de beschermhuls van de naald af en vul de
injectiespuit met een volume lucht dat even groot is als het benodigde volume oplosmiddel voor
injectie, om het opzuigen van het oplosmiddel makkelijker te maken:
- 0,4 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 2 mg
- 0,6 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 4 mg
langer
- 0,9 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 7 mg
Steek de naald door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon met oplosmiddel, en
niet
spuit alle lucht in de injectieflacon.
Afbeelding 4

Geneesmiddel
5.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in het
oplosmiddel, zoals te zien is in afbeelding 5. Zuig langzaam het benodigde volume oplosmiddel op.
Klop zacht op de injectiespuit om luchtbelletjes te verwijderen. Oefen lichte druk uit door de plunjer
omhoog te duwen, totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en de naald verdwenen zijn. Ga verder
met het vullen van de injectiespuit met het juiste volume oplosmiddel voor injectie, zoals beschreven
is in de tekst bij afbeelding 4 hierboven. Trek de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon.
Gebruik eventueel overgebleven oplosmiddel niet voor een volgende bereiding!
Afbeelding 5

6.
Injecteer de hele inhoud van de injectiespuit in de injectieflacon met poeder, terwijl u de
injectienaald tegen de wand van de injectieflacon houdt. Trek de injectiespuit eruit en gooi hem weg.
Afbeelding 6
geregistreerd

7.
Zwenk hard met de injectieflacon zonder de rubberen bovenkant met uw vingers aan te raken, totdat
langer
de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer 60 seconden, maar kan tot
90 seconden duren. U mag pas stoppen met zwenken wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet
en al het poeder van de bodem in de vloeistof is verspreid. Direct gebruiken, want de vaste stof slaat
niet
weer neer als u de suspensie laat staan.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het niet goed gemengd kan worden.
Afbeelding 7

Geneesmiddel

Hoe zuigt u de suspensie op?

8.
Reinig de rubberen stop opnieuw met een nog niet gebruikt alcoholdoekje.
Neem een nieuwe injectiespuit met een naald van 26G. Neem de beschermhuls van de naald. Steek
de naald recht door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon in de suspensie.
Afbeelding 8

9.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in de
suspensie, zoals te zien is in afbeelding 9. Zuig de suspensie langzaam op. Omdat het een dik
mengsel is, kan het zijn dat de injectiespuit zich langzaam vult. Als het instromen stopt of als er
luchtbelletjes verschijnen, klop dan zacht met uw vingers op de injectiespuit. Oefen een lichte druk
uit op de plunjer om de luchtbelletjes kwijt te raken. Ga dan verder met het vullen van de
injectiespuit met het juiste volume suspensie, volgens het advies van uw arts. Trek de injectiespuit uit
de injectieflacon.
geregistreerd
Afbeelding 9
langer

niet

Hoe injecteert u de suspensie?

10. Klop zacht op de injectiespuit om kleine luchtbelletjes te verwijderen. Houd de injectiespuit rechtop.
Oefen een lichte druk uit op de plunjer totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de
naald verschijnt.
Afbeelding 10
Geneesmiddel

11. Reinig de plaats van de injectie met een nog niet gebruikt alcoholdoekje. Raak de naald niet aan en
laat hem vóór de injectie met geen enkel oppervlak in aanraking komen.
12. Knijp zacht in de gereinigde huid zodat een huidplooi wordt gevormd. Houd de plooi gedurende de
hele injectie tussen uw duim en wijsvinger. Houd de injectiespuit stevig vast aan de vingergreep.
Steek de hele lengte van de naald in een rechte hoek (90 graden) in de huidplooi, zoals te zien is in
afbeelding 12.
Afbeelding 12

13. Injecteer de suspensie over een periode van 5 seconden door zacht op de plunjer te duwen totdat de
injectiespuit leeg is. Laat de huid tijdens de injectie langzaam los. Wacht na de injectie een paar
seconden en trek dan snel de naald eruit, met de plunjer nog steeds naar binnen geduwd. Oefen met
een droog gaasje of een wattenbol een lichte druk uit op de plaats van de injectie. Houd de druk nog
een paar tellen vast als er een druppeltje bloed verschijnt.
Plak een kleefpleister op de plaats van de injectie.
De suspensie is uitsluitend bedoeld voor onmiddellijk, eenmalig gebruik. Alle suspensie die na de
geregistreerd
injectie overblijft, moet worden afgevoerd.
14. Zorg ervoor dat alle gebruikte injectiespuiten en -naalden na eenmalig gebruik op een veilige manier
worden afgevoerd.

Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
langer
Raadpleeg uw arts als u te veel van dit middel heeft gebruikt.
Als u te veel van dit middel heeft gebruikt, kan uw bloedsuikerspiegel in eerste instantie dalen en te
laag worden. Vervolgens kan hij stijgen en te hoog worden. Langdurige overdosering kan leiden tot
niet
een meer dan normale groei van de oren, neus, lippen, tong en het kaakbeen.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?

Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week gebruikt. Het is belangrijk dat elke dosis op het geplande
tijdstip wordt toegediend. Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts. Hij/zij zal u
helpen met het vaststellen van een nieuw doseringsschema. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Vraag uw arts om advies voordat u stopt met de behandeling. Als u de behandeling onderbreekt of er
te vroeg mee stopt, kan dit het succes van de behandeling verminderen.
Geneesmiddel
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
virusinfectie
huiduitstulpingen (een vorm van onschadelijke huidgroei)
vermoeidheid
zwakte, zich niet goed voelen
gezwollen gezicht
dorst
pijn, pijn in de borst, pijn op de plaats van de injectie
pijn in de rug, armen, benen, schouders, botten, gewrichten
slapeloosheid
Verminderde gevoeligheid, verdoofd en tintelend gevoel in de vingers en handpalm door een
geregistreerd
beklemde zenuw in de pols (carpale-tunnelsyndroom)
duizeligheid, slaperigheid
stijfheid in de spieren of botten, spierzwakte, spierpijn, een zwaar gevoel
peesontsteking, gezwollen gewrichten, ontsteking van de gewrichten
roodverkleuring van de ogen, verminderd gezichtsvermogen, vertigo (een gevoel van
duizeligheid of snel ronddraaien)
langer
versnelde of onregelmatige hartslag
hoge bloeddruk
bloedneus
misselijkheid
niet
verhoogd gehalte bilirubine, een stof die door de lever wordt aangemaakt
ontsteking van de galblaas
acne, meer transpireren, huiduitslag
allergische huidreacties zoals roodheid, irritatie, jeuk
bloed in de urine
pijn in de tepels
verminderde bijnierwerking (wat zich kan uiten als vermoeidheid)
verminderde schildklierwerking
verhoogde vetgehaltes in het bloed
gewichtstoename
vorming van stoffen in het bloed (antistoffen) die aan groeihormoon kunnen binden
veranderingen in uitslagen van bloedonderzoek, zoals een verandering van het aantal witte
bloedcellen of verhoogde concentraties van insuline, suiker, natrium of bepaalde vetachtige
Geneesmiddel
stoffen in het bloed
veranderingen in uitslagen van leverfunctietests
een bepaald type goedaardige hersentumor, craniofaryngioom genoemd
Soms: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
vergroting van de borst bij mannen
Zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 personen
symptomen van verhoogde druk in de schedel, zoals ernstige en terugkerende hoofdpijn,
veranderingen van het gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken.
een verminderde reactie op insuline (insuline-resistentie)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
2
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaarcondities voor het ongeopende product

Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Houdbaarheid na reconstitutie met oplosmiddel
geregistreerd
Na bereiding moet het product onmiddellijk worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
langer
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
niet
Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is somatropine.
-
Somatropin Biopartners 2 mg: één injectieflacon met poeder levert 2 mg somatropine,
overeenkomend met 6 IE. Na bereiding bevat 0,2 ml suspensie 2 mg somatropine (10 mg/ml).
-
Somatropin Biopartners 4 mg: één injectieflacon met poeder levert 4 mg somatropine,
overeenkomend met 12 IE. Na bereiding bevat 0,4 ml suspensie 4 mg somatropine (10 mg/ml).
-
Somatropin Biopartners 7 mg: één injectieflacon met poeder levert 7 mg somatropine,
overeenkomend met 21 IE. Na bereiding bevat 0,7 ml suspensie 7 mg somatropine (10 mg/ml).
De andere stoffen in dit middel zijn natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij
natriumdiwaterstoffosfaat en watervrij dinatriumfosfaat.
Geneesmiddel
Hoe ziet Somatropin Biopartners eruit en hoeveel zit er in een verpakking?

Somatropin Biopartners is een poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte. Het poeder is wit tot bijna-wit, het oplosmiddel is een heldere vloeistof.

Somatropin Biopartners 2 mg: 2 mg (6 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een gele `flip-off'-dop (aluminium en
kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Somatropin Biopartners 4 mg: 4 mg (12 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een roze `flip-off'-dop (aluminium en
kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.

Somatropin Biopartners 7 mg: 7 mg (21 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtblauwe `flip-off'-dop
(aluminium en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een
glazen injectieflacon met een (butyl)rubberen stop.
Verpakkingsgrootte van 4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0)7121 948 7756
Fax: +49 (0)7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
Fabrikant

geregistreerd
BIOTON S.A.
Macierzysz, 12, Poznanska, Str.,
05-850 Ozarow Mazowiecki,
Polen
Deze bijsluiter is goedgekeurd in
langer

Andere informatiebronnen

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
niet
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
2
Geneesmiddel

Somatropin Biopartners 10 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met
verlengde afgifte
Somatropin Biopartners 20 mg poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met
verlengde afgifte

Voor kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar

somatropine

Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
geregistreerd
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter

1.
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
langer
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
niet
1.
Wat is Somatropin Biopartners en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Somatropin Biopartners bevat humaan groeihormoon, ook wel somatropine genoemd. Groeihormoon
reguleert de groei en ontwikkeling van cellen. Wanneer het de groei van cellen in de pijpbeenderen
van de benen en de ruggengraat stimuleert, veroorzaakt het lengtegroei.
Dit geneesmiddel wordt gebruikt voor de behandeling van groeistoornissen (groeideficiëntie) bij
kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar met onvoldoende uitscheiding van groeihormoon.
Het is geïndiceerd voor langdurig gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Geneesmiddel
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft kanker.
Vertel het uw arts als u een actieve tumor (kanker) heeft. Tumoren moeten inactief zijn en uw
behandeling tegen kanker moet voltooid zijn voordat u kunt starten met uw behandeling met
groeihormoon. Uw arts zal uw behandeling met dit geneesmiddel stopzetten als er tekenen zijn
-
U bent een kind dat al gestopt is met groeien.
-
U bent ziek vanwege een ernstige hart- of maagoperatie.
-
U wordt na een ernstig ongeluk voor meerdere letsels behandeld.
-
U heeft plotselinge ademhalingsproblemen.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt als een van de volgende situaties op u van
toepassing is:
-
U heeft een erfelijke ziekte die prader-willisyndroom wordt genoemd:
U mag niet worden behandeld met dit geneesmiddel, behalve wanneer u ook een tekort aan
groeihormoon heeft;
-
U heeft een tumor gehad:
Uw arts zal u vaak onderzoeken, om te verzekeren dat de tumor niet is teruggekeerd;
-
U heeft symptomen als ernstige en terugkerende hoofdpijn, veranderingen van het
gezichtsvermogen, misselijkheid en/of braken, die het gevolg kunnen zijn van een verhoogde
druk in de schedel tijdens de behandeling met groeihormoon;
-
U lijdt aan organisch groeihormoontekort (een gebrek aan groeihormoon als gevolg van een
beschadiging van de hypofyse, of van het gedeelte van de hersenen dat hypothalamus wordt
genoemd) of aan een verminderde uitscheiding van hormonen door de hypofyse:
Uw arts zal de gehaltes van uw bijnierhormonen (glucocorticoïden) controleren, Deze hormonen
moeten misschien worden aangepast wanneer de behandeling met groeihormoon eenmaal
geregistreerd
begint.
Controles tijdens de behandeling
-
Uw arts kan het suikergehalte in uw urine of in uw bloed controleren, omdat deze gehaltes
kunnen worden beïnvloed door dit geneesmiddel.
langer
-
Uw schildklierfunctie moet regelmatig worden onderzocht, omdat dit geneesmiddel invloed kan
hebben op de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.
Als uw schildklier niet goed werkt, werkt dit geneesmiddel mogelijk niet zo goed als het zou
moeten doen.
niet
-
Informeer de arts als u tijdens de behandeling mank begint te lopen.
-
Als u een tumor heeft gehad, zal uw arts u vóór de behandeling en regelmatig tijdens de
behandeling onderzoeken. Dit is omdat de arts de behandeling zal stoppen in het geval dat er
een tumor ontstaat.
-
Als u een ongewone kromming van de ruggengraat heeft, zal uw arts u regelmatig controleren
op verergering van deze aandoening.

Kinderen jonger dan 2 jaar
Dit geneesmiddel mag niet worden gebruikt door kinderen jonger dan 2 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Geneesmiddel
Gebruikt u naast Somatropin Biopartners nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Vertel het uw arts met name als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt of als u dit kort
geleden heeft gedaan. Het kan zijn dat uw arts de dosering van Somatropin Biopartners of die van de
andere geneesmiddelen moet aanpassen:
-
corticosteroïden, zoals cortison of prednisolon: geneesmiddelen om ontstekingen tegen te gaan
of om de activiteit van het immuunsysteem te remmen, zodat getransplanteerde organen niet
worden afgestoten, of om astma te behandelen
-
thyroxine: een geneesmiddel om een verminderde schildklierfunctie te behandelen
insuline: een geneesmiddel om de bloedsuikerspiegel te verlagen
De arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend in de gaten houden, omdat het effect van
insuline verminderd kan zijn.
-
oestrogeen dat via de mond (oraal ) wordt ingenomen of andere geslachtshormonen
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen
-
cyclosporine: een geneesmiddel om het immuunsysteem te onderdrukken.

Zwangerschap en borstvoeding

U mag Somatropin Biopartners niet gebruiken als u zwanger bent of probeert zwanger te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of dit geneesmiddel in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding
geeft, mag u dit geneesmiddel alleen gebruiken als uw arts zegt dat dit beslist noodzakelijk is.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines

Somatropin Biopartners heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het
vermogen om machines te bedienen.
Stoffen in dit middel waarmee u rekening moet houden
geregistreerd
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, en is dus in wezen
`natriumvrij'.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?
langer
Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
niet
Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week geïnjecteerd.
De dosis wordt door uw arts berekend, op de manier die hieronder staat beschreven. De dosering kan
van persoon tot persoon verschillen. Uw arts zal u altijd de minimale effectieve dosis voorschrijven,
op basis van uw specifieke behoeften.
Uw dosering moet eenmaal in de 6 maanden door uw arts worden gecontroleerd.
De aanbevolen dosis is 0,5 mg somatropine per kilo lichaamsgewicht, eenmaal per week geïnjecteerd.
Er mag niet meer worden geïnjecteerd dan de wekelijkse dosis van 0,5 mg somatropine per kilo
lichaamsgewicht, vanwege de beperkte ervaring met hogere doses bij kinderen.
Geneesmiddel
Somatropin Biopartners 10 mg is voldoende voor gebruik bij kinderen met een lichaamsgewicht tot
20 kg. Somatropin Biopartners 20 mg is voldoende voor gebruik bij kinderen met een
lichaamsgewicht tot 40 kg. Als u zwaarder bent dan 40 kg moeten twee injectieflacons worden
gebruikt.
Het maximale injectievolume per injectieplaats mag niet groter zijn dan 1 ml. Daarom moet, als u
zwaarder bent dan 40 kg, het totale injectievolume in gelijke delen worden verdeeld over twee
injectieplaatsen, omdat er meer dan 1 ml suspensie moet worden geïnjecteerd.
Zie ook de vereiste aanpassingen die zijn beschreven in rubriek 2, `Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?'.
geregistreerd
gevolg hebben dat de bloedsuikerspiegel te laag wordt. Neem als dit gebeurt contact op met uw arts.
Informatie over het bij uzelf injecteren van Somatropin Biopartners
Volg de instructies nauwgezet, stap voor stap.
langer
Verzamel voordat u begint de volgende spullen:
-
in de verpakking meegeleverd
- injectieflacon Somatropin Biopartners met de werkzame stof
- injectieflacon Somatropin Biopartners met 1,5 ml oplossing voor suspensie voor injectie
niet
-
niet in de verpakking meegeleverd
- één steriele injectiespuit met een naald van 19 Gauge (19G) of dikker om het oplosmiddel op te
zuigen
- één steriele injectiespuit met een naald van 26 Gauge (26G) voor de injectie
- alcoholdoekjes
- droog gaasje of wattenbol
- een kleefpleister
- doos om gebruikte injectiespuiten en naalden in weg te gooien.

Hoe bereidt u de suspensie?
1.
Neem de doos uit de koelkast. Was uw handen grondig met water en zeep en droog ze met een
schone handdoek af voordat u uw injectie bereidt. Dit helpt infecties te voorkomen.
Geneesmiddel
2.
Verwarm de injectieflacon met oplosmiddel tot kamertemperatuur door hem rustig tussen uw handen
te rollen. Klop en schud de injectieflacon met poeder om ervoor te zorgen dat het poeder vrij
beweegt.
3.
Verwijder de beschermdop van beide injectieflacons, zoals te zien is in afbeelding 3a. Reinig de
rubberen stop van beide injectieflacons met een alcoholdoekje (afbeelding 3b).
Afbeelding 3a

Afbeelding 3b

geregistreerd
4.
Gebruik een injectiespuit van 1 ml of 2 ml met maatverdeling, met een naald van 19 G of dikker voor
het opzuigen van het oplosmiddel uit de injectieflacon. Haal de beschermhuls van de naald af en vul
de injectiespuit met een volume lucht dat even groot is als het benodigde volume oplosmiddel voor
injectie, om het opzuigen van het oplosmiddel makkelijker te maken:
- 0,7 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 1 ml voor Somatropin Biopartners 10 mg
- 1,2 ml in een injectiespuit met maatverdeling van 2 ml voor Somatropin Biopartners 20 mg
langer
Steek de naald door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon met oplosmiddel, en
spuit alle lucht in de injectieflacon. niet
Afbeelding 4

Geneesmiddel
5.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in het
oplosmiddel, zoals te zien is in afbeelding 5. Zuig langzaam het benodigde volume oplosmiddel op.
Klop zacht op de injectiespuit om luchtbelletjes te verwijderen. Oefen lichte druk uit door de plunjer
omhoog te duwen, totdat alle luchtbelletjes uit de injectiespuit en de naald verdwenen zijn. Ga verder
met het vullen van de injectiespuit met het juiste volume oplosmiddel voor injectie, zoals beschreven
is in de tekst bij afbeelding 4 hierboven. Trek de naald van de injectiespuit uit de injectieflacon.
Gebruik eventueel overgebleven oplosmiddel niet voor een volgende bereiding!
Afbeelding 5

6.
Injecteer de hele inhoud van de injectiespuit in de injectieflacon met poeder, terwijl u de
injectienaald tegen de wand van de injectieflacon houdt. Trek de injectiespuit eruit en gooi hem weg.
Afbeelding 6
geregistreerd

7.
Zwenk hard met de injectieflacon zonder de rubberen bovenkant met uw vingers aan te raken, totdat
langer
de inhoud volledig gemengd is. Dit duurt doorgaans ongeveer 60 seconden, maar kan tot
90 seconden duren. U mag pas stoppen met zwenken wanneer de suspensie er uniform en wit uitziet
en al het poeder van de bodem in de vloeistof is verspreid. Direct gebruiken, want de vaste stof slaat
niet
weer neer als u de suspensie laat staan.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het niet goed gemengd kan worden.
Afbeelding 7

Geneesmiddel

Hoe zuigt u de suspensie op?

8.
Reinig de rubberen stop opnieuw met een nog niet gebruikt alcoholdoekje.
Neem een nieuwe injectiespuit met een naald van 26G. Neem de beschermhuls van de naald. Steek
de naald recht door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon in de suspensie.
Afbeelding 8

9.
Draai de injectieflacon ondersteboven, met de injectiespuit erin, en plaats de punt van de naald in de
suspensie, zoals te zien is in afbeelding 9. Zuig de suspensie langzaam op. Omdat het een dik
mengsel is, kan het zijn dat de injectiespuit zich langzaam vult. Als het instromen stopt of als er
luchtbelletjes verschijnen, klop dan zacht met uw vingers op de injectiespuit. Oefen een lichte druk
uit op de plunjer om de luchtbelletjes kwijt te raken. Ga dan verder met het vullen van de
injectiespuit met het juiste volume suspensie, volgens het advies van uw arts. Trek de injectiespuit uit
de injectieflacon.
geregistreerd
Afbeelding 9
langer

niet

Hoe injecteert u de suspensie?

10. Klop zacht op de injectiespuit om kleine luchtbelletjes te verwijderen. Houd de injectiespuit rechtop.
Oefen een lichte druk uit op de plunjer totdat er een kleine druppel suspensie aan het uiteinde van de
naald verschijnt.
Afbeelding 10
Geneesmiddel

11. Reinig de plaats van de injectie met een nog niet gebruikt alcoholdoekje. Raak de naald niet aan en
laat hem vóór de injectie met geen enkel oppervlak in aanraking komen.
12. Knijp zacht in de gereinigde huid zodat een huidplooi wordt gevormd. Houd de plooi gedurende de
hele injectie tussen uw duim en wijsvinger. Houd de injectiespuit stevig vast aan de vingergreep.
Steek de hele lengte van de naald in een rechte hoek (90 graden) in de huidplooi, zoals te zien is in
afbeelding 12.
Afbeelding 12

13. Injecteer de suspensie over een periode van 5 seconden door zacht op de plunjer te duwen totdat de
injectiespuit leeg is. Laat de huid tijdens de injectie langzaam los. Wacht na de injectie een paar
seconden en trek dan snel de naald eruit, met de plunjer nog steeds naar binnen geduwd. Oefen met
een droog gaasje of een wattenbol een lichte druk uit op de plaats van de injectie. Houd de druk nog
een paar tellen vast als er een druppeltje bloed verschijnt.
Plak een kleefpleister op de plaats van de injectie.
De suspensie is uitsluitend bedoeld voor onmiddellijk, eenmalig gebruik. Alle suspensie die na de
injectie overblijft, moet worden afgevoerd.
geregistreerd
14. Zorg ervoor dat alle gebruikte injectiespuiten en -naalden na eenmalig gebruik op een veilige manier
worden afgevoerd.

Heeft u te veel van dit middel gebruikt?

langer
Raadpleeg uw arts als u te veel van dit middel heeft gebruikt.
Als u te veel van dit middel heeft gebruikt, kan uw bloedsuikerspiegel in eerste instantie dalen en te
laag worden. Vervolgens kan hij stijgen en te hoog worden. Langdurige overdosering kan leiden tot
een meer dan normale groei van de oren, neus, lippen, tong en het kaakbeen.
niet

Bent u vergeten dit middel te gebruiken?

Dit geneesmiddel wordt eenmaal per week gebruikt. Het is belangrijk dat elke dosis op het geplande
tijdstip wordt toegediend. Als u een dosis vergeet, neem dan contact op met uw arts. Hij/zij zal u
helpen met het vaststellen van een nieuw doseringsschema. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Vraag uw arts om advies voordat u stopt met de behandeling. Als u de behandeling onderbreekt of er
te vroeg mee stopt, kan dit het succes van de behandeling verminderen.
Geneesmiddel
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.

Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Bijwerkingen die zeer vaak gemeld werden (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 personen)
waren zwelling op de plaats van de injectie en de vorming van stoffen in het bloed (antistoffen) die
aan groeihormoon binden. De bijwerkingen waren over het algemeen van tijdelijke aard en licht tot
matig-ernstig.
Ontwikkeling van nieuwe tumoren en terugkeer van eerder bestaande tumoren zijn gemeld tijdens
behandeling met groeihormonen. Het is niet bekend hoe vaak dit kan voorkomen, maar als u vermoedt
dat dit bij u het geval is, moet u contact opnemen met uw arts omdat de behandeling dan misschien
moet worden gestopt.
Bijwerkingen kunnen met de volgende frequenties optreden:
Vaak: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 personen
vermoeidheid of gewichtstoename als gevolg van een te langzaam werkende schildklier
verminderde werking van de bijnieren (wat zich kan uiten als vermoeidheid)
lichte stijging van de bloedsuikerspiegel
hoofdpijn, lethargie (gebrek aan energie), duizeligheid
braken, maagpijn
geregistreerd
verkleuring van de huid
pijn in de gewrichten, armen of benen
pijn, verkleuring, zwelling, verharding, roodheid of een gevoel van warmte op de injectieplaats
zwelling van weefsel
koorts
veranderingen in de gehaltes van bepaalde hormonen in het bloed
langer
Zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 personen
ongewoon gevoel, zoals een prikkelend of tintelend gevoel, of jeuk
hoge bloeddruk
niet
Zeer zelden: kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 personen
slapeloosheid
vergroting van de borst bij mannen
Niet bekend, frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
een verminderde reactie op insuline (insuline-resistentie)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
2
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Geneesmiddel
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is somatropine.

Somatropin Biopartners 10 mg: één injectieflacon met poeder levert 10 mg somatropine,
overeenkomend met 30 IE. Na bereiding bevat 0,5 ml suspensie 10 mg somatropine (20 mg/ml).

Somatropin Biopartners 20 mg: één injectieflacon met poeder levert 20 mg somatropine,
overeenkomend met 60 IE. Na bereiding bevat 1 ml suspensie 20 mg somatropine (20 mg/ml).
geregistreerd
De andere stoffen in dit middel zijn natriumhyaluronaat, fosfolipiden uit eieren, watervrij
natriumdiwaterstoffosfaat en watervrij dinatriumfosfaat.
Hoe ziet Somatropin Biopartners eruit en hoeveel zit er in een verpakking?

langer
Somatropin Biopartners is een poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie met verlengde
afgifte. Het poeder is wit tot bijna-wit; het oplosmiddel is een heldere vloeistof.
-
Somatropin Biopartners
10 mg: 10 mg (30 IE) somatropine als poeder in een glazen
niet
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een lichtgroene `flip-off'-dop
(aluminium en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een
glazen injectieflacon met een (butyl)rubberen stop
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel en van
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
-
Somatropin Biopartners
20 mg: 20 mg (60 IE) somatropine als poeder in een glazen
injectieflacon, afgesloten met een (butyl)rubberen stop en een groene `flip-off'-dop (aluminium
en kunststof), en 1,5 ml oplosmiddel (vetzuren met middellange ketens) in een glazen
injectieflacon met een (butyl)rubberen stop
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon met poeder en 1 injectieflacon met oplosmiddel en van
4 injectieflacons met poeder en 4 injectieflacons met oplosmiddel.
Mogelijk worden niet alle genoemde verpakkingsgrootten in uw land in de handel gebracht.
Geneesmiddel

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

BioPartners GmbH
Kaiserpassage 11
D-72764 Reutlingen
Duitsland
Tel: +49 (0)7121 948 7756
Fax: +49 (0)7121 346 255
e-mail: info@biopartners.de
3
geregistreerd
langer
niet
Geneesmiddel

Heb je dit medicijn gebruikt? Somatropin Biopartners 20 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Somatropin Biopartners 20 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Somatropin Biopartners 20 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG