Simponi 100 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een voorgevulde pen bevat 45 mg golimumab* in 0,45 ml. 1 ml oplossing bevat 100 mg golimumab.
Elke voorgevulde pen kan 0,1 ml tot 0,45 ml (overeenkomend met 10 mg tot 45 mg golimumab) in
stappen van 0,05 ml toedienen.
*
Humaan IgG1κ monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 18,45 mg sorbitol (E420) per dosis van 45 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), VarioJect.
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX) is geïndiceerd voor de behandeling van
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder, die onvoldoende
reageerden op eerdere behandeling met MTX.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld en gecontroleerd door gekwalificeerde artsen die ervaring
hebben met het diagnosticeren en behandelen van aandoeningen waarvoor Simponi is geïndiceerd.
Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de herinneringskaart voor patiënten te ontvangen
die in de verpakking wordt meegeleverd.
Dosering
De voorgevulde pen met 45 mg/0,45 ml is bestemd voor pediatrische patiënten. Elke voorgevulde pen
is bestemd voor eenmalig gebruik bij één patiënt, en dient na gebruik onmiddellijk te worden
weggegooid.
2
Pediatrische patiënten
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan
40 kg
De aanbevolen dosering van Simponi voor kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 40 kg
met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is 30 mg/m
2
lichaamsoppervlakte tot een maximale
enkelvoudige dosis van 40 mg eenmaal per maand toegediend, elke maand op dezelfde dag. Het
voorgeschreven injectievolume dient te worden gekozen volgens de lengte en het gewicht van de
patiënt, zoals weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Dosis van Simponi in milliliter (ml) volgens de lengte en het gewicht van patiënten met
pJIA
Totaal lichaamsgewicht (kg)
10-12
13-17
18-22
23-27
28-32
33-37
38-39
Dosis (ml)
70 tot < 75
0,15
0,15
0,2
75 tot < 85
0,15
0,15
0,2
0,2
85 tot < 95
0,15
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
95 tot < 105
0,15
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
105 tot < 115
0,15
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
0,3
115 tot < 125
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
0,35
125 tot < 135
0,2
0,25
0,3
0,3
0,35
0,35
135 tot < 145
0,25
0,25
0,3
0,3
0,35
0,35
145 tot < 155
0,25
0,3
0,35
0,35
0,4
155 tot < 165
0,3
0,3
0,35
0,35
0,4
165 tot < 175
0,35
0,35
0,4
0,4
175 tot < 180
0,35
0,4
0,4
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste
40 kg
Voor kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste 40 kg is een voorgevulde pen of voorgevulde
spuit van 50 mg verkrijgbaar. Zie voor de dosering bij gebruik van het 50 mg doseerschema
rubriek 4.2 van de SmPC van de Simponi 50 mg voorgevulde pen of voorgevulde spuit.
Volgens beschikbare gegevens zou een klinische respons gewoonlijk bereikt worden binnen 12 tot
14 weken behandeling (na 3-4 doses). Bij kinderen bij wie therapeutisch voordeel binnen deze periode
niet wordt vastgesteld moet voortzetting van de behandeling worden heroverwogen.
Er is geen relevant gebruik van Simponi bij patiënten jonger dan 2 jaar voor de indicatie van pJIA.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen.
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Lengte (cm)
3
Speciale populaties
Nier- en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van golimumab zijn niet vastgesteld bij patiënten met pJIA jonger dan
2 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de voorgeschreven hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de verpakking wordt
meegeleverd.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Bij patiënten die
golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en pneumonie),
mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische infecties,
waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij patiënten die
gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie met hun
onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die tijdens de
behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden gevolgd
en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige infectie
of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet behandeling met
passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie onder controle is.
4
Bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in een gebied waar invasieve schimmelinfecties als
histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose endemisch zijn, moeten de voordelen en risico’s
van behandeling met golimumab zorgvuldig worden afgewogen alvorens te starten met de behandeling
met golimumab. Bij risicopatiënten die met golimumab worden behandeld, moet aan een invasieve
schimmelinfectie worden gedacht als deze patiënten een ernstige systemische ziekte ontwikkelen. De
diagnose en toediening van empirische antifungale therapie moeten bij deze patiënten, indien
mogelijk, worden gedaan in overleg met een arts die ervaren is in de behandeling van invasieve
schimmelinfecties.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (‘latente’) tuberculose. Bij deze controle moet een
gedetailleerde medische voorgeschiedenis met een persoonlijke voorgeschiedenis van tuberculose of
mogelijk eerdere blootstelling aan tuberculose, en vroegere en/of huidige immunosuppressieve
behandeling worden opgesteld. Bij alle patiënten moeten geschikte screeningsonderzoeken, d.w.z.
tuberculinehuid- of bloedtest en een thoraxfoto, worden uitgevoerd (er kunnen lokale aanbevelingen
van toepassing zijn). Er wordt aanbevolen om op de herinneringskaart voor patiënten te vermelden
welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans op een fout-
negatieve uitslag van de tuberculinehuidtest, met name bij patiënten die ernstig ziek zijn of bij wie het
immuunsysteem onderdrukt is.
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
Bij een vermoeden van latente tuberculose moet een arts geraadpleegd worden die deskundig is op het
gebied van de behandeling van tuberculose. Bij alle onderstaande situaties moeten de voordelen en
risico’s van behandeling met golimumab zeer zorgvuldig worden afgewogen.
Als inactieve (‘latente’) tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met anti-
tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale aanbevelingen,
alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van anti-
tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen worden
bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
5
Reactivering van het hepatitis B-virus
Reactivering van hepatitis B is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren
(positief voor het oppervlakte-antigeen) en TNF-antagonisten, waaronder golimumab, kregen.
Sommige gevallen kenden een dodelijke afloop.
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen
Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van
maligniteiten. Op basis van de huidige kennis kan niet worden uitgesloten dat patiënten die met TNF-
antagonisten behandeld worden een mogelijk risico hebben op het ontwikkelen van lymfomen,
leukemie of andere maligniteiten. Wanneer overwogen wordt om behandeling met TNF-blokkers toe
te passen bij patiënten met een voorgeschiedenis van maligniteiten of om de behandeling voort te
zetten bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen, is voorzichtigheid geboden.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling ≤ 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
worden gebracht met immunosuppressie. Een risico op ontwikkeling van maligniteiten bij kinderen en
adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase III-
onderzoek met Simponi bij reumatoïde artritis (RA), artritis psoriatica (PsA) en spondylitis ankylosans
(AS) was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die met golimumab werden behandeld hoger
dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn gevallen van leukemie gemeld bij patiënten
die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd achtergrondrisico op lymfoom en leukemie
bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van een langdurig aanhoudende, zeer actieve
ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en colitis ulcerosa (UC) was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom
6
(met uitzondering van niet-melanome huidkanker) bij de golimumab- en de controlegroep
vergelijkbaar.
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico’s en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van een ander anti-TNF-
middel, infliximab, bij patiënten met matige tot ernstige chronische obstructieve longziekte (COPD),
werden bij patiënten die met infliximab behandeld werden meer maligniteiten, overwegend in de
longen en het hoofd-halsgebied, gemeld dan bij de patiënten uit de controlegroep. Alle patiënten
hadden een voorgeschiedenis van zwaar roken. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het gebruik van
een TNF-antagonist bij patiënten die lijden aan COPD en bij patiënten die doordat zij veel hebben
gerookt een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van maligniteiten.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
Congestief hartfalen (CHF)
Met TNF-blokkers, waaronder golimumab, zijn gevallen van verergering van congestief hartfalen
(CHF) en nieuw opgetreden CHF gemeld. Enkele gevallen hadden een fatale afloop. Bij een klinisch
onderzoek met een andere TNF-antagonist is verergering van congestief hartfalen en toegenomen
mortaliteit als gevolg van CHF waargenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van
golimumab bij patiënten met CHF. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van golimumab bij
patiënten met mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). De patiënten moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd en indien sprake is van nieuwe of verergerende symptomen van hartfalen moet de
behandeling met golimumab worden stopgezet (zie rubriek 4.3).
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto’s aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico’s van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
7
tijdens de behandeling met golimumab een chirurgische ingreep moet ondergaan, dient zorgvuldig te
worden gecontroleerd op infecties en passende maatregelen moeten worden genomen.
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF
-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de golimumab behandeling dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en anakinra
Ernstige infecties en neutropenie zonder extra klinisch voordeel zijn gezien tijdens klinische
onderzoeken waarbij anakinra en een andere TNF blokker, etanercept, gelijktijdig werden gebruikt.
Vanwege de aard van de ongewenste effecten die gezien werden bij deze combinatietherapie, kan
vergelijkbare toxiciteit ook optreden bij de combinatie van anakinra met andere TNF-blokkers. De
combinatie van golimumab en anakinra wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening met andere biologische geneesmiddelen
Er is onvoldoende informatie over het gelijktijdig gebruik van golimumab met andere biologische
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor
golimumab wordt gebruikt. Het gelijktijdig gebruik van golimumab met deze biologische
geneesmiddelen wordt niet aanbevolen vanwege het mogelijk verhoogde risico op infectie en andere
potentiële farmacologische interacties.
Wisselen tussen biologische
disease modifying anti-rheumatic drugs
(DMARD’s)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
8
gedissemineerde infecties. Het wordt aangeraden therapeutische infectieuze agentia niet gelijktijdig
met golimumab toe te dienen.
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen is vervaardigd van droog natuurlijk rubber dat latex
bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
aandacht dient te worden besteed aan het optreden van infecties. Het niet-radiografische axiale
spondyloartritis (nr-Axiale SpA)-onderzoek is niet uitgevoerd bij patiënten van 45 jaar of ouder.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen om bij pediatrische patiënten, indien mogelijk, alle vaccinaties bij te werken
volgens de huidige richtlijnen voor vaccinatie alvorens de behandeling met golimumab te starten (zie
‘Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia’ hierboven).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
Risico op medicatiefouten
Het is belangrijk dat de correcte dosis wordt toegediend zoals aangegeven bij de dosering (zie
rubriek 4.2). Men moet goed opletten dat de patiënt niet ondergedoseerd of overgedoseerd wordt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
9
Therapeutische infectieuze agentia mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie
rubriek 4.4).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
gevonden voor directe of indirecte schadelijke effecten op de zwangerschap, op de embryonale/foetale
ontwikkeling, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Het gebruik van
golimumab bij zwangere vrouwen wordt niet aanbevolen; zwangere vrouwen mogen golimumab
alleen krijgen indien strikt noodzakelijk.
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die
in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is met golimumab geen onderzoek naar vruchtbaarheid bij dieren gedaan. In een
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen waarbij een analoog antilichaam werd gebruikt dat selectief de
functionele activiteit van het TNFα van de muis remt, is geen relevant effect op de vruchtbaarheid
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op het vermogen om te fietsen, de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Na toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF, auto-
10
immuunprocessen (lupus-achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie
rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 2 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1000, < 1/100); zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 2
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis),
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus (kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
Zelden: aplastische anemie, agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
11
Oogaandoeningen
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak:
Soms:
Zelden:
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak:
hypertensie
trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
syndroom van Raynaud
astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid, maag-darmstelselontstekingsaandoeningen
(zoals gastritis en colitis), stomatitis
Soms: constipatie, gastro-oesofageale reflux
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: afgenomen genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
*
Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
12
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden
ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 %
van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase
van de RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA-onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in follow-
up, 95 %-BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg groep, 95 %-
BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van de UC-
onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de met
golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige infecties
die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten tuberculose,
bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en andere
opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en
TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met
golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per
100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5;
95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab
werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow-up tot 3 jaar bij patiënten die
met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij
patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1
in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een
incidentie (95 %-BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab
50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57)
voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO‑AFTER-studie, waaraan
patiënten deelnamen die eerder aan anti‑TNF‑middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer
had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van niet-
melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
13
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werd niet-melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde,
10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met
een incidentie (95 %-BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de
gecombineerde golimumab-groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
8 maligniteiten gemeld en in de placebo-behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd
melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van
andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 %-BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 %-BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 %-BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken kwam bij patiënten met RA
en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte
ALAT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de
patiënten); bij de onderzoeken met AS en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT-verhoging
vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken met een
mediane follow-up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT-verhoging bij de met
golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de
belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT-verhogingen (> 1 en
< 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten
voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met lichte ALAT-verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de
onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van ≥ 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-, PsA-
en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een ALAT-
14
verhoging ≥ 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten. Over het
algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen zowel na
voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de
gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA-onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van
de belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN in
vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde
patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen
gedurende de onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek niet-
infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde patiënt
die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met
golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de
controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de
injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard
en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats
maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid van golimumab is onderzocht in een fase III-onderzoek bij 173 pJIA-patiënten van 2 tot
en met 17 jaar. De gemiddelde follow-up was ongeveer 2 jaar. Bij dit onderzoek waren het type en de
frequentie van de gemelde bijwerkingen over het algemeen vergelijkbaar met die waargenomen bij
RA-onderzoeken bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
15
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, tumornecrosefactor-alfa (TNFα) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNFα. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNFα zich niet meer binden aan de TNFα-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen E-
selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1 (ICAM-1)
door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNFα.
In vitro
werd ook TNF
geïnduceerde afgifte van interleukine (IL)-6, IL-8 en granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende factor
(GM-CSF) door humane endotheelcellen geremd door golimumab.
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie C-
reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de controlebehandeling
tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNFα-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd onderzoek op onthouding (GO-KIDS) bij 173 kinderen (van 2 tot en met
17 jaar) met actieve pJIA met ten minste 5 gewrichten met actieve artritis en een onvoldoende respons
op MTX. Kinderen met JIA met polyarticulaire ontwikkeling (reumafactor positieve of negatieve
polyartritis, uitgebreide oligoartritis, juveniele artritis psoriatica of systemische JIA zonder aanwezige
systemische symptomen) werden geïncludeerd in het onderzoek. Het mediane aantal actieve
gewrichten bij baseline was 12 en de mediane CRP was 0,17 mg/dl.
Deel 1 van het onderzoek bestond uit een 16 weken durende open-label fase waaraan 173 kinderen
deelnamen die elke 4 weken subcutaan Simponi 30 mg/m
2
kregen (maximaal 50 mg) en MTX. De
154 kinderen die een
American College of Rheumatology
(ACR) Ped 30-respons bereikten op week 16
namen deel aan deel 2 van het onderzoek, de gerandomiseerde onthoudingsfase, en kregen elke
4 weken Simponi 30 mg/m
2
(maximaal 50 mg) + MTX of placebo + MTX. Na opvlamming van de
ziekte kregen de kinderen Simponi 30 mg/m
2
(maximaal 50 mg) + MTX. Op week 48 gingen de
kinderen over op een langetermijn extensiestudie.
Bij deze studie vertoonden kinderen al vanaf week 4 ACR Ped 30-, 50-, 70- en 90-responses.
Op week 16 was 87 % van de kinderen ACR Ped 30-responder en was 79 %, 66 % en 36 % van de
kinderen respectievelijk ACR Ped 50-, ACR Ped 70- en ACR Ped 90-responder. Op week 16 had
34 % van de kinderen een inactieve ziekte die werd gedefinieerd als de aanwezigheid van alle
volgende symptomen: geen gewrichten met actieve artritis; geen koorts, huiduitslag, serositis,
splenomegalie, hepatomegalie of gegeneraliseerd lymfadenopathie ten gevolge van JIA; geen actieve
uveïtis; normale BSE (< 20 mm/uur) of CRP (< 1,0 mg/dl); globale bepaling van ziekteactiviteit door
de arts (≤ 5 mm op de VAS); duur van ochtendstijfheid < 15 minuten.
16
Op week 16 vertoonden alle ACR Ped-componenten klinisch relevante verbetering ten opzichte van
baseline (zie tabel 3).
Tabel 3
Verbeteringen ten opzichte van baseline in ACR Ped-componenten op week 16
a
Mediane percentage
verbetering
Simponi 30 mg/m
2
n
b
= 173
Globale bepaling van ziekte door de arts (VAS
c
0-10 cm)
88 %
Globale bepaling van algeheel welzijn door patiënt/ouder
67 %
(VAS 0-10 cm)
Aantal actieve gewrichten
92 %
Aantal gewrichten met beperkt bewegingsbereik
80 %
d
Lichamelijk functioneren volgens CHAQ
50 %
BSE (mm/u)
e
33 %
a
b
c
d
e
baseline = week 0
“n” geeft aantal deelnemende patiënten weer
VAS:
Visual Analogue Scale
CHAQ:
Child Health Assessment Questionnaire
BSE (mm/u): bloedbezinkingssnelheid erytrocyten (millimeter per uur)
Het primaire eindpunt, het aantal kinderen dat op week 16 ACR Ped 30-responder was en geen
opvlamming had tussen week 16 en week 48, werd niet behaald. De meerderheid van de kinderen had
geen opvlamming tussen week 16 en week 48 (respectievelijk 59 % in de Simponi + MTX-groep en
53 % in de placebo + MTX-groep; p = 0,41).
Vooraf gespecificeerde subgroepanalyses van het primaire eindpunt op baseline CRP (≥ 1 mg/dl vs
< 1 mg/dl) vertoonden hogere percentages van opvlamming bij patiënten die behandeld werden met
placebo + MTX vs Simponi + MTX en die op baseline CRP ≥ 1 mg/dl (87 % vs 40 %; p = 0,0068)
hadden.
Op week 48 waren 53 % en 55 % van de kinderen in respectievelijk de Simponi + MTX-groep en
placebo + MTX-groep ACR Ped 30-responders en bereikten 40 % en 28 % van de kinderen in
respectievelijk de Simponi + MTX-groep en placebo + MTX-groep inactieve ziekte.
Reumatoïde artritis bij volwassenen
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten ≥ 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken, werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
Bij het GO-AFTER-onderzoek vond beoordeling plaats van 445 patiënten die voorheen behandeld
waren met één of meer van de anti-TNF-middelen adalimumab, etanercept of infliximab. De patiënten
werden gerandomiseerd naar behandeling met placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg. De
patiënten mochten tijdens het onderzoek gelijktijdig gebruikte DMARD-behandeling met MTX,
sulfasalazine (SSZ) en/of hydroxychloroquine (HCQ) voortzetten. De redenen voor stopzetten van
eerdere anti-TNF-behandelingen waren onvoldoende werkzaamheid (58 %), intolerantie (13 %) en/of
17
redenen die geen verband hielden met de veiligheid of werkzaamheid (29 %, voornamelijk financiële
overwegingen).
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de co-
primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S-)score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt(en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
klachten en verschijnselen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
week 104 in GO-FORWARD en GO-BEFORE en tot einde week 24 in GO-AFTER. Volgens de
studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet
worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 4 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
18
Tabel 4
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD, GO-
AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met een of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
a
n
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7%
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4%
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4%
14 %
2%
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5%
20 %*
2%
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p ≤ 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR 50) in week 24
niet statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage
patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen
hoger maar niet significant anders dan bij MTX alleen (zie tabel 4). Verdere analyses werden verricht
in subgroepen die representatief waren voor de geïndiceerde populatie patiënten met ernstige, actieve
en progressieve RA. In de geïndiceerde populatie werd een over het algemeen groter effect van
Simponi 50 mg + MTX versus MTX alleen aangetoond dan in de algehele populatie.
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p ≤ 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
19
bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van
week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 5.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score ≤ 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 5
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n
a
Totale score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
Erosiescore
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
JSN-score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
a
160
19,7 (35,4)
1,4 (4,6)
11,3 (18,6)
0,7 (2,8)
8,4 (17,8)
0,6 (2,3)
159
18,7 (32,4)
0,7 (5,2)*
10,8 (17,4)
0,5 (2,1)
7,9 (16,1)
0,2 (2,0)**
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Het lichamelijk functioneren en de mate van belemmering van het dagelijks functioneren werden bij
het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-onderzoek gehanteerd als een afzonderlijk eindpunt, waarbij
gebruik werd gemaakt van de 'Disability Index' van de HAQ DI. Bij deze onderzoeken heeft Simponi
in week 24 in vergelijking met de controlegroep een klinisch belangrijke en statistisch significante
verbetering laten zien met betrekking tot de HAQ DI ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij
patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij
de start van de studie, bleef de verbetering in HAQ DI behouden tot en met week 104. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was de verbetering in HAQ DI
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-
20
onderzoek werden op grond van de Functional Assessment of Chronic Illness Therapy-Fatigue schaal
(FACIT-F) statistisch significante verbeteringen waargenomen met betrekking tot de vermoeidheid.
Artritis psoriatica bij volwassenen
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) of DMARD-
behandeling leden aan actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten). Bij deze
patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was sprake van
ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis psoriatica
deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere artritis
(30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis (11 %)
en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan. Elke
4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige open-
label extensie. Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat
(≤ 25 mg/week) gebruiken. De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14
een ACR 20-respons had bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste vdH-S-
score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 6 en hieronder beschreven.
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
a
n
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
9%
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2%
30 %
Week 24
4%
32 %
ACR 70
Week 14
1%
12 %
Week 24
1%
19 %
b
c
PASI 75
Week 14
3%
40 %
Week 24
1%
56 %
*
a
b
c
p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
Psoriasis Area and Severity Index
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA ≥ 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
Responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na de eerste
Simponi-toediening. Bij patiënten met polyarticulaire artritis zonder reumanoduli en bij PsA-patiënten
21
met asymmetrische perifere artritis werden in week 14 vergelijkbare ACR 20-responsen
waargenomen. Het aantal patiënten met andere subtypen van PsA was te klein voor een zinvolle
afzonderlijke beoordeling. Voor de groepen die met Simponi behandeld waren werden vergelijkbare
responsen waargenomen bij patiënten die wel en patiënten die niet gelijktijdig MTX gebruikten. Van
de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde patiënten kregen in week 104 70 patiënten deze
behandeling nog steeds. Van deze 70 patiënten hadden er resp. 64, 46 en 31 een ACR 20/50/70-
respons. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden
vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van week 104 tot einde week 256.
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de SF-36-
samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de patiënten
die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie waren
toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
baseline in totale aangepaste vdH-S-score (gemiddelde ± SD-score was 0,27 ± 1,3 in de placebogroep
tegen -0,16 ± 1,3 in de Simponi-groep; p = 0,011). Van de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde
patiënten waren voor 126 patiënten röntgengegevens na 52 weken beschikbaar; van hen vertoonde
77 % geen progressie t.o.v. baseline. In week 104 waren er röntgengegevens beschikbaar voor
114 patiënten; 77 % vertoonde geen progressie t.o.v. baseline. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, vertoonden vergelijkbare aantallen patiënten geen
progressie t.o.v. baseline van week 104 tot einde week 256.
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA-, PsA- en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de
met golimumab behandelde patiënten met de enzym-immunoassay (EIA-)methode antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Wanneer
in vitro
testen uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen
neutraliserend. Voor de verschillende reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages
gevonden. Bij combinatie met MTX was het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab
vormde lager dan bij patiënten die golimumab zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus
8 % [64/827] respectievelijk).
Bij nr-Axiale SpA werden tot en met week 52 bij 7 % (14/193) van de met golimumab behandelde
patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond.
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 68 % (21/31)
in vitro
neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige
behandeling met immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een
lager percentage patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die
golimumab kregen zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de
onderzoeksverlenging bleven en die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met
22
week 228, werden bij 4 % (23/604) van de met golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Van de antilichamenpositieve patiënten had 82 % (18/22)
in vitro
neutraliserende antilichamen.
Bij het pJIA-onderzoek werd een geneesmiddeltolerante EIA-methode gebruikt voor de detectie van
antilichamen tegen golimumab. Als gevolg van de hogere gevoeligheid en verbeterde
geneesmiddeltolerantie, werd verwacht een hogere incidentie van antilichamen tegen golimumab te
detecteren met de geneesmiddeltolerante EIA-methode dan met de EIA-methode. Bij het fase III pJIA-
onderzoek tot en met week 48 werden met de geneesmiddeltolerante EIA-methode antilichamen tegen
golimumab gedetecteerd bij 40 % (69/172) van de kinderen die met golimumab werden behandeld van
wie de meerderheid een titer lager dan 1:1000 had. Bij titers van > 1:100 werd een effect
waargenomen op serumgolimumabconcentraties, terwijl een effect op de werkzaamheid niet werd
waargenomen tot titers > 1:1000, alhoewel het aantal kinderen met titers > 1:1000 laag was (N = 8).
Onder de kinderen die positief getest waren op antilichamen tegen golimumab, had 39 % (25/65)
neutraliserende antilichamen. De hogere incidentie van antilichamen met de geneesmiddeltolerante
EIA-methode had geen zichtbaar effect op geneesmiddelconcentraties, -werkzaamheid en -veiligheid
omdat het voornamelijk lage-titer antilichamen betrof en geeft daarom geen nieuw veiligheidssignaal
weer.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
golimumab, beperkt de mogelijkheid om definitieve conclusies te trekken met betrekking tot het
verband tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab en de klinische werkzaamheid of
veiligheid.
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (T
max
) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (C
max
) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dalserumconcentratie tijdens
steady-state
voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
23
waren de gemiddelde
steady-state
dalserumconcentraties van golimumab vergelijkbaar met die
waargenomen bij patiënten met AS die elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab toegediend kregen.
Patiënten met RA, PsA of AS die niet gelijktijdig MTX gebruikten, hadden ongeveer 30 % lagere
steady-state dalconcentraties van golimumab dan patiënten die golimumab met MTX kregen. Bij een
beperkt aantal RA-patiënten, die gedurende 6 maanden werden behandeld met subcutaan golimumab,
verminderde gelijktijdig gebruik van MTX de schijnbare klaring van golimumab met ongeveer 36 %.
Farmacokinetische populatieanalyse wees er echter op dat gelijktijdig gebruik van NSAID’s, orale
corticosteroïden of sulfasalazine geen invloed had op de schijnbare klaring van golimumab.
Na inductiedoses bij patiënten met UC van respectievelijk 200 mg en 100 mg golimumab op week 0
en 2 en onderhoudsdoses van 50 mg of 100 mg golimumab subcutaan iedere 4 weken daarna,
bereikten de serumconcentraties golimumab steady-state na ongeveer 14 weken na aanvang van de
behandeling. Behandeling met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken gedurende de
onderhoudsbehandeling, resulteerde in een gemiddelde steady-state dalconcentratie van ongeveer
0,9 ± 0,5 µg/ml en 1,8 ± 1,1 µg/ml, respectievelijk.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de steady-state
dalconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage steady-state
dalserumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van golimumab is bepaald bij 173 kinderen met pJIA in de leeftijd van 2 tot en
met 17 jaar. Bij het pJIA-onderzoek hadden kinderen, die elke 4 weken subcutaan golimumab
30 mg/m
2
kregen (maximaal 50 mg), mediane steady-state dalconcentraties golimumab die
vergelijkbaar waren tussen verschillende leeftijdsgroepen en die tevens vergelijkbaar waren met of
enigszins hoger waren dan die waargenomen bij volwassen RA-patiënten die elke 4 weken 50 mg
golimumab kregen.
Modellering en simulatie van populatiefarmacokinetiek/farmacodynamiek bij kinderen met pJIA
bevestigde de relatie tussen serumblootstelling aan golimumab en klinische werkzaamheid en
ondersteunt het doseringsschema van elke 4 weken golimumab 30 mg/m
2
bij kinderen met pJIA.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNFα van
24
muizen remt, werd een daling gezien in het aantal zwangere muizen. Het is niet bekend of deze
bevinding het resultaat was van een effect op de mannelijke en/of de vrouwelijke dieren. Bij een
onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij muizen na toediening van hetzelfde analoge antilichaam
en bij Java-apen die golimumab kregen, werd geen indicatie gevonden van maternale toxiciteit,
embryotoxiciteit of teratogeniteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloridemonohydraat
Polysorbaat 80
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie
0,45 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste
naald (roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Elke voorgevulde pen
kan 0,1 ml tot 0,45 ml in stappen van 0,05 ml toedienen.
Verpakkingsgrootte van 1 voorgevulde pen.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd als voorgevulde pen voor eenmalig gebruik die VarioJect wordt genoemd.
Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin een volledige beschrijving is opgenomen van
het gebruik van de pen. Nadat de voorgevulde pen uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen mag niet worden geschud.
25
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine
doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit is niet ongebruikelijk bij eiwithoudende oplossingen.
Simponi dient niet te worden gebruikt als de oplossing verkleurd is, troebel is of zichtbare vreemde
deeltjes bevat.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de voorbereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/009 1 voorgevulde pen
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
26
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab*.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab*.
*
Humaan IgG1κ monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 20,5 mg sorbitol per dosis van 50 mg.
Elke voorgevulde spuit bevat 20,5 mg sorbitol per dosis van 50 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect.
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die
onvoldoende reageerden op behandeling met DMARD’s (disease-modifying anti-rheumatic
drugs), waaronder MTX.
de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX
behandelde volwassenen.
Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX, de progressiesnelheid van radiologisch
gemeten gewrichtsschade vermindert en het lichamelijk functioneren verbetert.
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA)
Simponi, in combinatie met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar of ouder, die onvoldoende reageerden op eerdere
behandeling met MTX.
Artritis psoriatica (PsA)
Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en
progressieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling
27
met DMARD’s. Het is aangetoond dat Simponi de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vermindert, radiologisch gemeten bij patiënten met polyarticulaire symmetrische subtypes van de
aandoening (zie rubriek 5.1) en het lichamelijk functioneren verbetert.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans (AS)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve spondylitis ankylosans bij
volwassenen die onvoldoende reageerden op de conventionele behandeling.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis (nr-Axiale SpA)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve niet-radiografische axiale
spondyloartritis bij volwassenen met objectieve tekenen van ontsteking, aangetoond door verhoogd C-
reactief proteïne (CRP) en/of door bewijs verkregen met magnetic resonance imaging (MRI), die
onvoldoende reageerden op niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) of deze niet
verdroegen.
Colitis ulcerosa (UC)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen
patiënten die onvoldoende reageerden op een conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden
en 6-mercaptopurine (6-MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke therapieën niet verdragen of bij
wie een medische contra-indicatie bestaat voor dergelijke therapieën.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden ingesteld en gecontroleerd door gekwalificeerde medische specialisten
die ervaring hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale
spondyloartritis of colitis ulcerosa. Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de
herinneringskaart voor patiënten te ontvangen.
Dosering
Reumatoïde artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend.
Artritis psoriatica, spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Voor alle bovengenoemde indicaties wijzen beschikbare onderzoeksgegevens erop dat doorgaans
binnen 12 tot 14 behandelingsweken (na 3 à 4 doses) een klinische respons wordt verkregen. Als
binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de
behandeling heroverwogen worden.
Patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg
Voor alle bovengenoemde indicaties geldt dat als bij patiënten met RA, PsA, AS of nr-Axiale SpA met
een lichaamsgewicht > 100 kg de klinische respons na 3 à 4 doses nog onvoldoende is, overwogen kan
worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening
moet worden gehouden met het verhoogde risico op bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis
100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van
100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling
heroverwogen worden.
Colitis ulcerosa
Patiënten met een lichaamsgewicht < 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2. Patiënten die
voldoende respons bereiken moeten 50 mg op week 6 krijgen en vervolgens iedere 4 weken. Patiënten
28
die onvoldoende respons bereiken kunnen voordeel hebben bij voortzetting met 100 mg op week 6 en
vervolgens iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2, daarna
vervolgens 100 mg iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Gedurende de onderhoudsbehandeling kunnen corticosteroïden worden afgebouwd in
overeenstemming met de klinische richtlijnen.
Beschikbare data suggereren dat de klinische respons gewoonlijk bereikt wordt binnen
12-14 behandelweken (na 4 doses). Vervolgtherapie moet worden heroverwogen bij patiënten bij wie
gedurende deze periode geen bewijs van therapeutisch voordeel wordt gezien.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi bij patiënten jonger dan 18 jaar, voor andere indicaties
dan pJIA, is niet vastgesteld.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toegediend, elke maand op dezelfde dag, bij kinderen met een
lichaamsgewicht van ten minste 40 kg. Voor kinderen met polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis die minder dan 40 kg wegen, is een voorgevulde pen van 45 mg/0,45 ml verkrijgbaar.
Volgens beschikbare gegevens zou een klinische respons gewoonlijk bereikt worden binnen 12 tot
14 weken behandeling (na 3-4 doses). Bij kinderen bij wie therapeutisch voordeel binnen deze periode
niet wordt vastgesteld moet voortzetting van de behandeling worden heroverwogen.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de bijsluiter worden
weergegeven. Als er meerdere injecties noodzakelijk zijn, dan moeten deze op verschillende plaatsen
op het lichaam worden toegediend.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
29
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties.
Bij patiënten die golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en
pneumonie), mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische
infecties, waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij
patiënten die gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie
met hun onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die
tijdens de behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden
gevolgd en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige
infectie of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet
behandeling met passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie
onder controle is.
Bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in een gebied waar invasieve schimmelinfecties als
histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose endemisch zijn, moeten de voordelen en risico’s
van behandeling met golimumab zorgvuldig worden afgewogen alvorens te starten met de behandeling
met golimumab. Bij risicopatiënten die met golimumab worden behandeld, moet aan een invasieve
schimmelinfectie worden gedacht als deze patiënten een ernstige systemische ziekte ontwikkelen. De
diagnose en toediening van empirische antifungale therapie moeten bij deze patiënten, indien
mogelijk, worden gedaan in overleg met een arts die ervaren is in de behandeling van invasieve
schimmelinfecties.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (‘latente’) tuberculose. Bij deze controle moet een
30
gedetailleerde medische voorgeschiedenis met een persoonlijke voorgeschiedenis van tuberculose of
mogelijk eerdere blootstelling aan tuberculose, en vroegere en/of huidige immunosuppressieve
behandeling worden opgesteld. Bij alle patiënten moeten geschikte screeningsonderzoeken, d.w.z.
tuberculinehuid- of bloedtest en een thoraxfoto, worden uitgevoerd (er kunnen lokale aanbevelingen
van toepassing zijn). Er wordt aanbevolen om op de herinneringskaart voor patiënten te vermelden
welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans op een
fout-negatieve uitslag van de tuberculinehuidtest, met name bij patiënten die ernstig ziek zijn of bij
wie het immuunsysteem onderdrukt is.
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
Bij een vermoeden van latente tuberculose moet een arts geraadpleegd worden die deskundig is op het
gebied van de behandeling van tuberculose. Bij alle onderstaande situaties moeten de voordelen en
risico’s van behandeling met golimumab zeer zorgvuldig worden afgewogen.
Als inactieve (‘latente’) tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met
anti-tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale
aanbevelingen, alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van
anti-tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen
worden bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
Reactivering van het hepatitis B-virus
Reactivering van hepatitis B is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren
(positief voor het oppervlakte-antigeen) en TNF-antagonisten, waaronder golimumab, kregen.
Sommige gevallen kenden een dodelijke afloop.
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
31
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen
Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van
maligniteiten. Op basis van de huidige kennis kan niet worden uitgesloten dat patiënten die met
TNF-antagonisten behandeld worden een mogelijk risico hebben op het ontwikkelen van lymfomen,
leukemie of andere maligniteiten. Wanneer overwogen wordt om behandeling met TNF-blokkers toe
te passen bij patiënten met een voorgeschiedenis van maligniteiten of om de behandeling voort te
zetten bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen, is voorzichtigheid geboden.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling ≤ 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
worden gebracht met immunosuppressie. Een risico op ontwikkeling van maligniteiten bij kinderen en
adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase
III-onderzoek met Simponi bij RA, PsA en AS was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die
met golimumab werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn
gevallen van leukemie gemeld bij patiënten die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd
achtergrondrisico op lymfoom en leukemie bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van
een langdurig aanhoudende, zeer actieve ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en UC was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering
van niet-melanome huidkanker) bij de golimumab- en de controlegroep vergelijkbaar.
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico’s en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
32
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van een ander
anti-TNF-middel, infliximab, bij patiënten met matige tot ernstige chronische obstructieve longziekte
(COPD), werden bij patiënten die met infliximab behandeld werden meer maligniteiten, overwegend
in de longen en het hoofd-halsgebied, gemeld dan bij de patiënten uit de controlegroep. Alle patiënten
hadden een voorgeschiedenis van zwaar roken. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het gebruik van
een TNF-antagonist bij patiënten die lijden aan COPD en bij patiënten die doordat zij veel hebben
gerookt een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van maligniteiten.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
Congestief hartfalen (CHF)
Met TNF-blokkers, waaronder golimumab, zijn gevallen van verergering van congestief hartfalen
(CHF) en nieuw opgetreden CHF gemeld. Enkele gevallen hadden een fatale afloop. Bij een klinisch
onderzoek met een andere TNF-antagonist is verergering van congestief hartfalen en toegenomen
mortaliteit als gevolg van CHF waargenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van
golimumab bij patiënten met CHF. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van golimumab bij
patiënten met mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). De patiënten moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd en indien sprake is van nieuwe of verergerende symptomen van hartfalen moet de
behandeling met golimumab worden stopgezet (zie rubriek 4.3).
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto’s aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico’s van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
tijdens de behandeling met golimumab een chirurgische ingreep moet ondergaan, dient zorgvuldig te
worden gecontroleerd op infecties en passende maatregelen moeten worden genomen.
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF
-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de behandeling met golimumab dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
33
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en anakinra
Ernstige infecties en neutropenie zonder extra klinisch voordeel zijn gezien tijdens klinische
onderzoeken waarbij anakinra en een andere TNF blokker, etanercept, gelijktijdig werden gebruikt.
Vanwege de aard van de ongewenste effecten die gezien werden bij deze combinatietherapie, kan
vergelijkbare toxiciteit ook optreden bij de combinatie van anakinra met andere TNF-blokkers. De
combinatie van golimumab en anakinra wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening met andere biologische geneesmiddelen
Er is onvoldoende informatie over het gelijktijdig gebruik van golimumab met andere biologische
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor
golimumab wordt gebruikt. Het gelijktijdig gebruik van golimumab met deze biologische
geneesmiddelen wordt niet aanbevolen vanwege het mogelijk verhoogde risico op infectie en andere
potentiële farmacologische interacties.
Wisselen tussen biologische
disease modifying anti-rheumatic drugs
(DMARD’s)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
gedissemineerde infecties. Het wordt aangeraden therapeutische infectieuze agentia niet gelijktijdig
met golimumab toe te dienen.
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen of de voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurlijk rubber dat latex bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische
reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
34
aandacht dient te worden besteed aan het optreden van infecties. Het nr-Axiale SpA onderzoek is niet
uitgevoerd bij patiënten van 45 jaar of ouder.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen om bij pediatrische patiënten, indien mogelijk, alle vaccinaties bij te werken
volgens de huidige richtlijnen voor vaccinatie alvorens de behandeling met golimumab te starten. (Zie
‘Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia’ hierboven).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
Risico op medicatiefouten
Simponi is geregistreerd in sterktes van 50 mg en 100 mg voor subcutane toediening. Het is belangrijk
dat de juiste sterkte wordt gebruikt om de goede dosis toe te dienen zoals aangegeven in de
doseringsvoorschriften (zie rubriek 4.2). Men moet goed opletten dat de juiste sterkte wordt geleverd
zodat de patiënt niet ondergedoseerd of overgedoseerd wordt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Therapeutische infectieuze agentia mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie
rubriek 4.4).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
35
gevonden voor directe of indirecte schadelijke effecten op de zwangerschap, op de embryonale/foetale
ontwikkeling, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Het gebruik van
golimumab bij zwangere vrouwen wordt niet aanbevolen; zwangere vrouwen mogen golimumab
alleen krijgen indien strikt noodzakelijk.
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die
in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is met golimumab geen onderzoek naar vruchtbaarheid bij dieren gedaan. In een
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen waarbij een analoog antilichaam werd gebruikt dat selectief de
functionele activiteit van het TNFα van de muis remt, is geen relevant effect op de vruchtbaarheid
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Na
toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF,
auto-immuunprocessen (lupus-achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie
rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1000, < 1/100); zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 1
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
36
Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis),
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces.
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus (kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
Zelden: aplastische anemie, agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
Oogaandoeningen
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie
Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
Zelden: syndroom van Raynaud
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid, maag-darmstelselontstekingsaandoeningen
(zoals gastritis en colitis), stomatitis
37
Soms: constipatie, gastro-oesofageale reflux
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: afgenomen genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
*
Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
38
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden
ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 %
van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase
van de RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in
follow-up, 95 %BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg groep,
95 %-BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van de
UC-onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de
met golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige
infecties die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten
tuberculose, bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en
andere opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en
TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met
golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per
100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5;
95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab
werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow-up tot 3 jaar bij patiënten die
met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij
patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1
in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een
incidentie (95 % BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab
50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57)
voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO-AFTER-studie, waaraan
patiënten deelnamen die eerder aan anti-TNF-middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer
had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van
niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werd niet-melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde,
10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met
een incidentie (95 % BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de
gecombineerde golimumab-groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 % BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
39
8 maligniteiten gemeld en in de placebo-behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd
melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van
andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 % BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 % BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 % BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken kwam bij patiënten met RA
en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte
ALAT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de
patiënten); bij de onderzoeken met AS- en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT-verhoging
vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken met een
mediane follow-up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT-verhoging bij de met
golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de
belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT-verhogingen (> 1 en
< 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten
voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met lichte ALAT-verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de
onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van ≥ 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-,
PsA- en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een
ALAT-verhoging ≥ 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten.
Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen
zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de
gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van
de belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN in
vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde
patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen
gedurende de onderhoudsfase van het UC onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek
niet-infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde
patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
40
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met
golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de
controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de
injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard
en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats
maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid van golimumab is onderzocht in een fase III-onderzoek bij 173 pJIA-patiënten van 2 tot
en met 17 jaar. De gemiddelde follow-up was ongeveer 2 jaar. Bij dit onderzoek waren het type en de
frequentie van de gemelde bijwerkingen over het algemeen vergelijkbaar met die waargenomen bij
RA-onderzoeken bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, tumornecrosefactor-alfa (TNFα) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNFα. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNFα zich niet meer binden aan de TNFα-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen
E-selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1
(ICAM-1) door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNFα.
In vitro
werd ook
41
TNF geïnduceerde afgifte van interleukine (IL)-6, IL-8 en granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende
factor (GM-CSF) door humane endotheelcellen geremd door golimumab.
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie
C-reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de
controlebehandeling tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNF-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Reumatoïde artritis
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten ≥ 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
Bij het GO-AFTER-onderzoek vond beoordeling plaats van 445 patiënten die voorheen behandeld
waren met één of meer van de anti-TNF-middelen adalimumab, etanercept of infliximab. De patiënten
werden gerandomiseerd naar behandeling met placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg. De
patiënten mochten tijdens het onderzoek gelijktijdig gebruikte DMARD-behandeling met MTX,
sulfasalazine (SSZ) en/of hydroxychloroquine (HCQ) voortzetten. De redenen voor stopzetten van
eerdere anti-TNF-behandelingen waren onvoldoende werkzaamheid (58 %), intolerantie (13 %) en/of
redenen die geen verband hielden met de veiligheid of werkzaamheid (29 %, voornamelijk financiële
overwegingen).
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de
co-primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S)-score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt(en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
klachten en verschijnselen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
42
week 104 in GO-FORWARD en GO-BEFORE en tot einde week 24 in GO-AFTER. Volgens de
studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet
worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 2 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
Tabel 2
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD,
GO-AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met één of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
a
n
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7%
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4%
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4%
14 %
2%
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5%
20 %*
2%
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p ≤ 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR 50) in week 24
niet statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage
patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen
43
hoger maar niet significant anders dan bij MTX alleen (zie Tabel 2). Verdere analyses werden verricht
in subgroepen die representatief waren voor de geïndiceerde populatie patiënten met ernstige, actieve
en progressieve RA. In de geïndiceerde populatie werd een over het algemeen groter effect van
Simponi 50 mg + MTX versus MTX alleen aangetoond dan in de algehele populatie.
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p ≤ 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van
week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 3.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score ≤ 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 3
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n
a
Totale score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
Erosiescore
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
JSN-score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
a
160
19,7 (35,4)
1,4 (4,6)
11,3 (18,6)
0,7 (2,8)
8,4 (17,8)
0,6 (2,3)
159
18,7 (32,4)
0,7 (5,2)*
10,8 (17,4)
0,5 (2,1)
7,9 (16,1)
0,2 (2,0)**
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
44
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Het lichamelijk functioneren en de mate van belemmering van het dagelijks functioneren werden bij
het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-onderzoek gehanteerd als een afzonderlijk eindpunt, waarbij
gebruik werd gemaakt van de 'Disability Index' van de HAQ DI. Bij deze onderzoeken heeft Simponi
in week 24 in vergelijking met de controlegroep een klinisch belangrijke en statistisch significante
verbetering laten zien met betrekking tot de HAQ DI ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij
patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij
de start van de studie, bleef de verbetering in HAQ DI behouden tot en met week 104. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was de verbetering in HAQ DI
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het
GO-AFTER-onderzoek werden op grond van de Functional Assessment of Chronic Illness
Therapy-Fatigue schaal (FACIT-F) statistisch significante verbeteringen waargenomen met betrekking
tot de vermoeidheid
Artritis psoriatica
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) of
DMARD-behandeling leden aan actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten).
Bij deze patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was
sprake van ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis
psoriatica deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere
artritis (30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis
(11 %) en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan.
Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige
open-label extensie. Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat
(≤ 25 mg/week) gebruiken. De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14
een ACR 20-respons had bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste
vdH-S-score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 4 en hieronder beschreven.
45
Tabel 4
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
a
n
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
9%
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2%
30 %
Week 24
4%
32 %
ACR 70
Week 14
1%
12 %
Week 24
1%
19 %
PASI
b
75
c
Week 14
3%
40 %
Week 24
1%
56 %
*
a
b
c
p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
Psoriasis Area and Severity Index
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA ≥ 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
Responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na de eerste
Simponi-toediening. Bij patiënten met polyarticulaire artritis zonder reumanoduli en bij PsA-patiënten
met asymmetrische perifere artritis werden in week 14 vergelijkbare ACR 20-responsen
waargenomen. Het aantal patiënten met andere subtypen van PsA was te klein voor een zinvolle
afzonderlijke beoordeling. Voor de groepen die met Simponi behandeld waren werden vergelijkbare
responsen waargenomen bij patiënten die wel en patiënten die niet gelijktijdig MTX gebruikten. Van
de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde patiënten kregen in week 104 70 patiënten deze
behandeling nog steeds. Van deze 70 patiënten hadden er resp. 64, 46 en 31 een
ACR 20/50/70-respons. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi,
werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van week 104 tot einde week 256.
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de
SF-36-samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de
patiënten die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie
waren toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
46
baseline in totale aangepaste vdH-S-score (gemiddelde ± SD-score was 0,27 ± 1,3 in de placebogroep
tegen -0,16 ± 1,3 in de Simponi-groep; p = 0,011). Van de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde
patiënten waren voor 126 patiënten röntgengegevens na 52 weken beschikbaar; van hen vertoonde
77 % geen progressie t.o.v. baseline. In week 104 waren er röntgengegevens beschikbaar voor
114 patiënten; 77 % vertoonde geen progressie t.o.v. baseline. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, vertoonden vergelijkbare aantallen patiënten geen
progressie t.o.v. baseline van week 104 tot einde week 256.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-RAISE) waaraan 356 volwassen patiënten
deelnamen met actieve spondylitis ankylosans (gedefinieerd als een Bath Ankylosing Spondylitis
Disease Activity Index (BASDAI) van ≥ 4 en een VAS-score voor totale rugpijn van ≥ 4 op een schaal
van 0 tot 10 cm). De patiënten die aan dit onderzoek deelnamen hadden ondanks huidige of eerdere
behandeling met NSAID’s of DMARD’s een actieve ziekte en waren niet eerder behandeld met
anti-TNF-middelen. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten
werden gerandomiseerd toegewezen aan placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg en mochten hun
DMARD-behandeling (MTX, SSZ en/of HCQ) voortzetten. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 14 een Ankylosing Spondylitis Assessment Study Group (ASAS) 20-respons
had bereikt. Tot en met week 24 werden er placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens verzameld
en geanalyseerd.
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg worden weergegeven in Tabel 5 en hieronder
beschreven. Over het algemeen werden er voor de uitkomstmaten voor de werkzaamheid geen klinisch
belangrijke verschillen waargenomen tussen de Simponi 50 mg en Simponi 100 mg doseerschema’s
tot einde week 24. Volgens de studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de
langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling
van de studie-arts.
Tabel 5
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-RAISE-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
a
n
78
138
Responders, % patiënten
ASAS 20
Week 14
22 %
59 %
Week 24
23 %
56 %
ASAS 40
Week 14
15 %
45 %
Week 24
15 %
44 %
ASAS 5/6
Week 14
8%
50 %
Week 24
13 %
49 %
*
a
p ≤ 0,001 voor alle vergelijkingen
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per meetpunt verschillen.
Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was het percentage
patiënten met een ASAS 20 en ASAS 40 respons vergelijkbaar van week 24 tot einde week 256.
In week 14 en week 24 werden ook statistisch significante responsen waargenomen met betrekking tot
de BASDAI 50, 70 en 90 (p ≤ 0,017). Verbeteringen in de belangrijkste maten voor ziekteactiviteit
werden waargenomen tijdens de eerste beoordeling (week 4) na de eerste Simponi-toediening en
bleven bestaan tot tenminste het einde van week 24. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare veranderingssnelheden t.o.v. baseline in
47
BASDAI gezien van week 24 tot einde week 256. Bij beoordeling van de ASAS 20-responsen in
week 14 werd bij de patiënten een constante werkzaamheid waargenomen, onafhankelijk van het
gebruik van DMARD's (MTX, sulfasalazine en/of hydroxychloroquine), antigeen HLA-B27 status of
de CRP-spiegels in de uitgangssituatie.
Behandeling met Simponi resulteerde in significante verbeteringen in het lichamelijk functioneren ten
opzichte van de uitgangssituatie beoordeeld aan de hand van de veranderingen in BASFI in week 14
en 24. Ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die werd bepaald aan de hand van de
lichamelijke component van de SF-36-score, was significant verbeterd in week 14 en week 24. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare
verbeteringen in het lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven gezien
van week 24 tot einde week 256.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-AHEAD) bij 197 volwassen patiënten met ernstig
actieve nr-Axiale SpA (gedefinieerd als patiënten die voldoen aan de ASAS-classificatiecriteria voor
axiale spondyloartritis maar die niet voldeden aan de aangepaste New York-criteria voor AS).
Patiënten die deelnamen aan dit onderzoek hadden een actieve ziekte (gedefinieerd als een BASDAI
≥ 4 en een Visuele Analoge Schaal (VAS) ≥ 4 voor totale rugpijn, elk op een schaal van 0-10 cm)
ondanks een huidige of eerdere behandeling met NSAID en die niet eerder zijn behandeld met
biologische middelen waaronder anti-TNF-therapie. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo of
Simponi 50 mg, subcutaan toegediend elke 4 weken. In week 16 gingen patiënten een open-label
periode in waarin alle patiënten Simponi 50 mg kregen, subcutaan toegediend elke 4 weken, tot en met
week 48 met beoordeling op werkzaamheid uitgevoerd tot en met week 52 en follow-up op veiligheid
tot en met week 60. Ongeveer 93 % van de patiënten die bij de aanvang van de open-labelverlenging
(week 16) Simponi kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (week 52).
Analyses werden uitgevoerd op zowel de populatie van All Treated (AT, N = 197) als ook die van
Objectieve Tekenen van Infectie (OSI, N = 158, gedefinieerd door verhoogde CRP en/of bewijs van
sacro-iliïtis op MRI bij baseline). Placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens werden verzameld
en geanalyseerd tot en met week 16. Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat in
week 16 een ASAS 20 respons had bereikt. De belangrijkste resultaten worden weergegeven in tabel 6
en worden hieronder beschreven.
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit GO-AHEAD op week 16
Verbeteringen in tekenen en symptomen
Objectieve Tekenen van Infectie
All Treated populatie (AT)
populatie (OSI)
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
a
n
100
97
80
78
Responders, % patiënten
ASAS 20
40 %
71 %**
38 %
77 %**
ASAS 40
23 %
57 %**
23 %
60 %**
ASAS 5/6
23 %
54 %**
23 %
63 %**
ASAS Partial Remission
18 %
33 %*
19 %
35 %*
b
ASDAS-C < 1,3
13 %
33 %*
16 %
35 %*
BASDAI 50
30 %
58 %**
29 %
59 %**
Remming van infectie in sacro-iliacale (SI) gewrichten gemeten via MRI
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
C
n
87
74
69
61
Mediaanverandering in
SPARCC
d
MRI
score voor sacro-iliacale
gewrichten
-0,9
-5,3**
-1,2
-6,4**
48
a
n geeft gerandomiseerde en behandelde patiënten weer
Ankylosing Spondylitis Disease Activity Score C-Reactive Protein (AT-Placebo, N = 90; AT-Simponi 50 mg, N = 88;
OSI-Placebo, N = 71; OSI-Simponi 50 mg, N = 71)
c
n geeft aantal patiënten bij baseline en week 16 MRI gegevens weer
d
SPARCC (Spondyloarthritis Research Consortium of Canada)
** p < 0,0001 voor Simponi
vs
placebo vergelijkingen
* p < 0,05 voor Simponi
vs
placebo vergelijkingen
b
Statistisch significante verbeteringen in tekenen en symptomen van ernstig actieve nr-Axiale SpA
werden aangetoond bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met placebo op
week 16 (tabel 6). Verbeteringen werden waargenomen bij de eerste beoordeling (week 4) na de
initiële Simponi-toediening. SPARCC-score gemeten via MRI toonde statistisch significante reductie
aan in SI-gewrichtontsteking bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met
placebo op week 16 (tabel 6). Pijn beoordeeld met de Total Back Pain en Nocturnal Back Pain VAS
en ziekteactiviteit gemeten via ASDAS-C toonde ook statistisch significante verbetering aan van
baseline tot week 16 bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg vergeleken met placebo
(p < 0,0001).
Statistisch significante verbeteringen in beweeglijkheid van de wervelkolom zoals beoordeeld met
BASMI (Bath Ankylosing Spondylitis Metrology Index) en in lichamelijk functioneren zoals
beoordeeld met de BASFI werden aangetoond bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg
vergeleken met patiënten die werden behandeld met placebo (p < 0,0001). Patiënten die met Simponi
werden behandeld ondervonden significant meer verbeteringen in gezondheidgerelateerde kwaliteit
van leven zoals waargenomen via ASQoL, EQ-5D en de lichamelijke en mentale componenten van
SF-36 en ondervonden significant meer verbeteringen in productiviteit, waargenomen als grotere
afname in beperkingen met betrekking tot het uitvoeren van werk (in het algemeen) en activiteiten
zoals onderzocht via de WPAI vragenlijst, dan patiënten die placebo kregen.
Voor alle hierboven beschreven eindpunten zijn statistisch significante resultaten ook aangetoond in
de OSI populatie op week 16.
Bij zowel de AT- als de OSI-populatie hielden de verbeteringen in de tekenen en symptomen,
beweeglijkheid van de wervelkolom, lichamelijk functioneren, kwaliteit van leven en productiviteit
aan, waargenomen op week 16 bij patiënten die op week 52 nog in het onderzoek waren en behandeld
werden met Simponi 50 mg.
Colitis ulcerosa
De werkzaamheid van Simponi werd onderzocht in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde klinische studies met volwassen patiënten.
De inductiestudie (PURSUIT-Induction) evalueerde patiënten met matig tot ernstig actieve colitis
ulcerosa (Mayo-score 6 – 12; endoscopiesubscore ≥ 2) die een inadequate respons hadden op, of
conventionele behandelingen niet verdroegen, of die afhankelijk waren van corticosteroïden. In het
dosisbevestigingsonderdeel van de studie werden 761 patiënten gerandomiseerd naar ofwel 400 mg
Simponi s.c. op week 0 en 200 mg op week 2, of 200 mg Simponi s.c. op week 0 en 100 mg op
week 2, of placebo s.c. op weken 0 en 2. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten, corticosteroïden en/of immunomodulerende middelen, waren toegestaan. De
werkzaamheid van Simponi tot en met week 6 werd onderzocht in deze studie.
De resultaten van het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling (PURSUIT-Maintenance) waren
gebaseerd op de evaluatie van 456 patiënten die een klinische respons bereikten na de voorafgaande
inductie met Simponi. Patiënten werden gerandomiseerd naar Simponi 50 mg, Simponi 100 mg of
placebo, subcutaan toegediend elke 4 weken. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten en/of immunomodulerende middelen waren toegestaan. Corticosteroïden moesten
worden afgebouwd bij aanvang van de onderhoudsstudie. De werkzaamheid van Simponi tot en met
week 54 werd onderzocht in deze studie. Patiënten die het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling
tot met week 54 afmaakten, zetten de behandeling voort in een onderzoeksverlenging waarbij
werkzaamheid werd beoordeeld tot en met week 216. De beoordeling op werkzaamheid in de
49
onderzoeksverlenging was gebaseerd op veranderingen in corticosteroïdegebruik, Physician’s Global
Assessment (PGA) op ziekteactiviteit en verbetering in kwaliteit van leven zoals gemeten met de
Inflammatory Bowel Disease Questionnaire (IBDQ).
Tabel 7
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het PURSUIT-Induction- en het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek
PURSUIT-Induction
Simponi
Placebo
200/100 mg
N = 251
N = 253
Percentage patiënten
Patiënten met klinische respons op
30 %
51 %**
a
week 6
Patiënten in klinische remissie op
6%
18 %**
b
week 6
Patiënten met mucosaal herstel op
29 %
42 %**
c
week 6
PURSUIT-Maintenance
Simponi
Simponi
d
Placebo
50 mg
100 mg
N = 154
N = 151
N = 151
Percentage patiënten
Behoud van respons
(Patiënten met klinische respons tot en
31 %
47 %*
50 %**
e
met week 54)
Aanhoudende remissie (Patiënten in
klinische remissie op zowel week 30 als
16 %
23 %
g
28 %*
f
week 54)
N = aantal patiënten
** p ≤ 0,001
* p ≤ 0,01
a
gedefinieerd als een afname van baseline in de Mayo-score met ≥ 30 % en ≥ 3 punten, vergezeld met een afname in de
rectale bloedingsubscore met ≥ 1 of een rectale bloedingsubscore van 0 of 1.
b
Gedefinieerd als een Mayo-score van ≤ 2 punten, met geen individuele subscore > 1.
c
Gedefinieerd als 0 of 1 op de endoscopiesubscore van de Mayo-score.
d
Alleen Simponi-inductie.
e
Patiënten werden elke 4 weken beoordeeld voor UC-ziekteactiviteit door een gedeeltelijke Mayo-score (verlies van
respons werd bevestigd door endoscopie). Daarom was een patiënt met behoud van respons in een staat van continue
klinische respons tijdens elke evaluatie tot en met week 54.
f
Een patiënt moest in remissie zijn zowel op week 30 als op week 54 (zonder een verlies van respons tot en met
week 54) om aanhoudende remissie te bereiken.
g
Bij patiënten die minder dan 80 kg wogen, liet een groter percentage patiënten die 50 mg onderhoudsbehandeling
kregen aanhoudende klinische remissie zien vergeleken met diegenen die placebo kregen.
Meer met Simponi behandelde patiënten lieten aanhoudend mucosaal herstel zien (mucosaal herstel op
zowel week 30 als week 54) in de 50 mg-groep (42 %, nominale p < 0,05) en 100 mg-groep (42 %,
p < 0,005) vergeleken met patiënten in de placebogroep (27 %).
Onder de 54 % van de patiënten (247/456) die gelijktijdig corticosteroïden kregen bij aanvang van het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek was het percentage patiënten dat klinische respons behield tot en
met week 54, en die geen gelijktijdige corticosteroïden meer kregen op week 54, groter in de
50 mg-groep (38 %, 30/78) en 100 mg-groep (30 %, 25/82) vergeleken met de placebogroep (21 %,
18/87). Het percentage patiënten bij wie het gebruik van corticosteroïden op week 54 geheel
geëlimineerd was, was groter in de 50 mg-groep (41 %, 32/78) en de 100 mg-groep (33 %, 27/82),
vergeleken met de placebogroep (22 %, 19/87). Bij patiënten die deelnamen aan de
onderzoeksverlenging bleef het percentage patiënten dat corticosteroïdevrij bleef in het algemeen
gelijk tot en met week 216.
50
Patiënten die in de PURSUIT-Induction-onderzoeken op week 6 geen klinische respons bereikten
kregen in het PURSUIT-Maintenance-onderzoek iedere 4 weken Simponi 100 mg toegediend. Op
week 14 bereikte 28 % van deze patiënten een respons gedefinieerd door een gedeeltelijke Mayo-score
(verlaagd met ≥ 3 punten vergeleken met de start van inductie). Op week 54 waren de klinische
uitkomsten die bij deze patiënten waren waargenomen vergelijkbaar met de klinische uitkomsten die
gemeld waren bij patiënten die op week 6 een klinische respons hadden bereikt.
In week 6 verbeterde Simponi significant de kwaliteit van leven, gemeten ten opzichte van baseline
via een ziektespecifieke maat: IBDQ (Inflammatory bowel disease questionnaire). Onder de patiënten
die een onderhoudsbehandeling met Simponi kregen, hield de verbetering in kwaliteit van leven,
gemeten via de IBDQ, aan tot en met week 54.
Ongeveer 63 % van de patiënten die bij aanvang van de onderzoeksverlenging (week 56) Simponi
kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (laatste toediening van golimumab op
week 212).
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA, PsA en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de met
golimumab behandelde patiënten met de enzym-immunoassay (EIA-)methode antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Wanneer
in vitro
testen uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen
neutraliserend. Voor de verschillende reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages
gevonden. Bij combinatie met MTX was het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab
vormde lager dan bij patiënten die golimumab zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus
8 % [64/827] respectievelijk).
Bij nr-Axiale SpA werden tot en met week 52 bij 7 % (14/193) van de met golimumab behandelde
patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond.
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 68 % (21/31)
in vitro
neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige
behandeling met immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een
lager percentage patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die
golimumab kregen zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de
onderzoeksverlenging bleven en die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met
week 228, werden bij 4 % (23/604) van de met golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Van de antilichamenpositieve patiënten had 82 % (18/22)
in vitro
neutraliserende antilichamen.
Bij het pJIA-onderzoek werd een geneesmiddeltolerante EIA-methode gebruikt voor de detectie van
antilichamen tegen golimumab. Als gevolg van de hogere gevoeligheid en verbeterde
geneesmiddeltolerantie, werd verwacht een hogere incidentie van antilichamen tegen golimumab te
detecteren met de geneesmiddeltolerante EIA-methode dan met de EIA-methode. Bij het fase III pJIA-
onderzoek tot en met week 48 werden met de geneesmiddeltolerante EIA-methode antilichamen tegen
golimumab gedetecteerd bij 40 % (69/172) van de kinderen die met golimumab werden behandeld van
wie de meerderheid een titer lager dan 1:1000 had. Bij titers van > 1:100 werd een effect
waargenomen op serumgolimumabconcentraties, terwijl een effect op de werkzaamheid niet werd
waargenomen tot titers > 1:1000, alhoewel het aantal kinderen met titers > 1:1000 laag was (N = 8).
Onder de kinderen die positief getest waren op antilichamen tegen golimumab, had 39 % (25/65)
neutraliserende antilichamen. De hogere incidentie van antilichamen met de geneesmiddeltolerante
EIA-methode had geen zichtbaar effect op geneesmiddelconcentraties, -werkzaamheid en -veiligheid
omdat het voornamelijk lage-titer antilichamen betrof en geeft daarom geen nieuw veiligheidssignaal
weer.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
51
golimumab, beperkt de mogelijkheid om definitieve conclusies te trekken met betrekking tot het
verband tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab en de klinische werkzaamheid of
veiligheid.
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd onderzoek op onthouding (GO-KIDS) bij 173 kinderen (van 2 tot en met
17 jaar) met actieve pJIA met ten minste 5 gewrichten met actieve artritis en een onvoldoende respons
op MTX. Kinderen met JIA met polyarticulaire ontwikkeling (reumafactor positieve of negatieve
polyartritis, uitgebreide oligoartritis, juveniele artritis psoriatica of systemische JIA zonder aanwezige
systemische symptomen) werden geïncludeerd in het onderzoek. Het mediane aantal actieve
gewrichten bij baseline was 12 en de mediane CRP was 0,17 mg/dl.
Deel 1 van het onderzoek bestond uit een 16 weken durende open-label fase waaraan 173 kinderen
deelnamen die elke 4 weken subcutaan Simponi 30 mg/m
2
kregen (maximaal 50 mg) en MTX. De
154 kinderen die een ACR Ped 30 respons bereikten op week 16 namen deel aan Deel 2 van het
onderzoek, de gerandomiseerde onthoudingsfase, en kregen elke 4 weken Simponi 30 mg/m
2
(maximaal 50 mg) + MTX of placebo + MTX. Na opvlamming van de ziekte kregen de kinderen
Simponi 30 mg/m
2
(maximaal 50 mg) + MTX. Op week 48 gingen de kinderen over op een
langetermijn extensiestudie.
Bij deze studie vertoonden kinderen vanaf week 4 ACR Ped 30, 50, 70 en 90 responsen.
Op week 16 was 87 % van de kinderen ACR Ped 30 responder en was 79 %, 66 % en 36 % van de
kinderen respectievelijk ACR Ped 50, ACR Ped 70 en ACR Ped 90 responder. Op week 16 had 34 %
van de kinderen een inactieve ziekte die werd gedefinieerd als de aanwezigheid van alle volgende
symptomen: geen gewrichten met actieve artritis; geen koorts, huiduitslag, serositis, splenomegalie,
hepatomegalie of gegeneraliseerd lymfadenopathie ten gevolge van JIA; geen actieve uveïtis; normale
BSE (< 20 mm/uur) of CRP (< 1,0 mg/dl); globale bepaling van ziekteactiviteit door de arts (≤ 5 mm
op de VAS); duur van ochtendstijfheid < 15 minuten.
Op week 16 vertoonden alle ACR Ped componenten klinisch relevante verbetering ten opzichte van
baseline (zie tabel 8).
Tabel 8
Verbeteringen ten opzichte van baseline in ACR Ped componenten op week 16
a
Mediane percentage verbetering
Simponi 30 mg/m
2
n
b
= 173
Globale bepaling van ziekte door de arts (VAS
c
0-10 cm)
88 %
Globale bepaling van algeheel welzijn door patiënt/ouder
67 %
(VAS 0-10 cm)
Aantal actieve gewrichten
92 %
Aantal gewrichten met beperkt bewegingsbereik
80 %
d
Lichamelijk functioneren volgens CHAQ
50 %
e
BSE (mm/u)
33 %
a
b
c
d
e
baseline = week 0
“n” geeft aantal deelnemende patiënten weer
VAS:
Visual Analogue Scale
CHAQ:
Child Health Assessment Questionnaire
BSE (mm/u): bloedbezinkingssnelheid erytrocyten (millimeter per uur)
52
Het primaire eindpunt, het aantal kinderen dat op week 16 ACR Ped 30 responder was en geen
opvlamming had tussen week 16 en week 48, werd niet behaald. De meerderheid van de kinderen had
geen opvlamming tussen week 16 en week 48 (respectievelijk 59 % in de Simponi + MTX-groep en
53 % in de placebo + MTX-groep; p = 0,41).
Vooraf gespecificeerde subgroepanalyses van het primaire eindpunt op baseline CRP (≥ 1 mg/dl vs
< 1 mg/dl) vertoonden hogere percentages van opvlamming bij patiënten die behandeld werden met
placebo + MTX vs Simponi + MTX en die op baseline CRP ≥ 1 mg/dl (87 % vs 40 %; p = 0,0068)
hadden.
Op week 48 waren 53 % en 55 % van de kinderen in respectievelijk de Simponi + MTX-groep en
placebo + MTX-groep ACR Ped 30 responders en bereikten 40 % en 28 % van de kinderen in
respectievelijk de Simponi + MTX-groep en placebo + MTX-groep inactieve ziekte.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Simponi in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (T
max
) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (C
max
) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dalserumconcentratie tijdens steady-state voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
waren
steady-state
dalserumconcentraties van golimumab vergelijkbaar met die waargenomen bij
patiënten met AS die elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab toegediend kregen.
Patiënten met RA, PsA of AS die niet gelijktijdig MTX gebruikten, hadden ongeveer 30 % lagere
steady-state
dalconcentraties van golimumab dan patiënten die golimumab met MTX kregen. Bij een
beperkt aantal RA patiënten, die gedurende 6 maanden werden behandeld met subcutaan golimumab,
verminderde gelijktijdig gebruik van MTX de schijnbare klaring van golimumab met ongeveer 36 %.
Farmacokinetische populatieanalyse wees er echter op dat gelijktijdig gebruik van NSAID’s, orale
corticosteroïden of sulfasalazine geen invloed had op de schijnbare klaring van golimumab.
53
Na inductiedoses bij patiënten met UC van respectievelijk 200 mg en 100 mg golimumab op week 0
en 2 en onderhoudsdoses van 50 mg of 100 mg golimumab subcutaan iedere 4 weken daarna,
bereikten de serumconcentraties golimumab
steady-state
na ongeveer 14 weken na aanvang van de
behandeling. Behandeling met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken gedurende de
onderhoudsbehandeling, resulteerde in een gemiddelde
steady-state
dalconcentratie van ongeveer
0,9 ± 0,5 µg/ml en 1,8 ± 1,1 µg/ml, respectievelijk.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de
steady-state
dalserumconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage
steady-state
dalserumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van golimumab is bepaald bij 173 kinderen met pJIA in de leeftijd van 2 tot en
met 17 jaar. Bij het pJIA-onderzoek hadden kinderen, die elke 4 weken subcutaan golimumab
30 mg/m
2
kregen (maximaal 50 mg), mediane steady-state dalconcentraties golimumab die
vergelijkbaar waren tussen verschillende leeftijdsgroepen en die tevens vergelijkbaar waren met of
enigszins hoger waren dan die waargenomen bij volwassen RA-patiënten die elke 4 weken 50 mg
golimumab kregen.
Modellering en simulatie van populatiefarmacokinetiek/farmacodynamiek bij kinderen met pJIA
bevestigde de relatie tussen serumblootstelling aan golimumab en klinische werkzaamheid en
ondersteunt dat het doseringsschema van elke 4 weken golimumab 50 mg bij kinderen met pJIA, die
ten minste 40 kg wegen, vergelijkbare blootstellingen bereikt die aangetoond werkzaam zijn bij
volwassenen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNFα van
muizen remt, werd een daling gezien in het aantal zwangere muizen. Het is niet bekend of deze
bevinding het resultaat was van een effect op de mannelijke en/of de vrouwelijke dieren. Bij een
onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij muizen na toediening van hetzelfde analoge antilichaam
en bij Java-apen die golimumab kregen, werd geen indicatie gevonden van maternale toxiciteit,
embryotoxiciteit of teratogeniteit.
54
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloridemonohydraat
Polysorbaat 80
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met
andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen of voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
0,5 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste
naald (roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Simponi is beschikbaar
als verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1)
voorgevulde pennen.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,5 ml oplossing in een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald (roestvrij staal) en een
naaldbescherming (latexhoudend rubber). Simponi is beschikbaar als verpakkingen met 1 voorgevulde
spuit en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik met de naam SmartJect of in
een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin
een volledige beschrijving is opgenomen van het gebruik van de pen of de spuit. Nadat de
voorgevulde pen of de voorgevulde spuit uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen of spuit dient niet te worden geschud.
55
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine
doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit is niet ongebruikelijk bij eiwithoudende oplossingen.
Simponi dient niet te worden gebruikt als de oplossing verkleurd is, troebel is of zichtbare vreemde
deeltjes bevat.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de bereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen of een voorgevulde spuit.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/001 1 voorgevulde pen
EU/1/09/546/002 3 voorgevulde pennen
EU/1/09/546/003 1 voorgevulde spuit
EU/1/09/546/004 3 voorgevulde spuiten
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
56
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
*
Humaan IgG1κ monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Elke voorgevulde spuit bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect.
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die
onvoldoende reageerden op behandeling met DMARD’s (disease-modifying anti-rheumatic
drugs), waaronder MTX.
de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX
behandelde volwassenen.
Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX, de progressiesnelheid van radiologisch
gemeten gewrichtsschade vermindert en het lichamelijk functioneren verbetert.
Voor informatie met betrekking tot de polyarticulaire juveniele idiopathische artritis indicatie, zie de
SmPC van Simponi 50 mg.
Artritis psoriatica (PsA)
Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en
progressieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling
met DMARD’s. Het is aangetoond dat Simponi de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vermindert, radiologisch gemeten bij patiënten met polyarticulaire symmetrische subtypes van de
aandoening (zie rubriek 5.1) en het lichamelijk functioneren verbetert.
57
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans (AS)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve spondylitis ankylosans bij
volwassenen die onvoldoende reageerden op de conventionele behandeling.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis (nr-Axiale SpA)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve niet-radiografische axiale
spondyloartritis bij volwassenen met objectieve tekenen van ontsteking aangetoond door verhoogd C-
reactief proteïne (CRP) en/of door bewijs verkregen met magnetic resonance imaging (MRI), die
onvoldoende reageerden op niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) of deze niet
verdroegen.
Colitis ulcerosa (UC)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen
patiënten die onvoldoende reageerden op een conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden
en 6-mercaptopurine (6-MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke therapieën niet verdragen of bij
wie een medische contra-indicatie bestaat voor dergelijke therapieën.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden ingesteld en gecontroleerd door medische specialisten die ervaring
hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis
ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa. Patiënten die met Simponi
worden behandeld dienen de herinneringskaart voor patiënten te ontvangen.
Dosering
Reumatoïde artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend.
Artritis psoriatica, spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Voor alle bovengenoemde indicaties wijzen beschikbare onderzoeksgegevens erop dat doorgaans
binnen 12 tot 14 behandelingsweken (na 3 à 4 doses) een klinische respons wordt verkregen. Als
binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de
behandeling heroverwogen worden.
Patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg
Voor alle bovengenoemde indicaties geldt dat als bij patiënten met RA, PsA, AS of nr-Axiale SpA met
een lichaamsgewicht > 100 kg de klinische respons na 3 à 4 doses nog onvoldoende is, overwogen kan
worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening
moet worden gehouden met het verhoogde risico op bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis
100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van
100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling
heroverwogen worden.
Colitis ulcerosa
Patiënten met een lichaamsgewicht < 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2. Patiënten die
voldoende respons bereiken moeten 50 mg op week 6 krijgen en vervolgens iedere 4 weken. Patiënten
die onvoldoende respons bereiken kunnen voordeel hebben bij voortzetting met 100 mg op week 6 en
vervolgens iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
58
Patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2, daarna
vervolgens 100 mg iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Gedurende de onderhoudsbehandeling kunnen corticosteroïden worden afgebouwd in
overeenstemming met de klinische richtlijnen.
Beschikbare data suggereren dat de klinische respons gewoonlijk bereikt wordt binnen
12-14 behandelweken (na 4 doses). Vervolgtherapie moet worden heroverwogen bij patiënten bij wie
gedurende deze periode geen bewijs van therapeutisch voordeel wordt gezien.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
Simponi 100 mg wordt niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 18 jaar.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de bijsluiter worden
weergegeven. Als er meerdere injecties noodzakelijk zijn, dan moeten deze op verschillende plaatsen
op het lichaam worden toegediend.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
59
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Bij patiënten die
golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en pneumonie),
mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische infecties,
waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij patiënten die
gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie met hun
onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die tijdens de
behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden gevolgd
en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige infectie
of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet behandeling met
passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie onder controle is.
Bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in een gebied waar invasieve schimmelinfecties als
histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose endemisch zijn, moeten de voordelen en risico’s
van behandeling met golimumab zorgvuldig worden afgewogen alvorens te starten met de behandeling
met golimumab. Bij risicopatiënten die met golimumab worden behandeld, moet aan een invasieve
schimmelinfectie worden gedacht als deze patiënten een ernstige systemische ziekte ontwikkelen. De
diagnose en toediening van empirische antifungale therapie moeten bij deze patiënten, indien
mogelijk, worden gedaan in overleg met een arts die ervaren is in de behandeling van invasieve
schimmelinfecties.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (‘latente’) tuberculose. Bij deze controle moet een
gedetailleerde medische voorgeschiedenis met een persoonlijke voorgeschiedenis van tuberculose of
mogelijk eerdere blootstelling aan tuberculose, en vroegere en/of huidige immunosuppressieve
behandeling worden opgesteld. Bij alle patiënten moeten geschikte screeningsonderzoeken, d.w.z.
tuberculinehuid- of bloedtest en een thoraxfoto, worden uitgevoerd (er kunnen lokale aanbevelingen
van toepassing zijn). Er wordt aanbevolen om op de herinneringskaart voor patiënten te vermelden
welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans op een
fout-negatieve uitslag van de tuberculinehuidtest, met name bij patiënten die ernstig ziek zijn of bij
wie het immuunsysteem onderdrukt is.
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
60
Bij een vermoeden van latente tuberculose moet een arts geraadpleegd worden die deskundig is op het
gebied van de behandeling van tuberculose. Bij alle onderstaande situaties moeten de voordelen en
risico’s van behandeling met golimumab zeer zorgvuldig worden afgewogen.
Als inactieve (‘latente’) tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met
anti-tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale
aanbevelingen, alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van
anti-tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen
worden bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
Reactivering van het hepatitis B-virus
Reactivering van hepatitis B is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren
(positief voor het oppervlakte-antigeen) en TNF-antagonisten, waaronder golimumab, kregen.
Sommige gevallen kenden een dodelijke afloop.
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen
Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van
maligniteiten. Op basis van de huidige kennis kan niet worden uitgesloten dat patiënten die met
TNF-antagonisten behandeld worden een mogelijk risico hebben op het ontwikkelen van lymfomen,
leukemie of andere maligniteiten. Wanneer overwogen wordt om behandeling met TNF-blokkers toe
te passen bij patiënten met een voorgeschiedenis van maligniteiten of om de behandeling voort te
zetten bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen, is voorzichtigheid geboden.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling ≤ 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
61
worden gebracht met immunosuppressie. Een risico op ontwikkeling van maligniteiten bij kinderen en
adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase
III-onderzoek met Simponi bij RA, PsA en AS was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die
met golimumab werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn
gevallen van leukemie gemeld bij patiënten die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd
achtergrondrisico op lymfoom en leukemie bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van
een langdurig aanhoudende, zeer actieve ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en UC was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering
van niet-melanome huidkanker) bij de golimumab- en de controlegroep vergelijkbaar.
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico’s en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van een ander
anti-TNF-middel, infliximab, bij patiënten met matige tot ernstige chronische obstructieve longziekte
(COPD), werden bij patiënten die met infliximab behandeld werden meer maligniteiten, overwegend
in de longen en het hoofd-halsgebied, gemeld dan bij de patiënten uit de controlegroep. Alle patiënten
hadden een voorgeschiedenis van zwaar roken. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het gebruik van
een TNF-antagonist bij patiënten die lijden aan COPD en bij patiënten die doordat zij veel hebben
gerookt een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van maligniteiten.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
62
Congestief hartfalen (CHF)
Met TNF-blokkers, waaronder golimumab, zijn gevallen van verergering van congestief hartfalen
(CHF) en nieuw opgetreden CHF gemeld. Enkele gevallen hadden een fatale afloop. Bij een klinisch
onderzoek met een andere TNF-antagonist is verergering van congestief hartfalen en toegenomen
mortaliteit als gevolg van CHF waargenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van
golimumab bij patiënten met CHF. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van golimumab bij
patiënten met mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). De patiënten moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd en indien sprake is van nieuwe of verergerende symptomen van hartfalen moet de
behandeling met golimumab worden stopgezet (zie rubriek 4.3).
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto’s aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico’s van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
tijdens de behandeling met golimumab een chirurgische ingreep moet ondergaan, dient zorgvuldig te
worden gecontroleerd op infecties en passende maatregelen moeten worden genomen.
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF
-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de golimumab behandeling dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en anakinra
Ernstige infecties en neutropenie zonder extra klinisch voordeel zijn gezien tijdens klinische
onderzoeken waarbij anakinra en een andere TNF blokker, etanercept, gelijktijdig werden gebruikt.
Vanwege de aard van de ongewenste effecten die gezien werden bij deze combinatietherapie, kan
vergelijkbare toxiciteit ook optreden bij de combinatie van anakinra met andere TNF-blokkers. De
combinatie van golimumab en anakinra wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
63
Gelijktijdige toediening met andere biologische geneesmiddelen
Er is onvoldoende informatie over het gelijktijdig gebruik van golimumab met andere biologische
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor
golimumab wordt gebruikt. Het gelijktijdig gebruik van golimumab met deze biologische
geneesmiddelen wordt niet aanbevolen vanwege het mogelijk verhoogde risico op infectie en andere
potentiële farmacologische interacties.
Wisselen tussen biologische
disease modifying anti-rheumatic drugs
(DMARD’s)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
gedissemineerde infecties. Het wordt aangeraden therapeutische infectieuze agentia niet gelijktijdig
met golimumab toe te dienen.
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen of voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurlijk rubber dat latex bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische
reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
aandacht dient te worden besteed aan het optreden van infecties. Het nr-Axiale SpA-onderzoek is niet
uitgevoerd bij patiënten van 45 jaar of ouder.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
64
Risico op medicatiefouten
Simponi is geregistreerd in sterktes van 50 mg en 100 mg voor subcutane toediening. Het is belangrijk
dat de juiste sterkte wordt gebruikt om de goede dosis toe te dienen zoals aangegeven in de
doseringsvoorschriften (zie rubriek 4.2). Men moet goed opletten dat de juiste sterkte wordt geleverd
zodat de patiënt niet ondergedoseerd of overgedoseerd wordt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Therapeutische infectieuze agentia mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie
rubriek 4.4).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
gevonden voor directe of indirecte schadelijke effecten op de zwangerschap, op de embryonale/foetale
ontwikkeling, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Het gebruik van
golimumab bij zwangere vrouwen wordt niet aanbevolen; zwangere vrouwen mogen golimumab
alleen krijgen indien strikt noodzakelijk.
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die
in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
65
Vruchtbaarheid
Er is met golimumab geen onderzoek naar vruchtbaarheid bij dieren gedaan. In een
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen waarbij een analoog antilichaam werd gebruikt dat selectief de
functionele activiteit van het TNFα van de muis remt, is geen relevant effect op de vruchtbaarheid
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Na
toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF,
auto-immuunprocessen (lupus-achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie
rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1000, < 1/100); zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 1
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis),
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces.
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus(kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
66
Zelden: aplastische anemie, agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
Oogaandoeningen
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie
Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
Zelden: syndroom van Raynaud
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid,
maag-darmstelselontstekingsaandoeningen (zoals gastritis en
colitis), stomatitis
Soms: verstopping, gastro-oesofageale reflux
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
67
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: verstoorde genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
*
Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden
ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 %
van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase
van de RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in
follow-up, 95 %-BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg
groep, 95 %-BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van
de UC-onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de
met golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige
infecties die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten
tuberculose, bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en
andere opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en
TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met
golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per
100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5;
95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
68
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab
werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow-up tot 3 jaar bij patiënten die
met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij
patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1
in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een
incidentie (95 %-BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab
50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57)
voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO-AFTER-studie, waaraan
patiënten deelnamen die eerder aan anti-TNF-middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer
had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van
niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werd niet-melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde,
10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met
een incidentie (95 %-BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de
gecombineerde golimumab-groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
8 maligniteiten gemeld en in de placebo-behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd
melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van
andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 %-BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 %-BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 %-BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
69
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken kwam bij patiënten met RA
en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte
ALAT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de
patiënten); bij de onderzoeken met AS- en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT-verhoging
vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken met een
mediane follow-up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT-verhoging bij de met
golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de
belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT-verhogingen (> 1 en
< 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten
voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met lichte ALAT-verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de
onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van ≥ 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-,
PsA- en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een
ALAT-verhoging ≥ 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten.
Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen
zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de
gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van
de belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN in
vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde
patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met ALAT-verhogingen ≥ 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen
gedurende de onderhoudsfase van het UC onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek
niet-infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde
patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met
golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de
controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de
injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard
en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats
maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
70
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva tumornecrosefactor-alfa (TNFα) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNFα. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNFα zich niet meer binden aan de TNFα-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen
E-selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1
(ICAM-1) door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNFα.
In vitro
werd ook
TNF geïnduceerde afgifte van interleukine (IL)-6, IL-8 en granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende
factor (GM-CSF) door humane endotheelcellen geremd door golimumab.
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie
C-reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de
controlebehandeling tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNF-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid
Reumatoïde artritis
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten ≥ 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken, werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
71
Bij het GO-AFTER-onderzoek vond beoordeling plaats van 445 patiënten die voorheen behandeld
waren met één of meer van de anti-TNF-middelen adalimumab, etanercept of infliximab. De patiënten
werden gerandomiseerd naar behandeling met placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg. De
patiënten mochten tijdens het onderzoek gelijktijdig gebruikte DMARD-behandeling met MTX,
sulfasalazine (SSZ) en/of hydroxychloroquine (HCQ) voortzetten. De redenen voor stopzetten van
eerdere anti-TNF-behandelingen waren onvoldoende werkzaamheid (58 %), intolerantie (13 %) en/of
redenen die geen verband hielden met de veiligheid of werkzaamheid (29 %, voornamelijk financiële
overwegingen).
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de
co-primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S)-score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt (en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
tekenen en symptomen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
week 104 in GO-FORWARD en GO-BEFORE en tot einde week 24 in GO-AFTER. Volgens de
studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet
worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 2 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
72
Tabel 2
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD,
GO-AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met één of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
a
n
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7%
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4%
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4%
14 %
2%
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5%
20 %*
2%
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p ≤ 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR50) in week 24 niet
statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage patiënten in
de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen hoger maar
niet significant anders dan bij MTX alleen (zie Tabel 2). Verdere analyses werden verricht in
subgroepen die representatief waren voor de geïndiceerde populatie patiënten met ernstige, actieve en
progressieve RA. In de geïndiceerde populatie werd een over het algemeen groter effect van Simponi
50 mg + MTX versus MTX alleen aangetoond dan in de algehele populatie.
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p ≤ 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
73
bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van
week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 3.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score ≤ 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 3
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n
a
Totale score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
Erosiescore
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
JSN-score
Uitgangssituatie
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
a
160
19,7 (35,4)
1,4 (4,6)
11,3 (18,6)
0,7 (2,8)
8,4 (17,8)
0,6 (2,3)
159
18,7 (32,4)
0,7 (5,2)*
10,8 (17,4)
0,5 (2,1)
7,9 (16,1)
0,2 (2,0)**
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Het lichamelijk functioneren en de mate van belemmering van het dagelijks functioneren werden bij
het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-onderzoek gehanteerd als een afzonderlijk eindpunt, waarbij
gebruik werd gemaakt van de 'Disability Index' van de HAQ DI. Bij deze onderzoeken heeft Simponi
in week 24 in vergelijking met de controlegroep een klinisch belangrijke en statistisch significante
verbetering laten zien met betrekking tot de HAQ DI ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij
patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij
de start van de studie, bleef de verbetering in HAQ DI behouden tot en met week 104. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was de verbetering in HAQ DI
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het
74
GO-AFTER-onderzoek werden op grond van de Functional Assessment of Chronic Illness
Therapy-Fatigue schaal (FACIT-F) statistisch significante verbeteringen waargenomen met betrekking
tot de vermoeidheid.
Artritis psoriatica
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) of
DMARD-behandeling leden aan actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten).
Bij deze patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was
sprake van ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis
psoriatica deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere
artritis (30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis
(11 %) en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan.
Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige
open-label extensie.
Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat (≤ 25 mg/week) gebruiken.
De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had
bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste vdH-S-score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema’s tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 4 en hieronder beschreven.
Tabel 4
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
a
n
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20
Week 14
9%
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2%
30 %
Week 24
4%
32 %
ACR 70
Week 14
1%
12 %
Week 24
1%
19 %
PASI
b
75
c
Week 14
3%
40 %
Week 24
1%
56 %
*
a
b
c
p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
Psoriasis Area and Severity Index
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA ≥ 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
75
Responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na de eerste
Simponi-toediening. Bij patiënten met polyarticulaire artritis zonder reumanoduli en bij PsA-patiënten
met asymmetrische perifere artritis werden in week 14 vergelijkbare ACR 20-responsen
waargenomen. Het aantal patiënten met andere subtypen van PsA was te klein voor een zinvolle
afzonderlijke beoordeling. Voor de groepen die met Simponi behandeld waren werden vergelijkbare
responsen waargenomen bij patiënten die wel en patiënten die niet gelijktijdig MTX gebruikten. Van
de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde patiënten kregen in week 104 70 patiënten deze
behandeling nog steeds. Van deze 70 patiënten hadden er resp. 64, 46 en 31 een
ACR 20/50/70-respons. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi,
werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van week 104 tot einde week 256.
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de
SF-36-samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de
patiënten die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie
waren toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
baseline in totale aangepaste vdH-S-score (gemiddelde ± SD-score was 0,27 ± 1,3 in de placebogroep
tegen -0,16 ± 1,3 in de Simponi-groep; p = 0,011). Van de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde
patiënten waren voor 126 patiënten röntgengegevens na 52 weken beschikbaar; van hen vertoonde
77 % geen progressie t.o.v. baseline. In week 104 waren er röntgengegevens beschikbaar voor
114 patiënten; 77 % vertoonde geen progressie t.o.v. baseline. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, vertoonden vergelijkbare aantallen patiënten geen
progressie t.o.v. baseline van week 104 tot einde week 256.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-RAISE) waaraan 356 volwassen patiënten
deelnamen met actieve spondylitis ankylosans (gedefinieerd als een Bath Ankylosing Spondylitis
Disease Activity Index (BASDAI) van ≥ 4 en een VAS-score voor totale rugpijn van ≥ 4 op een schaal
van 0 tot 10 cm). De patiënten die aan dit onderzoek deelnamen hadden ondanks huidige of eerdere
behandeling met NSAID’s of DMARD’s een actieve ziekte en waren niet eerder behandeld met
anti-TNF-middelen. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten
werden gerandomiseerd toegewezen aan placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg en mochten hun
DMARD-behandeling (MTX, SSZ en/of HCQ) voortzetten. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 14 een Ankylosing Spondylitis Assessment Study Group (ASAS) 20-respons
had bereikt. Tot en met week 24 werden er placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens verzameld
en geanalyseerd.
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg worden weergegeven in Tabel 5 en hieronder
beschreven. Over het algemeen werden er voor de uitkomstmaten voor de werkzaamheid geen klinisch
76
belangrijke verschillen waargenomen tussen de Simponi 50 mg en Simponi 100 mg doseerschema’s
tot einde week 24. Volgens de studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de
langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling
van de studie-arts.
Tabel 5
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-RAISE-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
a
n
78
138
Responders, % patiënten
ASAS 20
Week 14
22 %
59 %
Week 24
23 %
56 %
ASAS 40
Week 14
15 %
45 %
Week 24
15 %
44 %
ASAS 5/6
Week 14
8%
50 %
Week 24
13 %
49 %
*
a
p ≤ 0,001 voor alle vergelijkingen
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per meetpunt verschillen.
Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was het percentage
patiënten met een ASAS 20 en ASAS 40 respons vergelijkbaar van week 24 tot einde week 256.
In week 14 en week 24 werden ook statistisch significante responsen waargenomen met betrekking tot
de BASDAI 50, 70 en 90 (p ≤ 0,017). Verbeteringen in de belangrijkste maten voor ziekteactiviteit
werden waargenomen tijdens de eerste beoordeling (week 4) na de eerste Simponi-toediening en
bleven bestaan tot tenminste het einde van week 24. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare veranderingssnelheden t.o.v. baseline in
BASDAI gezien van week 24 tot einde week 256. Bij beoordeling van de ASAS 20-responsen in
week 14 werd bij de patiënten een constante werkzaamheid waargenomen, onafhankelijk van het
gebruik van DMARD's (MTX, sulfasalazine en/of hydroxychloroquine), antigeen HLA-B27 status en
de CRP-spiegels in de uitgangssituatie.
Behandeling met Simponi resulteerde in significante verbeteringen in het lichamelijk functioneren ten
opzichte van de uitgangssituatie beoordeeld aan de hand van de veranderingen in BASFI in week 14
en 24. Ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die werd bepaald aan de hand van de
lichamelijke component van de SF-36-score, was significant verbeterd in week 14 en week 24. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare
verbeteringen in het lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven gezien
van week 24 tot einde week 256.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-AHEAD) bij 197 volwassen patiënten met ernstig
actieve nr-Axiale SpA (gedefinieerd als patiënten die voldoen aan de ASAS-classificatiecriteria voor
axiale spondyloartritis maar die niet voldeden aan de aangepaste New York-criteria voor AS).
Patiënten die deelnamen aan dit onderzoek hadden een actieve ziekte (gedefinieerd als een BASDAI
≥ 4 en een Visuele Analoge Schaal (VAS) ≥ 4 voor totale rugpijn, elk op een schaal van 0-10 cm)
ondanks een huidige of eerdere behandeling met NSAID en die niet eerder zijn behandeld met
biologische middelen waaronder anti-TNF-therapie. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo of
Simponi 50 mg, subcutaan toegediend elke 4 weken. In week 16 gingen patiënten een open-label
periode in waarin alle patiënten Simponi 50 mg kregen, subcutaan toegediend elke 4 weken, tot en met
week 48 met beoordeling op werkzaamheid uitgevoerd tot en met week 52 en follow-up op veiligheid
tot en met week 60. Ongeveer 93 % van de patiënten die bij de aanvang van de open-labelverlenging
77
(week 16) Simponi kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (week 52).
Analyses werden uitgevoerd op zowel de populatie van All Treated (AT, N = 197) als ook die van
Objectieve Tekenen van Infectie (OSI, N = 158, gedefinieerd door verhoogde CRP en/of bewijs van
sacro-iliïtis op MRI bij baseline). Placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens werden verzameld
en geanalyseerd tot en met week 16. Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat in
week 16 een ASAS 20 respons had bereikt. De belangrijkste resultaten worden weergegeven in tabel 6
en worden hieronder beschreven.
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit GO-AHEAD op week 16
Verbeteringen in tekenen en symptomen
Objectieve Tekenen van Infectie
All Treated populatie (AT)
populatie (OSI)
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
n
a
100
97
80
78
Responders, % patiënten
ASAS 20
40 %
71 %**
38 %
77 %**
ASAS 40
23 %
57 %**
23 %
60 %**
ASAS 5/6
23 %
54 %**
23 %
63 %**
ASAS Partial Remission
18 %
33 %*
19 %
35 %*
b
ASDAS-C < 1,3
13 %
33 %*
16 %
35 %*
BASDAI 50
30 %
58 %**
29 %
59 %**
Remming van infectie in sacro-iliacale (SI) gewrichten gemeten via MRI
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
C
n
87
74
69
61
Mediaanverandering in
SPARCC
d
MRI
score voor sacro-iliacale
gewrichten
-0,9
-5,3**
-1,2
-6,4**
a
n geeft gerandomiseerde en behandelde patiënten weer
Ankylosing Spondylitis Disease Activity Score C-Reactive Protein (AT-Placebo, N = 90; AT-Simponi 50 mg, N = 88;
OSI-Placebo, N = 71; OSI-Simponi 50 mg, N = 71)
c
n geeft aantal patiënten bij baseline en week 16 MRI gegevens weer
d
SPARCC (Spondyloarthritis Research Consortium of Canada)
** p < 0,0001 voor Simponi
vs
placebo vergelijkingen
* p < 0,05 voor Simponi
vs
placebo vergelijking
b
Statistisch significante verbeteringen in tekenen en symptomen van ernstig actieve nr-Axiale SpA
werden aangetoond bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met placebo op
week 16 (tabel 6). Verbeteringen werden waargenomen bij de eerste beoordeling (week 4) na de
initiële Simponi-toediening. SPARCC-score gemeten via MRI toonde statistisch significante reductie
aan in SI-gewrichtontsteking bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met
placebo op week 16 (tabel 6). Pijn beoordeeld met de Total Back Pain en Nocturnal Back Pain VAS
en ziekteactiviteit gemeten via ASDAS-C toonde ook statistisch significante verbetering aan van
baseline tot week 16 bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg vergeleken met placebo
(p < 0,0001).
Statistisch significante verbeteringen in beweeglijkheid van de wervelkolom zoals beoordeeld met
BASMI (Bath Ankylosing Spondylitis Metrology Index) en in lichamelijk functioneren zoals
beoordeeld met de BASFI werden aangetoond bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg
vergeleken met patiënten die werden behandeld met placebo (p < 0,0001). Patiënten die met Simponi
werden behandeld ondervonden significant meer verbeteringen in gezondheidgerelateerde kwaliteit
van leven zoals waargenomen via ASQoL, EQ-5D en de lichamelijke en mentale componenten van
SF-36 en ondervonden significant meer verbeteringen in productiviteit, waargenomen als grotere
afname in beperkingen met betrekking tot het uitvoeren van werk (in het algemeen) en activiteiten
zoals onderzocht via de WPAI vragenlijst, dan patiënten die placebo kregen.
78
Voor alle hierboven beschreven eindpunten zijn statistisch significante resultaten ook aangetoond in
de OSI populatie op week 16.
Bij zowel de AT- als de OSI-populatie hielden de verbeteringen in de tekenen en symptomen,
beweeglijkheid van de wervelkolom, lichamelijk functioneren, kwaliteit van leven en productiviteit
aan, waargenomen op week 16 bij patiënten die op week 52 nog in het onderzoek waren en behandeld
werden met Simponi 50 mg.
Colitis ulcerosa
De werkzaamheid van Simponi werd onderzocht in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde klinische studies met volwassen patiënten.
De inductiestudie (PURSUIT-Induction) evalueerde patiënten met matig tot ernstig actieve colitis
ulcerosa (Mayo-score 6 – 12; endoscopiesubscore ≥ 2) die een inadequate respons hadden op, of
conventionele behandelingen niet verdroegen, of die afhankelijk waren van corticosteroïden. In het
dosisbevestigingsonderdeel van de studie werden 761 patiënten gerandomiseerd naar ofwel 400 mg
Simponi s.c. op week 0 en 200 mg op week 2, of 200 mg Simponi s.c. op week 0 en 100 mg op
week 2, of placebo s.c. op weken 0 en 2. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten, corticosteroïden en/of immunomodulerende middelen, waren toegestaan. De
werkzaamheid van Simponi tot en met week 6 werd onderzocht in deze studie.
De resultaten van het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling (PURSUIT-Maintenance) waren
gebaseerd op de evaluatie van 456 patiënten die een klinische respons bereikten na de voorafgaande
inductie met Simponi. Patiënten werden gerandomiseerd naar Simponi 50 mg, Simponi 100 mg of
placebo, subcutaan toegediend elke 4 weken. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten en/of immunomodulerende middelen waren toegestaan. Corticosteroïden moesten
worden afgebouwd bij aanvang van de onderhoudsstudie. De werkzaamheid van Simponi tot en met
week 54 werd onderzocht in deze studie. Patiënten die het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling
tot met week 54 afmaakten, zetten de behandeling voort in een onderzoeksverlenging waarbij
werkzaamheid werd beoordeeld tot en met week 216. De beoordeling op werkzaamheid in de
onderzoeksverlenging was gebaseerd op veranderingen in corticosteroïdegebruik, Physician’s Global
Assessment (PGA) op ziekteactiviteit en verbetering in kwaliteit van leven zoals gemeten met de
Inflammatory Bowel Disease Questionnaire (IBDQ).
Tabel 7
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het PURSUIT-Induction- en het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek
PURSUIT-Induction
Simponi
Placebo
200/100 mg
N = 251
N = 253
Percentage patiënten
Patiënten met klinische respons op
30 %
51 %**
a
week 6
Patiënten in klinische remissie op
6%
18 %**
b
week 6
Patiënten met mucosaal herstel op
29 %
42 %**
c
week 6
PURSUIT-Maintenance
Simponi
Simponi
d
Placebo
50 mg
100 mg
N = 154
N = 151
N = 151
Percentage patiënten
Behoud van respons
(Patiënten met klinische respons tot en
31 %
47 %*
50 %**
e
met week 54)
79
Aanhoudende remissie (Patiënten in
klinische remissie op zowel week 30 als
week 54)
f
16 %
23 %
g
28 %*
N = aantal patiënten
** p ≤ 0,001
* p ≤ 0,01
a
gedefinieerd als een afname van baseline in de Mayo-score met ≥ 30 % en ≥ 3 punten, vergezeld met een afname in de
rectale bloedingsubscore met ≥ 1 of een rectale bloedingsubscore van 0 of 1.
b
Gedefinieerd als een Mayo-score van ≤ 2 punten, met geen individuele subscore > 1.
c
Gedefinieerd als 0 of 1 op de endoscopiesubscore van de Mayo-score.
d
Alleen Simponi-inductie.
e
Patiënten werden beoordeeld voor UC-ziekteactiviteit door een gedeeltelijke Mayo-score elke 4 weken (verlies van
respons werd bevestigd door endoscopie). Daarom was een patiënt met behoud van respons in een staat van continue
klinische respons tijdens elke evaluatie tot en met week 54.
f
Een patiënt moest in remissie zijn zowel op week 30 als op week 54 (zonder een verlies van respons tot en met
week 54) om aanhoudende remissie te bereiken.
g
Bij patiënten die minder dan 80 kg wogen, liet een groter percentage patiënten die 50 mg onderhoudsbehandeling
kregen aanhoudende klinische remissie zien vergeleken met diegenen die placebo kregen.
Meer met Simponi behandelde patiënten lieten aanhoudend mucosaal herstel zien (mucosaal herstel op
zowel week 30 als week 54) in de 50 mg-groep (42 %, nominale p < 0,05) en 100 mg-groep (42 %,
p < 0,005) vergeleken met patiënten in de placebogroep (27 %).
Onder de 54 % van de patiënten (247/456) die gelijktijdig corticosteroïden kregen bij aanvang van het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek was het percentage patiënten dat klinische respons behield tot en
met week 54, en die geen gelijktijdige corticosteroïden meer kregen op week 54, groter in de
50 mg-groep (38 %, 30/78) en 100 mg-groep (30 %, 25/82) vergeleken met de placebogroep (21 %,
18/87). Het percentage patiënten bij wie het gebruik van corticosteroïden op week 54 geheel
geëlimineerd was, was groter in de 50 mg-groep (41 %, 32/78) en de 100 mg-groep (33 %, 27/82),
vergeleken met de placebogroep (22 %, 19/87). Bij patiënten die deelnamen aan de
onderzoeksverlenging bleef het percentage patiënten dat corticosteroïdevrij bleef in het algemeen
gelijk tot en met week 216.
Patiënten die in de PURSUIT-Induction-onderzoeken op week 6 geen klinische respons bereikten
kregen in het PURSUIT-Maintenance-onderzoek iedere 4 weken Simponi 100 mg toegediend. Op
week 14 bereikte 28 % van deze patiënten een respons gedefinieerd door een gedeeltelijke Mayo-score
(verlaagd met ≥ 3 punten vergeleken met de start van inductie). Op week 54 waren de klinische
uitkomsten die bij deze patiënten waren waargenomen vergelijkbaar met de klinische uitkomsten die
gemeld waren bij patiënten die op week 6 een klinische respons hadden bereikt.
In week 6 verbeterde Simponi significant de kwaliteit van leven, gemeten ten opzichte van baseline
via een ziektespecifieke maat: IBDQ (Inflammatory bowel disease questionnaire). Onder de patiënten
die een onderhoudsbehandeling met Simponi kregen, hield de verbetering in kwaliteit van leven,
gemeten via de IBDQ, aan tot en met week 54.
Ongeveer 63 % van de patiënten die bij aanvang van de onderzoeksverlenging (week 56) Simponi
kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (laatste toediening van golimumab op
week 212).
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA, PsA en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de met
golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Wanneer
in vitro
testen
uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen neutraliserend. Voor de verschillende
reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages gevonden. Bij combinatie met MTX was
het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab vormde lager dan bij patiënten die golimumab
zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus 8 % [64/827] respectievelijk).
80
Bij nr-Axiale SpA werden tot en met week 52 bij 7 % (14/193) van de met golimumab behandelde
patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond.
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de antilichamenpositieve
patiënten had 68 % (21/31)
in vitro
neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige behandeling met
immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een lager percentage
patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die golimumab kregen
zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de onderzoeksverlenging bleven en
die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met week 228, werden bij 4 % (23/604) van
de met golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 82 % (18/22)
in vitro
neutraliserende antilichamen.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
golimumab, beperkt de mogelijkheid om definitieve conclusies te trekken met betrekking tot het
verband tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab en de klinische werkzaamheid of
veiligheid.
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Simponi in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (T
max
) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (C
max
) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dal serumconcentratie tijdens
steady-state
voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
waren steady-state dalserumconcentraties van golimumab vergelijkbaar met die waargenomen bij
patiënten met AS die elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab toegediend kregen.
81
Patiënten met RA, PsA of AS die niet gelijktijdig MTX gebruikten, hadden ongeveer 30 % lagere
steady-state dalconcentraties van golimumab dan patiënten die golimumab met MTX kregen. Bij een
beperkt aantal RA patiënten, die gedurende 6 maanden werden behandeld met subcutaan golimumab,
verminderde gelijktijdig gebruik van MTX de schijnbare klaring van golimumab met ongeveer 36 %.
Farmacokinetische populatieanalyse wees er echter op dat gelijktijdig gebruik van NSAID’s, orale
corticosteroïden of sulfasalazine geen invloed had op de schijnbare klaring van golimumab.
Na inductiedoses bij patiënten met UC van respectievelijk 200 mg en 100 mg golimumab op week 0
en 2 en onderhoudsdoses van 50 mg of 100 mg golimumab subcutaan iedere 4 weken daarna,
bereikten de serumconcentraties golimumab
steady-state
na ongeveer 14 weken na aanvang van de
behandeling. Behandeling met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken gedurende de
onderhoudsbehandeling, resulteerde in een gemiddelde steady-state dalconcentratie van ongeveer
0,9 ± 0,5 µg/ml en 1,8 ± 1,1 µg/ml, respectievelijk.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de
steady-state
dalconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage
steady-state
dal
serumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen gebaseerd op conventioneel
onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering en
reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNFα van
muizen remt, werd een daling gezien in het aantal zwangere muizen. Het is niet bekend of deze
bevinding het resultaat was van een effect op de mannelijke en/of de vrouwelijke dieren. Bij een
onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij muizen na toediening van hetzelfde analoge antilichaam
en bij Java-apen die golimumab kregen, werd geen indicatie gevonden van maternale toxiciteit,
embryotoxiciteit of teratogeniteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
82
Polysorbaat 80
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen of voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
1 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald
(roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Simponi is beschikbaar als
verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1)
voorgevulde pennen.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 ml oplossing in een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald (roestvrij staal) en een
naaldbescherming (latexhoudend rubber). Simponi is beschikbaar als verpakkingen met 1 voorgevulde
spuit en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik met de naam SmartJect of in
een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin
een volledige beschrijving is opgenomen van het gebruik van de pen of de spuit. Nadat de
voorgevulde pen of de voorgevulde spuit uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen of spuit dient niet te worden geschud.
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine
doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit is niet ongebruikelijk bij eiwithoudende oplossingen.
Simponi dient niet te worden gebruikt als de oplossing verkleurd is, troebel is of zichtbare vreemde
deeltjes bevat.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de bereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen of een voorgevulde spuit.
83
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/005 1 voorgevulde pen
EU/1/09/546/006 3 voorgevulde pennen
EU/1/09/546/007 1 voorgevulde spuit
EU/1/09/546/008 3 voorgevulde spuiten
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
84
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
85
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy
Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP-wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
86
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Het educatieve programma bestaat uit een herinneringskaart voor de patiënt die deze bij zich moet
dragen. De kaart heeft als doel te helpen herinneren om alle datums en resultaten van specifieke testen
te noteren en om het voor de patiënt mogelijk te maken om speciale informatie met betrekking tot de
lopende behandeling met het product te delen met zorgverleners die de patiënt behandelen.
De herinneringskaart voor de patiënt
moet de volgende essentiële boodschappen bevatten:
Een herinnering voor patiënten om de herinneringskaart aan alle behandelende zorgverleners te
tonen, ook bij noodgevallen, alsook een mededeling voor de zorgverlener dat de patiënt
Simponi gebruikt.
Een vermelding dat de merknaam en het partijnummer moeten worden genoteerd.
De mogelijkheid om het type, de datum en het resultaat van tbc-screenings te noteren.
Dat behandeling met Simponi het risico verhoogt op ernstige infecties, opportunistische
infecties, tuberculose, hepatitis B-reactivatie en doorbraakinfecties na toediening van levende
vaccins bij zuigelingen die
in utero
blootgesteld zijn aan golimumab en wanneer de patiënt de
zorgverlener moet waarschuwen.
Contactgegevens van de voorschrijver.
87
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
88
A. ETIKETTERING
89
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE PEN VOOR PEDIATRISCH GEBRUIK DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
Voor pediatrische patiënten < 40 kg
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen van 0,45 ml bevat 45 mg golimumab
1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (VarioJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
90
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/009
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Simponi 45 mg/0,45 ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
91
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
92
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan
komen
93
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE PEN VOOR PEDIATRISCH GEBRUIK ETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 45 mg/0,45 ml injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,45 ml
6.
OVERIGE
94
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
95
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
96
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
97
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE PEN, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
98
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
99
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
100
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/002 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde pen bevatten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
101
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
102
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 50 mg oplossing voor injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
0,5 ml
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
103
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
104
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
105
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
106
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE SPUIT, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
107
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/004
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
108
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
109
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/004 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde spuit bevatten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
110
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
111
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 50 mg
injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
0,5 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
112
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
113
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/005
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
114
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
115
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE PEN, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
116
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
117
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
118
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/006 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde pen bevatten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
119
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
120
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 100 mg oplossing voor injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
1 ml
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
121
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
122
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/007
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
123
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
124
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE SPUIT, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
125
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/008
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
126
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
127
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/008 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde spuit bevatten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
128
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
129
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 100 mg
injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
1 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
130
Herinneringskaart voor de patiënt bij gebruik van Simponi
Deze herinneringskaart voor de patiënt bevat belangrijke veiligheidsinformatie waar u voorafgaand
aan en tijdens de behandeling met Simponi van op de hoogte dient te zijn.
Toon deze kaart aan alle artsen die bij uw behandeling betrokken zijn.
1.
Infecties
Het is mogelijk dat u tijdens uw behandeling met Simponi sneller een infectie oploopt. Het is mogelijk
dat infecties zich sneller ontwikkelen en ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk dat eerder
doorgemaakte infecties terugkeren.
1.1
Voorafgaand aan de behandeling met Simponi:
Vertel het aan uw arts als u een infectie hebt. U mag niet met Simponi worden behandeld als u
lijdt aan tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U moet een tbc-screening ondergaan. Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u
ooit tuberculose heeft gehad of direct contact hebt gehad met iemand die een
tuberculose-infectie heeft gehad. Vraag uw arts om hieronder aan te geven welke vorm(en) van
tbc-screening het meest recent is/zijn uitgevoerd en wanneer dit/deze screeningsonderzoek(en)
heeft/hebben plaatsgevonden.
Test __________________
Test ___________________
Datum ________________
Datum _________________
Resultaat ______________
Resultaat._______________
Vertel het aan uw arts als u weet of vermoedt dat u drager bent van het hepatitis B-virus.
Tijdens en na de behandeling met Simponi:
Schakel direct medische hulp in als u symptomen krijgt die een infectie doen vermoeden, zoals
koorts, vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtzweten, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig gevoel bij het
plassen.
Zwangerschap en vaccinaties
1.2
2.
Heeft u Simponi gekregen terwijl u zwanger was? Dan is het belangrijk dat u de arts van uw baby
informeert voordat uw baby een vaccinatie krijgt. Uw baby mag geen ‘levend vaccin’ krijgen binnen
6 maanden na uw laatste Simponi-injectie tijdens de zwangerschap. Een voorbeeld hiervan is het
vaccin dat tuberculose voorkomt (BCG).
3.
Data van Simponi-toediening
_______________________
1e toediening:
Volgende toedieningen: ______________________________________________
______________________________________________
Het is belangrijk dat u en uw arts de merknaam en het partijnummer van uw geneesmiddel noteren.
4.
Overige informatie
_____________________
_____________________
_____________________
Naam van patiënt:
Naam van arts:
Telefoonnummer van arts:
Zorg er ook voor dat u bij al uw bezoeken aan een zorgverlener een lijst meeneemt van alle
andere geneesmiddelen die u gebruikt.
131
Draag deze kaart bij u tot 6 maanden na toediening van de laatste dosis Simponi, want ook een
tijd na uw laatste Simponi-dosis kunnen er nog bijwerkingen optreden.
Lees de bijsluiter van Simponi zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit
geneesmiddel.
132
B. BIJSLUITER
133
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Voor pediatrische patiënten lichter dan 40 kg
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam ‘TNF-blokkers’.
Bij kinderen
van 2 jaar
en ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
‘tumornecrosefactor-alfa’ (TNFα) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
134
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen en ernstiger zijn. Daarnaast is het
mogelijk dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch T-
cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
135
azathioprine en 6-mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6-mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is, moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
136
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor andere geneesmiddelen om polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis te behandelen.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw vermogen om te fietsen, uw rijvaardigheid en op het vermogen om
gereedschap of machines te gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van
duizeligheid. Als dit gebeurt, mag u niet fietsen, geen voertuig besturen en geen gereedschap of
machines gebruiken.
137
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde pen, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 18,45 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen. Elke 0,05 ml geneesmiddel
bevat 2,05 mg sorbitol (E420).
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder:
Kinderen met een gewicht van
minder dan 40 kg:
De aanbevolen dosering van Simponi voor kinderen die minder dan 40 kg wegen, is afhankelijk
van hun gewicht en lengte. Uw arts zal u vertellen wat de juiste dosis is om te gebruiken. De
dosis moet eenmaal per maand worden toegediend, altijd op dezelfde dag van de maand.
Kinderen met een gewicht van
ten minste 40 kg:
Voor kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste 40 kg is een voorgevulde pen of
voorgevulde spuit met een vaste dosis van 50 mg verkrijgbaar. Voor de 50 mg dosis zie
rubriek 3 ‘Hoe gebruikt u dit middel?’ van de Simponi 50 mg voorgevulde pen of voorgevulde
spuit bijsluiter.
Overleg met uw arts voordat u de vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf bij uzelf of uw
kind kunt gaan injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties
moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. U vindt
gedetailleerde “Instructies voor gebruik” in deze bijsluiter.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
138
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:
allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie kunnen zijn zwelling van het gezicht,
lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen kan veroorzaken, huiduitslag,
galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van deze reacties
traden op na de eerste toediening van Simponi.
ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.
reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.
zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden).
Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.
kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden).
Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.
hartfalen (zelden).
Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.
tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.
ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.
huidkanker (soms).
Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.
bloedziekte (vaak).
Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
139
bloedkanker (leukemie) (zelden).
Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
Allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
140
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
afgenomen genezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch T-
cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
141
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
6.
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,45 ml voorgevulde pen bevat 45 mg
golimumab. 1 ml bevat 100 mg golimumab.
-
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine,
histidinehydrochloridemonohydraat, polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer
informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik,
VarioJect. Simponi is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
142
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ierland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd.slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
143
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67364224
msd_lv@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
144
Instructies voor gebruik
Simponi 45 mg/0,45 ml
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen, VarioJect
Voor pediatrisch gebruik
VOOR
EENMALIG
Ken uw dosis
Gebruik de ruimte hierboven om uw voorgeschreven dosis te noteren.
Vraag bij twijfel bij uw arts na wat uw dosis is.
Belangrijk
Als uw arts beslist dat u of een verzorger in staat bent/is om uw injecties met Simponi thuis te geven,
moet u worden geleerd hoe Simponi op de juiste manier moet worden voorbereid en geïnjecteerd.
Lees deze instructies voor gebruik voordat u de voorgevulde pen met Simponi gebruikt, en elke keer
als u een nieuwe voorgevulde pen krijgt. Er kan nieuwe informatie zijn.
Lees ook zorgvuldig de ‘Bijsluiter: informatie voor de gebruiker’ voordat u begint met uw injectie.
Deze instructies zijn geen vervanging voor overleg met uw arts over uw medische aandoening of uw
behandeling.
Als u nog niet geleerd heeft hoe u moet injecteren, neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige
of apotheker.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Dit geneesmiddel kan maximaal 30 aaneengesloten dagen bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C)
worden bewaard. Dit mag dan niet langer zijn dan de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum. Schrijf de
nieuwe houdbaarheidsdatum op de achterkant van het doosje met dag/maand/jaar (niet langer dan
30 dagen nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest.
Houd de voorgevulde pen met Simponi en alle geneesmiddelen buiten het zicht en bereik van
kinderen.
Overzicht
De voorgevulde pen is een
handmatige
injectiepen waarmee u een specifieke, voorgeschreven dosis
kunt instellen. Elke voorgevulde pen kan 0,1 ml tot 0,45 ml (overeenkomend met 10 mg tot 45 mg
golimumab) in stappen van 0,05 ml toedienen.
Voordat u deze voorgevulde pen begint te gebruiken, moet u weten hoe u:
luchtbellen moet verwijderen
de voorgeschreven dosis moet instellen
145
de zuiger handmatig moet indrukken
om te injecteren, zoals bij een spuit
De voorgevulde pen mag slechts eenmaal worden gebruikt. Gooi de voorgevulde pen na gebruik weg.
Probeer geen
overgebleven geneesmiddel in de voorgevulde pen te gebruiken.
Deel
de voorgevulde pen
niet
met iemand anders.
Niet
schudden.
Hulp nodig?
Neem bij eventuele vragen contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker. Raadpleeg voor
verdere hulp de bijsluiter voor contactinformatie over uw plaatselijke vertegenwoordiger.
Plan vooruit
Inspecteer de doos
Controleer de vervaldatum (‘EXP’)
die op de achterzijde van de doos geprint of geschreven is.
Niet gebruiken
als de vervaldatum is overschreden.
Niet
injecteren als de perforatie op de doos gebroken is. Neem contact op met uw arts of apotheker
voor een nieuwe voorgevulde pen.
Neem de voorgevulde pen uit de doos.
Laat de voorgevulde pen
gedurende ten minste 30 minuten op kamertemperatuur
komen, buiten
het zicht en bereik van kinderen.
Niet
op een andere manier opwarmen.
U heeft deze benodigdheden nodig:
1 alcoholdoekje
1 watje
of
gaasje
1 hechtpleister
1 naaldcontainer (zie stap 3)
146
Uw voorgevulde pen in één oogopslag
Tip
Dunne
verborgen
naald
Kijkvenster
Oranje
vulstreep
Dosislijnen
Dop*
Niet
verwijderen
voordat het
aangegeven wordt.
Oranje
naald
bescherming
Inkeping voor
dosiskeuze
Zuiger
BELANGRIJK:
Duw
niet
op de oranje
naaldbescherming vóór de injectie.
Deze zal sluiten en dan krijgt u de
dosis niet.
Haal de voorgevulde pen tijdens de
injectie
niet
van de huid af door deze
op te tillen. De oranje
naaldbescherming zal sluiten en dan
krijgt u de volledige dosis niet.
*VERSTIKKINGSGEVAAR! Buiten het bereik van kinderen houden.
1. Voorbereiden voor uw injectie
Een injectieplaats kiezen
Kies uit de volgende gebieden voor uw injectie:
Voorzijde van de dijen
(aanbevolen)
Onderbuik
Gebruik
niet
het gebied van 5 cm rond uw navel.
Achterzijde van de bovenarmen (als een verzorger u de injectie geeft)
Kies voor elke injectie een andere plaats binnen het gebied van uw voorkeur.
Niet
injecteren in huid die gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of verhard is of waar
littekens zitten.
147
De injectieplaats reinigen
Was uw handen goed met zeep en warm water.
Reinig uw gekozen injectieplaats met een alcoholdoekje en laat de huid drogen.
Raak de injectieplaats na het reinigen
niet
aan en droog de huid
niet
door te blazen of lucht toe te
wuiven.
Inspecteren van de vloeistof
Neem de voorgevulde pen uit de doos.
Controleer de vloeistof in het kijkvenster. De vloeistof moet helder tot licht opalescent (met een
parelmoerachtige glans) zijn en kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine doorzichtige of witte
eiwitdeeltjes bevatten. U kunt ook een of meer luchtbellen zien. Dit is normaal.
Niet
injecteren als de vloeistof de verkeerde kleur heeft, troebel is of grote deeltjes bevat. Neem bij
twijfel contact op met uw arts of apotheker voor een nieuwe voorgevulde pen.
148
De luchtbellen naar boven tikken
Houd de voorgevulde pen rechtop met de blauwe dop omhoog gericht.
Tik zachtjes met uw vinger tegen de voorgevulde pen naast het kijkvenster. Hierdoor gaan de
luchtbellen naar boven.
Verwijderen van de dop
Blijf de voorgevulde pen rechtop houden, vervolgens de dop eerst draaien en dan trekken om de dop te
verwijderen.
BELANGRIJK:
Duw
niet
op de oranje naaldbescherming vóór de injectie. Deze zal sluiten en dan
krijgt u de dosis niet.
Injecteer binnen 5 minuten na het verwijderen van de dop.
Zet de dop
niet
terug, hierdoor kan de verborgen naald beschadigd raken.
Gebruik de voorgevulde pen
niet
als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat.
Neem contact op met uw arts of apotheker voor een nieuwe voorgevulde pen.
Oranje
vul-
streep
NA
Luchtbellen verwijderen*
Blijf de voorgevulde pen rechtop houden.
Duw de zuiger zachtjes omhoog met uw duim totdat deze stopt. Er zal wat vloeistof naar buiten
spuiten. Dit is normaal.
De oranje vulstreep zal verdwijnen.
*Het verwijderen van luchtbellen zorgt ervoor dat de juiste dosis wordt gegeven.
Nadat u de luchtbellen heeft verwijderd, kunt u een lijn in het kijkvenster zien. Dit is normaal.
149
2. Simponi injecteren met de voorgevulde pen
Inkeping
voor
dosiskeuze
De voorgeschreven dosis instellen
Draai de zuiger totdat de dosislijn voor uw voorgeschreven dosis zich ter hoogte van de inkeping voor
de dosiskeuze bevindt. De voorgevulde pen is nu klaar voor gebruik.
Dosiskeuzes:
1 ml
0,15 ml
0,2 ml
0,25 ml
0,3 ml
0,35 ml
0,4 ml
0,45 ml
NA
Breng de naald in en houd hem op zijn plaats
BELANGRIJK:
Haal de voorgevulde pen tijdens de injectie
niet
van de huid af door deze op te
tillen. De oranje naaldbescherming zal sluiten en dan krijgt u de volledige dosis niet.
Niet
op de zuiger duwen terwijl u de naald inbrengt.
Duw en houd de tip van de voorgevulde pen tegen de huid zodat de oranje naaldbescherming omhoog
gaat totdat deze stopt. Een gedeelte van de oranje naaldbescherming blijft zichtbaar.
150
NA
Simponi injecteren
Blijf de voorgevulde pen tegen de huid duwen.
Duw de zuiger zachtjes in totdat deze stopt.
Als er een kleine dosis is ingesteld, zal de zuiger maar over een kleine afstand bewegen.
De dosis die u heeft toegediend, kan worden bevestigd door de inkeping voor dosiskeuze te bekijken.
Haal de voorgevulde pen nog
niet
van de huid af.
Blijven vasthouden, dan optillen
Blijf de voorgevulde pen ongeveer 5 seconden tegen de huid duwen.
Het is normaal dat u nog wat geneesmiddel in het kijkvenster ziet.
Haal de voorgevulde pen van de huid af.
De oranje naaldbescherming zal uitschuiven en sluiten.
151
3. Na uw injectie
Gooi de voorgevulde pen weg
Plaats uw gebruikte voorgevulde pen meteen na gebruik in een naaldcontainer.
Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor dat u deze weggooit volgens de instructies van uw arts of
verpleegkundige.
De injectieplaats controleren
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven.
Oefen druk uit op uw huid met een watje of gaasje totdat het bloeden stopt.
Wrijf
niet
over de injectieplaats.
Bedek de injectieplaats indien nodig met een pleister. Uw injectie is nu klaar!
152
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam ‘TNF-blokkers’. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen
voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
Bij kinderen
van 2 jaar of ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
‘tumornecrosefactor-alfa’ (TNFα) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
153
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u Simponi
krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
154
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6-mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6-mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
155
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is, moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
156
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, polyarticulaire juveniele idiopathische artritis, artritis
psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa,
heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere
geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde pen, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 20,5 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
157
De aanbevolen dosering is 50 mg (de inhoud van 1 voorgevulde pen), eenmaal per maand en op
steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde pennen), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar of ouder:
Voor patiënten die ten minste 40 kg wegen is de aanbevolen dosering 50 mg, eenmaal per
maand op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen. Voor patiënten die minder dan 40 kg
wegen, is een 45 mg/0,45 ml voorgevulde pen beschikbaar. Uw arts zal u vertellen wat de juiste
dosis is om te gebruiken.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis krijgt. Uw arts zal bepalen of u de behandeling
met Simponi moet voortzetten.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Onderhoudsbehandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 4 voorgevulde pennen)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 2 voorgevulde pennen) 2 weken
later.
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (de inhoud van
1 voorgevulde pen) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde pennen) voor te schrijven, afhankelijk van
hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
2 voorgevulde pennen) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide ‘Instructies voor gebruik’.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
158
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:
allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.
reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.
zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden).
Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.
kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden).
Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.
hartfalen (zelden).
Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.
tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.
ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.
huidkanker (soms).
Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.
bloedziekte (vaak).
Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
bloedkanker (leukemie) (zelden).
Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
159
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
160
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
161
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
6.
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,5 ml voorgevulde pen bevat 50 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
162
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd.slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
163
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67364224
msd_lv@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
164
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.
In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de ‘SmartJect’ voorgevulde pen eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
Schud de voorgevulde pen nooit.
Verwijder de dop pas vlak voordat de injectie toegediend wordt.
Controleer het aantal voorgevulde pennen
Controleer de voorgevulde pennen om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde pennen en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 50 mg is, dan krijgt u één voorgevulde pen met 50 mg.
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde pennen met elk 50 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterdijbeen en de andere injectie in het linkerdijbeen)
en geef de injecties direct na elkaar.
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u vier voorgevulde pennen met elk 50 mg en u zult
uzelf vier injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding ‘EXP’) op de voorgevulde pen.
165
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Controleer de verzegeling
Controleer de verzegeling rond de dop van de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de verzegeling is verbroken. Raadpleeg in dat geval uw arts
of apotheker.
Wacht 30 minuten om de voorgevulde pen op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde pen gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde pen niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of
warm water om de voorgevulde pen op te warmen).
Laat de dop op de voorgevulde pen zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde pen.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een
alcoholdoekje, watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde pen
Kijk door het venster om te controleren of de vloeistof in de voorgevulde pen helder tot licht
opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De oplossing kan
worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevat.
Er zal een luchtbel zichtbaar zijn. Dat is normaal.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 2)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Afbeelding 2
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers, als u niet zelf de injectie toedient (zie
afbeelding 3)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon ook de buitenzijde van
de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
166
Afbeelding 3
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De dop mag pas verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te dienen.
Als de dop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden geïnjecteerd.
Verwijder de dop (afbeelding 4)
Wanneer u klaar bent om de injectie toe te dienen, verbreek dan de verzegeling door de dop een
stukje te draaien.
Trek de dop in een rechte beweging van de voorgevulde pen af en gooi de dop weg na het
injecteren.
Plaats de dop niet terug op de voorgevulde pen, want daardoor zou u de naald in de voorgevulde
pen kunnen beschadigen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat. Raadpleeg uw
arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Afbeelding 4
167
Druk de voorgevulde pen stevig tegen de huid (zie afbeeldingen 5 en 6)
Houd de voorgevulde pen op een comfortabele manier in uw hand.
Druk de knop nog NIET
in.
U kunt kiezen uit 2 injectiemethodes. Injecteren zonder een huidplooi vast te houden
(afbeelding 5a) wordt aanbevolen. Echter, als u er voorkeur aan geeft, kunt u een huidplooi
vastpakken om zo een stevigere plek voor de injectie te krijgen (afbeelding 5b).
Duw het open uiteinde van de voorgevulde pen onder een rechte hoek (een hoek van 90 graden)
stevig tegen de huid totdat de veiligheidshuls geheel in het doorzichtige kapje schuift
(afbeelding 6).
Afbeelding 5a
Afbeelding 5b
Afbeelding 6
Druk op de knop om de injectie toe te dienen (zie afbeelding 7)
Blijf de voorgevulde pen stevig tegen uw huid duwen en druk op het verhoogde deel van
de knop met uw vingers of duim.
U zult de knop niet kunnen indrukken totdat de voorgevulde
pen
stevig tegen uw huid is geduwd
en de veiligheidshuls in het doorzichtige kapje schuift.
Als de knop is ingedrukt, zal deze in de ingedrukte stand blijven staan, dus u hoeft uw vingers
of duim niet op de knop te houden.
168
Afbeelding 7
U zult een harde ‘klik’ horen – schrik hier niet van.
De eerste ‘klik’ betekent dat de naald is
ingebracht en dat de injectie is gestart. U kunt de prik van de naald op dit moment wel of niet
voelen.
Haal de voorgevulde pen niet van de huid af. Als u de voorgevulde pen van de huid afhaalt,
krijgt u misschien niet de hele dosering van het geneesmiddel.
Houd de voorgevulde pen tegen de huid totdat u een tweede ‘klik’ hoort (zie afbeelding 8)
Houd de voorgevulde pen stevig tegen de huid geduwd totdat u een tweede ‘klik’ hoort.
Meestal duurt dit ongeveer 3-6 seconden, maar het kan tot wel 15 seconden duren voordat
u de tweede ‘klik’ hoort.
Als u de tweede ‘klik’ hoort, is de injectie toegediend en bevindt de naald zich weer in de
voorgevulde pen. Als u gehoorproblemen heeft en de tweede ‘klik’ niet hoort, wacht dan na het
indrukken van de knop 15 seconden voordat u de voorgevulde pen van de toedieningsplaats
afhaalt.
Haal de voorgevulde pen van de toedieningsplaats af door deze op te tillen.
169
Afbeelding 8
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Controleer het venster – een gele indicator bevestigt een juiste toediening (zie afbeelding 9)
De gele indicator is verbonden met de zuiger van de voorgevulde pen. Als de gele indicator niet
zichtbaar is in het venster, is de zuiger niet voldoende naar beneden bewogen en heeft de
injectie niet plaatsgevonden.
De gele indicator vult ongeveer de helft van het venster. Dit is normaal.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u achter het venster geen gele indicator ziet of als u denkt
dat u niet de hele dosis heeft ontvangen. Dien geen tweede dosis toe zonder dit met uw arts te
hebben besproken.
Afbeelding 9
170
Gooi de voorgevulde pen weg (zie afbeelding 10)
Doe de voorgevulde pen direct in een naaldcontainer. Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor
dat u deze weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
Afbeelding 10
171
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam ‘TNF-blokkers’. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen
voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
Bij kinderen
van 2 jaar of ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
‘tumornecrosefactor-alfa’ (TNFα) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
172
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u Simponi
krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
173
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6 mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6 mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
174
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
175
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa,
heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere
geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde spuit, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 20,5 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde spuit.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
176
De aanbevolen dosering is 50 mg (de inhoud van 1 voorgevulde spuit), eenmaal per maand en
op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde spuiten), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis:
Voor patiënten die ten minste 40 kg wegen is de aanbevolen dosering 50 mg, eenmaal per
maand op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen. Voor patiënten die minder dan 40 kg
wegen, is een 45 mg/0,45 ml voorgevulde pen beschikbaar. Uw arts zal u vertellen wat de juiste
dosis is om te gebruiken.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis krijgt. Uw arts zal bepalen of u de behandeling
met Simponi moet voortzetten.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Onderhoudsbehandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 4 voorgevulde spuiten)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 2 voorgevulde spuiten) 2 weken
later.
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (de inhoud van
1 voorgevulde spuit) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde spuiten) voor te schrijven, afhankelijk van
hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
2 voorgevulde spuiten) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide ‘Instructies voor gebruik’.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
177
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:
allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.
reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.
zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden).
Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.
kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden).
Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.
hartfalen (zelden).
Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.
tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.
ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.
huidkanker (soms).
Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.
bloedziekte (vaak).
Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
bloedkanker (leukemie) (zelden).
Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
178
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
179
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
180
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
6.
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,5 ml voorgevulde spuit bevat 50 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde spuit en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
181
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd.slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
182
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67364224
msd_lv@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
183
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.
In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de voorgevulde spuit eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de voorgevulde spuit.
Houd de voorgevulde spuit niet vast aan het uiteinde van de zuiger, de zuigerstang, de vleugels
voor de naaldbescherming of de beschermdop van de naald.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Schud de voorgevulde spuit nooit.
Verwijder de beschermdop niet eerder van de voorgevulde spuit dan in de instructies wordt
aangegeven.
Raak de lipjes voor activering van de naaldbescherming (in afbeelding 1 aangegeven met
sterretjes ‘*’) niet aan, want daardoor zou de naald te vroeg bedekt kunnen worden door de
naaldbescherming.
Controleer het aantal voorgevulde spuiten
Controleer de voorgevulde spuiten om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 50 mg is, dan krijgt u één voorgevulde spuit met 50 mg
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde spuiten met elk 50 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterdijbeen en de andere injectie in het linkerdijbeen)
en geef de injecties direct na elkaar.
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u vier voorgevulde spuiten met elk 50 mg en u zult
uzelf vier injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum (zie afbeelding 2)
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding ‘EXP’) op het etiket dat te zien is
achter het venster in de cilinder van de voorgevulde spuit.
184
Als de vervaldatum niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan
de cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vervaldatum recht onder het
venster komt te staan.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Afbeelding 2
Wacht 30 minuten om de voorgevulde spuit op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde spuit gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde spuit niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of warm
water om de voorgevulde spuit op te warmen).
Laat de beschermdop op de voorgevulde spuit zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde spuit.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een alcoholdoekje,
watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder en zorg ervoor dat de naald met beschermdop
naar beneden wijst.
Kijk door het venster van de voorgevulde spuit naar de vloeistof en controleer of de vloeistof
helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De
oplossing kan worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes
bevat.
Als de vloeistof niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan de
cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vloeistof onder het venster
zichtbaar wordt (zie afbeelding 2).
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 3)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
185
Afbeelding 3
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers (zie afbeelding 4)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon tevens de buitenzijde
van de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Afbeelding 4
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De beschermdop mag pas van de naald verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te
dienen. Als de beschermdop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden
geïnjecteerd.
Raak tijdens het verwijderen van de beschermdop de zuigerstang niet aan.
Verwijder de beschermdop van de naald (zie afbeelding 5)
Houd met één hand de cilinder van de voorgevulde spuit vast als u gereed bent om de injectie
toe te dienen.
Trek de beschermdop in een rechte beweging van de naald af en gooi de dop weg na het
injecteren. Raak tijdens deze handeling de zuigerstang niet aan.
Het is mogelijk dat er in de voorgevulde spuit een luchtbel zichtbaar is of dat er een druppel
vloeistof te zien is aan het uiteinde van de naald. Een dergelijke luchtbel of druppel is normaal
en hoeft niet te worden verwijderd.
Injecteer de dosis direct nadat de beschermdop van de naald is verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg ervoor dat deze nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is terwijl de beschermdop niet op de naald zat.
Raadpleeg uw arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
186
Afbeelding 5
Breng de voorgevulde spuit in positie om de injectie toe te dienen
Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast tussen de wijsvinger en middelvinger van één
hand en plaats de duim op het uiteinde van de zuiger; pak met de vingers van de andere hand
een huidplooi vast in het gebied dat u eerder heeft gereinigd. Houd de huid stevig vast.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Injecteer het geneesmiddel
Plaats de naald in een hoek van ongeveer 45 graden op de huidplooi. Duw de naald met een
enkele, snelle beweging zo ver mogelijk in de huid (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6
Injecteer de totale hoeveelheid geneesmiddel door de zuiger net zolang in te duwen tot het
uiteinde van de zuiger zich volledig tussen de vleugels voor de naaldbescherming bevindt (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
Blijf als de zuigerstang volledig naar beneden is geduwd druk uitoefenen op het uiteinde van de
zuiger, haal de naald uit de huid en laat de huidplooi los (zie afbeelding 8).
187
Afbeelding 8
Haal langzaam uw duim van het uiteinde van de zuiger af zodat de lege voorgevulde spuit naar
boven kan komen totdat de naald volledig door de naaldbescherming wordt bedekt, zoals
weergegeven in afbeelding 9:
Afbeelding 9
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Gooi de voorgevulde spuit weg (zie afbeelding 10)
Doe de voorgevulde spuit direct in een naaldcontainer. Zorg ervoor dat u de naaldcontainer
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Probeer niet de beschermdop weer op de naald te plaatsen.
Gebruik een voorgevulde spuit nooit meer dan één keer, zowel voor uw veiligheid als die van anderen.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
188
Afbeelding 10
189
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam ‘TNF-blokkers’. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen
voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
‘tumornecrosefactor-alfa’ (TNFα) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
190
andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u Simponi
krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
191
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6-mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6-mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
192
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik van Simponi 100 mg door kinderen en jongeren (jonger dan 18 jaar) wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-
radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
193
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde pen, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 41 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg, eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 1 voorgevulde pen), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand toe
te dienen.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 2 voorgevulde pennen)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 1 voorgevulde pen) 2 weken
later.
194
Onderhoudsbehandeling
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (voor de
toediening moet de inhoud van 1 voorgevulde pen of spuit van
50 mg worden gebruikt) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de
inhoud van 1 voorgevulde pen) voor te schrijven, afhankelijk
van hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
1 voorgevulde pen) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide ‘Instructies voor gebruik’.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:
allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
195
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.
reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.
zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden).
Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.
kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden).
Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.
hartfalen (zelden).
Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.
tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.
ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.
huidkanker (soms).
Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.
bloedziekte (vaak).
Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
bloedkanker (leukemie) (zelden).
Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
196
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
197
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
198
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 1 ml voorgevulde pen bevat 100 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
199
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67364224
msd_lv@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd.slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
200
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
201
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.
In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de ‘SmartJect’ voorgevulde pen eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
Schud de voorgevulde pen nooit.
Verwijder de dop pas vlak voordat de injectie toegediend wordt.
Controleer het aantal voorgevulde pennen
Controleer de voorgevulde pennen om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde pennen en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u één voorgevulde pen met 100 mg
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u 2 voorgevulde pennen met elk 100 mg en u zult uzelf
2 injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef de
injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding ‘EXP’) op de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Controleer de verzegeling
Controleer de verzegeling rond de dop van de voorgevulde pen.
202
Gebruik de voorgevulde pen niet als de verzegeling is verbroken. Raadpleeg in dat geval uw arts
of apotheker.
Wacht 30 minuten om de voorgevulde pen op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde pen gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde pen niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of
warm water om de voorgevulde pen op te warmen).
Laat de dop op de voorgevulde pen zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde pen.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een
alcoholdoekje, watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde pen
Kijk door het venster om te controleren of de vloeistof in de voorgevulde pen helder tot licht
opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De oplossing kan
worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevat.
Er zal een luchtbel zichtbaar zijn. Dat is normaal.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 2)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Afbeelding 2
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers, als u niet zelf de injectie toedient (zie
afbeelding 3)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon ook de buitenzijde van
de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
203
Afbeelding 3
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De dop mag pas verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te dienen.
Als de dop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden geïnjecteerd.
Verwijder de dop (afbeelding 4)
Wanneer u klaar bent om de injectie toe te dienen, verbreek dan de verzegeling door de dop een
stukje te draaien.
Trek de dop in een rechte beweging van de voorgevulde pen af en gooi de dop weg na het
injecteren.
Plaats de dop niet terug op de voorgevulde pen, want daardoor zou u de naald in de voorgevulde
pen kunnen beschadigen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat. Raadpleeg uw
arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Afbeelding 4
204
Druk de voorgevulde pen stevig tegen de huid (zie afbeeldingen 5 en 6)
Houd de voorgevulde pen op een comfortabele manier in uw hand.
Druk de knop nog NIET
in.
U kunt kiezen uit 2 injectiemethodes. Injecteren zonder een huidplooi vast te houden
(afbeelding 5a) wordt aanbevolen. Echter, als u er voorkeur aan geeft, kunt u een huidplooi
vastpakken om zo een stevigere plek voor de injectie te krijgen (afbeelding 5b).
Duw het open uiteinde van de voorgevulde pen onder een rechte hoek (een hoek van 90 graden)
stevig tegen de huid totdat de veiligheidshuls geheel in het doorzichtige kapje schuift
(afbeelding 6).
Afbeelding 5a
Afbeelding 5b
Afbeelding 6
Druk op de knop om de injectie toe te dienen (zie afbeelding 7)
Blijf de voorgevulde pen stevig tegen uw huid duwen en druk op het verhoogde deel van
de knop met uw vingers of duim.
U zult de knop niet kunnen indrukken totdat de voorgevulde
pen
stevig tegen uw huid is geduwd
en de veiligheidshuls in het doorzichtige kapje schuift.
Als de knop is ingedrukt, zal deze in de ingedrukte stand blijven staan, dus u hoeft uw vingers
of duim niet op de knop te houden.
205
Afbeelding 7
U zult een harde ‘klik’ horen – schrik hier niet van.
De eerste ‘klik’ betekent dat de naald is
ingebracht en dat de injectie is gestart. U kunt de prik van de naald op dit moment wel of niet
voelen.
Haal de voorgevulde pen niet van de huid af. Als u de voorgevulde pen van de huid afhaalt,
krijgt u misschien niet de hele dosering van het geneesmiddel.
Houd de voorgevulde pen tegen de huid totdat u een tweede ‘klik’ hoort (zie afbeelding 8)
Houd de voorgevulde pen stevig tegen de huid geduwd totdat u een tweede ‘klik’ hoort.
Meestal duurt dit ongeveer 3-6 seconden, maar het kan tot wel 15 seconden duren voordat
u de tweede ‘klik’ hoort.
Als u de tweede ‘klik’ hoort, is de injectie toegediend en bevindt de naald zich weer in de
voorgevulde pen. Als u gehoorproblemen heeft en de tweede ‘klik’ niet hoort, wacht dan na het
indrukken van de knop 15 seconden voordat u de voorgevulde pen van de toedieningsplaats
afhaalt.
Haal de voorgevulde pen van de toedieningsplaats af door deze op te tillen.
206
Afbeelding 8
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Controleer het venster – een gele indicator bevestigt een juiste toediening (zie afbeelding 9)
De gele indicator is verbonden met de zuiger van de voorgevulde pen. Als de gele indicator niet
zichtbaar is in het venster, is de zuiger niet voldoende naar beneden bewogen en heeft de
injectie niet plaatsgevonden.
De gele indicator vult ongeveer de helft van het venster. Dit is normaal.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u achter het venster geen gele indicator ziet of als u denkt
dat u niet de hele dosis heeft ontvangen. Dien geen tweede dosis toe zonder dit met uw arts te
hebben besproken.
Afbeelding 9
207
Gooi de voorgevulde pen weg (zie afbeelding 10)
Doe de pen direct in een naaldcontainer. Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor dat u deze
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
Afbeelding 10
208
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart geven, waarop belangrijke veiligheidsinformatie staat waar u
voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam ‘TNF-blokkers’. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen
voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
‘tumornecrosefactor-alfa’ (TNFα) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u Simponi
krijgen om:
209
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
210
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6 mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6 mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
211
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik van Simponi 100 mg door kinderen en jongeren (jonger dan 18 jaar) wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-
radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
212
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde spuit, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 41 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde spuit.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg, eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 1 voorgevulde spuit), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand toe
te dienen.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 2 voorgevulde spuiten)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 1 voorgevulde spuit) 2 weken
later.
213
Onderhoudsbehandeling
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (voor de
toediening moet de inhoud van 1 voorgevulde pen of spuit van
50 mg worden gebruikt) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de
inhoud van 1 voorgevulde spuit) voor te schrijven, afhankelijk
van hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
1 voorgevulde spuit) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide ‘Instructies voor gebruik’.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:
allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
214
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.
reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.
zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden).
Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.
kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden).
Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.
hartfalen (zelden).
Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.
tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.
ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden).
Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.
huidkanker (soms).
Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.
bloedziekte (vaak).
Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
bloedkanker (leukemie) (zelden).
Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
215
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
216
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
217
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 1 ml voorgevulde spuit bevat 100 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde spuit en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
218
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67364224
msd_lv@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd.slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
219
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
220
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.
In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de voorgevulde spuit eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de voorgevulde spuit.
Houd de voorgevulde spuit niet vast aan het uiteinde van de zuiger, de zuigerstang, de vleugels
voor de naaldbescherming of de beschermdop van de naald.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Schud de voorgevulde spuit nooit.
Verwijder de beschermdop niet eerder van de voorgevulde spuit dan in de instructies wordt
aangegeven.
Raak de lipjes voor activering van de naaldbescherming (in afbeelding 1 aangegeven met
sterretjes ‘*’) niet aan, want daardoor zou de naald te vroeg bedekt kunnen worden door de
naaldbescherming.
Controleer het aantal voorgevulde spuiten
Controleer de voorgevulde spuiten om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u één voorgevulde spuit met 100 mg
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde spuiten met elk 100 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum (zie afbeelding 2)
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding ‘EXP’) op het etiket dat te zien is
achter het venster in de cilinder van de voorgevulde spuit.
Als de vervaldatum niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan
de cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vervaldatum recht onder het
venster komt te staan.
221
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Afbeelding 2
Wacht 30 minuten om de voorgevulde spuit op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde spuit gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde spuit niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of warm
water om de voorgevulde spuit op te warmen).
Laat de beschermdop op de voorgevulde spuit zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde spuit.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een alcoholdoekje,
watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder en zorg ervoor dat de naald met beschermdop
naar beneden wijst.
Kijk door het venster van de voorgevulde spuit naar de vloeistof en controleer of de vloeistof
helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De
oplossing kan worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes
bevat.
Als de vloeistof niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan de
cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vloeistof onder het venster
zichtbaar wordt (zie afbeelding 2).
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 3)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
222
Afbeelding 3
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers (zie afbeelding 4)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon tevens de buitenzijde
van de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Afbeelding 4
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De beschermdop mag pas van de naald verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te
dienen. Als de beschermdop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden
geïnjecteerd.
Raak tijdens het verwijderen van de beschermdop de zuigerstang niet aan.
Verwijder de beschermdop van de naald (zie afbeelding 5)
Houd met één hand de cilinder van de voorgevulde spuit vast als u gereed bent om de injectie
toe te dienen.
Trek de beschermdop in een rechte beweging van de naald af en gooi de dop weg na het
injecteren. Raak tijdens deze handeling de zuigerstang niet aan.
Het is mogelijk dat er in de voorgevulde spuit een luchtbel zichtbaar is of dat er een druppel
vloeistof te zien is aan het uiteinde van de naald. Een dergelijke luchtbel of druppel is normaal
en hoeft niet te worden verwijderd.
Injecteer de dosis direct nadat de beschermdop van de naald is verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg ervoor dat deze nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is terwijl de beschermdop niet op de naald zat.
Raadpleeg uw arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
223
Afbeelding 5
Breng de voorgevulde spuit in positie om de injectie toe te dienen
Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast tussen de wijsvinger en middelvinger van één
hand en plaats de duim op het uiteinde van de zuiger; pak met de vingers van de andere hand
een huidplooi vast in het gebied dat u eerder heeft gereinigd. Houd de huid stevig vast.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Injecteer het geneesmiddel
Plaats de naald in een hoek van ongeveer 45 graden op de huidplooi. Duw de naald met een
enkele, snelle beweging zo ver mogelijk in de huid (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6
Injecteer de totale hoeveelheid geneesmiddel door de zuiger net zolang in te duwen tot het
uiteinde van de zuiger zich volledig tussen de vleugels voor de naaldbescherming bevindt (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
Blijf als de zuigerstang volledig naar beneden is geduwd druk uitoefenen op het uiteinde van de
zuiger, haal de naald uit de huid en laat de huidplooi los (zie afbeelding 8).
224
Afbeelding 8
Haal langzaam uw duim van het uiteinde van de zuiger af zodat de lege voorgevulde spuit naar
boven kan komen totdat de naald volledig door de naaldbescherming wordt bedekt, zoals
weergegeven in afbeelding 9:
Afbeelding 9
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Gooi de voorgevulde spuit weg (zie afbeelding 10)
Doe de voorgevulde spuit direct in een naaldcontainer. Zorg ervoor dat u de naaldcontainer
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Probeer niet de beschermdop weer op de naald te plaatsen.
Gebruik een voorgevulde spuit nooit meer dan één keer, zowel voor uw veiligheid als die van anderen.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
225
Afbeelding 10
226

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een voorgevulde pen bevat 45 mg golimumab* in 0,45 ml. 1 ml oplossing bevat 100 mg golimumab.
Elke voorgevulde pen kan 0,1 ml tot 0,45 ml (overeenkomend met 10 mg tot 45 mg golimumab) in
stappen van 0,05 ml toedienen.
*
Humaan IgG1 monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 18,45 mg sorbitol (E420) per dosis van 45 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), VarioJect.
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX) is geïndiceerd voor de behandeling van
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder, die onvoldoende
reageerden op eerdere behandeling met MTX.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld en gecontroleerd door gekwalificeerde artsen die ervaring
hebben met het diagnosticeren en behandelen van aandoeningen waarvoor Simponi is geïndiceerd.
Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de herinneringskaart voor patiënten te ontvangen
die in de verpakking wordt meegeleverd.
Dosering
De voorgevulde pen met 45 mg/0,45 ml is bestemd voor pediatrische patiënten. Elke voorgevulde pen
is bestemd voor eenmalig gebruik bij één patiënt, en dient na gebruik onmiddellijk te worden
weggegooid.
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan
40 kg
De aanbevolen dosering van Simponi voor kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 40 kg
met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is 30 mg/m2 lichaamsoppervlakte tot een maximale
enkelvoudige dosis van 40 mg eenmaal per maand toegediend, elke maand op dezelfde dag. Het
voorgeschreven injectievolume dient te worden gekozen volgens de lengte en het gewicht van de
patiënt, zoals weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Dosis van Simponi in milliliter (ml) volgens de lengte en het gewicht van patiënten met
pJIA
Totaal lichaamsgewicht (kg)
10-12
13-17
18-22
23-27
28-32
33-37
38-39
Dosis (ml)
70 tot < 75
0,15
0,15
0,2
75 tot < 85
0,15
0,15
0,2
0,2
85 tot < 95
0,15
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
) 95 tot < 105
0,15
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
105 tot < 115
0,15
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
0,3
115 tot < 125
0,2
0,2
0,25
0,25
0,3
0,3
0,35
g
t
e
(
c
m

125 tot < 135
0,2
0,25
0,3
0,3
0,35
0,35
e
n
L 135 tot < 145

0,25
0,25
0,3
0,3
0,35
0,35
145 tot < 155
0,25
0,3
0,35
0,35
0,4
155 tot < 165
0,3
0,3
0,35
0,35
0,4
165 tot < 175
0,35
0,35
0,4
0,4
175 tot < 180
0,35
0,4
0,4
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste
40 kg
Voor kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste 40 kg is een voorgevulde pen of voorgevulde
spuit van 50 mg verkrijgbaar. Zie voor de dosering bij gebruik van het 50 mg doseerschema
rubriek 4.2 van de SmPC van de Simponi 50 mg voorgevulde pen of voorgevulde spuit.
Volgens beschikbare gegevens zou een klinische respons gewoonlijk bereikt worden binnen 12 tot
14 weken behandeling (na 3-4 doses). Bij kinderen bij wie therapeutisch voordeel binnen deze periode
niet wordt vastgesteld moet voortzetting van de behandeling worden heroverwogen.
Er is geen relevant gebruik van Simponi bij patiënten jonger dan 2 jaar voor de indicatie van pJIA.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen.
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van golimumab zijn niet vastgesteld bij patiënten met pJIA jonger dan
2 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de voorgeschreven hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de verpakking wordt
meegeleverd.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Bij patiënten die
golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en pneumonie),
mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische infecties,
waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij patiënten die
gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie met hun
onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die tijdens de
behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden gevolgd
en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige infectie
of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet behandeling met
passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie onder controle is.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (`latente') tuberculose. Bij deze controle moet een
gedetailleerde medische voorgeschiedenis met een persoonlijke voorgeschiedenis van tuberculose of
mogelijk eerdere blootstelling aan tuberculose, en vroegere en/of huidige immunosuppressieve
behandeling worden opgesteld. Bij alle patiënten moeten geschikte screeningsonderzoeken, d.w.z.
tuberculinehuid- of bloedtest en een thoraxfoto, worden uitgevoerd (er kunnen lokale aanbevelingen
van toepassing zijn). Er wordt aanbevolen om op de herinneringskaart voor patiënten te vermelden
welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans op een fout-
negatieve uitslag van de tuberculinehuidtest, met name bij patiënten die ernstig ziek zijn of bij wie het
immuunsysteem onderdrukt is.
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
Bij een vermoeden van latente tuberculose moet een arts geraadpleegd worden die deskundig is op het
gebied van de behandeling van tuberculose. Bij alle onderstaande situaties moeten de voordelen en
risico's van behandeling met golimumab zeer zorgvuldig worden afgewogen.
Als inactieve (`latente') tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met anti-
tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale aanbevelingen,
alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van anti-
tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen worden
bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen
Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van
maligniteiten. Op basis van de huidige kennis kan niet worden uitgesloten dat patiënten die met TNF-
antagonisten behandeld worden een mogelijk risico hebben op het ontwikkelen van lymfomen,
leukemie of andere maligniteiten. Wanneer overwogen wordt om behandeling met TNF-blokkers toe
te passen bij patiënten met een voorgeschiedenis van maligniteiten of om de behandeling voort te
zetten bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen, is voorzichtigheid geboden.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
worden gebracht met immunosuppressie. Een risico op ontwikkeling van maligniteiten bij kinderen en
adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase III-
onderzoek met Simponi bij reumatoïde artritis (RA), artritis psoriatica (PsA) en spondylitis ankylosans
(AS) was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die met golimumab werden behandeld hoger
dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn gevallen van leukemie gemeld bij patiënten
die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd achtergrondrisico op lymfoom en leukemie
bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van een langdurig aanhoudende, zeer actieve
ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en colitis ulcerosa (UC) was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico's en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van een ander anti-TNF-
middel, infliximab, bij patiënten met matige tot ernstige chronische obstructieve longziekte (COPD),
werden bij patiënten die met infliximab behandeld werden meer maligniteiten, overwegend in de
longen en het hoofd-halsgebied, gemeld dan bij de patiënten uit de controlegroep. Alle patiënten
hadden een voorgeschiedenis van zwaar roken. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het gebruik van
een TNF-antagonist bij patiënten die lijden aan COPD en bij patiënten die doordat zij veel hebben
gerookt een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van maligniteiten.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
Congestief hartfalen (CHF)
Met TNF-blokkers, waaronder golimumab, zijn gevallen van verergering van congestief hartfalen
(CHF) en nieuw opgetreden CHF gemeld. Enkele gevallen hadden een fatale afloop. Bij een klinisch
onderzoek met een andere TNF-antagonist is verergering van congestief hartfalen en toegenomen
mortaliteit als gevolg van CHF waargenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van
golimumab bij patiënten met CHF. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van golimumab bij
patiënten met mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). De patiënten moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd en indien sprake is van nieuwe of verergerende symptomen van hartfalen moet de
behandeling met golimumab worden stopgezet (zie rubriek 4.3).
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto's aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico's van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de golimumab behandeling dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en anakinra
Ernstige infecties en neutropenie zonder extra klinisch voordeel zijn gezien tijdens klinische
onderzoeken waarbij anakinra en een andere TNF blokker, etanercept, gelijktijdig werden gebruikt.
Vanwege de aard van de ongewenste effecten die gezien werden bij deze combinatietherapie, kan
vergelijkbare toxiciteit ook optreden bij de combinatie van anakinra met andere TNF-blokkers. De
combinatie van golimumab en anakinra wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening met andere biologische geneesmiddelen
Er is onvoldoende informatie over het gelijktijdig gebruik van golimumab met andere biologische
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor
golimumab wordt gebruikt. Het gelijktijdig gebruik van golimumab met deze biologische
geneesmiddelen wordt niet aanbevolen vanwege het mogelijk verhoogde risico op infectie en andere
potentiële farmacologische interacties.
Wisselen tussen biologische disease modifying anti-rheumatic drugs (DMARD's)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen is vervaardigd van droog natuurlijk rubber dat latex
bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
aandacht dient te worden besteed aan het optreden van infecties. Het niet-radiografische axiale
spondyloartritis (nr-Axiale SpA)-onderzoek is niet uitgevoerd bij patiënten van 45 jaar of ouder.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen om bij pediatrische patiënten, indien mogelijk, alle vaccinaties bij te werken
volgens de huidige richtlijnen voor vaccinatie alvorens de behandeling met golimumab te starten (zie
`Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia' hierboven).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
Risico op medicatiefouten
Het is belangrijk dat de correcte dosis wordt toegediend zoals aangegeven bij de dosering (zie
rubriek 4.2). Men moet goed opletten dat de patiënt niet ondergedoseerd of overgedoseerd wordt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
gevonden voor directe of indirecte schadelijke effecten op de zwangerschap, op de embryonale/foetale
ontwikkeling, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Het gebruik van
golimumab bij zwangere vrouwen wordt niet aanbevolen; zwangere vrouwen mogen golimumab
alleen krijgen indien strikt noodzakelijk.
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is met golimumab geen onderzoek naar vruchtbaarheid bij dieren gedaan. In een
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen waarbij een analoog antilichaam werd gebruikt dat selectief de
functionele activiteit van het TNF van de muis remt, is geen relevant effect op de vruchtbaarheid
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op het vermogen om te fietsen, de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Na toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF, auto-
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 2 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden
( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 2
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis),
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus (kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
Zelden: aplastische anemie, agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie
Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
Zelden: syndroom van Raynaud
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid, maag-darmstelselontstekingsaandoeningen
(zoals gastritis en colitis), stomatitis
Soms: constipatie, gastro-oesofageale reflux
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: afgenomen genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
* Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden
ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 %
van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase
van de RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA-onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in follow-
up, 95 %-BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg groep, 95 %-
BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van de UC-
onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de met
golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige infecties
die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten tuberculose,
bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en andere
opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en
TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met
golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per
100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5;
95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab
werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow-up tot 3 jaar bij patiënten die
met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij
patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1
in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een
incidentie (95 %-BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab
50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57)
voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GOAFTER-studie, waaraan
patiënten deelnamen die eerder aan antiTNFmiddelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer
had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van niet-
melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
8 maligniteiten gemeld en in de placebo-behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd
melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van
andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 %-BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 %-BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 %-BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken kwam bij patiënten met RA
en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte
ALAT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de
patiënten); bij de onderzoeken met AS en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT-verhoging
vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken met een
mediane follow-up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT-verhoging bij de met
golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de
belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT-verhogingen (> 1 en
< 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten
voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met lichte ALAT-verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de
onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-, PsA-
en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een ALAT-
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek niet-
infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde patiënt
die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met
golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de
controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de
injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard
en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats
maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid van golimumab is onderzocht in een fase III-onderzoek bij 173 pJIA-patiënten van 2 tot
en met 17 jaar. De gemiddelde follow-up was ongeveer 2 jaar. Bij dit onderzoek waren het type en de
frequentie van de gemelde bijwerkingen over het algemeen vergelijkbaar met die waargenomen bij
RA-onderzoeken bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, tumornecrosefactor-alfa (TNF) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNF. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNF zich niet meer binden aan de TNF-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen E-
selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1 (ICAM-1)
door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNF. In vitro werd ook TNF
geïnduceerde afgifte van interleukine (IL)-6, IL-8 en granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende factor
(GM-CSF) door humane endotheelcellen geremd door golimumab.
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie C-
reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de controlebehandeling
tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNF-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd onderzoek op onthouding (GO-KIDS) bij 173 kinderen (van 2 tot en met
17 jaar) met actieve pJIA met ten minste 5 gewrichten met actieve artritis en een onvoldoende respons
op MTX. Kinderen met JIA met polyarticulaire ontwikkeling (reumafactor positieve of negatieve
polyartritis, uitgebreide oligoartritis, juveniele artritis psoriatica of systemische JIA zonder aanwezige
systemische symptomen) werden geïncludeerd in het onderzoek. Het mediane aantal actieve
gewrichten bij baseline was 12 en de mediane CRP was 0,17 mg/dl.
Deel 1 van het onderzoek bestond uit een 16 weken durende open-label fase waaraan 173 kinderen
deelnamen die elke 4 weken subcutaan Simponi 30 mg/m2 kregen (maximaal 50 mg) en MTX. De
154 kinderen die een American College of Rheumatology (ACR) Ped 30-respons bereikten op week 16
namen deel aan deel 2 van het onderzoek, de gerandomiseerde onthoudingsfase, en kregen elke
4 weken Simponi 30 mg/m2 (maximaal 50 mg) + MTX of placebo + MTX. Na opvlamming van de
ziekte kregen de kinderen Simponi 30 mg/m2 (maximaal 50 mg) + MTX. Op week 48 gingen de
kinderen over op een langetermijn extensiestudie.
Bij deze studie vertoonden kinderen al vanaf week 4 ACR Ped 30-, 50-, 70- en 90-responses.
Op week 16 was 87 % van de kinderen ACR Ped 30-responder en was 79 %, 66 % en 36 % van de
kinderen respectievelijk ACR Ped 50-, ACR Ped 70- en ACR Ped 90-responder. Op week 16 had
34 % van de kinderen een inactieve ziekte die werd gedefinieerd als de aanwezigheid van alle
volgende symptomen: geen gewrichten met actieve artritis; geen koorts, huiduitslag, serositis,
splenomegalie, hepatomegalie of gegeneraliseerd lymfadenopathie ten gevolge van JIA; geen actieve
uveïtis; normale BSE (< 20 mm/uur) of CRP (< 1,0 mg/dl); globale bepaling van ziekteactiviteit door
de arts ( 5 mm op de VAS); duur van ochtendstijfheid < 15 minuten.
Tabel 3
Verbeteringen ten opzichte van baseline in ACR Ped-componenten op week 16a
Mediane percentage
verbetering
Simponi 30 mg/m2
nb = 173
Globale bepaling van ziekte door de arts (VASc 0-10 cm)
88 %
Globale bepaling van algeheel welzijn door patiënt/ouder
67 %
(VAS 0-10 cm)
Aantal actieve gewrichten
92 %
Aantal gewrichten met beperkt bewegingsbereik
80 %
Lichamelijk functioneren volgens CHAQd
50 %
BSE (mm/u)e
33 %
a
baseline = week 0
b
'n' geeft aantal deelnemende patiënten weer
c
VAS: Visual Analogue Scale
d
CHAQ: Child Health Assessment Questionnaire
e
BSE (mm/u): bloedbezinkingssnelheid erytrocyten (millimeter per uur)
Het primaire eindpunt, het aantal kinderen dat op week 16 ACR Ped 30-responder was en geen
opvlamming had tussen week 16 en week 48, werd niet behaald. De meerderheid van de kinderen had
geen opvlamming tussen week 16 en week 48 (respectievelijk 59 % in de Simponi + MTX-groep en
53 % in de placebo + MTX-groep; p = 0,41).
Vooraf gespecificeerde subgroepanalyses van het primaire eindpunt op baseline CRP ( 1 mg/dl vs
< 1 mg/dl) vertoonden hogere percentages van opvlamming bij patiënten die behandeld werden met
placebo + MTX vs Simponi + MTX en die op baseline CRP 1 mg/dl (87 % vs 40 %; p = 0,0068)
hadden.
Op week 48 waren 53 % en 55 % van de kinderen in respectievelijk de Simponi + MTX-groep en
placebo + MTX-groep ACR Ped 30-responders en bereikten 40 % en 28 % van de kinderen in
respectievelijk de Simponi + MTX-groep en placebo + MTX-groep inactieve ziekte.
Reumatoïde artritis bij volwassenen
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken, werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
Bij het GO-AFTER-onderzoek vond beoordeling plaats van 445 patiënten die voorheen behandeld
waren met één of meer van de anti-TNF-middelen adalimumab, etanercept of infliximab. De patiënten
werden gerandomiseerd naar behandeling met placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg. De
patiënten mochten tijdens het onderzoek gelijktijdig gebruikte DMARD-behandeling met MTX,
sulfasalazine (SSZ) en/of hydroxychloroquine (HCQ) voortzetten. De redenen voor stopzetten van
eerdere anti-TNF-behandelingen waren onvoldoende werkzaamheid (58 %), intolerantie (13 %) en/of
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de co-
primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S-)score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt(en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
klachten en verschijnselen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
week 104 in GO-FORWARD en GO-BEFORE en tot einde week 24 in GO-AFTER. Volgens de
studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet
worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 4 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD, GO-
AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met een of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
na
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7 %
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4 %
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4 %
14 %
2 %
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5 %
20 %*
2 %
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR 50) in week 24
niet statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage
patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen
hoger maar niet significant anders dan bij MTX alleen (zie tabel 4). Verdere analyses werden verricht
in subgroepen die representatief waren voor de geïndiceerde populatie patiënten met ernstige, actieve
en progressieve RA. In de geïndiceerde populatie werd een over het algemeen groter effect van
Simponi 50 mg + MTX versus MTX alleen aangetoond dan in de algehele populatie.
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 5.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 5
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n
a
160
159
Totale score
Uitgangssituatie
19,7 (35,4)
18,7 (32,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
1,4 (4,6)
0,7 (5,2)*
Erosiescore
Uitgangssituatie
11,3 (18,6)
10,8 (17,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,7 (2,8)
0,5 (2,1)
JSN-score
Uitgangssituatie
8,4 (17,8)
7,9 (16,1)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,6 (2,3)
0,2 (2,0)**
a
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Het lichamelijk functioneren en de mate van belemmering van het dagelijks functioneren werden bij
het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-onderzoek gehanteerd als een afzonderlijk eindpunt, waarbij
gebruik werd gemaakt van de 'Disability Index' van de HAQ DI. Bij deze onderzoeken heeft Simponi
in week 24 in vergelijking met de controlegroep een klinisch belangrijke en statistisch significante
verbetering laten zien met betrekking tot de HAQ DI ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij
patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij
de start van de studie, bleef de verbetering in HAQ DI behouden tot en met week 104. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was de verbetering in HAQ DI
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-
Artritis psoriatica bij volwassenen
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID's) of DMARD-
behandeling leden aan actieve PsA ( 3 gezwollen gewrichten en 3 gevoelige gewrichten). Bij deze
patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was sprake van
ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis psoriatica
deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere artritis
(30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis (11 %)
en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan. Elke
4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige open-
label extensie. Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat
( 25 mg/week) gebruiken. De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14
een ACR 20-respons had bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste vdH-S-
score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 6 en hieronder beschreven.
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
na
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
9 %
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2 %
30 %
Week 24
4 %
32 %
ACR 70
Week 14
1 %
12 %
Week 24
1 %
19 %
PASIb 75c
Week 14
3 %
40 %
Week 24
1 %
56 %
* p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
b
Psoriasis Area and Severity Index
c
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
Responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na de eerste
Simponi-toediening. Bij patiënten met polyarticulaire artritis zonder reumanoduli en bij PsA-patiënten
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de SF-36-
samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de patiënten
die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie waren
toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
baseline in totale aangepaste vdH-S-score (gemiddelde ± SD-score was 0,27 ± 1,3 in de placebogroep
tegen -0,16 ± 1,3 in de Simponi-groep; p = 0,011). Van de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde
patiënten waren voor 126 patiënten röntgengegevens na 52 weken beschikbaar; van hen vertoonde
77 % geen progressie t.o.v. baseline. In week 104 waren er röntgengegevens beschikbaar voor
114 patiënten; 77 % vertoonde geen progressie t.o.v. baseline. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, vertoonden vergelijkbare aantallen patiënten geen
progressie t.o.v. baseline van week 104 tot einde week 256.
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA-, PsA- en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de
met golimumab behandelde patiënten met de enzym-immunoassay (EIA-)methode antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Wanneer in vitro testen uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen
neutraliserend. Voor de verschillende reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages
gevonden. Bij combinatie met MTX was het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab
vormde lager dan bij patiënten die golimumab zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus
8 % [64/827] respectievelijk).
Bij nr-Axiale SpA werden tot en met week 52 bij 7 % (14/193) van de met golimumab behandelde
patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond.
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 68 % (21/31) in vitro neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige
behandeling met immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een
lager percentage patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die
golimumab kregen zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de
onderzoeksverlenging bleven en die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met
Bij het pJIA-onderzoek werd een geneesmiddeltolerante EIA-methode gebruikt voor de detectie van
antilichamen tegen golimumab. Als gevolg van de hogere gevoeligheid en verbeterde
geneesmiddeltolerantie, werd verwacht een hogere incidentie van antilichamen tegen golimumab te
detecteren met de geneesmiddeltolerante EIA-methode dan met de EIA-methode. Bij het fase III pJIA-
onderzoek tot en met week 48 werden met de geneesmiddeltolerante EIA-methode antilichamen tegen
golimumab gedetecteerd bij 40 % (69/172) van de kinderen die met golimumab werden behandeld van
wie de meerderheid een titer lager dan 1:1000 had. Bij titers van > 1:100 werd een effect
waargenomen op serumgolimumabconcentraties, terwijl een effect op de werkzaamheid niet werd
waargenomen tot titers > 1:1000, alhoewel het aantal kinderen met titers > 1:1000 laag was (N = 8).
Onder de kinderen die positief getest waren op antilichamen tegen golimumab, had 39 % (25/65)
neutraliserende antilichamen. De hogere incidentie van antilichamen met de geneesmiddeltolerante
EIA-methode had geen zichtbaar effect op geneesmiddelconcentraties, -werkzaamheid en -veiligheid
omdat het voornamelijk lage-titer antilichamen betrof en geeft daarom geen nieuw veiligheidssignaal
weer.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
golimumab, beperkt de mogelijkheid om definitieve conclusies te trekken met betrekking tot het
verband tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab en de klinische werkzaamheid of
veiligheid.
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (Tmax) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (Cmax) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dalserumconcentratie tijdens steady-state voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
Patiënten met RA, PsA of AS die niet gelijktijdig MTX gebruikten, hadden ongeveer 30 % lagere
steady-state dalconcentraties van golimumab dan patiënten die golimumab met MTX kregen. Bij een
beperkt aantal RA-patiënten, die gedurende 6 maanden werden behandeld met subcutaan golimumab,
verminderde gelijktijdig gebruik van MTX de schijnbare klaring van golimumab met ongeveer 36 %.
Farmacokinetische populatieanalyse wees er echter op dat gelijktijdig gebruik van NSAID's, orale
corticosteroïden of sulfasalazine geen invloed had op de schijnbare klaring van golimumab.
Na inductiedoses bij patiënten met UC van respectievelijk 200 mg en 100 mg golimumab op week 0
en 2 en onderhoudsdoses van 50 mg of 100 mg golimumab subcutaan iedere 4 weken daarna,
bereikten de serumconcentraties golimumab steady-state na ongeveer 14 weken na aanvang van de
behandeling. Behandeling met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken gedurende de
onderhoudsbehandeling, resulteerde in een gemiddelde steady-state dalconcentratie van ongeveer
0,9 ± 0,5 µg/ml en 1,8 ± 1,1 µg/ml, respectievelijk.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de steady-state
dalconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage steady-state
dalserumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van golimumab is bepaald bij 173 kinderen met pJIA in de leeftijd van 2 tot en
met 17 jaar. Bij het pJIA-onderzoek hadden kinderen, die elke 4 weken subcutaan golimumab
30 mg/m2 kregen (maximaal 50 mg), mediane steady-state dalconcentraties golimumab die
vergelijkbaar waren tussen verschillende leeftijdsgroepen en die tevens vergelijkbaar waren met of
enigszins hoger waren dan die waargenomen bij volwassen RA-patiënten die elke 4 weken 50 mg
golimumab kregen.
Modellering en simulatie van populatiefarmacokinetiek/farmacodynamiek bij kinderen met pJIA
bevestigde de relatie tussen serumblootstelling aan golimumab en klinische werkzaamheid en
ondersteunt het doseringsschema van elke 4 weken golimumab 30 mg/m2 bij kinderen met pJIA.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNF van
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloridemonohydraat
Polysorbaat 80
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie
0,45 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste
naald (roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Elke voorgevulde pen
kan 0,1 ml tot 0,45 ml in stappen van 0,05 ml toedienen.
Verpakkingsgrootte van 1 voorgevulde pen.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd als voorgevulde pen voor eenmalig gebruik die VarioJect wordt genoemd.
Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin een volledige beschrijving is opgenomen van
het gebruik van de pen. Nadat de voorgevulde pen uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen mag niet worden geschud.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de voorbereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/009 1 voorgevulde pen
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab*.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab*.
*
Humaan IgG1 monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 20,5 mg sorbitol per dosis van 50 mg.
Elke voorgevulde spuit bevat 20,5 mg sorbitol per dosis van 50 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect.
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die
onvoldoende reageerden op behandeling met DMARD's (disease-modifying anti-rheumatic
drugs), waaronder MTX.
de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX
behandelde volwassenen.
Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX, de progressiesnelheid van radiologisch
gemeten gewrichtsschade vermindert en het lichamelijk functioneren verbetert.
Juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA)
Simponi, in combinatie met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar of ouder, die onvoldoende reageerden op eerdere
behandeling met MTX.
Artritis psoriatica (PsA)
Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en
progressieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans (AS)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve spondylitis ankylosans bij
volwassenen die onvoldoende reageerden op de conventionele behandeling.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis (nr-Axiale SpA)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve niet-radiografische axiale
spondyloartritis bij volwassenen met objectieve tekenen van ontsteking, aangetoond door verhoogd C-
reactief proteïne (CRP) en/of door bewijs verkregen met magnetic resonance imaging (MRI), die
onvoldoende reageerden op niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) of deze niet
verdroegen.
Colitis ulcerosa (UC)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen
patiënten die onvoldoende reageerden op een conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden
en 6-mercaptopurine (6-MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke therapieën niet verdragen of bij
wie een medische contra-indicatie bestaat voor dergelijke therapieën.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden ingesteld en gecontroleerd door gekwalificeerde medische specialisten
die ervaring hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale
spondyloartritis of colitis ulcerosa. Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de
herinneringskaart voor patiënten te ontvangen.
Dosering
Reumatoïde artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend.
Artritis psoriatica, spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Voor alle bovengenoemde indicaties wijzen beschikbare onderzoeksgegevens erop dat doorgaans
binnen 12 tot 14 behandelingsweken (na 3 à 4 doses) een klinische respons wordt verkregen. Als
binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de
behandeling heroverwogen worden.
Patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg
Voor alle bovengenoemde indicaties geldt dat als bij patiënten met RA, PsA, AS of nr-Axiale SpA met
een lichaamsgewicht > 100 kg de klinische respons na 3 à 4 doses nog onvoldoende is, overwogen kan
worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening
moet worden gehouden met het verhoogde risico op bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis
100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van
100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling
heroverwogen worden.
Colitis ulcerosa
Patiënten met een lichaamsgewicht < 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2. Patiënten die
voldoende respons bereiken moeten 50 mg op week 6 krijgen en vervolgens iedere 4 weken. Patiënten
Patiënten met een lichaamsgewicht 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2, daarna
vervolgens 100 mg iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Gedurende de onderhoudsbehandeling kunnen corticosteroïden worden afgebouwd in
overeenstemming met de klinische richtlijnen.
Beschikbare data suggereren dat de klinische respons gewoonlijk bereikt wordt binnen
12-14 behandelweken (na 4 doses). Vervolgtherapie moet worden heroverwogen bij patiënten bij wie
gedurende deze periode geen bewijs van therapeutisch voordeel wordt gezien.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi bij patiënten jonger dan 18 jaar, voor andere indicaties
dan pJIA, is niet vastgesteld.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toegediend, elke maand op dezelfde dag, bij kinderen met een
lichaamsgewicht van ten minste 40 kg. Voor kinderen met polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis die minder dan 40 kg wegen, is een voorgevulde pen van 45 mg/0,45 ml verkrijgbaar.
Volgens beschikbare gegevens zou een klinische respons gewoonlijk bereikt worden binnen 12 tot
14 weken behandeling (na 3-4 doses). Bij kinderen bij wie therapeutisch voordeel binnen deze periode
niet wordt vastgesteld moet voortzetting van de behandeling worden heroverwogen.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de bijsluiter worden
weergegeven. Als er meerdere injecties noodzakelijk zijn, dan moeten deze op verschillende plaatsen
op het lichaam worden toegediend.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties.
Bij patiënten die golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en
pneumonie), mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische
infecties, waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij
patiënten die gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie
met hun onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die
tijdens de behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden
gevolgd en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige
infectie of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet
behandeling met passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie
onder controle is.
Bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in een gebied waar invasieve schimmelinfecties als
histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose endemisch zijn, moeten de voordelen en risico's
van behandeling met golimumab zorgvuldig worden afgewogen alvorens te starten met de behandeling
met golimumab. Bij risicopatiënten die met golimumab worden behandeld, moet aan een invasieve
schimmelinfectie worden gedacht als deze patiënten een ernstige systemische ziekte ontwikkelen. De
diagnose en toediening van empirische antifungale therapie moeten bij deze patiënten, indien
mogelijk, worden gedaan in overleg met een arts die ervaren is in de behandeling van invasieve
schimmelinfecties.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (`latente') tuberculose. Bij deze controle moet een
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
Bij een vermoeden van latente tuberculose moet een arts geraadpleegd worden die deskundig is op het
gebied van de behandeling van tuberculose. Bij alle onderstaande situaties moeten de voordelen en
risico's van behandeling met golimumab zeer zorgvuldig worden afgewogen.
Als inactieve (`latente') tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met
anti-tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale
aanbevelingen, alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van
anti-tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen
worden bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
Reactivering van het hepatitis B-virus
Reactivering van hepatitis B is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren
(positief voor het oppervlakte-antigeen) en TNF-antagonisten, waaronder golimumab, kregen.
Sommige gevallen kenden een dodelijke afloop.
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
worden gebracht met immunosuppressie. Een risico op ontwikkeling van maligniteiten bij kinderen en
adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase
III-onderzoek met Simponi bij RA, PsA en AS was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die
met golimumab werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn
gevallen van leukemie gemeld bij patiënten die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd
achtergrondrisico op lymfoom en leukemie bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van
een langdurig aanhoudende, zeer actieve ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en UC was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering
van niet-melanome huidkanker) bij de golimumab- en de controlegroep vergelijkbaar.
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico's en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
Congestief hartfalen (CHF)
Met TNF-blokkers, waaronder golimumab, zijn gevallen van verergering van congestief hartfalen
(CHF) en nieuw opgetreden CHF gemeld. Enkele gevallen hadden een fatale afloop. Bij een klinisch
onderzoek met een andere TNF-antagonist is verergering van congestief hartfalen en toegenomen
mortaliteit als gevolg van CHF waargenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van
golimumab bij patiënten met CHF. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van golimumab bij
patiënten met mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). De patiënten moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd en indien sprake is van nieuwe of verergerende symptomen van hartfalen moet de
behandeling met golimumab worden stopgezet (zie rubriek 4.3).
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto's aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico's van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
tijdens de behandeling met golimumab een chirurgische ingreep moet ondergaan, dient zorgvuldig te
worden gecontroleerd op infecties en passende maatregelen moeten worden genomen.
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de behandeling met golimumab dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening met andere biologische geneesmiddelen
Er is onvoldoende informatie over het gelijktijdig gebruik van golimumab met andere biologische
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor
golimumab wordt gebruikt. Het gelijktijdig gebruik van golimumab met deze biologische
geneesmiddelen wordt niet aanbevolen vanwege het mogelijk verhoogde risico op infectie en andere
potentiële farmacologische interacties.
Wisselen tussen biologische disease modifying anti-rheumatic drugs (DMARD's)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
gedissemineerde infecties. Het wordt aangeraden therapeutische infectieuze agentia niet gelijktijdig
met golimumab toe te dienen.
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen of de voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurlijk rubber dat latex bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische
reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
Vaccinaties
Het wordt aanbevolen om bij pediatrische patiënten, indien mogelijk, alle vaccinaties bij te werken
volgens de huidige richtlijnen voor vaccinatie alvorens de behandeling met golimumab te starten. (Zie
`Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia' hierboven).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
Risico op medicatiefouten
Simponi is geregistreerd in sterktes van 50 mg en 100 mg voor subcutane toediening. Het is belangrijk
dat de juiste sterkte wordt gebruikt om de goede dosis toe te dienen zoals aangegeven in de
doseringsvoorschriften (zie rubriek 4.2). Men moet goed opletten dat de juiste sterkte wordt geleverd
zodat de patiënt niet ondergedoseerd of overgedoseerd wordt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Therapeutische infectieuze agentia mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie
rubriek 4.4).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is met golimumab geen onderzoek naar vruchtbaarheid bij dieren gedaan. In een
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen waarbij een analoog antilichaam werd gebruikt dat selectief de
functionele activiteit van het TNF van de muis remt, is geen relevant effect op de vruchtbaarheid
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Na
toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF,
auto-immuunprocessen (lupus-achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie
rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden
( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 1
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces.
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus (kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
Zelden: aplastische anemie, agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
Oogaandoeningen
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie
Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
Zelden: syndroom van Raynaud
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid, maag-darmstelselontstekingsaandoeningen
(zoals gastritis en colitis), stomatitis
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: afgenomen genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
* Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab
werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow-up tot 3 jaar bij patiënten die
met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij
patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1
in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een
incidentie (95 % BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab
50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57)
voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO-AFTER-studie, waaraan
patiënten deelnamen die eerder aan anti-TNF-middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer
had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van
niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werd niet-melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde,
10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met
een incidentie (95 % BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de
gecombineerde golimumab-groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 % BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 % BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 % BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 % BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken kwam bij patiënten met RA
en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte
ALAT-verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de
patiënten); bij de onderzoeken met AS- en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT-verhoging
vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA- en PsA-onderzoeken met een
mediane follow-up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT-verhoging bij de met
golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de
belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT-verhogingen (> 1 en
< 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten
voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met lichte ALAT-verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de
onderhoudsfase van het UC-onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-,
PsA- en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een
ALAT-verhoging 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten.
Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen
zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de
gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van
de belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT-verhogingen 5 x ULN in
vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde
patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met ALAT-verhogingen 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen
gedurende de onderhoudsfase van het UC onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek
niet-infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde
patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid van golimumab is onderzocht in een fase III-onderzoek bij 173 pJIA-patiënten van 2 tot
en met 17 jaar. De gemiddelde follow-up was ongeveer 2 jaar. Bij dit onderzoek waren het type en de
frequentie van de gemelde bijwerkingen over het algemeen vergelijkbaar met die waargenomen bij
RA-onderzoeken bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, tumornecrosefactor-alfa (TNF) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNF. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNF zich niet meer binden aan de TNF-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen
E-selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1
(ICAM-1) door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNF. In vitro werd ook
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie
C-reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de
controlebehandeling tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNF-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Reumatoïde artritis
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
Bij het GO-AFTER-onderzoek vond beoordeling plaats van 445 patiënten die voorheen behandeld
waren met één of meer van de anti-TNF-middelen adalimumab, etanercept of infliximab. De patiënten
werden gerandomiseerd naar behandeling met placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg. De
patiënten mochten tijdens het onderzoek gelijktijdig gebruikte DMARD-behandeling met MTX,
sulfasalazine (SSZ) en/of hydroxychloroquine (HCQ) voortzetten. De redenen voor stopzetten van
eerdere anti-TNF-behandelingen waren onvoldoende werkzaamheid (58 %), intolerantie (13 %) en/of
redenen die geen verband hielden met de veiligheid of werkzaamheid (29 %, voornamelijk financiële
overwegingen).
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de
co-primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S)-score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt(en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
klachten en verschijnselen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 2 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
Tabel 2
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD,
GO-AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met één of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
na
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7 %
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4 %
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4 %
14 %
2 %
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5 %
20 %*
2 %
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR 50) in week 24
niet statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage
patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van
week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 3.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 3
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n a
160
159
Totale score
Uitgangssituatie
19,7 (35,4)
18,7 (32,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
1,4 (4,6)
0,7 (5,2)*
Erosiescore
Uitgangssituatie
11,3 (18,6)
10,8 (17,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,7 (2,8)
0,5 (2,1)
JSN-score
Uitgangssituatie
8,4 (17,8)
7,9 (16,1)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,6 (2,3)
0,2 (2,0)**
a
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het
GO-AFTER-onderzoek werden op grond van de Functional Assessment of Chronic Illness
Therapy-Fatigue schaal (FACIT-F) statistisch significante verbeteringen waargenomen met betrekking
tot de vermoeidheid
Artritis psoriatica
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID's) of
DMARD-behandeling leden aan actieve PsA ( 3 gezwollen gewrichten en 3 gevoelige gewrichten).
Bij deze patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was
sprake van ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis
psoriatica deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere
artritis (30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis
(11 %) en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan.
Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige
open-label extensie. Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat
( 25 mg/week) gebruiken. De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14
een ACR 20-respons had bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste
vdH-S-score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 4 en hieronder beschreven.
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
na
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
9 %
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2 %
30 %
Week 24
4 %
32 %
ACR 70
Week 14
1 %
12 %
Week 24
1 %
19 %
PASIb 75c
Week 14
3 %
40 %
Week 24
1 %
56 %
* p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
b
Psoriasis Area and Severity Index
c
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
Responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na de eerste
Simponi-toediening. Bij patiënten met polyarticulaire artritis zonder reumanoduli en bij PsA-patiënten
met asymmetrische perifere artritis werden in week 14 vergelijkbare ACR 20-responsen
waargenomen. Het aantal patiënten met andere subtypen van PsA was te klein voor een zinvolle
afzonderlijke beoordeling. Voor de groepen die met Simponi behandeld waren werden vergelijkbare
responsen waargenomen bij patiënten die wel en patiënten die niet gelijktijdig MTX gebruikten. Van
de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde patiënten kregen in week 104 70 patiënten deze
behandeling nog steeds. Van deze 70 patiënten hadden er resp. 64, 46 en 31 een
ACR 20/50/70-respons. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi,
werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen gezien van week 104 tot einde week 256.
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de
SF-36-samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de
patiënten die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie
waren toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-RAISE) waaraan 356 volwassen patiënten
deelnamen met actieve spondylitis ankylosans (gedefinieerd als een Bath Ankylosing Spondylitis
Disease Activity Index (BASDAI) van 4 en een VAS-score voor totale rugpijn van 4 op een schaal
van 0 tot 10 cm). De patiënten die aan dit onderzoek deelnamen hadden ondanks huidige of eerdere
behandeling met NSAID's of DMARD's een actieve ziekte en waren niet eerder behandeld met
anti-TNF-middelen. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten
werden gerandomiseerd toegewezen aan placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg en mochten hun
DMARD-behandeling (MTX, SSZ en/of HCQ) voortzetten. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 14 een Ankylosing Spondylitis Assessment Study Group (ASAS) 20-respons
had bereikt. Tot en met week 24 werden er placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens verzameld
en geanalyseerd.
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg worden weergegeven in Tabel 5 en hieronder
beschreven. Over het algemeen werden er voor de uitkomstmaten voor de werkzaamheid geen klinisch
belangrijke verschillen waargenomen tussen de Simponi 50 mg en Simponi 100 mg doseerschema's
tot einde week 24. Volgens de studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de
langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling
van de studie-arts.
Tabel 5
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-RAISE-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
na
78
138
Responders, % patiënten
ASAS 20

Week 14
22 %
59 %
Week 24
23 %
56 %
ASAS 40
Week 14
15 %
45 %
Week 24
15 %
44 %
ASAS 5/6
Week 14
8 %
50 %
Week 24
13 %
49 %
* p 0,001 voor alle vergelijkingen
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per meetpunt verschillen.
Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was het percentage
patiënten met een ASAS 20 en ASAS 40 respons vergelijkbaar van week 24 tot einde week 256.
In week 14 en week 24 werden ook statistisch significante responsen waargenomen met betrekking tot
de BASDAI 50, 70 en 90 (p 0,017). Verbeteringen in de belangrijkste maten voor ziekteactiviteit
werden waargenomen tijdens de eerste beoordeling (week 4) na de eerste Simponi-toediening en
bleven bestaan tot tenminste het einde van week 24. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare veranderingssnelheden t.o.v. baseline in
Behandeling met Simponi resulteerde in significante verbeteringen in het lichamelijk functioneren ten
opzichte van de uitgangssituatie beoordeeld aan de hand van de veranderingen in BASFI in week 14
en 24. Ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die werd bepaald aan de hand van de
lichamelijke component van de SF-36-score, was significant verbeterd in week 14 en week 24. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare
verbeteringen in het lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven gezien
van week 24 tot einde week 256.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-AHEAD) bij 197 volwassen patiënten met ernstig
actieve nr-Axiale SpA (gedefinieerd als patiënten die voldoen aan de ASAS-classificatiecriteria voor
axiale spondyloartritis maar die niet voldeden aan de aangepaste New York-criteria voor AS).
Patiënten die deelnamen aan dit onderzoek hadden een actieve ziekte (gedefinieerd als een BASDAI
4 en een Visuele Analoge Schaal (VAS) 4 voor totale rugpijn, elk op een schaal van 0-10 cm)
ondanks een huidige of eerdere behandeling met NSAID en die niet eerder zijn behandeld met
biologische middelen waaronder anti-TNF-therapie. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo of
Simponi 50 mg, subcutaan toegediend elke 4 weken. In week 16 gingen patiënten een open-label
periode in waarin alle patiënten Simponi 50 mg kregen, subcutaan toegediend elke 4 weken, tot en met
week 48 met beoordeling op werkzaamheid uitgevoerd tot en met week 52 en follow-up op veiligheid
tot en met week 60. Ongeveer 93 % van de patiënten die bij de aanvang van de open-labelverlenging
(week 16) Simponi kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (week 52).
Analyses werden uitgevoerd op zowel de populatie van All Treated (AT, N = 197) als ook die van
Objectieve Tekenen van Infectie (OSI, N = 158, gedefinieerd door verhoogde CRP en/of bewijs van
sacro-iliïtis op MRI bij baseline). Placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens werden verzameld
en geanalyseerd tot en met week 16. Het primaire eindpunt was het percentage patiënten dat in
week 16 een ASAS 20 respons had bereikt. De belangrijkste resultaten worden weergegeven in tabel 6
en worden hieronder beschreven.
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit GO-AHEAD op week 16
Verbeteringen in tekenen en symptomen
Objectieve Tekenen van Infectie
All Treated populatie (AT)
populatie (OSI)
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
na
100
97
80
78
Responders, % patiënten
ASAS 20
40 %
71 %**
38 %
77 %**
ASAS 40
23 %
57 %**
23 %
60 %**
ASAS 5/6
23 %
54 %**
23 %
63 %**
ASAS Partial Remission
18 %
33 %*
19 %
35 %*
ASDAS-C b < 1,3
13 %
33 %*
16 %
35 %*
BASDAI 50
30 %
58 %**
29 %
59 %**
Remming van infectie in sacro-iliacale (SI) gewrichten gemeten via MRI
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
n C
87
74
69
61
Mediaanverandering in
SPARCCd MRI
score voor sacro-iliacale
gewrichten
-0,9
-5,3**
-1,2
-6,4**
n geeft gerandomiseerde en behandelde patiënten weer
b
Ankylosing Spondylitis Disease Activity Score C-Reactive Protein (AT-Placebo, N = 90; AT-Simponi 50 mg, N = 88;
OSI-Placebo, N = 71; OSI-Simponi 50 mg, N = 71)
c
n geeft aantal patiënten bij baseline en week 16 MRI gegevens weer
d
SPARCC (Spondyloarthritis Research Consortium of Canada)
** p < 0,0001 voor Simponi vs placebo vergelijkingen
* p < 0,05 voor Simponi vs placebo vergelijkingen
Statistisch significante verbeteringen in tekenen en symptomen van ernstig actieve nr-Axiale SpA
werden aangetoond bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met placebo op
week 16 (tabel 6). Verbeteringen werden waargenomen bij de eerste beoordeling (week 4) na de
initiële Simponi-toediening. SPARCC-score gemeten via MRI toonde statistisch significante reductie
aan in SI-gewrichtontsteking bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met
placebo op week 16 (tabel 6). Pijn beoordeeld met de Total Back Pain en Nocturnal Back Pain VAS
en ziekteactiviteit gemeten via ASDAS-C toonde ook statistisch significante verbetering aan van
baseline tot week 16 bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg vergeleken met placebo
(p < 0,0001).
Statistisch significante verbeteringen in beweeglijkheid van de wervelkolom zoals beoordeeld met
BASMI (Bath Ankylosing Spondylitis Metrology Index) en in lichamelijk functioneren zoals
beoordeeld met de BASFI werden aangetoond bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg
vergeleken met patiënten die werden behandeld met placebo (p < 0,0001). Patiënten die met Simponi
werden behandeld ondervonden significant meer verbeteringen in gezondheidgerelateerde kwaliteit
van leven zoals waargenomen via ASQoL, EQ-5D en de lichamelijke en mentale componenten van
SF-36 en ondervonden significant meer verbeteringen in productiviteit, waargenomen als grotere
afname in beperkingen met betrekking tot het uitvoeren van werk (in het algemeen) en activiteiten
zoals onderzocht via de WPAI vragenlijst, dan patiënten die placebo kregen.
Voor alle hierboven beschreven eindpunten zijn statistisch significante resultaten ook aangetoond in
de OSI populatie op week 16.
Bij zowel de AT- als de OSI-populatie hielden de verbeteringen in de tekenen en symptomen,
beweeglijkheid van de wervelkolom, lichamelijk functioneren, kwaliteit van leven en productiviteit
aan, waargenomen op week 16 bij patiënten die op week 52 nog in het onderzoek waren en behandeld
werden met Simponi 50 mg.
Colitis ulcerosa
De werkzaamheid van Simponi werd onderzocht in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde klinische studies met volwassen patiënten.
De inductiestudie (PURSUIT-Induction) evalueerde patiënten met matig tot ernstig actieve colitis
ulcerosa (Mayo-score 6 ­ 12; endoscopiesubscore 2) die een inadequate respons hadden op, of
conventionele behandelingen niet verdroegen, of die afhankelijk waren van corticosteroïden. In het
dosisbevestigingsonderdeel van de studie werden 761 patiënten gerandomiseerd naar ofwel 400 mg
Simponi s.c. op week 0 en 200 mg op week 2, of 200 mg Simponi s.c. op week 0 en 100 mg op
week 2, of placebo s.c. op weken 0 en 2. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten, corticosteroïden en/of immunomodulerende middelen, waren toegestaan. De
werkzaamheid van Simponi tot en met week 6 werd onderzocht in deze studie.
De resultaten van het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling (PURSUIT-Maintenance) waren
gebaseerd op de evaluatie van 456 patiënten die een klinische respons bereikten na de voorafgaande
inductie met Simponi. Patiënten werden gerandomiseerd naar Simponi 50 mg, Simponi 100 mg of
placebo, subcutaan toegediend elke 4 weken. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten en/of immunomodulerende middelen waren toegestaan. Corticosteroïden moesten
worden afgebouwd bij aanvang van de onderhoudsstudie. De werkzaamheid van Simponi tot en met
week 54 werd onderzocht in deze studie. Patiënten die het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling
tot met week 54 afmaakten, zetten de behandeling voort in een onderzoeksverlenging waarbij
werkzaamheid werd beoordeeld tot en met week 216. De beoordeling op werkzaamheid in de
Tabel 7
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het PURSUIT-Induction- en het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek
PURSUIT-Induction
Simponi
Placebo
200/100 mg
N = 251
N = 253
Percentage patiënten
Patiënten met klinische respons op
30 %
51 %**
week 6a
Patiënten in klinische remissie op
6 %
18 %**
week 6b
Patiënten met mucosaal herstel op
29 %
42 %**
week 6c
PURSUIT-Maintenance
Simponi
Simponi
Placebod
50 mg
100 mg
N = 154
N = 151
N = 151
Percentage patiënten
Behoud van respons
(Patiënten met klinische respons tot en
31 %
47 %*
50 %**
met week 54)e
Aanhoudende remissie (Patiënten in
klinische remissie op zowel week 30 als
16 %
23 %g
28 %*
week 54)f
N = aantal patiënten
** p 0,001
* p 0,01
a
gedefinieerd als een afname van baseline in de Mayo-score met 30 % en 3 punten, vergezeld met een afname in de
rectale bloedingsubscore met 1 of een rectale bloedingsubscore van 0 of 1.
b
Gedefinieerd als een Mayo-score van 2 punten, met geen individuele subscore > 1.
c
Gedefinieerd als 0 of 1 op de endoscopiesubscore van de Mayo-score.
d
Alleen Simponi-inductie.
e
Patiënten werden elke 4 weken beoordeeld voor UC-ziekteactiviteit door een gedeeltelijke Mayo-score (verlies van
respons werd bevestigd door endoscopie). Daarom was een patiënt met behoud van respons in een staat van continue
klinische respons tijdens elke evaluatie tot en met week 54.
f
Een patiënt moest in remissie zijn zowel op week 30 als op week 54 (zonder een verlies van respons tot en met
week 54) om aanhoudende remissie te bereiken.
g
Bij patiënten die minder dan 80 kg wogen, liet een groter percentage patiënten die 50 mg onderhoudsbehandeling
kregen aanhoudende klinische remissie zien vergeleken met diegenen die placebo kregen.
Meer met Simponi behandelde patiënten lieten aanhoudend mucosaal herstel zien (mucosaal herstel op
zowel week 30 als week 54) in de 50 mg-groep (42 %, nominale p < 0,05) en 100 mg-groep (42 %,
p < 0,005) vergeleken met patiënten in de placebogroep (27 %).
Onder de 54 % van de patiënten (247/456) die gelijktijdig corticosteroïden kregen bij aanvang van het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek was het percentage patiënten dat klinische respons behield tot en
met week 54, en die geen gelijktijdige corticosteroïden meer kregen op week 54, groter in de
50 mg-groep (38 %, 30/78) en 100 mg-groep (30 %, 25/82) vergeleken met de placebogroep (21 %,
18/87). Het percentage patiënten bij wie het gebruik van corticosteroïden op week 54 geheel
geëlimineerd was, was groter in de 50 mg-groep (41 %, 32/78) en de 100 mg-groep (33 %, 27/82),
vergeleken met de placebogroep (22 %, 19/87). Bij patiënten die deelnamen aan de
onderzoeksverlenging bleef het percentage patiënten dat corticosteroïdevrij bleef in het algemeen
gelijk tot en met week 216.
In week 6 verbeterde Simponi significant de kwaliteit van leven, gemeten ten opzichte van baseline
via een ziektespecifieke maat: IBDQ (Inflammatory bowel disease questionnaire). Onder de patiënten
die een onderhoudsbehandeling met Simponi kregen, hield de verbetering in kwaliteit van leven,
gemeten via de IBDQ, aan tot en met week 54.
Ongeveer 63 % van de patiënten die bij aanvang van de onderzoeksverlenging (week 56) Simponi
kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (laatste toediening van golimumab op
week 212).
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA, PsA en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de met
golimumab behandelde patiënten met de enzym-immunoassay (EIA-)methode antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Wanneer in vitro testen uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen
neutraliserend. Voor de verschillende reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages
gevonden. Bij combinatie met MTX was het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab
vormde lager dan bij patiënten die golimumab zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus
8 % [64/827] respectievelijk).
Bij nr-Axiale SpA werden tot en met week 52 bij 7 % (14/193) van de met golimumab behandelde
patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond.
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten met de EIA-methode antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 68 % (21/31) in vitro neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige
behandeling met immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een
lager percentage patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die
golimumab kregen zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de
onderzoeksverlenging bleven en die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met
week 228, werden bij 4 % (23/604) van de met golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen
golimumab aangetoond. Van de antilichamenpositieve patiënten had 82 % (18/22) in vitro
neutraliserende antilichamen.
Bij het pJIA-onderzoek werd een geneesmiddeltolerante EIA-methode gebruikt voor de detectie van
antilichamen tegen golimumab. Als gevolg van de hogere gevoeligheid en verbeterde
geneesmiddeltolerantie, werd verwacht een hogere incidentie van antilichamen tegen golimumab te
detecteren met de geneesmiddeltolerante EIA-methode dan met de EIA-methode. Bij het fase III pJIA-
onderzoek tot en met week 48 werden met de geneesmiddeltolerante EIA-methode antilichamen tegen
golimumab gedetecteerd bij 40 % (69/172) van de kinderen die met golimumab werden behandeld van
wie de meerderheid een titer lager dan 1:1000 had. Bij titers van > 1:100 werd een effect
waargenomen op serumgolimumabconcentraties, terwijl een effect op de werkzaamheid niet werd
waargenomen tot titers > 1:1000, alhoewel het aantal kinderen met titers > 1:1000 laag was (N = 8).
Onder de kinderen die positief getest waren op antilichamen tegen golimumab, had 39 % (25/65)
neutraliserende antilichamen. De hogere incidentie van antilichamen met de geneesmiddeltolerante
EIA-methode had geen zichtbaar effect op geneesmiddelconcentraties, -werkzaamheid en -veiligheid
omdat het voornamelijk lage-titer antilichamen betrof en geeft daarom geen nieuw veiligheidssignaal
weer.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd onderzoek op onthouding (GO-KIDS) bij 173 kinderen (van 2 tot en met
17 jaar) met actieve pJIA met ten minste 5 gewrichten met actieve artritis en een onvoldoende respons
op MTX. Kinderen met JIA met polyarticulaire ontwikkeling (reumafactor positieve of negatieve
polyartritis, uitgebreide oligoartritis, juveniele artritis psoriatica of systemische JIA zonder aanwezige
systemische symptomen) werden geïncludeerd in het onderzoek. Het mediane aantal actieve
gewrichten bij baseline was 12 en de mediane CRP was 0,17 mg/dl.
Deel 1 van het onderzoek bestond uit een 16 weken durende open-label fase waaraan 173 kinderen
deelnamen die elke 4 weken subcutaan Simponi 30 mg/m2 kregen (maximaal 50 mg) en MTX. De
154 kinderen die een ACR Ped 30 respons bereikten op week 16 namen deel aan Deel 2 van het
onderzoek, de gerandomiseerde onthoudingsfase, en kregen elke 4 weken Simponi 30 mg/m2
(maximaal 50 mg) + MTX of placebo + MTX. Na opvlamming van de ziekte kregen de kinderen
Simponi 30 mg/m2 (maximaal 50 mg) + MTX. Op week 48 gingen de kinderen over op een
langetermijn extensiestudie.
Bij deze studie vertoonden kinderen vanaf week 4 ACR Ped 30, 50, 70 en 90 responsen.
Op week 16 was 87 % van de kinderen ACR Ped 30 responder en was 79 %, 66 % en 36 % van de
kinderen respectievelijk ACR Ped 50, ACR Ped 70 en ACR Ped 90 responder. Op week 16 had 34 %
van de kinderen een inactieve ziekte die werd gedefinieerd als de aanwezigheid van alle volgende
symptomen: geen gewrichten met actieve artritis; geen koorts, huiduitslag, serositis, splenomegalie,
hepatomegalie of gegeneraliseerd lymfadenopathie ten gevolge van JIA; geen actieve uveïtis; normale
BSE (< 20 mm/uur) of CRP (< 1,0 mg/dl); globale bepaling van ziekteactiviteit door de arts ( 5 mm
op de VAS); duur van ochtendstijfheid < 15 minuten.
Op week 16 vertoonden alle ACR Ped componenten klinisch relevante verbetering ten opzichte van
baseline (zie tabel 8).
Tabel 8
Verbeteringen ten opzichte van baseline in ACR Ped componenten op week 16a
Mediane percentage verbetering
Simponi 30 mg/m2
nb = 173
Globale bepaling van ziekte door de arts (VASc 0-10 cm)
88 %
Globale bepaling van algeheel welzijn door patiënt/ouder
67 %
(VAS 0-10 cm)
Aantal actieve gewrichten
92 %
Aantal gewrichten met beperkt bewegingsbereik
80 %
Lichamelijk functioneren volgens CHAQd
50 %
BSE (mm/u)e
33 %
a
baseline = week 0
b
'n' geeft aantal deelnemende patiënten weer
c
VAS: Visual Analogue Scale
d
CHAQ: Child Health Assessment Questionnaire
e
BSE (mm/u): bloedbezinkingssnelheid erytrocyten (millimeter per uur)
Vooraf gespecificeerde subgroepanalyses van het primaire eindpunt op baseline CRP ( 1 mg/dl vs
< 1 mg/dl) vertoonden hogere percentages van opvlamming bij patiënten die behandeld werden met
placebo + MTX vs Simponi + MTX en die op baseline CRP 1 mg/dl (87 % vs 40 %; p = 0,0068)
hadden.
Op week 48 waren 53 % en 55 % van de kinderen in respectievelijk de Simponi + MTX-groep en
placebo + MTX-groep ACR Ped 30 responders en bereikten 40 % en 28 % van de kinderen in
respectievelijk de Simponi + MTX-groep en placebo + MTX-groep inactieve ziekte.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Simponi in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (Tmax) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (Cmax) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dalserumconcentratie tijdens steady-state voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
waren steady-state dalserumconcentraties van golimumab vergelijkbaar met die waargenomen bij
patiënten met AS die elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab toegediend kregen.
Patiënten met RA, PsA of AS die niet gelijktijdig MTX gebruikten, hadden ongeveer 30 % lagere
steady-state dalconcentraties van golimumab dan patiënten die golimumab met MTX kregen. Bij een
beperkt aantal RA patiënten, die gedurende 6 maanden werden behandeld met subcutaan golimumab,
verminderde gelijktijdig gebruik van MTX de schijnbare klaring van golimumab met ongeveer 36 %.
Farmacokinetische populatieanalyse wees er echter op dat gelijktijdig gebruik van NSAID's, orale
corticosteroïden of sulfasalazine geen invloed had op de schijnbare klaring van golimumab.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de steady-state
dalserumconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage steady-state
dalserumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van golimumab is bepaald bij 173 kinderen met pJIA in de leeftijd van 2 tot en
met 17 jaar. Bij het pJIA-onderzoek hadden kinderen, die elke 4 weken subcutaan golimumab
30 mg/m2 kregen (maximaal 50 mg), mediane steady-state dalconcentraties golimumab die
vergelijkbaar waren tussen verschillende leeftijdsgroepen en die tevens vergelijkbaar waren met of
enigszins hoger waren dan die waargenomen bij volwassen RA-patiënten die elke 4 weken 50 mg
golimumab kregen.
Modellering en simulatie van populatiefarmacokinetiek/farmacodynamiek bij kinderen met pJIA
bevestigde de relatie tussen serumblootstelling aan golimumab en klinische werkzaamheid en
ondersteunt dat het doseringsschema van elke 4 weken golimumab 50 mg bij kinderen met pJIA, die
ten minste 40 kg wegen, vergelijkbare blootstellingen bereikt die aangetoond werkzaam zijn bij
volwassenen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNF van
muizen remt, werd een daling gezien in het aantal zwangere muizen. Het is niet bekend of deze
bevinding het resultaat was van een effect op de mannelijke en/of de vrouwelijke dieren. Bij een
onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij muizen na toediening van hetzelfde analoge antilichaam
en bij Java-apen die golimumab kregen, werd geen indicatie gevonden van maternale toxiciteit,
embryotoxiciteit of teratogeniteit.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloridemonohydraat
Polysorbaat 80
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met
andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen of voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
0,5 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste
naald (roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Simponi is beschikbaar
als verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1)
voorgevulde pennen.
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,5 ml oplossing in een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald (roestvrij staal) en een
naaldbescherming (latexhoudend rubber). Simponi is beschikbaar als verpakkingen met 1 voorgevulde
spuit en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik met de naam SmartJect of in
een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin
een volledige beschrijving is opgenomen van het gebruik van de pen of de spuit. Nadat de
voorgevulde pen of de voorgevulde spuit uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen of spuit dient niet te worden geschud.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de bereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen of een voorgevulde spuit.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/001 1 voorgevulde pen
EU/1/09/546/002 3 voorgevulde pennen
EU/1/09/546/003 1 voorgevulde spuit
EU/1/09/546/004 3 voorgevulde spuiten
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
*
Humaan IgG1 monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie
door een muizen-hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Elke voorgevulde spuit bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect.
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die
onvoldoende reageerden op behandeling met DMARD's (disease-modifying anti-rheumatic
drugs), waaronder MTX.
de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX
behandelde volwassenen.
Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX, de progressiesnelheid van radiologisch
gemeten gewrichtsschade vermindert en het lichamelijk functioneren verbetert.
Voor informatie met betrekking tot de polyarticulaire juveniele idiopathische artritis indicatie, zie de
SmPC van Simponi 50 mg.
Artritis psoriatica (PsA)
Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en
progressieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling
met DMARD's. Het is aangetoond dat Simponi de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vermindert, radiologisch gemeten bij patiënten met polyarticulaire symmetrische subtypes van de
aandoening (zie rubriek 5.1) en het lichamelijk functioneren verbetert.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis (nr-Axiale SpA)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve niet-radiografische axiale
spondyloartritis bij volwassenen met objectieve tekenen van ontsteking aangetoond door verhoogd C-
reactief proteïne (CRP) en/of door bewijs verkregen met magnetic resonance imaging (MRI), die
onvoldoende reageerden op niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) of deze niet
verdroegen.
Colitis ulcerosa (UC)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen
patiënten die onvoldoende reageerden op een conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden
en 6-mercaptopurine (6-MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke therapieën niet verdragen of bij
wie een medische contra-indicatie bestaat voor dergelijke therapieën.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden ingesteld en gecontroleerd door medische specialisten die ervaring
hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis
ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa. Patiënten die met Simponi
worden behandeld dienen de herinneringskaart voor patiënten te ontvangen.
Dosering
Reumatoïde artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend.
Artritis psoriatica, spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Voor alle bovengenoemde indicaties wijzen beschikbare onderzoeksgegevens erop dat doorgaans
binnen 12 tot 14 behandelingsweken (na 3 à 4 doses) een klinische respons wordt verkregen. Als
binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de
behandeling heroverwogen worden.
Patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg
Voor alle bovengenoemde indicaties geldt dat als bij patiënten met RA, PsA, AS of nr-Axiale SpA met
een lichaamsgewicht > 100 kg de klinische respons na 3 à 4 doses nog onvoldoende is, overwogen kan
worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening
moet worden gehouden met het verhoogde risico op bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis
100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van
100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling
heroverwogen worden.
Colitis ulcerosa
Patiënten met een lichaamsgewicht < 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2. Patiënten die
voldoende respons bereiken moeten 50 mg op week 6 krijgen en vervolgens iedere 4 weken. Patiënten
die onvoldoende respons bereiken kunnen voordeel hebben bij voortzetting met 100 mg op week 6 en
vervolgens iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Gedurende de onderhoudsbehandeling kunnen corticosteroïden worden afgebouwd in
overeenstemming met de klinische richtlijnen.
Beschikbare data suggereren dat de klinische respons gewoonlijk bereikt wordt binnen
12-14 behandelweken (na 4 doses). Vervolgtherapie moet worden heroverwogen bij patiënten bij wie
gedurende deze periode geen bewijs van therapeutisch voordeel wordt gezien.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als
hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden
dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen
als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering
injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden
gehanteerd.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen
doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
Simponi 100 mg wordt niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 18 jaar.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren
na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow-up kan plaatsvinden naar
behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi
moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de bijsluiter worden
weergegeven. Als er meerdere injecties noodzakelijk zijn, dan moeten deze op verschillende plaatsen
op het lichaam worden toegediend.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie
rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infecties
Patiënten moeten voorafgaand aan, tijdens en na behandeling met golimumab zorgvuldig worden
gecontroleerd op infecties, waaronder tuberculose. Aangezien de eliminatie van golimumab tot
5 maanden kan duren, moet gedurende deze periode de controle worden voortgezet. Wanneer een
patiënt een ernstige infectie of sepsis ontwikkelt, mag geen verdere behandeling met golimumab
plaatsvinden (zie rubriek 4.3).
Golimumab mag niet worden toegediend aan patiënten met een klinisch belangrijke, actieve infectie.
Wanneer overwogen wordt om bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van
terugkerende infectie golimumab te gebruiken, is voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten op
gepaste wijze geadviseerd worden over, en blootstelling vermijden aan, potentiële risicofactoren voor
infectie.
Patiënten die TNF-blokkers gebruiken zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Bij patiënten die
golimumab kregen is melding gemaakt van bacteriële (waaronder sepsis en pneumonie),
mycobacteriële (waaronder tuberculose), invasieve schimmel- en opportunistische infecties,
waaronder met fatale afloop. Een aantal van deze ernstige infecties is opgetreden bij patiënten die
gelijktijdig een immunosuppressieve behandeling ondergingen die hen, in combinatie met hun
onderliggende aandoening, vatbaar gemaakt zou kunnen hebben voor infecties. Patiënten die tijdens de
behandeling met golimumab een nieuwe infectie ontwikkelen, dienen nauwgezet te worden gevolgd
en een volledige diagnostische beoordeling te ondergaan. Als een patiënt een nieuwe ernstige infectie
of sepsis ontwikkelt, moet de toediening van golimumab worden gestaakt en moet behandeling met
passende antimicrobiële of antischimmelmiddelen worden gestart tot de infectie onder controle is.
Bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in een gebied waar invasieve schimmelinfecties als
histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose endemisch zijn, moeten de voordelen en risico's
van behandeling met golimumab zorgvuldig worden afgewogen alvorens te starten met de behandeling
met golimumab. Bij risicopatiënten die met golimumab worden behandeld, moet aan een invasieve
schimmelinfectie worden gedacht als deze patiënten een ernstige systemische ziekte ontwikkelen. De
diagnose en toediening van empirische antifungale therapie moeten bij deze patiënten, indien
mogelijk, worden gedaan in overleg met een arts die ervaren is in de behandeling van invasieve
schimmelinfecties.
Tuberculose
Er is melding gemaakt van tuberculose bij patiënten die golimumab kregen. Er moet worden
opgemerkt dat tuberculose in het merendeel van deze gevallen extrapulmonaal was en zich
manifesteerde als een plaatselijk optredende of gedissemineerde ziekte.
Voordat met behandeling met golimumab wordt begonnen, dienen alle patiënten te worden
gecontroleerd op zowel actieve als inactieve (`latente') tuberculose. Bij deze controle moet een
gedetailleerde medische voorgeschiedenis met een persoonlijke voorgeschiedenis van tuberculose of
mogelijk eerdere blootstelling aan tuberculose, en vroegere en/of huidige immunosuppressieve
behandeling worden opgesteld. Bij alle patiënten moeten geschikte screeningsonderzoeken, d.w.z.
tuberculinehuid- of bloedtest en een thoraxfoto, worden uitgevoerd (er kunnen lokale aanbevelingen
van toepassing zijn). Er wordt aanbevolen om op de herinneringskaart voor patiënten te vermelden
welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans op een
fout-negatieve uitslag van de tuberculinehuidtest, met name bij patiënten die ernstig ziek zijn of bij
wie het immuunsysteem onderdrukt is.
Als actieve tuberculose wordt vastgesteld, dient niet te worden gestart met de behandeling met
golimumab (zie rubriek 4.3).
Als inactieve (`latente') tuberculose wordt vastgesteld, moet eerst gestart worden met
anti-tuberculosetherapie ter behandeling van latente tuberculose, overeenkomstig de lokale
aanbevelingen, alvorens begonnen kan worden met de behandeling met golimumab.
Bij patiënten bij wie sprake is van meerdere of significante risicofactoren voor tuberculose en bij wie
de uitslag van de test voor latente tuberculose negatief was, moet anti-tuberculosebehandeling
overwogen worden voorafgaand aan het gebruik van golimumab. Het gebruik van
anti-tuberculosebehandeling voorafgaand aan de behandeling met golimumab moet ook overwogen
worden bij patiënten die een voorgeschiedenis hebben van latente of actieve tuberculose en bij wie een
toereikend verloop van de behandeling niet bevestigd kan worden.
Er hebben zich gevallen van actieve tuberculose voorgedaan bij patiënten behandeld met golimumab
tijdens en na de behandeling van latente tuberculose. Patiënten die golimumab krijgen, moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van actieve tuberculose, inclusief
patiënten die negatief werden getest op latente tuberculose, patiënten die worden behandeld voor
latente tuberculose of patiënten die eerder werden behandeld voor tuberculose-infectie.
Alle patiënten moeten geïnformeerd worden dat zij medisch advies moeten inwinnen als tijdens of na
de behandeling met golimumab klachten/verschijnselen optreden die kunnen wijzen op tuberculose
(bijvoorbeeld aanhoudende hoest, vermagering/gewichtsverlies, lichte koorts).
Reactivering van het hepatitis B-virus
Reactivering van hepatitis B is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren
(positief voor het oppervlakte-antigeen) en TNF-antagonisten, waaronder golimumab, kregen.
Sommige gevallen kenden een dodelijke afloop.
Patiënten moeten vóór aanvang van de behandeling met golimumab op HBV-infectie worden getest.
Voor patiënten die positief voor HBV-infectie testen, wordt aanbevolen te overleggen met een arts die
deskundig is in de behandeling van hepatitis B.
Dragers van het hepatitis B-virus (HBV) die met golimumab behandeld moeten worden, dienen tijdens
de behandeling en gedurende een aantal maanden na beëindiging van de behandeling nauwlettend te
worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van een actieve hepatitis B-infectie. Toereikende
gegevens zijn niet beschikbaar over de behandeling van dragers van HBV die gelijktijdig met een
TNF-antagonisten-behandeling antivirale middelen krijgen om reactivering van HBV te voorkomen.
Bij patiënten bij wie reactivering van HBV optreedt, dient het gebruik van golimumab te worden
stopgezet en moet begonnen worden met effectieve antivirale behandeling en een passende
ondersteunende behandeling.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen
Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van
maligniteiten. Op basis van de huidige kennis kan niet worden uitgesloten dat patiënten die met
TNF-antagonisten behandeld worden een mogelijk risico hebben op het ontwikkelen van lymfomen,
leukemie of andere maligniteiten. Wanneer overwogen wordt om behandeling met TNF-blokkers toe
te passen bij patiënten met een voorgeschiedenis van maligniteiten of om de behandeling voort te
zetten bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen, is voorzichtigheid geboden.
Maligniteit bij kinderen
Maligniteiten, soms fataal, zijn gemeld bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (tot 22 jaar)
behandeld met TNF-blokkers (start van de behandeling 18 jaar) in de postmarketingsituatie.
Ongeveer in de helft van de gevallen ging het om een lymfoom. De andere gevallen betroffen een
aantal verschillende maligniteiten, waaronder zeldzame maligniteiten die gewoonlijk in verband
Lymfoom en leukemie
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische onderzoeken met alle TNF-blokkers,
waaronder golimumab, werden bij patiënten die anti-TNF-behandeling kregen meer gevallen van
lymfoom waargenomen dan bij patiënten uit de controlegroep. Bij het klinische fase IIb- en fase
III-onderzoek met Simponi bij RA, PsA en AS was de incidentie van lymfomen bij de patiënten die
met golimumab werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. Er zijn
gevallen van leukemie gemeld bij patiënten die behandeld werden met golimumab. Er is een verhoogd
achtergrondrisico op lymfoom en leukemie bij patiënten met reumatoïde artritis waarbij sprake is van
een langdurig aanhoudende, zeer actieve ontstekingsziekte. Dit maakt de risicoschatting moeilijk.
Na het in de handel brengen zijn zeldzame gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL)
gemeld bij patiënten die behandeld werden met andere TNF-blokkers (zie rubriek 4.8). Deze zeldzame
vorm van T-cellymfoom kent een zeer agressief ziekteverloop en is meestal fataal. Het merendeel van
de gevallen werd gemeld bij adolescente en jongvolwassen mannen die bijna allemaal gelijktijdig
werden behandeld met azathioprine (AZA) of 6-mercaptopurine (6-MP) voor inflammatoire
darmziekten. Het potentiële risico van de combinatie van AZA of 6-MP met golimumab dient
zorgvuldig te worden afgewogen. Een risico op het ontwikkelen van hepatosplenisch T-cellymfoom
bij patiënten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Bij de placebogecontroleerde onderdelen van klinische fase IIb- en fase III-onderzoeken met Simponi
bij RA, PsA, AS en UC was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering
van niet-melanome huidkanker) bij de golimumab- en de controlegroep vergelijkbaar.
Colondysplasie/coloncarcinoom
Het is niet bekend of behandeling met golimumab invloed heeft op het risico om dysplasie of
coloncarcinoom te ontwikkelen. Alle patiënten met colitis ulcerosa met een verhoogd risico op
dysplasie of coloncarcinoom (bijvoorbeeld patiënten met een reeds lang bestaande colitis ulcerosa of
primaire scleroserende cholangitis), of die een voorgeschiedenis van dysplasie of coloncarcinoom
hebben, moeten met regelmatige intervallen vóór de behandeling en tijdens hun ziekteverloop
gescreend worden op dysplasie. Deze evaluatie moet bestaan uit colonoscopie en biopsieën in
overeenstemming met lokale aanbevelingen. Bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde dysplasie die
worden behandeld met golimumab, moeten de risico's en voordelen voor de individuele patiënt
zorgvuldig worden beoordeeld en moet er een afweging worden gemaakt of de therapie moet worden
voortgezet.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van golimumab bij patiënten
met ernstig persisterend astma werden bij patiënten die behandeld werden met golimumab meer
maligniteiten gemeld dan bij patiënten uit de controlegroep (zie rubriek 4.8). De betekenis van deze
bevinding is onbekend.
Bij een verkennend klinisch onderzoek ter beoordeling van het gebruik van een ander
anti-TNF-middel, infliximab, bij patiënten met matige tot ernstige chronische obstructieve longziekte
(COPD), werden bij patiënten die met infliximab behandeld werden meer maligniteiten, overwegend
in de longen en het hoofd-halsgebied, gemeld dan bij de patiënten uit de controlegroep. Alle patiënten
hadden een voorgeschiedenis van zwaar roken. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het gebruik van
een TNF-antagonist bij patiënten die lijden aan COPD en bij patiënten die doordat zij veel hebben
gerookt een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van maligniteiten.
Huidkanker
Bij patiënten behandeld met TNF-blokkerende stoffen, waaronder golimumab, zijn melanomen en
Merkelcelcarcinomen gerapporteerd (zie rubriek 4.8). Periodiek onderzoek van de huid wordt
aanbevolen, in het bijzonder bij patiënten met risicofactoren voor huidkanker.
Neurologische voorvallen
Het gebruik van TNF-blokkers, waaronder golimumab, is in verband gebracht met gevallen van nieuw
optreden of exacerbatie van de klinische symptomen en/of op röntgenfoto's aantoonbare klachten van
aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het centrale zenuwstelsel, waaronder multipele
sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Bij patiënten met bestaande of onlangs
opgetreden demyeliniserende aandoeningen dienen de voordelen en risico's van anti-TNF-behandeling
zorgvuldig te worden afgewogen alvorens te beginnen met de behandeling met golimumab. Als deze
aandoeningen optreden, moet worden overwogen golimumab stop te zetten (zie rubriek 4.8).
Chirurgische ingrepen
Er is beperkte ervaring wat betreft de veiligheid van behandeling met golimumab bij patiënten die
chirurgische ingrepen, waaronder artroplastiek, hebben ondergaan. Bij het plannen van een
chirurgische ingreep moet rekening gehouden worden met de lange halfwaardetijd. Een patiënt die
tijdens de behandeling met golimumab een chirurgische ingreep moet ondergaan, dient zorgvuldig te
worden gecontroleerd op infecties en passende maatregelen moeten worden genomen.
Immunosuppressie
Aangezien TNF een belangrijke rol speelt bij het tot stand brengen van ontstekingsprocessen en de
regulatie van cellulaire immunoresponsen, bestaat er een mogelijkheid dat TNF-blokkers, waaronder
golimumab, bij de gastheer het afweersysteem tegen infecties en maligniteiten aantasten.
Auto-immuunprocessen
De relatieve TNF-deficiëntie als gevolg van anti-TNF-behandeling kan een auto-immuunproces in
gang zetten. Indien een patiënt na behandeling met golimumab symptomen krijgt die een lupusachtig
syndroom doen vermoeden, en aantoonbaar over antilichamen tegen dubbelstrengig DNA beschikt,
dient de behandeling met golimumab te worden stopgezet (zie rubriek 4.8).
Hematologische reacties
Er zijn meldingen geweest van pancytopenie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, aplastische
anemie en trombocytopenie bij patiënten die TNF-blokkers gebruiken, waaronder golimumab. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken wanneer zij klachten en
verschijnselen ontwikkelen die duiden op bloeddyscrasiën (bijvoorbeeld aanhoudende koorts, blauwe
plekken, bloedingen, bleke gelaatskleur). Het beëindigen van de golimumab behandeling dient te
worden overwogen bij patiënten met vastgestelde significante hematologische afwijkingen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en anakinra
Ernstige infecties en neutropenie zonder extra klinisch voordeel zijn gezien tijdens klinische
onderzoeken waarbij anakinra en een andere TNF blokker, etanercept, gelijktijdig werden gebruikt.
Vanwege de aard van de ongewenste effecten die gezien werden bij deze combinatietherapie, kan
vergelijkbare toxiciteit ook optreden bij de combinatie van anakinra met andere TNF-blokkers. De
combinatie van golimumab en anakinra wordt daarom niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept
Tijdens klinische onderzoeken is gelijktijdige toediening van TNF-antagonisten en abatacept,
vergeleken met TNF-antagonisten alleen, in verband gebracht met een verhoogde kans op infecties,
waaronder ernstige infecties, zonder klinisch voordeel. De combinatie van golimumab en abatacept
wordt daarom niet aanbevolen.
Wisselen tussen biologische disease modifying anti-rheumatic drugs (DMARD's)
Voorzichtigheid is geboden en patiënten moeten onder toezicht blijven bij het overstappen van het ene
biologische geneesmiddel op het andere, omdat overlappende biologische activiteit de kans op
bijwerkingen, waaronder infecties, verder kan vergroten.
Vaccinaties/therapeutische infectieuze agentia
Patiënten die met golimumab behandeld worden mogen tijdens hun behandeling gevaccineerd worden,
maar niet met levende vaccins (zie rubrieken 4.5 en 4.6). Van patiënten die anti-TNF-therapie
ontvangen, zijn er beperkte gegevens beschikbaar over de respons op een vaccinatie met levende
vaccins of op de secundaire overdracht van infecties door levende vaccins. Het gebruik van levende
vaccins kan resulteren in klinische infecties, waaronder gedissemineerde infecties.
Ander gebruik van therapeutische infectieuze agentia zoals levende verzwakte bacteriën (bijvoorbeeld
BCG-blaasinstillatie voor de behandeling van kanker) kan resulteren in klinische infecties waaronder
gedissemineerde infecties. Het wordt aangeraden therapeutische infectieuze agentia niet gelijktijdig
met golimumab toe te dienen.
Allergische reacties
Sinds de introductie van het geneesmiddel zijn ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld
(waaronder anafylactische reactie) na toediening van golimumab. Sommige van deze reacties traden
op na de eerste toediening van golimumab. Indien een anafylactische reactie of een andere ernstige
allergische reactie optreedt, dient de toediening van golimumab direct te worden beëindigd en moet er
een passende behandeling worden gestart.
Overgevoeligheid voor latex
De naaldbescherming van de voorgevulde pen of voorgevulde spuit is vervaardigd van droog
natuurlijk rubber dat latex bevat en kan bij personen die overgevoelig zijn voor latex allergische
reacties veroorzaken.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Bij de fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS en UC werden tussen de patiënten van 65 jaar of ouder
die golimumab kregen en de jongere patiënten over het geheel genomen geen verschillen
waargenomen met betrekking tot de ongewenste effecten (AEs), ernstige ongewenste effecten (SAEs)
en ernstige infecties. Voorzichtigheid is echter geboden bij de behandeling van ouderen en speciale
aandacht dient te worden besteed aan het optreden van infecties. Het nr-Axiale SpA-onderzoek is niet
uitgevoerd bij patiënten van 45 jaar of ouder.
Nier- en leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd die specifiek gericht waren op het gebruik van golimumab bij
patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van
golimumab bij personen met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Hulpstoffen
Simponi bevat sorbitol (E420). Bij patiënten met zeldzame erfelijke problemen van fructose-
intolerantie, dient rekening gehouden te worden met het additieve effect van gelijktijdig toegediende
producten die sorbitol (of fructose) bevatten en inname van sorbitol (of fructose) via de voeding (zie
rubriek 2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik met andere biologische geneesmiddelen
Het gebruik van golimumab in combinatie met andere biologische geneesmiddelen die worden
gebruikt voor de behandeling van dezelfde aandoeningen als waarvoor golimumab wordt gebruikt,
waaronder anakinra en abatacept, wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Levende vaccins/therapeutische infectieuze agentia
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Therapeutische infectieuze agentia mogen niet gelijktijdig met golimumab worden toegediend (zie
rubriek 4.4).
Methotrexaat
Hoewel gelijktijdig gebruik van MTX bij patiënten met RA, PsA of AS leidt tot hogere steady-state
dalconcentraties van golimumab, wijzen de onderzoeksgegevens er niet op dat de golimumab- of de
MTX-dosering moet worden aangepast (zie rubriek 5.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Om zwangerschap te voorkomen moeten vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie gebruiken en het gebruik daarvan tot ten minste zes maanden na de laatste behandeling
met golimumab voortzetten.
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van golimumab bij zwangere vrouwen. Doordat
golimumab TNF remt, zou toediening van golimumab tijdens de zwangerschap de normale
immuunreacties van de pasgeborene kunnen beïnvloeden. In dierstudies worden geen aanwijzingen
gevonden voor directe of indirecte schadelijke effecten op de zwangerschap, op de embryonale/foetale
ontwikkeling, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Het gebruik van
golimumab bij zwangere vrouwen wordt niet aanbevolen; zwangere vrouwen mogen golimumab
alleen krijgen indien strikt noodzakelijk.
Golimumab passeert de placenta. Na behandeling tijdens de zwangerschap met een TNF-blokkerend
monoklonaal antilichaam, is het antilichaam in het serum van de zuigeling gedetecteerd tot 6 maanden
na de geboorte van de zuigeling van de behandelde vrouw. Deze zuigelingen kunnen als gevolg
hiervan een verhoogd risico op infectie hebben. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen die in
utero
zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste
injectie aan de moeder tijdens de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Borstvoeding
Het is niet bekend of golimumab via de moedermelk wordt uitgescheiden of na inname systemisch
wordt geabsorbeerd. Bij apen is aangetoond dat golimumab overgaat in de moedermelk en aangezien
humane immuunglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden, mogen vrouwen tijdens en
gedurende minimaal zes maanden na de behandeling met golimumab geen borstvoeding geven.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Simponi heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Na
toediening van Simponi zou echter duizeligheid kunnen optreden (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC,
was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de
met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab
gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en
opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV-reactivatie, CHF,
auto-immuunprocessen (lupus-achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie
rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en
die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de
aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies
worden gebruikt: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden
( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende
mate van ernst.
Tabel 1
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak: bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis,
laryngitis en rhinitis)
Vaak: bacteriële infecties (zoals cellulitis),
ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties
(zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis,
oppervlakkige schimmelinfecties, abces.
Soms: sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis
Zelden: tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve
schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose,
pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en
protozoïsche infectie), hepatitis B-reactivering, bacteriële
artritis, infectieve bursitis
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd
Soms: neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en
melanocytische naevus(kwaadaardige moedervlek))
Zelden: lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom
Niet bekend: hepatosplenisch T-cellymfoom*, Kaposi-sarcoom
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: leukopenie (waaronder neutropenie), anemie
Soms: trombocytopenie, pancytopenie
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid,
urticaria), auto-antilichaam positief
Zelden: ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder
anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose
Endocriene aandoeningen
Soms: schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie
en struma)
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Soms: verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte
Psychische aandoeningen
Vaak: depressie, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
Soms: evenwichtsstoornissen
Zelden: demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer),
dysgeusie
Oogaandoeningen
Soms: visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien),
conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie)
Hartaandoeningen
Soms: aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen
Zelden: congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering)
Bloedvataandoeningen
Vaak: hypertensie
Soms: trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen
Zelden: syndroom van Raynaud
Ademhalingsstelsel-, borstkas en
mediastinumaandoeningen
Vaak: astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en
bronchiale hyperactiviteit)
Soms: interstitiële longziekte
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak: dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn,
misselijkheid,
maag-darmstelselontstekingsaandoeningen (zoals gastritis en
colitis), stomatitis
Soms: verstopping, gastro-oesofageale reflux
Lever- en galaandoeningen
Vaak: toename van alanine-aminotransferase, toename van
aspartaataminotransferase
Soms: cholelithiase, leveraandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, rash, alopecia, dermatitis
Soms: bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of
verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en
pustulair), urticaria
Zelden: lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan)
Niet bekend: verergeren van symptomen van dermatomyositis
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Zelden: lupusachtig syndroom
Nier- en urinewegaandoeningen
Zelden: blaasaandoeningen, nieraandoeningen
Soms: borstaandoeningen, menstruatiestoornissen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals
erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting,
pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats),
borstongemak
Zelden: verstoorde genezing
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Vaak: botbreuken
* Waargenomen bij andere TNF-blokkers.
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen
weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt
omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor
de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld
kunnen zijn.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de
bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab
behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken
met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1,
64,0). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow-up
van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per
100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 %
van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI:
123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per
100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen
van de onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties
81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met
golimumab.
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden
ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 %
van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase
van de RA-, PsA-, AS- en nr-Axiale SpA onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in
follow-up, 95 %-BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg
groep, 95 %-BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van
de UC-onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de
met golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige
infecties die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten
tuberculose, bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en
andere opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de
gecontroleerde en niet-gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en
TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met
golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per
100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5;
95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow-upperiode van
ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van
niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab- en de controlegroepen. Gedurende de
follow-upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met
uitzondering van niet-melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werd niet-melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde,
10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met
een incidentie (95 %-BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow-up voor de
gecombineerde golimumab-groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet-melanome huidkanker en
lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met
100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per
100 proefpersoonjaren in follow-up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04)
voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0
subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd
door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg
golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab-behandelgroep (n = 230) werden
8 maligniteiten gemeld en in de placebo-behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd
melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet-melanome huidkanker en bij 5 patiënten van
andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 %-BI) van alle
maligniteiten in de golimumab-groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Bij dit
onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 %-BI)
van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet-melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere
maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow-up. Voor proefpersonen in de
placebogroep bedroeg de incidentie (95 %-BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per
100 proefpersoonjaren in follow-up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane
follow-up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die
golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA- en AS-onderzoeken kwam een ALAT-verhoging
van 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde
patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen
bij de PsA-populatie. In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste RA-,
PsA- en AS-onderzoeken met een mediane follow-up van 5 jaar, was de incidentie van een
ALAT-verhoging 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten.
Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen
zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de
gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en
niet-gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van
de belangrijkste UC-onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT-verhogingen 5 x ULN in
vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde
patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de
belangrijkste UC-onderzoeken met een mediane follow-up van ongeveer 2 jaar, was het percentage
patiënten met ALAT-verhogingen 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen
gedurende de onderhoudsfase van het UC onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA-, PsA-, AS en nr-Axiale SpA-onderzoeken is in een RA-onderzoek
niet-infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde
patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect
hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met
golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de
controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de
injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard
en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats
maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb- en/of fase III-onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig
persisterend astma en fase II/III-onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met
golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto-immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet-gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met
een follow-upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 %
van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA-test gevonden (met een titer van 1:160 of
hoger). De ontwikkeling van anti-dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek
negatief waren voor anti-dsDNA, na een follow-up van 1 jaar was 1,1 %.
4.9
Overdosering
Bij een klinisch onderzoek zijn intraveneus enkelvoudige doses tot 10 mg/kg toegediend zonder dat er
een dosisbeperkende toxiciteit optrad. In het geval van overdosering wordt aanbevolen de patiënt te
controleren op eventuele klachten of symptomen van bijwerkingen, en direct een passende
symptomatische behandeling te starten.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva tumornecrosefactor-alfa (TNF) remmers,
ATC-code: L04AB06
Werkingsmechanisme
Golimumab is een humaan monoklonaal antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare
als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNF. Door de vorming van deze stabiele
complexen kan TNF zich niet meer binden aan de TNF-receptoren.
Farmacodynamische effecten
Binding van golimumab aan humaan TNF neutraliseert de expressie van de adhesiemoleculen
E-selectine, vasculaire-celadhesiemolecuul-1 (VCAM-1) en intracellulair adhesiemolecuul-1
(ICAM-1) door humane endotheelcellen, die plaatsvindt onder invloed van TNF. In vitro werd ook
TNF geïnduceerde afgifte van interleukine (IL)-6, IL-8 en granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende
factor (GM-CSF) door humane endotheelcellen geremd door golimumab.
Ten opzichte van placebogroepen werd een verbetering waargenomen in de concentratie
C-reactiefproteïne (CRP) en behandeling met Simponi leidde in vergelijking met de
controlebehandeling tot een significante vermindering van de serumconcentraties van IL-6, ICAM-1,
matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) ten opzichte van de
uitgangssituatie. Daarnaast daalde bij patiënten met RA en AS de TNF-concentratie en bij patiënten
met PsA de IL-8-concentratie. Deze veranderingen werden waargenomen tijdens het eerste
beoordelingsmoment (week 4) na de eerste Simponi-toediening, en bleven doorgaans bestaan tot
tenminste het einde van week 24.
Klinische werkzaamheid
Reumatoïde artritis
De werkzaamheid van Simponi is aangetoond in drie multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken waaraan meer dan 1500 patiënten 18 jaar deelnamen bij wie
minimaal 3 maanden voorafgaand aan de screening volgens de criteria van de American College of
Rheumatology (ACR) matige tot ernstige actieve RA was vastgesteld. De patiënten hadden minimaal
4 gezwollen en 4 gevoelige gewrichten. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek vond beoordeling plaats van 444 patiënten die ondanks
behandeling met een stabiele dosis MTX van minimaal 15 mg/week actieve RA hadden en niet eerder
met een anti-TNF-middel waren behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling
met placebo + MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo.
Na 24 weken werden patiënten in de placebo + MTX groep overgezet op Simponi 50 mg + MTX. Na
52 weken, werd de behandeling voortgezet in een langetermijn open-label extensie studie.
In GO-BEFORE werden 637 patiënten met actieve RA beoordeeld die MTX-naïef waren en niet
eerder met een anti-TNF-middel waren behandeld. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo +
MTX, Simponi 50 mg + MTX, Simponi 100 mg + MTX of Simponi 100 mg + placebo. In week 52
begonnen de patiënten aan een langdurige open-label extensie waarin patiënten die placebo + MTX
kregen en die minstens 1 pijnlijk of gezwollen gewricht hadden, werden overgezet naar Simponi
50 mg + MTX.
In GO-FORWARD waren de (co-)primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 14 een
ACR 20-respons had bereikt en de verbetering met betrekking tot de Health Assessment Questionnaire
(HAQ) in week 24 ten opzichte van de uitgangssituatie. In GO-AFTER was het primaire eindpunt het
percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had bereikt. In GO-BEFORE waren de
co-primaire eindpunten het percentage patiënten dat in week 24 een ACR 50-respons had bereikt en de
verandering in de van der Heijde-modified Sharp (vdH-S)-score in week 52 ten opzichte van de
uitgangssituatie. Naast de beoordeling voor het primaire eindpunt (en) werden er ook andere
beoordelingen uitgevoerd, die betrekking hadden op de invloed van behandeling met Simponi op
tekenen en symptomen van artritis, radiografische respons, lichamelijk functioneren en de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.
Over het algemeen werden er geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen
tussen Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's gecombineerd met MTX tot ten minste einde van
week 104 in GO-FORWARD en GO-BEFORE en tot einde week 24 in GO-AFTER. Volgens de
studie-opzet mochten in elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet
worden tussen de 50 mg en 100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste ACR-resultaten voor de dosering van 50 mg Simponi na 14, 24 en 52 weken voor
GO-FORWARD, GO-AFTER en GO-BEFORE worden weergegeven in Tabel 2 en hieronder
beschreven. Deze responsen werden waargenomen tijdens het eerste beoordelingsmoment (week 4) na
de eerste Simponi-toediening.
In GO-FORWARD, van de 89 patiënten die gerandomiseerd werden naar behandeling met Simponi
50 mg + MTX kregen 48 patiënten deze behandeling nog in week 104. Van deze patiënten toonden 40,
33 en 24 patiënten een ACR-respons van respectievelijk 20/50/70 in week 104. Onder de patiënten die
in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare ACR 20/50/70 responsen
gezien van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-AFTER-onderzoek was het percentage patiënten dat een ACR 20-respons kreeg hoger
voor patiënten die Simponi kregen dan voor patiënten die placebo kregen, onafhankelijk van de
opgegeven reden voor het stopzetten van één of meer eerdere anti-TNF-behandelingen.
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit de gecontroleerde delen van GO-FORWARD,
GO-AFTER en GO-BEFORE
GO-FORWARD
GO-AFTER
GO-BEFORE
Actieve RA ondanks
Actieve RA, eerder
Actieve RA, MTX-naïef
MTX
behandeld met één of meer
anti-TNF-middelen
Simponi
Simponi
Placebo
50 mg
Placebo
50 mg
+
+
Simponi
+
+
MTX
MTX
Placebo
50 mg
MTX
MTX
na
133
89
150
147
160
159
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
33 %
55 %*
18 %
35 %*
NA
NA
Week 24
28 %
60 %*
16 %
31 %
49 %
62 %
p = 0,002
Week 52
NA
NA
NA
NA
52 %
60 %
ACR 50
Week 14
10 %
35 %*
7 %
15 %
NA
NA
p = 0,021
Week 24
14 %
37 %*
4 %
16 %*
29 %
40 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
36 %
42 %
ACR 70
Week 14
4 %
14 %
2 %
10 %
NA
NA
p = 0,008
p = 0,005
Week 24
5 %
20 %*
2 %
9 % p = 0,009
16 %
24 %
Week 52
NA
NA
NA
NA
22 %
28 %
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
* p 0,001
NA: Niet van toepassing
In GO-BEFORE was de primaire analyse bij patiënten met matige tot ernstige reumatoïde artritis
(gecombineerde Simponi 50 en 100 mg + MTX-groepen vs MTX alleen voor ACR50) in week 24 niet
statistisch significant (p = 0,053). In week 52 in de algehele populatie was het percentage patiënten in
de groep met Simponi 50 mg + MTX dat een ACR-respons bereikte over het algemeen hoger maar
niet significant anders dan bij MTX alleen (zie Tabel 2). Verdere analyses werden verricht in
subgroepen die representatief waren voor de geïndiceerde populatie patiënten met ernstige, actieve en
progressieve RA. In de geïndiceerde populatie werd een over het algemeen groter effect van Simponi
50 mg + MTX versus MTX alleen aangetoond dan in de algehele populatie.
In het GO-FORWARD- en GO-AFTER-onderzoek werden klinisch relevante en statistisch
significante responsen wat betreft de Disease Activity Score (DAS)28 waargenomen op ieder vooraf
gespecificeerd tijdstip, in week 14 en in week 24 (p 0,001). Bij patiënten die dezelfde Simponi
behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleven de
DAS28 responsen behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde
week 256.
In GO-BEFORE werd een belangrijke klinische respons gemeten, gedefinieerd als de instandhouding
van een ACR 70-respons gedurende een ononderbroken periode van 6 maanden. In week 52 bereikte
15 % van de patiënten in de groep met Simponi 50 mg + MTX een belangrijke klinische respons tegen
7 % van de patiënten in de groep met placebo + MTX (p = 0,018). Van de 159 naar Simponi 50 mg +
MTX gerandomiseerde deelnemers waren er in week 104 nog 96 op behandeling. Daarvan hadden 85,
66 resp. 53 patiënten in week 104 een ACR-respons van 20/50/70. Onder de patiënten die in de studie
Radiografische respons
In GO-BEFORE werd de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie in vdH-S-score, een
samengestelde score voor structurele schade waarbij radiografisch het aantal en de omvang van
gewrichtserosies en de mate van vernauwing van de gewrichtsspleet in handen/polsen en voeten wordt
gemeten, gebruikt om de mate van structurele schade te beoordelen. De belangrijkste resultaten voor
de dosis Simponi 50 mg in week 52 staan in Tabel 3.
Het aantal patiënten met geen nieuwe erosies of een verandering ten opzichte van de uitgangssituatie
in totale vdH-S-Score 0 was in de met Simponi behandelde groep significant hoger dan in de
controlegroep (p = 0,003). De in week 52 waargenomen radiografische effecten hielden tot en met
week 104 aan. Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de
radiografische effecten vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Tabel 3
Radiografische gemiddelde (SD) veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie in totale
vdH-S-score in week 52 in de algehele populatie van GO-BEFORE
Placebo + MTX
Simponi 50 mg + MTX
n a
160
159
Totale score
Uitgangssituatie
19,7 (35,4)
18,7 (32,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
1,4 (4,6)
0,7 (5,2)*
Erosiescore
Uitgangssituatie
11,3 (18,6)
10,8 (17,4)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,7 (2,8)
0,5 (2,1)
JSN-score
Uitgangssituatie
8,4 (17,8)
7,9 (16,1)
Verandering t.o.v.
uitgangssituatie
0,6 (2,3)
0,2 (2,0)**
a
n verwijst naar gerandomiseerde patiënten
* p = 0,015
** p = 0,044
Lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
Het lichamelijk functioneren en de mate van belemmering van het dagelijks functioneren werden bij
het GO-FORWARD- en het GO-AFTER-onderzoek gehanteerd als een afzonderlijk eindpunt, waarbij
gebruik werd gemaakt van de 'Disability Index' van de HAQ DI. Bij deze onderzoeken heeft Simponi
in week 24 in vergelijking met de controlegroep een klinisch belangrijke en statistisch significante
verbetering laten zien met betrekking tot de HAQ DI ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij
patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als waarnaar ze gerandomiseerd waren bij
de start van de studie, bleef de verbetering in HAQ DI behouden tot en met week 104. Onder de
patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was de verbetering in HAQ DI
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Bij het GO-FORWARD-onderzoek werden, op basis van de score voor de lichamelijke component
van de SF-36, in vergelijking met placebo voor patiënten behandeld met Simponi klinisch belangrijke
en statistisch significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot de gezondheidsgerelateerde
kwaliteit van leven in week 24. Bij patiënten die dezelfde Simponi behandeling bleven krijgen als
waarnaar ze gerandomiseerd waren bij de start van de studie, bleef verbetering van de SF-36
lichamelijke component behouden tot en met week 104. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, was de verbetering van de SF-36 lichamelijke component
vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256. Bij het GO-FORWARD- en het
Artritis psoriatica
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-REVEAL) waaraan 405 volwassen patiënten
deelnamen die ondanks behandeling met niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID's) of
DMARD-behandeling leden aan actieve PsA ( 3 gezwollen gewrichten en 3 gevoelige gewrichten).
Bij deze patiënten was minimaal 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek PsA vastgesteld en was
sprake van ten minste milde psoriasis. Aan het onderzoek namen patiënten met elk subtype van artritis
psoriatica deel, inclusief polyarticulaire artritis zonder reumanoduli (43 %), asymmetrische perifere
artritis (30 %), distale interfalangeale (DIP) gewrichtsartritis (15 %), spondylitis met perifere artritis
(11 %) en artritis mutilans (1 %). Eerdere behandeling met een anti-TNF-middel was niet toegestaan.
Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten kregen gerandomiseerd
placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg toegewezen. Patiënten die placebo kregen, werden na
week 24 overgezet naar Simponi 50 mg. De patiënten begonnen in week 52 aan een langdurige
open-label extensie.
Ongeveer 48 % van de patiënten bleef een stabiele dosering methotrexaat ( 25 mg/week) gebruiken.
De co-primaire eindpunten waren het percentage patiënten dat in week 14 een ACR 20-respons had
bereikt en verandering t.o.v. baseline in totale voor PsA aangepaste vdH-S-score in week 24.
Over het algemeen werden geen klinisch relevante verschillen in werkzaamheid waargenomen tussen
de Simponi 50 mg en 100 mg doseerschema's tot einde week 104. Volgens de studie-opzet mochten in
elke van de RA-studies de patiënten in de langetermijn extensie overgezet worden tussen de 50 mg en
100 mg Simponi doses, dit ter beoordeling van de studie-arts.
Klachten en verschijnselen
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg in de weken 14 en 24 worden weergegeven in
Tabel 4 en hieronder beschreven.
Tabel 4
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-REVEAL-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
na
113
146
Responders, % patiënten
ACR 20

Week 14
9 %
51 %
Week 24
12 %
52 %
ACR 50
Week 14
2 %
30 %
Week 24
4 %
32 %
ACR 70
Week 14
1 %
12 %
Week 24
1 %
19 %
PASIb 75c
Week 14
3 %
40 %
Week 24
1 %
56 %
* p < 0,05 voor alle vergelijkingen;
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per moment verschillen.
b
Psoriasis Area and Severity Index
c
Gebaseerd op de subset van patiënten met een BSA 3 % in de uitgangssituatie, 79 patiënten (69,9 %) in de
placebogroep en 109 (74,3 %) in de groep die Simponi 50 mg kreeg.
Statistisch significante responsen in DAS28 werden ook gezien in weken 14 en 24 (p < 0,05).
Bij de met Simponi behandelde patiënten werden in week 24 verbeteringen waargenomen met
betrekking tot de parameters van de voor artritis psoriatica kenmerkende perifere activiteit (zoals het
aantal gezwollen gewrichten, het aantal pijnlijke/gevoelige gewrichten, dactylitis en enthesitis).
Behandeling met Simponi leidde tot een significante verbetering in het aan de hand van de HAQ DI
beoordeelde lichamelijk functioneren, en tot een significante verbetering in de
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die beoordeeld werd aan de hand van de
SF-36-samenvattende scores met betrekking tot de lichamelijke en de geestelijke component. Bij de
patiënten die doorgingen met de behandeling met Simponi waaraan ze aan het begin van de studie
waren toegewezen, werd tot en met week 104 een DAS28- en HAQ DI-respons gehandhaafd. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, waren de DAS28 en HAQ DI
responsen vergelijkbaar van week 104 tot einde week 256.
Radiografische respons
Structurele schade in zowel handen als voeten werd radiografisch beoordeeld aan de hand van
verandering t.o.v. baseline in vdH-S-score, aangepast voor PsA door toevoeging van distale
interfalangeale (DIP) gewrichten van de hand.
Behandeling met Simponi 50 mg verminderde de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade
vergeleken met de placebobehandeling in week 24, gemeten aan de hand van verandering t.o.v.
baseline in totale aangepaste vdH-S-score (gemiddelde ± SD-score was 0,27 ± 1,3 in de placebogroep
tegen -0,16 ± 1,3 in de Simponi-groep; p = 0,011). Van de 146 naar Simponi 50 mg gerandomiseerde
patiënten waren voor 126 patiënten röntgengegevens na 52 weken beschikbaar; van hen vertoonde
77 % geen progressie t.o.v. baseline. In week 104 waren er röntgengegevens beschikbaar voor
114 patiënten; 77 % vertoonde geen progressie t.o.v. baseline. Onder de patiënten die in de studie
bleven en behandeld werden met Simponi, vertoonden vergelijkbare aantallen patiënten geen
progressie t.o.v. baseline van week 104 tot einde week 256.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi zijn beoordeeld in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-RAISE) waaraan 356 volwassen patiënten
deelnamen met actieve spondylitis ankylosans (gedefinieerd als een Bath Ankylosing Spondylitis
Disease Activity Index (BASDAI) van 4 en een VAS-score voor totale rugpijn van 4 op een schaal
van 0 tot 10 cm). De patiënten die aan dit onderzoek deelnamen hadden ondanks huidige of eerdere
behandeling met NSAID's of DMARD's een actieve ziekte en waren niet eerder behandeld met
anti-TNF-middelen. Elke 4 weken werd subcutaan Simponi of placebo toegediend. De patiënten
werden gerandomiseerd toegewezen aan placebo, Simponi 50 mg of Simponi 100 mg en mochten hun
DMARD-behandeling (MTX, SSZ en/of HCQ) voortzetten. Het primaire eindpunt was het percentage
patiënten dat in week 14 een Ankylosing Spondylitis Assessment Study Group (ASAS) 20-respons
had bereikt. Tot en met week 24 werden er placebogecontroleerde werkzaamheidsgegevens verzameld
en geanalyseerd.
De belangrijkste resultaten voor de dosering van 50 mg worden weergegeven in Tabel 5 en hieronder
beschreven. Over het algemeen werden er voor de uitkomstmaten voor de werkzaamheid geen klinisch
Tabel 5
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het GO-RAISE-onderzoek
Simponi
Placebo
50 mg*
na
78
138
Responders, % patiënten
ASAS 20

Week 14
22 %
59 %
Week 24
23 %
56 %
ASAS 40
Week 14
15 %
45 %
Week 24
15 %
44 %
ASAS 5/6
Week 14
8 %
50 %
Week 24
13 %
49 %
* p 0,001 voor alle vergelijkingen
a
n verwijst naar het aantal gerandomiseerde patiënten; het aantal patiënten dat daadwerkelijk bij de verschillende
eindpunten kon worden beoordeeld kan per meetpunt verschillen.
Onder de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, was het percentage
patiënten met een ASAS 20 en ASAS 40 respons vergelijkbaar van week 24 tot einde week 256.
In week 14 en week 24 werden ook statistisch significante responsen waargenomen met betrekking tot
de BASDAI 50, 70 en 90 (p 0,017). Verbeteringen in de belangrijkste maten voor ziekteactiviteit
werden waargenomen tijdens de eerste beoordeling (week 4) na de eerste Simponi-toediening en
bleven bestaan tot tenminste het einde van week 24. Onder de patiënten die in de studie bleven en
behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare veranderingssnelheden t.o.v. baseline in
BASDAI gezien van week 24 tot einde week 256. Bij beoordeling van de ASAS 20-responsen in
week 14 werd bij de patiënten een constante werkzaamheid waargenomen, onafhankelijk van het
gebruik van DMARD's (MTX, sulfasalazine en/of hydroxychloroquine), antigeen HLA-B27 status en
de CRP-spiegels in de uitgangssituatie.
Behandeling met Simponi resulteerde in significante verbeteringen in het lichamelijk functioneren ten
opzichte van de uitgangssituatie beoordeeld aan de hand van de veranderingen in BASFI in week 14
en 24. Ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, die werd bepaald aan de hand van de
lichamelijke component van de SF-36-score, was significant verbeterd in week 14 en week 24. Onder
de patiënten die in de studie bleven en behandeld werden met Simponi, werden vergelijkbare
verbeteringen in het lichamelijk functioneren en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven gezien
van week 24 tot einde week 256.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis
De veiligheid en werkzaamheid van Simponi werden onderzocht in een multicenter, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (GO-AHEAD) bij 197 volwassen patiënten met ernstig
actieve nr-Axiale SpA (gedefinieerd als patiënten die voldoen aan de ASAS-classificatiecriteria voor
axiale spondyloartritis maar die niet voldeden aan de aangepaste New York-criteria voor AS).
Patiënten die deelnamen aan dit onderzoek hadden een actieve ziekte (gedefinieerd als een BASDAI
4 en een Visuele Analoge Schaal (VAS) 4 voor totale rugpijn, elk op een schaal van 0-10 cm)
ondanks een huidige of eerdere behandeling met NSAID en die niet eerder zijn behandeld met
biologische middelen waaronder anti-TNF-therapie. Patiënten werden gerandomiseerd naar placebo of
Simponi 50 mg, subcutaan toegediend elke 4 weken. In week 16 gingen patiënten een open-label
periode in waarin alle patiënten Simponi 50 mg kregen, subcutaan toegediend elke 4 weken, tot en met
week 48 met beoordeling op werkzaamheid uitgevoerd tot en met week 52 en follow-up op veiligheid
tot en met week 60. Ongeveer 93 % van de patiënten die bij de aanvang van de open-labelverlenging
Tabel 6
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit GO-AHEAD op week 16
Verbeteringen in tekenen en symptomen
Objectieve Tekenen van Infectie
All Treated populatie (AT)
populatie (OSI)
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
na
100
97
80
78
Responders, % patiënten
ASAS 20
40 %
71 %**
38 %
77 %**
ASAS 40
23 %
57 %**
23 %
60 %**
ASAS 5/6
23 %
54 %**
23 %
63 %**
ASAS Partial Remission
18 %
33 %*
19 %
35 %*
ASDAS-C b < 1,3
13 %
33 %*
16 %
35 %*
BASDAI 50
30 %
58 %**
29 %
59 %**
Remming van infectie in sacro-iliacale (SI) gewrichten gemeten via MRI
Placebo
Simponi 50 mg
Placebo
Simponi 50 mg
n C
87
74
69
61
Mediaanverandering in
SPARCCd MRI
score voor sacro-iliacale
gewrichten
-0,9
-5,3**
-1,2
-6,4**
a
n geeft gerandomiseerde en behandelde patiënten weer
b
Ankylosing Spondylitis Disease Activity Score C-Reactive Protein (AT-Placebo, N = 90; AT-Simponi 50 mg, N = 88;
OSI-Placebo, N = 71; OSI-Simponi 50 mg, N = 71)
c
n geeft aantal patiënten bij baseline en week 16 MRI gegevens weer
d
SPARCC (Spondyloarthritis Research Consortium of Canada)
** p < 0,0001 voor Simponi vs placebo vergelijkingen
* p < 0,05 voor Simponi vs placebo vergelijking
Statistisch significante verbeteringen in tekenen en symptomen van ernstig actieve nr-Axiale SpA
werden aangetoond bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met placebo op
week 16 (tabel 6). Verbeteringen werden waargenomen bij de eerste beoordeling (week 4) na de
initiële Simponi-toediening. SPARCC-score gemeten via MRI toonde statistisch significante reductie
aan in SI-gewrichtontsteking bij patiënten die behandeld werden met Simponi 50 mg vergeleken met
placebo op week 16 (tabel 6). Pijn beoordeeld met de Total Back Pain en Nocturnal Back Pain VAS
en ziekteactiviteit gemeten via ASDAS-C toonde ook statistisch significante verbetering aan van
baseline tot week 16 bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg vergeleken met placebo
(p < 0,0001).
Statistisch significante verbeteringen in beweeglijkheid van de wervelkolom zoals beoordeeld met
BASMI (Bath Ankylosing Spondylitis Metrology Index) en in lichamelijk functioneren zoals
beoordeeld met de BASFI werden aangetoond bij patiënten die werden behandeld met Simponi 50 mg
vergeleken met patiënten die werden behandeld met placebo (p < 0,0001). Patiënten die met Simponi
werden behandeld ondervonden significant meer verbeteringen in gezondheidgerelateerde kwaliteit
van leven zoals waargenomen via ASQoL, EQ-5D en de lichamelijke en mentale componenten van
SF-36 en ondervonden significant meer verbeteringen in productiviteit, waargenomen als grotere
afname in beperkingen met betrekking tot het uitvoeren van werk (in het algemeen) en activiteiten
zoals onderzocht via de WPAI vragenlijst, dan patiënten die placebo kregen.
Bij zowel de AT- als de OSI-populatie hielden de verbeteringen in de tekenen en symptomen,
beweeglijkheid van de wervelkolom, lichamelijk functioneren, kwaliteit van leven en productiviteit
aan, waargenomen op week 16 bij patiënten die op week 52 nog in het onderzoek waren en behandeld
werden met Simponi 50 mg.
Colitis ulcerosa
De werkzaamheid van Simponi werd onderzocht in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde klinische studies met volwassen patiënten.
De inductiestudie (PURSUIT-Induction) evalueerde patiënten met matig tot ernstig actieve colitis
ulcerosa (Mayo-score 6 ­ 12; endoscopiesubscore 2) die een inadequate respons hadden op, of
conventionele behandelingen niet verdroegen, of die afhankelijk waren van corticosteroïden. In het
dosisbevestigingsonderdeel van de studie werden 761 patiënten gerandomiseerd naar ofwel 400 mg
Simponi s.c. op week 0 en 200 mg op week 2, of 200 mg Simponi s.c. op week 0 en 100 mg op
week 2, of placebo s.c. op weken 0 en 2. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten, corticosteroïden en/of immunomodulerende middelen, waren toegestaan. De
werkzaamheid van Simponi tot en met week 6 werd onderzocht in deze studie.
De resultaten van het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling (PURSUIT-Maintenance) waren
gebaseerd op de evaluatie van 456 patiënten die een klinische respons bereikten na de voorafgaande
inductie met Simponi. Patiënten werden gerandomiseerd naar Simponi 50 mg, Simponi 100 mg of
placebo, subcutaan toegediend elke 4 weken. Gelijktijdig toegediende stabiele doses van orale
aminosalicylaten en/of immunomodulerende middelen waren toegestaan. Corticosteroïden moesten
worden afgebouwd bij aanvang van de onderhoudsstudie. De werkzaamheid van Simponi tot en met
week 54 werd onderzocht in deze studie. Patiënten die het onderzoek naar de onderhoudsbehandeling
tot met week 54 afmaakten, zetten de behandeling voort in een onderzoeksverlenging waarbij
werkzaamheid werd beoordeeld tot en met week 216. De beoordeling op werkzaamheid in de
onderzoeksverlenging was gebaseerd op veranderingen in corticosteroïdegebruik, Physician's Global
Assessment (PGA) op ziekteactiviteit en verbetering in kwaliteit van leven zoals gemeten met de
Inflammatory Bowel Disease Questionnaire (IBDQ).
Tabel 7
Belangrijkste werkzaamheidsuitkomsten uit het PURSUIT-Induction- en het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek
PURSUIT-Induction
Simponi
Placebo
200/100 mg
N = 251
N = 253
Percentage patiënten
Patiënten met klinische respons op
30 %
51 %**
week 6a
Patiënten in klinische remissie op
6 %
18 %**
week 6b
Patiënten met mucosaal herstel op
29 %
42 %**
week 6c
PURSUIT-Maintenance
Simponi
Simponi
Placebod
50 mg
100 mg
N = 154
N = 151
N = 151
Percentage patiënten
Behoud van respons
(Patiënten met klinische respons tot en
31 %
47 %*
50 %**
met week 54)e
16 %
23 %g
28 %*
week 54)f
N = aantal patiënten
** p 0,001
* p 0,01
a
gedefinieerd als een afname van baseline in de Mayo-score met 30 % en 3 punten, vergezeld met een afname in de
rectale bloedingsubscore met 1 of een rectale bloedingsubscore van 0 of 1.
b
Gedefinieerd als een Mayo-score van 2 punten, met geen individuele subscore > 1.
c
Gedefinieerd als 0 of 1 op de endoscopiesubscore van de Mayo-score.
d
Alleen Simponi-inductie.
e
Patiënten werden beoordeeld voor UC-ziekteactiviteit door een gedeeltelijke Mayo-score elke 4 weken (verlies van
respons werd bevestigd door endoscopie). Daarom was een patiënt met behoud van respons in een staat van continue
klinische respons tijdens elke evaluatie tot en met week 54.
f
Een patiënt moest in remissie zijn zowel op week 30 als op week 54 (zonder een verlies van respons tot en met
week 54) om aanhoudende remissie te bereiken.
g
Bij patiënten die minder dan 80 kg wogen, liet een groter percentage patiënten die 50 mg onderhoudsbehandeling
kregen aanhoudende klinische remissie zien vergeleken met diegenen die placebo kregen.
Meer met Simponi behandelde patiënten lieten aanhoudend mucosaal herstel zien (mucosaal herstel op
zowel week 30 als week 54) in de 50 mg-groep (42 %, nominale p < 0,05) en 100 mg-groep (42 %,
p < 0,005) vergeleken met patiënten in de placebogroep (27 %).
Onder de 54 % van de patiënten (247/456) die gelijktijdig corticosteroïden kregen bij aanvang van het
PURSUIT-Maintenance-onderzoek was het percentage patiënten dat klinische respons behield tot en
met week 54, en die geen gelijktijdige corticosteroïden meer kregen op week 54, groter in de
50 mg-groep (38 %, 30/78) en 100 mg-groep (30 %, 25/82) vergeleken met de placebogroep (21 %,
18/87). Het percentage patiënten bij wie het gebruik van corticosteroïden op week 54 geheel
geëlimineerd was, was groter in de 50 mg-groep (41 %, 32/78) en de 100 mg-groep (33 %, 27/82),
vergeleken met de placebogroep (22 %, 19/87). Bij patiënten die deelnamen aan de
onderzoeksverlenging bleef het percentage patiënten dat corticosteroïdevrij bleef in het algemeen
gelijk tot en met week 216.
Patiënten die in de PURSUIT-Induction-onderzoeken op week 6 geen klinische respons bereikten
kregen in het PURSUIT-Maintenance-onderzoek iedere 4 weken Simponi 100 mg toegediend. Op
week 14 bereikte 28 % van deze patiënten een respons gedefinieerd door een gedeeltelijke Mayo-score
(verlaagd met 3 punten vergeleken met de start van inductie). Op week 54 waren de klinische
uitkomsten die bij deze patiënten waren waargenomen vergelijkbaar met de klinische uitkomsten die
gemeld waren bij patiënten die op week 6 een klinische respons hadden bereikt.
In week 6 verbeterde Simponi significant de kwaliteit van leven, gemeten ten opzichte van baseline
via een ziektespecifieke maat: IBDQ (Inflammatory bowel disease questionnaire). Onder de patiënten
die een onderhoudsbehandeling met Simponi kregen, hield de verbetering in kwaliteit van leven,
gemeten via de IBDQ, aan tot en met week 54.
Ongeveer 63 % van de patiënten die bij aanvang van de onderzoeksverlenging (week 56) Simponi
kregen, bleef onder behandeling tot het einde van het onderzoek (laatste toediening van golimumab op
week 212).
Immunogeniteit
Bij de fase III-RA, PsA en AS-onderzoeken werden tot en met week 52 bij 5 % (105/2062) van de met
golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Wanneer in vitro testen
uitgevoerd werden, waren vrijwel alle antilichamen neutraliserend. Voor de verschillende
reumatologische indicaties werden vergelijkbare percentages gevonden. Bij combinatie met MTX was
het aantal patiënten dat antilichamen tegen golimumab vormde lager dan bij patiënten die golimumab
zonder MTX kregen (ongeveer 3 % [41/1235] versus 8 % [64/827] respectievelijk).
In de fase II en III UC studies werden tot en met week 54 bij 3 % (26/946) van de met golimumab
behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de antilichamenpositieve
patiënten had 68 % (21/31) in vitro neutraliserende antilichamen. Gelijktijdige behandeling met
immunomodulatoren (azathioprine, 6-mercaptopurine en MTX) resulteerde in een lager percentage
patiënten met antilichamen tegen golimumab (1 % (4/308) dan bij patiënten die golimumab kregen
zonder immunomodulatoren (3 % (22/638)). Bij patiënten die in de onderzoeksverlenging bleven en
die monsters hadden die beoordeeld konden worden tot en met week 228, werden bij 4 % (23/604) van
de met golimumab behandelde patiënten antilichamen tegen golimumab aangetoond. Van de
antilichamenpositieve patiënten had 82 % (18/22) in vitro neutraliserende antilichamen.
De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats
verhogen (zie rubriek 4.4). Het kleine aantal patiënten dat positief is wat betreft antilichamen tegen
golimumab, beperkt de mogelijkheid om definitieve conclusies te trekken met betrekking tot het
verband tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab en de klinische werkzaamheid of
veiligheid.
Aangezien immunogeniteitsanalyses product- en assayspecifiek zijn, is het niet mogelijk om deze
antilichaamvorming te vergelijken met die van andere producten.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Simponi in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met colitis ulcerosa (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na subcutane toediening van een enkele dosis golimumab aan gezonde proefpersonen of RA-patiënten
was de mediane duur tot het bereiken van de maximale serumconcentratie (Tmax) 2 tot 6 dagen.
Toediening van een subcutane injectie met 50 mg golimumab aan gezonde proefpersonen resulteerde
in een gemiddelde (± standaarddeviatie) maximale serumconcentratie (Cmax) van 3,1 ± 1,4 µg/ml.
Na een enkele subcutane injectie met 100 mg werd voor de bovenarm, de buik en het bovenbeen een
vergelijkbare absorptie van golimumab waargenomen, met een gemiddelde absolute biologische
beschikbaarheid van 51 %. Aangezien de farmacokinetiek van golimumab na subcutane toediening
ongeveer dosisproportioneel bleek te zijn, wordt verwacht dat de absolute biologische beschikbaarheid
van een golimumab 50 mg- of 200 mg-dosis vergelijkbaar zal zijn.
Distributie
Na een eenmalige intraveneuze (IV) toediening was het gemiddelde verdelingsvolume 115 ± 19 ml/kg.
Eliminatie
De berekende systemische klaring van golimumab bedroeg 6,9 ± 2,0 ml/dag/kg. De berekende
terminale halfwaardetijd bij gezonde proefpersonen bedroeg ongeveer 12 ± 3 dagen en bij patiënten
met RA, PsA, AS of UC werden vergelijkbare waarden waargenomen.
Wanneer elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab werd toegediend aan patiënten met RA, PsA of
AS, werden in week 12 steady-state-serumconcentraties bereikt. Wanneer elke 4 weken subcutaan
50 mg golimumab werd toegediend, met gelijktijdig gebruik van MTX, bedroeg de gemiddelde
(± standaarddeviatie) dal serumconcentratie tijdens steady-state voor RA-patiënten met actieve RA
ondanks behandeling met MTX ongeveer 0,6 ± 0,4 µg/ml, voor patiënten met actieve PsA ongeveer
0,5 ± 0,4 µg/ml, en voor patiënten met AS ongeveer 0,8 ± 0,4 µg/ml. Bij patiënten met nr-Axiale SpA
waren steady-state dalserumconcentraties van golimumab vergelijkbaar met die waargenomen bij
patiënten met AS die elke 4 weken subcutaan 50 mg golimumab toegediend kregen.
Na inductiedoses bij patiënten met UC van respectievelijk 200 mg en 100 mg golimumab op week 0
en 2 en onderhoudsdoses van 50 mg of 100 mg golimumab subcutaan iedere 4 weken daarna,
bereikten de serumconcentraties golimumab steady-state na ongeveer 14 weken na aanvang van de
behandeling. Behandeling met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken gedurende de
onderhoudsbehandeling, resulteerde in een gemiddelde steady-state dalconcentratie van ongeveer
0,9 ± 0,5 µg/ml en 1,8 ± 1,1 µg/ml, respectievelijk.
Bij UC-patiënten die werden behandeld met 50 mg of 100 mg subcutaan golimumab iedere 4 weken,
had het gelijktijdig gebruik van immunomodulatoren geen substantieel effect op de steady-state
dalconcentraties van golimumab.
Patiënten die antilichamen tegen golimumab ontwikkelden hadden doorgaans lage steady-state dal
serumconcentraties van golimumab (zie rubriek 5.1).
Lineariteit
Bij patiënten met RA werd voor golimumab na een enkelvoudige intraveneus toegediende dosering
een ongeveer dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen voor het doseringsbereik van 0,1 tot
10,0 mg/kg. Na een enkelvoudige s.c. dosis bij gezonde personen, werd een ongeveer
dosisproportionele farmacokinetiek waargenomen over een doseringsbereik van 50 tot 400 mg.
Invloed van gewicht op de farmacokinetiek
Er was een trend richting hogere schijnbare klaring bij toename van het lichaamsgewicht (zie
rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen gebaseerd op conventioneel
onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering en
reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er is met golimumab geen onderzoek uitgevoerd op het gebied van mutageniteit, vruchtbaarheid bij
dieren of carcinogeniteit op de lange termijn.
Bij een onderzoek naar de vruchtbaarheid en het algemene vermogen tot reproductie van muizen,
waarbij een analoog antilichaam gebruikt werd dat selectief de functionele activiteit van TNF van
muizen remt, werd een daling gezien in het aantal zwangere muizen. Het is niet bekend of deze
bevinding het resultaat was van een effect op de mannelijke en/of de vrouwelijke dieren. Bij een
onderzoek naar de ontwikkelingstoxiciteit bij muizen na toediening van hetzelfde analoge antilichaam
en bij Java-apen die golimumab kregen, werd geen indicatie gevonden van maternale toxiciteit,
embryotoxiciteit of teratogeniteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Sorbitol (E420)
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen of voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Simponi kan maximaal 30 aaneengesloten dagen worden bewaard bij een temperatuur tot maximaal
25 °C. De oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat mag hierbij niet
overschreden worden. De nieuwe houdbaarheidsdatum moet op de verpakking geschreven worden
(maximaal 30 dagen na de datum waarop het uit de koelkast gehaald is).
Zodra Simponi bij kamertemperatuur is bewaard, mag het niet worden teruggezet in de koelkast.
Simponi moet worden weggegooid als het bij bewaring bij kamertemperatuur niet binnen 30 dagen is
gebruikt.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
1 ml oplossing in een voorgevulde pen die een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald
(roestvrij staal) en een naaldbescherming (latexhoudend rubber) bevat. Simponi is beschikbaar als
verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1)
voorgevulde pennen.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 ml oplossing in een voorgevulde spuit (glas van type 1) met een vaste naald (roestvrij staal) en een
naaldbescherming (latexhoudend rubber). Simponi is beschikbaar als verpakkingen met 1 voorgevulde
spuit en meervoudige verpakkingen met 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Simponi wordt geleverd in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik met de naam SmartJect of in
een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik. Elke verpakking bevat instructies voor gebruik, waarin
een volledige beschrijving is opgenomen van het gebruik van de pen of de spuit. Nadat de
voorgevulde pen of de voorgevulde spuit uit de koelkast is genomen moet voordat Simponi
geïnjecteerd kan worden 30 minuten worden gewacht zodat deze op kamertemperatuur kan komen. De
pen of spuit dient niet te worden geschud.
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine
doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Dit is niet ongebruikelijk bij eiwithoudende oplossingen.
Simponi dient niet te worden gebruikt als de oplossing verkleurd is, troebel is of zichtbare vreemde
deeltjes bevat.
De bijsluiter bevat uitgebreide instructies voor de bereiding en toediening van Simponi in een
voorgevulde pen of een voorgevulde spuit.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/005 1 voorgevulde pen
EU/1/09/546/006 3 voorgevulde pennen
EU/1/09/546/007 1 voorgevulde spuit
EU/1/09/546/008 3 voorgevulde spuiten
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 1 oktober 2009
Datum van laatste verlenging: 19 juni 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy
Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP-wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de

Extra risicobeperkende maatregelen
Het educatieve programma bestaat uit een herinneringskaart voor de patiënt die deze bij zich moet
dragen. De kaart heeft als doel te helpen herinneren om alle datums en resultaten van specifieke testen
te noteren en om het voor de patiënt mogelijk te maken om speciale informatie met betrekking tot de
lopende behandeling met het product te delen met zorgverleners die de patiënt behandelen.
De herinneringskaart voor de patiënt moet de volgende essentiële boodschappen bevatten:
Een herinnering voor patiënten om de herinneringskaart aan alle behandelende zorgverleners te
tonen, ook bij noodgevallen, alsook een mededeling voor de zorgverlener dat de patiënt
Simponi gebruikt.
Een vermelding dat de merknaam en het partijnummer moeten worden genoteerd.
De mogelijkheid om het type, de datum en het resultaat van tbc-screenings te noteren.
Dat behandeling met Simponi het risico verhoogt op ernstige infecties, opportunistische
infecties, tuberculose, hepatitis B-reactivatie en doorbraakinfecties na toediening van levende
vaccins bij zuigelingen die in utero blootgesteld zijn aan golimumab en wanneer de patiënt de
zorgverlener moet waarschuwen.
Contactgegevens van de voorschrijver.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
VOORGEVULDE PEN VOOR PEDIATRISCH GEBRUIK DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
Voor pediatrische patiënten < 40 kg
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen van 0,45 ml bevat 45 mg golimumab
1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (VarioJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/009
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Simponi 45 mg/0,45 ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan
komen

VOORGEVULDE PEN VOOR PEDIATRISCH GEBRUIK ETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 45 mg/0,45 ml injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,45 ml
6.
OVERIGE
DOOS VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE PEN, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde pen van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/002 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde pen bevatten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
ETIKET VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 50 mg oplossing voor injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,5 ml
6.
OVERIGE
DOOS VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE SPUIT, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/004
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 50 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een voorgevulde spuit van 0,5 ml bevat 50 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/004 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde spuit bevatten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 50 mg
injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,5 ml
6.
OVERIGE
DOOS VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/005
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE PEN, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
1 voorgevulde pen
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/006
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SmartJect)
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de pen vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/006 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde pen bevatten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
ETIKET VOOR VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 100 mg oplossing voor injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 ml
6.
OVERIGE
DOOS VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/007
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
DOOS VOOR 1 VOORGEVULDE SPUIT, TE GEBRUIKEN ALS
TUSSENVERPAKKING/ONDERDEEL VAN EEN MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE
BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
Onderdeel van een multiverpakking, kan niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
EXP bij bewaring bij kamertemperatuur___________________
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Kan 30 aaneengesloten dagen bewaard worden bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C). De
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum mag hierbij niet overschreden worden.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/008
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS VOOR MULTIVERPAKKING MET 3 VERPAKKINGEN (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg
oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
golimumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloride-monohydraat, polysorbaat 80, water
voor injecties. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Multiverpakking: 3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Niet schudden.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
De naaldbescherming bevat latexrubber. Lees de bijsluiter voor meer informatie.
Laat de spuit vóór gebruik buiten de doos gedurende 30 minuten op kamertemperatuur komen.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/008 (3 verpakkingen, die elk 1 voorgevulde spuit bevatten)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
simponi 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENKANT VAN DE DOOS
Voorafgaand aan het gebruik van Simponi:
Lees de bijgesloten bijsluiter
Het product niet schudden
Controleer de uiterste gebruiksdatum en de verzegeling
Wacht 30 minuten zodat het product op kamertemperatuur kan komen
ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Simponi 100 mg
injectie
golimumab
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 ml
6.
OVERIGE
Deze herinneringskaart voor de patiënt bevat belangrijke veiligheidsinformatie waar u voorafgaand
aan en tijdens de behandeling met Simponi van op de hoogte dient te zijn.
Toon deze kaart aan alle artsen die bij uw behandeling betrokken zijn.
1.
Infecties
Het is mogelijk dat u tijdens uw behandeling met Simponi sneller een infectie oploopt. Het is mogelijk
dat infecties zich sneller ontwikkelen en ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk dat eerder
doorgemaakte infecties terugkeren.
1.1
Voorafgaand aan de behandeling met Simponi:
Vertel het aan uw arts als u een infectie hebt. U mag niet met Simponi worden behandeld als u
lijdt aan tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U moet een tbc-screening ondergaan. Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u
ooit tuberculose heeft gehad of direct contact hebt gehad met iemand die een
tuberculose-infectie heeft gehad. Vraag uw arts om hieronder aan te geven welke vorm(en) van
tbc-screening het meest recent is/zijn uitgevoerd en wanneer dit/deze screeningsonderzoek(en)
heeft/hebben plaatsgevonden.
Test __________________
Test ___________________
Datum ________________
Datum _________________
Resultaat ______________
Resultaat._______________
Vertel het aan uw arts als u weet of vermoedt dat u drager bent van het hepatitis B-virus.
1.2
Tijdens en na de behandeling met Simponi:
Schakel direct medische hulp in als u symptomen krijgt die een infectie doen vermoeden, zoals
koorts, vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtzweten, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig gevoel bij het
plassen.
2.
Zwangerschap en vaccinaties
Heeft u Simponi gekregen terwijl u zwanger was? Dan is het belangrijk dat u de arts van uw baby
informeert voordat uw baby een vaccinatie krijgt. Uw baby mag geen `levend vaccin' krijgen binnen
6 maanden na uw laatste Simponi-injectie tijdens de zwangerschap. Een voorbeeld hiervan is het
vaccin dat tuberculose voorkomt (BCG).
3.
Data van Simponi-toediening
1e toediening:
_______________________
Volgende toedieningen: ______________________________________________
______________________________________________
Het is belangrijk dat u en uw arts de merknaam en het partijnummer van uw geneesmiddel noteren.
4.
Overige informatie
Naam van patiënt:
_____________________
Naam van arts:
_____________________
Telefoonnummer van arts:
_____________________
Zorg er ook voor dat u bij al uw bezoeken aan een zorgverlener een lijst meeneemt van alle
andere geneesmiddelen die u gebruikt.
Draag deze kaart bij u tot 6 maanden na toediening van de laatste dosis Simponi, want ook een
tijd na uw laatste Simponi-dosis kunnen er nog bijwerkingen optreden.
Lees de bijsluiter van Simponi zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit
geneesmiddel.
Simponi 45 mg/0,45 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Voor pediatrische patiënten lichter dan 40 kg
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam `TNF-blokkers'.
Bij kinderen van 2 jaar
en ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
`tumornecrosefactor-alfa' (TNF) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen en ernstiger zijn. Daarnaast is het
mogelijk dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)

Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch T-
cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is, moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor andere geneesmiddelen om polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis te behandelen.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw vermogen om te fietsen, uw rijvaardigheid en op het vermogen om
gereedschap of machines te gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van
duizeligheid. Als dit gebeurt, mag u niet fietsen, geen voertuig besturen en geen gereedschap of
machines gebruiken.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 18,45 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen. Elke 0,05 ml geneesmiddel
bevat 2,05 mg sorbitol (E420).
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder:
Kinderen met een gewicht van minder dan 40 kg:
De aanbevolen dosering van Simponi voor kinderen die minder dan 40 kg wegen, is afhankelijk
van hun gewicht en lengte. Uw arts zal u vertellen wat de juiste dosis is om te gebruiken. De
dosis moet eenmaal per maand worden toegediend, altijd op dezelfde dag van de maand.
Kinderen met een gewicht van ten minste 40 kg:
Voor kinderen met een lichaamsgewicht van ten minste 40 kg is een voorgevulde pen of
voorgevulde spuit met een vaste dosis van 50 mg verkrijgbaar. Voor de 50 mg dosis zie
rubriek 3 `Hoe gebruikt u dit middel?' van de Simponi 50 mg voorgevulde pen of voorgevulde
spuit bijsluiter.
Overleg met uw arts voordat u de vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
Hoe wordt Simponi gegeven?

Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf bij uzelf of uw
kind kunt gaan injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties
moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. U vindt
gedetailleerde 'Instructies voor gebruik' in deze bijsluiter.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:

allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie kunnen zijn zwelling van het gezicht,
lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen kan veroorzaken, huiduitslag,
galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van deze reacties
traden op na de eerste toediening van Simponi.

ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.

reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.

zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden). Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.

kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden). Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.

hartfalen (zelden). Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.

tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden). Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden). Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.

ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden). Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.

huidkanker (soms). Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.

bloedziekte (vaak). Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.
bloedkanker (leukemie) (zelden). Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
Allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
afgenomen genezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch T-
cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,45 ml voorgevulde pen bevat 45 mg
golimumab. 1 ml bevat 100 mg golimumab.
- De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine,
histidinehydrochloridemonohydraat, polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer
informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik,
VarioJect. Simponi is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no

Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ierland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd.slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: + 371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Simponi 45 mg/0,45 ml
oplossing voor injectie in een voorgevulde pen, VarioJect
Voor pediatrisch gebruik
VOOR
EENMALIG
Ken uw dosis
Gebruik de ruimte hierboven om uw voorgeschreven dosis te noteren.
Vraag bij twijfel bij uw arts na wat uw dosis is.
Belangrijk
Als uw arts beslist dat u of een verzorger in staat bent/is om uw injecties met Simponi thuis te geven,
moet u worden geleerd hoe Simponi op de juiste manier moet worden voorbereid en geïnjecteerd.
Lees deze instructies voor gebruik voordat u de voorgevulde pen met Simponi gebruikt, en elke keer
als u een nieuwe voorgevulde pen krijgt. Er kan nieuwe informatie zijn.
Lees ook zorgvuldig de `Bijsluiter: informatie voor de gebruiker' voordat u begint met uw injectie.
Deze instructies zijn geen vervanging voor overleg met uw arts over uw medische aandoening of uw
behandeling.
Als u nog niet geleerd heeft hoe u moet injecteren, neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige
of apotheker.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Dit geneesmiddel kan maximaal 30 aaneengesloten dagen bij kamertemperatuur (maximaal 25 °C)
worden bewaard. Dit mag dan niet langer zijn dan de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum. Schrijf de
nieuwe houdbaarheidsdatum op de achterkant van het doosje met dag/maand/jaar (niet langer dan
30 dagen nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest.
Houd de voorgevulde pen met Simponi en alle geneesmiddelen buiten het zicht en bereik van
kinderen.

Overzicht
De voorgevulde pen is een
handmatige injectiepen waarmee u een specifieke, voorgeschreven dosis
kunt instellen. Elke voorgevulde pen kan 0,1 ml tot 0,45 ml (overeenkomend met 10 mg tot 45 mg
golimumab) in stappen van 0,05 ml toedienen.
Voordat u deze voorgevulde pen begint te gebruiken, moet u weten hoe u:
luchtbellen moet verwijderen
de voorgeschreven dosis moet instellen
de zuiger handmatig moet indrukken om te injecteren, zoals bij een spuit
De voorgevulde pen mag slechts eenmaal worden gebruikt. Gooi de voorgevulde pen na gebruik weg.
Probeer geen overgebleven geneesmiddel in de voorgevulde pen te gebruiken.
Deel de voorgevulde pen
niet met iemand anders.
Niet schudden.
Hulp nodig?
Neem bij eventuele vragen contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker. Raadpleeg voor
verdere hulp de bijsluiter voor contactinformatie over uw plaatselijke vertegenwoordiger.
Plan vooruit
Inspecteer de doos
Controleer de vervaldatum (`EXP')
die op de achterzijde van de doos geprint of geschreven is.
Niet gebruiken als de vervaldatum is overschreden.
Niet injecteren als de perforatie op de doos gebroken is. Neem contact op met uw arts of apotheker
voor een nieuwe voorgevulde pen.
Neem de voorgevulde pen uit de doos.
Laat de voorgevulde pen
gedurende ten minste 30 minuten op kamertemperatuur komen, buiten
het zicht en bereik van kinderen.
Niet op een andere manier opwarmen.
U heeft deze benodigdheden nodig:

1 alcoholdoekje

1 watje of
gaasje

1 hechtpleister

1 naaldcontainer (zie stap 3)
Oranje
Dunne
Kijkvenster
vulstreep
Dosislijnen
Tip
verborgen
naald
Oranje
Dop*
Inkeping voor
naald
Niet verwijderen
dosiskeuze
bescherming
Zuiger
voordat het
aangegeven wordt.
BELANGRIJK:
Duw
niet op de oranje
naaldbescherming vóór de injectie.
Deze zal sluiten en dan krijgt u de
dosis niet.
Haal de voorgevulde pen tijdens de
injectie
niet van de huid af door deze
op te tillen. De oranje
naaldbescherming zal sluiten en dan
krijgt u de volledige dosis niet.
*VERSTIKKINGSGEVAAR! Buiten het bereik van kinderen houden.
1. Voorbereiden voor uw injectie
Een injectieplaats kiezen
Kies uit de volgende gebieden voor uw injectie:

Voorzijde van de dijen (aanbevolen)
Onderbuik
Gebruik
niet het gebied van 5 cm rond uw navel.
Achterzijde van de bovenarmen (als een verzorger u de injectie geeft)
Kies voor elke injectie een andere plaats binnen het gebied van uw voorkeur.
Niet injecteren in huid die gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of verhard is of waar
littekens zitten.
Inspecteren van de vloeistof
Neem de voorgevulde pen uit de doos.
Controleer de vloeistof in het kijkvenster. De vloeistof moet helder tot licht opalescent (met een
parelmoerachtige glans) zijn en kleurloos tot lichtgeel, en kan een aantal kleine doorzichtige of witte
eiwitdeeltjes bevatten. U kunt ook een of meer luchtbellen zien. Dit is normaal.
Niet injecteren als de vloeistof de verkeerde kleur heeft, troebel is of grote deeltjes bevat. Neem bij
twijfel contact op met uw arts of apotheker voor een nieuwe voorgevulde pen.
Verwijderen van de dop
Blijf de voorgevulde pen rechtop houden, vervolgens de dop eerst draaien en dan trekken om de dop te
verwijderen.
BELANGRIJK: Duw
niet op de oranje naaldbescherming vóór de injectie. Deze zal sluiten en dan
krijgt u de dosis niet.
Injecteer binnen 5 minuten na het verwijderen van de dop.
Zet de dop
niet terug, hierdoor kan de verborgen naald beschadigd raken.
Gebruik de voorgevulde pen
niet als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat.
Neem contact op met uw arts of apotheker voor een nieuwe voorgevulde pen.
Oranje
vul-
streep
NA
Luchtbellen verwijderen*
Blijf de voorgevulde pen rechtop houden.
Duw de zuiger zachtjes omhoog met uw duim totdat deze stopt. Er zal wat vloeistof naar buiten
spuiten. Dit is normaal.
De oranje vulstreep zal verdwijnen.
*Het verwijderen van luchtbellen zorgt ervoor dat de juiste dosis wordt gegeven.
Nadat u de luchtbellen heeft verwijderd, kunt u een lijn in het kijkvenster zien. Dit is normaal.

Inkeping
voor
dosiskeuze

De voorgeschreven dosis instellen
Draai de zuiger totdat de dosislijn voor uw voorgeschreven dosis zich ter hoogte van de inkeping voor
de dosiskeuze bevindt. De voorgevulde pen is nu klaar voor gebruik.
Dosiskeuzes:
1 ml
0,15 ml
0,2 ml
0,25 ml
0,3 ml
0,35 ml
0,4 ml
0,45 ml
NA
Breng de naald in en houd hem op zijn plaats
BELANGRIJK: Haal de voorgevulde pen tijdens de injectie
niet van de huid af door deze op te
tillen. De oranje naaldbescherming zal sluiten en dan krijgt u de volledige dosis niet.
Niet op de zuiger duwen terwijl u de naald inbrengt.
Duw en houd de tip van de voorgevulde pen tegen de huid zodat de oranje naaldbescherming omhoog
gaat totdat deze stopt. Een gedeelte van de oranje naaldbescherming blijft zichtbaar.
Simponi injecteren
Blijf de voorgevulde pen tegen de huid duwen.
Duw de zuiger zachtjes in totdat deze stopt.
Als er een kleine dosis is ingesteld, zal de zuiger maar over een kleine afstand bewegen.
De dosis die u heeft toegediend, kan worden bevestigd door de inkeping voor dosiskeuze te bekijken.
Haal de voorgevulde pen nog
niet van de huid af.
Blijven vasthouden, dan optillen
Blijf de voorgevulde pen ongeveer 5 seconden tegen de huid duwen.
Het is normaal dat u nog wat geneesmiddel in het kijkvenster ziet.
Haal de voorgevulde pen van de huid af.
De oranje naaldbescherming zal uitschuiven en sluiten.
Gooi de voorgevulde pen weg
Plaats uw gebruikte voorgevulde pen meteen na gebruik in een naaldcontainer.
Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor dat u deze weggooit volgens de instructies van uw arts of
verpleegkundige.
De injectieplaats controleren
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven.
Oefen druk uit op uw huid met een watje of gaasje totdat het bloeden stopt.
Wrijf
niet over de injectieplaats.
Bedek de injectieplaats indien nodig met een pleister. Uw injectie is nu klaar!
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam `TNF-blokkers'. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
Bij kinderen van 2 jaar of ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
`tumornecrosefactor-alfa' (TNF) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6-mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6-mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is, moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, polyarticulaire juveniele idiopathische artritis, artritis
psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa,
heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere
geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde pen, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 20,5 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg (de inhoud van 1 voorgevulde pen), eenmaal per maand en op
steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde pennen), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar of ouder:
Voor patiënten die ten minste 40 kg wegen is de aanbevolen dosering 50 mg, eenmaal per
maand op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen. Voor patiënten die minder dan 40 kg
wegen, is een 45 mg/0,45 ml voorgevulde pen beschikbaar. Uw arts zal u vertellen wat de juiste
dosis is om te gebruiken.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis krijgt. Uw arts zal bepalen of u de behandeling
met Simponi moet voortzetten.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 4 voorgevulde pennen)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 2 voorgevulde pennen) 2 weken
later.
Onderhoudsbehandeling
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (de inhoud van
1 voorgevulde pen) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde pennen) voor te schrijven, afhankelijk van
hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
2 voorgevulde pennen) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide `Instructies voor gebruik'.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:

allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.

ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.

reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.

zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden). Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.

kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden). Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.

hartfalen (zelden). Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.

tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden). Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden). Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.

ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden). Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.

huidkanker (soms). Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.

bloedziekte (vaak). Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.

bloedkanker (leukemie) (zelden). Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,5 ml voorgevulde pen bevat 50 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no

Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd.slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: + 371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.

In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de `SmartJect' voorgevulde pen eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
Schud de voorgevulde pen nooit.
Verwijder de dop pas vlak voordat de injectie toegediend wordt.
Controleer het aantal voorgevulde pennen
Controleer de voorgevulde pennen om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde pennen en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 50 mg is, dan krijgt u één voorgevulde pen met 50 mg.
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde pennen met elk 50 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterdijbeen en de andere injectie in het linkerdijbeen)
en geef de injecties direct na elkaar.
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u vier voorgevulde pennen met elk 50 mg en u zult
uzelf vier injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum

Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding `EXP') op de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Controleer de verzegeling

Controleer de verzegeling rond de dop van de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de verzegeling is verbroken. Raadpleeg in dat geval uw arts
of apotheker.
Wacht 30 minuten om de voorgevulde pen op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde pen gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde pen niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of
warm water om de voorgevulde pen op te warmen).
Laat de dop op de voorgevulde pen zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde pen.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een
alcoholdoekje, watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde pen
Kijk door het venster om te controleren of de vloeistof in de voorgevulde pen helder tot licht
opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De oplossing kan
worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevat.
Er zal een luchtbel zichtbaar zijn. Dat is normaal.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 2)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Afbeelding 2
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers, als u niet zelf de injectie toedient (zie
afbeelding 3)

Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon ook de buitenzijde van
de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De dop mag pas verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te dienen.
Als de dop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden geïnjecteerd.
Verwijder de dop (afbeelding 4)
Wanneer u klaar bent om de injectie toe te dienen, verbreek dan de verzegeling door de dop een
stukje te draaien.
Trek de dop in een rechte beweging van de voorgevulde pen af en gooi de dop weg na het
injecteren.
Plaats de dop niet terug op de voorgevulde pen, want daardoor zou u de naald in de voorgevulde
pen kunnen beschadigen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat. Raadpleeg uw
arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Afbeelding 4
Druk de voorgevulde pen stevig tegen de huid (zie afbeeldingen 5 en 6)

Houd de voorgevulde pen op een comfortabele manier in uw hand.
Druk de knop nog NIET
in
.
U kunt kiezen uit 2 injectiemethodes. Injecteren zonder een huidplooi vast te houden
(afbeelding 5a) wordt aanbevolen. Echter, als u er voorkeur aan geeft, kunt u een huidplooi
vastpakken om zo een stevigere plek voor de injectie te krijgen (afbeelding 5b).
Duw het open uiteinde van de voorgevulde pen onder een rechte hoek (een hoek van 90 graden)
stevig tegen de huid totdat de veiligheidshuls geheel in het doorzichtige kapje schuift
(afbeelding 6).
Afbeelding 5a
Afbeelding 5b
Afbeelding 6
Druk op de knop om de injectie toe te dienen (zie afbeelding 7)

Blijf de voorgevulde pen stevig tegen uw huid duwen en druk op het verhoogde deel van
de knop met uw vingers of duim.
U zult de knop niet kunnen indrukken totdat de voorgevulde
pen
stevig tegen uw huid is geduwd en de veiligheidshuls in het doorzichtige kapje schuift.
Als de knop is ingedrukt, zal deze in de ingedrukte stand blijven staan, dus u hoeft uw vingers
of duim niet op de knop te houden.

Afbeelding 7

U zult een harde `klik' horen ­ schrik hier niet van. De eerste `klik' betekent dat de naald is
ingebracht en dat de injectie is gestart. U kunt de prik van de naald op dit moment wel of niet
voelen.
Haal de voorgevulde pen niet van de huid af. Als u de voorgevulde pen van de huid afhaalt,
krijgt u misschien niet de hele dosering van het geneesmiddel.

Houd de voorgevulde pen tegen de huid totdat u een tweede `klik' hoort (zie afbeelding 8)

Houd de voorgevulde pen stevig tegen de huid geduwd totdat u een tweede `klik' hoort.
Meestal duurt dit ongeveer 3-6 seconden, maar het kan tot wel 15 seconden duren voordat
u de tweede `klik' hoort.

Als u de tweede `klik' hoort, is de injectie toegediend en bevindt de naald zich weer in de
voorgevulde pen. Als u gehoorproblemen heeft en de tweede `klik' niet hoort, wacht dan na het
indrukken van de knop 15 seconden voordat u de voorgevulde pen van de toedieningsplaats
afhaalt.
Haal de voorgevulde pen van de toedieningsplaats af door deze op te tillen.

Afbeelding 8
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Controleer het venster ­ een gele indicator bevestigt een juiste toediening (zie afbeelding 9)
De gele indicator is verbonden met de zuiger van de voorgevulde pen. Als de gele indicator niet
zichtbaar is in het venster, is de zuiger niet voldoende naar beneden bewogen en heeft de
injectie niet plaatsgevonden.
De gele indicator vult ongeveer de helft van het venster. Dit is normaal.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u achter het venster geen gele indicator ziet of als u denkt
dat u niet de hele dosis heeft ontvangen. Dien geen tweede dosis toe zonder dit met uw arts te
hebben besproken.
Afbeelding 9
Doe de voorgevulde pen direct in een naaldcontainer. Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor
dat u deze weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
Afbeelding 10
Simponi 50 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam `TNF-blokkers'. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
Bij kinderen van 2 jaar of ouder wordt Simponi gebruikt voor de behandeling van polyarticulaire
juveniele idiopathische artritis.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
`tumornecrosefactor-alfa' (TNF) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een ontstekingsziekte die gewrichtspijn en -zwelling
veroorzaakt bij kinderen. Als u polyarticulaire juveniele idiopathische artritis heeft, zult u eerst andere
geneesmiddelen krijgen. Als u onvoldoende op deze geneesmiddelen reageert, zult u Simponi krijgen
in combinatie met methotrexaat om de ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6 mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6 mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Overleg met de arts van uw kind over vaccinaties voor uw kind. Als het mogelijk is moet uw kind alle
benodigde vaccinaties gekregen hebben voordat de behandeling met Simponi gestart wordt.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen
Simponi wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 2 jaar met polyarticulaire juveniele
idiopathische artritis, omdat het in deze groep niet is onderzocht.
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, polyarticulaire juveniele idiopathische
artritis, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa,
heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere
geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde spuit, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 20,5 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde spuit.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg (de inhoud van 1 voorgevulde spuit), eenmaal per maand en
op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde spuiten), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis:
Voor patiënten die ten minste 40 kg wegen is de aanbevolen dosering 50 mg, eenmaal per
maand op steeds dezelfde dag van de maand toe te dienen. Voor patiënten die minder dan 40 kg
wegen, is een 45 mg/0,45 ml voorgevulde pen beschikbaar. Uw arts zal u vertellen wat de juiste
dosis is om te gebruiken.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis krijgt. Uw arts zal bepalen of u de behandeling
met Simponi moet voortzetten.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 4 voorgevulde spuiten)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 2 voorgevulde spuiten) 2 weken
later.
Onderhoudsbehandeling
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (de inhoud van
1 voorgevulde spuit) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de inhoud
van 2 voorgevulde spuiten) voor te schrijven, afhankelijk van
hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
2 voorgevulde spuiten) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide `Instructies voor gebruik'.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:

allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,
huiduitslag, galbulten (netelroos) of zwelling van de handen, voeten of enkels. Sommige van
deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.

ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.

reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.

zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden). Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.

kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden). Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.

hartfalen (zelden). Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.

tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden). Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden). Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.

ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden). Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.

huidkanker (soms). Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.

bloedziekte (vaak). Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.

bloedkanker (leukemie) (zelden). Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 0,5 ml voorgevulde spuit bevat 50 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde spuit en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no

Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd.slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: + 371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.

In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de voorgevulde spuit eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de voorgevulde spuit.
Houd de voorgevulde spuit niet vast aan het uiteinde van de zuiger, de zuigerstang, de vleugels
voor de naaldbescherming of de beschermdop van de naald.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Schud de voorgevulde spuit nooit.
Verwijder de beschermdop niet eerder van de voorgevulde spuit dan in de instructies wordt
aangegeven.
Raak de lipjes voor activering van de naaldbescherming (in afbeelding 1 aangegeven met
sterretjes `*') niet aan, want daardoor zou de naald te vroeg bedekt kunnen worden door de
naaldbescherming.
Controleer het aantal voorgevulde spuiten
Controleer de voorgevulde spuiten om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 50 mg is, dan krijgt u één voorgevulde spuit met 50 mg
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde spuiten met elk 50 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies twee verschillende plaatsen voor deze injecties
(bijvoorbeeld één injectie in het rechterdijbeen en de andere injectie in het linkerdijbeen)
en geef de injecties direct na elkaar.
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u vier voorgevulde spuiten met elk 50 mg en u zult
uzelf vier injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum (zie afbeelding 2)
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding `EXP') op het etiket dat te zien is
achter het venster in de cilinder van de voorgevulde spuit.
Als de vervaldatum niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan
de cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vervaldatum recht onder het
venster komt te staan.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Afbeelding 2
Wacht 30 minuten om de voorgevulde spuit op kamertemperatuur te laten komen
Laat de voorgevulde spuit gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde spuit niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of warm
water om de voorgevulde spuit op te warmen).
Laat de beschermdop op de voorgevulde spuit zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde spuit.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een alcoholdoekje,
watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit

Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder en zorg ervoor dat de naald met beschermdop
naar beneden wijst.
Kijk door het venster van de voorgevulde spuit naar de vloeistof en controleer of de vloeistof
helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De
oplossing kan worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes
bevat.
Als de vloeistof niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan de
cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vloeistof onder het venster
zichtbaar wordt (zie afbeelding 2).
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 3)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers (zie afbeelding 4)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon tevens de buitenzijde
van de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Afbeelding 4
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De beschermdop mag pas van de naald verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te
dienen. Als de beschermdop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden
geïnjecteerd.
Raak tijdens het verwijderen van de beschermdop de zuigerstang niet aan.
Verwijder de beschermdop van de naald (zie afbeelding 5)

Houd met één hand de cilinder van de voorgevulde spuit vast als u gereed bent om de injectie
toe te dienen.
Trek de beschermdop in een rechte beweging van de naald af en gooi de dop weg na het
injecteren. Raak tijdens deze handeling de zuigerstang niet aan.
Het is mogelijk dat er in de voorgevulde spuit een luchtbel zichtbaar is of dat er een druppel
vloeistof te zien is aan het uiteinde van de naald. Een dergelijke luchtbel of druppel is normaal
en hoeft niet te worden verwijderd.
Injecteer de dosis direct nadat de beschermdop van de naald is verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg ervoor dat deze nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is terwijl de beschermdop niet op de naald zat.
Raadpleeg uw arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Breng de voorgevulde spuit in positie om de injectie toe te dienen

Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast tussen de wijsvinger en middelvinger van één
hand en plaats de duim op het uiteinde van de zuiger; pak met de vingers van de andere hand
een huidplooi vast in het gebied dat u eerder heeft gereinigd. Houd de huid stevig vast.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Injecteer het geneesmiddel

Plaats de naald in een hoek van ongeveer 45 graden op de huidplooi. Duw de naald met een
enkele, snelle beweging zo ver mogelijk in de huid (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6
Injecteer de totale hoeveelheid geneesmiddel door de zuiger net zolang in te duwen tot het
uiteinde van de zuiger zich volledig tussen de vleugels voor de naaldbescherming bevindt (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
Blijf als de zuigerstang volledig naar beneden is geduwd druk uitoefenen op het uiteinde van de
zuiger, haal de naald uit de huid en laat de huidplooi los (zie afbeelding 8).
Haal langzaam uw duim van het uiteinde van de zuiger af zodat de lege voorgevulde spuit naar
boven kan komen totdat de naald volledig door de naaldbescherming wordt bedekt, zoals
weergegeven in afbeelding 9:
Afbeelding 9
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Gooi de voorgevulde spuit weg (zie afbeelding 10)

Doe de voorgevulde spuit direct in een naaldcontainer. Zorg ervoor dat u de naaldcontainer
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Probeer niet de beschermdop weer op de naald te plaatsen.
Gebruik een voorgevulde spuit nooit meer dan één keer, zowel voor uw veiligheid als die van anderen.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart voor de patiënt geven, waarop belangrijke
veiligheidsinformatie staat waar u voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de
hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam `TNF-blokkers'. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
`tumornecrosefactor-alfa' (TNF) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6-mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6-mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt, tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
Auto-immuunziekte
Vertel het uw arts als u verschijnselen krijgt van een aandoening met de naam lupus. De
verschijnselen omvatten aanhoudende huiduitslag, koorts, gewrichtspijn en vermoeidheid.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet, moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik van Simponi 100 mg door kinderen en jongeren (jonger dan 18 jaar) wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-
radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
Raadpleeg uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als:
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde pen, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 41 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde pen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg, eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 1 voorgevulde pen), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand toe
te dienen.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 2 voorgevulde pennen)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 1 voorgevulde pen) 2 weken
later.
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (voor de
toediening moet de inhoud van 1 voorgevulde pen of spuit van
50 mg worden gebruikt) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de
inhoud van 1 voorgevulde pen) voor te schrijven, afhankelijk
van hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
1 voorgevulde pen) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide `Instructies voor gebruik'.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:

allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,

ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.

reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.

zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden). Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.

kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden). Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.

hartfalen (zelden). Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.

tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden). Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden). Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.

ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden). Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.

huidkanker (soms). Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.

bloedziekte (vaak). Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.

bloedkanker (leukemie) (zelden). Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde pen in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 1 ml voorgevulde pen bevat 100 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde pen en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com

Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no

Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd.slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: + 371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.

In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de `SmartJect' voorgevulde pen eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde pen
Schud de voorgevulde pen nooit.
Verwijder de dop pas vlak voordat de injectie toegediend wordt.
Controleer het aantal voorgevulde pennen
Controleer de voorgevulde pennen om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde pennen en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u één voorgevulde pen met 100 mg
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u 2 voorgevulde pennen met elk 100 mg en u zult uzelf
2 injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef de
injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum

Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding `EXP') op de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vervaldatum is overschreden. De geprinte vervaldatum
verwijst naar de laatste dag van de maand. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
Controleer de verzegeling
Controleer de verzegeling rond de dop van de voorgevulde pen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de verzegeling is verbroken. Raadpleeg in dat geval uw arts
of apotheker.
Wacht 30 minuten om de voorgevulde pen op kamertemperatuur te laten komen

Laat de voorgevulde pen gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde pen niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of
warm water om de voorgevulde pen op te warmen).
Laat de dop op de voorgevulde pen zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde pen.
Leg uw overige benodigdheden klaar

Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een
alcoholdoekje, watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde pen
Kijk door het venster om te controleren of de vloeistof in de voorgevulde pen helder tot licht
opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De oplossing kan
worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevat.
Er zal een luchtbel zichtbaar zijn. Dat is normaal.
Gebruik de voorgevulde pen niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 2)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Afbeelding 2
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers, als u niet zelf de injectie toedient (zie
afbeelding 3)

Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon ook de buitenzijde van
de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De dop mag pas verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te dienen.
Als de dop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden geïnjecteerd.
Verwijder de dop (afbeelding 4)
Wanneer u klaar bent om de injectie toe te dienen, verbreek dan de verzegeling door de dop een
stukje te draaien.
Trek de dop in een rechte beweging van de voorgevulde pen af en gooi de dop weg na het
injecteren.
Plaats de dop niet terug op de voorgevulde pen, want daardoor zou u de naald in de voorgevulde
pen kunnen beschadigen.
Gebruik de voorgevulde pen niet als deze gevallen is terwijl de dop er niet op zat. Raadpleeg uw
arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Afbeelding 4
Druk de voorgevulde pen stevig tegen de huid (zie afbeeldingen 5 en 6)

Houd de voorgevulde pen op een comfortabele manier in uw hand.
Druk de knop nog NIET
in
.
U kunt kiezen uit 2 injectiemethodes. Injecteren zonder een huidplooi vast te houden
(afbeelding 5a) wordt aanbevolen. Echter, als u er voorkeur aan geeft, kunt u een huidplooi
vastpakken om zo een stevigere plek voor de injectie te krijgen (afbeelding 5b).
Duw het open uiteinde van de voorgevulde pen onder een rechte hoek (een hoek van 90 graden)
stevig tegen de huid totdat de veiligheidshuls geheel in het doorzichtige kapje schuift
(afbeelding 6).
Afbeelding 5a
Afbeelding 5b
Afbeelding 6
Druk op de knop om de injectie toe te dienen (zie afbeelding 7)

Blijf de voorgevulde pen stevig tegen uw huid duwen en druk op het verhoogde deel van
de knop met uw vingers of duim.
U zult de knop niet kunnen indrukken totdat de voorgevulde
pen
stevig tegen uw huid is geduwd en de veiligheidshuls in het doorzichtige kapje schuift.
Als de knop is ingedrukt, zal deze in de ingedrukte stand blijven staan, dus u hoeft uw vingers
of duim niet op de knop te houden.

Afbeelding 7

U zult een harde `klik' horen ­ schrik hier niet van. De eerste `klik' betekent dat de naald is
ingebracht en dat de injectie is gestart. U kunt de prik van de naald op dit moment wel of niet
voelen.
Haal de voorgevulde pen niet van de huid af. Als u de voorgevulde pen van de huid afhaalt,
krijgt u misschien niet de hele dosering van het geneesmiddel.

Houd de voorgevulde pen tegen de huid totdat u een tweede `klik' hoort (zie afbeelding 8)

Houd de voorgevulde pen stevig tegen de huid geduwd totdat u een tweede `klik' hoort.
Meestal duurt dit ongeveer 3-6 seconden, maar het kan tot wel 15 seconden duren voordat
u de tweede `klik' hoort.

Als u de tweede `klik' hoort, is de injectie toegediend en bevindt de naald zich weer in de
voorgevulde pen. Als u gehoorproblemen heeft en de tweede `klik' niet hoort, wacht dan na het
indrukken van de knop 15 seconden voordat u de voorgevulde pen van de toedieningsplaats
afhaalt.
Haal de voorgevulde pen van de toedieningsplaats af door deze op te tillen.

Afbeelding 8
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Controleer het venster ­ een gele indicator bevestigt een juiste toediening (zie afbeelding 9)
De gele indicator is verbonden met de zuiger van de voorgevulde pen. Als de gele indicator niet
zichtbaar is in het venster, is de zuiger niet voldoende naar beneden bewogen en heeft de
injectie niet plaatsgevonden.
De gele indicator vult ongeveer de helft van het venster. Dit is normaal.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u achter het venster geen gele indicator ziet of als u denkt
dat u niet de hele dosis heeft ontvangen. Dien geen tweede dosis toe zonder dit met uw arts te
hebben besproken.
Afbeelding 9
Doe de pen direct in een naaldcontainer. Als de naaldcontainer vol zit, zorg ervoor dat u deze
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.
Afbeelding 10
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
golimumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Uw arts zal u ook een herinneringskaart geven, waarop belangrijke veiligheidsinformatie staat waar u
voorafgaand aan en tijdens uw behandeling met Simponi van op de hoogte moet zijn.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Simponi en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Simponi bevat de werkzame stof golimumab.
Simponi behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam `TNF-blokkers'. Simponi wordt gebruikt
bij volwassenen voor de behandeling van de volgende ontstekingsziekten:
reumatoïde artritis
artritis psoriatica
axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans (ziekte van Bechterew) en niet-
radiografische axiale spondyloartritis
colitis ulcerosa.
De werking van Simponi berust op het blokkeren van de werking van een eiwit dat
`tumornecrosefactor-alfa' (TNF) wordt genoemd. Dit eiwit speelt een rol bij de ontstekingsprocessen
in het lichaam, en door dit eiwit te blokkeren kan de ontstekingsactiviteit in uw lichaam worden
verminderd.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een ontstekingsziekte van de gewrichten. Wanneer u actieve reumatoïde artritis
heeft, zult u eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende
reageert, kunt u Simponi krijgen, dat u samen met methotrexaat, een ander geneesmiddel, zult
gebruiken om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
beschadiging van uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten, die gewoonlijk gepaard gaat met
psoriasis, een ontstekingsaandoening van de huid. Als u aan actieve artritis psoriatica lijdt, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u Simponi
krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans en niet-radiografische axiale spondyloartritis zijn ontstekingsziekten van de
ruggengraat. Als u aan spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis lijdt, zult u
eerst andere geneesmiddelen krijgen. Als u op deze geneesmiddelen onvoldoende reageert, kunt u
Simponi krijgen om:
de klachten en verschijnselen van uw aandoening te doen afnemen
uw lichamelijk functioneren te verbeteren.
Colitis ulcerosa
Colitis ulcerosa is een ontstekingsziekte van de darmen. Wanneer u colitis ulcerosa heeft, zult u eerst
andere geneesmiddelen krijgen. Als u niet voldoende op deze geneesmiddelen reageert, krijgt u
Simponi toegediend om uw ziekte te behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft tuberculose (tbc) of een andere ernstige infectie.
U heeft matig of ernstig hartfalen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Infecties
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling met Simponi verschijnselen van
infectie krijgt of deze al heeft. Tot de verschijnselen van infectie behoren koorts, hoest,
kortademigheid, griepachtige verschijnselen, diarree, wonden, gebitsproblemen of een branderig
gevoel bij het plassen.
Tijdens het gebruik van Simponi kunt u sneller een infectie oplopen.
Het is mogelijk dat infecties zich sneller ontwikkelen of ernstiger zijn. Daarnaast is het mogelijk
dat eerder doorgemaakte infecties terugkeren.
Tuberculose (tbc)
Vertel het direct aan uw arts als u tijdens of na uw behandeling verschijnselen van tbc krijgt.
Tot de verschijnselen van tbc behoren aanhoudende hoest, gewichtsverlies, vermoeidheid,
koorts of nachtelijk zweten.
Er zijn gevallen van tbc gemeld onder patiënten die met Simponi werden behandeld, in
zeldzame gevallen zelfs bij patiënten die behandeld zijn met geneesmiddelen tegen tbc.
Uw arts zal u testen op tbc. Uw arts zal deze tests vermelden op uw herinneringskaart.
Het is zeer belangrijk dat u het uw arts laat weten als u ooit tbc heeft gehad of direct
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft of heeft gehad.
Als uw arts meent dat er bij u een risico op tbc bestaat, kunt u voorafgaand aan uw
behandeling met Simponi behandeld worden met geneesmiddelen tegen tbc.
Hepatitis B-virus (HBV)
Vertel het uw arts als u drager bent van HBV of HBV heeft of heeft gehad voordat u
Simponi toegediend krijgt.
Vertel het uw arts als u denkt een verhoogd risico te hebben op besmetting met HBV.
Uw arts moet u op HBV testen.
Bij patiënten die drager zijn van HBV kan behandeling met TNF-blokkers als Simponi
leiden tot reactivering van HBV, wat in sommige gevallen levensbedreigend kan zijn.
Invasieve schimmelinfecties
Vertel het direct aan uw arts als u gewoond of gereisd heeft in een gebied waar vaak infecties
voorkomen die veroorzaakt worden door een specifiek type schimmels dat de longen of andere
delen van het lichaam kan aantasten (genoemd histoplasmose, coccidioïdomycose of
blastomycose). Vraag het uw arts als u niet zeker weet of deze infecties voorkomen in een
gebied waar u gewoond of gereisd heeft.
Kanker en lymfoom
Vertel het uw arts voordat u Simponi gaat gebruiken als er bij u ooit lymfoom (een vorm van
bloedkanker) of een andere vorm van kanker is vastgesteld.
Bij gebruik van Simponi of andere TNF-blokkers kunt u een grotere kans hebben op het krijgen
van lymfoom of andere vormen van kanker.
Bij patiënten die al gedurende langere tijd lijden aan ernstige reumatoïde artritis en andere
ontstekingsziekten kan de kans op het krijgen van lymfoom groter dan gemiddeld zijn.
Bij kinderen en tieners die TNF-blokkers kregen zijn er gevallen geweest van kanker,
waaronder zeldzame types. Soms leidde dit tot de dood.
In zeldzame gevallen is er een specifiek en ernstig type kanker, genaamd hepatosplenisch
T-cellymfoom, aangetroffen bij patiënten die andere TNF-blokkers gebruikten. De meeste van
deze patiënten waren jongens tot 18 jaar of jongvolwassen mannen. Dit type kanker was meestal
dodelijk. Bijna al deze patiënten gebruikten ook geneesmiddelen die bekend zijn als
azathioprine en 6 mercaptopurine. Vertel het uw arts als u azathioprine of 6 mercaptopurine
gebruikt samen met Simponi.
Patiënten met ernstig aanhoudend astma, chronische obstructieve longziekte (COPD) of die veel
roken, kunnen bij behandeling met Simponi een vergrote kans op kanker hebben. Als u ernstig
aanhoudend astma of COPD heeft of als u veel rookt, moet u met uw arts bespreken of
behandeling met een TNF-blokker wel geschikt voor u is.
Sommige patiënten die behandeld zijn met golimumab ontwikkelden bepaalde soorten van
huidkanker. Als er veranderingen van de huid of ongewone celgroei op de huid optreedt tijdens
of na de therapie, vertel het uw arts.
Hartfalen
Vertel het direct aan uw arts als u nieuwe verschijnselen van hartfalen krijgt of als uw verschijnselen
verergeren. Verschijnselen van hartfalen omvatten kortademigheid of zwelling van de voeten.
Bij patiënten die TNF-blokkers gebruikten, waaronder Simponi, is melding gemaakt van nieuw
optredend of verergering van congestief hartfalen. Enkele van deze patiënten overleden.
Als u lijdt aan licht hartfalen en met Simponi wordt behandeld, moet uw arts u nauwlettend
controleren.
Zenuwstelselaandoening
Vertel het direct aan uw arts als er bij u ooit een demyeliniserende aandoening (aandoening gepaard
gaande met zenuwbeschadiging) zoals multipele sclerose is vastgesteld of als u verschijnselen van dit
type aandoening krijgt. De verschijnselen kunnen bestaan uit veranderingen in uw gezichtsvermogen,
zwakte in uw armen of benen en gevoelloosheid of tintelingen in een deel van uw lichaam. Uw arts zal
bepalen of u Simponi mag gebruiken.
Operaties of tandheelkundige ingrepen
Vertel het uw arts als u een operatie of tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
Vertel het uw chirurg of tandarts die de ingreep uitvoert dat u een behandeling met Simponi
ondergaat door hem of haar uw herinneringskaart te tonen.
In zeldzame gevallen hebben patiënten die met TNF-blokkers behandeld werden lupus
gekregen.
Bloedziekte
Bij sommige patiënten kan het zo zijn dat het lichaam niet genoeg bloedcellen maakt om het lichaam
te helpen vechten tegen infecties of bloedingen te stoppen. Als er bij u koorts optreedt die niet
verdwijnt, er makkelijk blauwe plekken of bloedingen optreden, of als u erg bleek ziet moet u direct
uw arts bellen. Uw arts kan besluiten om de behandeling te stoppen.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
Vaccinaties
Vertel het uw arts als u een vaccinatie heeft gekregen of moet krijgen.
Tijdens uw behandeling met Simponi mag u niet gevaccineerd worden met bepaalde (levende)
vaccins.
Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken. Als u Simponi heeft gekregen terwijl u
zwanger was, kan uw baby tot ongeveer 6 maanden na de laatste dosis die u kreeg tijdens de
zwangerschap een verhoogd risico hebben op het krijgen van zo'n infectie. Het is belangrijk dat
u de arts van uw baby en ander medisch personeel informeert over uw Simponi-gebruik zodat
zij kunnen besluiten wanneer uw baby een vaccin moet krijgen.
Behandeling met micro-organismen
Bespreek het met uw arts als u kort geleden een behandeling met micro-organismen (zoals bacteriën)
heeft gehad of als er een behandeling is afgesproken (zoals de toediening van BCG in de blaas bij de
behandeling van (blaas)kanker).
Allergische reacties
Informeer onmiddellijk uw arts als u verschijnselen ontwikkelt van een allergische reactie
(overgevoeligheid) na uw behandeling met Simponi. Verschijnselen van een allergische reactie
kunnen zijn zwelling van het gezicht, lippen, mond of keel, wat moeilijkheden met slikken of ademen
kan veroorzaken, huiduitslag, galbulten (netelroos), zwelling van de handen, voeten of enkels.
Sommige van deze reacties kunnen ernstig zijn, of in zeldzame gevallen levensbedreigend.
Sommige van deze reacties traden op na de eerste toediening van Simponi.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik van Simponi 100 mg door kinderen en jongeren (jonger dan 18 jaar) wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast Simponi nog andere geneesmiddelen, waaronder andere geneesmiddelen voor
de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-
radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
uw arts of apotheker.
U mag Simponi niet gelijktijdig gebruiken met geneesmiddelen die de werkzame stoffen
anakinra of abatacept bevatten. Dit zijn geneesmiddelen die gebruikt worden voor de
behandeling van reumatische aandoeningen.
Vertel het uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt die uw immuunsysteem
beïnvloeden.
Bepaalde (levende) vaccinaties mag u niet krijgen als u Simponi gebruikt.
Als u niet zeker weet of een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan voordat u
Simponi gaat gebruiken contact op met uw arts of apotheker.
u zwanger bent of tijdens de behandeling met Simponi zwanger wilt worden. De uitwerking van
dit geneesmiddel bij zwangere vrouwen is niet bekend. Het gebruik van Simponi door zwangere
vrouwen wordt niet aangeraden. Tijdens de behandeling met Simponi moet u voorkomen dat u
zwanger wordt en daarom moet u tijdens uw behandeling en tot minimaal 6 maanden na uw
laatste Simponi-injectie een effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
u mag pas minimaal 6 maanden na uw laatste behandeling met Simponi beginnen met het geven
van borstvoeding. Als u Simponi zult gaan gebruiken, moet u stoppen met het geven van
borstvoeding.
u Simponi heeft ontvangen tijdens uw zwangerschap. Uw baby kan dan een verhoogd risico
hebben op een infectie. Het is belangrijk dat u de arts van uw baby en ander medisch personeel
informeert over uw Simponi-gebruik vóórdat de baby een vaccin krijgt (voor meer informatie
zie de rubriek over vaccinatie).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Simponi heeft enige invloed op uw rijvaardigheid en op het vermogen om gereedschap of machines te
gebruiken. Na toediening van Simponi kunt u echter last krijgen van duizeligheid. Als dit gebeurt, mag
u geen voertuig besturen en geen gereedschap of machines gebruiken.
Simponi bevat latex en sorbitol
Overgevoeligheid voor latex
Een onderdeel van de voorgevulde spuit, namelijk de naaldbescherming, bevat latex. Aangezien latex
ernstige allergische reacties kan veroorzaken, moet u voordat u Simponi gaat gebruiken met uw arts
overleggen als u of uw verzorger een latexallergie heeft.
Sorbitolintolerantie
Dit geneesmiddel bevat 41 mg sorbitol (E420) in elke voorgevulde spuit.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel Simponi wordt er gegeven?
Reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder spondylitis ankylosans en
niet-radiografische axiale spondyloartritis:
De aanbevolen dosering is 50 mg, eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand
toe te dienen.
Overleg met uw arts voordat u uw vierde dosis toedient. Uw arts zal bepalen of u uw
behandeling met Simponi moet voortzetten.
o
Als u meer dan 100 kg weegt, kan de dosering worden verhoogd tot 100 mg (de inhoud
van 1 voorgevulde spuit), eenmaal per maand en op steeds dezelfde dag van de maand toe
te dienen.
Colitis ulcerosa
In de onderstaande tabel is te zien hoe dit geneesmiddel gewoonlijk wordt gebruikt.
Inleidende behandeling
Een startdosis van 200 mg (de inhoud van 2 voorgevulde spuiten)
gevolgd door 100 mg (de inhoud van 1 voorgevulde spuit) 2 weken
later.
Bij patiënten die minder dan 80 kg wegen, 50 mg (voor de
toediening moet de inhoud van 1 voorgevulde pen of spuit van
50 mg worden gebruikt) 4 weken na uw laatste behandeling,
daarna iedere 4 weken. Uw arts kan besluiten om 100 mg (de
inhoud van 1 voorgevulde spuit) voor te schrijven, afhankelijk
van hoe goed Simponi bij u werkt.
Bij patiënten die 80 kg of meer wegen, 100 mg (de inhoud van
1 voorgevulde spuit) 4 weken na uw laatste behandeling, daarna
iedere 4 weken.
Hoe wordt Simponi gegeven?
Simponi wordt toegediend via een onderhuidse (subcutane) injectie.
Bij aanvang van de behandeling kan Simponi worden geïnjecteerd door uw arts of
verpleegkundige. U en uw arts kunnen echter ook besluiten dat u Simponi zelf kunt gaan
injecteren. In dat geval zult u uitleg krijgen over hoe u de Simponi-injecties zelf moet toedienen.
Als u vragen heeft over het injecteren van het geneesmiddel bij uzelf, raadpleeg dan uw arts. Aan het
einde van deze bijsluiter staan uitgebreide `Instructies voor gebruik'.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Vertel het direct aan uw arts of apotheker als u te veel Simponi heeft gebruikt of toegediend heeft
gekregen (ofwel door te veel te injecteren tijdens een enkel toedieningsmoment ofwel door te vaak een
dosis toe te dienen). Neem altijd de buitenverpakking en deze bijsluiter mee, ook al is de verpakking
leeg.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om Simponi op de geplande datum te injecteren, dien dan direct als u eraan denkt
de vergeten dosis toe.
Gebruik geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Wanneer moet u de volgende dosis injecteren:
als u minder dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en blijf het oorspronkelijke schema volgen.
als u meer dan 2 weken te laat bent, injecteer de vergeten dosis dan direct nadat u er aan denkt
en vraag uw arts of apotheker wanneer u de volgende dosis moet toedienen.
Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u overweegt om met Simponi te stoppen, raadpleeg dan eerst uw arts of apotheker.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij sommige patiënten kunnen ernstige bijwerkingen optreden en kan behandeling
noodzakelijk zijn. Het risico op bepaalde bijwerkingen is met de 100 mg dosis hoger dan met de
50 mg dosis. Bijwerkingen kunnen tot een aantal maanden na de laatste injectie optreden.
Waarschuw direct uw arts als een van de volgende ernstige bijwerkingen zich voordoet:

allergische reacties die ernstig, of in zeldzame gevallen, levensbedreigend kunnen zijn
(zelden).
Verschijnselen van een allergische reactie zijn onder andere zwelling van het gezicht,
de lippen, mond of keel waardoor het slikken of de ademhaling moeilijker kan worden,

ernstige infecties (waaronder tuberculose, bacteriële infecties waaronder ernstige
bloedinfecties en longontsteking, ernstige schimmelinfecties en andere infecties bij
verminderde afweer) (vaak).
Verschijnselen van een infectie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, (aanhoudende) hoest, kortademigheid, griepachtige verschijnselen,
gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, wonden, gebitsproblemen en een branderig gevoel
bij het plassen.

reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) als u drager bent of als u hepatitis B heeft gehad
(zelden).
Verschijnselen zijn onder andere het geel worden van de huid en het oogwit,
donkerbruine urine, pijn in de rechterkant van de buik, koorts, misselijkheid, braken en ernstige
vermoeidheid.

zenuwstelselaandoening zoals multipele sclerose (zelden). Verschijnselen van een
zenuwstelselaandoening zijn onder andere veranderingen in uw gezichtsvermogen, zwakte in
uw armen of benen, een verdoofd of tintelend gevoel in een deel van uw lichaam.

kanker van de lymfeklieren (lymfoom) (zelden). Verschijnselen van lymfoom zijn onder
andere gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies of koorts.

hartfalen (zelden). Verschijnselen van hartfalen zijn onder andere kortademigheid of
gezwollen voeten.

tekenen van immuunsysteemaandoeningen genaamd:
-
lupus (zelden). Verschijnselen zijn onder andere gewrichtspijn of uitslag op de wangen
of armen die gevoelig is voor zonlicht.
-
sarcoïdose (zelden). Verschijnselen zijn onder andere aanhoudende hoest,
kortademigheid, pijn op de borst, koorts, gezwollen lymfeklieren, gewichtsverlies,
huiduitslag en wazig zien.

ontsteking van kleine bloedvaten (vasculitis) (zelden). Verschijnselen zijn onder andere
koorts, hoofdpijn, gewichtsverlies, nachtelijk zweten, huiduitslag en problemen met de zenuwen
zoals een doof gevoel of tintelingen.

huidkanker (soms). Verschijnselen van huidkanker zijn onder andere veranderingen in het
uiterlijk van uw huid of gezwellen op uw huid.

bloedziekte (vaak). Verschijnselen van bloedziekte zijn onder andere koorts die niet verdwijnt,
blauwe plekken of bloedingen die makkelijk optreden, of erg bleek zien.

bloedkanker (leukemie) (zelden). Verschijnselen van leukemie zijn onder andere koorts,
vermoeidheid, vaak optreden van infecties, gemakkelijk blauwe plekken krijgen en nachtelijk
zweten.
Waarschuw direct uw arts als een van bovenstaande verschijnselen zich voordoet.
De volgende overige bijwerkingen zijn waargenomen bij gebruik van Simponi:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
bovensteluchtweginfectie, keelpijn of heesheid, loopneus.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
afwijkende leverfunctiewaarden (toename van leverenzymen), aangetoond met bloedonderzoek
in opdracht van uw arts
duizeligheid
hoofdpijn
verdoofd gevoel of tintelingen
oppervlakkige schimmelinfecties
abces
bacteriële infecties (zoals cellulitis)
laag aantal rode bloedcellen
laag aantal witte bloedcellen
positieve lupus bloedtest
allergische reacties
maag- en darmproblemen (spijsverteringsstoornis)
maagpijn
misselijkheid
griep
bronchitis
bijholte-ontsteking
koortslip
hoge bloeddruk
koorts
astma, kortademigheid, piepen
maag- en darmklachten waaronder ontsteking van de maag- en darmbekleding, die koorts kan
veroorzaken
pijn en zweren in de mond
reacties op de injectieplaats (waaronder roodheid, verharding, pijn, bloeduitstorting, jeuk,
tintelingen en irritatie)
haaruitval
huiduitslag en jeukende huid
slaapproblemen
depressie
gevoel van zwakte
botbreuken
vervelend gevoel op de borst.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
nierinfectie
kanker, waaronder huidkanker en goedaardige tumoren of gezwellen, inclusief moedervlekken
op de huid
huidblaren
ernstige infectie in het hele lichaam (sepsis), soms met lage bloeddruk (septische shock)
psoriasis (waaronder op de handpalmen of voetzolen en/of in de vorm van blaasjes op de huid)
laag aantal bloedplaatjes
gecombineerd laag aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
schildklieraandoeningen
verhoogde bloedsuikerspiegels
verhoogde cholesterolspiegels in het bloed
evenwichtsstoornissen
problemen met zien
ontstoken oog (conjunctivitis)
oogallergie
gevoel van een onregelmatige hartslag
vernauwing van de bloedvaten in het hart
bloedstolsels
blozen, roodheid van het gezicht
verstopping
chronische ontstekingsaandoening van de longen
zuurbranden
galstenen
leveraandoeningen
borstaandoeningen
menstruatiestoornissen.
Zelden optredende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers):
falende aanmaak van bloedcellen door het beenmerg
ernstig verlaagd aantal witte bloedcellen
infectie van de gewrichten of het omliggende weefsel
verstoorde wondgenezing
ontsteking van de bloedvaten in inwendige organen
leukemie
melanoom (een type huidkanker)
Merkelcelcarcinoom (een type huidkanker)
lichenoïde reacties (jeukende paarsrode huiduitslag en/of draadvormige grijswitte strepen op
slijmvliezen)
schilferige, vervellende huid
immuunsysteemaandoeningen die de longen, huid en lymfeklieren kunnen aantasten (meestal in
de vorm van de ziekte sarcoïdose)
pijn en verkleuring van de vingers of tenen
smaakstoornissen
blaasaandoeningen
nieraandoeningen
ontsteking van de bloedvaten in uw huid die uitslag veroorzaakt.
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is:
een zeldzame vorm van bloedkanker die meestal jonge mensen treft (hepatosplenisch
T-cellymfoom)
Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van kanker die verband houdt met infectie met humaan
herpesvirus 8. Kaposi-sarcoom is meestal zichtbaar in de vorm van paarse huidschade.
verergeren van een aandoening die dermatomyositis heet (dit uit zich als huiduitslag samen met
spierzwakte).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Dit geneesmiddel kan ook maximaal 30 aaneengesloten dagen buiten de koelkast worden
bewaard bij een temperatuur tot maximaal 25 °C. Dit mag dan niet langer zijn dan de
oorspronkelijke houdbaarheidsdatum die op het doosje staat. Schrijf de nieuwe
houdbaarheidsdatum op het doosje met dag/maand/jaar (dit mag niet langer zijn dan 30 dagen
nadat het geneesmiddel uit de koelkast is gehaald). Zet het geneesmiddel niet terug in de
koelkast nadat het op kamertemperatuur is geweest. Gooi dit geneesmiddel weg als het niet is
gebruikt op de nieuwe of oorspronkelijke houdbaarheidsdatum, afhankelijk van welke eerder is.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de oplossing geen kleurloze tot lichtgele kleur heeft, troebel
is, of zichtbare vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is golimumab. Een 1 ml voorgevulde spuit bevat 100 mg golimumab.
De andere stoffen in dit middel zijn sorbitol (E420), histidine, histidinehydrochloridemonohydraat,
polysorbaat 80 en water voor injecties. Voor meer informatie over sorbitol (E420), zie rubriek 2.
Hoe ziet Simponi eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Simponi wordt geleverd als oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik.
Simponi is beschikbaar in verpakkingen met 1 voorgevulde spuit en meervoudige verpakkingen met
3 (3 verpakkingen van 1) voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De oplossing is helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans), kleurloos tot lichtgeel, en
kan een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes bevatten. Gebruik Simponi niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of zichtbare deeltjes bevat die niet in de oplossing thuishoren.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com

Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: (+32(0)27766211)
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no

Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd.slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: + 371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +35312998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Als u Simponi zelf wilt injecteren, moet een zorgverlener u leren hoe u de injectie moet
voorbereiden en bij uzelf moet toedienen. Als u dit nog niet heeft geleerd, neem dan contact op
met uw arts, verpleegkundige of apotheker om een afspraak te maken voor een trainingssessie.

In deze instructies:
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
4.
Na de injectie
De onderstaande tekening (afbeelding 1) geeft weer hoe de voorgevulde spuit eruitziet.
Afbeelding 1
1.
Voorbereiding voor het gebruik van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder van de voorgevulde spuit.
Houd de voorgevulde spuit niet vast aan het uiteinde van de zuiger, de zuigerstang, de vleugels
voor de naaldbescherming of de beschermdop van de naald.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Schud de voorgevulde spuit nooit.
Verwijder de beschermdop niet eerder van de voorgevulde spuit dan in de instructies wordt
aangegeven.
Raak de lipjes voor activering van de naaldbescherming (in afbeelding 1 aangegeven met
sterretjes `*') niet aan, want daardoor zou de naald te vroeg bedekt kunnen worden door de
naaldbescherming.
Controleer het aantal voorgevulde spuiten
Controleer de voorgevulde spuiten om er zeker van te zijn dat
het aantal voorgevulde spuiten en de sterkte juist zijn
o
Als uw dosis 100 mg is, dan krijgt u één voorgevulde spuit met 100 mg
o
Als uw dosis 200 mg is, dan krijgt u twee voorgevulde spuiten met elk 100 mg en u zult
uzelf twee injecties moeten geven. Kies verschillende plaatsen voor deze injecties en geef
de injecties direct na elkaar.
Controleer de vervaldatum (zie afbeelding 2)
Controleer de geprinte of geschreven houdbaarheidsdatum op het doosje.
Controleer de vervaldatum (weergegeven na de aanduiding `EXP') op het etiket dat te zien is
achter het venster in de cilinder van de voorgevulde spuit.
Als de vervaldatum niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan
de cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vervaldatum recht onder het
venster komt te staan.
Afbeelding 2
Wacht 30 minuten om de voorgevulde spuit op kamertemperatuur te laten komen

Laat de voorgevulde spuit gedurende 30 minuten buiten de doos en buiten het bereik van
kinderen op kamertemperatuur komen om correcte toediening te garanderen.
Warm de voorgevulde spuit niet op andere wijze op (gebruik bijvoorbeeld geen magnetron of warm
water om de voorgevulde spuit op te warmen).
Laat de beschermdop op de voorgevulde spuit zitten tijdens het op kamertemperatuur brengen van de
voorgevulde spuit.
Leg uw overige benodigdheden klaar
Terwijl u aan het wachten bent kunt u de overige benodigdheden klaarleggen, zoals een alcoholdoekje,
watten of een gaasje en een naaldcontainer.
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast aan de cilinder en zorg ervoor dat de naald met beschermdop
naar beneden wijst.
Kijk door het venster van de voorgevulde spuit naar de vloeistof en controleer of de vloeistof
helder tot licht opalescent (met een parelmoerachtige glans) en kleurloos tot lichtgeel is. De
oplossing kan worden gebruikt als het een aantal kleine doorzichtige of witte eiwitdeeltjes
bevat.
Als de vloeistof niet zichtbaar is achter het venster, houd dan de voorgevulde spuit vast aan de
cilinder en draai de beschermdop van de naald dusdanig dat de vloeistof onder het venster
zichtbaar wordt (zie afbeelding 2).
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de vloeistof een verkeerde kleur heeft, troebel is of grotere
deeltjes bevat. Raadpleeg in dat geval uw arts of apotheker.
2.
Het kiezen en voorbereiden van de injectieplaats (zie afbeelding 3)
Het geneesmiddel wordt meestal aan de voorzijde van het midden van de bovenbenen
geïnjecteerd.
U kunt de injectie ook toedienen in de onderbuik, onder de navel, waarbij een gebied van
ongeveer 5 cm onder de navel moet worden vrijgehouden.
Injecteer niet op plekken waar de huid gevoelig is, blauwe plekken vertoont, rood, schilferig of
verhard is of op plekken waar littekens of (zwangerschaps)striemen (striae) zitten.
Als er voor één dosis meerdere injecties nodig zijn, dan moeten de injecties op verschillende
plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Het kiezen van de injectieplaats voor verzorgers (zie afbeelding 4)
Als uw injectie door een verzorger wordt toegediend, kan deze persoon tevens de buitenzijde
van de bovenarm gebruiken.
Wederom kunnen alle genoemde toedieningsplaatsen gebruikt worden, uw lichaamsbouw
of -gewicht speelt geen rol bij het kiezen van een injectieplaats.
Afbeelding 4
Het voorbereiden van de injectieplaats
Was zorgvuldig uw handen met zeep en warm water.
Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje.
Laat de huid opdrogen voordat u de injectie toedient. Droog de gereinigde huid niet door te
blazen of lucht toe te wuiven.
Raak dit gebied niet meer aan voordat u de injectie toedient.
3.
Het injecteren van het geneesmiddel
De beschermdop mag pas van de naald verwijderd worden als u klaar bent om het geneesmiddel toe te
dienen. Als de beschermdop verwijderd is, moet het geneesmiddel binnen 5 minuten worden
geïnjecteerd.
Raak tijdens het verwijderen van de beschermdop de zuigerstang niet aan.
Verwijder de beschermdop van de naald (zie afbeelding 5)

Houd met één hand de cilinder van de voorgevulde spuit vast als u gereed bent om de injectie
toe te dienen.
Trek de beschermdop in een rechte beweging van de naald af en gooi de dop weg na het
injecteren. Raak tijdens deze handeling de zuigerstang niet aan.
Het is mogelijk dat er in de voorgevulde spuit een luchtbel zichtbaar is of dat er een druppel
vloeistof te zien is aan het uiteinde van de naald. Een dergelijke luchtbel of druppel is normaal
en hoeft niet te worden verwijderd.
Injecteer de dosis direct nadat de beschermdop van de naald is verwijderd.
Raak de naald niet aan en zorg ervoor dat deze nergens mee in contact komt.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is terwijl de beschermdop niet op de naald zat.
Raadpleeg uw arts of apotheker als deze situatie zich voordoet.
Breng de voorgevulde spuit in positie om de injectie toe te dienen

Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast tussen de wijsvinger en middelvinger van één
hand en plaats de duim op het uiteinde van de zuiger; pak met de vingers van de andere hand
een huidplooi vast in het gebied dat u eerder heeft gereinigd. Houd de huid stevig vast.
Trek nooit aan de zuigerstang.
Injecteer het geneesmiddel

Plaats de naald in een hoek van ongeveer 45 graden op de huidplooi. Duw de naald met een
enkele, snelle beweging zo ver mogelijk in de huid (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6
Injecteer de totale hoeveelheid geneesmiddel door de zuiger net zolang in te duwen tot het
uiteinde van de zuiger zich volledig tussen de vleugels voor de naaldbescherming bevindt (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
Blijf als de zuigerstang volledig naar beneden is geduwd druk uitoefenen op het uiteinde van de
zuiger, haal de naald uit de huid en laat de huidplooi los (zie afbeelding 8).
Haal langzaam uw duim van het uiteinde van de zuiger af zodat de lege voorgevulde spuit naar
boven kan komen totdat de naald volledig door de naaldbescherming wordt bedekt, zoals
weergegeven in afbeelding 9:
Afbeelding 9
4.
Na de injectie
Gebruik watten of een gaasje
Op de injectieplaats kan een kleine hoeveelheid bloed of vloeistof zijn achtergebleven. Dit is
normaal.
U kunt gedurende 10 seconden een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een pleister.
Wrijf niet over uw huid.
Gooi de voorgevulde spuit weg (zie afbeelding 10)

Doe de voorgevulde spuit direct in een naaldcontainer. Zorg ervoor dat u de naaldcontainer
weggooit volgens de instructies van uw arts of verpleegkundige.
Probeer niet de beschermdop weer op de naald te plaatsen.
Gebruik een voorgevulde spuit nooit meer dan één keer, zowel voor uw veiligheid als die van anderen.
Als u denkt dat er iets verkeerd is gegaan bij het injecteren of als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of
apotheker.

Heb je dit medicijn gebruikt? Simponi 100 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Simponi 100 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Simponi 100 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG