Quviviq 50 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 25 mg daridorexant.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 50 mg daridorexant.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaarse driehoekige filmomhulde tabletten, aan de ene kant bedrukt met ‘25’ en aan de andere
kant met ‘i’.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje driehoekige filmomhulde tabletten, aan de ene kant bedrukt met ‘50’ en aan de andere
kant met ‘i’.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
QUVIVIQ is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met insomnia gekenmerkt
door symptomen die al ten minste 3 maanden aanwezig zijn en een aanzienlijke impact hebben op het
dagelijks functioneren.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosis voor volwassenen is één tablet van 50 mg eenmaal per nacht, ’s avonds oraal in
te nemen binnen 30 minuten voor het naar bed gaan. Op basis van klinische beoordeling kunnen
sommige patiënten met 25 mg eenmaal per nacht worden behandeld (zie rubriek 4.5 en 5.5).
De maximale dagelijkse dosis is 50 mg.
2
De behandelingsduur moet zo kort mogelijk zijn. Binnen 3 maanden en periodiek daarna moet worden
beoordeeld of de behandeling moet worden voortgezet. Klinische gegevens zijn beschikbaar voor een
ononderbroken behandeling van maximaal 12 maanden.
De behandeling mag zonder downtitratie worden gestopt.
Gemiste dosis
Als een patiënt vergeet QUVIVIQ voor het slapen gaan in te nemen, mag die dosis ’s nachts niet
worden ingenomen.
Leverfunctiestoornis
Bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Bij patiënten met een
matige leverfunctiestoornis is de aanbevolen dosis één tablet van 25 mg eenmaal per nacht (zie
rubriek 5.2). Bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis is daridorexant niet onderzocht en
wordt het niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (inclusief een ernstige) is geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 5.2).
Gelijktijdige toediening met matige CYP3A4-remmers
De aanbevolen dosis bij gebruik met matige CYP3A4-remmers is één tablet van 25 mg eenmaal per
nacht (zie rubriek 4.5).
De consumptie van grapefruit of grapefruitsap ’s avonds moet worden
vermeden.
Gelijktijdige toediening met centrale depressiva (met een dempende werking op het centrale
zenuwstelsel)
In geval van gelijktijdige toediening met CZS-onderdrukkende geneesmiddelen kunnen
dosisaanpassingen van QUVIVIQ en/of de andere geneesmiddelen vereist zijn, gebaseerd op klinische
evaluatie, vanwege mogelijk additieve effecten (zie rubriek 4.4 en 4.5).
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist
bij oudere patiënten (≥
65 jaar). Er zijn beperkte gegevens
beschikbaar van patiënten ouder dan 75 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar van patiënten ouder
dan 85 jaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van daridorexant bij pediatrische patiënten zijn nog niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
QUVIVIQ kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De inname echter van QUVIVIQ kort na
een uitgebreide maaltijd kan het effect op het inslapen verminderen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
Narcolepsie
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers (zie rubriek 4.5)
3
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Ouderen
Vanwege het algemene risico op vallen bij ouderen moet daridorexant met voorzichtigheid worden
gebruikt bij deze populatie, hoewel klinische onderzoeken geen toename van de incidentie van vallen
met daridorexant lieten zien in vergelijking met placebo.
QUVIVIQ moet met voorzichtigheid worden toegediend bij patiënten ouder dan 75 jaar, omdat de
gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij deze populatie beperkt zijn.
CZS-onderdrukkende effecten
Omdat daridorexant de waakzaamheid vermindert, moeten patiënten worden gewaarschuwd voor
potentieel gevaarlijke activiteiten, autorijden of het bedienen van zware machines tenzij zij zich
volledig wakker voelen, vooral tijdens de eerste paar dagen van de behandeling (zie rubriek 4.7).
Voorzichtigheid is geboden bij het gelijktijdig voorschrijven van QUVIVIQ met CZS-onderdrukkende
geneesmiddelen vanwege de mogelijk additieve effecten, en een dosisaanpassing van QUVIVIQ of de
gelijktijdige centrale depressiva dient te worden overwogen.
Patiënten moeten worden gewaarschuwd voor het drinken van alcohol tijdens de behandeling met
QUVIVIQ (zie rubriek 4.5).
Slaapverlamming, hallucinaties en kataplexie-achtige symptomen
Slaapverlamming, een onvermogen om te bewegen of te spreken gedurende maximaal enkele minuten
tijdens de overgang van slaap naar wakker worden, en hypnagoge/hypnopompe hallucinaties,
waaronder levendige en verontrustende waarnemingen, kunnen optreden met daridorexant, met name
tijdens de eerste weken van de behandeling (zie rubriek 4.8).
Symptomen die lijken op milde kataplexie zijn gemeld met dubbele orexinereceptorantagonisten.
Voorschrijvers moeten de aard van deze voorvallen aan patiënten uitleggen bij het voorschrijven van
QUVIVIQ. Als dergelijke voorvallen zich voordoen, moeten de patiënten verder worden geëvalueerd
en moet, afhankelijk van de aard en de ernst van de voorvallen, worden overwogen de behandeling te
staken.
Verergering van depressie en suïcidale gedachten
Bij voornamelijk depressieve patiënten die met hypnotica worden behandeld, zijn verergering van de
depressie en suïcidale gedachten en handelingen gerapporteerd. Net als andere hypnotica dient
QUVIVIQ met voorzichtigheid te worden toegediend bij patiënten die symptomen van depressie
vertonen.
Geïsoleerde gevallen van suïcidale gedachten zijn gemeld in klinische fase 3-onderzoeken, bij
deelnemers met reeds bestaande psychiatrische ziekten en/of stressvolle levensomstandigheden, in alle
behandelingsgroepen, waaronder die met een placebo. Bij patiënten met een depressie kunnen
zelfdodingsneigingen aanwezig zijn en kunnen beschermende maatregelen nodig zijn.
Patiënten met psychiatrische comorbiditeiten
QUVIVIQ moet met voorzichtigheid worden toegediend bij patiënten met psychiatrische
comorbiditeiten, omdat de werkzaamheids- en veiligheidsgegevens van deze patiëntenpopulatie
beperkt zijn.
4
Patiënten met een verminderde ademhalingsfunctie
Daridorexant verhoogde de frequentie van apneu-/hypopneu-incidenten niet en veroorzaakte geen
zuurstofdesaturatie bij patiënten met licht of matig obstructief slaapapneu (OSA), en veroorzaakte
geen zuurstofdesaturatie bij patiënten met matige chronisch obstructieve longziekte (COPD).
Daridorexant is niet onderzocht bij patiënten met ernstige OSA
(apneu-hypopneu-index
30 incidenten per uur) of met ernstige COPD (voorspelde FEV
1
< 40%).
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven van QUVIVIQ aan patiënten met ernstige OSA en
ernstige COPD.
Mogelijkheid van geneesmiddelenmisbruik en -afhankelijkheid
Er waren geen aanwijzingen voor misbruik of ontwenningsverschijnselen die duidden op lichamelijke
afhankelijkheid bij het staken van de behandeling in klinische onderzoeken met daridorexant bij
deelnemers met insomnia.
In een onderzoek naar de misbruikgevoeligheid van daridorexant (50, 100 en 150 mg), uitgevoerd bij
recreatieve drugsgebruikers zonder insomnia (n = 72), gaf daridorexant (100 en 150 mg) vergelijkbare
scores ten aanzien van de tevredenheid met het middel als bij zolpidem (30 mg). Omdat personen met
een voorgeschiedenis van misbruik van of verslaving aan alcohol of andere stoffen een verhoogd
risico kunnen lopen op misbruik van QUVIVIQ, moeten deze patiënten zorgvuldig worden gevolgd.
Leverfunctiestoornis
Gebruik wordt afgeraden bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Hulpstoffen
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van daridorexant
CYP3A4-remmers
Bij gezonde deelnemers verhoogde gelijktijdige toediening van daridorexant 25 mg met de matige
CYP3A4-remmer diltiazem (240 mg eenmaal daags) de blootstellingsparameters AUC en C
max
van
daridorexant met respectievelijk 2,4 keer en 1,4 keer. Bij patiënten die matige CYP3A4-remmers
gebruiken (bijv. erytromycine, ciprofloxacine, ciclosporine), is de aanbevolen dosis QUVIVIQ 25 mg.
Er werd geen klinisch onderzoek uitgevoerd met een sterke CYP3A4-remmer. Gelijktijdig gebruik van
QUVIVIQ met sterke remmers van CYP3A4 (bijv. itraconazol, claritromycine, ritonavir) is gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
De consumptie van grapefruit of grapefruitsap ’s avonds moet worden vermeden.
CYP3A4-inductoren
Bij gezonde deelnemers verminderde gelijktijdige toediening met efavirenz (600 mg eenmaal daags),
een matige CYP3A4-inductor, de blootstellingsparameters AUC en C
max
van daridorexant met
respectievelijk 61% en 35%.
Op basis van deze resultaten vermindert gelijktijdig gebruik met een matige of sterke
CYP3A4-inductor de blootstelling aan daridorexant aanzienlijk, wat de werkzaamheid kan
verminderen.
5
pH-regelaars van de maag
De oplosbaarheid van daridorexant is pH-afhankelijk. Bij gezonde deelnemers verminderde
gelijktijdige toediening van famotidine (40 mg), een remmer van de maagzuursecretie, de C
max
van
daridorexant met 39%, terwijl de AUC onveranderd bleef.
Er is geen dosisaanpassing nodig wanneer QUVIVIQ gelijktijdig wordt gebruikt met behandelingen
die de zuurgraad van de maag verminderen.
Citalopram
Bij gezonde deelnemers had gelijktijdige toediening van 20 mg citalopram, een selectieve
serotonineheropnameremmer (SSRI), geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van 50 mg
daridorexant.
Effect van daridorexant op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Substraten van CYP3A4
In een klinisch onderzoek uitgevoerd bij gezonde deelnemers die daridorexant en midazolam, een
gevoelig CYP3A4-substraat, toegediend kregen, had daridorexant in een dosis van 25 mg geen effect
op de farmacokinetiek van midazolam, wat duidt op afwezigheid van CYP3A4-inductie of -remming.
QUVIVIQ kan met CYP3A4-substraten worden toegediend (bijv. simvastatine, ticagrelor) zonder
aanpassing van de dosis.
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) blijkt dat CYP3A4 geremd en geïnduceerd wordt
door daridorexant. Bij afwezigheid van klinische gegevens met 50 mg moet voorzichtigheid worden
betracht bij gelijktijdige toediening met CYP3A4-subtraten, inclusief orale anticonceptiva, waarbij de
veiligheid en werkzaamheid nauwlettend moeten worden gecontroleerd bij geneesmiddelen met een
smalle therapeutische breedte die niet vermeden kunnen worden.
Substraten van CYP2C9
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) blijkt dat CYP2C9 geïnduceerd wordt door
daridorexant. Bij afwezigheid van klinische gegevens moet voorzichtigheid worden betracht bij
gelijktijdige toediening met CYP2C9-subtraten, waarbij de werkzaamheid nauwlettend moet worden
gecontroleerd bij geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte.
Substraten van BCRP of andere P-gp-transporters
In een klinisch onderzoek uitgevoerd bij gezonde deelnemers die 25 mg daridorexant en rosuvastatine,
een BCRP-substraat, toegediend kregen, had daridorexant geen effect op de farmacokinetiek van
rosuvastatine, wat duidt op afwezigheid van BCRP-remming. Door het ontbreken van klinische
gegevens bij 50 mg moet gelijktijdige toediening van QUVIVIQ met BRCP-substraten (bijv.
rosuvastatine, imatinib) met voorzichtigheid worden toegepast.
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) is daridorexant een remmer van verscheidene
transporters, waaronder P-gp, met de sterkste remming waargenomen bij BCRP. Door het ontbreken
van klinische gegevens moet gelijktijdige toediening van QUVIVIQ met P-gp-substraten (bijv.
digoxine, dabigatran) met voorzichtigheid worden toegepast, waarbij geneesmiddelen met een smalle
therapeutische breedte (bijv. digoxine) nauwlettend moeten worden gecontroleerd.
Alcohol
Bij gezonde deelnemers leidde gelijktijdige inname met alcohol tot een verlengde absorptie van
daridorexant (verhoogde t
max
met 1,25 uur). De blootstelling aan daridorexant (C
max
en AUC) en de t
1/2
waren onveranderd.
Citalopram
Bij gezonde deelnemers werd de farmacokinetiek van citalopram bij steady-state niet beïnvloed door
de gelijktijdige toediening van 50 mg daridorexant.
6
Farmacodynamische interacties
Alcohol
Gelijktijdige toediening van 50 mg daridorexant met alcohol leidde tot additieve effecten op de
psychomotorische prestaties.
Citalopram
Er werd geen relevante interactie op de psychomotorische prestaties waargenomen wanneer 50 mg
daridorexant gelijktijdig werd toegediend met 20 mg citalopram bij gezonde deelnemers bij steady-
state.
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van daridorexant bij zwangere vrouwen. De resultaten van
dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten wat betreft de reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Daarom mag QUVIVIQ tijdens de zwangerschap alleen worden gebruikt als de klinische toestand van
de zwangere vrouw behandeling met daridorexant vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of daridorexant/metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare gegevens bij dieren blijkt dat daridorexant/metabolieten in melk worden uitgescheiden
(zie rubriek 5.3).
Risico op overmatige somnolentie voor met moedermelk gevoede zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
QUVIVIQ moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van blootstelling aan daridorexant op de menselijke
vruchtbaarheid. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op een invloed op de mannelijke of
vrouwelijke vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Hypnotica hebben grote invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
In een gerandomiseerd, dubbelblind, placebo- en actief-gecontroleerd, cross-overonderzoek werden de
effecten geëvalueerd van nachtelijke toediening van daridorexant op de rijvaardigheid de volgende
ochtend, met behulp van een rijsimulator, 9 uur na toediening bij gezonde deelnemers zonder insomnia
in de leeftijd van 50 tot 79 jaar. De testen werden uitgevoerd na 1 nacht (aanvangsdosis) en na 4
opeenvolgende nachten van behandeling met daridorexant 50 mg. Zopiclon 7,5 mg werd gebruikt als
actieve comparator.
In de ochtend na de toediening van de eerste dosis, verminderde daridorexant de gesimuleerde
rijprestaties zoals gemeten door de standaardafwijking van de laterale positie (SDLP). Er werd geen
7
effect op de rijvaardigheid vastgesteld na 4 opeenvolgende nachten van toediening. Zopiclon
verminderde de gesimuleerde rijvaardigheid aanzienlijk op beide tijdstippen.
Patiënten moeten worden gewaarschuwd voor potentieel gevaarlijke activiteiten, autorijden of het
bedienen van zware machines tenzij zij zich volledig wakker voelen, vooral in de eerste dagen van de
behandeling (zie rubriek 4.4). Om dit risico tot een minimum te beperken, wordt een periode van
ongeveer 9 uur aanbevolen tussen het innemen van QUVIVIQ en het autorijden of het bedienen van
machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen waren hoofdpijn en somnolentie.
De meeste bijwerkingen waren licht tot matig van intensiteit. Er werd geen bewijs gevonden voor een
verband tussen de dosis en de frequentie of ernst van de bijwerkingen. Het bijwerkingenprofiel bij
oudere deelnemers was consistent met dat bij jongere deelnemers.
Tabel met bijwerkingen
In tabel 1 staan de bijwerkingen die in onderzoek 1 en onderzoek 2 zijn opgetreden.
De frequentie van bijwerkingen wordt gedefinieerd aan de hand van de volgende conventie: zeer vaak
(≥ 1/10); vaak (≥
1/100 tot <
1/10); soms (≥
1/1.000 tot <
1/100); zelden (≥
1/10.000 tot < 1/1.000);
zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen
elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
De veiligheid van daridorexant werd geëvalueerd in drie placebogecontroleerde klinische fase 3-
onderzoeken. In totaal kregen 1847 deelnemers (onder wie ongeveer 40% oudere deelnemers
[≥
65 jaar]) daridorexant 50 mg (N = 308), 25 mg (N = 618), 10 mg (N = 306) of placebo (N = 615).
In totaal werden 576 deelnemers gedurende ten minste 6 maanden met daridorexant behandeld en
331 gedurende ten minste 12 maanden.
Tabel 1: Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Bijwerking
Hallucinatie
Hoofdpijn
Somnolentie
Duizeligheid
Slaapverlamming
Misselijkheid
Vermoeidheid
Frequentie
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Vaak
Vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Beschrijving van de geselecteerde bijwerkingen
Somnolentie
Somnolentie werd gemeld bij 3% en 2% van de deelnemers die werden behandeld met daridorexant
25 mg en 50 mg respectievelijk, vergeleken met 2% van de deelnemers die een placebo kregen.
Slaapverlamming en hallucinaties
Slaapverlamming werd gemeld bij 0,5% en 0,3% van de deelnemers die daridorexant 25 mg
respectievelijk 50 mg kregen, vergeleken met geen meldingen voor placebo. Hypnagoge en
hypnopompe hallucinaties werden gemeld bij 0,6% van de deelnemers die daridorexant 25 mg kregen,
vergeleken met geen gevallen met daridorexant 50 mg of placebo. Slaapverlamming en hallucinaties
treden met name op tijdens de eerste weken van de behandeling.
8
Melden van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
In klinisch-farmacologische onderzoeken kregen gezonde deelnemers een eenmalige dosis van
maximaal 200 mg daridorexant toegediend (4 maal de aanbevolen dosis). Bij supra-therapeutische
doses werden bijwerkingen van somnolentie, spierzwakte, aandachtsstoornissen, vermoeidheid,
hoofdpijn en obstipatie waargenomen.
Er is geen specifiek antidotum voor een overdosis daridorexant. In het geval van een overdosis moet
algemene symptomatische en ondersteunende medische zorg worden verleend en moeten patiënten
zorgvuldig worden gecontroleerd. Dialyse is waarschijnlijk niet effectief doordat daridorexant sterk
eiwitgebonden is.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: nog niet toegewezen, ATC-code: nog niet toegewezen
Werkingsmechanisme
Daridorexant is een dubbele orexinereceptorantagonist, die zowel op orexine 1- als op
orexine 2-receptoren werkt en equipotent is op beide. De orexineneuropeptiden (orexine A en
orexine B) werken op orexinereceptoren om de waakzaamheid te bevorderen. Daridorexant
antagoniseert de activering van orexinereceptoren door de orexineneuropeptiden en vermindert
bijgevolg de drang om wakker te blijven, waardoor slaap kan ontstaan, zonder dat de verhouding
tussen de slaapfasen wordt gewijzigd (zoals beoordeeld door elektro-encefalografische registratie bij
knaagdieren of polysomnografie bij patiënten met insomnia).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid van daridorexant werd geëvalueerd in twee multicenter, gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde, parallelgegroepeerde, fase 3-onderzoeken, onderzoek 1 en
onderzoek 2, die identiek van opzet waren.
In totaal werden 1854 deelnemers met een slaapstoornis (ontevredenheid over de kwantiteit of
kwaliteit van de slaap, gedurende ten minste 3 maanden, met klinisch significant ongemak of
belemmering van het functioneren overdag) gerandomiseerd om eenmaal daags 's avonds gedurende 3
maanden daridorexant of placebo te ontvangen. In onderzoek 1 werden 930 deelnemers
gerandomiseerd naar daridorexant 50 mg (N = 310), 25 mg (N = 310) of placebo (N = 310). In
onderzoek 2 werden 924 deelnemers gerandomiseerd naar daridorexant 25 mg (N = 309), 10 mg
(N = 307) of placebo (N = 308). Bij baseline was de proportie deelnemers met een ISI-score (Insomnia
Severity Index) tussen 8-14, 15-21 en 22-28 respectievelijk 12%, 58% en 30%.
Aan het einde van de behandelingsperiode van 3 maanden werd in beide bevestigende onderzoeken
een run-out periode van 7 dagen met placebo ingelast, waarna de deelnemers konden starten met een
9 maanden durend dubbelblind, placebogecontroleerd verlengingsonderzoek (onderzoek 3). In totaal
werden 576 deelnemers gedurende ten minste 6 maanden cumulatief behandeld met daridorexant, van
wie 331 gedurende ten minste 12 maanden.
9
In onderzoek 1 hadden de deelnemers een gemiddelde leeftijd van 55,4 jaar (tussen 18 en 88 jaar), van
wie
39,1% van de deelnemers ≥
65
jaar oud was en 5,8% ≥
75 jaar oud was. De meerderheid was
vrouw (67,1%).
In onderzoek 2 hadden de deelnemers een gemiddelde leeftijd van 56,7 jaar (tussen 19 en 85 jaar), van
wie
39,3% van de deelnemers ≥
65 jaar oud was en
6,1% ≥
75 jaar oud was. De meerderheid was
vrouw (69,0%).
Primaire eindpunten voor beide onderzoeken waren de verandering van de latentie tot aanhoudende
slaap (LPS) en het wakker worden na inslapen (WASO), objectief gemeten door middel van
polysomnografie in een slaaplaboratorium, vanaf baseline tot maand 1 en maand 3. LPS is een maat
voor de slaapinductie en WASO is een maat voor de slaapinstandhouding.
Secundaire eindpunten die werden opgenomen in de statistische testhiërarchie met type 1 foutcontrole
waren de door de patiënt gerapporteerde totale slaaptijd (sTST), elke ochtend thuis geëvalueerd met
behulp van een slaapdagboekvragenlijst (SDQ) en het door de patiënt gerapporteerde functioneren
overdag, beoordeeld met behulp van het slaperigheidsdomein van de
Insomnia Daytime Symptoms and
Impacts Questionnaire
(IDSIQ), elke avond thuis. De IDSIQ-totaalscore, alertheid/cognitie en
stemmingsdomeinscores werden ook geëvalueerd om de beoordeling van het functioneren overdag te
vervolledigen.
Effect van daridorexant op slaap en functioneren overdag
In de twee onderzoeken nam de werkzaamheid van daridorexant toe met toenemende dosis op
objectieve (LPS, WASO) en subjectieve (sTST) slaapvariabelen, evenals op het functioneren overdag
zoals beoordeeld door IDSIQ-scores, zowel in maand 1 als in maand 3.
In onderzoek 1 vertoonde de dosis van 50 mg statistisch significante (p < 0,001) verbeteringen op alle
primaire en secundaire eindpunten in vergelijking met placebo. Voor de dosis van 25 mg werd
consequent statistische significantie bereikt op WASO en sTST in beide onderzoeken, en op LPS in
onderzoek 1. De dosis van 10 mg was niet effectief.
De werkzaamheid van daridorexant was vergelijkbaar in subgroepen op basis van leeftijd, geslacht, ras
en regio.
Tabel 2: Werkzaamheid op slaapvariabelen en functioneren overdag – Onderzoek 1
50 mg
25 mg
Placebo
N = 310
N = 310
N = 310
WASO (wakker worden na inslapen, min): behoud van slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
95 (38)
98 (39)
103 (41)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
65 (35)
77 (42)
92 (42)
Verandering ten opzichte van
-29
-18
-6
baseline
[-33, -25]
[-22, -15]
[-10, -2]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-23
-12
placebo
[-28, -18]
[-17, -7]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
65 (39)
73 (40)
87 (43)
Verandering ten opzichte van
-29
-23
-11
baseline
[-33, -25]
[-27, -19]
[-15, -7]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-18
-12
placebo
[-24, -13]
[-17, -6]
LSM (95% BL)
LPS (latentie tot aanhoudende slaap, min): begin van de slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
64 (37)
67 (39)
67 (40)
10
Gemiddelde (SD)
34 (27)
38 (32)
46 (36)
Verandering ten opzichte van
-31
-28
-20
baseline
[-35, -28]
[-32, -25]
[-23, -17]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-11
-8
placebo
[-16, -7]
[-13, -4]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
30 (23)
36 (34)
43 (34)
Verandering ten opzichte van
-35
-31
-23
baseline
[-38, -31]
[-34, -27]
[-26, -20]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-12
-8
placebo
[-16, -7]
[-12, -3]
LSM (95% BL)
sTST (subjectieve totale slaaptijd, min): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
313 (58)
310 (60)
316 (53)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
358 (74)
345 (66)
338 (65)
Verandering ten opzichte van
44
34
22
baseline
[38, 49]
[29, 40]
[16, 27]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
22
13
placebo
[14, 30]
[5, 20]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
372 (79)
358 (72)
354 (73)
Verandering ten opzichte van
58
48
38
baseline
[51, 64]
[41, 54]
[31, 44]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
20
10
placebo
[11, 29]
[1, 19]
LSM (95% BL)
IDSIQ-slaperigheidsdomeinscore (functioneren overdag): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
22,5 (7,2)
22,1 (6,9)
22,3 (6,9)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
18,6 (7,8)
19,4 (7,1)
20,3 (6,9)
Verandering ten opzichte van
-3,8
-2,8
-2,0
baseline
[-4,3; -3,2]
[-3,3; -2,2]
[-2,6; -1,5]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,8
-0,8
placebo
[-2,5; -1,0]
[-1,5; 0,0]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
16,5 (8,1)
17,3 (7,6)
18,5 (7,8)
Verandering ten opzichte van
-5,7
-4,8
-3,8
baseline
[-6,4; -5,0]
[-5,5; -4,1]
[-4,5; -3,1]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,9
-1,0
placebo
[-2,9; -0,9]
[-2,0; 0,0]
LSM (95% BL)
BL = betrouwbaarheidslimieten; IDSIQ = Insomnia Daytime Symptoms and Impacts Questionnaire;
LSM = Least Squares Mean (kleinste kwadratengemiddelde); PSG = polysomnografie;
SD = standaarddeviatie
Tabel 3: Werkzaamheid op slaapvariabelen en functioneren overdag – Onderzoek 2
25 mg
Placebo
N = 309
N = 308
WASO (wakker worden na inslapen, min): behoud van slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
106 (49)
108 (49)
11
Maand 1
Maand 1
Gemiddelde (SD)
80 (44)
93 (50)
Verandering ten opzichte van
-24
-13
baseline
[-28, -20]
[-17, -8]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-12
placebo
[-18, -6]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
80 (49)
91 (47)
Verandering ten opzichte van
-24
-14
baseline
[-29, -19]
[-19, -9]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-10
placebo
[-17, -4]
LSM (95% BL)
LPS (latentie tot aanhoudende slaap, min): begin van de slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
69 (41)
72 (46)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
42 (39)
50 (40)
Verandering ten opzichte van
-26
-20
baseline
[-31, -22]
[-24, -16]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-6
placebo
[-12, -1]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
39 (37)
49 (46)
Verandering ten opzichte van
-29
-20
baseline
[-33, -24]
[-24, -15]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-9
placebo
[-15, -3]
LSM (95% BL)
sTST (subjectieve totale slaaptijd, min): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
308 (53)
308 (52)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
353 (67)
336 (63)
Verandering ten opzichte van
44
28
baseline
[38, 49]
[22, 33]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
16
placebo
[8, 24]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
365 (70)
347 (65)
Verandering ten opzichte van
56
37
baseline
[50, 63]
[31, 43]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
19
placebo
[10, 28]
LSM (95% BL)
IDSIQ-slaperigheidsdomeinscore (functioneren overdag): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
22,2 (6,2)
22,6 (5,8)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
18,7 (6,5)
19,8 (6,3)
Verandering ten opzichte van
-3,5
-2,8
baseline
[-4,1; -2,9]
[-3,3; -2,2]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-0,8
placebo
[-1,6; 0,1]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
17,0 (7,0)
18,4 (6,6)
12
Verandering ten opzichte van
-5,3
-4,0
baseline
[-6,0; -4,6]
[-4,7; -3,3]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,3
placebo
[-2,2; -0,3]
LSM (95% BL)
BL = betrouwbaarheidslimieten; IDSIQ = Insomnia Daytime Symptoms and Impacts Questionnaire;
LSM = Least Squares Mean (kleinste kwadratengemiddelde); PSG = polysomnografie;
SD = standaarddeviatie
Rebound-slapeloosheid
De kans op rebound-slapeloosheid werd beoordeeld tijdens de placebo-periode na 3 maanden
behandeling met daridorexant in onderzoek 1 en onderzoek 2, waarbij werd gekeken naar de
verandering van de LPS-, WASO- en sTST-waarden vanaf de baseline tot de run-out-periode. Bij de
aanbevolen dosis van 50 mg waren voor alle drie eindpunten de gemiddelde waarden bij run-out
verbeterd ten opzichte van de baseline (respectievelijk -15, -3 en 43 min voor LPS, WASO en sTST),
wat erop duidt dat er geen tekenen van rebound-slapeloosheid werden waargenomen bij het staken van
de behandeling.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met daridorexant in een of meer subgroepen van de
pediatrische patiënten met slapeloosheid (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Daridorexant wordt na orale toediening snel geabsorbeerd en bereikt de piekplasmaconcentraties
binnen 1-2 uur. In een orale dosis van 100 mg heeft daridorexant een absolute biologische
beschikbaarheid van 62%.
De blootstelling aan daridorexant in plasma is dosisevenredig tussen 25 en 50 mg.
Effect van voeding
Bij gezonde deelnemers had voedsel geen invloed op de totale blootstelling. De t
max
van 50 mg
daridorexant werd met 1,3 uur vertraagd en de C
max
daalde met 16% na het nuttigen van een vetrijke
en calorierijke maaltijd.
Distributie
Daridorexant heeft een distributievolume van 31 l. Daridorexant wordt in hoge mate (99,7%)
gebonden aan plasma-eiwitten, voornamelijk aan albumine en in mindere mate aan
α-zuur-
glycoproteïne. De verhouding bloed/plasma is 0,64.
Biotransformatie
Daridorexant ondergaat een uitgebreid metabolisme en wordt voornamelijk gemetaboliseerd door
CYP3A4 (89%). Andere CYP-enzymen zijn niet van klinisch belang en dragen afzonderlijk bij tot
minder dan 3% van de metabole klaring. Geen van de belangrijkste humane metabolieten (M1, M3 en
M10) draagt bij tot de farmacologische werking van het geneesmiddel.
Daridorexant remt verschillende CYP-enzymen
in vitro.
De sterkste remming werd waargenomen bij
CYP3A4 met een K
i
van 4,6-4,8 µM (zie rubriek 4.5). De remming van CYP2C8, CYP2C9 en
CYP2C19 was minder uitgesproken, met IC
50
-waarden in het bereik van 8,2-19 µM. Daridorexant
13
induceert CYP3A4-mRNA-expressie in menselijke hepatocyten met een EC
50
van 2,3 µM en, in
mindere mate, CYP2C9 en CYP2B6. De upregulatie van alle CYP-enzymen vindt plaats via activering
van de PXR-receptor met een EC
50
van 3 µM. Daridorexant induceert CYP1A2 niet.
Daridorexant remt verschillende transporters
in vitro
en had het sterkste remmende effect op BCRP
met een IC
50
van 3,0 µM (zie rubriek 4.5). De remming van andere transporters, waaronder OATP,
OAT3, OCT1, MATE-2K, MATE1 en P-gp/MDR1, was minder uitgesproken, met IC-50-waarden
variërend van 8,4-71 µM.
Eliminatie
De primaire uitscheidingsroute is via de feces (ongeveer 57%), gevolgd door de urine (ongeveer 28%).
In urine en feces werden alleen sporen van de oorspronkelijke verbinding gevonden.
De terminale halfwaardetijd van daridorexant is ongeveer 8 uur.
Het farmacokinetische profiel van daridorexant na toediening van meerdere doses vertoonde
vergelijkbare farmacokinetische parameters als die werden waargenomen na toediening van een enkele
dosis. Er werd geen accumulatie waargenomen.
Farmacokinetiek bij bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van daridorexant vastgesteld op
basis van leeftijd, geslacht, ras of lichaamsgrootte. Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens
beschikbaar bij patiënten ouder dan 75 jaar.
Leverfunctiestoornis
Na toediening van een enkele dosis van 25 mg daridorexant hadden deelnemers met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 5-6) een vergelijkbare blootstelling aan ongebonden
daridorexant in vergelijking met gezonde deelnemers. Bij deelnemers met een matige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 7-9) namen de blootstelling aan ongebonden daridorexant
(AUC) en de halfwaardetijd met respectievelijk 1,6 en 2,1 keer toe, vergeleken met gezonde
deelnemers.
Op basis van deze resultaten wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een matige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score
≥10) is daridorexant niet
onderzocht en wordt het niet aanbevolen.
Nierfunctiestoornis
Na toediening van een enkele dosis van 25 mg waren de farmacokinetische parameters van
daridorexant vergelijkbaar bij deelnemers met ernstige nierinsufficiëntie in vergelijking met gezonde
deelnemers.
Op basis van deze resultaten kan daridorexant worden toegediend aan patiënten met elke mate van
nierfunctiestoornis zonder dat de dosis hoeft te worden aangepast.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit. Daridorexant
vertoonde ook geen tekenen die duidden op misbruikpotentieel of lichamelijke afhankelijkheid.
14
Er werden geen nadelige effecten waargenomen in toxiciteitsonderzoeken met herhaalde toediening
bij ratten en honden bij blootstellingen die respectievelijk 72 maal en 14 maal de menselijke
blootstelling bedragen bij de aanbevolen maximumdosis van 50 mg/dag.
Bij honden die tijdens het spelen positief werden gestimuleerd, werden vanaf week 7 episoden van
plotselinge spierzwakte waargenomen als overdreven farmacologische effecten van daridorexant die
deden denken aan kataplexie, en die niet optraden na het staken van de behandeling. Er werd een
algemeen niveau zonder waargenomen effect (no observed effect level, NOEL) vastgesteld bij
blootstellingen die voor de vrije fractie 45 maal (vrouwen) en 78 maal (mannen) de blootstelling van
de mens bij 50 mg/dag bedragen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Kern tablet
Mannitol (E421)
Microkristallijne cellulose (E460)
Povidon
Croscarmellose-natrium
Siliciumdioxide
Magnesiumstearaat
Filmomhulling
Hypromellose (E464)
Microkristallijne cellulose (E460)
Glycerol
Talk (E553)
Titaandioxide (E171)
IJzeroxide geel (E172; 50 mg tabletten)
IJzeroxide rood (E172; 25 mg en 50 mg tabletten)
IJzeroxide zwart (E172; 25 mg en 50 mg tabletten)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
30 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakking van polyvinylchloride (PVC) omhuld met polyvinylideenchloride (PVdC) en
gelamineerd met PVC-folie, verzegeld met een blisterverpakking van aluminiumfolie, verpakt in een
kartonnen doos.
Verpakkingsgrootte van 10, 20 of 30 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
15
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/001
EU/1/22/1638/002
EU/1/22/1638/003
EU/1/22/1638/004
EU/1/22/1638/005
EU/1/22/1638/006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 29 april 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
17
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
PharmaKorell GmbH
Georges-Koehler-Str. 2
79539 Lörrach
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg daridorexant (als hydrochloride)
3.
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
20 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
21
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/001
EU/1/22/1638/005
EU/1/22/1638/002
13.
Partij
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
QUVIVIQ 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS
MOETEN WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 25 mg tabletten
daridorexant
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Idorsia
3.
EXP
4.
Partij
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 50 mg daridorexant (als hydrochloride)
3.
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
20 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
24
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/003
EU/1/22/1638/006
EU/1/22/1638/004
13.
Partij
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
QUVIVIQ 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS
MOETEN WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 50 mg tabletten
daridorexant
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Idorsia
3.
EXP
4.
Partij
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
26
B. BIJSLUITER
27
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is QUVIVIQ en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is QUVIVIQ en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
QUVIVIQ bevat de werkzame stof daridorexant, die behoort tot de klasse van geneesmiddelen die
'orexinereceptorantagonisten' worden genoemd.
Dit middel wordt gebruikt om slapeloosheid (insomnia) bij volwassenen te behandelen.
Hoe werkt dit middel?
Orexine is een stof die door de hersenen wordt aangemaakt en die u helpt wakker te blijven. Door de
werking van orexine te blokkeren, zorgt dit middel ervoor dat u sneller in slaap valt, langer in slaap
blijft en overdag beter uw normale bezigheden kunt uitvoeren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor daridorexant of een van de andere stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U heeft narcolepsie, een aandoening waardoor u plotseling en onverwachts op elk moment in
slaap kan vallen.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
-
-
-
U heeft een depressie of heeft gedachten over zelfdoding of heeft deze ooit gehad.
U heeft een psychiatrische ziekte.
U gebruikt momenteel geneesmiddelen met invloed op uw hersenen, zoals behandelingen voor
angst of depressie.
28
-
-
-
-
U heeft regelmatig drugs gebruikt (behalve als medicatie) of bent verslaafd geweest aan drugs
of alcohol.
U heeft een leveraandoening. Afhankelijk van de ernst ervan kan dit middel worden afgeraden
of kan een lagere dosis nodig zijn.
U heeft ademhalingsmoeilijkheden (zoals ernstige obstructieve slaapapneu (tijdelijke stilstand
van de ademhaling tijdens de slaap veroorzaakt doordat de luchtweg geblokkeerd raakt) of
ernstige chronische obstructieve longziekte (COPD)).
U bent ooit (een paar keer) gevallen en u bent ouder dan 65 jaar (omdat er over het algemeen
een hoger risico op vallen is bij patiënten ouder dan 65 jaar).
Het kan zijn dat uw arts wil controleren hoe het geneesmiddel u beïnvloedt.
Neem contact op met uw arts als u een van de volgende bijwerkingen krijgt terwijl u dit middel
gebruikt:
-
-
slaapverlamming: het tijdelijk niet kunnen bewegen of praten gedurende maximaal enkele
minuten bij het ontwaken of inslapen;
hallucinaties: het zien of horen van levendige of verontrustende dingen die niet echt zijn bij het
ontwaken of inslapen.
Als u een depressie heeft en deze erger wordt of u denkt erover om uzelf iets aan te doen, bel dan
meteen uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel is niet voor kinderen en jongeren tot 18 jaar, omdat het gebruik ervan in deze
leeftijdsgroep niet is onderzocht en het effect ervan onbekend is.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast QUVIVIQ nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
-
Bepaalde geneesmiddelen, zoals antibiotica (erytromycine, ciprofloxacine, claritromycine,
rifampicine), afweeronderdrukkende geneesmiddelen (ciclosporine), antischimmelmiddelen
(itraconazol) of hiv-behandelingen (ritonavir, efavirenz), kunnen het gehalte van dit middel in
het bloed verhogen of verlagen. Uw arts zal u hierover adviseren.
Bepaalde geneesmiddelen die in de hersenen werken (bijvoorbeeld diazepam, alprazolam),
kunnen een wisselwerking hebben met dit middel. Uw arts zal u hierover adviseren.
-
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Het drinken van alcohol bij gebruik van dit middel kan het risico op een verstoord evenwicht en een
verstoorde coördinatie verhogen.
Vermijd grapefruit of grapefruitsap 's avonds, omdat dit het gehalte van dit middel in het bloed kan
verhogen.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of dit middel uw ongeboren baby kan schaden.
Het is niet bekend of dit middel in de moedermelk terechtkomt. Praat met uw arts over de beste manier
om uw baby te voeden tijdens de behandeling met dit middel.
Het is niet bekend of dit middel de vruchtbaarheid bij de mens beïnvloedt.
29
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Een periode van ongeveer 9 uur wordt aanbevolen tussen het innemen van QUVIVIQ en het besturen
van een voertuig of het bedienen van machines. Wees ’s ochtends voorzichtig met het besturen van
een voertuig of het bedienen van machines na het gebruiken van QUVIVIQ. Voer geen potentieel
gevaarlijke activiteiten uit als u niet zeker weet of u volledig alert bent, met name net na het wakker
worden in de eerste dagen van de behandeling.
QUVIVIQ bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd precies in zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel van dit middel moet u innemen?
Uw arts zal u adviseren over de dosis die u moet innemen.
De aanbevolen dosis is één 50 mg tablet per nacht.
Als u leverproblemen heeft of bepaalde andere geneesmiddelen gebruikt, kan uw arts u een lagere
dosis voorschrijven.
De behandelingsduur moet zo kort mogelijk zijn. Uw arts zal binnen 3 maanden en op vaste tijden
daarna beoordelen of de behandeling voortgezet moet worden.
-
-
Neem dit één keer per nacht in, via de mond, binnen een half uur voordat u ’s avonds naar bed
gaat.
U kunt dit middel met of zonder voedsel innemen, maar het kan langer duren voordat het werkt
als u het met of direct na een grote maaltijd inneemt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel van dit middel heeft ingenomen, kunt u last krijgen van overmatige slaperigheid en
spierzwakte. Neem onmiddellijk contact op met uw arts.
Bent u vergeten dit middel te in te nemen?
Als u vergeet dit middel voor het slapen gaan in te nemen, moet u het niet later in de nacht innemen,
anders kunt u zich 's morgens slaperig voelen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te
halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
De behandeling met dit middel mag worden gestopt zonder dat de dosis wordt afgebouwd; er zijn geen
schadelijke effecten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen met dit geneesmiddel:
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
hoofdpijn
30
-
-
-
-
overmatige slaperigheid
duizeligheid
vermoeidheid
misselijkheid
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
tijdelijk niet kunnen bewegen of praten (slaapverlamming) gedurende maximaal enkele minuten
bij het inslapen of ontwaken (zie rubriek 2).
-
het zien of horen van levendige of verontrustende dingen die niet echt zijn (hallucinaties; zie
rubriek 2).
Praat met uw arts als een van deze bijwerkingen optreedt.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blisterverpakking na ‘EXP’.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen specifieke bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is daridorexant.
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 25 mg daridorexant.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 50 mg daridorexant.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: mannitol (421), microkristallijne cellulose (E460), povidon, croscarmellosenatrium (zie
rubriek 2 “QUVIVIQ bevat natrium”), siliciumdioxide, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), microkristallijne cellulose (E460), glycerol, talk (E553),
titaandioxide (E171), ijzeroxide rood (E172), ijzeroxide zwart (E172), ijzeroxide geel (E172; alleen
50 mg tabletten).
Hoe ziet QUVIVIQ eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Filmomhulde tablet (tablet)
31
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaarse, driehoekige tablet met 25 op de ene zijde en ‘i’ (Idorsia-logo) op de andere zijde.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje, driehoekige tablet met 50 op de ene zijde en ‘i’ (Idorsia-logo) op de andere zijde.
QUVIVIQ is verkrijgbaar in blisterverpakkingen van 10, 20 en 30 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
Fabrikant
PharmaKorell GmbH
Georges-Koehler-Str. 2
79539 Lörrach
Duitsland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
32

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN






1
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 25 mg daridorexant.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 50 mg daridorexant.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaarse driehoekige filmomhulde tabletten, aan de ene kant bedrukt met `25' en aan de andere
kant met `i'.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje driehoekige filmomhulde tabletten, aan de ene kant bedrukt met `50' en aan de andere
kant met `i'.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
QUVIVIQ is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met insomnia gekenmerkt
door symptomen die al ten minste 3 maanden aanwezig zijn en een aanzienlijke impact hebben op het
dagelijks functioneren.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosis voor volwassenen is één tablet van 50 mg eenmaal per nacht, 's avonds oraal in
te nemen binnen 30 minuten voor het naar bed gaan. Op basis van klinische beoordeling kunnen
sommige patiënten met 25 mg eenmaal per nacht worden behandeld (zie rubriek 4.5 en 5.5).
De maximale dagelijkse dosis is 50 mg.
2
beoordeeld of de behandeling moet worden voortgezet. Klinische gegevens zijn beschikbaar voor een
ononderbroken behandeling van maximaal 12 maanden.
De behandeling mag zonder downtitratie worden gestopt.
Gemiste dosis
Als een patiënt vergeet QUVIVIQ voor het slapen gaan in te nemen, mag die dosis 's nachts niet
worden ingenomen.
Leverfunctiestoornis
Bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Bij patiënten met een
matige leverfunctiestoornis is de aanbevolen dosis één tablet van 25 mg eenmaal per nacht (zie
rubriek 5.2). Bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis is daridorexant niet onderzocht en
wordt het niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis (inclusief een ernstige) is geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 5.2).
Gelijktijdige toediening met matige CYP3A4-remmers
De aanbevolen dosis bij gebruik met matige CYP3A4-remmers is één tablet van 25 mg eenmaal per
nacht (zie rubriek 4.5).
De consumptie van grapefruit of grapefruitsap 's avonds moet worden vermeden.
Gelijktijdige toediening met centrale depressiva (met een dempende werking op het centrale
zenuwstelsel)
In geval van gelijktijdige toediening met CZS-onderdrukkende geneesmiddelen kunnen
dosisaanpassingen van QUVIVIQ en/of de andere geneesmiddelen vereist zijn, gebaseerd op klinische
evaluatie, vanwege mogelijk additieve effecten (zie rubriek 4.4 en 4.5).
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist bij oudere patiënten ( 65 jaar). Er zijn beperkte gegevens
beschikbaar van patiënten ouder dan 75 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar van patiënten ouder
dan 85 jaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van daridorexant bij pediatrische patiënten zijn nog niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.

Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
QUVIVIQ kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De inname echter van QUVIVIQ kort na
een uitgebreide maaltijd kan het effect op het inslapen verminderen (zie rubriek 5.2).

4.3 Contra-indicaties
·
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
·
Narcolepsie
·
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers (zie rubriek 4.5)
3
Ouderen
Vanwege het algemene risico op vallen bij ouderen moet daridorexant met voorzichtigheid worden
gebruikt bij deze populatie, hoewel klinische onderzoeken geen toename van de incidentie van vallen
met daridorexant lieten zien in vergelijking met placebo.
QUVIVIQ moet met voorzichtigheid worden toegediend bij patiënten ouder dan 75 jaar, omdat de
gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij deze populatie beperkt zijn.
CZS-onderdrukkende effecten
Omdat daridorexant de waakzaamheid vermindert, moeten patiënten worden gewaarschuwd voor
potentieel gevaarlijke activiteiten, autorijden of het bedienen van zware machines tenzij zij zich
volledig wakker voelen, vooral tijdens de eerste paar dagen van de behandeling (zie rubriek 4.7).
Voorzichtigheid is geboden bij het gelijktijdig voorschrijven van QUVIVIQ met CZS-onderdrukkende
geneesmiddelen vanwege de mogelijk additieve effecten, en een dosisaanpassing van QUVIVIQ of de
gelijktijdige centrale depressiva dient te worden overwogen.
Patiënten moeten worden gewaarschuwd voor het drinken van alcohol tijdens de behandeling met
QUVIVIQ (zie rubriek 4.5).
Slaapverlamming, hallucinaties en kataplexie-achtige symptomen
Slaapverlamming, een onvermogen om te bewegen of te spreken gedurende maximaal enkele minuten
tijdens de overgang van slaap naar wakker worden, en hypnagoge/hypnopompe hallucinaties,
waaronder levendige en verontrustende waarnemingen, kunnen optreden met daridorexant, met name
tijdens de eerste weken van de behandeling (zie rubriek 4.8).
Symptomen die lijken op milde kataplexie zijn gemeld met dubbele orexinereceptorantagonisten.
Voorschrijvers moeten de aard van deze voorvallen aan patiënten uitleggen bij het voorschrijven van
QUVIVIQ. Als dergelijke voorvallen zich voordoen, moeten de patiënten verder worden geëvalueerd
en moet, afhankelijk van de aard en de ernst van de voorvallen, worden overwogen de behandeling te
staken.
Verergering van depressie en suïcidale gedachten
Bij voornamelijk depressieve patiënten die met hypnotica worden behandeld, zijn verergering van de
depressie en suïcidale gedachten en handelingen gerapporteerd. Net als andere hypnotica dient
QUVIVIQ met voorzichtigheid te worden toegediend bij patiënten die symptomen van depressie
vertonen.
Geïsoleerde gevallen van suïcidale gedachten zijn gemeld in klinische fase 3-onderzoeken, bij
deelnemers met reeds bestaande psychiatrische ziekten en/of stressvolle levensomstandigheden, in alle
behandelingsgroepen, waaronder die met een placebo. Bij patiënten met een depressie kunnen
zelfdodingsneigingen aanwezig zijn en kunnen beschermende maatregelen nodig zijn.
Patiënten met psychiatrische comorbiditeiten
QUVIVIQ moet met voorzichtigheid worden toegediend bij patiënten met psychiatrische
comorbiditeiten, omdat de werkzaamheids- en veiligheidsgegevens van deze patiëntenpopulatie
beperkt zijn.
4
Daridorexant verhoogde de frequentie van apneu-/hypopneu-incidenten niet en veroorzaakte geen
zuurstofdesaturatie bij patiënten met licht of matig obstructief slaapapneu (OSA), en veroorzaakte
geen zuurstofdesaturatie bij patiënten met matige chronisch obstructieve longziekte (COPD).
Daridorexant is niet onderzocht bij patiënten met ernstige OSA
(apneu-hypopneu-index 30 incidenten per uur) of met ernstige COPD (voorspelde FEV1 < 40%).
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven van QUVIVIQ aan patiënten met ernstige OSA en
ernstige COPD.
Mogelijkheid van geneesmiddelenmisbruik en -afhankelijkheid
Er waren geen aanwijzingen voor misbruik of ontwenningsverschijnselen die duidden op lichamelijke
afhankelijkheid bij het staken van de behandeling in klinische onderzoeken met daridorexant bij
deelnemers met insomnia.
In een onderzoek naar de misbruikgevoeligheid van daridorexant (50, 100 en 150 mg), uitgevoerd bij
recreatieve drugsgebruikers zonder insomnia (n = 72), gaf daridorexant (100 en 150 mg) vergelijkbare
scores ten aanzien van de tevredenheid met het middel als bij zolpidem (30 mg). Omdat personen met
een voorgeschiedenis van misbruik van of verslaving aan alcohol of andere stoffen een verhoogd
risico kunnen lopen op misbruik van QUVIVIQ, moeten deze patiënten zorgvuldig worden gevolgd.
Leverfunctiestoornis
Gebruik wordt afgeraden bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Hulpstoffen
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van daridorexant
CYP3A4-remmers
Bij gezonde deelnemers verhoogde gelijktijdige toediening van daridorexant 25 mg met de matige
CYP3A4-remmer diltiazem (240 mg eenmaal daags) de blootstellingsparameters AUC en Cmax van
daridorexant met respectievelijk 2,4 keer en 1,4 keer. Bij patiënten die matige CYP3A4-remmers
gebruiken (bijv. erytromycine, ciprofloxacine, ciclosporine), is de aanbevolen dosis QUVIVIQ 25 mg.
Er werd geen klinisch onderzoek uitgevoerd met een sterke CYP3A4-remmer. Gelijktijdig gebruik van
QUVIVIQ met sterke remmers van CYP3A4 (bijv. itraconazol, claritromycine, ritonavir) is gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
De consumptie van grapefruit of grapefruitsap 's avonds moet worden vermeden.

CYP3A4-inductoren
Bij gezonde deelnemers verminderde gelijktijdige toediening met efavirenz (600 mg eenmaal daags),
een matige CYP3A4-inductor, de blootstellingsparameters AUC en Cmax van daridorexant met
respectievelijk 61% en 35%.
Op basis van deze resultaten vermindert gelijktijdig gebruik met een matige of sterke
CYP3A4-inductor de blootstelling aan daridorexant aanzienlijk, wat de werkzaamheid kan
verminderen.
5
De oplosbaarheid van daridorexant is pH-afhankelijk. Bij gezonde deelnemers verminderde
gelijktijdige toediening van famotidine (40 mg), een remmer van de maagzuursecretie, de Cmax van
daridorexant met 39%, terwijl de AUC onveranderd bleef.
Er is geen dosisaanpassing nodig wanneer QUVIVIQ gelijktijdig wordt gebruikt met behandelingen
die de zuurgraad van de maag verminderen.
Citalopram
Bij gezonde deelnemers had gelijktijdige toediening van 20 mg citalopram, een selectieve
serotonineheropnameremmer (SSRI), geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van 50 mg
daridorexant.
Effect van daridorexant op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Substraten van CYP3A4
In een klinisch onderzoek uitgevoerd bij gezonde deelnemers die daridorexant en midazolam, een
gevoelig CYP3A4-substraat, toegediend kregen, had daridorexant in een dosis van 25 mg geen effect
op de farmacokinetiek van midazolam, wat duidt op afwezigheid van CYP3A4-inductie of -remming.
QUVIVIQ kan met CYP3A4-substraten worden toegediend (bijv. simvastatine, ticagrelor) zonder
aanpassing van de dosis.
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) blijkt dat CYP3A4 geremd en geïnduceerd wordt
door daridorexant. Bij afwezigheid van klinische gegevens met 50 mg moet voorzichtigheid worden
betracht bij gelijktijdige toediening met CYP3A4-subtraten, inclusief orale anticonceptiva, waarbij de
veiligheid en werkzaamheid nauwlettend moeten worden gecontroleerd bij geneesmiddelen met een
smalle therapeutische breedte die niet vermeden kunnen worden.
Substraten van CYP2C9
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) blijkt dat CYP2C9 geïnduceerd wordt door
daridorexant. Bij afwezigheid van klinische gegevens moet voorzichtigheid worden betracht bij
gelijktijdige toediening met CYP2C9-subtraten, waarbij de werkzaamheid nauwlettend moet worden
gecontroleerd bij geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte.
Substraten van BCRP of andere P-gp-transporters
In een klinisch onderzoek uitgevoerd bij gezonde deelnemers die 25 mg daridorexant en rosuvastatine,
een BCRP-substraat, toegediend kregen, had daridorexant geen effect op de farmacokinetiek van
rosuvastatine, wat duidt op afwezigheid van BCRP-remming. Door het ontbreken van klinische
gegevens bij 50 mg moet gelijktijdige toediening van QUVIVIQ met BRCP-substraten (bijv.
rosuvastatine, imatinib) met voorzichtigheid worden toegepast.
Gebaseerd op in vitro-onderzoek (zie rubriek 5.2) is daridorexant een remmer van verscheidene
transporters, waaronder P-gp, met de sterkste remming waargenomen bij BCRP. Door het ontbreken
van klinische gegevens moet gelijktijdige toediening van QUVIVIQ met P-gp-substraten (bijv.
digoxine, dabigatran) met voorzichtigheid worden toegepast, waarbij geneesmiddelen met een smalle
therapeutische breedte (bijv. digoxine) nauwlettend moeten worden gecontroleerd.
Alcohol
Bij gezonde deelnemers leidde gelijktijdige inname met alcohol tot een verlengde absorptie van
daridorexant (verhoogde tmax met 1,25 uur). De blootstelling aan daridorexant (Cmax en AUC) en de t1/2
waren onveranderd.
Citalopram
Bij gezonde deelnemers werd de farmacokinetiek van citalopram bij steady-state niet beïnvloed door
de gelijktijdige toediening van 50 mg daridorexant.
6
Alcohol
Gelijktijdige toediening van 50 mg daridorexant met alcohol leidde tot additieve effecten op de
psychomotorische prestaties.
Citalopram
Er werd geen relevante interactie op de psychomotorische prestaties waargenomen wanneer 50 mg
daridorexant gelijktijdig werd toegediend met 20 mg citalopram bij gezonde deelnemers bij steady-
state.
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van daridorexant bij zwangere vrouwen. De resultaten van
dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten wat betreft de reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Daarom mag QUVIVIQ tijdens de zwangerschap alleen worden gebruikt als de klinische toestand van
de zwangere vrouw behandeling met daridorexant vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of daridorexant/metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare gegevens bij dieren blijkt dat daridorexant/metabolieten in melk worden uitgescheiden
(zie rubriek 5.3).
Risico op overmatige somnolentie voor met moedermelk gevoede zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
QUVIVIQ moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van blootstelling aan daridorexant op de menselijke
vruchtbaarheid. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op een invloed op de mannelijke of
vrouwelijke vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Hypnotica hebben grote invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
In een gerandomiseerd, dubbelblind, placebo- en actief-gecontroleerd, cross-overonderzoek werden de
effecten geëvalueerd van nachtelijke toediening van daridorexant op de rijvaardigheid de volgende
ochtend, met behulp van een rijsimulator, 9 uur na toediening bij gezonde deelnemers zonder insomnia
in de leeftijd van 50 tot 79 jaar. De testen werden uitgevoerd na 1 nacht (aanvangsdosis) en na 4
opeenvolgende nachten van behandeling met daridorexant 50 mg. Zopiclon 7,5 mg werd gebruikt als
actieve comparator.
In de ochtend na de toediening van de eerste dosis, verminderde daridorexant de gesimuleerde
rijprestaties zoals gemeten door de standaardafwijking van de laterale positie (SDLP). Er werd geen
7
verminderde de gesimuleerde rijvaardigheid aanzienlijk op beide tijdstippen.
Patiënten moeten worden gewaarschuwd voor potentieel gevaarlijke activiteiten, autorijden of het
bedienen van zware machines tenzij zij zich volledig wakker voelen, vooral in de eerste dagen van de
behandeling (zie rubriek 4.4). Om dit risico tot een minimum te beperken, wordt een periode van
ongeveer 9 uur aanbevolen tussen het innemen van QUVIVIQ en het autorijden of het bedienen van
machines.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen waren hoofdpijn en somnolentie.
De meeste bijwerkingen waren licht tot matig van intensiteit. Er werd geen bewijs gevonden voor een
verband tussen de dosis en de frequentie of ernst van de bijwerkingen. Het bijwerkingenprofiel bij
oudere deelnemers was consistent met dat bij jongere deelnemers.

Tabel met bijwerkingen
In tabel 1 staan de bijwerkingen die in onderzoek 1 en onderzoek 2 zijn opgetreden.
De frequentie van bijwerkingen wordt gedefinieerd aan de hand van de volgende conventie: zeer vaak
( 1/10); vaak ( 1/100 tot < 1/10); soms ( 1/1.000 tot < 1/100); zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000);
zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen
elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
De veiligheid van daridorexant werd geëvalueerd in drie placebogecontroleerde klinische fase 3-
onderzoeken. In totaal kregen 1847 deelnemers (onder wie ongeveer 40% oudere deelnemers
[ 65 jaar]) daridorexant 50 mg (N = 308), 25 mg (N = 618), 10 mg (N = 306) of placebo (N = 615).
In totaal werden 576 deelnemers gedurende ten minste 6 maanden met daridorexant behandeld en
331 gedurende ten minste 12 maanden.

Tabel 1: Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Frequentie
Psychische stoornissen
Hallucinatie
Soms
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Vaak
Somnolentie
Vaak
Duizeligheid
Vaak
Slaapverlamming
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
Vaak
Algemene aandoeningen en
Vermoeidheid
Vaak
toedieningsplaatsstoornissen
Beschrijving van de geselecteerde bijwerkingen
Somnolentie
Somnolentie werd gemeld bij 3% en 2% van de deelnemers die werden behandeld met daridorexant
25 mg en 50 mg respectievelijk, vergeleken met 2% van de deelnemers die een placebo kregen.
Slaapverlamming en hallucinaties
Slaapverlamming werd gemeld bij 0,5% en 0,3% van de deelnemers die daridorexant 25 mg
respectievelijk 50 mg kregen, vergeleken met geen meldingen voor placebo. Hypnagoge en
hypnopompe hallucinaties werden gemeld bij 0,6% van de deelnemers die daridorexant 25 mg kregen,
vergeleken met geen gevallen met daridorexant 50 mg of placebo. Slaapverlamming en hallucinaties
treden met name op tijdens de eerste weken van de behandeling.
8
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
In klinisch-farmacologische onderzoeken kregen gezonde deelnemers een eenmalige dosis van
maximaal 200 mg daridorexant toegediend (4 maal de aanbevolen dosis). Bij supra-therapeutische
doses werden bijwerkingen van somnolentie, spierzwakte, aandachtsstoornissen, vermoeidheid,
hoofdpijn en obstipatie waargenomen.
Er is geen specifiek antidotum voor een overdosis daridorexant. In het geval van een overdosis moet
algemene symptomatische en ondersteunende medische zorg worden verleend en moeten patiënten
zorgvuldig worden gecontroleerd. Dialyse is waarschijnlijk niet effectief doordat daridorexant sterk
eiwitgebonden is.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: nog niet toegewezen, ATC-code: nog niet toegewezen

Werkingsmechanisme
Daridorexant is een dubbele orexinereceptorantagonist, die zowel op orexine 1- als op
orexine 2-receptoren werkt en equipotent is op beide. De orexineneuropeptiden (orexine A en
orexine B) werken op orexinereceptoren om de waakzaamheid te bevorderen. Daridorexant
antagoniseert de activering van orexinereceptoren door de orexineneuropeptiden en vermindert
bijgevolg de drang om wakker te blijven, waardoor slaap kan ontstaan, zonder dat de verhouding
tussen de slaapfasen wordt gewijzigd (zoals beoordeeld door elektro-encefalografische registratie bij
knaagdieren of polysomnografie bij patiënten met insomnia).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid van daridorexant werd geëvalueerd in twee multicenter, gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde, parallelgegroepeerde, fase 3-onderzoeken, onderzoek 1 en
onderzoek 2, die identiek van opzet waren.
In totaal werden 1854 deelnemers met een slaapstoornis (ontevredenheid over de kwantiteit of
kwaliteit van de slaap, gedurende ten minste 3 maanden, met klinisch significant ongemak of
belemmering van het functioneren overdag) gerandomiseerd om eenmaal daags 's avonds gedurende 3
maanden daridorexant of placebo te ontvangen. In onderzoek 1 werden 930 deelnemers
gerandomiseerd naar daridorexant 50 mg (N = 310), 25 mg (N = 310) of placebo (N = 310). In
onderzoek 2 werden 924 deelnemers gerandomiseerd naar daridorexant 25 mg (N = 309), 10 mg
(N = 307) of placebo (N = 308). Bij baseline was de proportie deelnemers met een ISI-score (Insomnia
Severity Index) tussen 8-14, 15-21 en 22-28 respectievelijk 12%, 58% en 30%.
Aan het einde van de behandelingsperiode van 3 maanden werd in beide bevestigende onderzoeken
een run-out periode van 7 dagen met placebo ingelast, waarna de deelnemers konden starten met een
9 maanden durend dubbelblind, placebogecontroleerd verlengingsonderzoek (onderzoek 3). In totaal
werden 576 deelnemers gedurende ten minste 6 maanden cumulatief behandeld met daridorexant, van
wie 331 gedurende ten minste 12 maanden.
9
wie 39,1% van de deelnemers 65 jaar oud was en 5,8% 75 jaar oud was. De meerderheid was
vrouw (67,1%).
In onderzoek 2 hadden de deelnemers een gemiddelde leeftijd van 56,7 jaar (tussen 19 en 85 jaar), van
wie 39,3% van de deelnemers 65 jaar oud was en 6,1% 75 jaar oud was. De meerderheid was
vrouw (69,0%).
Primaire eindpunten voor beide onderzoeken waren de verandering van de latentie tot aanhoudende
slaap (LPS) en het wakker worden na inslapen (WASO), objectief gemeten door middel van
polysomnografie in een slaaplaboratorium, vanaf baseline tot maand 1 en maand 3. LPS is een maat
voor de slaapinductie en WASO is een maat voor de slaapinstandhouding.
Secundaire eindpunten die werden opgenomen in de statistische testhiërarchie met type 1 foutcontrole
waren de door de patiënt gerapporteerde totale slaaptijd (sTST), elke ochtend thuis geëvalueerd met
behulp van een slaapdagboekvragenlijst (SDQ) en het door de patiënt gerapporteerde functioneren
overdag, beoordeeld met behulp van het slaperigheidsdomein van de Insomnia Daytime Symptoms and
Impacts Questionnaire (IDSIQ), elke avond thuis. De IDSIQ-totaalscore, alertheid/cognitie en
stemmingsdomeinscores werden ook geëvalueerd om de beoordeling van het functioneren overdag te
vervolledigen.
Effect van daridorexant op slaap en functioneren overdag
In de twee onderzoeken nam de werkzaamheid van daridorexant toe met toenemende dosis op
objectieve (LPS, WASO) en subjectieve (sTST) slaapvariabelen, evenals op het functioneren overdag
zoals beoordeeld door IDSIQ-scores, zowel in maand 1 als in maand 3.
In onderzoek 1 vertoonde de dosis van 50 mg statistisch significante (p < 0,001) verbeteringen op alle
primaire en secundaire eindpunten in vergelijking met placebo. Voor de dosis van 25 mg werd
consequent statistische significantie bereikt op WASO en sTST in beide onderzoeken, en op LPS in
onderzoek 1. De dosis van 10 mg was niet effectief.
De werkzaamheid van daridorexant was vergelijkbaar in subgroepen op basis van leeftijd, geslacht, ras
en regio.

Tabel 2: Werkzaamheid op slaapvariabelen en functioneren overdag ­ Onderzoek 1

50 mg
25 mg
Placebo
N = 310
N = 310
N = 310
WASO (wakker worden na inslapen, min): behoud van slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
95 (38)
98 (39)
103 (41)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
65 (35)
77 (42)
92 (42)
Verandering ten opzichte van
-29
-18
-6
baseline
[-33, -25]
[-22, -15]
[-10, -2]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-23
-12
placebo
[-28, -18]
[-17, -7]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
65 (39)
73 (40)
87 (43)
Verandering ten opzichte van
-29
-23
-11
baseline
[-33, -25]
[-27, -19]
[-15, -7]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-18
-12
placebo
[-24, -13]
[-17, -6]
LSM (95% BL)
LPS (latentie tot aanhoudende slaap, min): begin van de slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
64 (37)
67 (39)
67 (40)
10
Gemiddelde (SD)
34 (27)
38 (32)
46 (36)
Verandering ten opzichte van
-31
-28
-20
baseline
[-35, -28]
[-32, -25]
[-23, -17]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-11
-8
placebo
[-16, -7]
[-13, -4]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
30 (23)
36 (34)
43 (34)
Verandering ten opzichte van
-35
-31
-23
baseline
[-38, -31]
[-34, -27]
[-26, -20]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-12
-8
placebo
[-16, -7]
[-12, -3]
LSM (95% BL)
sTST (subjectieve totale slaaptijd, min): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
313 (58)
310 (60)
316 (53)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
358 (74)
345 (66)
338 (65)
Verandering ten opzichte van
44
34
22
baseline
[38, 49]
[29, 40]
[16, 27]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
22
13
placebo
[14, 30]
[5, 20]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
372 (79)
358 (72)
354 (73)
Verandering ten opzichte van
58
48
38
baseline
[51, 64]
[41, 54]
[31, 44]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
20
10
placebo
[11, 29]
[1, 19]
LSM (95% BL)
IDSIQ-slaperigheidsdomeinscore (functioneren overdag): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
22,5 (7,2)
22,1 (6,9)
22,3 (6,9)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
18,6 (7,8)
19,4 (7,1)
20,3 (6,9)
Verandering ten opzichte van
-3,8
-2,8
-2,0
baseline
[-4,3; -3,2]
[-3,3; -2,2]
[-2,6; -1,5]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,8
-0,8
placebo
[-2,5; -1,0]
[-1,5; 0,0]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
16,5 (8,1)
17,3 (7,6)
18,5 (7,8)
Verandering ten opzichte van
-5,7
-4,8
-3,8
baseline
[-6,4; -5,0]
[-5,5; -4,1]
[-4,5; -3,1]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,9
-1,0
placebo
[-2,9; -0,9]
[-2,0; 0,0]
LSM (95% BL)
BL = betrouwbaarheidslimieten; IDSIQ = Insomnia Daytime Symptoms and Impacts Questionnaire;
LSM = Least Squares Mean (kleinste kwadratengemiddelde); PSG = polysomnografie;
SD = standaarddeviatie
Tabel 3: Werkzaamheid op slaapvariabelen en functioneren overdag ­ Onderzoek 2

25 mg
Placebo
N = 309
N = 308
WASO (wakker worden na inslapen, min): behoud van slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
106 (49)
108 (49)
11
Gemiddelde (SD)
80 (44)
93 (50)
Verandering ten opzichte van
-24
-13
baseline
[-28, -20]
[-17, -8]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-12
placebo
[-18, -6]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
80 (49)
91 (47)
Verandering ten opzichte van
-24
-14
baseline
[-29, -19]
[-19, -9]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-10
placebo
[-17, -4]
LSM (95% BL)
LPS (latentie tot aanhoudende slaap, min): begin van de slaap, objectief beoordeeld door PSG
Baseline
Gemiddelde (SD)
69 (41)
72 (46)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
42 (39)
50 (40)
Verandering ten opzichte van
-26
-20
baseline
[-31, -22]
[-24, -16]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-6
placebo
[-12, -1]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
39 (37)
49 (46)
Verandering ten opzichte van
-29
-20
baseline
[-33, -24]
[-24, -15]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-9
placebo
[-15, -3]
LSM (95% BL)
sTST (subjectieve totale slaaptijd, min): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
308 (53)
308 (52)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
353 (67)
336 (63)
Verandering ten opzichte van
44
28
baseline
[38, 49]
[22, 33]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
16
placebo
[8, 24]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
365 (70)
347 (65)
Verandering ten opzichte van
56
37
baseline
[50, 63]
[31, 43]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
19
placebo
[10, 28]
LSM (95% BL)
IDSIQ-slaperigheidsdomeinscore (functioneren overdag): door de patiënt gerapporteerd
Baseline
Gemiddelde (SD)
22,2 (6,2)
22,6 (5,8)
Maand 1
Gemiddelde (SD)
18,7 (6,5)
19,8 (6,3)
Verandering ten opzichte van
-3,5
-2,8
baseline
[-4,1; -2,9]
[-3,3; -2,2]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-0,8
placebo
[-1,6; 0,1]
LSM (95% BL)
Maand 3
Gemiddelde (SD)
17,0 (7,0)
18,4 (6,6)
12
-5,3
-4,0
baseline
[-6,0; -4,6]
[-4,7; -3,3]
LSM (95% BL)
Verschil ten opzichte van
-1,3
placebo
[-2,2; -0,3]
LSM (95% BL)
BL = betrouwbaarheidslimieten; IDSIQ = Insomnia Daytime Symptoms and Impacts Questionnaire;
LSM = Least Squares Mean (kleinste kwadratengemiddelde); PSG = polysomnografie;
SD = standaarddeviatie
Rebound-slapeloosheid
De kans op rebound-slapeloosheid werd beoordeeld tijdens de placebo-periode na 3 maanden
behandeling met daridorexant in onderzoek 1 en onderzoek 2, waarbij werd gekeken naar de
verandering van de LPS-, WASO- en sTST-waarden vanaf de baseline tot de run-out-periode. Bij de
aanbevolen dosis van 50 mg waren voor alle drie eindpunten de gemiddelde waarden bij run-out
verbeterd ten opzichte van de baseline (respectievelijk -15, -3 en 43 min voor LPS, WASO en sTST),
wat erop duidt dat er geen tekenen van rebound-slapeloosheid werden waargenomen bij het staken van
de behandeling.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met daridorexant in een of meer subgroepen van de
pediatrische patiënten met slapeloosheid (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Daridorexant wordt na orale toediening snel geabsorbeerd en bereikt de piekplasmaconcentraties
binnen 1-2 uur. In een orale dosis van 100 mg heeft daridorexant een absolute biologische
beschikbaarheid van 62%.
De blootstelling aan daridorexant in plasma is dosisevenredig tussen 25 en 50 mg.
Effect van voeding
Bij gezonde deelnemers had voedsel geen invloed op de totale blootstelling. De tmax van 50 mg
daridorexant werd met 1,3 uur vertraagd en de Cmax daalde met 16% na het nuttigen van een vetrijke
en calorierijke maaltijd.
Distributie
Daridorexant heeft een distributievolume van 31 l. Daridorexant wordt in hoge mate (99,7%)
gebonden aan plasma-eiwitten, voornamelijk aan albumine en in mindere mate aan -zuur-
glycoproteïne. De verhouding bloed/plasma is 0,64.
Biotransformatie

Daridorexant ondergaat een uitgebreid metabolisme en wordt voornamelijk gemetaboliseerd door
CYP3A4 (89%). Andere CYP-enzymen zijn niet van klinisch belang en dragen afzonderlijk bij tot
minder dan 3% van de metabole klaring. Geen van de belangrijkste humane metabolieten (M1, M3 en
M10) draagt bij tot de farmacologische werking van het geneesmiddel.
Daridorexant remt verschillende CYP-enzymen in vitro. De sterkste remming werd waargenomen bij
CYP3A4 met een Ki van 4,6-4,8 µM (zie rubriek 4.5). De remming van CYP2C8, CYP2C9 en
CYP2C19 was minder uitgesproken, met IC50-waarden in het bereik van 8,2-19 µM. Daridorexant
13
mindere mate, CYP2C9 en CYP2B6. De upregulatie van alle CYP-enzymen vindt plaats via activering
van de PXR-receptor met een EC50 van 3 µM. Daridorexant induceert CYP1A2 niet.
Daridorexant remt verschillende transporters in vitro en had het sterkste remmende effect op BCRP
met een IC50 van 3,0 µM (zie rubriek 4.5). De remming van andere transporters, waaronder OATP,
OAT3, OCT1, MATE-2K, MATE1 en P-gp/MDR1, was minder uitgesproken, met IC-50-waarden
variërend van 8,4-71 µM.

Eliminatie
De primaire uitscheidingsroute is via de feces (ongeveer 57%), gevolgd door de urine (ongeveer 28%).
In urine en feces werden alleen sporen van de oorspronkelijke verbinding gevonden.
De terminale halfwaardetijd van daridorexant is ongeveer 8 uur.
Het farmacokinetische profiel van daridorexant na toediening van meerdere doses vertoonde
vergelijkbare farmacokinetische parameters als die werden waargenomen na toediening van een enkele
dosis. Er werd geen accumulatie waargenomen.
Farmacokinetiek bij bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van daridorexant vastgesteld op
basis van leeftijd, geslacht, ras of lichaamsgrootte. Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens
beschikbaar bij patiënten ouder dan 75 jaar.

Leverfunctiestoornis

Na toediening van een enkele dosis van 25 mg daridorexant hadden deelnemers met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 5-6) een vergelijkbare blootstelling aan ongebonden
daridorexant in vergelijking met gezonde deelnemers. Bij deelnemers met een matige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 7-9) namen de blootstelling aan ongebonden daridorexant
(AUC) en de halfwaardetijd met respectievelijk 1,6 en 2,1 keer toe, vergeleken met gezonde
deelnemers.
Op basis van deze resultaten wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een matige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 10) is daridorexant niet
onderzocht en wordt het niet aanbevolen.
Nierfunctiestoornis
Na toediening van een enkele dosis van 25 mg waren de farmacokinetische parameters van
daridorexant vergelijkbaar bij deelnemers met ernstige nierinsufficiëntie in vergelijking met gezonde
deelnemers.
Op basis van deze resultaten kan daridorexant worden toegediend aan patiënten met elke mate van
nierfunctiestoornis zonder dat de dosis hoeft te worden aangepast.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit. Daridorexant
vertoonde ook geen tekenen die duidden op misbruikpotentieel of lichamelijke afhankelijkheid.
14
bij ratten en honden bij blootstellingen die respectievelijk 72 maal en 14 maal de menselijke
blootstelling bedragen bij de aanbevolen maximumdosis van 50 mg/dag.
Bij honden die tijdens het spelen positief werden gestimuleerd, werden vanaf week 7 episoden van
plotselinge spierzwakte waargenomen als overdreven farmacologische effecten van daridorexant die
deden denken aan kataplexie, en die niet optraden na het staken van de behandeling. Er werd een
algemeen niveau zonder waargenomen effect (no observed effect level, NOEL) vastgesteld bij
blootstellingen die voor de vrije fractie 45 maal (vrouwen) en 78 maal (mannen) de blootstelling van
de mens bij 50 mg/dag bedragen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Kern tablet
Mannitol (E421)
Microkristallijne cellulose (E460)
Povidon
Croscarmellose-natrium
Siliciumdioxide
Magnesiumstearaat
Filmomhulling
Hypromellose (E464)
Microkristallijne cellulose (E460)
Glycerol
Talk (E553)
Titaandioxide (E171)
IJzeroxide geel (E172; 50 mg tabletten)
IJzeroxide rood (E172; 25 mg en 50 mg tabletten)
IJzeroxide zwart (E172; 25 mg en 50 mg tabletten)

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.

6.3 Houdbaarheid
30 maanden.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakking van polyvinylchloride (PVC) omhuld met polyvinylideenchloride (PVdC) en
gelamineerd met PVC-folie, verzegeld met een blisterverpakking van aluminiumfolie, verpakt in een
kartonnen doos.
Verpakkingsgrootte van 10, 20 of 30 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
15
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/001
EU/1/22/1638/002
EU/1/22/1638/003
EU/1/22/1638/004
EU/1/22/1638/005
EU/1/22/1638/006

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 29 april 2022
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

16
BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
17
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
PharmaKorell GmbH
Georges-Koehler-Str. 2
79539 Lörrach
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.


18
BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


19
A. ETIKETTERING

20

DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke tablet bevat 25 mg daridorexant (als hydrochloride)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
20 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
21
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/001
EU/1/22/1638/005
EU/1/22/1638/002
13. PARTIJNUMMER

Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
QUVIVIQ 25 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
22
MOETEN WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKING

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

QUVIVIQ 25 mg tabletten
daridorexant
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Idorsia
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
OVERIGE

23

DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke tablet bevat 50 mg daridorexant (als hydrochloride)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
20 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
24
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1638/003
EU/1/22/1638/006
EU/1/22/1638/004
13. PARTIJNUMMER

Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
QUVIVIQ 50 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
25
MOETEN WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKING

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

QUVIVIQ 50 mg tabletten
daridorexant
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Idorsia
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
OVERIGE

26
B. BIJSLUITER

27

QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
daridorexant
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is QUVIVIQ en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is QUVIVIQ en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
QUVIVIQ bevat de werkzame stof daridorexant, die behoort tot de klasse van geneesmiddelen die
'orexinereceptorantagonisten' worden genoemd.
Dit middel wordt gebruikt om slapeloosheid (insomnia) bij volwassenen te behandelen.

Hoe werkt dit middel?
Orexine is een stof die door de hersenen wordt aangemaakt en die u helpt wakker te blijven. Door de
werking van orexine te blokkeren, zorgt dit middel ervoor dat u sneller in slaap valt, langer in slaap
blijft en overdag beter uw normale bezigheden kunt uitvoeren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor daridorexant of een van de andere stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U heeft narcolepsie, een aandoening waardoor u plotseling en onverwachts op elk moment in
slaap kan vallen.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
-
U heeft een depressie of heeft gedachten over zelfdoding of heeft deze ooit gehad.
-
U heeft een psychiatrische ziekte.
-
U gebruikt momenteel geneesmiddelen met invloed op uw hersenen, zoals behandelingen voor
angst of depressie.
28
U heeft regelmatig drugs gebruikt (behalve als medicatie) of bent verslaafd geweest aan drugs
of alcohol.
-
U heeft een leveraandoening. Afhankelijk van de ernst ervan kan dit middel worden afgeraden
of kan een lagere dosis nodig zijn.
-
U heeft ademhalingsmoeilijkheden (zoals ernstige obstructieve slaapapneu (tijdelijke stilstand
van de ademhaling tijdens de slaap veroorzaakt doordat de luchtweg geblokkeerd raakt) of
ernstige chronische obstructieve longziekte (COPD)).
-
U bent ooit (een paar keer) gevallen en u bent ouder dan 65 jaar (omdat er over het algemeen
een hoger risico op vallen is bij patiënten ouder dan 65 jaar).
Het kan zijn dat uw arts wil controleren hoe het geneesmiddel u beïnvloedt.
Neem contact op met uw arts als u een van de volgende bijwerkingen krijgt terwijl u dit middel
gebruikt:
-
slaapverlamming: het tijdelijk niet kunnen bewegen of praten gedurende maximaal enkele
minuten bij het ontwaken of inslapen;
-
hallucinaties: het zien of horen van levendige of verontrustende dingen die niet echt zijn bij het
ontwaken of inslapen.
Als u een depressie heeft en deze erger wordt of u denkt erover om uzelf iets aan te doen, bel dan
meteen uw arts.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel is niet voor kinderen en jongeren tot 18 jaar, omdat het gebruik ervan in deze
leeftijdsgroep niet is onderzocht en het effect ervan onbekend is.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast QUVIVIQ nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
-
Bepaalde geneesmiddelen, zoals antibiotica (erytromycine, ciprofloxacine, claritromycine,
rifampicine), afweeronderdrukkende geneesmiddelen (ciclosporine), antischimmelmiddelen
(itraconazol) of hiv-behandelingen (ritonavir, efavirenz), kunnen het gehalte van dit middel in
het bloed verhogen of verlagen. Uw arts zal u hierover adviseren.
-
Bepaalde geneesmiddelen die in de hersenen werken (bijvoorbeeld diazepam, alprazolam),
kunnen een wisselwerking hebben met dit middel. Uw arts zal u hierover adviseren.

Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Het drinken van alcohol bij gebruik van dit middel kan het risico op een verstoord evenwicht en een
verstoorde coördinatie verhogen.

Vermijd grapefruit of grapefruitsap 's avonds, omdat dit het gehalte van dit middel in het bloed kan
verhogen.


Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid

Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of dit middel uw ongeboren baby kan schaden.
Het is niet bekend of dit middel in de moedermelk terechtkomt. Praat met uw arts over de beste manier
om uw baby te voeden tijdens de behandeling met dit middel.
Het is niet bekend of dit middel de vruchtbaarheid bij de mens beïnvloedt.
29
Een periode van ongeveer 9 uur wordt aanbevolen tussen het innemen van QUVIVIQ en het besturen
van een voertuig of het bedienen van machines. Wees 's ochtends voorzichtig met het besturen van
een voertuig of het bedienen van machines na het gebruiken van QUVIVIQ. Voer geen potentieel
gevaarlijke activiteiten uit als u niet zeker weet of u volledig alert bent, met name net na het wakker
worden in de eerste dagen van de behandeling.

QUVIVIQ bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd precies in zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Hoeveel van dit middel moet u innemen?
Uw arts zal u adviseren over de dosis die u moet innemen.
De aanbevolen dosis is één 50 mg tablet per nacht.
Als u leverproblemen heeft of bepaalde andere geneesmiddelen gebruikt, kan uw arts u een lagere
dosis voorschrijven.
De behandelingsduur moet zo kort mogelijk zijn. Uw arts zal binnen 3 maanden en op vaste tijden
daarna beoordelen of de behandeling voortgezet moet worden.
-
Neem dit één keer per nacht in, via de mond, binnen een half uur voordat u 's avonds naar bed
gaat.
-
U kunt dit middel met of zonder voedsel innemen, maar het kan langer duren voordat het werkt
als u het met of direct na een grote maaltijd inneemt.

Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel van dit middel heeft ingenomen, kunt u last krijgen van overmatige slaperigheid en
spierzwakte. Neem onmiddellijk contact op met uw arts.

Bent u vergeten dit middel te in te nemen?
Als u vergeet dit middel voor het slapen gaan in te nemen, moet u het niet later in de nacht innemen,
anders kunt u zich 's morgens slaperig voelen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te
halen.

Als u stopt met het innemen van dit middel
De behandeling met dit middel mag worden gestopt zonder dat de dosis wordt afgebouwd; er zijn geen
schadelijke effecten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen met dit geneesmiddel:

Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
hoofdpijn
30
overmatige slaperigheid
-
duizeligheid
-
vermoeidheid
-
misselijkheid

Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
tijdelijk niet kunnen bewegen of praten (slaapverlamming) gedurende maximaal enkele minuten
bij het inslapen of ontwaken (zie rubriek 2).
-
het zien of horen van levendige of verontrustende dingen die niet echt zijn (hallucinaties; zie
rubriek 2).
Praat met uw arts als een van deze bijwerkingen optreedt.

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blisterverpakking na `EXP'.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen specifieke bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is daridorexant.
QUVIVIQ 25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 25 mg daridorexant.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat daridorexanthydrochloride overeenkomend met 50 mg daridorexant.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: mannitol (421), microkristallijne cellulose (E460), povidon, croscarmellosenatrium (zie
rubriek 2 'QUVIVIQ bevat natrium'), siliciumdioxide, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), microkristallijne cellulose (E460), glycerol, talk (E553),
titaandioxide (E171), ijzeroxide rood (E172), ijzeroxide zwart (E172), ijzeroxide geel (E172; alleen
50 mg tabletten).

Hoe ziet QUVIVIQ eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Filmomhulde tablet (tablet)
31
Lichtpaarse, driehoekige tablet met 25 op de ene zijde en `i' (Idorsia-logo) op de andere zijde.
QUVIVIQ 50 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje, driehoekige tablet met 50 op de ene zijde en `i' (Idorsia-logo) op de andere zijde.
QUVIVIQ is verkrijgbaar in blisterverpakkingen van 10, 20 en 30 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Idorsia Pharmaceuticals Deutschland GmbH
Marie-Curie-Strasse 8
79539 Lörrach
Duitsland

Fabrikant
PharmaKorell GmbH
Georges-Koehler-Str. 2
79539 Lörrach
Duitsland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
32

Heb je dit medicijn gebruikt? Quviviq 50 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Quviviq 50 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Quviviq 50 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG