Prialt 25 µg/ml inf. sol. i.thec. vial

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een ml oplossing bevat 25 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 20 ml bevat 500 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie (infusie).
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Ziconotide is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige, chronische pijn bij volwassenen bij wie
intrathecale pijnstilling noodzakelijk is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Alleen een arts die ervaring heeft met het intrathecaal toedienen van geneesmiddelen mag een
behandeling met ziconotide uitvoeren.
Dosering
Volwassenen (inclusief ouderen van 65 jaar of ouder)
De dosering ziconotide moet worden gestart met 2,4 μg/dag en moet per patiënt individueel worden
getitreerd afhankelijk van de pijnstillende werking bij de patiënt en de bijwerkingen die de patiënt
ervaart. Titratie moet plaatsvinden in stapjes van ≤ 2,4 μg/dag, tot aan een maximale dosis van
21,6 μg/dag. Bij het verhogen van de dosis is de minimale interval 24 uur. Om veiligheidsredenen is
de aanbevolen interval 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen kan de dosis indien
nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig stoppen met de infusie).
Ongeveer 75% van de patiënten die tot tevredenheid op de behandeling reageren, heeft een dosis van
≤ 9,6 μg/dag nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde nierfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
nierfunctie.
Leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde leverfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
leverfunctie.
2
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ziconotide bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intrathecaal gebruik.
Ziconotide moet via een intrathecale katheter als een continue infusie worden toegediend, met behulp
van een uitwendige of een inwendig geïmplanteerde mechanische infusiepomp waarmee een
nauwkeurig infusievolume kan worden afgeleverd. Daar het risico op meningitis door langdurige
katheterisatie van de intrathecale ruimte groter is bij gebruik van een uitwendig infusiesysteem met
katheter wordt voor het gedurende langere tijd toedienen van ziconotide een inwendig systeem
aanbevolen (zie rubriek 4.4). Er mag alleen een uitwendig kathetersysteem worden gebruikt wanneer
het niet mogelijk is een inwendig systeem te implanteren.
Wanneer een lage dosis ziconotide noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij de titratie aan het begin van de
behandeling, dan moet ziconotide voorafgaand aan gebruik met een natriumchloride-oplossing voor
injectie van 9 mg/ml (0,9%) zonder conserveermiddel worden verdund.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Combinatie met intrathecale chemotherapie (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Langdurig gebruik
Hoewel de werkzaamheid en veiligheid van ziconotide op lange termijn zijn onderzocht in klinisch
open-label onderzoek, is er geen gecontroleerd klinisch onderzoek verricht dat langer duurde dan
3 weken (zie rubriek 5.1). Hierdoor zijn eventuele toxische effecten op de lange termijn op het
ruggenmerg niet uitgesloten en in dit opzicht zijn de preklinische gegevens beperkt (zie rubriek 5.3).
Daarom is bij langdurige behandeling voorzichtigheid geboden.
Risico op infectie
Door intrathecale toediening van geneesmiddelen ontstaat het risico van potentieel ernstige infecties,
zoals meningitis, die levensbedreigend kunnen zijn. Met name bij uitwendige systemen is meningitis
als gevolg van het binnendringen van organismen via de route van de katheter of als gevolg van een
onopzettelijke besmetting van het infusiesysteem een bekende complicatie van intrathecale toediening
van geneesmiddelen.
Patiënten en artsen moeten alert zijn op de typische symptomen van meningitis.
Het is nog niet vastgesteld wat de optimale intrathecale plaatsing van de kathetertip is. Door het lager
plaatsen van de kathetertip, bijvoorbeeld op lumbaal niveau, kan de incidentie van aan ziconotide
gerelateerde neurologische bijwerkingen mogelijk afnemen. De plaats van de kathetertip moet daarom
zorgvuldig worden overwogen zodat de toegang tot de spinale nociceptieve segmenten voldoende is,
terwijl tegelijkertijd de concentratie van het geneesmiddel op cerebraal niveau wordt geminimaliseerd.
3
Slechts een klein aantal patiënten ontving tegelijkertijd systemische chemotherapie en intrathecale
ziconotide. Bij patiënten die systemische chemotherapie ontvangen, is bij het toedienen van ziconotide
voorzichtigheid geboden (zie rubriek 4.5).
Stijgingen van creatinekinase
Een stijging van de creatinekinasespiegel, wat gewoonlijk asymptomatisch is, komt veel voor bij
patiënten die intrathecaal ziconotide krijgen toegediend. Een progressieve stijging van creatinekinase
komt zelden voor. Toch wordt bewaking van de creatinekinasespiegel aanbevolen. Doet zich toch een
progressieve stijging voor, of een klinisch significante stijging in combinatie met klinische
verschijnselen als myopathie of rabdomyolyse, dan moet staken van de toediening van ziconotide
worden overwogen.
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens klinisch onderzoek zijn geen overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylaxe, waargenomen en
de immunogeniciteit van intrathecaal toegediend ziconotide lijkt laag te zijn. Het optreden van ernstige
allergische reacties kan echter niet worden uitgesloten en spontane meldingen van anafylactische
reacties zijn ontvangen.
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen
Bij patiënten die met ziconotide worden behandeld komen cognitieve en neuropsychiatrische
bijwerkingen, met name verwarring, vaak voor. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk na
verscheidene weken behandeling voor. Bij patiënten die met ziconotide werden behandeld zijn
perioden met acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties, vijandigheid,
agressie, delirium, psychose en manische reacties, gemeld. Als zich tekenen of symptomen van
cognitieve stoornissen voordoen of wanneer zich neuropsychiatrische bijwerkingen ontwikkelen, moet
de dosis ziconotide worden gereduceerd of gestaakt, maar ook andere oorzaken die hieraan kunnen
hebben bijgedragen moeten worden overwogen. De cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk
binnen 1-4 weken na staking van behandeling met het geneesmiddel reversibel, maar kunnen in
sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat patiënten een neuropsychiatrische evaluatie
ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de incidentie van suïcide en suïcidepogingen hoger dan
bij de algemene populatie. Ziconotide kan een depressie veroorzaken of verergeren waarbij bij
hiervoor vatbare patiënten een suïciderisico kan ontstaan.
Onderdrukking van het centrale zenuwstelsel (CZS)
Er zijn patiënten die tijdens behandeling met ziconotide een verlaagd bewustzijn hebben ervaren.
Gewoonlijk blijft de patiënt bij bewustzijn en er is geen sprake van een ademhalingdepressie. Zo'n
voorval kan spontaan voorbijgaan, maar het gebruik van ziconotide moet worden gestaakt totdat de
bewustzijnsverlaging voorbij is. Bij deze patiënten wordt het opnieuw gebruiken van ziconotide niet
aanbevolen. Ook moet het afbouwen worden overwogen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen
die het CZS onderdrukken, omdat deze middelen kunnen bijdragen aan het verlaagde
opwindingsniveau.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen specifiek klinisch onderzoek uitgevoerd naar interacties van ziconotide met andere
geneesmiddelen. De kans op interacties door metabolisme of door eiwitverdringing in plasma tussen
ziconotide en andere geneesmiddelen is echter onwaarschijnlijk door de lage concentratie ziconotide
in plasma, doordat het metabolisme plaatsvindt door alomtegenwoordige peptidasen en door de
relatief lage proteïnebinding in plasma (zie rubriek 5.2).
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de interactie tussen intrathecale chemotherapie en
het intrathecaal toedienen van ziconotide. In combinatie met intrathecale chemotherapie is het gebruik
van ziconotide gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
4
Slechts een klein aantal patiënten ontving zowel systemische chemotherapie als intrathecaal
ziconotide. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten die systemische
chemotherapie ontvangen (zie rubriek 4.4).
Geneesmiddelen die een effect hebben op specifieke peptidasen/proteasen zullen naar verwachting
geen effect hebben op de plasmaspiegel van ziconotide. Op basis van zeer beperkt klinisch onderzoek
heeft blootstelling aan ziconotide in plasma zowel bij ACE-remmers (zoals benazepril, lisinopril en
moëxipril) als bij HIV-proteaseremmers (zoals ritonavir, saquinavir en indinavir) geen duidelijk effect.
Er vindt geen interactie plaats tussen ziconotide en opiaatreceptoren. Indien het gebruik van opiaten bij
het starten van de behandeling met ziconotide wordt gestaakt, dan moet dit geleidelijk geschieden. Bij
patiënten bij wie het gebruik van intrathecale opiaten wordt afgebouwd, moet de infusie met
intrathecale opiaten gedurende een aantal weken geleidelijk aan afnemen en worden vervangen door
een farmacologisch equivalente dosis orale opiaten. Het toevoegen van intrathecale ziconotide aan
stabiele doses intrathecale morfine (zie rubriek 5.1), is mogelijk, maar het vereist bijzondere aandacht,
omdat in onderzoek 202 ondanks de lage dosis ziconotide een hoog percentage neuropsychiatrische
bijwerkingen (verwarring/abnormaal denken, paranoïde bijwerkingen en hallucinaties, en een
abnormale loop), waarvan sommige ernstig waren, werd waargenomen. Ook braken en anorexie en
perifeer oedeem werden waargenomen bij toevoeging van intrathecaal ziconotide aan intrathecaal
morfine. De toevoeging van intrathecaal morfine aan stabiele doses intrathecaal ziconotide wordt beter
verdragen (er is pruritus gemeld) (zie rubriek 5.1).
Bij gelijktijdige toediening van ziconotide met systemisch toegediend baclofen, clonidine, bupivacaïne
of propofol is een hogere incidentie van slaperigheid waargenomen. Daarom wordt het gelijktijdig
gebruik ervan voorlopig afgeraden.
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over het gelijktijdig gebruik van gedeeltelijke
opioïdenagonisten (zoals buprenorfine) en ziconotide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van ziconotide bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Ziconotide wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ziconotide/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met ziconotide
moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding
voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden
genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken met ziconotide uitgevoerd bij mensen voor het evalueren van
effecten op de vruchtbaarheid. In een onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij
5
ratten waren er geen effecten bij mannetjes terwijl verminderingen in corpora lutea, implantatielocaties
en aantal levende embryo's werden opgemerkt bij vrouwtjes (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ziconotide heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Ziconotide kan mogelijk verwarring, slaperigheid en andere neurologische bijwerkingen veroorzaken,
daarom moet aan patiënten die deze symptomen ervaren, worden geadviseerd geen voertuigen te
besturen of machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van ziconotide toegediend als continue intrathecale infusie is geëvalueerd bij meer dan
1.400 patiënten die deelnamen aan klinisch onderzoek naar acute en chronische pijn. De duur van de
behandeling varieerde van een bolusinfusie van één uur tot continu gebruik gedurende meer dan 6 jaar.
De gemiddelde blootstellingstijd was 43 dagen. De snelheid waarmee de dosis werd geïnfuseerd
varieerde van 0,03-912 μg/dag, met een gemiddelde uiteindelijke dosissnelheid van 7,2 μg/dag.
Bij klinisch onderzoek ervoer 88% van de patiënten bijwerkingen. De meest voorkomende
bijwerkingen die in langdurig klinisch onderzoek werden gemeld, waren duizeligheid (42%),
misselijkheid (30%), nystagmus (23%), staat van verwarring (25%), afwijkende gang (16%),
geheugenstoornis (13%), wazig zien (14%), hoofdpijn (12%), asthenie (13%), overgeven (11%) en
slaperigheid (10%). De ernst van de meeste bijwerkingen was licht tot matig en met de tijd verdwenen
de klachten vanzelf.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Tenzij anders vermeld, geeft de tabel hieronder de incidentiepercentages weer van bijwerkingen die in
intrathecaal klinisch onderzoek met ziconotide zijn gemeld (korte en langdurige blootstelling). Binnen
elke groep van frequentie worden bijwerkingen weergegeven in afnemende volgorde van frequentie.
Zeer vaak (≥ 1/10)
Vaak (≥ 1/100, < 1/10)
Soms (≥ 1/1.000, < 1/100)
Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000)
Zeer zelden (<1/10.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Vaak
Soms
sepsis, meningitis
Anafylactische
reactie
a
verminderde
eetlust, anorexia
Niet bekend
6
Systeem/orgaanklasse
Psychische stoornissen
Zeer vaak
staat van
verwarring
Vaak
angst, gehoors-
hallucinatie,
slapeloosheid,
agitatie,
desoriëntatie,
hallucinatie,
visuele
hallucinatie,
depressie,
paranoia,
prikkelbaarheid,
verergerde
depressie,
nervositeit,
affectlabiliteit,
veranderingen in
mentale
toestand,
toegenomen
angst,
verergerde
verwarring
dysartrie,
amnesie,
dysgeusie,
tremor, gestoord
evenwicht,
ataxie, afasie,
branderig
gevoel, sedatie,
paresthesie,
hypo-esthesie,
aandachts-
stoornis,
spraakstoornis,
areflexie,
abnormale
coördinatie,
posturele
duizeligheid,
cognitieve
stoornis,
hyperesthesie,
hyporeflexie,
ageusie,
verlaagd
bewustzijns-
niveau,
dysesthesie,
parosmie,
mentale
afwijking
diplopie, visuele
stoornis,
fotofobie
7
Soms
delirium,
psychotische
aandoening,
zelfmoord-
gedachten,
zelfmoordpoging,
gedachten-
blokkade,
abnormale
dromen,
agressiviteit
Niet bekend
Zenuwstelsel-
aandoeningen
duizeligheid,
nystagmus,
geheugen-
stoornissen,
hoofdpijn,
slaperigheid
onsamen-
hangendheid,
bewustzijnsverlies
, coma, stupor,
convulsies, CVA,
encefalopathie
Oogaandoeningen
wazig zien
Systeem/orgaanklasse
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Vaak
tinnitus, vertigo
Soms
Niet bekend
atriumfibrillatie
orthostatische
hypotensie,
hypotensie
dyspneu
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
misselijkheid,
braken
ademnood
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
diarree, droge
mond,
constipatie,
verergerde
misselijkheid,
pijn in de
bovenbuik
pruritus,
toegenomen
transpiratie
pijn in ledemaat,
myalgie,
spierspasmen,
spierkrampen,
spierzwakte,
artralgie,
perifere
zwelling
urineretentie,
druppelsgewijs
urineren,
dysurie, urine-
incontinentie
vermoeidheid,
pyrexie,
lethargie,
perifeer oedeem,
stijfheid, vallen,
borstpijn, het
koud hebben,
pijn, zich
zenuwachtig
voelen, ergere
pijn
dyspepsie
uitslag
rabdomyolyse,
myositis, rugpijn,
spiertrekkingen,
nekpijn
acuut nierfalen
Algemene aandoeningen
en toedieningsplaats-
stoornissen
afwijkende
gang, asthenie
problemen met
lopen
8
Systeem/orgaanklasse
Onderzoeken
Zeer vaak
Vaak
verhoogde
creatine-
fosfokinase-
waarde in bloed,
gewichtsverlies
Soms
afwijkend
elektrocardiogram
, verhoogde
aspartaat-
aminotransferase,
verhoogde
creatine-
fosfokinase MM
in bloed,
temperatuur-
verhoging
Niet bekend
a. Van spontane melding
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Meningitis
Toediening van geneesmiddelen via de intrathecale route brengt het risico met zich mee van mogelijk
ernstige infecties, zoals meningitis, hetgeen levensbedreigend kan zijn. Patiënten en artsen moeten
alert zijn op typische symptomen en tekenen van meningitis (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase
Verhogingen in creatinefosfokinase waren gewoonlijk asymptomatisch. Monitoren van
creatinefosfokinase is raadzaam. Stoppen met ziconotide dient te worden overwogen in het geval van
progressieve of significante verhoging van creatinefosfokinase samen met klinische kenmerken van
myopathie of rabdomyolyse (zie rubriek 4.4).
CZS-bijwerkingen
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen komen vaak voor bij patiënten die worden behandeld
met ziconotide. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk voor na een behandeling van een aantal
weken. Episodes van acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties,
vijandigheid, agressie, delirium, psychose en manische reacties zijn gerapporteerd bij patiënten die
werden behandeld met ziconotide. De dosis ziconotide dient te worden verlaagd of te worden gestopt
wanneer zich tekenen of symptomen van cognitieve stoornis of neuropsychiatrische bijwerkingen
ontwikkelen, maar met andere bijdragende oorzaken dient eveneens rekening te worden gehouden. De
cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk binnen 1–4 weken na het stoppen met het
geneesmiddel reversibel, maar kunnen in sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat
patiënten een neuropsychiatrische evaluatie ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide
(zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
9
4.9
Overdosering
Bij onderzoek naar intraveneuze infusie ontvingen gezonde mannelijke vrijwilligers ziconotide met
een maximale dosis van 70.000 μg/dag of 3.200 maal de maximaal aanbevolen dagelijkse intrathecale
dosis voor infusie. Bij bijna alle proefpersonen die intraveneus hoge doses ziconotide kregen
toegediend, werd posturele hypotensie waargenomen.
De maximaal aanbevolen intrathecale dosis bedraagt 21,6 μg/dag. Bij klinisch onderzoek was de
maximale toegestane intrathecale dosis ziconotide 912 μg/dag na gedurende 7 dagen optitreren.
Symptomen
In een klinisch onderzoek ontving een mannelijke kankerpatiënt per ongeluk een overdosis van 744 μg
intrathecaal ziconotide gedurende een periode van 24 uur (31 μg/uur) en hervatte de behandeling met
de normale dosis na het ervaren van een daling van de VASpi (Visual
Analog Scale of Pain Intensity)
van 82 naar 2,5 mm. Bij sommige patiënten die een intrathecale dosis ontvingen die hoger was dan de
maximaal aanbevolen dosis namen de farmacologische effecten toe, zo werden ataxie, nystagmus,
duizeligheid, stupor, verlaagd bewustzijnsniveau, spierspasmen, toestand van verwarring, sedatie,
hypotensie, afasie, spraakstoornis, misselijkheid en braken waargenomen. Er waren geen aanwijzingen
voor een ademhalingsdepressie. De meeste geobserveerde patiënten herstelden binnen 24 uur na
staken van het geneesmiddel.
Behandeling
Bij patiënten die een overdosis ontvingen, moeten algemene medische ondersteunende maatregelen
worden getroffen totdat de verergerde farmacologische effecten van het geneesmiddel zijn verdwenen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Analgetica, andere analgetica en antipyretica, ATC-code: N02BG08
Werkingsmechanisme
Ziconotide is een synthetisch analoog van een ω-conopeptide, MVIIA, dat in het gif van de zeeslak
Conus magus
wordt gevonden. Het is een calciumantagonist van het N-type (NCCB). NCC's regelen
in specifieke neuronale populaties het vrijkomen van neurotransmitters voor de spinale verwerking
van pijn. Door het binden van deze neuronale NCC's remt ziconotide de voltagegevoelige
calciumstroom in primaire nociceptieve afferentia die eindigen in de oppervlakkige lagen van de
dorsale hoorn van het ruggenmerg. Hierdoor wordt op zijn beurt het vrijkomen van neurotransmitters
(inclusief
Substance P)
geremd, waardoor ook de signaalfunctie voor pijn in het ruggenmerg wordt
geremd.
Farmacodynamische effecten
Hoewel er 1 uur na intrathecale toediening statistisch significante relaties en een redelijke correlatie
tussen blootstelling aan liquor (AUC, C
max
) en klinische reactiemetingen zijn waargenomen, zijn er tot
op heden geen goed gedefinieerde relaties met de dosisconcentratiereactie geïdentificeerd. Veel op de
therapie reagerende patiënten bereiken binnen enkele uren na levering van een juiste dosis een bijna
maximale pijnstilling. Het maximale effect kan bij sommige patiënten echter gedurende ongeveer
24 uur worden vertraagd. Daar analgesie en bijwerkingen in vergelijkbare mate optreden, is de
aanbevolen interval tussen dosisverhogingen 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen
kan de dosis indien nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig
stoppen met de infusie).
Het lijkt erop dat de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel, met name duizeligheid, misselijkheid
en abnormale gang, samenhangen met blootstelling van liquor aan het geneesmiddel, hoewel een
definitief verband niet is vastgesteld.
10
Door de aanbevolen lage intrathecale infusiesnelheid en de relatief snelle plasmaklaring (zie
rubriek 5.2) treedt tijdens intrathecale infusie slechts geringe blootstelling van plasma aan ziconotide
op. Daarom zouden de farmacologische effecten die samenhangen met systemische blootstelling
minimaal moeten zijn.
Bij het optreden van een reactie is de gemiddelde dosis ongeveer 6,0 μg/dag en ongeveer 75% van de
op de therapie reagerende patiënten hebben ≤ 9,6 μg/dag nodig. Om het optreden van ernstige
bijwerkingen te beperken wordt een maximale dosis van 21,6 μg/dag aanbevolen. In klinisch
onderzoek is echter waargenomen dat patiënten die na een langzame titratie gedurende een periode
van 3 tot 4 weken doses verdragen van 21,6 μg/dag gewoonlijk ook hogere doses tot maximaal
48,0 μg/dag verdragen.
Er zijn geen aanwijzingen dat patiënten een farmacologische tolerantie voor ziconotide ontwikkelen.
Gezien de beperkte hoeveelheid gegevens kan de ontwikkeling van tolerantie echter niet worden
uitgesloten. Als de vereiste dosis ziconotide voortdurend wordt verhoogd zonder dat hierdoor de
beoogde werking of een toename van de bijwerkingen optreedt, dan moet worden overwogen te
onderzoeken of de doorgankelijkheid van de intrathecale katheter voldoende is.
Alternatieve doseringsschema’s, met inbegrip van het instellen van een dosering met lagere doses van
ziconotide en toediening van een bolusdosis, zijn bestudeerd in een beperkt aantal onderzoeken die in
de literatuur beschikbaar zijn.
Van het gebruik van lagere doses met continue toediening werd aangetoond dat het werkzaam is met
minder bijwerkingen.
Onderzoeken met toediening van een bolusdosis suggereren dat toediening van een bolusdosis nuttig
kan zijn om patiënten aan te duiden die voordeel kunnen hebben van langdurig gebruik van ziconotide,
maar kan leiden tot meer bijwerkingen dan toediening met een continue infusie.
Deze onderzoeken doen vermoeden dat deze alternatieve wijzen van toediening van ziconotide
mogelijk zijn, maar vanwege de beperkte aantallen patiënten zijn deze resultaten niet afdoend en is er
op dit moment onvoldoende bewijs beschikbaar om definitieve aanbevelingen te geven voor dergelijke
alternatieve doseringsschema’s.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er zijn drie placebo-gecontroleerde klinische onderzoeken naar intrathecaal ziconotide verricht.
In twee kortdurende onderzoeken, 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) waaraan in
totaal 366 patiënten deelnamen, is de werkzaamheid van intrathecaal toegediende ziconotide bij
ernstige chronische pijn aangetoond. Hiervoor werd de wijziging in het percentage van de score op de
VASpi (Visual
Analog Scale of Pain Intensity)
als meting voor de primaire werkzaamheid gebruikt.
Deze onderzoeken duurden slechts kort, respectievelijk 5 en 6 dagen, en bij deze onderzoeken werd
gebruik gemaakt van een snellere dosisescalatie in combinatie met hogere doses dan in rubriek 4.2
wordt aanbevolen.
11
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 95-001
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 71)
Placebo (n = 40)
74,1 (± 13,82)
77,9 (± 13,60)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
35,7 (± 33,27)
61,0 (± 22,91)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
51,4 (± 43,63)
18,1 (± 28,28)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n
34 (47,9%)
7 (17,5%)
0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
0,91
Mediaan
0,60
Bereik
0,074-9,36
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
SD – Standaarddeviatie.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 96-002
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 169)
b
Placebo (n = 86)
80,1 (± 15,10)
76,9 (± 14,58)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
54,4 (± 29,30)
71,9 (± 30,93)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
31,2 (± 38,69)
6,0 (± 42,84)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n
57 (33,7%)
11 (12,8%)
< 0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
1,02
Mediaan
0,50
Bereik
0,019-9,60
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
b
Van 164 patiënten werd aan het eind van de titratie een VASpi-score voor ziconotide bepaald.
SD – Standaarddeviatie.
De etiologie van pijn in de onderzoeken 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) varieerde
en omvatte onder meer botpijn (n = 38) meestal als gevolg van botmetastasen (n = 34), myelopathie
(n = 38), waarbij bij de helft van de patiënten ruggenmergletsel met verlammingsverschijnselen
12
voorkwam (n = 19), neuropathie (n = 79), radiculopathie (n = 24), rugpijn aan de wervelkolom
(n = 91) meestal als gevolg van een mislukte rugoperatie (n = 82) en andere etiologieën (n = 82). Bij
sommige patiënten was er meer dan één oorzaak voor de pijn. In alle groepen was de werkzaamheid
van intrathecaal toegediend ziconotide duidelijk.
Onderzoek 301 (n = 220) duurde langer (21 dagen), hierbij vond vaker voorzichtig titratie naar boven
plaats en werden lagere doses intrathecaal ziconotide gebruikt en van de drie onderzoeken deed aan dit
onderzoek de meest refractaire populatie patiënten mee. Bij alle patiënten van onderzoek 301 was de
intrathecale behandeling in combinatie met analgetica mislukt en hun artsen beschouwen 97% van de
patiënten als therapieresistent voor momenteel beschikbare vormen van behandeling. De meerderheid
had pijn aan de wervelkolom (n = 134), met name na een mislukte rugoperatie (n = 110); een kleiner
aantal had neuropathie (n = 36). Slechts vijf patiënten leden aan maligne pijn. Het primaire eindpunt
was de verandering in het percentage van de VASpi-score. In onderzoek 301 was de werkzaamheid
van intrathecaal ziconotide lager dan in de twee eerdere kortdurende onderzoeken. Ook de frequentie
en de ernst van de bijwerkingen waren lager.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 301
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 112)
Placebo (n = 108)
80,7 (± 14,98)
80,7 (± 14,91)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij de
-
uitgangssituatie in mm (SD)
67,9 (± 22,89)
74,1 (± 21,28)
_
Gemiddelde VASpi-score aan
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
14,7 (± 27,71)
7,2 (± 24,98)
0,0360
VASPI-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n (%)
18 (16,1%)
13 (12,0%)
0,390
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
0,29
Mediaan
0,25
Bereik
0,0-0,80
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als zich in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score voordeed.
SD – Standaarddeviatie.
Combinatie-onderzoek met intrathecaal morfine
Uit de klinische onderzoeken 201 en 202 blijkt dat de combinatie van intrathecaal ziconotide en
intrathecaal morfine de pijn effectief kan verlichten en het systemisch opioïdengebruik gedurende een
langere periode kan verlagen bij patiënten bij wie de pijn met alleen de maximale verdragen dosis
intrathecaal ziconotide (mediaan 8,7 μg/dag,
mean
25,7 μg/dag – onderzoek 201) of intrathecaal
morfine (onderzoek 202) onvoldoende werd verlicht. Wanneer intrathecaal ziconotide aan stabiele
doses intrathecaal morfine wordt toegevoegd, kunnen, net als bij de aanvang van de monotherapie met
intrathecaal ziconotide, psychotische bijwerkingen optreden (bv. hallucinaties, paranoïde reacties) of
kan de behandeling als gevolg van de toegenomen bijwerkingen worden gestaakt (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Bij patiënten met chronische pijn is de liquorfarmacokinetiek van ziconotide onderzocht na een één
uur durende intrathecale infusie van 1-10 μg ziconotide. Ook werd de farmacokinetiek van plasma na
intraveneuze doses (0,3-10 μg/kg/24 uur) onderzocht. De gegevens van de intrathecale en intraveneuze
farmacokinetiek worden hieronder samengevat.
13
De farmacokinetiek van ziconotide in liquor en in plasma [mean ± SD (mediaan)]
Toedienings-
weg
Intrathecaal
Intraveneus
Vocht-
matrix
Liquor
Plasma
Aantal
patiënten
23
21
KL (ml/min)
0,38 ± 0,56
(0,26)
270 ± 44
(260)
Vd (ml)
155 ± 263
(99)
30.460 ± 6.366
(29.320)
t
½
(uur)
4,6 ± 0,9
(4,5)
1,3 ± 0,3
(1,3)
KL = klaring; Vd = distributievolume; t½ = halfwaardetijd
Absorptie
Na intrathecale toediening gedurende een uur (1-10 μg) waren de waarden voor zowel cumulatieve
blootstelling (AUC, bereik: 83,6-608 ng/uur/ml) als maximale blootstelling (C
max
, bereik:
16,4-132 ng/ml) variabel en dosisafhankelijk, maar leken slecht ongeveer dosisproportioneel. De
plasmaconcentraties na continue (≥ 48 uur) intrathecale infusie (≤ 21,6 μg/dag) lijken relatief laag te
zijn en zijn gewoonlijk niet te detecteren (dat wil zeggen dat ongeveer 80% van de plasmamonsters die
bij pijnpatiënten werden verzameld een niet kwantificeerbaar geneesmiddel bevatte, < 0,04 ng/ml). Na
langdurige intrathecale toediening (tot maximaal 9 maanden) is geen verhoogde ziconotidespiegel in
plasma waargenomen.
Distributie
Het distributievolume van de mediaan van ziconotide in liquor (Vd: 99 ml) ligt tussen het
liquorvolume van het ruggenmerg (ongeveer 75 ml) en het totale liquorvolume (ongeveer 130 ml).
Ziconotide lijkt zich voornamelijk binnen de liquor te distribueren totdat het zich verplaatst naar de
systemische circulatie. Bij het bereiken van de systemische circulatie lijkt ziconotide uitgebreider te
worden gedistribueerd, wat wordt gebaseerd op een plasmadistributievolume van ongeveer 30 l en
slechts ongeveer 53% wordt (niet-specifiek) gebonden aan humane plasmaproteïnen.
Biotransformatie
Ziconotide is een peptide dat bestaat uit 25 in de natuur voorkomende aminozuren van de
L-configuratie, en lijkt niet noemenswaardig in de liquor te worden gemetaboliseerd. Na passage in de
systemische circulatie wordt van ziconotide verwacht dat het primair gevoelig is voor proteolytische
splitsing door de verschillende ubiquitaire peptidasen/proteasen die in de meeste organen aanwezig
zijn (zoals de nieren, de lever, de longen, de spieren, enz.) en dus wordt gesplitst in peptidefragmenten
en de individuele bestanddeelvrije aminozuren ervan. Van de gegenereerde vrije aminozuren wordt
verwacht dat ze door het cellulaire dragersystemen worden opgenomen en worden onderworpen aan
het normale intermediaire metabolisme of worden gebruikt als substraten voor constitutieve
biosynthetische processen. Door de brede distributie van deze peptidasen wordt niet verwacht dat een
lever- of nierstoornis invloed heeft op de systemische klaring van ziconotide. De biologische activiteit
van de verschillende te verwachten proteolytische afbraakproducten is niet beoordeeld. Het is niet
waarschijnlijk dat de afbraakproducten van ziconotide een significante biologische activiteit vertonen,
aangezien van de peptiden die bestaan uit de afzonderlijke peptide-lusstructuren is vastgesteld dat ze
een bindingsaffiniteit tot de N-type voltagegevoelige calciumkanalen hebben die verscheidene orden
van grootte lager is dan die van de moederverbinding (ziconotide).
Eliminatie
De gemiddelde ziconotideklaring (0,38 ml/min) ligt dicht bij de humane omzettingssnelheid voor
liquor bij volwassenen (0,3-0,4 ml/min). Het lijkt er daarom op dat ziconotide voornamelijk uit de
liquor wordt geëlimineerd (mean t
½
= 4,6 uur) door het bulkeffect van de filtratie van de liquor door de
arachnoideavilli uit het centrale zenuwstelsel met afvloed naar de systemische circulatie. Zowel door
de lage intrathecale infusiesnelheid als door de relatief snelle plasmaklaring kunnen na intrathecale
toediening slechts zeer lage circulerende plasmaconcentraties ziconotide worden waargenomen. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd in plasma is 1,3 uur. Ziconotide is een relatief kleine
molecuulgewichtpeptide (MW = 2.639) en wordt door de nierglomerulus gefilterd, maar na een
intraveneuze infusie worden in humane urine alleen minimale hoeveelheden ziconotide (< 1%)
14
teruggevonden. Dit komt doordat het grootste deel van de gefilterde actieve stof snel via endocytose
wordt opgenomen en uiteindelijk naar de systemische circulatie wordt getransporteerd.
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen officiële onderzoeken uitgevoerd waarin de invloed van nier- of leverfunctiestoornissen
wordt beoordeeld. Gezien het feit dat er peptidasen aanwezig zijn in diverse lichaamsorganen, wordt
echter niet verwacht dat nier- of leverfunctiestoornis een significante invloed zal hebben op de
systemische blootstelling aan ziconotide.
Andere speciale populaties
Hoewel slechts beperkte gegevens beschikbaar zijn, oefenen ras, lengte, gewicht, sekse of leeftijd na
intrathecale toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan ziconotide.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Effecten bij niet-klinische onderzoeken werden uitsluitend waargenomen na blootstellingsniveaus die
voldoende hoger waren dan het maximale niveau waaraan de mens wordt blootgesteld, wat betekent
dat deze effecten weinig relevant zijn voor het klinische gebruik.
Bij onderzoek naar subchronische continue intrathecale infusies bij ratten en honden werden bij een
≥ 8-voudige dosis van de maximaal aanbevolen klinische intrathecale infusiedosis van 21,6 μg/dag (op
basis van mg/kg) gedragseffecten waargenomen. Deze effecten werden gedefinieerd door
buitensporige farmacologische acties van ziconotide en niet door neurotoxische laesies of toxiciteit
van de doelorganen. De waarnemingen omvatten onder meer reversibele neurologische effecten van
voorbijgaande aard, bestaande uit tremoren, ongecoördineerde bewegingen en hyper- en
hypoactiviteit.
Bij experimenteel onderzoek bij dieren zijn voor de neuronale functies van continue N-type
calciumantagonisten geen consequenties op lange termijn aangetoond. Bij experimenteel onderzoek bij
dieren zijn de wijzigingen in de neurologische signaalfunctie niet onderzocht. Ziconotide veroorzaakte
geen bacteriële genmutatie en was niet genotoxisch. Er is geen langdurig onderzoek bij dieren verricht
naar de potentiële carcinogeniciteit van ziconotide. Bij een test met het
in vitro
embryo van de
Syrische hamster (SHE) veroorzaakte ziconotide echter geen celtransformatie en na sub-chronische
intrathecale blootstelling bij honden vond er geen stijging van de celproliferatie (preneoplastische
laesievorming) of apoptosis plaats.
Bij fertiliteitsonderzoek bij ratten traden bij de mannetjes geen effecten op, terwijl bij de vrouwtjes een
reductie van de corpora lutea, van de implantatieplaatsen en van het aantal levende embryo's werd
waargenomen. Bij de maximaal aanbevolen intrathecale dosis werden bij de vrouwelijke reproductie
en de postnatale ontwikkeling bij ratten geen bijwerkingen waargenomen bij een systemische
blootstelling tot maximaal 2.300 maal de humane blootstelling.
Bij ratten en konijnen bleek ziconotide niet teratogeen te zijn bij een blootstelling aan minder dan
100 maal humane plasmawaarden.
Door de relatief hoge systemische blootstelling die nodig is om deze effecten bij ratten en konijnen op
te wekken wijzen deze resultaten niet op een significant risico bij de mens.
15
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Methionine
Natriumchloride
Water voor injecties
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
6.3
4 jaar
Houdbaarheid tijdens gebruik (verdund product)
Gedurende 60 dagen en bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product na verdunning onmiddellijk in de
infusiepomp worden aangebracht. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur bij gebruik en de opslagvoorwaarden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type I glazen injectieflacons met butylrubberen stop gecoat met gefluoreerd polymeer.
Elke injectieflacon bevat 20 ml oplossing voor infusie.
Een injectieflacon per doos.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 μg/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 μg/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
16
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van Prialt moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten voordat de
pomp met Prialt wordt gevuld drie maal worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie (zonder conserveermiddel). Het inbrengen van lucht in het pompreservoir of
het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof kan worden
afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml Prialt van 25 μg/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet eerder
Prialt is gebruikt is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of door
verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik van
Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp elke
60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
Prialt moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes worden
waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004 – 20 ml oplossing voor infusie
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2005
Datum van laatste verlenging: 18 september 2014
17
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
18
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een ml oplossing bevat 100 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 1 ml bevat 100 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 5 ml bevat 500 μg ziconotide (in de vorm van acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie (infusie).
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Ziconotide is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige, chronische pijn bij volwassenen bij wie
intrathecale pijnstilling noodzakelijk is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Alleen een arts die ervaring heeft met het intrathecaal toedienen van geneesmiddelen mag een
behandeling met ziconotide uitvoeren.
Dosering
Volwassenen (inclusief ouderen van 65 jaar of ouder)
De dosering ziconotide moet worden gestart met 2,4 μg/dag en moet per patiënt individueel worden
getitreerd afhankelijk van de pijnstillende werking bij de patiënt en de bijwerkingen die de patiënt
ervaart. Titratie moet plaatsvinden in stapjes van ≤ 2,4 μg/dag, tot aan een maximale dosis van
21,6 μg/dag. Bij het verhogen van de dosis is de minimale interval 24 uur. Om veiligheidsredenen is
de aanbevolen interval 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen kan de dosis indien
nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig stoppen met de infusie).
Ongeveer 75% van de patiënten die tot tevredenheid op de behandeling reageren, heeft een dosis van
≤ 9,6 μg/dag nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde nierfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
nierfunctie.
19
Leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde leverfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
leverfunctie.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ziconotide bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intrathecaal gebruik.
Ziconotide moet via een intrathecale katheter als een continue infusie worden toegediend, met behulp
van een uitwendige of een inwendig geïmplanteerde mechanische infusiepomp waarmee een
nauwkeurig infusievolume kan worden afgeleverd. Daar het risico op meningitis door langdurige
katheterisatie van de intrathecale ruimte groter is bij gebruik van een uitwendig infusiesysteem met
katheter wordt voor het gedurende langere tijd toedienen van ziconotide een inwendig systeem
aanbevolen (zie rubriek 4.4). Er mag alleen een uitwendig kathetersysteem worden gebruikt wanneer
het niet mogelijk is een inwendig systeem te implanteren.
Wanneer een lage dosis ziconotide noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij de titratie aan het begin van de
behandeling, dan moet ziconotide voorafgaand aan gebruik met een natriumchloride-oplossing voor
injectie van 9 mg/ml (0,9%) zonder conserveermiddel worden verdund.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Combinatie met intrathecale chemotherapie (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Langdurig gebruik
Hoewel de werkzaamheid en veiligheid van ziconotide op lange termijn zijn onderzocht in klinisch
open-label onderzoek, is er geen gecontroleerd klinisch onderzoek verricht dat langer duurde dan
3 weken (zie rubriek 5.1). Hierdoor zijn eventuele toxische effecten op de lange termijn op het
ruggenmerg niet uitgesloten en in dit opzicht zijn de preklinische gegevens beperkt (zie rubriek 5.3).
Daarom is bij langdurige behandeling voorzichtigheid geboden.
Risico op infectie
Door intrathecale toediening van geneesmiddelen ontstaat het risico van potentieel ernstige infecties,
zoals meningitis, die levensbedreigend kunnen zijn. Met name bij uitwendige systemen is meningitis
als gevolg van het binnendringen van organismen via de route van de katheter of als gevolg van een
onopzettelijke besmetting van het infusiesysteem een bekende complicatie van intrathecale toediening
van geneesmiddelen.
Patiënten en artsen moeten alert zijn op de typische symptomen van meningitis.
20
Het is nog niet vastgesteld wat de optimale intrathecale plaatsing van de kathetertip is. Door het lager
plaatsen van de kathetertip, bijvoorbeeld op lumbaal niveau, kan de incidentie van aan ziconotide
gerelateerde neurologische bijwerkingen mogelijk afnemen. De plaats van de kathetertip moet daarom
zorgvuldig worden overwogen zodat de toegang tot de spinale nociceptieve segmenten voldoende is,
terwijl tegelijkertijd de concentratie van het geneesmiddel op cerebraal niveau wordt geminimaliseerd.
Slechts een klein aantal patiënten ontving tegelijkertijd systemische chemotherapie en intrathecale
ziconotide. Bij patiënten die systemische chemotherapie ontvangen, is bij het toedienen van ziconotide
voorzichtigheid geboden (zie rubriek 4.5).
Stijgingen van creatinekinase
Een stijging van de creatinekinasespiegel, wat gewoonlijk asymptomatisch is, komt veel voor bij
patiënten die intrathecaal ziconotide krijgen toegediend. Een progressieve stijging van creatinekinase
komt zelden voor. Toch wordt bewaking van de creatinekinasespiegel aanbevolen. Doet zich toch een
progressieve stijging voor, of een klinisch significante stijging in combinatie met klinische
verschijnselen als myopathie of rabdomyolyse, dan moet staken van de toediening van ziconotide
worden overwogen.
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens klinisch onderzoek zijn geen overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylaxe, waargenomen en
de immunogeniciteit van intrathecaal toegediend ziconotide lijkt laag te zijn. Het optreden van ernstige
allergische reacties kan echter niet worden uitgesloten en spontane meldingen van anafylactische
reacties zijn ontvangen.
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen
Bij patiënten die met ziconotide worden behandeld komen cognitieve en neuropsychiatrische
bijwerkingen, met name verwarring, vaak voor. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk na
verscheidene weken behandeling voor. Bij patiënten die met ziconotide werden behandeld zijn
perioden met acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties, vijandigheid,
agressie, delirium, psychose en manische reacties, gemeld. Als zich tekenen of symptomen van
cognitieve stoornissen voordoen of wanneer zich neuropsychiatrische bijwerkingen ontwikkelen, moet
de dosis ziconotide worden gereduceerd of gestaakt, maar ook andere oorzaken die hieraan kunnen
hebben bijgedragen moeten worden overwogen. De cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk
binnen 1-4 weken na staking van behandeling met het geneesmiddel reversibel, maar kunnen in
sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat patiënten een neuropsychiatrische evaluatie
ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de incidentie van suïcide en suïcidepogingen hoger dan
bij de algemene populatie. Ziconotide kan een depressie veroorzaken of verergeren waarbij bij
hiervoor vatbare patiënten een suïciderisico kan ontstaan.
Onderdrukking van het centrale zenuwstelsel (CZS)
Er zijn patiënten die tijdens behandeling met ziconotide een verlaagd bewustzijn hebben ervaren.
Gewoonlijk blijft de patiënt bij bewustzijn en er is geen sprake van een ademhalingdepressie. Zo'n
voorval kan spontaan voorbijgaan, maar het gebruik van ziconotide moet worden gestaakt totdat de
bewustzijnsverlaging voorbij is. Bij deze patiënten wordt het opnieuw gebruiken van ziconotide niet
aanbevolen. Ook moet het afbouwen worden overwogen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen
die het CZS onderdrukken, omdat deze middelen kunnen bijdragen aan het verlaagde
opwindingsniveau.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen specifiek klinisch onderzoek uitgevoerd naar interacties van ziconotide met andere
geneesmiddelen. De kans op interacties door metabolisme of door eiwitverdringing in plasma tussen
ziconotide en andere geneesmiddelen is echter onwaarschijnlijk door de lage concentratie ziconotide
in plasma, doordat het metabolisme plaatsvindt door alomtegenwoordige peptidasen en door de
relatief lage proteïnebinding in plasma (zie rubriek 5.2).
21
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de interactie tussen intrathecale chemotherapie en
het intrathecaal toedienen van ziconotide. In combinatie met intrathecale chemotherapie is het gebruik
van ziconotide gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Slechts een klein aantal patiënten ontving zowel systemische chemotherapie als intrathecaal
ziconotide. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten die systemische
chemotherapie ontvangen (zie rubriek 4.4).
Geneesmiddelen die een effect hebben op specifieke peptidasen/proteasen zullen naar verwachting
geen effect hebben op de plasmaspiegel van ziconotide. Op basis van zeer beperkt klinisch onderzoek
heeft blootstelling aan ziconotide in plasma zowel bij ACE-remmers (zoals benazepril, lisinopril en
moëxipril) als bij HIV-proteaseremmers (zoals ritonavir, saquinavir en indinavir) geen duidelijk effect.
Er vindt geen interactie plaats tussen ziconotide en opiaatreceptoren. Indien het gebruik van opiaten bij
het starten van de behandeling met ziconotide wordt gestaakt, dan moet dit geleidelijk geschieden. Bij
patiënten bij wie het gebruik van intrathecale opiaten wordt afgebouwd, moet de infusie met
intrathecale opiaten gedurende een aantal weken geleidelijk aan afnemen en worden vervangen door
een farmacologisch equivalente dosis orale opiaten. Het toevoegen van intrathecale ziconotide aan
stabiele doses intrathecale morfine (zie rubriek 5.1), is mogelijk, maar het vereist bijzondere aandacht,
omdat in onderzoek 202 ondanks de lage dosis ziconotide een hoog percentage neuropsychiatrische
bijwerkingen (verwarring/abnormaal denken, paranoïde bijwerkingen en hallucinaties, en een
abnormale loop), waarvan sommige ernstig waren, werd waargenomen. Ook braken en anorexie en
perifeer oedeem werden waargenomen bij toevoeging van intrathecaal ziconotide aan intrathecaal
morfine. De toevoeging van intrathecaal morfine aan stabiele doses intrathecaal ziconotide wordt beter
verdragen (er is pruritus gemeld) (zie rubriek 5.1).
Bij gelijktijdige toediening van ziconotide met systemisch toegediend baclofen, clonidine, bupivacaïne
of propofol is een hogere incidentie van slaperigheid waargenomen. Daarom wordt het gelijktijdig
gebruik ervan voorlopig afgeraden.
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over het gelijktijdig gebruik van gedeeltelijke
opioïdenagonisten (zoals buprenorfine) en ziconotide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van ziconotide bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Ziconotide wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ziconotide/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met ziconotide
moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding
voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden
genomen.
22
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken met ziconotide uitgevoerd bij mensen voor het evalueren van
effecten op de vruchtbaarheid. In een onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij
ratten waren er geen effecten bij mannetjes terwijl verminderingen in corpora lutea implantatielocaties
en aantal levende embryo's werden opgemerkt bij vrouwtjes (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ziconotide heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Ziconotide kan mogelijk verwarring, slaperigheid en andere neurologische bijwerkingen veroorzaken,
daarom moet aan patiënten die deze symptomen ervaren, worden geadviseerd geen voertuigen te
besturen of machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van ziconotide toegediend als continue intrathecale infusie is geëvalueerd bij meer dan
1.400 patiënten die deelnamen aan klinisch onderzoek naar acute en chronische pijn. De duur van de
behandeling varieerde van een bolusinfusie van één uur tot continu gebruik gedurende meer dan 6 jaar.
De gemiddelde blootstellingstijd was 43 dagen. De snelheid waarmee de dosis werd geïnfuseerd
varieerde van 0,03-912 μg/dag, met een gemiddelde uiteindelijke dosissnelheid van 7,2 μg/dag.
Bij klinisch onderzoek ervoer 88% van de patiënten bijwerkingen. De meest voorkomende
bijwerkingen die in langdurig klinisch onderzoek werden gemeld, waren duizeligheid (42%),
misselijkheid (30%), nystagmus (23%), staat van verwarring (25%), afwijkende gang (16%),
geheugenstoornis (13%), wazig zien (14%), hoofdpijn (12%), asthenie (13%), overgeven (11%) en
slaperigheid (10%). De ernst van de meeste bijwerkingen was licht tot matig en met de tijd verdwenen
de klachten vanzelf.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Tenzij anders vermeld, geeft de tabel hieronder de incidentiepercentages weer van bijwerkingen die in
intrathecaal klinisch onderzoek met ziconotide zijn gemeld (korte en langdurige blootstelling). Binnen
elke groep van frequentie worden bijwerkingen weergegeven in afnemende volgorde van frequentie.
Zeer vaak (≥ 1/10)
Vaak (≥ 1/100, < 1/10)
Soms (≥ 1/1.000, < 1/100)
Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000)
Zeer zelden (<1/10.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Vaak
Soms
sepsis, meningitis
Anafylactische
reactie
a
verminderde
eetlust, anorexia
Niet bekend
23
Systeem/orgaanklasse
Psychische stoornissen
Zeer vaak
staat van
verwarring
Vaak
angst, gehoors-
hallucinatie,
slapeloosheid,
agitatie,
desoriëntatie,
hallucinatie,
visuele
hallucinatie,
depressie,
paranoia,
prikkelbaarheid,
verergerde
depressie,
nervositeit,
affectlabiliteit,
veranderingen in
mentale
toestand,
toegenomen
angst,
verergerde
verwarring
dysartrie,
amnesie,
dysgeusie,
tremor, gestoord
evenwicht,
ataxie, afasie,
branderig
gevoel, sedatie,
paresthesie,
hypo-esthesie,
aandachts-
stoornis,
spraakstoornis,
areflexie,
abnormale
coördinatie,
posturele
duizeligheid,
cognitieve
stoornis,
hyperesthesie,
hyporeflexie,
ageusie,
verlaagd
bewustzijns-
niveau,
dysesthesie,
parosmie,
mentale
afwijking
diplopie, visuele
stoornis,
fotofobie
24
Soms
delirium,
psychotische
aandoening,
zelfmoord-
gedachten,
zelfmoordpoging,
gedachten-
blokkade,
abnormale
dromen,
agressiviteit
Niet bekend
Zenuwstelsel-
aandoeningen
duizeligheid,
nystagmus,
geheugen-
stoornissen,
hoofdpijn,
slaperigheid
onsamen-
hangendheid,
bewustzijnsverlies
, coma, stupor,
convulsies, CVA,
encefalopathie
Oogaandoeningen
wazig zien
Systeem/orgaanklasse
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Vaak
tinnitus, vertigo
Soms
Niet bekend
atriumfibrillatie
orthostatische
hypotensie,
hypotensie
dyspneu
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
misselijkheid,
braken
ademnood
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
diarree, droge
mond,
constipatie,
verergerde
misselijkheid,
pijn in de
bovenbuik
pruritus,
toegenomen
transpiratie
pijn in ledemaat,
myalgie,
spierspasmen,
spierkrampen,
spierzwakte,
artralgie,
perifere
zwelling
urineretentie,
druppelsgewijs
urineren,
dysurie, urine-
incontinentie
vermoeidheid,
pyrexie,
lethargie,
perifeer oedeem,
stijfheid, vallen,
borstpijn, het
koud hebben,
pijn, zich
zenuwachtig
voelen, ergere
pijn
dyspepsie
uitslag
rabdomyolyse,
myositis, rugpijn,
spiertrekkingen,
nekpijn
acuut nierfalen
Algemene aandoeningen
en toedieningsplaats-
stoornissen
afwijkende
gang, asthenie
problemen met
lopen
25
Systeem/orgaanklasse
Onderzoeken
Zeer vaak
Vaak
verhoogde
creatine-
fosfokinase-
waarde in bloed,
gewichtsverlies
Soms
afwijkend
elektrocardiogram
, verhoogde
aspartaat-
aminotransferase,
verhoogde
creatine-
fosfokinase MM
in bloed,
temperatuur-
verhoging
Niet bekend
a. Van spontane melding
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Meningitis
Toediening van geneesmiddelen via de intrathecale route brengt het risico met zich mee van mogelijk
ernstige infecties, zoals meningitis, hetgeen levensbedreigend kan zijn. Patiënten en artsen moeten
alert zijn op typische symptomen en tekenen van meningitis (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase
Verhogingen in creatinefosfokinase waren gewoonlijk asymptomatisch. Monitoren van
creatinefosfokinase is raadzaam. Stoppen met ziconotide dient te worden overwogen in het geval van
progressieve of significante verhoging van creatinefosfokinase samen met klinische kenmerken van
myopathie of rabdomyolyse (zie rubriek 4.4).
CZS-bijwerkingen
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen komen vaak voor bij patiënten die worden behandeld
met ziconotide. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk voor na een behandeling van een aantal
weken. Episodes van acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties,
vijandigheid, agressie, delirium, psychose en manische reacties zijn gerapporteerd bij patiënten die
werden behandeld met ziconotide. De dosis ziconotide dient te worden verlaagd of te worden gestopt
wanneer zich tekenen of symptomen van cognitieve stoornis of neuropsychiatrische bijwerkingen
ontwikkelen, maar met andere bijdragende oorzaken dient eveneens rekening te worden gehouden. De
cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk binnen 1–4 weken na het stoppen met het
geneesmiddel reversibel, maar kunnen in sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat
patiënten een neuropsychiatrische evaluatie ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide
(zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij onderzoek naar intraveneuze infusie ontvingen gezonde mannelijke vrijwilligers ziconotide met
een maximale dosis van 70.000 μg/dag of 3.200 maal de maximaal aanbevolen dagelijkse intrathecale
dosis voor infusie. Bij bijna alle proefpersonen die intraveneus hoge doses ziconotide kregen
toegediend, werd posturele hypotensie waargenomen.
26
De maximaal aanbevolen intrathecale dosis bedraagt 21,6 μg/dag. Bij klinisch onderzoek was de
maximale toegestane intrathecale dosis ziconotide 912 μg/dag na gedurende 7 dagen optitreren.
Symptomen
In een klinisch onderzoek ontving een mannelijke kankerpatiënt per ongeluk een overdosis van 744 μg
intrathecaal ziconotide gedurende een periode van 24 uur (31 μg/uur) en hervatte de behandeling met
de normale dosis na het ervaren van een daling van de VASpi (Visual
Analog Scale of Pain Intensity)
van 82 naar 2,5 mm. Bij sommige patiënten die een intrathecale dosis ontvingen die hoger was dan de
maximaal aanbevolen dosis namen de farmacologische effecten toe, zo werden ataxie, nystagmus,
duizeligheid, stupor, verlaagd bewustzijnsniveau, spierspasmen, toestand van verwarring, sedatie,
hypotensie, afasie, spraakstoornis, misselijkheid en braken waargenomen. Er waren geen aanwijzingen
voor een ademhalingsdepressie. De meeste geobserveerde patiënten herstelden binnen 24 uur na
staken van het geneesmiddel.
Behandeling
Bij patiënten die een overdosis ontvingen, moeten algemene medische ondersteunende maatregelen
worden getroffen totdat de verergerde farmacologische effecten van het geneesmiddel zijn verdwenen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Analgetica, andere analgetica en antipyretica, ATC-code: N02BG08
Werkingsmechanisme
Ziconotide is een synthetisch analoog van een ω-conopeptide, MVIIA, dat in het gif van de zeeslak
Conus magus
wordt gevonden. Het is een calciumantagonist van het N-type (NCCB). NCC's regelen
in specifieke neuronale populaties het vrijkomen van neurotransmitters voor de spinale verwerking
van pijn. Door het binden van deze neuronale NCC's remt ziconotide de voltagegevoelige
calciumstroom in primaire nociceptieve afferentia die eindigen in de oppervlakkige lagen van de
dorsale hoorn van het ruggenmerg. Hierdoor wordt op zijn beurt het vrijkomen van neurotransmitters
(inclusief
Substance P)
geremd, waardoor ook de signaalfunctie voor pijn in het ruggenmerg wordt
geremd.
Farmacodynamische effecten
Hoewel er 1 uur na intrathecale toediening statistisch significante relaties en een redelijke correlatie
tussen blootstelling aan liquor (AUC, C
max
) en klinische reactiemetingen zijn waargenomen, zijn er tot
op heden geen goed gedefinieerde relaties met de dosisconcentratiereactie geïdentificeerd. Veel op de
therapie reagerende patiënten bereiken binnen enkele uren na levering van een juiste dosis een bijna
maximale pijnstilling. Het maximale effect kan bij sommige patiënten echter gedurende ongeveer
24 uur worden vertraagd. Daar analgesie en bijwerkingen in vergelijkbare mate optreden, is de
aanbevolen interval tussen dosisverhogingen 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen
kan de dosis indien nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig
stoppen met de infusie).
Het lijkt erop dat de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel, met name duizeligheid, misselijkheid
en abnormale gang, samenhangen met blootstelling van liquor aan het geneesmiddel, hoewel een
definitief verband niet is vastgesteld.
Door de aanbevolen lage intrathecale infusiesnelheid en de relatief snelle plasmaklaring (zie
rubriek 5.2) treedt tijdens intrathecale infusie slechts geringe blootstelling van plasma aan ziconotide
op. Daarom zouden de farmacologische effecten die samenhangen met systemische blootstelling
minimaal moeten zijn.
Bij het optreden van een reactie is de gemiddelde dosis ongeveer 6,0 μg/dag en ongeveer 75% van de
op de therapie reagerende patiënten hebben ≤ 9,6 μg/dag nodig. Om het optreden van ernstige
27
bijwerkingen te beperken wordt een maximale dosis van 21,6 μg/dag aanbevolen. In klinisch
onderzoek is echter waargenomen dat patiënten die na een langzame titratie gedurende een periode
van 3 tot 4 weken doses verdragen van 21,6 μg/dag gewoonlijk ook hogere doses tot maximaal
48,0 μg/dag verdragen.
Er zijn geen aanwijzingen dat patiënten een farmacologische tolerantie voor ziconotide ontwikkelen.
Gezien de beperkte hoeveelheid gegevens kan de ontwikkeling van tolerantie echter niet worden
uitgesloten. Als de vereiste dosis ziconotide voortdurend wordt verhoogd zonder dat hierdoor de
beoogde werking of een toename van de bijwerkingen optreedt, dan moet worden overwogen te
onderzoeken of de doorgankelijkheid van de intrathecale katheter voldoende is.
Alternatieve doseringsschema’s, met inbegrip van het instellen van een dosering met lagere doses van
ziconotide en toediening van een bolusdosis, zijn bestudeerd in een beperkt aantal onderzoeken die in
de literatuur beschikbaar zijn.
Van het gebruik van lagere doses met continue toediening werd aangetoond dat het werkzaam is met
minder bijwerkingen.
Onderzoeken met toediening van een bolusdosis suggereren dat toediening van een bolusdosis nuttig
kan zijn om patiënten aan te duiden die voordeel kunnen hebben van langdurig gebruik van ziconotide,
maar kan leiden tot meer bijwerkingen dan toediening met een continue infusie.
Deze onderzoeken doen vermoeden dat deze alternatieve wijzen van toediening van ziconotide
mogelijk zijn, maar vanwege de beperkte aantallen patiënten zijn deze resultaten niet afdoend en is er
op dit moment onvoldoende bewijs beschikbaar om definitieve aanbevelingen te geven voor dergelijke
alternatieve doseringsschema’s.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er zijn drie placebo-gecontroleerde klinische onderzoeken naar intrathecaal ziconotide verricht.
In twee kortdurende onderzoeken, 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) waaraan in
totaal 366 patiënten deelnamen, is de werkzaamheid van intrathecaal toegediende ziconotide bij
ernstige chronische pijn aangetoond. Hiervoor werd de wijziging in het percentage van de score op de
VASpi (Visual
Analog Scale of Pain Intensity)
als meting voor de primaire werkzaamheid gebruikt.
Deze onderzoeken duurden slechts kort, respectievelijk 5 en 6 dagen, en bij deze onderzoeken werd
gebruik gemaakt van een snellere dosisescalatie in combinatie met hogere doses dan in rubriek 4.2
wordt aanbevolen.
28
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 95-001
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 71)
Placebo (n = 40)
74,1 (± 13,82)
77,9 (± 13,60)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
35,7 (± 33,27)
61,0 (± 22,91)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
51,4 (± 43,63)
18,1 (± 28,28)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n
34 (47,9%)
7 (17,5%)
0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
0,91
Mediaan
0,60
Bereik
0,074-9,36
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
SD – Standaarddeviatie.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 96-002
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 169)
b
Placebo (n = 86)
80,1 (± 15,10)
76,9 (± 14,58)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
54,4 (± 29,30)
71,9 (± 30,93)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
31,2 (± 38,69)
6,0 (± 42,84)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n
57 (33,7%)
11 (12,8%)
< 0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
1,02
Mediaan
0,50
Bereik
0,019-9,60
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
b
Van 164 patiënten werd aan het eind van de titratie een VASpi-score voor ziconotide bepaald.
SD – Standaarddeviatie.
De etiologie van pijn in de onderzoeken 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) varieerde
en omvatte onder meer botpijn (n = 38) meestal als gevolg van botmetastasen (n = 34), myelopathie
(n = 38), waarbij bij de helft van de patiënten ruggenmergletsel met verlammingsverschijnselen
29
voorkwam (n = 19), neuropathie (n = 79), radiculopathie (n = 24), rugpijn aan de wervelkolom
(n = 91) meestal als gevolg van een mislukte rugoperatie (n = 82) en andere etiologieën (n = 82). Bij
sommige patiënten was er meer dan één oorzaak voor de pijn. In alle groepen was de werkzaamheid
van intrathecaal toegediend ziconotide duidelijk.
Onderzoek 301 (n = 220) duurde langer (21 dagen), hierbij vond vaker voorzichtig titratie naar boven
plaats en werden lagere doses intrathecaal ziconotide gebruikt en van de drie onderzoeken deed aan dit
onderzoek de meest refractaire populatie patiënten mee. Bij alle patiënten van onderzoek 301 was de
intrathecale behandeling in combinatie met analgetica mislukt en hun artsen beschouwen 97% van de
patiënten als therapieresistent voor momenteel beschikbare vormen van behandeling. De meerderheid
had pijn aan de wervelkolom (n = 134), met name na een mislukte rugoperatie (n = 110); een kleiner
aantal had neuropathie (n = 36). Slechts vijf patiënten leden aan maligne pijn. Het primaire eindpunt
was de verandering in het percentage van de VASpi-score. In onderzoek 301 was de werkzaamheid
van intrathecaal ziconotide lager dan in de twee eerdere kortdurende onderzoeken. Ook de frequentie
en de ernst van de bijwerkingen waren lager.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 301
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Ziconotide (n = 112)
Placebo (n = 108)
80,7 (± 14,98)
80,7 (± 14,91)
Parameter
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij de
-
uitgangssituatie in mm (SD)
67,9 (± 22,89)
74,1 (± 21,28)
_
Gemiddelde VASpi-score aan
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
14,7 (± 27,71)
7,2 (± 24,98)
0,0360
VASPI-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandeling
a
n (%)
18 (16,1%)
13 (12,0%)
0,390
Dosis aan het einde van de
titratie (μg/uur)
Mean
0,29
Mediaan
0,25
Bereik
0,0-0,80
a
Patiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als zich in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van ≥ 30% in de VASpi-score voordeed.
SD – Standaarddeviatie.
Combinatie-onderzoek met intrathecaal morfine
Uit de klinische onderzoeken 201 en 202 blijkt dat de combinatie van intrathecaal ziconotide en
intrathecaal morfine de pijn effectief kan verlichten en het systemisch opioïdengebruik gedurende een
langere periode kan verlagen bij patiënten bij wie de pijn met alleen de maximale verdragen dosis
intrathecaal ziconotide (mediaan 8,7 μg/dag,
mean
25,7 μg/dag – onderzoek 201) of intrathecaal
morfine (onderzoek 202) onvoldoende werd verlicht. Wanneer intrathecaal ziconotide aan stabiele
doses intrathecaal morfine wordt toegevoegd, kunnen, net als bij de aanvang van de monotherapie met
intrathecaal ziconotide, psychotische bijwerkingen optreden (bv. hallucinaties, paranoïde reacties) of
kan de behandeling als gevolg van de toegenomen bijwerkingen worden gestaakt (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Bij patiënten met chronische pijn is de liquorfarmacokinetiek van ziconotide onderzocht na een één
uur durende intrathecale infusie van 1-10 μg ziconotide. Ook werd de farmacokinetiek van plasma na
intraveneuze doses (0,3-10 μg/kg/24 uur) onderzocht. De gegevens van de intrathecale en intraveneuze
farmacokinetiek worden hieronder samengevat.
30
De farmacokinetiek van ziconotide in liquor en in plasma [mean ± SD (mediaan)]
Toedienings-
weg
Intrathecaal
Intraveneus
Vocht-
matrix
Liquor
Plasma
Aantal
patiënten
23
21
KL (ml/min)
0,38 ± 0,56
(0,26)
270 ± 44
(260)
Vd (ml)
155 ± 263
(99)
30.460 ± 6.366
(29.320)
t
½
(uur)
4,6 ± 0,9
(4,5)
1,3 ± 0,3
(1,3)
KL = klaring; Vd = distributievolume; t½ = halfwaardetijd
Absorptie
Na intrathecale toediening gedurende een uur (1-10 μg) waren de waarden voor zowel cumulatieve
blootstelling (AUC, bereik: 83,6-608 ng/uur/ml) als maximale blootstelling (C
max
, bereik:
16,4-132 ng/ml) variabel en dosisafhankelijk, maar leken slecht ongeveer dosisproportioneel. De
plasmaconcentraties na continue (≥ 48 uur) intrathecale infusie (≤ 21,6 μg/dag) lijken relatief laag te
zijn en zijn gewoonlijk niet te detecteren (dat wil zeggen dat ongeveer 80% van de plasmamonsters die
bij pijnpatiënten werden verzameld een niet kwantificeerbaar geneesmiddel bevatte, < 0,04 ng/ml). Na
langdurige intrathecale toediening (tot maximaal 9 maanden) is geen verhoogde ziconotidespiegel in
plasma waargenomen.
Distributie
Het distributievolume van de mediaan van ziconotide in liquor (Vd: 99 ml) ligt tussen het
liquorvolume van het ruggenmerg (ongeveer 75 ml) en het totale liquorvolume (ongeveer 130 ml).
Ziconotide lijkt zich voornamelijk binnen de liquor te distribueren totdat het zich verplaatst naar de
systemische circulatie. Bij het bereiken van de systemische circulatie lijkt ziconotide uitgebreider te
worden gedistribueerd, wat wordt gebaseerd op een plasmadistributievolume van ongeveer 30 l en
slechts ongeveer 53% wordt (niet-specifiek) gebonden aan humane plasmaproteïnen.
Biotransformatie
Ziconotide is een peptide dat bestaat uit 25 in de natuur voorkomende aminozuren van de
L-configuratie, en lijkt niet noemenswaardig in de liquor te worden gemetaboliseerd. Na passage in de
systemische circulatie wordt van ziconotide verwacht dat het primair gevoelig is voor proteolytische
splitsing door de verschillende ubiquitaire peptidasen/proteasen die in de meeste organen aanwezig
zijn (zoals de nieren, de lever, de longen, de spieren, enz.) en dus wordt gesplitst in peptidefragmenten
en de individuele bestanddeelvrije aminozuren ervan. Van de gegenereerde vrije aminozuren wordt
verwacht dat ze door het cellulaire dragersystemen worden opgenomen en worden onderworpen aan
het normale intermediaire metabolisme of worden gebruikt als substraten voor constitutieve
biosynthetische processen. Door de brede distributie van deze peptidasen wordt niet verwacht dat een
lever- of nierstoornis invloed heeft op de systemische klaring van ziconotide. De biologische activiteit
van de verschillende te verwachten proteolytische afbraakproducten is niet beoordeeld. Het is niet
waarschijnlijk dat de afbraakproducten van ziconotide een significante biologische activiteit vertonen,
aangezien van de peptiden die bestaan uit de afzonderlijke peptide-lusstructuren is vastgesteld dat ze
een bindingsaffiniteit tot de N-type voltagegevoelige calciumkanalen hebben die verscheidene orden
van grootte lager is dan die van de moederverbinding (ziconotide).
Eliminatie
De gemiddelde ziconotideklaring (0,38 ml/min) ligt dicht bij de humane omzettingssnelheid voor
liquor bij volwassenen (0,3-0,4 ml/min). Het lijkt er daarom op dat ziconotide voornamelijk uit de
liquor wordt geëlimineerd (mean t
½
= 4,6 uur) door het bulkeffect van de filtratie van de liquor door de
arachnoideavilli uit het centrale zenuwstelsel met afvloed naar de systemische circulatie. Zowel door
de lage intrathecale infusiesnelheid als door de relatief snelle plasmaklaring kunnen na intrathecale
toediening slechts zeer lage circulerende plasmaconcentraties ziconotide worden waargenomen. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd in plasma is 1,3 uur. Ziconotide is een relatief kleine
molecuulgewichtpeptide (MW = 2.639) en wordt door de nierglomerulus gefilterd, maar na een
intraveneuze infusie worden in humane urine alleen minimale hoeveelheden ziconotide (< 1%)
31
teruggevonden. Dit komt doordat het grootste deel van de gefilterde actieve stof snel via endocytose
wordt opgenomen en uiteindelijk naar de systemische circulatie wordt getransporteerd.
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen officiële onderzoeken uitgevoerd waarin de invloed van nier- of leverfunctiestoornissen
wordt beoordeeld. Gezien het feit dat er peptidasen aanwezig zijn in diverse lichaamsorganen, wordt
echter niet verwacht dat nier- of leverfunctiestoornis een significante invloed zal hebben op
systemische blootstelling aan ziconotide.
Andere speciale populaties
Hoewel slechts beperkte gegevens beschikbaar zijn, oefenen ras, lengte, gewicht, sekse of leeftijd na
intrathecale toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan intrathecale
toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan ziconotide.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Effecten bij niet-klinische onderzoeken werden uitsluitend waargenomen na blootstellingsniveaus die
voldoende hoger waren dan het maximale niveau waaraan de mens wordt blootgesteld, wat betekent
dat deze effecten weinig relevant zijn voor het klinische gebruik.
Bij onderzoek naar subchronische continue intrathecale infusies bij ratten en honden werden bij een
≥ 8-voudige dosis van de maximaal aanbevolen klinische intrathecale infusiedosis van 21,6 μg/dag (op
basis van mg/kg) gedragseffecten waargenomen. Deze effecten werden gedefinieerd door
buitensporige farmacologische acties van ziconotide en niet door neurotoxische laesies of toxiciteit
van de doelorganen. De waarnemingen omvatten onder meer reversibele neurologische effecten van
voorbijgaande aard, bestaande uit tremoren, ongecoördineerde bewegingen en hyper- en
hypoactiviteit.
Bij experimenteel onderzoek bij dieren zijn voor de neuronale functies van continue N-type
calciumantagonisten geen consequenties op lange termijn aangetoond. Bij experimenteel onderzoek bij
dieren zijn de wijzigingen in de neurologische signaalfunctie niet onderzocht. Ziconotide veroorzaakte
geen bacteriële genmutatie en was niet genotoxisch. Er is geen langdurig onderzoek bij dieren verricht
naar de potentiële carcinogeniciteit van ziconotide. Bij een test met het
in vitro
embryo van de
Syrische hamster (SHE) veroorzaakte ziconotide echter geen celtransformatie en na sub-chronische
intrathecale blootstelling bij honden vond er geen stijging van de celproliferatie (preneoplastische
laesievorming) of apoptosis plaats.
Bij fertiliteitsonderzoek bij ratten traden bij de mannetjes geen effecten op, terwijl bij de vrouwtjes een
reductie van de corpora lutea, van de implantatieplaatsen en van het aantal levende embryo's werd
waargenomen. Bij de maximaal aanbevolen intrathecale dosis werden bij de vrouwelijke reproductie
en de postnatale ontwikkeling bij ratten geen bijwerkingen waargenomen bij een systemische
blootstelling tot maximaal 2.300 maal de humane blootstelling.
Bij ratten en konijnen bleek ziconotide niet teratogeen te zijn bij een blootstelling aan meer dan
100 maal humane plasmawaarden.
Door de relatief hoge systemische blootstelling die nodig is om deze effecten bij ratten en konijnen op
te wekken wijzen deze resultaten niet op een significant risico bij de mens.
32
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Methionine
Natriumchloride
Water voor injecties
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
6.3
4 jaar
Houdbaarheid tijdens gebruik (verdund product)
Gedurende 60 dagen en bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product na verdunning onmiddellijk in de
infusiepomp worden aangebracht. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur bij gebruik en de opslagvoorwaarden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type I glazen injectieflacons met butylrubberen stop gecoat met gefluoreerd polymeer.
Elke injectieflacon bevat 1, 2 of 5 ml oplossing voor infusie.
Een injectieflacon per doos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 μg/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 μg/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
33
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van Prialt moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten voordat de
pomp met Prialt wordt gevuld drie maal worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie (zonder conserveermiddel). Het inbrengen van lucht in het pompreservoir of
het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof kan worden
afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml Prialt van 25 μg/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet eerder
Prialt is gebruikt is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of door
verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik van
Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp elke
60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
Prialt moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes worden
waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/001 – 1 ml oplossing voor infusie
EU/1/04/302/002 – 2 ml oplossing voor infusie
EU/1/04/302/003 – 5 ml oplossing voor infusie
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2005
34
Datum van laatste verlenging: 18 september 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
35
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
36
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)

De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in,
overeenkomstig de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en
indieningsfrequenties voor periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt
in artikel 107 quater, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
Niet van toepassing.
37
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
38
A. ETIKETTERING
39
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat)
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 injectieflacon van 20 ml
500 microgram/20 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
40
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
41
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 μg/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat)
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 injectieflacon van 20 ml
500 microgram/20 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
42
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
43
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
2 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 200 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
5 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 ml:
1 injectieflacon van 1 ml
1 ml
100 microgram/1 ml
2 ml:
1 injectieflacon van 2 ml
2 ml
200 microgram/2 ml
5 ml:
1 injectieflacon van 5 ml
5 ml
500 microgram/5 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
44
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
1 ml:
EU/1/04/302/001
2 ml:
EU/1/04/302/002
5 ml:
EU/1/04/302/003
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
45
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
46
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Prialt 100 μg/ml infusie
Ziconotide
Intrathecaal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
BATCHNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 ml:
1 ml
100 µg/1 ml
2 ml:
2 ml
200 µg/2 ml
5 ml:
5 ml
500 µg/5 ml
6.
OVERIGE
47
B. BIJSLUITER
48
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
Ziconotide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel ontvangt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Prialt bevat de werkzame stof ziconotide dat behoort tot een groep geneesmiddelen die analgetica of
'pijnstillers' worden genoemd. Prialt wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige, langdurige pijn
bij volwassenen die een pijnstiller nodig hebben door middel van intrathecale injectie (injectie in de
ruimte rondom het ruggenmerg en de hersenen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen?
- U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- Er wordt een geneesmiddel tegen kanker in de ruimte rondom uw ruggenmerg toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel ontvangt.
- De effecten van langdurige behandeling van Prialt zijn op dit moment nog niet bepaald en de
mogelijkheid van toxische effecten op het ruggenmerg zijn nog niet uitgesloten. In het geval dat
langdurige behandeling nodig is, kan controle nodig zijn (zoals besloten door uw arts).
- Als Prialt bij u wordt toegediend via een pomp die u aan de buitenkant van uw lichaam draagt, dan
is het belangrijk dat u een maal per dag controleert of er zich tekenen van een infectie voordoen op
de plaats waar de buis uw lichaam binnengaat.
- Als u rondom de buis tekenen van infectie ziet, zoals roodheid van de huid, zwelling, pijn of
afscheiding, dan moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen en moet de infectie meteen worden
behandeld.
- Als u een gevoeligheid ontwikkelt in het gebied rondom de buis zonder dat zich daar tekenen van
een infectie voordoen, dan moet u zo snel mogelijk advies vragen aan uw arts omdat ook
gevoeligheid een vroeg teken van infectie kan zijn.
- Als Prialt bij u via een pomp in uw lichaam wordt toegediend, neem dan onmiddellijk contact op
met uw arts of verpleegkundige als een deel van de infusiebuis losraakt.
- Als u een van de volgende symptomen ervaart: hoge temperatuur, hoofdpijn, stijve nek,
vermoeidheid, verwarring, u ziek voelen, overgeven of nu en dan toevallen heeft, dan kan dit een
teken van meningitis zijn. Vertel het onmiddellijk aan uw arts als een van de hierboven vermelde
symptomen zich bij u voordoet.
49
-
-
-
-
-
-
Als u een negatieve verandering in uw denken, stemming of geheugen waarneemt, vertel dit dan
aan uw arts.
Als u chemotherapie ontvangt, moet u uw arts op de hoogte stellen.
U kunt een verhoogde spiegel van een enzym in uw bloed hebben dat creatinekinase wordt
genoemd en hoewel dit over het algemeen geen symptomen of problemen veroorzaakt, zal uw arts
het niveau ervan waarschijnlijk controleren. Daarnaast kunt u van tijd tot tijd spierproblemen
ondervinden. Wanneer dit het geval is, dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan
besluiten uw behandeling met Prialt te stoppen.
U dient uw arts onmiddellijk te informeren wanneer u na het ontvangen van uw behandeling een
van de volgende symptomen ondervindt: plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn
in de borst, zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het
hele lichaam). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn, is de waarschijnlijkheid van zelfmoord en poging tot
zelfmoord groter dan bij de algemene populatie. Prialt kan ook depressie veroorzaken of
verergeren bij mensen die reeds vatbaar zijn. Als u depressie ondervindt of een voorgeschiedenis
van depressie heeft, verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren
voordat men u Prialt geeft. Wanneer u, nadat u bent gestart met Prialt, een verergering van uw
depressie ondervindt of enige andere symptomen ondervindt die van invloed zijn op uw stemming
verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren.
Tijdens de behandeling kunt u slaperig zijn of zich niet volledig bewust zijn van uw omgeving.
Wanneer dit gebeurt, dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan beslissen uw
behandeling met Prialt te stoppen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Prialt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Prialt nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken (bijvoorbeeld
baclofen, dat wordt gebruikt voor het behandelen van spierspasticiteit, clonidine, dat wordt gebruikt
voor het behandelen van hoge bloeddruk, bupivacaïne, dat wordt gebruikt voor lokale anesthesie,
morfine dat wordt gebruikt als pijnstiller, propofol, dat wordt gebruikt voor algehele anesthesie of enig
geneesmiddel dat wordt toegediend door middel van intrathecale injectie (injectie in de ruimte die het
ruggenmerg en de hersenen omringt))? Vertel dat dan uw arts. Als Prialt aan u wordt toegediend in
combinatie met bepaalde andere geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn te behandelen, dan kunt
u zich hierdoor slaperig voelen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Prialt wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn meldingen dat het gebruik van Prialt verwarring en sufheid veroorzaakt. Vraag uw arts om
advies voordat u een voertuig bestuurt of een machine bedient.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per maximaal aanbevolen intrathecale
dosis (21,6 μg/dag), d.w.z. het is in wezen ‘natriumvrij’.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met Prialt wordt geregeld door een arts die ervaring heeft met het toedienen van
geneesmiddelen in de ruimte rondom het ruggenmerg, en in het gebruik van inwendige en uitwendige
infusiepompen.
50
De aanbevolen aanvangsdosis is niet meer dan 2,4 microgram per dag. Uw arts zal de dosis Prialt in
overeenstemming met de ernst van uw pijn aanpassen door maximaal 2,4 microgram/dag toe te
voegen. De maximale dosis bedraagt 21,6 microgram/dag. Bij de aanvang van uw behandeling kan uw
arts uw dosis elke 1 tot 2 of meer dagen verhogen. Als dit nodig mocht zijn omdat de bijwerkingen te
groot zijn, dan kan de dosis worden verlaagd of kan de injectie worden gestopt.
Prialt wordt toegediend als een zeer langzame, continue injectie in de ruimte rondom uw ruggenmerg
(intrathecaal gebruik). Het geneesmiddel wordt continu toegediend via een pomp die in uw buikwand
wordt geïmplanteerd of die uitwendig in een riemtas wordt geplaatst. Uw arts bespreekt met u welke
pomp voor u het meest geschikt is en wanneer de pomp opnieuw moet worden gevuld.
Als u vindt dat u bij ontvangst van Prialt nog te veel pijn heeft, of dat de bijwerkingen te ernstig zijn,
praat hier dan met uw arts over.
Voordat Prialt aan u wordt gegeven kan uw arts beslissen langzaam te stoppen met het toedienen van
opiaten (andere geneesmiddeltypen die worden gebruikt voor het behandelen van pijn) in uw
ruggenmerg en daarvoor in de plaats andere pijngeneesmiddelen voorschrijven.
Heeft u te veel van dit middel ontvangen?
Als u meer Prialt heeft toegediend gekregen dan uw arts had bedoeld, dan kunt u zich onwel voelen
met symptomen als verwarring, spraakproblemen, woordvindingsproblemen, overmatig beven, licht
gevoel in het hoofd, overmatige slaperigheid, u ziek voelen of ziek zijn. Als dit gebeurt, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
U moet uw arts onmiddellijk informeren wanneer u deze ernstige bijwerkingen opmerkt, omdat u dan
mogelijk dringend medische behandeling nodig heeft.

Hersenvliesontsteking (meningitis) (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – is ontsteking
van de bedekkende vliezen van de hersenen en het ruggenmerg die gewoonlijk wordt veroorzaakt
door een infectie. Symptomen van hersenvliesontsteking zijn hoofdpijn, stijve nek, niet verdragen
van fel licht, koorts, braken, verwardheid en slaperigheid.
Convulsies (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – bij convulsies (epileptische aanvallen)
schudt het lichaam van een persoon snel en ongecontroleerd. Tijdens een convulsie, spannen en
ontspannen de spieren van een persoon zich herhaaldelijk en kan de persoon het bewustzijn
verliezen.
Gedachten aan zelfmoord of een zelfmoordpoging (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen).
Rabdomyolyse (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – is de afbraak van spiervezels die
kan leiden tot nierbeschadiging. Symptomen van rabdomyolyse zijn abnormale kleur van urine
(bruinkleurig), verminderde urineproductie, spierzwakte, spierpijn en gevoelige spieren.
Coma (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – een staat van bewusteloosheid met
problemen met reageren of wakker worden.
51





Anafylactische reactie (het is niet bekend hoeveel mensen dit treft) – is een ernstige allergische
reactie, waarvan de tekenen plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn in de borst,
zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het hele
lichaam) zijn.
Andere bijwerkingen:
Zeer vaak (kan meer dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verwarring, duizeligheid, wazig zien, hoofdpijn, snelle heen-en-weerbewegingen van de ogen,
geheugenverlies of geheugenstoornissen (vergeetachtigheid), overgeven, misselijkheid, een algeheel
gevoel van zwakte en slaperigheid.
Vaak (kan minder dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verminderde eetlust, angst of toegenomen angst, hallucinaties, niet in staat in slaap te vallen of door te
slapen, agitatie, desoriëntatie, depressie of verergerde depressie, nervositeit, stemmingswisselingen,
wijzigingen in de mentale toestand (abnormale gedachten, verwarring), paranoia, prikkelbaarheid,
verergerde verwarring, problemen met leren, geheugen of denken, afwezige of gestoorde reflexen,
problemen bij het uitdrukken of begrijpen van woorden, onduidelijke spraak, spraakproblemen of
verlies van het spraakvermogen, traagheid, gestoorde balans of coördinatie, brandend gevoel,
toegenomen abnormaal gevoel, lager bewustzijnsniveau (niet reagerend of bijna bewusteloos), sedatie,
concentratieproblemen, problemen met het vermogen tot ruiken, vreemde of geen smaak, beven,
tintelingen, dubbel zien, gezichtsstoornissen, intolerantie voor licht, tinnitus (oorsuizen), duizeligheid
of een draaierig gevoel, licht gevoel in het hoofd of duizelig bij het staan, lage bloeddruk,
kortademigheid, droge mond, buikpijn, verergerde misselijkheid, diarree, obstipatie, zweten, jeuk,
spierzwakte, spierspasmen, spierkrampen, spier- of gewrichtspijn, urineren moeizaam of pijnlijk,
problemen bij het beginnen met of het beheersen van het urineren, zich zenuwachtig voelen, vallen,
pijn of verergerde pijn, vermoeidheid, het koud hebben, zwelling in het gezicht, van de benen of de
voeten, pijn op de borst, veranderingen in de bloeduitslagen, mentale stoornissen en gewichtsverlies.
Soms (kan minder dan 1 gebruiker op de 100 treffen)
Infectie van de bloedstroom, delirium (geestelijke verwarring), psychotische aandoening (abnormaal
denken en waanideeën), gedachtenstoornissen, abnormale dromen, onsamenhangendheid (niet helder
kunnen denken), verlies van bewustzijn, stupor (niet reageren/moeilijk wakker te krijgen), beroerte,
encefalopathie (hersenstoornis), agressie, abnormaal hartritme, ademhalingsproblemen, indigestie,
uitslag, spierontsteking, rugpijn, spiertrekkingen, nekpijn, acuut nierfalen, abnormale ECG, verhoogde
lichaamstemperatuur, moeite met lopen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en de buitenverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik gedurende 60 dagen aangetoond.
52
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product als het verdund is onmiddellijk worden
overgebracht in de infusiepomp. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur voorafgaand aan gebruik en de opslagvoorwaarden bij gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u enige verkleuring of vertroebeling opmerkt of wanneer deeltjes
worden waargenomen.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ziconotide.
-
Een ml oplossing bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
Elke injectieflacon van 20 ml bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
De andere stoffen in dit middel zijn methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur
en natriumhydroxide.
Hoe ziet Prialt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Prialt is een oplossing voor infusie (infusie). De oplossing is helder en kleurloos. Prialt wordt geleverd
in een verpakking die een enkele injectieflacon van 20 ml bevat.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
Fabrikant
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Duitsland/Allemagne/Deutschland)
Lietuva
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Vokietija)
53
България
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Teл.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Герма½ия)
Česká republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Německo)
Danmark
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
Deutschland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
Luxembourg/Luxemburg
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Allemagne/Deutschland)
Magyarország
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Németország)
Malta
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Il-Ġermanja/Germany)
Nederland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Duitsland)
Norge
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
Österreich
AGEA Pharma GmbH
Tel: +43 (0)1 336 01 41
office@ageapharma.com
Eesti
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Saksamaa)
Ελλάδα
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Τηλ: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Γερμα½ία)
España
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tel: +34 93 446 60 00
Polska
IMED POLAND Sp. z o.o.
Tel.: +48 (0)22 663 43 03
imed@imed.com.pl
Portugal
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tel: +34 93 446 60 00
(Espanha)
România
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germania)
France
KEOCYT
Tél: +33 (0)1 42 31 07 10
contact@keocyt.com
Hrvatska
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Njemačka)
54
Ireland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germany)
Ísland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Sími: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Þ½skaland)
Italia
Euromed S.R.L.
Tel: +39 (0)081 241 5204
moreinfo@euromed.it
Κύπρος
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Τηλ: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Γερμα½ία)
Latvija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Vācija)
Slovenija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Nemčija)
Slovenská republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Nemecko)
Suomi/Finland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Puh/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Saksa/Tyskland)
Sverige
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
United Kingdom (Northern Ireland)
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germany)
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). Hier vindt u ook verwijzingen naar andere websites
over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor gebruik en verwerking
Prialt wordt geleverd als een heldere, kleurloze oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
De oplossing moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden
geïnspecteerd. De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes
worden waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
55
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 μg/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 μg/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van ziconotide moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten drie maal
worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie (zonder
conserveermiddel) voordat de pomp met ziconotide wordt gevuld. Het inbrengen van lucht in het
pompreservoir of het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof
kan worden afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml van de oplossing van 25 μg/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet
eerder Prialt is gebruikt, is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of
door verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik
van Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp
elke 60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
56
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
Ziconotide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel ontvangt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Prialt bevat de werkzame stof ziconotide dat behoort tot een groep geneesmiddelen die analgetica of
'pijnstillers' worden genoemd. Prialt wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige, langdurige pijn
bij volwassenen die een pijnstiller nodig hebben door middel van intrathecale injectie (injectie in de
ruimte rondom het ruggenmerg en de hersenen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen?
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
Er wordt een geneesmiddel tegen kanker in de ruimte rondom uw ruggenmerg toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel ontvangt.
-
De effecten van langdurige behandeling van Prialt zijn op dit moment nog niet bepaald en de
mogelijkheid van toxische effecten op het ruggenmerg zijn nog niet uitgesloten. In het geval dat
langdurige behandeling nodig is kan controle nodig zijn (zoals besloten door uw arts).
-
Als Prialt bij u wordt toegediend via een pomp die u aan de buitenkant van uw lichaam draagt,
dan is het belangrijk dat u een maal per dag controleert of er zich tekenen van een infectie
voordoen op de plaats waar de buis uw lichaam binnengaat.
-
Als u rondom de buis tekenen van infectie ziet, zoals roodheid van de huid, zwelling, pijn of
afscheiding, dan moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen en moet de infectie meteen
worden behandeld.
-
Als u een gevoeligheid ontwikkelt in het gebied rondom de buis zonder dat zich daar tekenen
van een infectie voordoen, dan moet u zo snel mogelijk advies vragen aan uw arts omdat ook
gevoeligheid een vroeg teken van infectie kan zijn.
-
Als Prialt bij u via een pomp in uw lichaam wordt toegediend, neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts of verpleegkundige als een deel van de infusiebuis losraakt.
-
Als u een van de volgende symptomen ervaart: hoge temperatuur, hoofdpijn, stijve nek,
vermoeidheid, verwarring, u ziek voelen, overgeven of nu en dan toevallen heeft, dan kan dit
een teken van meningitis zijn. Vertel het onmiddellijk aan uw arts als een van de hierboven
vermelde symptomen zich bij u voordoet.
57
-
-
-
-
-
-
Als u een negatieve verandering in uw denken, stemming of geheugen waarneemt, vertel dit dan
aan uw arts.
Als u chemotherapie ontvangt, moet u uw arts op de hoogte stellen.
U kunt een verhoogde spiegel van een enzym in uw bloed hebben dat creatinekinase wordt
genoemd en hoewel dit over het algemeen geen symptomen of problemen veroorzaakt, zal uw
arts het niveau ervan waarschijnlijk controleren. Daarnaast kunt u van tijd tot tijd
spierproblemen ondervinden. Wanneer dit het geval is, dient u onmiddellijk uw arts te
informeren, daar hij/zij kan besluiten uw behandeling met Prialt te stoppen.
U dient uw arts onmiddellijk te informeren wanneer u na het ontvangen van uw behandeling een
van de volgende symptomen ondervindt: plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen,
pijn in de borst, zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name
over het hele lichaam). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de waarschijnlijkheid van zelfmoord en poging tot
zelfmoord groter dan bij de algemene populatie. Prialt kan ook depressie veroorzaken of
verergeren bij mensen die reeds vatbaar zijn. Als u depressie ondervindt of een
voorgeschiedenis van depressie heeft verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg te informeren voordat men u Prialt geeft. Wanneer u nadat u bent gestart met
Prialt een verergering van uw depressie ondervindt of enige andere symptomen ondervindt die
van invloed zijn op uw stemming verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg
te informeren.
Tijdens de behandeling kunt u slaperig zijn of zich niet volledig bewust zijn van uw omgeving.
Wanneer dit gebeurt dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan beslissen uw
behandeling met Prialt te stoppen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Prialt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Prialt nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken (bijvoorbeeld
baclofen, dat wordt gebruikt voor het behandelen van spierspasticiteit, clonidine, dat wordt gebruikt
voor het behandelen van hoge bloeddruk, bupivacaïne, dat wordt gebruikt voor lokale anesthesie,
morfine dat wordt gebruikt als pijnstiller, propofol, dat wordt gebruikt voor algehele anesthesie of enig
geneesmiddel dat wordt toegediend door middel van intrathecale injectie (injectie in de ruimte die het
ruggenmerg en de hersenen omringt))? Vertel dat dan uw arts. Als Prialt aan u wordt toegediend in
combinatie met bepaalde andere geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn te behandelen, dan kunt
u zich hierdoor slaperig voelen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Prialt wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn meldingen dat het gebruik van Prialt verwarring en sufheid veroorzaakt. Vraag uw arts om
advies voordat u een voertuig bestuurt of een machine bedient.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per maximaal aanbevolen intrathecale
dosis (21,6 μg/dag), d.w.z. het is in wezen ‘natriumvrij’.
58
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met Prialt wordt geregeld door een arts die ervaring heeft met het toedienen van
geneesmiddelen in de ruimte rondom het ruggenmerg, en in het gebruik van inwendige en uitwendige
infusiepompen.
De aanbevolen aanvangsdosis is niet meer dan 2,4 microgram per dag. Uw arts zal de dosis Prialt in
overeenstemming met de ernst van uw pijn aanpassen door maximaal 2,4 microgram/dag toe te
voegen. De maximale dosis bedraagt 21,6 microgram/dag. Bij de aanvang van uw behandeling kan uw
arts uw dosis elke 1 tot 2 of meer dagen verhogen. Als dit nodig mocht zijn omdat de bijwerkingen te
groot zijn, dan kan de dosis worden verlaagd of kan de injectie worden gestopt.
Prialt wordt toegediend als een zeer langzame, continue injectie in de ruimte rondom uw ruggenmerg
(intrathecaal gebruik). Het geneesmiddel wordt continu toegediend via een pomp die in uw buikwand
wordt geïmplanteerd of die uitwendig in een riemtas wordt geplaatst. Uw arts bespreekt met u welke
pomp voor u het meest geschikt is en wanneer de pomp opnieuw moet worden gevuld.
Als u vindt dat u bij ontvangst van Prialt nog te veel pijn heeft, of dat de bijwerkingen te ernstig zijn,
praat hier dan met uw arts over.
Voordat Prialt aan u wordt gegeven kan uw arts beslissen langzaam te stoppen met het toedienen van
opiaten (andere geneesmiddeltypen die worden gebruikt voor het behandelen van pijn) in uw
ruggenmerg en daarvoor in de plaats andere pijngeneesmiddelen voorschrijven.
Heeft u te veel van dit middel ontvangen?
Als u meer Prialt heeft toegediend gekregen dan uw arts had bedoeld, dan kunt u zich onwel voelen
met symptomen als verwarring, spraakproblemen, woordvindingsproblemen, overmatig beven, licht
gevoel in het hoofd, overmatige slaperigheid, u ziek voelen of ziek zijn. Als dit gebeurt, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
U moet uw arts onmiddellijk informeren wanneer u deze ernstige bijwerkingen opmerkt, omdat u dan
mogelijk dringend medische behandeling nodig heeft.

Hersenvliesontsteking (meningitis) (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – is ontsteking
van de bedekkende vliezen van de hersenen en het ruggenmerg die gewoonlijk wordt veroorzaakt
door een infectie. Symptomen van hersenvliesontsteking zijn hoofdpijn, stijve nek, niet verdragen
van fel licht, koorts, braken, verwardheid en slaperigheid.
Convulsies (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – bij convulsies (epileptische aanvallen)
schudt het lichaam van een persoon snel en ongecontroleerd. Tijdens een convulsie, spannen en
ontspannen de spieren van een persoon zich herhaaldelijk en kan de persoon het bewustzijn
verliezen.
Gedachten aan zelfmoord of een zelfmoordpoging (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen).


59

Rabdomyolyse (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – is de afbraak van spiervezels die
kan leiden tot nierbeschadiging. Symptomen van rabdomyolyse zijn abnormale kleur van urine
(bruinkleurig), verminderde urineproductie, spierzwakte, spierpijn en gevoelige spieren.
Coma (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) – een staat van bewusteloosheid met
problemen met reageren of wakker worden.
Anafylactische reactie (het is niet bekend hoeveel mensen dit treft) – is een ernstige allergische
reactie, waarvan de tekenen plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn in de borst,
zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het hele
lichaam) zijn.


Andere bijwerkingen:
Zeer vaak (kan meer dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verwarring, duizeligheid, wazig zien, hoofdpijn, snelle heen-en-weerbewegingen van de ogen,
geheugenverlies of geheugenstoornissen (vergeetachtigheid), overgeven, misselijkheid, een algeheel
gevoel van zwakte en slaperigheid.
Vaak (kan minder dan 1 gebruiker op de 100 treffen)
Verminderde eetlust, angst of toegenomen angst, hallucinaties, niet in staat in slaap te vallen of door te
slapen, agitatie, desoriëntatie, depressie of verergerde depressie, nervositeit, stemmingswisselingen,
wijzigingen in de mentale toestand (abnormale gedachten, verwarring), paranoia, prikkelbaarheid,
verergerde verwarring, problemen met leren, geheugen of denken, afwezige of gestoorde reflexen,
problemen bij het uitdrukken of begrijpen van woorden, onduidelijke spraak, spraakproblemen of
verlies van het spraakvermogen, traagheid, gestoorde balans of coördinatie, brandend gevoel,
toegenomen abnormaal gevoel, lager bewustzijnsniveau (niet reagerend of bijna bewusteloos), sedatie,
concentratieproblemen, problemen met het vermogen tot ruiken, vreemde of geen smaak, beven,
tintelingen, dubbel zien, gezichtsstoornissen, intolerantie voor licht, tinnitus (oorsuizen), duizeligheid
of een draaierig gevoel, licht gevoel in het hoofd of duizelig bij het staan, lage bloeddruk,
kortademigheid, droge mond, buikpijn, verergerde misselijkheid, diarree, obstipatie, zweten, jeuk,
spierzwakte, spierspasmen, spierkrampen, spier- of gewrichtspijn, urineren moeizaam of pijnlijk,
problemen bij het beginnen met of het beheersen van het urineren, zich zenuwachtig voelen, vallen,
pijn of verergerde pijn, vermoeidheid, het koud hebben, zwelling in het gezicht, van de benen of de
voeten, pijn op de borst, veranderingen in de bloeduitslagen, mentale stoornissen en gewichtsverlies.
Soms (kan minder dan 1 gebruiker op de 1000 treffen)
Infectie van de bloedstroom, delirium (geestelijke verwarring), psychotische aandoening (abnormaal
denken en waanideeën), gedachtenstoornissen, abnormale dromen, onsamenhangendheid (niet helder
kunnen denken), verlies van bewustzijn, stupor (niet reageren/moeilijk wakker te krijgen), beroerte,
encefalopathie (hersenstoornis), agressie, abnormaal hartritme, ademhalingsproblemen, indigestie,
uitslag, spierontsteking, rugpijn, spiertrekkingen, nekpijn, acuut nierfalen, abnormale ECG, verhoogde
lichaamstemperatuur, moeite met lopen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
60
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en de buitenverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik gedurende 60 dagen aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product als het verdund is onmiddellijk worden
overgebracht in de infusiepomp. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur voorafgaand aan gebruik en de opslagvoorwaarden bij gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u enige verkleuring of vertroebeling opmerkt of wanneer
deeltjesmateriaal wordt waargenomen.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ziconotide.
-
Een ml oplossing bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
Elke injectieflacon van 1 ml bevat 100 microgram; elke injectieflacon van 2 ml bevat
200 microgram; elke injectieflacon van 5 ml bevat 500 microgram.
-
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn methionine, natriumchloride, water voor
injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
Hoe ziet Prialt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Prialt is een oplossing voor infusie (infusie). De oplossing is helder en kleurloos. Prialt wordt geleverd
in een verpakking die een enkele injectieflacon van 1 ml, 2 ml of 5 ml bevat. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
Fabrikant:
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
61
België/Belgique/Belgien
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Duitsland/Allemagne/Deutschland)
България
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Teл.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Герма½ия)
Česká republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Německo)
Danmark
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
Deutschland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
Lietuva
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Vokietija)
Luxembourg/Luxemburg
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Allemagne/Deutschland)
Magyarország
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Németország)
Malta
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Il-Ġermanja/Germany)
Nederland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Duitsland)
Norge
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
Österreich
AGEA Pharma GmbH
Tel: +43 (0)1 336 01 41
office@ageapharma.com
Eesti
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Saksamaa)
Ελλάδα
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Τηλ: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Γερμα½ία)
España
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tel: +34 93 446 60 00
Polska
IMED POLAND Sp. z o.o.
Tel.: +48 (0)22 663 43 03
imed@imed.com.pl
Portugal
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tel: +34 93 446 60 00
(Espanha)
France
KEOCYT
Tél: +33 (0)1 42 31 07 10
contact@keocyt.com
62
Hrvatska
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Njemačka)
Ireland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germany)
Ísland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Sími: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Þ½skaland)
Italia
Euromed S.R.L.
Tel: +39 (0)081 241 5204
moreinfo@euromed.it
Κύπρος
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Τηλ: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Γερμα½ία)
Latvija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Vācija)
România
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germania)
Slovenija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Nemčija)
Slovenská republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Nemecko)
Suomi/Finland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Puh/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Saksa/Tyskland)
Sverige
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
United Kingdom (Northern Ireland)
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
(Germany)
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). Hier vindt u ook verwijzingen naar andere websites
over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor gebruik en verwerking
Prialt wordt geleverd als een heldere, kleurloze oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
De oplossing moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden
geïnspecteerd. De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes
worden waargenomen.
63
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 μg/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 μg/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van ziconotide moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten drie maal
worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie (zonder
conserveermiddel) voordat de pomp met ziconotide wordt gevuld. Het inbrengen van lucht in het
pompreservoir of het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof
kan worden afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml van de oplossing van 25 μg/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet
eerder Prialt is gebruikt, is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of
door verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik
van Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp
elke 60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
64

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een ml oplossing bevat 25 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 20 ml bevat 500 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie (infusie).
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Ziconotide is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige, chronische pijn bij volwassenen bij wie
intrathecale pijnstilling noodzakelijk is.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Alleen een arts die ervaring heeft met het intrathecaal toedienen van geneesmiddelen mag een
behandeling met ziconotide uitvoeren.
Dosering
Volwassenen (inclusief ouderen van 65 jaar of ouder)
De dosering ziconotide moet worden gestart met 2,4 g/dag en moet per patiënt individueel worden
getitreerd afhankelijk van de pijnstillende werking bij de patiënt en de bijwerkingen die de patiënt
ervaart. Titratie moet plaatsvinden in stapjes van 2,4 g/dag, tot aan een maximale dosis van
21,6 g/dag. Bij het verhogen van de dosis is de minimale interval 24 uur. Om veiligheidsredenen is
de aanbevolen interval 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen kan de dosis indien
nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig stoppen met de infusie).
Ongeveer 75% van de patiënten die tot tevredenheid op de behandeling reageren, heeft een dosis van
9,6 g/dag nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde nierfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
nierfunctie.
Leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde leverfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
leverfunctie.
De veiligheid en werkzaamheid van ziconotide bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intrathecaal gebruik.
Ziconotide moet via een intrathecale katheter als een continue infusie worden toegediend, met behulp
van een uitwendige of een inwendig geïmplanteerde mechanische infusiepomp waarmee een
nauwkeurig infusievolume kan worden afgeleverd. Daar het risico op meningitis door langdurige
katheterisatie van de intrathecale ruimte groter is bij gebruik van een uitwendig infusiesysteem met
katheter wordt voor het gedurende langere tijd toedienen van ziconotide een inwendig systeem
aanbevolen (zie rubriek 4.4). Er mag alleen een uitwendig kathetersysteem worden gebruikt wanneer
het niet mogelijk is een inwendig systeem te implanteren.
Wanneer een lage dosis ziconotide noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij de titratie aan het begin van de
behandeling, dan moet ziconotide voorafgaand aan gebruik met een natriumchloride-oplossing voor
injectie van 9 mg/ml (0,9%) zonder conserveermiddel worden verdund.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Combinatie met intrathecale chemotherapie (zie rubriek 4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Langdurig gebruik
Hoewel de werkzaamheid en veiligheid van ziconotide op lange termijn zijn onderzocht in klinisch
open-label onderzoek, is er geen gecontroleerd klinisch onderzoek verricht dat langer duurde dan
3 weken (zie rubriek 5.1). Hierdoor zijn eventuele toxische effecten op de lange termijn op het
ruggenmerg niet uitgesloten en in dit opzicht zijn de preklinische gegevens beperkt (zie rubriek 5.3).
Daarom is bij langdurige behandeling voorzichtigheid geboden.
Risico op infectie
Door intrathecale toediening van geneesmiddelen ontstaat het risico van potentieel ernstige infecties,
zoals meningitis, die levensbedreigend kunnen zijn. Met name bij uitwendige systemen is meningitis
als gevolg van het binnendringen van organismen via de route van de katheter of als gevolg van een
onopzettelijke besmetting van het infusiesysteem een bekende complicatie van intrathecale toediening
van geneesmiddelen.
Patiënten en artsen moeten alert zijn op de typische symptomen van meningitis.
Het is nog niet vastgesteld wat de optimale intrathecale plaatsing van de kathetertip is. Door het lager
plaatsen van de kathetertip, bijvoorbeeld op lumbaal niveau, kan de incidentie van aan ziconotide
gerelateerde neurologische bijwerkingen mogelijk afnemen. De plaats van de kathetertip moet daarom
zorgvuldig worden overwogen zodat de toegang tot de spinale nociceptieve segmenten voldoende is,
terwijl tegelijkertijd de concentratie van het geneesmiddel op cerebraal niveau wordt geminimaliseerd.
Stijgingen van creatinekinase
Een stijging van de creatinekinasespiegel, wat gewoonlijk asymptomatisch is, komt veel voor bij
patiënten die intrathecaal ziconotide krijgen toegediend. Een progressieve stijging van creatinekinase
komt zelden voor. Toch wordt bewaking van de creatinekinasespiegel aanbevolen. Doet zich toch een
progressieve stijging voor, of een klinisch significante stijging in combinatie met klinische
verschijnselen als myopathie of rabdomyolyse, dan moet staken van de toediening van ziconotide
worden overwogen.
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens klinisch onderzoek zijn geen overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylaxe, waargenomen en
de immunogeniciteit van intrathecaal toegediend ziconotide lijkt laag te zijn. Het optreden van ernstige
allergische reacties kan echter niet worden uitgesloten en spontane meldingen van anafylactische
reacties zijn ontvangen.
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen
Bij patiënten die met ziconotide worden behandeld komen cognitieve en neuropsychiatrische
bijwerkingen, met name verwarring, vaak voor. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk na
verscheidene weken behandeling voor. Bij patiënten die met ziconotide werden behandeld zijn
perioden met acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties, vijandigheid,
agressie, delirium, psychose en manische reacties, gemeld. Als zich tekenen of symptomen van
cognitieve stoornissen voordoen of wanneer zich neuropsychiatrische bijwerkingen ontwikkelen, moet
de dosis ziconotide worden gereduceerd of gestaakt, maar ook andere oorzaken die hieraan kunnen
hebben bijgedragen moeten worden overwogen. De cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk
binnen 1-4 weken na staking van behandeling met het geneesmiddel reversibel, maar kunnen in
sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat patiënten een neuropsychiatrische evaluatie
ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de incidentie van suïcide en suïcidepogingen hoger dan
bij de algemene populatie. Ziconotide kan een depressie veroorzaken of verergeren waarbij bij
hiervoor vatbare patiënten een suïciderisico kan ontstaan.
Onderdrukking van het centrale zenuwstelsel (CZS)
Er zijn patiënten die tijdens behandeling met ziconotide een verlaagd bewustzijn hebben ervaren.
Gewoonlijk blijft de patiënt bij bewustzijn en er is geen sprake van een ademhalingdepressie. Zo'n
voorval kan spontaan voorbijgaan, maar het gebruik van ziconotide moet worden gestaakt totdat de
bewustzijnsverlaging voorbij is. Bij deze patiënten wordt het opnieuw gebruiken van ziconotide niet
aanbevolen. Ook moet het afbouwen worden overwogen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen
die het CZS onderdrukken, omdat deze middelen kunnen bijdragen aan het verlaagde
opwindingsniveau.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen specifiek klinisch onderzoek uitgevoerd naar interacties van ziconotide met andere
geneesmiddelen. De kans op interacties door metabolisme of door eiwitverdringing in plasma tussen
ziconotide en andere geneesmiddelen is echter onwaarschijnlijk door de lage concentratie ziconotide
in plasma, doordat het metabolisme plaatsvindt door alomtegenwoordige peptidasen en door de
relatief lage proteïnebinding in plasma (zie rubriek 5.2).
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de interactie tussen intrathecale chemotherapie en
het intrathecaal toedienen van ziconotide. In combinatie met intrathecale chemotherapie is het gebruik
van ziconotide gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Geneesmiddelen die een effect hebben op specifieke peptidasen/proteasen zullen naar verwachting
geen effect hebben op de plasmaspiegel van ziconotide. Op basis van zeer beperkt klinisch onderzoek
heeft blootstelling aan ziconotide in plasma zowel bij ACE-remmers (zoals benazepril, lisinopril en
moëxipril) als bij HIV-proteaseremmers (zoals ritonavir, saquinavir en indinavir) geen duidelijk effect.
Er vindt geen interactie plaats tussen ziconotide en opiaatreceptoren. Indien het gebruik van opiaten bij
het starten van de behandeling met ziconotide wordt gestaakt, dan moet dit geleidelijk geschieden. Bij
patiënten bij wie het gebruik van intrathecale opiaten wordt afgebouwd, moet de infusie met
intrathecale opiaten gedurende een aantal weken geleidelijk aan afnemen en worden vervangen door
een farmacologisch equivalente dosis orale opiaten. Het toevoegen van intrathecale ziconotide aan
stabiele doses intrathecale morfine (zie rubriek 5.1), is mogelijk, maar het vereist bijzondere aandacht,
omdat in onderzoek 202 ondanks de lage dosis ziconotide een hoog percentage neuropsychiatrische
bijwerkingen (verwarring/abnormaal denken, paranoïde bijwerkingen en hallucinaties, en een
abnormale loop), waarvan sommige ernstig waren, werd waargenomen. Ook braken en anorexie en
perifeer oedeem werden waargenomen bij toevoeging van intrathecaal ziconotide aan intrathecaal
morfine. De toevoeging van intrathecaal morfine aan stabiele doses intrathecaal ziconotide wordt beter
verdragen (er is pruritus gemeld) (zie rubriek 5.1).
Bij gelijktijdige toediening van ziconotide met systemisch toegediend baclofen, clonidine, bupivacaïne
of propofol is een hogere incidentie van slaperigheid waargenomen. Daarom wordt het gelijktijdig
gebruik ervan voorlopig afgeraden.
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over het gelijktijdig gebruik van gedeeltelijke
opioïdenagonisten (zoals buprenorfine) en ziconotide.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van ziconotide bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Ziconotide wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ziconotide/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met ziconotide
moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding
voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden
genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken met ziconotide uitgevoerd bij mensen voor het evalueren van
effecten op de vruchtbaarheid. In een onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ziconotide heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Ziconotide kan mogelijk verwarring, slaperigheid en andere neurologische bijwerkingen veroorzaken,
daarom moet aan patiënten die deze symptomen ervaren, worden geadviseerd geen voertuigen te
besturen of machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van ziconotide toegediend als continue intrathecale infusie is geëvalueerd bij meer dan
1.400 patiënten die deelnamen aan klinisch onderzoek naar acute en chronische pijn. De duur van de
behandeling varieerde van een bolusinfusie van één uur tot continu gebruik gedurende meer dan 6 jaar.
De gemiddelde blootstellingstijd was 43 dagen. De snelheid waarmee de dosis werd geïnfuseerd
varieerde van 0,03-912 g/dag, met een gemiddelde uiteindelijke dosissnelheid van 7,2 g/dag.
Bij klinisch onderzoek ervoer 88% van de patiënten bijwerkingen. De meest voorkomende
bijwerkingen die in langdurig klinisch onderzoek werden gemeld, waren duizeligheid (42%),
misselijkheid (30%), nystagmus (23%), staat van verwarring (25%), afwijkende gang (16%),
geheugenstoornis (13%), wazig zien (14%), hoofdpijn (12%), asthenie (13%), overgeven (11%) en
slaperigheid (10%). De ernst van de meeste bijwerkingen was licht tot matig en met de tijd verdwenen
de klachten vanzelf.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Tenzij anders vermeld, geeft de tabel hieronder de incidentiepercentages weer van bijwerkingen die in
intrathecaal klinisch onderzoek met ziconotide zijn gemeld (korte en langdurige blootstelling). Binnen
elke groep van frequentie worden bijwerkingen weergegeven in afnemende volgorde van frequentie.
Zeer vaak ( 1/10)
Vaak ( 1/100, < 1/10)
Soms ( 1/1.000, < 1/100)
Zelden ( 1/10.000, < 1/1.000)
Zeer zelden (<1/10.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Infecties en parasitaire
sepsis, meningitis
aandoeningen
Immuunsysteem-
Anafylactische
aandoeningen
reactiea
Voedings- en
verminderde
stofwisselingsstoornissen
eetlust, anorexia
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Psychische stoornissen
staat van
angst, gehoors-
delirium,
verwarring
hallucinatie,
psychotische
slapeloosheid,
aandoening,
agitatie,
zelfmoord-
desoriëntatie,
gedachten,
hallucinatie,
zelfmoordpoging,
visuele
gedachten-
hallucinatie,
blokkade,
depressie,
abnormale
paranoia,
dromen,
prikkelbaarheid, agressiviteit
verergerde
depressie,
nervositeit,
affectlabiliteit,
veranderingen in
mentale
toestand,
toegenomen
angst,
verergerde
verwarring
Zenuwstelsel-
duizeligheid,
dysartrie,
onsamen-
aandoeningen
nystagmus,
amnesie,
hangendheid,
geheugen-
dysgeusie,
bewustzijnsverlies
stoornissen,
tremor, gestoord , coma, stupor,
hoofdpijn,
evenwicht,
convulsies, CVA,
slaperigheid
ataxie, afasie,
encefalopathie
branderig
gevoel, sedatie,
paresthesie,
hypo-esthesie,
aandachts-
stoornis,
spraakstoornis,
areflexie,
abnormale
coördinatie,
posturele
duizeligheid,
cognitieve
stoornis,
hyperesthesie,
hyporeflexie,
ageusie,
verlaagd
bewustzijns-
niveau,
dysesthesie,
parosmie,
mentale
afwijking
Oogaandoeningen
wazig zien
diplopie, visuele
stoornis,
fotofobie
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Evenwichtsorgaan- en
tinnitus, vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
atriumfibrillatie
Bloedvataandoeningen
orthostatische
hypotensie,
hypotensie
Ademhalingsstelsel-,
dyspneu
ademnood
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
misselijkheid,
diarree, droge
dyspepsie
aandoeningen
braken
mond,
constipatie,
verergerde
misselijkheid,
pijn in de
bovenbuik
Huid- en
pruritus,
uitslag
onderhuidaandoeningen
toegenomen
transpiratie
Skeletspierstelsel- en
pijn in ledemaat, rabdomyolyse,
bindweefselaandoeningen
myalgie,
myositis, rugpijn,
spierspasmen,
spiertrekkingen,
spierkrampen,
nekpijn
spierzwakte,
artralgie,
perifere
zwelling
Nier- en
urineretentie,
acuut nierfalen
urinewegaandoeningen
druppelsgewijs
urineren,
dysurie, urine-
incontinentie
Algemene aandoeningen
afwijkende
vermoeidheid,
problemen met
en toedieningsplaats-
gang, asthenie
pyrexie,
lopen
stoornissen
lethargie,
perifeer oedeem,
stijfheid, vallen,
borstpijn, het
koud hebben,
pijn, zich
zenuwachtig
voelen, ergere
pijn
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Onderzoeken
verhoogde
afwijkend
creatine-
elektrocardiogram
fosfokinase-
, verhoogde
waarde in bloed, aspartaat-
gewichtsverlies
aminotransferase,
verhoogde
creatine-
fosfokinase MM
in bloed,
temperatuur-
verhoging
a. Van spontane melding
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Meningitis
Toediening van geneesmiddelen via de intrathecale route brengt het risico met zich mee van mogelijk
ernstige infecties, zoals meningitis, hetgeen levensbedreigend kan zijn. Patiënten en artsen moeten
alert zijn op typische symptomen en tekenen van meningitis (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase
Verhogingen in creatinefosfokinase waren gewoonlijk asymptomatisch. Monitoren van
creatinefosfokinase is raadzaam. Stoppen met ziconotide dient te worden overwogen in het geval van
progressieve of significante verhoging van creatinefosfokinase samen met klinische kenmerken van
myopathie of rabdomyolyse (zie rubriek 4.4).
CZS-bijwerkingen
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen komen vaak voor bij patiënten die worden behandeld
met ziconotide. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk voor na een behandeling van een aantal
weken. Episodes van acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties,
vijandigheid, agressie, delirium, psychose en manische reacties zijn gerapporteerd bij patiënten die
werden behandeld met ziconotide. De dosis ziconotide dient te worden verlaagd of te worden gestopt
wanneer zich tekenen of symptomen van cognitieve stoornis of neuropsychiatrische bijwerkingen
ontwikkelen, maar met andere bijdragende oorzaken dient eveneens rekening te worden gehouden. De
cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk binnen 1­4 weken na het stoppen met het
geneesmiddel reversibel, maar kunnen in sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat
patiënten een neuropsychiatrische evaluatie ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide
(zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Bij onderzoek naar intraveneuze infusie ontvingen gezonde mannelijke vrijwilligers ziconotide met
een maximale dosis van 70.000 g/dag of 3.200 maal de maximaal aanbevolen dagelijkse intrathecale
dosis voor infusie. Bij bijna alle proefpersonen die intraveneus hoge doses ziconotide kregen
toegediend, werd posturele hypotensie waargenomen.
De maximaal aanbevolen intrathecale dosis bedraagt 21,6 g/dag. Bij klinisch onderzoek was de
maximale toegestane intrathecale dosis ziconotide 912 g/dag na gedurende 7 dagen optitreren.
Symptomen
In een klinisch onderzoek ontving een mannelijke kankerpatiënt per ongeluk een overdosis van 744 g
intrathecaal ziconotide gedurende een periode van 24 uur (31 g/uur) en hervatte de behandeling met
de normale dosis na het ervaren van een daling van de VASpi (Visual Analog Scale of Pain Intensity)
van 82 naar 2,5 mm. Bij sommige patiënten die een intrathecale dosis ontvingen die hoger was dan de
maximaal aanbevolen dosis namen de farmacologische effecten toe, zo werden ataxie, nystagmus,
duizeligheid, stupor, verlaagd bewustzijnsniveau, spierspasmen, toestand van verwarring, sedatie,
hypotensie, afasie, spraakstoornis, misselijkheid en braken waargenomen. Er waren geen aanwijzingen
voor een ademhalingsdepressie. De meeste geobserveerde patiënten herstelden binnen 24 uur na
staken van het geneesmiddel.
Behandeling
Bij patiënten die een overdosis ontvingen, moeten algemene medische ondersteunende maatregelen
worden getroffen totdat de verergerde farmacologische effecten van het geneesmiddel zijn verdwenen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Analgetica, andere analgetica en antipyretica, ATC-code: N02BG08
Werkingsmechanisme
Ziconotide is een synthetisch analoog van een -conopeptide, MVIIA, dat in het gif van de zeeslak
Conus magus wordt gevonden. Het is een calciumantagonist van het N-type (NCCB). NCC's regelen
in specifieke neuronale populaties het vrijkomen van neurotransmitters voor de spinale verwerking
van pijn. Door het binden van deze neuronale NCC's remt ziconotide de voltagegevoelige
calciumstroom in primaire nociceptieve afferentia die eindigen in de oppervlakkige lagen van de
dorsale hoorn van het ruggenmerg. Hierdoor wordt op zijn beurt het vrijkomen van neurotransmitters
(inclusief Substance P) geremd, waardoor ook de signaalfunctie voor pijn in het ruggenmerg wordt
geremd.
Farmacodynamische effecten
Hoewel er 1 uur na intrathecale toediening statistisch significante relaties en een redelijke correlatie
tussen blootstelling aan liquor (AUC, Cmax) en klinische reactiemetingen zijn waargenomen, zijn er tot
op heden geen goed gedefinieerde relaties met de dosisconcentratiereactie geïdentificeerd. Veel op de
therapie reagerende patiënten bereiken binnen enkele uren na levering van een juiste dosis een bijna
maximale pijnstilling. Het maximale effect kan bij sommige patiënten echter gedurende ongeveer
24 uur worden vertraagd. Daar analgesie en bijwerkingen in vergelijkbare mate optreden, is de
aanbevolen interval tussen dosisverhogingen 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen
kan de dosis indien nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig
stoppen met de infusie).
Het lijkt erop dat de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel, met name duizeligheid, misselijkheid
en abnormale gang, samenhangen met blootstelling van liquor aan het geneesmiddel, hoewel een
definitief verband niet is vastgesteld.
Bij het optreden van een reactie is de gemiddelde dosis ongeveer 6,0 g/dag en ongeveer 75% van de
op de therapie reagerende patiënten hebben 9,6 g/dag nodig. Om het optreden van ernstige
bijwerkingen te beperken wordt een maximale dosis van 21,6 g/dag aanbevolen. In klinisch
onderzoek is echter waargenomen dat patiënten die na een langzame titratie gedurende een periode
van 3 tot 4 weken doses verdragen van 21,6 g/dag gewoonlijk ook hogere doses tot maximaal
48,0 g/dag verdragen.
Er zijn geen aanwijzingen dat patiënten een farmacologische tolerantie voor ziconotide ontwikkelen.
Gezien de beperkte hoeveelheid gegevens kan de ontwikkeling van tolerantie echter niet worden
uitgesloten. Als de vereiste dosis ziconotide voortdurend wordt verhoogd zonder dat hierdoor de
beoogde werking of een toename van de bijwerkingen optreedt, dan moet worden overwogen te
onderzoeken of de doorgankelijkheid van de intrathecale katheter voldoende is.
Alternatieve doseringsschema's, met inbegrip van het instellen van een dosering met lagere doses van
ziconotide en toediening van een bolusdosis, zijn bestudeerd in een beperkt aantal onderzoeken die in
de literatuur beschikbaar zijn.
Van het gebruik van lagere doses met continue toediening werd aangetoond dat het werkzaam is met
minder bijwerkingen.
Onderzoeken met toediening van een bolusdosis suggereren dat toediening van een bolusdosis nuttig
kan zijn om patiënten aan te duiden die voordeel kunnen hebben van langdurig gebruik van ziconotide,
maar kan leiden tot meer bijwerkingen dan toediening met een continue infusie.
Deze onderzoeken doen vermoeden dat deze alternatieve wijzen van toediening van ziconotide
mogelijk zijn, maar vanwege de beperkte aantallen patiënten zijn deze resultaten niet afdoend en is er
op dit moment onvoldoende bewijs beschikbaar om definitieve aanbevelingen te geven voor dergelijke
alternatieve doseringsschema's.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er zijn drie placebo-gecontroleerde klinische onderzoeken naar intrathecaal ziconotide verricht.
In twee kortdurende onderzoeken, 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) waaraan in
totaal 366 patiënten deelnamen, is de werkzaamheid van intrathecaal toegediende ziconotide bij
ernstige chronische pijn aangetoond. Hiervoor werd de wijziging in het percentage van de score op de
VASpi (Visual Analog Scale of Pain Intensity) als meting voor de primaire werkzaamheid gebruikt.
Deze onderzoeken duurden slechts kort, respectievelijk 5 en 6 dagen, en bij deze onderzoeken werd
gebruik gemaakt van een snellere dosisescalatie in combinatie met hogere doses dan in rubriek 4.2
wordt aanbevolen.
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 71)
Placebo (n = 40)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
74,1 (± 13,82)
77,9 (± 13,60)
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
35,7 (± 33,27)
61,0 (± 22,91)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
51,4 (± 43,63)
18,1 (± 28,28)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n
34 (47,9%)
7 (17,5%)
0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
0,91
Mediaan
0,60
Bereik
0,074-9,36
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
SD ­ Standaarddeviatie.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 96-002
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 169)b
Placebo (n = 86)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
80,1 (± 15,10)
76,9 (± 14,58)
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
54,4 (± 29,30)
71,9 (± 30,93)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
31,2 (± 38,69)
6,0 (± 42,84)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n
57 (33,7%)
11 (12,8%)
< 0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
1,02
Mediaan
0,50
Bereik
0,019-9,60
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
bVan 164 patiënten werd aan het eind van de titratie een VASpi-score voor ziconotide bepaald.
SD ­ Standaarddeviatie.
De etiologie van pijn in de onderzoeken 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) varieerde
en omvatte onder meer botpijn (n = 38) meestal als gevolg van botmetastasen (n = 34), myelopathie
(n = 38), waarbij bij de helft van de patiënten ruggenmergletsel met verlammingsverschijnselen
Onderzoek 301 (n = 220) duurde langer (21 dagen), hierbij vond vaker voorzichtig titratie naar boven
plaats en werden lagere doses intrathecaal ziconotide gebruikt en van de drie onderzoeken deed aan dit
onderzoek de meest refractaire populatie patiënten mee. Bij alle patiënten van onderzoek 301 was de
intrathecale behandeling in combinatie met analgetica mislukt en hun artsen beschouwen 97% van de
patiënten als therapieresistent voor momenteel beschikbare vormen van behandeling. De meerderheid
had pijn aan de wervelkolom (n = 134), met name na een mislukte rugoperatie (n = 110); een kleiner
aantal had neuropathie (n = 36). Slechts vijf patiënten leden aan maligne pijn. Het primaire eindpunt
was de verandering in het percentage van de VASpi-score. In onderzoek 301 was de werkzaamheid
van intrathecaal ziconotide lager dan in de twee eerdere kortdurende onderzoeken. Ook de frequentie
en de ernst van de bijwerkingen waren lager.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 301
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 112)
Placebo (n = 108)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij de
80,7 (± 14,98)
80,7 (± 14,91)
-
uitgangssituatie in mm (SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
67,9 (± 22,89)
74,1 (± 21,28)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
14,7 (± 27,71)
7,2 (± 24,98)
0,0360
VASPI-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n (%)
18 (16,1%)
13 (12,0%)
0,390
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
0,29
Mediaan
0,25
Bereik
0,0-0,80
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als zich in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score voordeed.
SD ­ Standaarddeviatie.
Combinatie-onderzoek met intrathecaal morfine
Uit de klinische onderzoeken 201 en 202 blijkt dat de combinatie van intrathecaal ziconotide en
intrathecaal morfine de pijn effectief kan verlichten en het systemisch opioïdengebruik gedurende een
langere periode kan verlagen bij patiënten bij wie de pijn met alleen de maximale verdragen dosis
intrathecaal ziconotide (mediaan 8,7 g/dag, mean 25,7 g/dag ­ onderzoek 201) of intrathecaal
morfine (onderzoek 202) onvoldoende werd verlicht. Wanneer intrathecaal ziconotide aan stabiele
doses intrathecaal morfine wordt toegevoegd, kunnen, net als bij de aanvang van de monotherapie met
intrathecaal ziconotide, psychotische bijwerkingen optreden (bv. hallucinaties, paranoïde reacties) of
kan de behandeling als gevolg van de toegenomen bijwerkingen worden gestaakt (zie rubriek 4.5).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Bij patiënten met chronische pijn is de liquorfarmacokinetiek van ziconotide onderzocht na een één
uur durende intrathecale infusie van 1-10 g ziconotide. Ook werd de farmacokinetiek van plasma na
intraveneuze doses (0,3-10 g/kg/24 uur) onderzocht. De gegevens van de intrathecale en intraveneuze
farmacokinetiek worden hieronder samengevat.
Toedienings-
Vocht-
Aantal
KL (ml/min)
Vd (ml)
t½ (uur)
weg
matrix patiënten
Intrathecaal
Liquor
23
0,38 ± 0,56
155 ± 263
4,6 ± 0,9
(0,26)
(99)
(4,5)
Intraveneus
Plasma
21
270 ± 44
30.460 ± 6.366
1,3 ± 0,3
(260)
(29.320)
(1,3)
KL = klaring; Vd = distributievolume; t½ = halfwaardetijd
Absorptie
Na intrathecale toediening gedurende een uur (1-10 g) waren de waarden voor zowel cumulatieve
blootstelling (AUC, bereik: 83,6-608 ng/uur/ml) als maximale blootstelling (Cmax, bereik:
16,4-132 ng/ml) variabel en dosisafhankelijk, maar leken slecht ongeveer dosisproportioneel. De
plasmaconcentraties na continue ( 48 uur) intrathecale infusie ( 21,6 g/dag) lijken relatief laag te
zijn en zijn gewoonlijk niet te detecteren (dat wil zeggen dat ongeveer 80% van de plasmamonsters die
bij pijnpatiënten werden verzameld een niet kwantificeerbaar geneesmiddel bevatte, < 0,04 ng/ml). Na
langdurige intrathecale toediening (tot maximaal 9 maanden) is geen verhoogde ziconotidespiegel in
plasma waargenomen.
Distributie
Het distributievolume van de mediaan van ziconotide in liquor (Vd: 99 ml) ligt tussen het
liquorvolume van het ruggenmerg (ongeveer 75 ml) en het totale liquorvolume (ongeveer 130 ml).
Ziconotide lijkt zich voornamelijk binnen de liquor te distribueren totdat het zich verplaatst naar de
systemische circulatie. Bij het bereiken van de systemische circulatie lijkt ziconotide uitgebreider te
worden gedistribueerd, wat wordt gebaseerd op een plasmadistributievolume van ongeveer 30 l en
slechts ongeveer 53% wordt (niet-specifiek) gebonden aan humane plasmaproteïnen.
Biotransformatie
Ziconotide is een peptide dat bestaat uit 25 in de natuur voorkomende aminozuren van de
L-configuratie, en lijkt niet noemenswaardig in de liquor te worden gemetaboliseerd. Na passage in de
systemische circulatie wordt van ziconotide verwacht dat het primair gevoelig is voor proteolytische
splitsing door de verschillende ubiquitaire peptidasen/proteasen die in de meeste organen aanwezig
zijn (zoals de nieren, de lever, de longen, de spieren, enz.) en dus wordt gesplitst in peptidefragmenten
en de individuele bestanddeelvrije aminozuren ervan. Van de gegenereerde vrije aminozuren wordt
verwacht dat ze door het cellulaire dragersystemen worden opgenomen en worden onderworpen aan
het normale intermediaire metabolisme of worden gebruikt als substraten voor constitutieve
biosynthetische processen. Door de brede distributie van deze peptidasen wordt niet verwacht dat een
lever- of nierstoornis invloed heeft op de systemische klaring van ziconotide. De biologische activiteit
van de verschillende te verwachten proteolytische afbraakproducten is niet beoordeeld. Het is niet
waarschijnlijk dat de afbraakproducten van ziconotide een significante biologische activiteit vertonen,
aangezien van de peptiden die bestaan uit de afzonderlijke peptide-lusstructuren is vastgesteld dat ze
een bindingsaffiniteit tot de N-type voltagegevoelige calciumkanalen hebben die verscheidene orden
van grootte lager is dan die van de moederverbinding (ziconotide).
Eliminatie
De gemiddelde ziconotideklaring (0,38 ml/min) ligt dicht bij de humane omzettingssnelheid voor
liquor bij volwassenen (0,3-0,4 ml/min). Het lijkt er daarom op dat ziconotide voornamelijk uit de
liquor wordt geëlimineerd (mean t½ = 4,6 uur) door het bulkeffect van de filtratie van de liquor door de
arachnoideavilli uit het centrale zenuwstelsel met afvloed naar de systemische circulatie. Zowel door
de lage intrathecale infusiesnelheid als door de relatief snelle plasmaklaring kunnen na intrathecale
toediening slechts zeer lage circulerende plasmaconcentraties ziconotide worden waargenomen. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd in plasma is 1,3 uur. Ziconotide is een relatief kleine
molecuulgewichtpeptide (MW = 2.639) en wordt door de nierglomerulus gefilterd, maar na een
intraveneuze infusie worden in humane urine alleen minimale hoeveelheden ziconotide (< 1%)
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen officiële onderzoeken uitgevoerd waarin de invloed van nier- of leverfunctiestoornissen
wordt beoordeeld. Gezien het feit dat er peptidasen aanwezig zijn in diverse lichaamsorganen, wordt
echter niet verwacht dat nier- of leverfunctiestoornis een significante invloed zal hebben op de
systemische blootstelling aan ziconotide.
Andere speciale populaties
Hoewel slechts beperkte gegevens beschikbaar zijn, oefenen ras, lengte, gewicht, sekse of leeftijd na
intrathecale toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan ziconotide.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Effecten bij niet-klinische onderzoeken werden uitsluitend waargenomen na blootstellingsniveaus die
voldoende hoger waren dan het maximale niveau waaraan de mens wordt blootgesteld, wat betekent
dat deze effecten weinig relevant zijn voor het klinische gebruik.
Bij onderzoek naar subchronische continue intrathecale infusies bij ratten en honden werden bij een
8-voudige dosis van de maximaal aanbevolen klinische intrathecale infusiedosis van 21,6 g/dag (op
basis van mg/kg) gedragseffecten waargenomen. Deze effecten werden gedefinieerd door
buitensporige farmacologische acties van ziconotide en niet door neurotoxische laesies of toxiciteit
van de doelorganen. De waarnemingen omvatten onder meer reversibele neurologische effecten van
voorbijgaande aard, bestaande uit tremoren, ongecoördineerde bewegingen en hyper- en
hypoactiviteit.
Bij experimenteel onderzoek bij dieren zijn voor de neuronale functies van continue N-type
calciumantagonisten geen consequenties op lange termijn aangetoond. Bij experimenteel onderzoek bij
dieren zijn de wijzigingen in de neurologische signaalfunctie niet onderzocht. Ziconotide veroorzaakte
geen bacteriële genmutatie en was niet genotoxisch. Er is geen langdurig onderzoek bij dieren verricht
naar de potentiële carcinogeniciteit van ziconotide. Bij een test met het in vitro embryo van de
Syrische hamster (SHE) veroorzaakte ziconotide echter geen celtransformatie en na sub-chronische
intrathecale blootstelling bij honden vond er geen stijging van de celproliferatie (preneoplastische
laesievorming) of apoptosis plaats.
Bij fertiliteitsonderzoek bij ratten traden bij de mannetjes geen effecten op, terwijl bij de vrouwtjes een
reductie van de corpora lutea, van de implantatieplaatsen en van het aantal levende embryo's werd
waargenomen. Bij de maximaal aanbevolen intrathecale dosis werden bij de vrouwelijke reproductie
en de postnatale ontwikkeling bij ratten geen bijwerkingen waargenomen bij een systemische
blootstelling tot maximaal 2.300 maal de humane blootstelling.
Bij ratten en konijnen bleek ziconotide niet teratogeen te zijn bij een blootstelling aan minder dan
100 maal humane plasmawaarden.
Door de relatief hoge systemische blootstelling die nodig is om deze effecten bij ratten en konijnen op
te wekken wijzen deze resultaten niet op een significant risico bij de mens.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Methionine
Natriumchloride
Water voor injecties
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
4 jaar
Houdbaarheid tijdens gebruik (verdund product)
Gedurende 60 dagen en bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product na verdunning onmiddellijk in de
infusiepomp worden aangebracht. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur bij gebruik en de opslagvoorwaarden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Type I glazen injectieflacons met butylrubberen stop gecoat met gefluoreerd polymeer.
Elke injectieflacon bevat 20 ml oplossing voor infusie.
Een injectieflacon per doos.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 g/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 g/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van Prialt moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten voordat de
pomp met Prialt wordt gevuld drie maal worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie (zonder conserveermiddel). Het inbrengen van lucht in het pompreservoir of
het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof kan worden
afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml Prialt van 25 g/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet eerder
Prialt is gebruikt is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of door
verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik van
Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp elke
60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
Prialt moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes worden
waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004 ­ 20 ml oplossing voor infusie
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2005
Datum van laatste verlenging: 18 september 2014
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een ml oplossing bevat 100 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 1 ml bevat 100 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon van 5 ml bevat 500 g ziconotide (in de vorm van acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie (infusie).
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Ziconotide is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige, chronische pijn bij volwassenen bij wie
intrathecale pijnstilling noodzakelijk is.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Alleen een arts die ervaring heeft met het intrathecaal toedienen van geneesmiddelen mag een
behandeling met ziconotide uitvoeren.
Dosering
Volwassenen (inclusief ouderen van 65 jaar of ouder)
De dosering ziconotide moet worden gestart met 2,4 g/dag en moet per patiënt individueel worden
getitreerd afhankelijk van de pijnstillende werking bij de patiënt en de bijwerkingen die de patiënt
ervaart. Titratie moet plaatsvinden in stapjes van 2,4 g/dag, tot aan een maximale dosis van
21,6 g/dag. Bij het verhogen van de dosis is de minimale interval 24 uur. Om veiligheidsredenen is
de aanbevolen interval 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen kan de dosis indien
nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig stoppen met de infusie).
Ongeveer 75% van de patiënten die tot tevredenheid op de behandeling reageren, heeft een dosis van
9,6 g/dag nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde nierfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
nierfunctie.
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik bij patiënten met een gestoorde leverfunctie.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten met een gestoorde
leverfunctie.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ziconotide bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intrathecaal gebruik.
Ziconotide moet via een intrathecale katheter als een continue infusie worden toegediend, met behulp
van een uitwendige of een inwendig geïmplanteerde mechanische infusiepomp waarmee een
nauwkeurig infusievolume kan worden afgeleverd. Daar het risico op meningitis door langdurige
katheterisatie van de intrathecale ruimte groter is bij gebruik van een uitwendig infusiesysteem met
katheter wordt voor het gedurende langere tijd toedienen van ziconotide een inwendig systeem
aanbevolen (zie rubriek 4.4). Er mag alleen een uitwendig kathetersysteem worden gebruikt wanneer
het niet mogelijk is een inwendig systeem te implanteren.
Wanneer een lage dosis ziconotide noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij de titratie aan het begin van de
behandeling, dan moet ziconotide voorafgaand aan gebruik met een natriumchloride-oplossing voor
injectie van 9 mg/ml (0,9%) zonder conserveermiddel worden verdund.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Combinatie met intrathecale chemotherapie (zie rubriek 4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Langdurig gebruik
Hoewel de werkzaamheid en veiligheid van ziconotide op lange termijn zijn onderzocht in klinisch
open-label onderzoek, is er geen gecontroleerd klinisch onderzoek verricht dat langer duurde dan
3 weken (zie rubriek 5.1). Hierdoor zijn eventuele toxische effecten op de lange termijn op het
ruggenmerg niet uitgesloten en in dit opzicht zijn de preklinische gegevens beperkt (zie rubriek 5.3).
Daarom is bij langdurige behandeling voorzichtigheid geboden.
Risico op infectie
Door intrathecale toediening van geneesmiddelen ontstaat het risico van potentieel ernstige infecties,
zoals meningitis, die levensbedreigend kunnen zijn. Met name bij uitwendige systemen is meningitis
als gevolg van het binnendringen van organismen via de route van de katheter of als gevolg van een
onopzettelijke besmetting van het infusiesysteem een bekende complicatie van intrathecale toediening
van geneesmiddelen.
Patiënten en artsen moeten alert zijn op de typische symptomen van meningitis.
Slechts een klein aantal patiënten ontving tegelijkertijd systemische chemotherapie en intrathecale
ziconotide. Bij patiënten die systemische chemotherapie ontvangen, is bij het toedienen van ziconotide
voorzichtigheid geboden (zie rubriek 4.5).
Stijgingen van creatinekinase
Een stijging van de creatinekinasespiegel, wat gewoonlijk asymptomatisch is, komt veel voor bij
patiënten die intrathecaal ziconotide krijgen toegediend. Een progressieve stijging van creatinekinase
komt zelden voor. Toch wordt bewaking van de creatinekinasespiegel aanbevolen. Doet zich toch een
progressieve stijging voor, of een klinisch significante stijging in combinatie met klinische
verschijnselen als myopathie of rabdomyolyse, dan moet staken van de toediening van ziconotide
worden overwogen.
Overgevoeligheidsreacties
Tijdens klinisch onderzoek zijn geen overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylaxe, waargenomen en
de immunogeniciteit van intrathecaal toegediend ziconotide lijkt laag te zijn. Het optreden van ernstige
allergische reacties kan echter niet worden uitgesloten en spontane meldingen van anafylactische
reacties zijn ontvangen.
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen
Bij patiënten die met ziconotide worden behandeld komen cognitieve en neuropsychiatrische
bijwerkingen, met name verwarring, vaak voor. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk na
verscheidene weken behandeling voor. Bij patiënten die met ziconotide werden behandeld zijn
perioden met acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties, vijandigheid,
agressie, delirium, psychose en manische reacties, gemeld. Als zich tekenen of symptomen van
cognitieve stoornissen voordoen of wanneer zich neuropsychiatrische bijwerkingen ontwikkelen, moet
de dosis ziconotide worden gereduceerd of gestaakt, maar ook andere oorzaken die hieraan kunnen
hebben bijgedragen moeten worden overwogen. De cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk
binnen 1-4 weken na staking van behandeling met het geneesmiddel reversibel, maar kunnen in
sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat patiënten een neuropsychiatrische evaluatie
ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide.
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de incidentie van suïcide en suïcidepogingen hoger dan
bij de algemene populatie. Ziconotide kan een depressie veroorzaken of verergeren waarbij bij
hiervoor vatbare patiënten een suïciderisico kan ontstaan.
Onderdrukking van het centrale zenuwstelsel (CZS)
Er zijn patiënten die tijdens behandeling met ziconotide een verlaagd bewustzijn hebben ervaren.
Gewoonlijk blijft de patiënt bij bewustzijn en er is geen sprake van een ademhalingdepressie. Zo'n
voorval kan spontaan voorbijgaan, maar het gebruik van ziconotide moet worden gestaakt totdat de
bewustzijnsverlaging voorbij is. Bij deze patiënten wordt het opnieuw gebruiken van ziconotide niet
aanbevolen. Ook moet het afbouwen worden overwogen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen
die het CZS onderdrukken, omdat deze middelen kunnen bijdragen aan het verlaagde
opwindingsniveau.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen specifiek klinisch onderzoek uitgevoerd naar interacties van ziconotide met andere
geneesmiddelen. De kans op interacties door metabolisme of door eiwitverdringing in plasma tussen
ziconotide en andere geneesmiddelen is echter onwaarschijnlijk door de lage concentratie ziconotide
in plasma, doordat het metabolisme plaatsvindt door alomtegenwoordige peptidasen en door de
relatief lage proteïnebinding in plasma (zie rubriek 5.2).
Slechts een klein aantal patiënten ontving zowel systemische chemotherapie als intrathecaal
ziconotide. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van ziconotide aan patiënten die systemische
chemotherapie ontvangen (zie rubriek 4.4).
Geneesmiddelen die een effect hebben op specifieke peptidasen/proteasen zullen naar verwachting
geen effect hebben op de plasmaspiegel van ziconotide. Op basis van zeer beperkt klinisch onderzoek
heeft blootstelling aan ziconotide in plasma zowel bij ACE-remmers (zoals benazepril, lisinopril en
moëxipril) als bij HIV-proteaseremmers (zoals ritonavir, saquinavir en indinavir) geen duidelijk effect.
Er vindt geen interactie plaats tussen ziconotide en opiaatreceptoren. Indien het gebruik van opiaten bij
het starten van de behandeling met ziconotide wordt gestaakt, dan moet dit geleidelijk geschieden. Bij
patiënten bij wie het gebruik van intrathecale opiaten wordt afgebouwd, moet de infusie met
intrathecale opiaten gedurende een aantal weken geleidelijk aan afnemen en worden vervangen door
een farmacologisch equivalente dosis orale opiaten. Het toevoegen van intrathecale ziconotide aan
stabiele doses intrathecale morfine (zie rubriek 5.1), is mogelijk, maar het vereist bijzondere aandacht,
omdat in onderzoek 202 ondanks de lage dosis ziconotide een hoog percentage neuropsychiatrische
bijwerkingen (verwarring/abnormaal denken, paranoïde bijwerkingen en hallucinaties, en een
abnormale loop), waarvan sommige ernstig waren, werd waargenomen. Ook braken en anorexie en
perifeer oedeem werden waargenomen bij toevoeging van intrathecaal ziconotide aan intrathecaal
morfine. De toevoeging van intrathecaal morfine aan stabiele doses intrathecaal ziconotide wordt beter
verdragen (er is pruritus gemeld) (zie rubriek 5.1).
Bij gelijktijdige toediening van ziconotide met systemisch toegediend baclofen, clonidine, bupivacaïne
of propofol is een hogere incidentie van slaperigheid waargenomen. Daarom wordt het gelijktijdig
gebruik ervan voorlopig afgeraden.
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over het gelijktijdig gebruik van gedeeltelijke
opioïdenagonisten (zoals buprenorfine) en ziconotide.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van ziconotide bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Ziconotide wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ziconotide/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met ziconotide
moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding
voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden
genomen.
Er zijn geen specifieke onderzoeken met ziconotide uitgevoerd bij mensen voor het evalueren van
effecten op de vruchtbaarheid. In een onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij
ratten waren er geen effecten bij mannetjes terwijl verminderingen in corpora lutea implantatielocaties
en aantal levende embryo's werden opgemerkt bij vrouwtjes (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ziconotide heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Ziconotide kan mogelijk verwarring, slaperigheid en andere neurologische bijwerkingen veroorzaken,
daarom moet aan patiënten die deze symptomen ervaren, worden geadviseerd geen voertuigen te
besturen of machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van ziconotide toegediend als continue intrathecale infusie is geëvalueerd bij meer dan
1.400 patiënten die deelnamen aan klinisch onderzoek naar acute en chronische pijn. De duur van de
behandeling varieerde van een bolusinfusie van één uur tot continu gebruik gedurende meer dan 6 jaar.
De gemiddelde blootstellingstijd was 43 dagen. De snelheid waarmee de dosis werd geïnfuseerd
varieerde van 0,03-912 g/dag, met een gemiddelde uiteindelijke dosissnelheid van 7,2 g/dag.
Bij klinisch onderzoek ervoer 88% van de patiënten bijwerkingen. De meest voorkomende
bijwerkingen die in langdurig klinisch onderzoek werden gemeld, waren duizeligheid (42%),
misselijkheid (30%), nystagmus (23%), staat van verwarring (25%), afwijkende gang (16%),
geheugenstoornis (13%), wazig zien (14%), hoofdpijn (12%), asthenie (13%), overgeven (11%) en
slaperigheid (10%). De ernst van de meeste bijwerkingen was licht tot matig en met de tijd verdwenen
de klachten vanzelf.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Tenzij anders vermeld, geeft de tabel hieronder de incidentiepercentages weer van bijwerkingen die in
intrathecaal klinisch onderzoek met ziconotide zijn gemeld (korte en langdurige blootstelling). Binnen
elke groep van frequentie worden bijwerkingen weergegeven in afnemende volgorde van frequentie.
Zeer vaak ( 1/10)
Vaak ( 1/100, < 1/10)
Soms ( 1/1.000, < 1/100)
Zelden ( 1/10.000, < 1/1.000)
Zeer zelden (<1/10.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Infecties en parasitaire
sepsis, meningitis
aandoeningen
Immuunsysteem-
Anafylactische
aandoeningen
reactiea
Voedings- en
verminderde
stofwisselingsstoornissen
eetlust, anorexia
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Psychische stoornissen
staat van
angst, gehoors-
delirium,
verwarring
hallucinatie,
psychotische
slapeloosheid,
aandoening,
agitatie,
zelfmoord-
desoriëntatie,
gedachten,
hallucinatie,
zelfmoordpoging,
visuele
gedachten-
hallucinatie,
blokkade,
depressie,
abnormale
paranoia,
dromen,
prikkelbaarheid, agressiviteit
verergerde
depressie,
nervositeit,
affectlabiliteit,
veranderingen in
mentale
toestand,
toegenomen
angst,
verergerde
verwarring
Zenuwstelsel-
duizeligheid,
dysartrie,
onsamen-
aandoeningen
nystagmus,
amnesie,
hangendheid,
geheugen-
dysgeusie,
bewustzijnsverlies
stoornissen,
tremor, gestoord , coma, stupor,
hoofdpijn,
evenwicht,
convulsies, CVA,
slaperigheid
ataxie, afasie,
encefalopathie
branderig
gevoel, sedatie,
paresthesie,
hypo-esthesie,
aandachts-
stoornis,
spraakstoornis,
areflexie,
abnormale
coördinatie,
posturele
duizeligheid,
cognitieve
stoornis,
hyperesthesie,
hyporeflexie,
ageusie,
verlaagd
bewustzijns-
niveau,
dysesthesie,
parosmie,
mentale
afwijking
Oogaandoeningen
wazig zien
diplopie, visuele
stoornis,
fotofobie
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Evenwichtsorgaan- en
tinnitus, vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
atriumfibrillatie
Bloedvataandoeningen
orthostatische
hypotensie,
hypotensie
Ademhalingsstelsel-,
dyspneu
ademnood
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
misselijkheid,
diarree, droge
dyspepsie
aandoeningen
braken
mond,
constipatie,
verergerde
misselijkheid,
pijn in de
bovenbuik
Huid- en
pruritus,
uitslag
onderhuidaandoeningen
toegenomen
transpiratie
Skeletspierstelsel- en
pijn in ledemaat, rabdomyolyse,
bindweefselaandoeningen
myalgie,
myositis, rugpijn,
spierspasmen,
spiertrekkingen,
spierkrampen,
nekpijn
spierzwakte,
artralgie,
perifere
zwelling
Nier- en
urineretentie,
acuut nierfalen
urinewegaandoeningen
druppelsgewijs
urineren,
dysurie, urine-
incontinentie
Algemene aandoeningen
afwijkende
vermoeidheid,
problemen met
en toedieningsplaats-
gang, asthenie
pyrexie,
lopen
stoornissen
lethargie,
perifeer oedeem,
stijfheid, vallen,
borstpijn, het
koud hebben,
pijn, zich
zenuwachtig
voelen, ergere
pijn
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Onderzoeken
verhoogde
afwijkend
creatine-
elektrocardiogram
fosfokinase-
, verhoogde
waarde in bloed, aspartaat-
gewichtsverlies
aminotransferase,
verhoogde
creatine-
fosfokinase MM
in bloed,
temperatuur-
verhoging
a. Van spontane melding
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Meningitis
Toediening van geneesmiddelen via de intrathecale route brengt het risico met zich mee van mogelijk
ernstige infecties, zoals meningitis, hetgeen levensbedreigend kan zijn. Patiënten en artsen moeten
alert zijn op typische symptomen en tekenen van meningitis (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase
Verhogingen in creatinefosfokinase waren gewoonlijk asymptomatisch. Monitoren van
creatinefosfokinase is raadzaam. Stoppen met ziconotide dient te worden overwogen in het geval van
progressieve of significante verhoging van creatinefosfokinase samen met klinische kenmerken van
myopathie of rabdomyolyse (zie rubriek 4.4).
CZS-bijwerkingen
Cognitieve en neuropsychiatrische bijwerkingen komen vaak voor bij patiënten die worden behandeld
met ziconotide. Cognitieve stoornissen doen zich gewoonlijk voor na een behandeling van een aantal
weken. Episodes van acute psychiatrische stoornissen, zoals hallucinaties, paranoïde reacties,
vijandigheid, agressie, delirium, psychose en manische reacties zijn gerapporteerd bij patiënten die
werden behandeld met ziconotide. De dosis ziconotide dient te worden verlaagd of te worden gestopt
wanneer zich tekenen of symptomen van cognitieve stoornis of neuropsychiatrische bijwerkingen
ontwikkelen, maar met andere bijdragende oorzaken dient eveneens rekening te worden gehouden. De
cognitieve effecten van ziconotide zijn gewoonlijk binnen 1­4 weken na het stoppen met het
geneesmiddel reversibel, maar kunnen in sommige gevallen aanhouden. Het wordt aanbevolen dat
patiënten een neuropsychiatrische evaluatie ondergaan voor en na aanvang met intrathecale ziconotide
(zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Bij onderzoek naar intraveneuze infusie ontvingen gezonde mannelijke vrijwilligers ziconotide met
een maximale dosis van 70.000 g/dag of 3.200 maal de maximaal aanbevolen dagelijkse intrathecale
dosis voor infusie. Bij bijna alle proefpersonen die intraveneus hoge doses ziconotide kregen
toegediend, werd posturele hypotensie waargenomen.
Symptomen
In een klinisch onderzoek ontving een mannelijke kankerpatiënt per ongeluk een overdosis van 744 g
intrathecaal ziconotide gedurende een periode van 24 uur (31 g/uur) en hervatte de behandeling met
de normale dosis na het ervaren van een daling van de VASpi (Visual Analog Scale of Pain Intensity)
van 82 naar 2,5 mm. Bij sommige patiënten die een intrathecale dosis ontvingen die hoger was dan de
maximaal aanbevolen dosis namen de farmacologische effecten toe, zo werden ataxie, nystagmus,
duizeligheid, stupor, verlaagd bewustzijnsniveau, spierspasmen, toestand van verwarring, sedatie,
hypotensie, afasie, spraakstoornis, misselijkheid en braken waargenomen. Er waren geen aanwijzingen
voor een ademhalingsdepressie. De meeste geobserveerde patiënten herstelden binnen 24 uur na
staken van het geneesmiddel.
Behandeling
Bij patiënten die een overdosis ontvingen, moeten algemene medische ondersteunende maatregelen
worden getroffen totdat de verergerde farmacologische effecten van het geneesmiddel zijn verdwenen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Analgetica, andere analgetica en antipyretica, ATC-code: N02BG08
Werkingsmechanisme
Ziconotide is een synthetisch analoog van een -conopeptide, MVIIA, dat in het gif van de zeeslak
Conus magus wordt gevonden. Het is een calciumantagonist van het N-type (NCCB). NCC's regelen
in specifieke neuronale populaties het vrijkomen van neurotransmitters voor de spinale verwerking
van pijn. Door het binden van deze neuronale NCC's remt ziconotide de voltagegevoelige
calciumstroom in primaire nociceptieve afferentia die eindigen in de oppervlakkige lagen van de
dorsale hoorn van het ruggenmerg. Hierdoor wordt op zijn beurt het vrijkomen van neurotransmitters
(inclusief Substance P) geremd, waardoor ook de signaalfunctie voor pijn in het ruggenmerg wordt
geremd.
Farmacodynamische effecten
Hoewel er 1 uur na intrathecale toediening statistisch significante relaties en een redelijke correlatie
tussen blootstelling aan liquor (AUC, Cmax) en klinische reactiemetingen zijn waargenomen, zijn er tot
op heden geen goed gedefinieerde relaties met de dosisconcentratiereactie geïdentificeerd. Veel op de
therapie reagerende patiënten bereiken binnen enkele uren na levering van een juiste dosis een bijna
maximale pijnstilling. Het maximale effect kan bij sommige patiënten echter gedurende ongeveer
24 uur worden vertraagd. Daar analgesie en bijwerkingen in vergelijkbare mate optreden, is de
aanbevolen interval tussen dosisverhogingen 48 uur of meer. Voor de behandeling van bijwerkingen
kan de dosis indien nodig met elke gewenste hoeveelheid worden verlaagd (inclusief het volledig
stoppen met de infusie).
Het lijkt erop dat de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel, met name duizeligheid, misselijkheid
en abnormale gang, samenhangen met blootstelling van liquor aan het geneesmiddel, hoewel een
definitief verband niet is vastgesteld.
Door de aanbevolen lage intrathecale infusiesnelheid en de relatief snelle plasmaklaring (zie
rubriek 5.2) treedt tijdens intrathecale infusie slechts geringe blootstelling van plasma aan ziconotide
op. Daarom zouden de farmacologische effecten die samenhangen met systemische blootstelling
minimaal moeten zijn.
Bij het optreden van een reactie is de gemiddelde dosis ongeveer 6,0 g/dag en ongeveer 75% van de
op de therapie reagerende patiënten hebben 9,6 g/dag nodig. Om het optreden van ernstige
Er zijn geen aanwijzingen dat patiënten een farmacologische tolerantie voor ziconotide ontwikkelen.
Gezien de beperkte hoeveelheid gegevens kan de ontwikkeling van tolerantie echter niet worden
uitgesloten. Als de vereiste dosis ziconotide voortdurend wordt verhoogd zonder dat hierdoor de
beoogde werking of een toename van de bijwerkingen optreedt, dan moet worden overwogen te
onderzoeken of de doorgankelijkheid van de intrathecale katheter voldoende is.
Alternatieve doseringsschema's, met inbegrip van het instellen van een dosering met lagere doses van
ziconotide en toediening van een bolusdosis, zijn bestudeerd in een beperkt aantal onderzoeken die in
de literatuur beschikbaar zijn.
Van het gebruik van lagere doses met continue toediening werd aangetoond dat het werkzaam is met
minder bijwerkingen.
Onderzoeken met toediening van een bolusdosis suggereren dat toediening van een bolusdosis nuttig
kan zijn om patiënten aan te duiden die voordeel kunnen hebben van langdurig gebruik van ziconotide,
maar kan leiden tot meer bijwerkingen dan toediening met een continue infusie.
Deze onderzoeken doen vermoeden dat deze alternatieve wijzen van toediening van ziconotide
mogelijk zijn, maar vanwege de beperkte aantallen patiënten zijn deze resultaten niet afdoend en is er
op dit moment onvoldoende bewijs beschikbaar om definitieve aanbevelingen te geven voor dergelijke
alternatieve doseringsschema's.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er zijn drie placebo-gecontroleerde klinische onderzoeken naar intrathecaal ziconotide verricht.
In twee kortdurende onderzoeken, 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) waaraan in
totaal 366 patiënten deelnamen, is de werkzaamheid van intrathecaal toegediende ziconotide bij
ernstige chronische pijn aangetoond. Hiervoor werd de wijziging in het percentage van de score op de
VASpi (Visual Analog Scale of Pain Intensity) als meting voor de primaire werkzaamheid gebruikt.
Deze onderzoeken duurden slechts kort, respectievelijk 5 en 6 dagen, en bij deze onderzoeken werd
gebruik gemaakt van een snellere dosisescalatie in combinatie met hogere doses dan in rubriek 4.2
wordt aanbevolen.
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 71)
Placebo (n = 40)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
74,1 (± 13,82)
77,9 (± 13,60)
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
35,7 (± 33,27)
61,0 (± 22,91)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
51,4 (± 43,63)
18,1 (± 28,28)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n
34 (47,9%)
7 (17,5%)
0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
0,91
Mediaan
0,60
Bereik
0,074-9,36
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
SD ­ Standaarddeviatie.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 96-002
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 169)b
Placebo (n = 86)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij
80,1 (± 15,10)
76,9 (± 14,58)
_
de uitgangssituatie in mm
(SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
54,4 (± 29,30)
71,9 (± 30,93)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
31,2 (± 38,69)
6,0 (± 42,84)
< 0,001
VASpi-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n
57 (33,7%)
11 (12,8%)
< 0,001
(%)
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
1,02
Mediaan
0,50
Bereik
0,019-9,60
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als 1) in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score werd waargenomen, 2) het gelijktijdig
gebruik van opioïde analgetica stabiel was of af was genomen, en 3) bij gebruik van opiaten het
opiaattype niet was gewijzigd in vergelijking met voor de infusie.
bVan 164 patiënten werd aan het eind van de titratie een VASpi-score voor ziconotide bepaald.
SD ­ Standaarddeviatie.
De etiologie van pijn in de onderzoeken 95-001 (maligne pijn) en 96-002 (niet-maligne pijn) varieerde
en omvatte onder meer botpijn (n = 38) meestal als gevolg van botmetastasen (n = 34), myelopathie
(n = 38), waarbij bij de helft van de patiënten ruggenmergletsel met verlammingsverschijnselen
Onderzoek 301 (n = 220) duurde langer (21 dagen), hierbij vond vaker voorzichtig titratie naar boven
plaats en werden lagere doses intrathecaal ziconotide gebruikt en van de drie onderzoeken deed aan dit
onderzoek de meest refractaire populatie patiënten mee. Bij alle patiënten van onderzoek 301 was de
intrathecale behandeling in combinatie met analgetica mislukt en hun artsen beschouwen 97% van de
patiënten als therapieresistent voor momenteel beschikbare vormen van behandeling. De meerderheid
had pijn aan de wervelkolom (n = 134), met name na een mislukte rugoperatie (n = 110); een kleiner
aantal had neuropathie (n = 36). Slechts vijf patiënten leden aan maligne pijn. Het primaire eindpunt
was de verandering in het percentage van de VASpi-score. In onderzoek 301 was de werkzaamheid
van intrathecaal ziconotide lager dan in de twee eerdere kortdurende onderzoeken. Ook de frequentie
en de ernst van de bijwerkingen waren lager.
Resultaten met betrekking tot de werkzaamheid van onderzoek 301
Aanvankelijk ingedeeld voor behandeling met
Parameter
Ziconotide (n = 112)
Placebo (n = 108)
p-waarde
Gemiddelde VASpi-score bij de
80,7 (± 14,98)
80,7 (± 14,91)
-
uitgangssituatie in mm (SD)
Gemiddelde VASpi-score aan
67,9 (± 22,89)
74,1 (± 21,28)
_
het eind van de aanvankelijke
titratie in mm (SD)
% verbetering van de
14,7 (± 27,71)
7,2 (± 24,98)
0,0360
VASPI-score aan het eind van
de aanvankelijke titratie (SD)
Reactie op behandelinga n (%)
18 (16,1%)
13 (12,0%)
0,390
Dosis aan het einde van de
titratie (g/uur)
Mean
0,29
Mediaan
0,25
Bereik
0,0-0,80
aPatiënten werden ingedeeld bij 'reactie op de behandeling' als zich in vergelijking met de
uitgangssituatie een daling van 30% in de VASpi-score voordeed.
SD ­ Standaarddeviatie.
Combinatie-onderzoek met intrathecaal morfine
Uit de klinische onderzoeken 201 en 202 blijkt dat de combinatie van intrathecaal ziconotide en
intrathecaal morfine de pijn effectief kan verlichten en het systemisch opioïdengebruik gedurende een
langere periode kan verlagen bij patiënten bij wie de pijn met alleen de maximale verdragen dosis
intrathecaal ziconotide (mediaan 8,7 g/dag, mean 25,7 g/dag ­ onderzoek 201) of intrathecaal
morfine (onderzoek 202) onvoldoende werd verlicht. Wanneer intrathecaal ziconotide aan stabiele
doses intrathecaal morfine wordt toegevoegd, kunnen, net als bij de aanvang van de monotherapie met
intrathecaal ziconotide, psychotische bijwerkingen optreden (bv. hallucinaties, paranoïde reacties) of
kan de behandeling als gevolg van de toegenomen bijwerkingen worden gestaakt (zie rubriek 4.5).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Bij patiënten met chronische pijn is de liquorfarmacokinetiek van ziconotide onderzocht na een één
uur durende intrathecale infusie van 1-10 g ziconotide. Ook werd de farmacokinetiek van plasma na
intraveneuze doses (0,3-10 g/kg/24 uur) onderzocht. De gegevens van de intrathecale en intraveneuze
farmacokinetiek worden hieronder samengevat.
Toedienings-
Vocht-
Aantal
KL (ml/min)
Vd (ml)
t½ (uur)
weg
matrix patiënten
Intrathecaal
Liquor
23
0,38 ± 0,56
155 ± 263
4,6 ± 0,9
(0,26)
(99)
(4,5)
Intraveneus
Plasma
21
270 ± 44
30.460 ± 6.366
1,3 ± 0,3
(260)
(29.320)
(1,3)
KL = klaring; Vd = distributievolume; t½ = halfwaardetijd
Absorptie
Na intrathecale toediening gedurende een uur (1-10 g) waren de waarden voor zowel cumulatieve
blootstelling (AUC, bereik: 83,6-608 ng/uur/ml) als maximale blootstelling (Cmax, bereik:
16,4-132 ng/ml) variabel en dosisafhankelijk, maar leken slecht ongeveer dosisproportioneel. De
plasmaconcentraties na continue ( 48 uur) intrathecale infusie ( 21,6 g/dag) lijken relatief laag te
zijn en zijn gewoonlijk niet te detecteren (dat wil zeggen dat ongeveer 80% van de plasmamonsters die
bij pijnpatiënten werden verzameld een niet kwantificeerbaar geneesmiddel bevatte, < 0,04 ng/ml). Na
langdurige intrathecale toediening (tot maximaal 9 maanden) is geen verhoogde ziconotidespiegel in
plasma waargenomen.
Distributie
Het distributievolume van de mediaan van ziconotide in liquor (Vd: 99 ml) ligt tussen het
liquorvolume van het ruggenmerg (ongeveer 75 ml) en het totale liquorvolume (ongeveer 130 ml).
Ziconotide lijkt zich voornamelijk binnen de liquor te distribueren totdat het zich verplaatst naar de
systemische circulatie. Bij het bereiken van de systemische circulatie lijkt ziconotide uitgebreider te
worden gedistribueerd, wat wordt gebaseerd op een plasmadistributievolume van ongeveer 30 l en
slechts ongeveer 53% wordt (niet-specifiek) gebonden aan humane plasmaproteïnen.
Biotransformatie
Ziconotide is een peptide dat bestaat uit 25 in de natuur voorkomende aminozuren van de
L-configuratie, en lijkt niet noemenswaardig in de liquor te worden gemetaboliseerd. Na passage in de
systemische circulatie wordt van ziconotide verwacht dat het primair gevoelig is voor proteolytische
splitsing door de verschillende ubiquitaire peptidasen/proteasen die in de meeste organen aanwezig
zijn (zoals de nieren, de lever, de longen, de spieren, enz.) en dus wordt gesplitst in peptidefragmenten
en de individuele bestanddeelvrije aminozuren ervan. Van de gegenereerde vrije aminozuren wordt
verwacht dat ze door het cellulaire dragersystemen worden opgenomen en worden onderworpen aan
het normale intermediaire metabolisme of worden gebruikt als substraten voor constitutieve
biosynthetische processen. Door de brede distributie van deze peptidasen wordt niet verwacht dat een
lever- of nierstoornis invloed heeft op de systemische klaring van ziconotide. De biologische activiteit
van de verschillende te verwachten proteolytische afbraakproducten is niet beoordeeld. Het is niet
waarschijnlijk dat de afbraakproducten van ziconotide een significante biologische activiteit vertonen,
aangezien van de peptiden die bestaan uit de afzonderlijke peptide-lusstructuren is vastgesteld dat ze
een bindingsaffiniteit tot de N-type voltagegevoelige calciumkanalen hebben die verscheidene orden
van grootte lager is dan die van de moederverbinding (ziconotide).
Eliminatie
De gemiddelde ziconotideklaring (0,38 ml/min) ligt dicht bij de humane omzettingssnelheid voor
liquor bij volwassenen (0,3-0,4 ml/min). Het lijkt er daarom op dat ziconotide voornamelijk uit de
liquor wordt geëlimineerd (mean t½ = 4,6 uur) door het bulkeffect van de filtratie van de liquor door de
arachnoideavilli uit het centrale zenuwstelsel met afvloed naar de systemische circulatie. Zowel door
de lage intrathecale infusiesnelheid als door de relatief snelle plasmaklaring kunnen na intrathecale
toediening slechts zeer lage circulerende plasmaconcentraties ziconotide worden waargenomen. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd in plasma is 1,3 uur. Ziconotide is een relatief kleine
molecuulgewichtpeptide (MW = 2.639) en wordt door de nierglomerulus gefilterd, maar na een
intraveneuze infusie worden in humane urine alleen minimale hoeveelheden ziconotide (< 1%)
Nier- en leverfunctiestoornissen
Er zijn geen officiële onderzoeken uitgevoerd waarin de invloed van nier- of leverfunctiestoornissen
wordt beoordeeld. Gezien het feit dat er peptidasen aanwezig zijn in diverse lichaamsorganen, wordt
echter niet verwacht dat nier- of leverfunctiestoornis een significante invloed zal hebben op
systemische blootstelling aan ziconotide.
Andere speciale populaties
Hoewel slechts beperkte gegevens beschikbaar zijn, oefenen ras, lengte, gewicht, sekse of leeftijd na
intrathecale toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan intrathecale
toediening geen duidelijke invloed uit op de blootstelling van de liquor aan ziconotide.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Effecten bij niet-klinische onderzoeken werden uitsluitend waargenomen na blootstellingsniveaus die
voldoende hoger waren dan het maximale niveau waaraan de mens wordt blootgesteld, wat betekent
dat deze effecten weinig relevant zijn voor het klinische gebruik.
Bij onderzoek naar subchronische continue intrathecale infusies bij ratten en honden werden bij een
8-voudige dosis van de maximaal aanbevolen klinische intrathecale infusiedosis van 21,6 g/dag (op
basis van mg/kg) gedragseffecten waargenomen. Deze effecten werden gedefinieerd door
buitensporige farmacologische acties van ziconotide en niet door neurotoxische laesies of toxiciteit
van de doelorganen. De waarnemingen omvatten onder meer reversibele neurologische effecten van
voorbijgaande aard, bestaande uit tremoren, ongecoördineerde bewegingen en hyper- en
hypoactiviteit.
Bij experimenteel onderzoek bij dieren zijn voor de neuronale functies van continue N-type
calciumantagonisten geen consequenties op lange termijn aangetoond. Bij experimenteel onderzoek bij
dieren zijn de wijzigingen in de neurologische signaalfunctie niet onderzocht. Ziconotide veroorzaakte
geen bacteriële genmutatie en was niet genotoxisch. Er is geen langdurig onderzoek bij dieren verricht
naar de potentiële carcinogeniciteit van ziconotide. Bij een test met het in vitro embryo van de
Syrische hamster (SHE) veroorzaakte ziconotide echter geen celtransformatie en na sub-chronische
intrathecale blootstelling bij honden vond er geen stijging van de celproliferatie (preneoplastische
laesievorming) of apoptosis plaats.
Bij fertiliteitsonderzoek bij ratten traden bij de mannetjes geen effecten op, terwijl bij de vrouwtjes een
reductie van de corpora lutea, van de implantatieplaatsen en van het aantal levende embryo's werd
waargenomen. Bij de maximaal aanbevolen intrathecale dosis werden bij de vrouwelijke reproductie
en de postnatale ontwikkeling bij ratten geen bijwerkingen waargenomen bij een systemische
blootstelling tot maximaal 2.300 maal de humane blootstelling.
Bij ratten en konijnen bleek ziconotide niet teratogeen te zijn bij een blootstelling aan meer dan
100 maal humane plasmawaarden.
Door de relatief hoge systemische blootstelling die nodig is om deze effecten bij ratten en konijnen op
te wekken wijzen deze resultaten niet op een significant risico bij de mens.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Methionine
Natriumchloride
Water voor injecties
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
4 jaar
Houdbaarheid tijdens gebruik (verdund product)
Gedurende 60 dagen en bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product na verdunning onmiddellijk in de
infusiepomp worden aangebracht. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur bij gebruik en de opslagvoorwaarden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Type I glazen injectieflacons met butylrubberen stop gecoat met gefluoreerd polymeer.
Elke injectieflacon bevat 1, 2 of 5 ml oplossing voor infusie.
Een injectieflacon per doos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 g/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 g/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van Prialt moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten voordat de
pomp met Prialt wordt gevuld drie maal worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie (zonder conserveermiddel). Het inbrengen van lucht in het pompreservoir of
het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof kan worden
afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml Prialt van 25 g/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet eerder
Prialt is gebruikt is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of door
verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik van
Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp elke
60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
Prialt moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes worden
waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/001 ­ 1 ml oplossing voor infusie
EU/1/04/302/002 ­ 2 ml oplossing voor infusie
EU/1/04/302/003 ­ 5 ml oplossing voor infusie
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2005
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in,
overeenkomstig de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en
indieningsfrequenties voor periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt
in artikel 107 quater, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
Niet van toepassing.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat)
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 injectieflacon van 20 ml
500 microgram/20 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 25 g/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat)
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 injectieflacon van 20 ml
500 microgram/20 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/302/004
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
ziconotide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
2 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 200 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
5 ml:
Elke ml bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
Elke injectieflacon bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie.
1 ml:
1 injectieflacon van 1 ml
1 ml
100 microgram/1 ml
2 ml:
1 injectieflacon van 2 ml
2 ml
200 microgram/2 ml
5 ml:
1 injectieflacon van 5 ml
5 ml
500 microgram/5 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intrathecaal gebruik
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de
buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
1 ml:
EU/1/04/302/001
2 ml:
EU/1/04/302/002
5 ml:
EU/1/04/302/003
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Prialt 100 g/ml infusie
Ziconotide
Intrathecaal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
BATCHNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 ml:
1 ml
100 µg/1 ml
2 ml:
2 ml
200 µg/2 ml
5 ml:
5 ml
500 µg/5 ml
6.
OVERIGE
Prialt 25 microgram/ml oplossing voor infusie
Ziconotide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel ontvangt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Prialt bevat de werkzame stof ziconotide dat behoort tot een groep geneesmiddelen die analgetica of
'pijnstillers' worden genoemd. Prialt wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige, langdurige pijn
bij volwassenen die een pijnstiller nodig hebben door middel van intrathecale injectie (injectie in de
ruimte rondom het ruggenmerg en de hersenen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen?
- U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- Er wordt een geneesmiddel tegen kanker in de ruimte rondom uw ruggenmerg toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel ontvangt.
- De effecten van langdurige behandeling van Prialt zijn op dit moment nog niet bepaald en de
mogelijkheid van toxische effecten op het ruggenmerg zijn nog niet uitgesloten. In het geval dat
langdurige behandeling nodig is, kan controle nodig zijn (zoals besloten door uw arts).
- Als Prialt bij u wordt toegediend via een pomp die u aan de buitenkant van uw lichaam draagt, dan
is het belangrijk dat u een maal per dag controleert of er zich tekenen van een infectie voordoen op
de plaats waar de buis uw lichaam binnengaat.
- Als u rondom de buis tekenen van infectie ziet, zoals roodheid van de huid, zwelling, pijn of
afscheiding, dan moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen en moet de infectie meteen worden
behandeld.
- Als u een gevoeligheid ontwikkelt in het gebied rondom de buis zonder dat zich daar tekenen van
een infectie voordoen, dan moet u zo snel mogelijk advies vragen aan uw arts omdat ook
gevoeligheid een vroeg teken van infectie kan zijn.
- Als Prialt bij u via een pomp in uw lichaam wordt toegediend, neem dan onmiddellijk contact op
met uw arts of verpleegkundige als een deel van de infusiebuis losraakt.
- Als u een van de volgende symptomen ervaart: hoge temperatuur, hoofdpijn, stijve nek,
vermoeidheid, verwarring, u ziek voelen, overgeven of nu en dan toevallen heeft, dan kan dit een
teken van meningitis zijn. Vertel het onmiddellijk aan uw arts als een van de hierboven vermelde
symptomen zich bij u voordoet.
aan uw arts.
- Als u chemotherapie ontvangt, moet u uw arts op de hoogte stellen.
- U kunt een verhoogde spiegel van een enzym in uw bloed hebben dat creatinekinase wordt
genoemd en hoewel dit over het algemeen geen symptomen of problemen veroorzaakt, zal uw arts
het niveau ervan waarschijnlijk controleren. Daarnaast kunt u van tijd tot tijd spierproblemen
ondervinden. Wanneer dit het geval is, dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan
besluiten uw behandeling met Prialt te stoppen.
- U dient uw arts onmiddellijk te informeren wanneer u na het ontvangen van uw behandeling een
van de volgende symptomen ondervindt: plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn
in de borst, zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het
hele lichaam). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
- Bij patiënten met ernstige chronische pijn, is de waarschijnlijkheid van zelfmoord en poging tot
zelfmoord groter dan bij de algemene populatie. Prialt kan ook depressie veroorzaken of
verergeren bij mensen die reeds vatbaar zijn. Als u depressie ondervindt of een voorgeschiedenis
van depressie heeft, verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren
voordat men u Prialt geeft. Wanneer u, nadat u bent gestart met Prialt, een verergering van uw
depressie ondervindt of enige andere symptomen ondervindt die van invloed zijn op uw stemming
verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg te informeren.
- Tijdens de behandeling kunt u slaperig zijn of zich niet volledig bewust zijn van uw omgeving.
Wanneer dit gebeurt, dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan beslissen uw
behandeling met Prialt te stoppen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Prialt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Prialt nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken (bijvoorbeeld
baclofen, dat wordt gebruikt voor het behandelen van spierspasticiteit, clonidine, dat wordt gebruikt
voor het behandelen van hoge bloeddruk, bupivacaïne, dat wordt gebruikt voor lokale anesthesie,
morfine dat wordt gebruikt als pijnstiller, propofol, dat wordt gebruikt voor algehele anesthesie of enig
geneesmiddel dat wordt toegediend door middel van intrathecale injectie (injectie in de ruimte die het
ruggenmerg en de hersenen omringt))? Vertel dat dan uw arts. Als Prialt aan u wordt toegediend in
combinatie met bepaalde andere geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn te behandelen, dan kunt
u zich hierdoor slaperig voelen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Prialt wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn meldingen dat het gebruik van Prialt verwarring en sufheid veroorzaakt. Vraag uw arts om
advies voordat u een voertuig bestuurt of een machine bedient.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per maximaal aanbevolen intrathecale
dosis (21,6 g/dag), d.w.z. het is in wezen `natriumvrij'.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met Prialt wordt geregeld door een arts die ervaring heeft met het toedienen van
geneesmiddelen in de ruimte rondom het ruggenmerg, en in het gebruik van inwendige en uitwendige
infusiepompen.
Prialt wordt toegediend als een zeer langzame, continue injectie in de ruimte rondom uw ruggenmerg
(intrathecaal gebruik). Het geneesmiddel wordt continu toegediend via een pomp die in uw buikwand
wordt geïmplanteerd of die uitwendig in een riemtas wordt geplaatst. Uw arts bespreekt met u welke
pomp voor u het meest geschikt is en wanneer de pomp opnieuw moet worden gevuld.
Als u vindt dat u bij ontvangst van Prialt nog te veel pijn heeft, of dat de bijwerkingen te ernstig zijn,
praat hier dan met uw arts over.
Voordat Prialt aan u wordt gegeven kan uw arts beslissen langzaam te stoppen met het toedienen van
opiaten (andere geneesmiddeltypen die worden gebruikt voor het behandelen van pijn) in uw
ruggenmerg en daarvoor in de plaats andere pijngeneesmiddelen voorschrijven.
Heeft u te veel van dit middel ontvangen?
Als u meer Prialt heeft toegediend gekregen dan uw arts had bedoeld, dan kunt u zich onwel voelen
met symptomen als verwarring, spraakproblemen, woordvindingsproblemen, overmatig beven, licht
gevoel in het hoofd, overmatige slaperigheid, u ziek voelen of ziek zijn. Als dit gebeurt, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
U moet uw arts onmiddellijk informeren wanneer u deze ernstige bijwerkingen opmerkt, omdat u dan
mogelijk dringend medische behandeling nodig heeft.
Hersenvliesontsteking (meningitis) (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ is ontsteking
van de bedekkende vliezen van de hersenen en het ruggenmerg die gewoonlijk wordt veroorzaakt
door een infectie. Symptomen van hersenvliesontsteking zijn hoofdpijn, stijve nek, niet verdragen
van fel licht, koorts, braken, verwardheid en slaperigheid.
Convulsies (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ bij convulsies (epileptische aanvallen)
schudt het lichaam van een persoon snel en ongecontroleerd. Tijdens een convulsie, spannen en
ontspannen de spieren van een persoon zich herhaaldelijk en kan de persoon het bewustzijn
verliezen.
Gedachten aan zelfmoord of een zelfmoordpoging (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen).
Rabdomyolyse (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ is de afbraak van spiervezels die
kan leiden tot nierbeschadiging. Symptomen van rabdomyolyse zijn abnormale kleur van urine
(bruinkleurig), verminderde urineproductie, spierzwakte, spierpijn en gevoelige spieren.
Coma (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ een staat van bewusteloosheid met
problemen met reageren of wakker worden.
Anafylactische reactie (het is niet bekend hoeveel mensen dit treft) ­ is een ernstige allergische
reactie, waarvan de tekenen plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn in de borst,
zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het hele
lichaam) zijn.
Andere bijwerkingen:
Zeer vaak (kan meer dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verwarring, duizeligheid, wazig zien, hoofdpijn, snelle heen-en-weerbewegingen van de ogen,
geheugenverlies of geheugenstoornissen (vergeetachtigheid), overgeven, misselijkheid, een algeheel
gevoel van zwakte en slaperigheid.
Vaak (kan minder dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verminderde eetlust, angst of toegenomen angst, hallucinaties, niet in staat in slaap te vallen of door te
slapen, agitatie, desoriëntatie, depressie of verergerde depressie, nervositeit, stemmingswisselingen,
wijzigingen in de mentale toestand (abnormale gedachten, verwarring), paranoia, prikkelbaarheid,
verergerde verwarring, problemen met leren, geheugen of denken, afwezige of gestoorde reflexen,
problemen bij het uitdrukken of begrijpen van woorden, onduidelijke spraak, spraakproblemen of
verlies van het spraakvermogen, traagheid, gestoorde balans of coördinatie, brandend gevoel,
toegenomen abnormaal gevoel, lager bewustzijnsniveau (niet reagerend of bijna bewusteloos), sedatie,
concentratieproblemen, problemen met het vermogen tot ruiken, vreemde of geen smaak, beven,
tintelingen, dubbel zien, gezichtsstoornissen, intolerantie voor licht, tinnitus (oorsuizen), duizeligheid
of een draaierig gevoel, licht gevoel in het hoofd of duizelig bij het staan, lage bloeddruk,
kortademigheid, droge mond, buikpijn, verergerde misselijkheid, diarree, obstipatie, zweten, jeuk,
spierzwakte, spierspasmen, spierkrampen, spier- of gewrichtspijn, urineren moeizaam of pijnlijk,
problemen bij het beginnen met of het beheersen van het urineren, zich zenuwachtig voelen, vallen,
pijn of verergerde pijn, vermoeidheid, het koud hebben, zwelling in het gezicht, van de benen of de
voeten, pijn op de borst, veranderingen in de bloeduitslagen, mentale stoornissen en gewichtsverlies.
Soms (kan minder dan 1 gebruiker op de 100 treffen)
Infectie van de bloedstroom, delirium (geestelijke verwarring), psychotische aandoening (abnormaal
denken en waanideeën), gedachtenstoornissen, abnormale dromen, onsamenhangendheid (niet helder
kunnen denken), verlies van bewustzijn, stupor (niet reageren/moeilijk wakker te krijgen), beroerte,
encefalopathie (hersenstoornis), agressie, abnormaal hartritme, ademhalingsproblemen, indigestie,
uitslag, spierontsteking, rugpijn, spiertrekkingen, nekpijn, acuut nierfalen, abnormale ECG, verhoogde
lichaamstemperatuur, moeite met lopen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en de buitenverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C­8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik gedurende 60 dagen aangetoond.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u enige verkleuring of vertroebeling opmerkt of wanneer deeltjes
worden waargenomen.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ziconotide.
-
Een ml oplossing bevat 25 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
Elke injectieflacon van 20 ml bevat 500 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
De andere stoffen in dit middel zijn methionine, natriumchloride, water voor injecties, zoutzuur
en natriumhydroxide.
Hoe ziet Prialt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Prialt is een oplossing voor infusie (infusie). De oplossing is helder en kleurloos. Prialt wordt geleverd
in een verpakking die een enkele injectieflacon van 20 ml bevat.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
Fabrikant
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Duitsland/Allemagne/Deutschland)
(Vokietija)
Luxembourg/Luxemburg
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Te.: +49 (0)30 338427-0
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
()
(Allemagne/Deutschland)
Ceská republika
Magyarország
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Nmecko)
(Németország)
Danmark
Malta
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
(Il-ermanja/Germany)
Deutschland
Nederland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Duitsland)
Eesti
Norge
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Saksamaa)
(Tyskland)

Österreich
Esteve Pharmaceuticals GmbH
AGEA Pharma GmbH
: +49 (0)30 338427-0
Tel: +43 (0)1 336 01 41
info.germany@esteve.com
office@ageapharma.com
()
España
Polska
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
IMED POLAND Sp. z o.o.
Tel: +34 93 446 60 00
Tel.: +48 (0)22 663 43 03
imed@imed.com.pl
France
Portugal
KEOCYT
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tél: +33 (0)1 42 31 07 10
Tel: +34 93 446 60 00
contact@keocyt.com
(Espanha)
Hrvatska
România
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Njemacka)
(Germania)
Slovenija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Germany)
(Nemcija)
Ísland
Slovenská republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Sími: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Þýskaland)
(Nemecko)
Italia
Suomi/Finland
Euromed S.R.L.
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +39 (0)081 241 5204
Puh/Tel: +49 (0)30 338427-0
moreinfo@euromed.it
info.germany@esteve.com
(Saksa/Tyskland)

Sverige
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
()
(Tyskland)
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Vcija)
(Germany)
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). Hier vindt u ook verwijzingen naar andere websites
over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor gebruik en verwerking
Prialt wordt geleverd als een heldere, kleurloze oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
De oplossing moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden
geïnspecteerd. De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes
worden waargenomen.
Uitsluitend bestemd voor éénmalig gebruik. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient
te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van ziconotide moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten drie maal
worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie (zonder
conserveermiddel) voordat de pomp met ziconotide wordt gevuld. Het inbrengen van lucht in het
pompreservoir of het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof
kan worden afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml van de oplossing van 25 g/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet
eerder Prialt is gebruikt, is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of
door verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik
van Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp
elke 60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.
Prialt 100 microgram/ml oplossing voor infusie
Ziconotide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel ontvangt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Prialt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Prialt bevat de werkzame stof ziconotide dat behoort tot een groep geneesmiddelen die analgetica of
'pijnstillers' worden genoemd. Prialt wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige, langdurige pijn
bij volwassenen die een pijnstiller nodig hebben door middel van intrathecale injectie (injectie in de
ruimte rondom het ruggenmerg en de hersenen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet ontvangen?
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
Er wordt een geneesmiddel tegen kanker in de ruimte rondom uw ruggenmerg toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel ontvangt.
-
De effecten van langdurige behandeling van Prialt zijn op dit moment nog niet bepaald en de
mogelijkheid van toxische effecten op het ruggenmerg zijn nog niet uitgesloten. In het geval dat
langdurige behandeling nodig is kan controle nodig zijn (zoals besloten door uw arts).
-
Als Prialt bij u wordt toegediend via een pomp die u aan de buitenkant van uw lichaam draagt,
dan is het belangrijk dat u een maal per dag controleert of er zich tekenen van een infectie
voordoen op de plaats waar de buis uw lichaam binnengaat.
-
Als u rondom de buis tekenen van infectie ziet, zoals roodheid van de huid, zwelling, pijn of
afscheiding, dan moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen en moet de infectie meteen
worden behandeld.
-
Als u een gevoeligheid ontwikkelt in het gebied rondom de buis zonder dat zich daar tekenen
van een infectie voordoen, dan moet u zo snel mogelijk advies vragen aan uw arts omdat ook
gevoeligheid een vroeg teken van infectie kan zijn.
-
Als Prialt bij u via een pomp in uw lichaam wordt toegediend, neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts of verpleegkundige als een deel van de infusiebuis losraakt.
-
Als u een van de volgende symptomen ervaart: hoge temperatuur, hoofdpijn, stijve nek,
vermoeidheid, verwarring, u ziek voelen, overgeven of nu en dan toevallen heeft, dan kan dit
een teken van meningitis zijn. Vertel het onmiddellijk aan uw arts als een van de hierboven
vermelde symptomen zich bij u voordoet.
Als u een negatieve verandering in uw denken, stemming of geheugen waarneemt, vertel dit dan
aan uw arts.
-
Als u chemotherapie ontvangt, moet u uw arts op de hoogte stellen.
-
U kunt een verhoogde spiegel van een enzym in uw bloed hebben dat creatinekinase wordt
genoemd en hoewel dit over het algemeen geen symptomen of problemen veroorzaakt, zal uw
arts het niveau ervan waarschijnlijk controleren. Daarnaast kunt u van tijd tot tijd
spierproblemen ondervinden. Wanneer dit het geval is, dient u onmiddellijk uw arts te
informeren, daar hij/zij kan besluiten uw behandeling met Prialt te stoppen.
-
U dient uw arts onmiddellijk te informeren wanneer u na het ontvangen van uw behandeling een
van de volgende symptomen ondervindt: plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen,
pijn in de borst, zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name
over het hele lichaam). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
-
Bij patiënten met ernstige chronische pijn is de waarschijnlijkheid van zelfmoord en poging tot
zelfmoord groter dan bij de algemene populatie. Prialt kan ook depressie veroorzaken of
verergeren bij mensen die reeds vatbaar zijn. Als u depressie ondervindt of een
voorgeschiedenis van depressie heeft verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg te informeren voordat men u Prialt geeft. Wanneer u nadat u bent gestart met
Prialt een verergering van uw depressie ondervindt of enige andere symptomen ondervindt die
van invloed zijn op uw stemming verzoeken wij u uw beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg
te informeren.
-
Tijdens de behandeling kunt u slaperig zijn of zich niet volledig bewust zijn van uw omgeving.
Wanneer dit gebeurt dient u onmiddellijk uw arts te informeren, daar hij/zij kan beslissen uw
behandeling met Prialt te stoppen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Prialt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt niet aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Prialt nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken (bijvoorbeeld
baclofen, dat wordt gebruikt voor het behandelen van spierspasticiteit, clonidine, dat wordt gebruikt
voor het behandelen van hoge bloeddruk, bupivacaïne, dat wordt gebruikt voor lokale anesthesie,
morfine dat wordt gebruikt als pijnstiller, propofol, dat wordt gebruikt voor algehele anesthesie of enig
geneesmiddel dat wordt toegediend door middel van intrathecale injectie (injectie in de ruimte die het
ruggenmerg en de hersenen omringt))? Vertel dat dan uw arts. Als Prialt aan u wordt toegediend in
combinatie met bepaalde andere geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn te behandelen, dan kunt
u zich hierdoor slaperig voelen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Prialt wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn meldingen dat het gebruik van Prialt verwarring en sufheid veroorzaakt. Vraag uw arts om
advies voordat u een voertuig bestuurt of een machine bedient.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per maximaal aanbevolen intrathecale
dosis (21,6 g/dag), d.w.z. het is in wezen `natriumvrij'.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met Prialt wordt geregeld door een arts die ervaring heeft met het toedienen van
geneesmiddelen in de ruimte rondom het ruggenmerg, en in het gebruik van inwendige en uitwendige
infusiepompen.
De aanbevolen aanvangsdosis is niet meer dan 2,4 microgram per dag. Uw arts zal de dosis Prialt in
overeenstemming met de ernst van uw pijn aanpassen door maximaal 2,4 microgram/dag toe te
voegen. De maximale dosis bedraagt 21,6 microgram/dag. Bij de aanvang van uw behandeling kan uw
arts uw dosis elke 1 tot 2 of meer dagen verhogen. Als dit nodig mocht zijn omdat de bijwerkingen te
groot zijn, dan kan de dosis worden verlaagd of kan de injectie worden gestopt.
Prialt wordt toegediend als een zeer langzame, continue injectie in de ruimte rondom uw ruggenmerg
(intrathecaal gebruik). Het geneesmiddel wordt continu toegediend via een pomp die in uw buikwand
wordt geïmplanteerd of die uitwendig in een riemtas wordt geplaatst. Uw arts bespreekt met u welke
pomp voor u het meest geschikt is en wanneer de pomp opnieuw moet worden gevuld.
Als u vindt dat u bij ontvangst van Prialt nog te veel pijn heeft, of dat de bijwerkingen te ernstig zijn,
praat hier dan met uw arts over.
Voordat Prialt aan u wordt gegeven kan uw arts beslissen langzaam te stoppen met het toedienen van
opiaten (andere geneesmiddeltypen die worden gebruikt voor het behandelen van pijn) in uw
ruggenmerg en daarvoor in de plaats andere pijngeneesmiddelen voorschrijven.
Heeft u te veel van dit middel ontvangen?
Als u meer Prialt heeft toegediend gekregen dan uw arts had bedoeld, dan kunt u zich onwel voelen
met symptomen als verwarring, spraakproblemen, woordvindingsproblemen, overmatig beven, licht
gevoel in het hoofd, overmatige slaperigheid, u ziek voelen of ziek zijn. Als dit gebeurt, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
U moet uw arts onmiddellijk informeren wanneer u deze ernstige bijwerkingen opmerkt, omdat u dan
mogelijk dringend medische behandeling nodig heeft.
Hersenvliesontsteking (meningitis) (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ is ontsteking
van de bedekkende vliezen van de hersenen en het ruggenmerg die gewoonlijk wordt veroorzaakt
door een infectie. Symptomen van hersenvliesontsteking zijn hoofdpijn, stijve nek, niet verdragen
van fel licht, koorts, braken, verwardheid en slaperigheid.
Convulsies (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ bij convulsies (epileptische aanvallen)
schudt het lichaam van een persoon snel en ongecontroleerd. Tijdens een convulsie, spannen en
ontspannen de spieren van een persoon zich herhaaldelijk en kan de persoon het bewustzijn
verliezen.
Gedachten aan zelfmoord of een zelfmoordpoging (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen).
Rabdomyolyse (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ is de afbraak van spiervezels die
kan leiden tot nierbeschadiging. Symptomen van rabdomyolyse zijn abnormale kleur van urine
(bruinkleurig), verminderde urineproductie, spierzwakte, spierpijn en gevoelige spieren.
Coma (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) ­ een staat van bewusteloosheid met
problemen met reageren of wakker worden.
Anafylactische reactie (het is niet bekend hoeveel mensen dit treft) ­ is een ernstige allergische
reactie, waarvan de tekenen plotselinge kortademigheid, ademhalingsproblemen, pijn in de borst,
zwelling van de oogleden, het gezicht of de lippen, uitslag of jeuk (met name over het hele
lichaam) zijn.
Andere bijwerkingen:
Zeer vaak (kan meer dan 1 gebruiker op de 10 treffen)
Verwarring, duizeligheid, wazig zien, hoofdpijn, snelle heen-en-weerbewegingen van de ogen,
geheugenverlies of geheugenstoornissen (vergeetachtigheid), overgeven, misselijkheid, een algeheel
gevoel van zwakte en slaperigheid.
Vaak (kan minder dan 1 gebruiker op de 100 treffen)
Verminderde eetlust, angst of toegenomen angst, hallucinaties, niet in staat in slaap te vallen of door te
slapen, agitatie, desoriëntatie, depressie of verergerde depressie, nervositeit, stemmingswisselingen,
wijzigingen in de mentale toestand (abnormale gedachten, verwarring), paranoia, prikkelbaarheid,
verergerde verwarring, problemen met leren, geheugen of denken, afwezige of gestoorde reflexen,
problemen bij het uitdrukken of begrijpen van woorden, onduidelijke spraak, spraakproblemen of
verlies van het spraakvermogen, traagheid, gestoorde balans of coördinatie, brandend gevoel,
toegenomen abnormaal gevoel, lager bewustzijnsniveau (niet reagerend of bijna bewusteloos), sedatie,
concentratieproblemen, problemen met het vermogen tot ruiken, vreemde of geen smaak, beven,
tintelingen, dubbel zien, gezichtsstoornissen, intolerantie voor licht, tinnitus (oorsuizen), duizeligheid
of een draaierig gevoel, licht gevoel in het hoofd of duizelig bij het staan, lage bloeddruk,
kortademigheid, droge mond, buikpijn, verergerde misselijkheid, diarree, obstipatie, zweten, jeuk,
spierzwakte, spierspasmen, spierkrampen, spier- of gewrichtspijn, urineren moeizaam of pijnlijk,
problemen bij het beginnen met of het beheersen van het urineren, zich zenuwachtig voelen, vallen,
pijn of verergerde pijn, vermoeidheid, het koud hebben, zwelling in het gezicht, van de benen of de
voeten, pijn op de borst, veranderingen in de bloeduitslagen, mentale stoornissen en gewichtsverlies.
Soms (kan minder dan 1 gebruiker op de 1000 treffen)
Infectie van de bloedstroom, delirium (geestelijke verwarring), psychotische aandoening (abnormaal
denken en waanideeën), gedachtenstoornissen, abnormale dromen, onsamenhangendheid (niet helder
kunnen denken), verlies van bewustzijn, stupor (niet reageren/moeilijk wakker te krijgen), beroerte,
encefalopathie (hersenstoornis), agressie, abnormaal hartritme, ademhalingsproblemen, indigestie,
uitslag, spierontsteking, rugpijn, spiertrekkingen, nekpijn, acuut nierfalen, abnormale ECG, verhoogde
lichaamstemperatuur, moeite met lopen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Bij 37ºC is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik gedurende 60 dagen aangetoond.
Vanuit een microbiologisch gezichtspunt moet het product als het verdund is onmiddellijk worden
overgebracht in de infusiepomp. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de
opslagduur voorafgaand aan gebruik en de opslagvoorwaarden bij gebruik de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een bewaartemperatuur van 2°C tot 8°C,
tenzij de verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft
plaatsgevonden.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u enige verkleuring of vertroebeling opmerkt of wanneer
deeltjesmateriaal wordt waargenomen.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ziconotide.
-
Een ml oplossing bevat 100 microgram ziconotide (in de vorm van acetaat).
-
Elke injectieflacon van 1 ml bevat 100 microgram; elke injectieflacon van 2 ml bevat
200 microgram; elke injectieflacon van 5 ml bevat 500 microgram.
-
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn methionine, natriumchloride, water voor
injecties, zoutzuur en natriumhydroxide.
Hoe ziet Prialt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Prialt is een oplossing voor infusie (infusie). De oplossing is helder en kleurloos. Prialt wordt geleverd
in een verpakking die een enkele injectieflacon van 1 ml, 2 ml of 5 ml bevat. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Hohenzollerndamm 150-151
14199 Berlin
Duitsland
Fabrikant:
HWI development GmbH
Straßburger Straße 77
77767 Appenweier
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Lietuva
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Duitsland/Allemagne/Deutschland)
(Vokietija)

Luxembourg/Luxemburg
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Te.: +49 (0)30 338427-0
Tél/Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
()
(Allemagne/Deutschland)
Ceská republika
Magyarország
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel.: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Nmecko)
(Németország)
Danmark
Malta
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tlf: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Tyskland)
(Il-ermanja/Germany)
Deutschland
Nederland
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Duitsland)
Eesti
Norge
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tlf: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Saksamaa)
(Tyskland)

Österreich
Esteve Pharmaceuticals GmbH
AGEA Pharma GmbH
: +49 (0)30 338427-0
Tel: +43 (0)1 336 01 41
info.germany@esteve.com
office@ageapharma.com
()
España
Polska
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
IMED POLAND Sp. z o.o.
Tel: +34 93 446 60 00
Tel.: +48 (0)22 663 43 03
imed@imed.com.pl
France
Portugal
KEOCYT
Esteve Pharmaceuticals, S.A.
Tél: +33 (0)1 42 31 07 10
Tel: +34 93 446 60 00
contact@keocyt.com
(Espanha)
România
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Njemacka)
(Germania)
Ireland
Slovenija
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Germany)
(Nemcija)
Ísland
Slovenská republika
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Sími: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Þýskaland)
(Nemecko)
Italia
Suomi/Finland
Euromed S.R.L.
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +39 (0)081 241 5204
Puh/Tel: +49 (0)30 338427-0
moreinfo@euromed.it
info.germany@esteve.com
(Saksa/Tyskland)

Sverige
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
()
(Tyskland)
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Esteve Pharmaceuticals GmbH
Tel: +49 (0)30 338427-0
Tel: +49 (0)30 338427-0
info.germany@esteve.com
info.germany@esteve.com
(Vcija)
(Germany)
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). Hier vindt u ook verwijzingen naar andere websites
over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor gebruik en verwerking
Prialt wordt geleverd als een heldere, kleurloze oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
De oplossing moet voorafgaand aan de toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden
geïnspecteerd. De oplossing mag niet worden gebruikt als deze verkleurd of troebel is of als er deeltjes
worden waargenomen.
Als verdunning noodzakelijk is, moet Prialt voorafgaand aan gebruik aseptisch worden verdund met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie zonder conserveermiddel. De concentratie van
de oplossing die in de infusiepomp wordt gebruikt mag in een uitwendige pomp niet lager zijn dan
5 g/ml ziconotide en in een inwendige pomp niet lager dan 25 g/ml.
Tijdens de bereiding en hantering van de oplossing voor infusie en het opnieuw vullen van de pomp
moeten strikte aseptische procedures worden gebruikt. De patiënt en de zorgverleners moeten bekend
zijn met de wijze waarop moet worden omgegaan met het uitwendige of inwendige infusiesysteem en
moeten zich bewust zijn van de noodzaak dat een infectie moet worden voorkomen.
Voor het gebruik van de pompen zijn bij de fabrikant specifieke instructies verkrijgbaar.
Van Prialt is aangetoond dat het bij de hierboven vermelde concentratieniveaus chemisch en fysiek
compatibel is met de implanteerbare Synchromed-pomp en de uitwendige CADD-Micro-pomp.
Wanneer de Synchromed-pomp niet al eerder is blootgesteld aan het geneesmiddel is de chemische en
fysische stabiliteit in de pomp tijdens gebruik gedurende 14 dagen en bij 37ºC aangetoond. De eerste
vulling moet daarom na 14 dagen worden vervangen.
In de Synchromed-pomp die eerder al aan het geneesmiddel werd blootgesteld was Prialt gedurende
60 dagen bij 37°C stabiel. In de CADD-Micro-pomp is de stabiliteit gedurende 21 dagen bij
kamertemperatuur aangetoond.
De technische gegevens worden uitsluitend ter informatie gegeven en dienen de keuze van de
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg niet te beperken. Voor het leveren van ziconotide moeten
pompen met CE-merk die gelijk zijn aan de Synchromed- en de CADD-Micro-pomp worden gebruikt.
Pompen die eerder werden gebruikt voor het leveren van andere geneesmiddelen moeten drie maal
worden doorgespoeld met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie (zonder
conserveermiddel) voordat de pomp met ziconotide wordt gevuld. Het inbrengen van lucht in het
pompreservoir of het patroon moet tot een minimum worden beperkt, omdat ziconotide door zuurstof
kan worden afgebroken.
Een inwendige pomp moet voorafgaand aan de aanvang van de therapie drie maal worden
doorgespoeld met 2 ml van de oplossing van 25 g/ml. De concentratie Prialt in een pomp waarin niet
eerder Prialt is gebruikt, is mogelijk lager door de resorptie op het oppervlak van het apparaat en/of
door verdunning door de restruimte van het apparaat. Daarom moet het reservoir na het eerste gebruik
van Prialt na 14 dagen worden leeggemaakt en opnieuw worden gevuld. Vervolgens moet de pomp
elke 60 dagen worden geleegd en opnieuw worden gevuld.

Heb je dit medicijn gebruikt? Prialt 25 µg/ml inf. sol. i.thec. vial te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Prialt 25 µg/ml inf. sol. i.thec. vial te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Prialt 25 µg/ml inf. sol. i.thec. vial

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG