Ponvory 2 mg + 3 mg + 4 mg + 5 mg + 6 mg + 7 mg + 8 mg + 9 mg + 10 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 23 mg lactose.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 22 mg lactose.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 21 mg lactose.
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 5 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 118 mg lactose.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 6 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 117 mg lactose.
2
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 7 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 117 mg lactose.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 8 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 116 mg lactose.
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 9 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 115 mg lactose.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 10 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 114 mg lactose.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 104 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Witte, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met ‘2’ aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Rode, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met ‘3’ aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Paarse, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met ‘4’ aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
3
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Groene, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘5’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Witte, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘6’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Rode, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘7’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Paarse, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘8’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Bruine, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘9’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Oranje, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘10’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
Gele, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met ‘20’ aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Ponvory is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met recidiverende vormen van
multiple sclerose (RMS -
relapsing forms of MS)
met actieve ziekte, zoals gedefinieerd aan de hand
van klinische kenmerken of kenmerken zichtbaar op beeldvorming.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld onder toezicht van een arts met ervaring in het behandelen
van multiple sclerose.
Dosering
Instellen van de behandeling
De behandeling dient te worden begonnen met de 14-daagse startverpakking (zie rubriek 6.5). De
behandeling begint met één tablet van 2 mg oraal eenmaal daags op dag 1 en de verhoging van de
dosis gaat verder volgens het titratieschema weergegeven in tabel 1.
4
Tabel 1:
Dosistitratieschema
Dag van de titratie
Dag 1 en 2
Dag 3 en 4
Dag 5 en 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12, 13 en 14
Dagelijkse dosis
2 mg
3 mg
4 mg
5 mg
6 mg
7 mg
8 mg
9 mg
10 mg
Als de dosistitratie wordt onderbroken, moeten de instructies voor gemiste doses worden gevolgd (zie
ook rubriek 4.2, Hervatting na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de
onderhoudsperiode).
Onderhoudsdosis
Als de dosistitratie is voltooid (zie ook rubriek 4.2, Instellen van de behandeling), is de aanbevolen
onderhoudsdosis van Ponvory één tablet van 20 mg, eenmaal daags oraal ingenomen.
Hervatting na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de onderhoudsperiode:
-
als er minder dan 4 achtereenvolgende doses zijn gemist, hervat de behandeling dan met de
eerste gemiste dosis;
-
als er 4 of meer achtereenvolgende dosis zijn gemist, begin dan opnieuw met de behandeling
met dag 1 (2 mg) van het titratieschema (nieuwe startverpakking).
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses van ponesimod zijn gemist tijdens de titratie- of de
onderhoudsperiode, wordt dezelfde monitoring van de eerste toediening aanbevolen als bij het
instellen van de behandeling.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
In de klinische studies met ponesimod waren geen patiënten opgenomen van 65 jaar en ouder.
Ponesimod dient met voorzichtigheid te worden voorgeschreven bij patiënten met een leeftijd van
65 jaar en ouder, omdat er geen gegevens zijn over veiligheid en werkzaamheid.
Nierfunctiestoornis
Op basis van klinisch-farmacologische studies is er geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een
lichte tot ernstige nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse A) (zie rubriek 5.2).
Ponvory is gecontra-indiceerd bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis
(respectievelijk Child-Pugh-klasse B en C) (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Ponvory bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Ponesimod moet eenmaal daags oraal worden toegediend. Ponesimod kan met of zonder voedsel
worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
5
4.3
-
-
-
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Immunodeficiënte toestand (zie rubriek 4.4).
Patiënten die de laatste 6 maanden een myocardinfarct, instabiele angina pectoris, beroerte,
transiënte ischemische aanval (TIA), gedecompenseerd hartfalen waarvoor ziekenhuisopname
was vereist, of hartfalen klasse III of IV volgens de
New York Heart Association
(NYHA)
hebben doorgemaakt.
Patiënten met een tweedegraads atrioventriculair (AV) blok type Mobitz-II of derdegraads
AV-blok, of sick-sinussyndroom, tenzij de patiënt een functionerende pacemaker heeft (zie
rubriek 4.4).
Ernstige actieve infecties, actieve chronische infecties.
Actieve maligniteiten.
Matige of ernstige leverfunctiestoornis (respectievelijk Child-Pugh-klasse B en C).
Tijdens zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
-
-
-
-
-
4.4
Bradyaritmie
Instellen van de behandeling met ponesimod
Vóór aanvang van de behandeling met ponesimod dient er van alle patiënten een elektrocardiogram
(ECG) te worden verkregen om vast te stellen of er vooraf bestaande geleidingsstoornissen aanwezig
zijn. Bij patiënten met bepaalde vooraf bestaande aandoeningen wordt monitoring aanbevolen bij
toediening van de eerste dosis (zie hieronder).
Starten van de behandeling met ponesimod kan leiden tot een tijdelijke verlaging van de hartfrequentie
en tot vertraging in de atrioventriculaire geleiding (zie rubriek 4.8 en 5.1). Daarom moet er een
titratieschema worden toegepast om de onderhoudsdosis van ponesimod (20 mg) te bereiken (zie
rubriek 4.2).
De daling van de hartfrequentie na de eerste toediening van ponesimod begint gewoonlijk binnen een
uur en de hartfrequentie bereikt binnen 2-4 uur het laagste punt. Gewoonlijk is de hartfrequentie
4-5 uur na toediening weer hersteld tot het uitgangspunt. De gemiddelde afname van de hartfrequentie
op dag 1 van de toediening (2 mg) was 6 slagen per minuut. Bij de optitratie na dag 1 was de afname
van de hartfrequentie minder uitgesproken en na dag 3 werd er verder geen hartfrequentieafname na
toediening waargenomen.
Vanwege de additieve effecten op verlaging van de hartfrequentie is voorzichtigheid geboden wanneer
ponesimod wordt ingesteld bij patiënten die worden behandeld met een bètablokker. Het kan nodig
zijn de behandeling met de bètablokker tijdelijk te onderbreken voordat met ponesimod wordt gestart
(zie hieronder en rubriek 4.5).
Voor patiënten die met een stabiele dosis van een bètablokker worden behandeld, is het belangrijk de
hartfrequentie in rust te beoordelen voordat de behandeling met ponesimod wordt begonnen. Als de
hartfrequentie in rust bij chronische behandeling met een bètablokker hoger is dan 55 slagen/min, kan
met ponesimod worden begonnen. Als de hartfrequentie in rust lager is dan of gelijk is aan
55 slagen/min, dient de behandeling met de bètablokker te worden onderbroken totdat de
hartfrequentie in rust bij aanvang van de behandeling hoger is dan 55 slagen/min. Vervolgens kan de
behandeling met ponesimod worden ingesteld. De behandeling met de bètablokker kan worden hervat
nadat ponesimod is opgetitreerd tot de bedoelde onderhoudsdosis (zie rubriek 4.5). Starten van een
behandeling met een bètablokker kan bij patiënten die een stabiele dosis ponesimod krijgen.
6
Monitoring bij toediening van de eerste dosis bij patiënten met bepaalde vooraf bestaande
hartaandoeningen
Aangezien het instellen van behandeling met ponesimod kan leiden tot een verlaging van de
hartfrequentie wordt aanbevolen de volgende patiënten gedurende 4 uur na toediening van de eerste
dosis te controleren: patiënten met sinusbradycardie [hartfrequentie minder dan 55 slagen/min], een
eerstegraads AV-blok of tweedegraads AV-blok type Mobitz-I, of een voorgeschiedenis van een
myocardinfarct of hartfalen dat meer dan 6 maanden voor het instellen van de behandeling is
opgetreden en stabiel is (zie rubriek 5.1).
Dien de eerste dosis ponesimod toe in een setting waar hulpmiddelen beschikbaar zijn om
symptomatische bradycardie goed te behandelen. Monitor patiënten na de eerste toediening gedurende
4 uur op klachten en verschijnselen van bradycardie met minimaal eenmaal per uur een meting van de
hartfrequentie en de bloeddruk. Maak bij deze patiënten aan het eind van de 4-uurs-observatieperiode
een ECG.
Na 4 uur wordt extra monitoring aanbevolen als een van de volgende afwijkingen aanwezig is (ook als
er geen symptomen zijn). Ga dan door met de monitoring totdat de afwijking is verdwenen:
-
4 uur na toediening is de hartfrequentie minder dan 45 slagen/min;
-
4 uur na toediening is de hartfrequentie op het laagste niveau na de toediening, wat erop wijst
dat het maximale farmacodynamische effect op het hart mogelijk nog niet heeft plaatsgevonden;
-
het ECG 4 uur na toediening toont een nieuw tweede- of hogeregraads AV-blok.
Als er na de toediening symptomatische bradycardie, bradyaritmie of geleidingsgerelateerde
symptomen optreden, of als er op het ECG 4 uur na toediening een nieuw ontstaan tweede- of
hogeregraads AV-blok of een nieuw ontstane QTc-tijd langer dan of gelijk aan 500 msec zichtbaar is,
start dan de gepaste behandeling, begin met continue ECG-monitoring en zet - als er geen
farmacologische behandeling nodig is - die monitoring voort totdat de symptomen zijn verdwenen. Als
farmacologische behandeling nodig is, ga dan ’s nachts door met de monitoring en herhaal de 4-uurs
monitoring na de tweede dosis.
Bij de volgende patiënten dient vóór het instellen van ponesimod een cardioloog te worden
geraadpleegd om de algehele voordelen en risico’s en de meest geschikte strategie voor monitoring te
bepalen
-
bij patiënten met aanzienlijke QT-verlenging (QTc langer dan 500 msec) of die al worden
behandeld met QT-verlengende geneesmiddelen met bekende aritmie-inducerende
eigenschappen (risico op
torsade de pointes);
-
bij patiënten met atriumfladderen/-fibrilleren of met aritmieën behandeld met anti-aritmica
klasse Ia (bijv. kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijv. amiodaron, sotalol) (zie rubriek 4.5);
-
bij patiënten met instabiele ischemische hartziekte, gedecompenseerd hartfalen dat optrad meer
dan 6 maanden voor het instellen van de behandeling, een voorgeschiedenis van hartstilstand,
cerebrovasculaire ziekte (TIA, beroerte meer dan 6 maanden voor het instellen van de
behandeling), en hypertensie die niet onder controle is. Aangezien aanzienlijke bradycardie bij
deze patiënten mogelijk slecht wordt verdragen, wordt behandeling niet aanbevolen;
-
bij patiënten met een voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok type Mobitz-II of een
hogeregraads AV-blok, sick-sinussyndroom, of een sino-atriaal hartblok (zie rubriek 4.3);
-
bij patiënten met een voorgeschiedenis van terugkerende syncope of symptomatische
bradycardie.
-
Houd bij patiënten die tegelijkertijd worden behandeld met geneesmiddelen die de
hartfrequentie vertragen (bijv. bètablokkers, non-dihydropyridine calciumkanaalblokkers zoals
diltiazem en verapamil, en andere geneesmiddelen die de hartfrequentie kunnen vertragen zoals
digoxine) (zie hierboven en rubriek 4.5) rekening met de mogelijke noodzaak om over te
stappen op geneesmiddelen die de hartfrequentie niet verlagen. Gelijktijdig gebruik van deze
geneesmiddelen tijdens het instellen van ponesimod kan gepaard gaan met ernstige bradycardie
en een hartblok.
7
Infecties
Risico op infecties
Ponesimod veroorzaakt een dosisafhankelijke afname in het aantal perifere lymfocyten tot 30-40% van
de uitgangswaarden, als gevolg van reversibele sekwestratie van lymfocyten in lymfoïde weefsels.
Ponesimod kan daarom het risico op infecties vergroten (zie rubriek 4.8). Bij gebruik van
sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulatoren zijn levensbedreigende en zeldzame fatale infecties
gemeld.
Voordat behandeling met ponesimod wordt ingesteld, dienen de resultaten van een recente (d.w.z. in
de afgelopen 6 maanden of na stopzetting van de voorgaande behandeling) volledige bloedtelling
(CBC) met differentiatie (inclusief het aantal lymfocyten) te worden beoordeeld. Er wordt ook
aanbevolen om tijdens de behandeling periodiek een volledige bloedtelling uit te voeren. Een absoluut
lymfocytenaantal van <0,2 x 10
9
/l dient, indien bevestigd, te leiden tot een onderbreking van de
behandeling met ponesimod totdat de waarden gestegen zijn tot >0,8 x 10
9
/l; op dat punt kan
hervatting van de behandeling met ponesimod worden overwogen.
Bij patiënten met ernstige actieve infectie dient het begin van de toediening van ponesimod te worden
uitgesteld, totdat de infectie is verdwenen.
Bij patiënten die tijdens de behandeling symptomen van een infectie hebben, dienen effectieve
diagnostische en therapeutische strategieën te worden toegepast. Als een patiënt een ernstige infectie
krijgt, dient opschorting van de behandeling met ponesimod te worden overwogen.
In het ontwikkelingsprogramma herstelden farmacodynamische effecten, zoals een verlagend effect op
het aantal perifere lymfocyten, zich tot normaal binnen 1 week na het stoppen met ponesimod. In de
OPTIMUM-studie herstelde het aantal perifere lymfocyten zich binnen 2 weken na het stoppen met
ponesimod - het eerste geëvalueerde tijdstip - tot normaal. Men dient gedurende 1-2 weken nadat
ponesimod is stopgezet waakzaam te blijven voor klachten en verschijnselen van infectie (zie
hieronder en rubriek 4.8).
Herpesvirusinfecties
In het ontwikkelingsprogramma van ponesimod zijn gevallen gemeld van herpesvirusinfectie (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die geen door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg bevestigde voorgeschiedenis
hebben van varicella-zostervirus (VZV) (waterpokken) of zonder documentatie van een volledige
vaccinatiekuur tegen VZV dienen te worden getest op antilichamen tegen VZV voordat behandeling
wordt ingesteld. Bij antilichaam-negatieve patiënten wordt een volledige vaccinatiekuur met
varicella-vaccin aanbevolen voordat met de behandeling met ponesimod wordt begonnen. De
behandeling met ponesimod dient te worden uitgesteld tot 4 weken na de vaccinatie om het volle
effect van de vaccinatie te laten optreden. Zie de paragraaf over vaccinaties hieronder.
Cryptokokkeninfecties
Met andere S1P-receptormodulatoren zijn gevallen gemeld van fatale cryptokokkenmeningitis (CM)
en gedissemineerde cryptokokkeninfecties. In het ontwikkelingsprogramma zijn bij met ponesimod
behandelde patiënten geen gevallen gemeld van CM. Artsen dienen waakzaam te zijn voor klinische
klachten en verschijnselen van CM. Patiënten met klachten en verschijnselen die passen bij een
cryptokokkeninfectie dienen direct diagnostisch te worden beoordeeld en te worden behandeld. De
behandeling met ponesimod dient te worden opgeschort totdat een cryptokokkeninfectie is uitgesloten.
Als er een diagnose CM is gesteld, dient de geëigende behandeling te worden ingesteld.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is een opportunistische virale infectie van de
hersenen, veroorzaakt door het John-Cunningham-virus (JCV), die gewoonlijk alleen voorkomt bij
patiënten die immuungecompromitteerd zijn en die gewoonlijk leidt tot de dood of tot ernstige
invaliditeit. Kenmerkende symptomen die gepaard gaan met PML zijn van diverse aard, verergeren in
8
de loop van dagen tot weken en bestaan onder andere uit progressieve zwakte aan één zijde van het
lichaam of onhandigheid van ledematen, visusstoornissen en veranderingen in het denken, het
geheugen en de oriëntatie, met verwardheid en veranderingen in de persoonlijkheid tot gevolg.
In het ontwikkelingsprogramma zijn bij met ponesimod behandelde patiënten geen gevallen van PML
gemeld. PML is echter wel gemeld bij patiënten behandeld met een S1P-receptormodulator en andere
behandelingen van multiple sclerose (MS) en is in verband gebracht met enkele risicofactoren (bijv.
immuungecompromitteerde patiënten, polyfarmacie met immunosuppressiva). Artsen dienen
waakzaam te zijn voor klinische symptomen of MRI-bevindingen die kunnen wijzen op PML.
MRI-bevindingen kunnen duidelijk zijn voordat er sprake is van klinische klachten of verschijnselen.
Bij een vermoeden van PML moet de behandeling met ponesimod worden onderbroken totdat PML is
uitgesloten. Als PML wordt bevestigd, moet de behandeling met ponesimod worden gestaakt.
Eerdere en gelijktijdige behandeling met antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve middelen
Bij patiënten die antineoplastische, immunomodulerende of immunosuppressieve middelen gebruiken
(waaronder corticosteroïden), of als er sprake is van een voorgeschiedenis van eerder gebruik van deze
geneesmiddelen, dient er rekening te worden gehouden met mogelijke onbedoelde additieve effecten
op het immuunsysteem voordat behandeling met ponesimod wordt ingesteld (zie rubriek 4.5).
Bij het overstappen van geneesmiddelen met langdurige effecten op het immuunsysteem moet
rekening worden gehouden met de halfwaardetijd en het werkingsmechanisme van deze
geneesmiddelen om mogelijke onbedoelde additieve effecten op het immuunsysteem te voorkomen,
terwijl tegelijkertijd de risico’s van reactivering van de ziekte tot een minimum beperkt moeten
worden als behandeling met ponesimod wordt ingesteld.
Farmacokinetische/farmacodynamische modellering geeft aan dat het aantal lymfocyten bij >90% van
de gezonde proefpersonen binnen 1 week na het stoppen met de behandeling met ponesimod
terugkeerde naar het normale bereik (zie rubriek 5.1). In het ontwikkelingsprogramma werden
farmacodynamische effecten, zoals verlaging van het aantal perifere lymfocyten, binnen 1 week na de
laatste dosis weer normaal.
Gebruik van immunosuppressiva kan leiden tot een additief effect op het immuunsysteem, en daarom
is het nodig voorzichtig te zijn tot 1 week na de laatste dosis ponesimod (zie rubriek 4.5).
Vaccinaties
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid van vaccinaties bij
patiënten die ponesimod gebruiken. Vaccinaties kunnen minder effectief zijn als ze worden toegediend
tijdens behandeling met ponesimod.
Vermijd het gebruik van levende, verzwakte vaccins zolang patiënten ponesimod gebruiken. Als
immunisatie met een levend, verzwakt vaccin is vereist, dient de ponesimod-behandeling 1 week voor
en tot 4 weken na een geplande vaccinatie te worden onderbroken (zie rubriek 4.5).
Macula-oedeem
Ponesimod vergroot het risico op macula-oedeem (zie rubriek 4.8). Een oftalmologische beoordeling
van de fundus, inclusief de macula, wordt aanbevolen bij alle patiënten alvorens met de behandeling te
beginnen en nogmaals op welk tijdstip dan ook als een patiënt die wordt behandeld met ponesimod
een verandering in het gezichtsvermogen meldt.
Volgens de ervaring in klinisch onderzoek bij patiënten met alle doses van ponesimod trad
macula-oedeem op bij 0,7%; de meerderheid van de patiënten had vooraf bestaande risicofactoren of
comorbiditeiten. De meeste gevallen traden op binnen de eerste 6 behandelmaanden.
Ponesimod-behandeling dient niet te worden ingesteld bij patiënten met macula-oedeem totdat dit is
verdwenen.
9
Voortzetting van ponesimod-behandeling bij patiënten met macula-oedeem is niet onderzocht.
Oogheelkundige beoordeling moet worden uitgevoerd bij patiënten die visuele symptomen van
macula-oedeem ervaren en, indien bevestigd, moet de behandeling met ponesimod worden stopgezet.
Bij het beslissen of de behandeling met ponesimod na resolutie dient te worden hervat, dient rekening
te worden gehouden met de mogelijke voordelen en risico's voor de individuele patiënt.
Macula-oedeem bij patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis of met diabetes mellitus
Patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis en patiënten met diabetes mellitus hebben een
verhoogd risico op macula-oedeem tijdens behandeling met S1P-receptormodulatoren. Daarom dient
de fundus, inclusief de macula, bij deze patiënten vóór het instellen van de behandeling met
ponesimod te worden onderzocht en regelmatig te worden opgevolgd tijdens de behandeling.
Respiratoire effecten
Dosisafhankelijke verlaging van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (FEV
1
) en
vermindering van de diffusiecapaciteit van de longen voor koolmonoxide (DL
CO
) werden
waargenomen bij met ponesimod behandelde patiënten, het meest optredend in de eerste maand na het
instellen van de behandeling (zie rubriek 4.8). Respiratoire symptomen die in verband zijn gebracht
met ponesimod-behandeling kunnen worden hersteld door toediening van een kortwerkende
bèta
2
-agonist.
Ponesimod dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een ernstige respiratoire
aandoening, longfibrose en chronisch obstructieve longziekte (COPD). Spirometrische evaluatie van
de respiratoire functie dient tijdens behandeling met ponesimod te worden uitgevoerd indien klinisch
geïndiceerd.
Leverschade
Verhogingen van transaminases kunnen optreden bij patiënten die worden behandeld met ponesimod
(zie rubriek 4.8). Vóór aanvang van de behandeling met ponesimod dienen recente (d.w.z. in de
afgelopen 6 maanden gemeten) transaminase- en bilirubinespiegels te worden beoordeeld.
Bij patiënten bij wie tijdens de behandeling symptomen ontstaan die op een leverfunctiestoornis
wijzen, zoals onverklaarde misselijkheid, braken, abdominale pijn, vermoeidheid, anorexie, rash met
eosinofilie of geelzucht en/of donkere urine, dienen te worden gecontroleerd op levertoxiciteit.
Ponesimod dient te worden gestopt als significante leverschade wordt bevestigd (bijvoorbeeld bij
ALAT > 3 x de bovengrens van de normaalwaarde (upper
limit of normal,
ULN) en totaalbilirubine
> 2 x ULN).
Hoewel er geen gegevens zijn om vast te stellen dat patiënten met vooraf bestaande leverziekte een
verhoogd risico hebben op verhoogde waarden voor de leverfunctietest als ze ponesimod gebruiken,
dient men voorzichtig te zijn wanneer ponesimod wordt gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van significante leverziekte (zie rubriek 4.2).
Verhoogde bloeddruk
Een lichte, reversibele verhoging van de bloeddruk (gemiddelde verandering minder dan 3 mmHg)
werd waargenomen bij patiënten die werden behandeld met ponesimod (zie rubriek 4.8). De bloeddruk
dient tijdens behandeling met ponesimod regelmatig te worden gecontroleerd en op de gepaste manier
te worden behandeld.
Huidneoplasmata
Aangezien er een mogelijk risico is op huidmaligniteiten (zie rubriek 4.8), dienen patiënten die worden
behandeld met ponesimod te worden gewaarschuwd zich niet zonder bescherming bloot te stellen aan
10
zonlicht. Deze patiënten mogen niet gelijktijdig fototherapie met UV-B-straling of
PUVA-fotochemotherapie krijgen.
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Uit dieronderzoek is gebleken dat ponesimod schade kan toebrengen aan de foetus. Vanwege het
risico voor de foetus is ponesimod gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die
zwanger kunnen worden en die geen effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3 en 4.6). Vóór
aanvang van de behandeling bij vrouwen die zwanger kunnen worden, moet er een negatieve uitslag
van een zwangerschapstest beschikbaar zijn (zie rubriek 4.6). Omdat het ongeveer 1 week duurt om
ponesimod uit het lichaam te elimineren, dienen vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie te gebruiken om zwangerschap tijdens en 1 week na het stoppen met de
ponesimod-behandeling te voorkomen.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom
Zeldzame gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met een S1P-receptormodulator. Dergelijke gebeurtenissen zijn niet
gemeld bij met ponesimod behandelde patiënten in het ontwikkelingsprogramma. Echter, in het geval
dat een met ponesimod behandelde patiënt enige onverwachte neurologische of psychiatrische
klachten en verschijnselen (bijv. cognitieve functiestoornissen, gedragsveranderingen, corticale
visusstoornissen of andere neurologisch corticale klachten en verschijnselen), enige klachten en
verschijnselen die kunnen wijzen op een toename van intracraniële druk, of versnelde neurologische
achteruitgang zou ontwikkelen, dan dient de arts direct een volledig lichamelijk en neurologisch
onderzoek in te plannen en een MRI te overwegen. Symptomen van PRES zijn gewoonlijk reversibel
maar kunnen zich ontwikkelen tot ischemische beroerte of een hersenbloeding. Vertraging in de
diagnose en behandeling kan leiden tot permanente neurologische gevolgen. Bij vermoeden van PRES
dient ponesimod te worden gestopt.
Terugkeer van de ziekteactiviteit na stopzetting van de behandeling met ponesimod
In zeldzame gevallen is na stopzetting van de behandeling met een S1P-receptormodulator melding
gemaakt van ernstige exacerbatie van de ziekte, waaronder
rebound
van de ziekte. Er moet rekening
worden gehouden met de kans op ernstige exacerbatie van de ziekte na stopzetting van de behandeling
met ponesimod. Patiënten moeten worden geobserveerd op een ernstige exacerbatie of terugkeer van
hevige ziekteactiviteit na stopzetting van de behandeling met ponesimod en zo nodig moet een gepaste
behandeling worden ingesteld (zie hierboven).
Hulpstoffen
Lactose
Ponvory bevat lactose (zie rubriek 2). Patiënten met zeldzame erfelijke problemen van galactose-
intolerantie, totale lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet
gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Antineoplastische, immunomodulerende of immunosuppressieve behandelingen
Ponesimod is niet onderzocht in combinatie met antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve behandelingen. Bij gelijktijdige toediening dient men voorzichtig te zijn
vanwege het risico van additieve immuuneffecten tijdens een dergelijke behandeling en in de weken
na toediening (zie rubriek 4.4).
11
Anti-aritmica, QT-verlengende geneesmiddelen, geneesmiddelen die de hartfrequentie kunnen
verlagen
Ponesimod is niet onderzocht bij patiënten die QT-verlengende geneesmiddelen gebruikten (zie
rubriek 4.4).
Bètablokkers
Het negatief chronotroop effect van gelijktijdige toediening van ponesimod en propranolol werd
geëvalueerd in een speciale studie naar de farmacodynamiek en veiligheid. De toevoeging van
ponesimod aan propranolol bij
steady state
heeft een additief effect op de hartfrequentie.
In een geneesmiddel-interactiestudie werd het titratieschema van ponesimod (zie rubriek 4.2)
toegepast bij proefpersonen die behandeld werden met propranolol (80 mg) eenmaal daags bij
steady
state.
In vergelijking met alleen ponesimod veroorzaakte de combinatie met propranolol na de eerste
dosis ponesimod (2 mg) een afname van de hartslag met 12,4 slagen/min (90%-BI: -15,6 tot -9,1) in de
gemiddelde hartfrequentie gemeten over een uur; de eerste dosis van ponesimod van 20 mg na
optitratie veroorzaakte een afname van 7,4 slagen/min (90%-BI: -10,9 tot -3,9) in de gemiddelde
hartfrequentie over een uur. In de farmacokinetiek van ponesimod of propranolol werden geen
significante veranderingen waargenomen.
Vaccins
Vaccinaties kunnen minder werkzaam zijn als ze worden toegediend tijdens behandeling met
ponesimod en tot 1 week nadat de behandeling is gestopt (zie rubriek 4.4).
Het gebruik van levende verzwakte vaccins kan het risico van infectie in zich dragen en moet daarom
worden vermeden tijdens ponesimod-behandeling en tot 1 week na het stoppen met de behandeling
met ponesimod (zie rubriek 4.4).
Effect van andere geneesmiddelen op ponesimod
Het is onwaarschijnlijk dat geneesmiddelen die belangrijke CYP- of UGT-enzymen remmen, invloed
hebben op de farmacokinetiek van ponesimod (zie rubriek 5.2).
Gelijktijdige toediening van ponesimod met sterke inductoren van meerdere metabole routes van
ponesimod (zie rubriek 5.2) kunnen de systemische blootstelling aan ponesimod verlagen. Het is
onduidelijk of deze verlaging klinisch relevant is.
Ponesimod is geen substraat van de transporteiwitten P-gp, BCRP, OATP1B1 of OATP1B3. Het is
onwaarschijnlijk dat geneesmiddelen die deze transporteiwitten remmen, invloed hebben op de
farmacokinetiek van ponesimod.
Effect van ponesimod op andere geneesmiddelen
Het is onwaarschijnlijk dat ponesimod en de metabolieten ervan enige klinisch relevante potentie
vertonen voor geneesmiddelinteractie via CYP- of UGT-enzymen of via transporteiwitten (zie
rubriek 5.2).
Orale anticonceptiva
Gelijktijdige toediening van ponesimod met een oraal hormonaal anticonceptivum (met 1 mg
norethisteron/norethindron en 35 mcg ethinylestradiol) liet geen klinische relevante farmacokinetische
interactie met ponesimod zien. Daarom wordt niet verwacht dat gelijktijdig gebruik van ponesimod de
werkzaamheid van hormonale anticonceptiva zal verminderen. Er zijn geen interactiestudies
12
uitgevoerd met orale anticonceptiva met andere progestagenen. Een effect van ponesimod op de
blootstelling hiervan wordt echter niet verwacht.
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie bij vrouwen
Ponvory is gecontra-indiceerd bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3). Vóór aanvang van de behandeling met Ponvory bij vrouwen
die zwanger kunnen worden, moet daarom een negatieve uitslag van een zwangerschapstest zijn
verkregen en dient informatie te worden verstrekt over de mogelijkheid van een ernstig risico voor de
foetus en de noodzaak van effectieve anticonceptie tijdens behandeling met ponesimod. Aangezien het
na het stoppen met de behandeling ongeveer 1 week duurt om ponesimod uit het lichaam te
elimineren, kan het mogelijke risico voor de foetus aanwezig blijven en moeten vrouwen tijdens deze
periode effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.4).
In de checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg staan ook specifieke maatregelen.
Deze maatregelen moeten worden geïmplementeerd voordat ponesimod aan vrouwelijke patiënten
wordt voorgeschreven en tijdens hun behandeling.
Als de behandeling met ponesimod wordt gestopt omdat de patiënt zwanger wil worden, moet
rekening worden gehouden met de mogelijke terugkeer van de ziekteactiviteit (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap (zie rubriek 4.3). Hoewel er geen gegevens zijn
over het gebruik van ponesimod bij zwangere vrouwen, is uit dieronderzoek reproductietoxiciteit
gebleken (zie rubriek 5.3). Als een vrouw tijdens de behandeling zwanger wordt, moet de behandeling
met ponesimod onmiddellijk worden gestopt. Er moet medische advies worden gegeven over het risico
van schadelijke effecten op de foetus als gevolg van de behandeling (zie rubriek 5.3) en er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden.
Op basis van klinische ervaring bij patiënten die met een andere S1P-receptormodulator werden
behandeld, is het gebruik in verband gebracht met een verhoogd risico op ernstige congenitale
misvormingen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ponesimod of de metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Een
studie bij lacterende ratten heeft aanwijzingen gegeven voor uitscheiding van ponesimod in
moedermelk (zie rubriek 5.3). Een risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Het effect van ponesimod op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. Gegevens uit
preklinisch onderzoek wijzen er niet op dat ponesimod gepaard zou gaan met een verhoogd risico op
verminderde vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ponvory heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
13
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn nasofaryngitis (19,7%), alanineaminotransferase verhoogd
(17,9%) en bovensteluchtweginfectie (11%).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die met ponesimod werden gemeld in gecontroleerde klinische studies en
niet-gecontroleerde extensiestudies worden weergegeven in volgorde van frequentie, met de meest
voorkomende reacties eerst. De volgende frequentiecategorieën zijn gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10), vaak
(≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1 000, 1/100), zelden (≥1/10 000, <1/1 000); zeer zelden (<1/10 000); niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2:
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Systeem-/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
urineweginfectie,
bronchitis, influenza,
rhinitis,
luchtweginfectie,
luchtweginfectie viraal,
faryngitis, sinusitis,
virale infectie, herpes
zoster, laryngitis,
pneumonie
lymfopenie,
lymfocytentelling
verlaagd
depressie, insomnia,
angst
duizeligheid,
hypo-esthesie,
somnolentie, migraine
macula-oedeem
vertigo
bradycardie
hypertensie
dyspneu, hoest
dyspepsie
rugpijn, artralgie, pijn in
extremiteit,
ligamentverstuiking
vermoeidheid, pyrexie,
oedeem perifeer,
borstongemak
droge mond
gewrichtszwellin
g
Soms
Infecties en parasitaire
aandoeningen
nasofaryngitis,
bovenste-
luchtweginfectie
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Maag
darmstelselaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornisse
n
14
Onderzoeken
alanine-
aminotransferase
verhoogd
aspartaataminotransferas
e verhoogd,
hypercholesterolemie,
leverenzym verhoogd,
C-reactief proteïne
verhoogd, transaminases
verhoogd, cholesterol in
bloed verhoogd
hyperkaliëmie
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bradyaritmie
In de fase III-studie OPTIMUM (zie rubriek 5.1), trad bradycardie bij het instellen van de behandeling
(op dag 1 sinusbradycardie/hartfrequentie minder dan 50 slagen/min op het ECG) op bij 5,8% van de
met ponesimod behandelde patiënten, tegenover 1,6% van de patiënten die teriflunomide 14 mg
kregen. Patiënten bij wie bradycardie optrad, waren in het algemeen asymptomatisch. Bradycardie
verdween bij alle patiënten zonder interventie en het was niet nodig om te stoppen met de
ponesimod-behandeling. Op dag 1 hadden 3 patiënten behandeld met ponesimod na toediening
asymptomatisch een hartfrequentie lager dan of gelijk aan 40 slagen/min; alle 3 de patiënten hadden al
in de uitgangssituatie een hartfrequentie onder 55 slagen/min.
Het instellen van een ponesimod-behandeling is geassocieerd met voorbijgaande vertragingen in de
AV-geleiding die eenzelfde tijdspatroon volgen als de waargenomen afname van de hartfrequentie
tijdens de dosistitratie. De vertragingen in de AV-geleiding manifesteerden zich als een eerstegraads
AV-blok (verlengd PR-interval op het ECG). Dit kwam in de OPTIMUM-studie voor bij 3,4% van de
met ponesimod behandelde patiënten en bij 1,2% van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. In
de OPTIMUM-studie werd geen tweedegraads AV-blok type Mobitz-I (Wenckebach) waargenomen.
De geleidingsstoornissen waren doorgaans voorbijgaand en asymptomatisch, verdwenen binnen
24 uur, verdwenen zonder interventie, en het was niet nodig om de ponesimod-behandeling stop te
zetten.
Infecties
In de fase III-studie OPTIMUM (zie rubriek 5.1) was het totale infectiepercentage vergelijkbaar bij de
patiënten behandeld met ponesimod en degenen die teriflunomide 14 mg kregen (respectievelijk
54,2% en 52,1%. Nasofaryngitis en virale infecties kwamen meer voor bij met ponesimod behandelde
patiënten. Ernstige infecties (zowel in ernst:
serious,
als in gradatie:
severe)
traden op bij 1,6% van de
met ponesimod behandelde patiënten, tegenover 0,9% van de patiënten die teriflunomide 14 mg
kregen.
In de OPTIMUM-studie was het percentage herpesinfecties niet verschillend tussen de met ponesimod
behandelde patiënten en diegenen die teriflunomide 14 mg kregen (4,8%).
Verlaging aantal lymfocyten in bloed
In de OPTIMUM-studie kreeg 3,2% van de met ponesimod behandelde patiënten een lager
lymfocytenaantal dan 0,2 x 10
9
/l, tegenover geen van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen,
waarbij de waardes in het algemeen weer herstelden tot boven 0,2 x 10
9
/l terwijl ze op hun
behandeling met ponesimod bleven.
Macula-oedeem
In de OPTIMUM-studie werd macula-oedeem gemeld bij 1,1% van de met ponesimod behandelde
patiënten, tegenover geen van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen.
Verhoging van leverenzymen
In de OPTIMUM-studie steeg ALAT bij 17,3% van de met ponesimod behandelde patiënten tot drie
keer de bovengrens van de normaalwaarde (upper
limit of normal,
ULN) en bij 4,6% tot vijf keer de
ULN. Bij de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen was dat respectievelijk bij 8,3% en 2,5%.
ALAT steeg bij 0,7% van de met ponesimod behandelde patiënten tot acht maal ULN, tegenover 2,1%
15
van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. De meerderheid van de verhogingen trad op binnen
6 of 12 maanden na aanvang van de behandeling. ALAT-waarden keerden terug tot normaal nadat
ponesimod was gestopt. De meeste gevallen van ALAT-verhogingen tot ≥3×ULN werden weer
normaal op de voortgezette ponesimod-behandeling, en de overige gevallen na beëindiging van de
behandeling. In klinische studies werd ponesimod stopgezet als de verhoging hoger was dan een
drievoudige verhoging en de patiënt symptomen vertoonde die verband houden met leverdisfunctie.
Insulten
In de OPTIMUM-studie werden gevallen van insulten gemeld bij 1,4% van de met ponesimod
behandelde patiënten, tegenover bij 0,2% van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. Het is niet
bekend of deze gebeurtenissen te maken hadden met de effecten van MS, met ponesimod, of met een
combinatie van beide.
Respiratoire effecten
Dosisafhankelijke verlagingen van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (FEV
1
) werden
waargenomen bij patiënten behandeld met ponesimod (zie rubriek 4.4). In de OPTIMUM-studie had
van de met ponesimod behandelde patiënten een groter deel een verlaging van meer dan 20% t.o.v. de
uitgangssituatie in percentage voorspeld FEV
1
dan van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen,
namelijk respectievelijk 19,4% en 10,6%. De afname van percentage voorspeld FEV
1
na 2 jaar t.o.v.
de uitgangssituatie was 8,3% bij met ponesimod behandelde patiënten tegenover 4,4% bij patiënten
die teriflunomide 14 mg kregen. De veranderingen in FEV
1
en DL
CO
bleken na stopzetting van de
behandeling gedeeltelijk reversibel te zijn. In de OPTIMUM-studie stopten 7 patiënten met ponesimod
vanwege pulmonale bijwerkingen (dyspneu). Ponesimod is onderzocht bij MS-patiënten met lichte tot
matige astma of COPD. De veranderingen in FEV
1
waren in deze subgroep vergelijkbaar met de
subgroep van patiënten zonder longziekte in de uitgangssituatie.
Verhoogde bloeddruk
In de OPTIMUM-studie hadden met ponesimod behandelde patiënten een gemiddelde verhoging van
2,9 mmHg in de systolische bloeddruk en van 2,8 mmHg in de diastolische bloeddruk, tegenover
respectievelijk 2,8 mmHg en 3,1 mmHg bij patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. En verhoging in
de bloeddruk met ponesimod werd voor het eerst opgemerkt na ongeveer 1 maand na het instellen van
de behandeling en bleef bij voortgezette behandeling aanwezig. De bloeddrukwaarden na stopzetting
van de ponesimod-behandeling wijzen op reversibiliteit. Hypertensie werd als bijwerking gemeld bij
10,1% van de met ponesimod behandelde patiënten en bij 9,0% van de patiënten die teriflunomide
14 mg kregen.
Huidneoplasmata
In de OPTIMUM-studie werd bij met ponesimod behandelde patiënten één geval gemeld van een
maligne melanoom en twee gevallen van basaalcelcarcinoom (0,4%), tegenover één geval van
basaalcelcarcinoom (0,2%) bij patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. Een verhoogd risico op
cutane maligniteiten is gemeld bij gebruik van een andere S1P-receptormodulator.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen en klachten
Bij patiënten die een overdosis ponesimod hebben ingenomen is het - in het bijzonder bij het beginnen
of hervatten van de behandeling - belangrijk te letten op klachten en verschijnselen van zowel
bradycardie als AV-geleidingsblok, mogelijk met monitoring gedurende de nacht. De hartfrequentie
en bloeddruk dienen regelmatig gecontroleerd te worden, en er dienen ECG's te worden uitgevoerd
(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
16
Behandeling
Er is geen specifiek antidotum voor ponesimod. Noch dialyse, noch plasmawisseling zal resulteren in
relevante verwijdering van ponesimod uit het lichaam. De verlaging van de hartfrequentie als gevolg
van ponesimod kan worden omgekeerd door atropine.
In het geval van overdosering dient ponesimod te worden gestopt en dient een algemene
ondersteunende behandeling te worden gegeven totdat de klinische toxiciteit is verminderd of
verdwenen. Het is te adviseren een vergiftigingscentrum te raadplegen om de nieuwste aanbevelingen
te verkrijgen voor het behandelen van een overdosis.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code:
L04AA50
Werkingsmechanisme
Ponesimod is een modulator van de sfingosine-1-fosfaatreceptor (een S1P-receptormodulator).
Ponesimod bindt met hoge affiniteit aan de S1P-receptor 1, gelegen op lymfocyten.
Ponesimod blokkeert de capaciteit van lymfocyten om vanuit lymfeklieren te migreren. Hierdoor
neemt het aantal lymfocyten in perifeer bloed af. Het mechanisme waarmee ponesimod bij multiple
sclerose therapeutische effecten uitoefent, kan te maken hebben met een verminderde migratie van
lymfocyten naar het centraal zenuwstelsel.
Farmacodynamische effecten
Immuunsysteem
Bij gezonde vrijwilligers veroorzaakt ponesimod vanaf een eenmalige dosis van 5 mg een
dosisafhankelijke afname van het aantal lymfocyten in perifeer bloed, veroorzaakt door reversibele
sekwestratie van lymfocyten in lymfoïde weefsels, waarbij de grootste afname 6 uur na toediening
wordt waargenomen. Na 7 dagelijkse doses van 20 mg was de grootste afname in het absolute
gemiddelde aantal lymfocyten tot 26% van de uitgangssituatie (650 cellen/µl), waargenomen 6 uur na
toediening. Dit treft subsets van B-cellen [CD19+] en T-cellen [CD3+] uit perifeer bloed,
T-helpercellen [CD3+CD4+] en cytotoxische T-cellen [CD3+CD8+], maar niet NK-cellen.
T-helpercellen waren gevoeliger voor de effecten van ponesimod dan cytotoxische T-cellen.
Farmacokinetische/farmacodynamische modellering geeft aan dat het aantal lymfocyten bij >90% van
de gezonde proefpersonen binnen 1 week na het stoppen met de behandeling met ponesimod
terugkeerde naar het normale bereik. In het ontwikkelingsprogramma keerde het aantal perifere
lymfocyten binnen 1 week na stopzetting van ponesimod terug naar het normale bereik.
In de OPTIMUM-studie was het aantal lymfocyten bij het eerste geplande vervolgbezoek (dag 15) na
stopzetting van de behandeling met ponesimod bij 94% van de patiënten teruggekeerd naar het
normale bereik en bij 99% van de patiënten tot boven 0,8 x 10
9
cellen/l.
Hartfrequentie en hartritme
Ponesimod veroorzaakt na aanvang van de behandeling een voorbijgaande dosisafhankelijke afname
van de hartfrequentie en vertraging van de AV-geleiding (zie rubriek 4.4). De hartfrequentie neemt af
tot een plateau bij doses hoger dan of gelijk aan 40 mg, en bradyaritmische gebeurtenissen (AV-blok)
werden onder behandeling met ponesimod in hogere incidentie waargenomen dan bij placebo. Dit
effect begint binnen het eerste uur na de toediening en is 2-4 uur na toediening maximaal. De
17
hartfrequentie keert in het algemeen op dag 1, 4-5 uur na toediening, terug naar het niveau van voor de
toediening en het effect neemt bij herhaalde toediening af, wat wijst op tolerantie.
Met de geleidelijke optitratie van ponesimod wordt de afname van de hartfrequentie minder
uitgesproken en er werd geen tweedegraads AV-blok van type Mobitz-II of hogeregraads AV-blok
waargenomen.
De afname van de hartfrequentie veroorzaakt door ponesimod kan worden omgekeerd door atropine.
Effect op het QT/QTc-interval en cardiale elektrofysiologie
In een grondig onderzoek naar de QT, met supra-therapeutische doses van 40 mg en 100 mg
(respectievelijk 2-maal en 5-maal de aanbevolen onderhoudsdosis) ponesimod bij
steady state,
leidde
behandeling met ponesimod tot lichte verlenging van het individueel gecorrigeerde QT
(QTcI)-interval, waarbij de bovengrens van het tweezijdige 90%-betrouwbaarheidsinterval (BI)
11,3 ms (bij 40 mg) en 14,0 ms (bij 100 mg) was. Er was geen consistent signaal dat behandeling met
ponesimod gepaard gaat met een verhoogde incidentie van QTcI-uitschieters, noch in de absolute
waarden, noch in de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie. Op basis van het verband tussen
concentratie en effect wordt er geen klinisch relevant effect verwacht op het QTc-interval bij de
therapeutische dosis van 20 mg (zie rubriek 4.4).
Longfunctie
Dosisafhankelijke afnames in absolute waardes van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde
werden waargenomen bij met ponesimod behandelde proefpersonen en deze waren groter dan bij
proefpersonen die placebo gebruikten (zie rubriek 4.8).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid van ponesimod werd onderzocht in de fase III-studie OPTIMUM, een
multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde superioriteitsstudie met actieve controle en parallelle
groepen bij patiënten met recidiverende MS (RMS) die gedurende 108 weken werden behandeld. In de
studie werden patiënten opgenomen met recidiverend beloop van MS vanaf het begin (RRMS of
SPMS met bovendien recidieven) en een score op de
Expanded Disability Status Scale
(EDSS) van
0 tot 5,5, die in het voorgaande jaar ten minste één recidief hadden gehad, of twee recidieven in de
voorgaande twee jaar, of met minstens één met gadolinium aangekleurde (gadolinium-enhancing,
Gd+) laesie op een hersen-MRI binnen de voorafgaande 6 maanden of in de uitgangssituatie.
Patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling eenmaal daags met ofwel ponesimod ofwel
teriflunomide 14 mg, te beginnen met een 14-daagse dosistitratie (zie rubriek 4.2). Neurologische
beoordelingen werden elke 12 weken uitgevoerd, en bovendien ten tijde van een vermoed recidief.
Hersen-MRIs werden uitgevoerd in de uitgangssituatie en in de weken 60 en 108.
Het primaire eindpunt van de studie was het aantal recidieven op jaarbasis (annualised
relapse rate,
ARR) vanaf de uitgangssituatie tot het einde van de studie (EOS). De van tevoren gespecificeerde
hiërarchische testvolgorde om op terug te vallen omvatte het primaire eindpunt en de secundaire
eindpunten: cumulatieve aantal gecombineerde unieke actieve laesies (CUAL, gedefinieerd als nieuwe
Gd+-T1-laesies plus nieuwe of groter wordende T2-laesies [zonder laesies dubbel te tellen]) vanaf de
uitgangssituatie tot week 108; tijd tot 12-weekse
confirmed disability accumulation
(CDA) vanaf de
uitgangssituatie tot EOS; tijd tot 24-weekse CDA vanaf de uitgangssituatie tot EOS. Een CDA op
12 weken was gedefinieerd als een toename van ten minste 1,5 in EDSS voor proefpersonen met een
uitgangs-EDSS-score van 0, of een toename van ten minste 1,0 in EDSS voor proefpersonen met een
uitgangs-EDSS-score van 1,0 tot 5,0, of een toename van ten minste 0,5 in EDSS voor proefpersonen
met een uitgangs-EDSS-score van ≥5,5, die na 12 weken was bevestigd.
In de OPTIMUM-studie werden 1 133 patiënten gerandomiseerd naar ofwel ponesimod (N=567) of
teriflunomide 14 mg (N=566); 86,4% van de met ponesimod behandelde patiënten en 87,5% van de
met teriflunomide 14 mg behandelde patiënten voltooiden de studie volgens het protocol. De
demografische kenmerken en ziektekenmerken in de uitgangssituatie waren in beide behandelgroepen
18
in evenwicht. In de uitgangssituatie was de gemiddelde leeftijd van de patiënten 37 jaar
(standaarddeviatie 8,74), 97% was wit en 65% was vrouw. De gemiddelde ziekteduur was 7,6 jaar, het
gemiddelde aantal recidieven in het voorgaande jaar was 1,3, en de gemiddelde EDSS-score was 2,6;
57% van de patiënten had nooit eerder een ziektemodificerende behandeling (disease
modifying
treatment,
DMT) voor MS gehad. In de uitgangssituatie had 40% van de met ponesimod behandelde
patiënten één of meer Gd+-T1-laesies op de hersen-MRI (gemiddeld 1,9).
De resultaten worden weergegeven in tabel 3. Analyse van de patiëntenpopulaties met verschillende
uitgangsniveaus van ziekteactiviteit, waaronder ook actieve en zeer actieve ziekte, liet zien dat de
werkzaamheid van ponesimod op de primaire en secundaire eindpunten daarbij consistent was met die
in de totale populatie.
Tabel 3:
Werkzaamheidsresultaten in de OPTIMUM-studie
ponesimod 20 mg
teriflunomide 14 mg
Klinisch eindpunt
N=567
N=566
Primair eindpunt
Gemiddelde
Annualised Relapse Rate
a
0,202
0,290
*
30,5% (p=0,0003)
Relatieve reductie
(95%-CL’s: 15,2%; 43,0%)
Patiënten met ten minste één
29,3%
39,4%
bevestigd recidief
Secundaire eindpunten
Confirmed Disability Accumulation
(CDA)
b
Patiënten
b
met 12-weekse CDA
Relatiefrisicoreductie
c
Patiënten
b
met 24-weekse CDA
Relatiefrisicoreductie
c
MRI-eindpunten
Cumulatieve aantal
Combined Unique
Active Lesions
(CUAL’s)
Gemiddeld aantal CUAL’s per jaar
d
Relatieve reductie
N=567
10,8%
N=566
13,2%
17% (p=0,2939)
(95%-CL’s: -18%; 42%)
8,7%
10,5%
16% (p=0,3720)
(95%-CL’s: -24%; 43%)
N=539
1,41
N=536
3,16
56% (p<0,0001)
*
(95%-CL’s: 45,8%; 63,6%)
Alle analyses zijn gebaseerd op de volledige analyseset (FAS). Deze bevat alle gerandomiseerde patiënten. 'N' betreft het
aantal patiënten dat in elk van de eindpuntanalyses is opgenomen, per behandelgroep.
a
Gedefinieerd als bevestigde recidieven per jaar tot het einde van de studie (negatief binomiaal regressiemodel met
stratificatievariabelen (EDSS ≤ 3,5 versus EDSS > 3,5; DMT binnen de laatste 2 jaar voor randomisatie [Ja/Nee]) en
het aantal recidieven in het jaar voorafgaand aan de opname in de studie (<=1, >=2) als covariabelen)
b
Op basis van de tijd tot de eerste 12-weekse/24-weekse CDA-gebeurtenis tot het einde van de studie (Kaplan-Meier
schattingen in week 108)
c
Gedefinieerd als tijd tot 12-weekse/24-weekse CDA vanaf de uitgangssituatie tot het einde van de studie (Stratified
Cox proportional hazard model,
p-waarde gebaseerd op de
stratified log rank test).
Twee van tevoren geplande
indirecte vergelijkingsmethodes toonden beide een consistent klinisch betekenisvol effect van ponesimod in
vergelijking met placebo op de tijd tot de eerste 12-weekse CDA, de
Matching-Adjusted Indirect Comparison
(MAIC)-benadering toonde dat ponesimod de 12-weekse CDA met 40% reduceerde in vergelijking met placebo
(hazard
ratio:
0,60 [95%-BI: 0,34; 1,05]) en de
Model-Based Meta-Analysis
(MBMA) liet zien dat ponesimod het
risico van de 12-weekse CDA met 39% reduceerde in vergelijking met placebo (hazard
ratio:
0,61 [95%-CL’s: 0,47;
0,80]).
d
Gedefinieerd als nieuwe Gd+ T1-laesies plus nieuwe of groter wordende T2-laesies [zonder laesies dubbel te tellen]
per jaar van de uitgangssituatie tot week 108 (negatief binomiaal regressiemodel met stratificatiefactoren en Gd+-
T1-laesies (aanwezig/afwezig) in de uitgangssituatie als covariabelen)
* statistisch significant volgens de van tevoren vastgestelde teststrategie op multipliciteit, CL’s:
Confidence Limits
19
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Ponvory in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met multiple sclerose (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van ponesimod is bij gezonde proefpersonen en proefpersonen met multiple
sclerose gelijk.
Het farmacokinetische profiel van ponesimod toonde ‘lage tot matige’ interindividuele variabiliteit,
ongeveer 6% - 33% en ‘lage’ intra-individuele variabiliteit, ongeveer 12% - 20%.
Absorptie
De tijd waarin de maximale plasmaconcentratie van ponesimod wordt bereikt, is 2-4 uur na
toediening. De absolute orale biologische beschikbaarheid van een dosis van 10 mg is 83,8%.
Effect van voedsel
Voedsel heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van ponesimod. Daarom kan
ponesimod met of zonder voedsel worden ingenomen.
Distributie
Na intraveneuze toediening aan gezonde proefpersonen is het distributievolume van ponesimod bij
steady state
160 liter.
Ponesimod wordt in hoge mate gebonden aan plasma-eiwitten (> 99%) en wordt voornamelijk
(78,5%) verdeeld naar de plasmafractie van volbloed. Dierstudies laten zien dat ponesimod de
bloed-hersenbarrière gemakkelijk passeert.
Biotransformatie
Ponesimod wordt bij de mens uitgebreid gemetaboliseerd voordat het wordt uitgescheiden, hoewel
onveranderd ponesimod het belangrijkste circulerende onderdeel in plasma was. Twee inactieve
circulerende metabolieten, M12 en M13, zijn ook in plasma bij de mens aangetoond. M13 is
verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de totale blootstelling aan actief geneesmiddel en M12 voor
6%. Beide metabolieten zijn inactief op de S1P-receptoren in concentraties die worden bereikt met
therapeutische doses van ponesimod.
In-vitro-studies
met preparaten van menselijke lever geven aan dat ponesimod wordt gemetaboliseerd
door meerdere, afzonderlijke enzymsystemen, waaronder diverse CYP450- (CYP2J2, CYP3A4,
CYP3A5, CYP4F3A en CYP4F12), UGT- (voornamelijk UGT1A1 en UGT2B7) en non-CYP450-
oxidatieve enzymen, zonder opvallend grote bijdrage van enig afzonderlijk enzym.
In-vitro-onderzoeken
geven aan dat ponesimod en zijn metaboliet M13 bij de therapeutische dosis van
20 mg eenmaal daags geen klinisch relevante geneesmiddelinteractiecapaciteit vertoont voor CYP- of
UGT-enzymen of transporteiwitten.
Eliminatie
Na een eenmalige intraveneuze toediening is de totale klaring van ponesimod 3,8 liter/uur. De
eliminatiehalfwaardetijd na orale toediening is ongeveer 33 uur.
Na een eenmalige orale toediening van
14
C-ponesimod werd 57% tot 80% van de dosis teruggevonden
in feces (16% als onveranderd ponesimod), en 10% tot 18% in urine (geen onveranderd ponesimod).
20
Lineariteit/non-lineariteit
Na orale toediening van ponesimod namen de C
max
en de AUC ongeveer dosisgerelateerd toe in het
onderzochte dosisbereik (1-75 mg). Bij
steady state
zijn de waarden ongeveer 2,0 tot 2,6 maal hoger
dan met een eenmalige dosis en worden bereikt na 4 dagen toediening van de onderhoudsdosis van
ponesimod.
Specifieke patiëntengroepen
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een nierfunctiestoornis. Bij volwassen
proefpersonen met matige of ernstige nierfunctiestoornis (geschatte creatinineklaring (CrCl) zoals
bepaald met de Cockroft-Gault-formule tussen 30 en 59 ml/min voor matige en <30 ml/min voor
ernstige), waren er geen significante veranderingen in de C
max
en AUC van ponesimod in vergelijking
met proefpersonen met een normale nierfunctie (CrCl>90 ml/min). Het effect van dialyse op de
farmacokinetiek van ponesimod is niet onderzocht. Als gevolg van de hoge binding aan
plasma-eiwitten (meer dan 99%) van ponesimod, wordt niet verwacht dat dialyse de totale en
ongebonden ponesimod-concentratie verandert en op basis van deze overwegingen wordt niet
verwacht dat dosisaanpassingen nodig zijn.
Leverfunctiestoornis
Bij volwassen proefpersonen zonder MS, met lichte, matige of ernstige leverfunctiestoornis
(respectievelijk Child-Pugh-klasse A, B en C, N=8 in elke categorie) was de AUC
0-∞
van ponesimod
respectievelijk verhoogd met een factor 1,3, 2,0 en 3,1 in vergelijking met gezonde proefpersonen. Op
basis van de farmacokinetische populatiebeoordeling in een grotere groep proefpersonen (N=1 245),
waaronder 55 proefpersonen met MS met lichte leverinsufficiëntie (ingedeeld op basis van de criteria
van de
National Cancer Institute - Organ Dysfunction Working Group)
was de schatting een
1,1-voudige toename van de AUC
0-∞
van ponesimod bij deze groep in vergelijking met proefpersonen
met een normale leverfunctie.
Ponesimod is gecontra-indiceerd bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis,
aangezien de risico’s op bijwerkingen groter kunnen zijn.
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klasse A).
Leeftijd
De resultaten uit een farmacokinetische populatieanalyse gaf aan dat leeftijd (bereik: 17 tot 65 jaar)
geen significant effect heeft op de farmacokinetiek van ponesimod. Ponesimod is niet onderzocht bij
de populatie van ouderen (>65 jaar).
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch significant effect op de farmacokinetiek van ponesimod.
Ras
Er werden geen klinisch relevante farmacokinetische verschillen waargenomen tussen Japanse en
Kaukasische of zwarte en witte proefpersonen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In de long werden voorbijgaande adaptieve pulmonale histiocytose en toegenomen longgewicht
waargenomen bij muizen, ratten en honden na 4 weken toediening van ponesimod, maar na 13 tot
52 weken toediening waren die bevindingen niet langer aanwezig of ze waren minder uitgesproken.
De
no-observed-adverse-effect-levels
(NOAEL’s) voor longverschijnselen werden vastgesteld in
toxiciteitsstudies van 4 weken bij ratten en honden en deze NOAEL’s gingen gepaard met waarden
voor C
max
en AUC
0-24
die vergelijkbaar waren met of lager waren dan die bij systemische blootstelling
21
bij de mens na gebruik van de aanbevolen dosis voor de mens (recommended
human dose,
RHD) van
20 mg/dag.
Bij de hond waren arteriële laesies die werden waargenomen in het hart, secundair aan
hemodynamische veranderingen. De hond staat erom bekend bijzonder gevoelig te zijn voor
hemodynamische veranderingen in het hart en de toxiciteit die daarmee gepaard gaat, is mogelijk
soortspecifiek en niet voorspellend voor een risico bij de mens. In vergelijking met systemische
blootstelling bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag was de NOAEL bij de hond 4,3 en 6,2 maal de
systemische blootstelling bij de mens op basis van respectievelijk de AUC
0–24
en de C
max
.
Genotoxiciteit en carcinogeniciteit
Ponesimod vertoonde
in vitro
en
in vivo
geen genotoxisch potentieel.
Carcinogeniciteitsstudies met orale inname van ponesimod en met een duur tot 2 jaar werden
uitgevoerd bij muizen en ratten. Bij ratten werden geen neoplastische laesies waargenomen tot bij de
hoogste geteste dosis, overeenkomend met een plasmablootstelling aan ponesimod (AUC) die
18,7 keer hoger is dan bij de mens bij de RHD van 20 mg. Bij muizen verhoogde ponesimod de
gezamenlijke totale incidentie van hemangiosarcoom en hemangioom bij alle behandelde mannelijke
dieren en bij de vrouwelijke dieren die een hoge dosis kregen. De laagste dosis die bij vrouwelijke
dieren werd getest, is het
no-observed-effect-level
(NOEL) voor carcinogenese en de AUC
0-24
is
2,4 keer de systemische blootstelling bij de mens bij de RHD van 20 mg.
Vruchtbaarheid en reproductietoxiciteit
Ponesimod had geen effect op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij ratten bij
plasmablootstellingsniveaus (AUC) tot ongeveer 18 keer (voor mannelijke ratten) en 31 keer (voor
vrouwelijke ratten) de niveaus bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag.
Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan zwangere ratten tijdens de periode van de
organogenese, werden de embryo-foetale overleving, de groei en de morfologische ontwikkeling
ernstig beperkt. Teratogene effecten met grote skelet- en viscerale afwijkingen werden eveneens
waargenomen. Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan zwangere konijnen tijdens de periode
van de organogenese, werd een geringe toename opgemerkt in verlies na de innesteling en in
bevindingen bij de foetus (op de viscera en het skelet). De plasmablootstelling (AUC) bij ratten en
konijnen bij de NOAEL (1 mg/kg/dag bij beide soorten) is lager dan die bij de mens bij de RHD van
20 mg/dag.
Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan vrouwelijke ratten tijdens de hele zwangerschap en
lactatieperiode, werden bij de hoogste geteste dosis bij het nageslacht verminderde overleving en
gewichtstoename van de jongen en vertraagde seksuele rijping waargenomen. Bij de F1-vrouwelijke
dieren was vruchtbaarheid verminderd. De AUC
0-24
bij de NOAEL van 10 mg/kg/dag is 1,2 tot
1,5 keer die bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag. Ponesimod was aanwezig in het plasma van de
F1-jongen, wat wijst op blootstelling vanuit de moedermelk.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Croscarmellosenatrium
Lactosemonohydraat
Magnesiumstearaat
Microkristallijne cellulose
Povidon K30
Colloïdaal watervrij siliciumdioxide
22
Natriumlaurylsulfaat
Filmomhulling
Hypromellose 2910
Lactosemonohydraat
Macrogol 3350
Titaandioxide
Triacetine
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Zwart ijzeroxide (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide geel (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De Alu/alu-blister met droogmiddel bestaat uit een gelamineerde koud vormgegeven aluminium film
met geïntegreerd droogmiddel en een gelamineerde doordruk-afdekfilm van Alu.
23
Startverpakking
Elke blisterverpakking van 14 filmomhulde tabletten voor een behandelingsschema van 2 weken
bevat:
2 filmomhulde tabletten van 2 mg
2 filmomhulde tabletten van 3 mg
2 filmomhulde tabletten van 4 mg
1 filmomhulde tablet van 5 mg
1 filmomhulde tablet van 6 mg
1 filmomhulde tablet van 7 mg
1 filmomhulde tablet van 8 mg
1 filmomhulde tablet van 9 mg
3 filmomhulde tabletten van 10 mg
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten (onderhoudsverpakking)
Verpakking met 28 filmomhulde tabletten of multiverpakking met 84 (3 verpakkingen van 28)
filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
EU/1/21/1550/002
EU/1/21/1550/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 19 mei 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
24
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
25
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan de lancering van Ponvory in elke lidstaat moet de vergunninghouder de inhoud en de
indeling van het educatieve programma, met inbegrip van communicatiemedia, distributiemodaliteiten
en alle overige aspecten van het programma, afstemmen met de nationale bevoegde instantie.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in elke lidstaat waar Ponvory in de handel is, alle
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die van plan zijn Ponvory voor te schrijven een
informatiepakket voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg ontvangt, bestaande uit:
informatie over waar men de meest recente Samenvatting van de productkenmerken (SmPC)
kan vinden;
26
checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;
gids voor patiënten/verzorgers;
herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap.
Checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
De checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moet de volgende kernpunten bevatten.
Dosisverhoging bij het instellen van de behandeling:
Begin de behandeling op dag 1 met één tablet van 2 mg oraal eenmaal daags en vervolg
met het 14-daagse titratieschema zoals uiteengezet in de volgende tabel:
Titratiedag
Dagelijkse dosis
Dag 1 en 2
2 mg
Dag 3 en 4
3 mg
Dag 5 en 6
4 mg
Dag 7
5 mg
Dag 8
6 mg
Dag 9
7 mg
Dag 10
8 mg
Dag 11
9 mg
Dag 12, 13 en 14
10 mg
Na het voltooien van de dosistitratie is de aanbevolen onderhoudsdosis van Ponvory één
tablet van 20 mg eenmaal daags oraal.
Hervatting met Ponvory na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de
onderhoudsperiode
Als er minder dan 4 achtereenvolgende doses zijn gemist, hervat de behandeling dan met
de eerste gemiste dosis.
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn gemist, begin dan opnieuw met de
behandeling met dag 1 (2 mg) van het titratieschema (nieuwe startverpakking).
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses van ponesimod zijn gemist tijdens de titratie- of de
onderhoudsperiode, wordt dezelfde monitoring van de eerste toediening aanbevolen als bij het
instellen van de behandeling.
Vereisten voor controle vóór aanvang van de behandeling
Voor toediening van de eerste dosis van Ponvory
Maak een elektrocardiogram (ECG) om vast te stellen of monitoring bij toediening van de
eerste dosis nodig is. Bij patiënten met bepaalde vooraf bestaande aandoeningen wordt
monitoring aanbevolen bij toediening van de eerste dosis (zie hieronder).
Bekijk de uitslagen van een volledige bloedtelling (complete
blood count,
CBC) met
differentiatie (inclusief het aantal lymfocyten) verkregen binnen 6 maanden voor aanvang
van de behandeling of na stopzetting van de voorgaande behandeling.
Voer een leverfunctietest uit (transaminases, bilirubine) binnen 6 maanden voor aanvang
van de behandeling.
Laat voor aanvang van de behandeling de fundus onderzoeken, inclusief de macula.
Behandeling met Ponvory dient niet te worden ingesteld bij patiënten met macula-oedeem
totdat dit is verdwenen.
Bij vrouwen die zwanger kunnen worden, moet vóór aanvang van de behandeling met
Ponvory een zwangerschapstest met een negatieve uitslag beschikbaar zijn.
Voer een antilichaamtest uit op het varicella-zostervirus (VZV) bij patiënten die geen
door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg bevestigde voorgeschiedenis hebben
van varicella of zonder documentatie van een volledige vaccinatiekuur tegen VZV. Bij
een negatieve test wordt minstens 4 weken voor aanvang van de behandeling met
27
Ponvory VZV-vaccinatie aanbevolen zodat er gelegenheid is het volledige effect van de
vaccinatie te laten optreden.
Bij patiënten met ernstige actieve infectie dient het begin van de toediening van Ponvory
te worden uitgesteld, totdat de infectie is verdwenen.
Ga de huidige en eerdere medicaties na. Als patiënten antineoplastische,
immunosuppressieve of immunomodulerende behandelingen krijgen, of als er sprake is
van een voorgeschiedenis van eerder gebruik van deze geneesmiddelen, houd dan
rekening met mogelijke onbedoelde additieve effecten op het immuunsysteem voordat
met de behandeling wordt begonnen.
Bepaal of patiënten geneesmiddelen gebruiken die de hartfrequentie of de
atrioventriculaire (AV) geleiding kunnen vertragen.
Monitoring bij toediening van de eerste dosis
Aanbevolen voor patiënten met sinusbradycardie (hartfrequentie <55 slagen per minuut
[slagen/min]), een eerstegraads AV-blok of tweedegraads AV-blok type Mobitz-I, of een
voorgeschiedenis van een myocardinfarct of hartfalen meer dan 6 maanden voor aanvang
van de behandeling, die in stabiele toestand zijn.
Monitor patiënten na de eerste toediening gedurende 4 uur op klachten en verschijnselen
van bradycardie met minimaal eenmaal per uur een meting van de pols en de bloeddruk.
Maak bij deze patiënten een ECG aan het eind van de observatieperiode van 4 uur.
Ga in de volgende gevallen door met de monitoring totdat de bevindingen zijn
verdwenen:
hartfrequentie op 4 uur na toediening < 45 slagen/min;
hartfrequentie op 4 uur na toediening geeft de laagste waarde na de toediening;
het ECG op 4 uur na toediening toont een nieuw tweede- of hogeregraads AV-blok.
Als farmacologische behandeling nodig is, ga dan ‘s nachts door met monitoring en
herhaal de 4-uurse monitoring na toediening van de tweede dosis.
Bij de volgende patiënten dient vóór het instellen van Ponvory een cardioloog te worden
geraadpleegd om de algehele voordelen en risico’s en de meest geschikte strategie voor
monitoring te bepalen:
patiënten met aanzienlijke QT-verlenging (QTc > 500 msec) of die al worden behandeld
met QT-verlengende geneesmiddelen met bekende aritmie-inducerende eigenschappen
(risico op
torsade de pointes);
patiënten met atriumfladderen/-fibrilleren of met aritmieën behandeld met anti-aritmica
klasse Ia (bijv. kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijv. amiodaron, sotalol);
patiënten met instabiele ischemische hartziekte, gedecompenseerd hartfalen dat optrad
meer dan 6 maanden voor het instellen van de behandeling, een voorgeschiedenis van
hartstilstand, cerebrovasculaire ziekte (TIA, beroerte meer dan 6 maanden voor het
instellen van de behandeling), en hypertensie die niet onder controle is. Aangezien
aanzienlijke bradycardie bij deze patiënten mogelijk slecht wordt verdragen, wordt
behandeling niet aanbevolen;
patiënten met een voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok type Mobitz-II of een
hogeregraads AV-blok, sick-sinussyndroom, of een sino-atriaal hartblok;
patiënten met een voorgeschiedenis van terugkerende syncope of symptomatische
bradycardie.
Houd bij patiënten die tegelijkertijd worden behandeld met geneesmiddelen die de
hartfrequentie vertragen (bijv. bètablokkers, non-dihydropyridine calciumkanaalblokkers
[diltiazem en verapamil], en andere geneesmiddelen die de hartfrequentie kunnen
vertragen zoals digoxine) rekening met de mogelijke noodzaak om over te stappen op
geneesmiddelen die de hartfrequentie niet verlagen. Gelijktijdig gebruik van deze
geneesmiddelen tijdens het instellen van Ponvory kan gepaard gaan met ernstige
bradycardie en een hartblok.
28
Ponvory is gecontra-indiceerd bij de volgende patiënten:
patiënten met overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen;
patiënten in een immunodeficiënte toestand;
patiënten die de laatste 6 maanden een myocardinfarct, instabiele angina pectoris,
beroerte, TIA, gedecompenseerd hartfalen waarvoor ziekenhuisopname was vereist, of
hartfalen klasse III of IV volgens de
New York Heart Association
(NYHA) hebben
doorgemaakt;
patiënten met een tweedegraads atrioventriculair (AV) blok type Mobitz-II, of
derdegraads AV-blok, of sick-sinussyndroom, tenzij de patiënt een functionerende
pacemaker heeft;
patiënten met ernstige actieve infecties en patiënten met actieve chronische infecties;
patiënten met actieve maligniteiten;
patiënten met matige of ernstige leverfunctiestoornis (respectievelijk Child-Pugh-klasse B
en C);
vrouwen die zwanger zijn en vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken.
Ponvory verlaagt het aantal lymfocyten in perifeer bloed. Voordat behandeling wordt ingesteld,
dienen de uitslagen te worden beoordeeld van een volledige bloedtelling met differentiatie
(inclusief het aantal lymfocyten) verkregen binnen 6 maanden voor aanvang van de behandeling
of na stopzetting van de voorgaande behandeling. Er wordt ook aanbevolen om tijdens de
behandeling periodiek een volledige bloedtelling uit te voeren. Een absoluut lymfocytenaantal
van <0,2 x10
9
/l dient, indien bevestigd, te leiden tot een onderbreking van de behandeling met
Ponvory totdat de waarden gestegen zijn tot >0,8 x10
9
/l; op dat punt kan hervatting van de
behandeling met Ponvory worden overwogen.
Ponvory heeft een immuunonderdrukkend effect waardoor patiënten een verhoogd risico hebben
op infecties, inclusief opportunistische infecties die fataal kunnen zijn, en kan het risico op het
ontstaan van maligniteiten verhogen, in het bijzonder huidmaligniteiten. Patiënten dienen
nauwlettend gecontroleerd te worden, vooral degenen met gelijktijdig aanwezige aandoeningen
of bekende risicofactoren, zoals eerdere immunosuppressieve behandeling. Stopzetting van de
behandeling bij patiënten met een verhoogd risico op infecties of maligniteiten dient per geval te
worden overwogen.
Stel aanvang van de behandeling met Ponvory uit bij patiënten met ernstige actieve
infecties totdat deze zijn verdwenen. Tijdens een ernstige infectie dient opschorting van
de behandeling te worden overwogen. Antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve behandelingen dienen met voorzichtigheid te worden toegediend
tijdens behandeling met Ponvory, vanwege het risico van additieve effecten op het
immuunsysteem, ook bij patiënten met een voorgeschiedenis van eerder gebruik. Om
dezelfde reden dient een beslissing om langdurige gelijktijdige behandeling met
corticosteroïden toe te passen, alleen te worden genomen na zorgvuldige afweging en de
halfwaardetijd en werkingswijze van geneesmiddelen met langdurige immuuneffecten
dienen in overweging te worden genomen bij het omschakelen van deze geneesmiddelen.
Het wordt aanbevolen waakzaam te zijn voor huidmaligniteiten. Waarschuw patiënten om
zich niet zonder bescherming bloot te stellen aan zonlicht en uv-licht. Patiënten mogen
geen gelijktijdige fototherapie met ultraviolet-B (uv-B)-straling of psoraleen en
ultraviolet-A (PUVA)-fotochemotherapie krijgen. Patiënten met vooraf bestaande
huidstoornissen en patiënten met nieuwe of veranderende huidlaesies dienen te worden
verwezen naar een dermatoloog voor gepaste controle.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden klachten en verschijnselen van infecties tijdens
behandeling en tot 1 week na de laatste dosis van Ponvory onmiddellijk aan hun voorschrijvend
arts te melden. Artsen moeten ook waakzaam zijn voor klachten en symptomen van infectie.
Als cryptokokkenmeningitis (CM) wordt vermoed, dient behandeling met Ponvory te
worden opgeschort totdat een cryptokokkeninfectie is uitgesloten. Als CM wordt
gediagnosticeerd, dient een gepaste behandeling te worden ingesteld.
29
Gevallen van fatale CM en gedissemineerde cryptokokkeninfectie zijn gemeld bij
patiënten behandeld met andere sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulatoren.
Artsen dienen waakzaam te zijn voor klinische klachten en symptomen of voor
MRI-bevindingen die wijzen op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML),
een opportunistische virale infectie van de hersenen veroorzaakt door het John
Cunningham-polyomavirus. Als PML wordt vermoed, moet de behandeling met Ponvory
worden onderbroken totdat PML is uitgesloten. Als PML wordt bevestigd, moet
behandeling met Ponvory worden gestaakt.
Er zijn gevallen van PML gemeld bij patiënten behandeld met een andere
S1P-receptormodulator en andere behandelingen voor multiple sclerose (MS).
Gebruik van levende, verzwakte vaccins kan het risico van infectie in zich dragen en
dient daarom te worden vermeden tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na het
stoppen van de behandeling. Als immunisatie met een levend, verzwakt vaccin is vereist,
moet de behandeling met Ponvory vanaf 1 week voor tot 4 weken na een geplande
vaccinatie worden onderbroken.
Een oftalmologisch onderzoek van de fundus, inclusief de macula, wordt aanbevolen bij alle
patiënten:
voorafgaand aan het instellen van de behandeling met Ponvory;
op elk tijdstip als een patiënt tijdens de behandeling met Ponvory een verandering in het
gezichtsvermogen meldt. Behandeling met ponesimod mag niet worden ingesteld bij
patiënten met macula-oedeem voordat dit is verdwenen. Patiënten die zich presenteren
met visussymptomen van macula-oedeem dienen onderzocht te worden; als
macula-oedeem wordt bevestigd, dient de behandeling met Ponvory te worden gestopt.
Als het macula-oedeem is genezen, dienen de mogelijke voordelen en risico’s van
Ponvory te worden overwogen voordat de behandeling wordt hervat.
Bij patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis of diabetes mellitus dient de fundus,
inclusief de macula, vóór het instellen van de behandeling met Ponvory te worden
onderzocht en tijdens de behandeling regelmatig te worden gevolgd.
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken.
Bij vrouwen die zwanger kunnen worden moet voor het instellen van de behandeling een
negatieve uitslag van een zwangerschapstest beschikbaar zijn; tijdens de behandeling
moet het testen op zwangerschap met gepaste tussenpozen worden herhaald.
Voor aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling met Ponvory dient aan
vrouwen die zwanger kunnen worden informatie te worden verstrekt over de
mogelijkheid van een ernstig risico voor de foetus en de noodzaak van effectieve
anticonceptie tijdens behandeling met Ponvory, gefaciliteerd door de
herinneringskaart
voor patiënten met betrekking tot zwangerschap.
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens behandeling met Ponvory en
gedurende minimaal 1 week na stopzetting van de behandeling effectieve anticonceptie
gebruiken.
Minimaal 1 week voordat een vrouw wil proberen zwanger te worden, moet behandeling
met Ponvory worden gestopt.
De ziekteactiviteit kan terugkeren als behandeling met Ponvory is stopgezet vanwege
zwangerschap of omdat de vrouw wil proberen zwanger te worden.
Als een vrouw tijdens de behandeling zwanger wordt, moet de behandeling met Ponvory
onmiddellijk worden gestopt. Er moet medisch advies worden gegeven over het risico van
schadelijke effecten op de foetus als gevolg van de behandeling en er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
30
Artsen worden aangemoedigd om zwangere patiënten op te nemen in het Ponvory
Pregnancy Outcomes Enhanced Monitoring
(POEM) zwangerschapsregister; zwangere
vrouwen kunnen ook zichzelf daarvoor aanmelden.
Verhoging van transaminases en bilirubine kan optreden bij patiënten die Ponvory gebruiken.
Voor aanvang van de behandeling dienen de uitslagen te worden bekeken van een
leverfunctietest van binnen de laatste 6 maanden. Patiënten die tijdens behandeling met Ponvory
symptomen krijgen die mogelijk wijzen op leverdisfunctie, dienen te worden gecontroleerd op
levertoxiciteit, en behandeling dient te worden stopgezet als significante leverschade is
bevestigd (bijv. bij alanineaminotransferase [ALAT] > 3 x de bovengrens van normaal (upper
limit of normal,
ULN) en bij totaalbilirubine > 2 x ULN).
Ponvory kan een afname van de longfunctie veroorzaken. Tijdens behandeling met Ponvory
dient spirometrische evaluatie van de respiratoire functie te worden uitgevoerd indien klinisch
geïndiceerd.
Tijdens behandeling met Ponvory dient de bloeddruk regelmatig te worden gemeten.
Bij patiënten behandeld met Ponvory zijn insulten gemeld. Artsen dienen waakzaam te zijn voor
insulten, in het bijzonder bij die patiënten met een voorgeschiedenis van insulten of een
geschiedenis van epilepsie in de familie.
Zeldzame gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) zijn gemeld
bij patiënten die werden behandeld met een sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator. Als
een met ponesimod behandelde patiënt enige onverwachte neurologische of psychiatrische
klachten en verschijnselen zou ontwikkelen, klachten en verschijnselen die kunnen wijzen op
een toename van intracraniële druk, of versnelde neurologische achteruitgang, dan dient de arts
direct een volledig lichamelijk en neurologisch onderzoek in te plannen en een MRI te
overwegen. Symptomen van PRES zijn gewoonlijk reversibel maar kunnen zich ontwikkelen tot
ischemische beroerte of een hersenbloeding. Vertraging in de diagnose en behandeling kan
leiden tot permanente neurologische gevolgen. Bij vermoeden van PRES dient Ponvory te
worden gestopt.
Gids voor patiënten/verzorgers
De gids voor patiënten/verzorgers moet de volgende kernpunten bevatten.
Wat is Ponvory en hoe werkt het?
Wat is multiple sclerose?
Patiënten moeten de bijsluiter zorgvuldig lezen voordat zij met de behandeling beginnen en
moeten hem bewaren voor het geval zij hem tijdens de behandeling weer nodig hebben.
Bij patiënten moet een ECG worden gemaakt voordat ze de eerste dosis Ponvory krijgen, om
vast te stellen of monitoring bij toediening van de eerste dosis nodig is. Ook moet er een ECG
worden gemaakt voor herstart van de behandeling als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn
gemist.
Als ze beginnen met de behandeling met Ponvory, moeten patiënten een startverpakking
gebruiken en het 14-daagse titratieschema volgen.
Patiënten moeten na de eerste dosis Ponvory alle klachten en verschijnselen die kunnen wijzen
op een langzame hartslag (bijv. duizeligheid, draaiduizeligheid, misselijkheid en
hartkloppingen) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts raadplegen in het geval van onderbreking van de
behandeling (d.w.z. als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn gemist). Patiënten mogen niet
opnieuw met de behandeling met Ponvory beginnen zonder advies te vragen van hun
voorschrijvend arts, aangezien het kan zijn dat ze de behandeling opnieuw moeten beginnen met
een nieuwe startverpakking.
31
Voordat ze hun eerste dosis Ponvory krijgen, moeten patiënten een recente (i.e. niet ouder dan
6 maanden of na stoppen van de voorgaande behandeling) bloedtest van de bloedcellen hebben.
Patiënten die geen infectie met VZV (waterpokken) hebben gehad of die niet eerder tegen VZV
zijn gevaccineerd moeten worden getest en zo nodig wordt aangeraden zich minimaal 4 weken
voordat ze met de behandeling met Ponvory beginnen, te laten inenten.
Patiënten moeten tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na de laatste dosis Ponvory
alle klachten en symptomen van infectie onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Het gezichtsvermogen van de patiënt moet voor het starten met de behandeling worden
gecontroleerd; patiënten moeten tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na het einde
van de behandeling alle klachten en symptomen van verminderd gezichtsvermogen
onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Ponvory mag niet worden gebruikt tijdens zwangerschap of bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken. Vrouwen die zwanger kunnen worden
moeten:
door hun voorschrijvend arts worden ingelicht over het risico van schadelijke effecten op
de foetus die in verband staan met behandeling met Ponvory, zowel voordat ze met de
behandeling beginnen als regelmatig daarna;
een zwangerschapstest met een negatieve uitslag verkrijgen vóór aanvang van de
behandeling met Ponvory;
effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling met Ponvory en gedurende
minimaal 1 week na het eind van de behandeling met Ponvory. Het wordt patiënten
aangeraden met hun arts te spreken over betrouwbare vormen van anticonceptie;
door hun voorschrijvend arts worden ingelicht dat de ziekteactiviteit kan terugkeren
wanneer de behandeling met Ponvory wordt stopgezet vanwege een zwangerschap of als
ze proberen zwanger te worden;
elke zwangerschap (gepland of ongepland) die optreedt tijdens behandeling met Ponvory
of gedurende minimaal 1 week na het eind van de behandeling met Ponvory, onmiddellijk
aan hun voorschrijvend arts melden;
onmiddellijk met de Ponvory-behandeling stoppen als ze tijdens de behandeling zwanger
worden;
geen Ponvory gebruiken in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Verwijs naar de
herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap
voor verdere
informatie en voor de richtlijnen met betrekking tot anticonceptie, zwangerschap en
borstvoeding.
Vóór aanvang van de behandeling moeten leverfunctietests worden uitgevoerd; patiënten
moeten alle klachten of symptomen die op leverdisfunctie kunnen wijzen (bijv. misselijkheid,
braken, maagpijn, vermoeidheid, verlies van eetlust, geel worden van de huid of van het oogwit,
donkere urine) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Patiënten moeten alle klachten of symptomen van nieuwe of verergerende
ademhalingsproblemen (bijv. kortademigheid) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend
arts.
De bloeddruk dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling met Ponvory.
Bij patiënten behandeld met Ponvory zijn gevallen van huidkanker gemeld. Patiënten moeten
hun blootstelling aan zonlicht en uv-licht beperken, bijvoorbeeld door beschermende kleding te
dragen en regelmatig zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor aan te brengen.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts onmiddellijk informeren als er op de huid nodules
(bijv. glanzende, parelmoerachtige nodules), plekjes of open zweren ontstaan die niet binnen
weken genezen. Symptomen van huidkanker zijn onder andere: afwijkende groei of
veranderingen van het huidweefsel (bijv. ongewone moedervlekken) die in de loop van de tijd
veranderen in kleur, vorm of grootte.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts informeren over een voorgeschiedenis of
familiegeschiedenis van epilepsie.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts onmiddellijk alle klachten of symptomen melden die
kunnen wijzen op PRES (dat zijn: plotselinge ernstige hoofdpijn, plotselinge verwardheid,
plotseling verlies van het gezichtsvermogen of andere veranderingen in het gezichtsvermogen,
insult).
32
Herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap
De
herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap
voor vrouwen die zwanger
kunnen worden, bevat de volgende kernpunten.
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken
Voordat een behandeling wordt ingesteld en regelmatig daarna zullen voorschrijvend artsen
informatie geven over de schadelijke effecten van Ponvory op de foetus en over de vereiste
maatregelen om dit risico tot het minimum te beperken.
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens
behandeling met Ponvory en gedurende ten minste 1 week na het eind van de behandeling. Het
wordt patiënten aangeraden met hun arts te spreken over betrouwbare vormen van
anticonceptie.
Vóór aanvang van de behandeling met Ponvory moet een zwangerschapstest worden uitgevoerd
en moeten negatieve resultaten geverifieerd worden door de voorschrijvend arts. De
zwangerschapstest moet op gepaste tussentijdstippen worden herhaald.
Als een vrouw zwanger wordt, vermoedt dat ze zwanger is of besluit dat ze zwanger wil
worden, moet de behandeling met Ponvory onmiddellijk worden gestopt en moet ze medisch
advies vragen over het risico van schadelijke effecten op de foetus. Er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden. Patiënten moeten elke zwangerschap (gepland of ongepland)
die optreedt tijdens behandeling met Ponvory of tot 1 week na het eind van de behandeling met
Ponvory, onmiddellijk aan hun voorschrijvend arts melden.
Minimaal 1 week voordat een vrouw gaat proberen zwanger te worden, moet Ponvory worden
gestopt.
De ziekteactiviteit kan terugkeren als behandeling met Ponvory is stopgezet vanwege
zwangerschap of omdat de vrouw wil proberen zwanger te worden.
Vrouwen die tijdens de zwangerschap zijn blootgesteld aan Ponvory worden gestimuleerd om
zich te laten opnemen in het Ponvory
Pregnancy Outcomes Enhanced Monitoring
(POEM)
zwangerschapsregister waarin de uitkomsten van zwangerschap worden bijgehouden.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
33
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
34
A. ETIKETTERING
35
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke 2 mg filmomhulde tablet bevat 2 mg ponesimod
Elke 3 mg filmomhulde tablet bevat 3 mg ponesimod
Elke 4 mg filmomhulde tablet bevat 4 mg ponesimod
Elke 5 mg filmomhulde tablet bevat 5 mg ponesimod
Elke 6 mg filmomhulde tablet bevat 6 mg ponesimod
Elke 7 mg filmomhulde tablet bevat 7 mg ponesimod
Elke 8 mg filmomhulde tablet bevat 8 mg ponesimod
Elke 9 mg filmomhulde tablet bevat 9 mg ponesimod of
Elke 10 mg filmomhulde tablet bevat 10 mg ponesimod
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Startverpakking
14 filmomhulde tabletten
Elke verpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een 2-weeks behandelschema bevat:
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 2 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 3 mg
36
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 4 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 5 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 6 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 7 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 8 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 9 mg
3 filmomhulde tabletten Ponvory van 10 mg
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
13.
Lot
37
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 2 mg, 3 mg, 4 mg, 5 mg, 6 mg, 7 mg, 8 mg, 9 mg, 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
38
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD
BUITENZIJDE WALLET STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Startverpakking
Elke verpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een 2-weeks behandelschema bevat:
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 2 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 3 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 4 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 5 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 6 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 7 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 8 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 9 mg
3 filmomhulde tabletten Ponvory van 10 mg
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
39
(2) Uittrekken
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
40
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 2 mg, 3 mg, 4 mg, 5 mg, 6 mg, 7 mg, 8 mg, 9 mg, 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
41
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BINNENZIJDE WALLET STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
42
Startdatum
Dag 1, 2 mg
Dag 2, 2 mg
Dag 3, 3 mg
Dag 4, 3 mg
Dag 5, 4 mg
Dag 6, 4 mg
Dag 7, 5 mg
Dag 8, 6 mg
Dag 9, 7 mg
Dag 10, 8 mg
Dag 11, 9 mg
Dag 12, 10 mg
Dag 13, 10 mg
Dag 14, 10 mg
43
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER STARTVERPAKKING (3 blisters ingesloten in binnenzijde wallet)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
44
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
45
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
46
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENZIJDE WALLET 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
(2) Uittrekken
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
47
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
48
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BINNENZIJDE WALLET 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
Startdatum
WEEK 1, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 2, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 3, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
49
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER 20 mg (2 blisters ingesloten in binnenzijde wallet)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
50
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS 20 mg MULTIVERPAKKING (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Multiverpakking: 84 (3 verpakkingen van 28) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
51
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
84 tabletten (3 verpakkingen van 28)
EU/1/21/1550/003
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
52
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENZIJDE WALLET 20 mg MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een multiverpakking. Mag niet afzonderlijk worden
verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
(2) Uittrekken
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
53
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
84 tabletten (3 verpakkingen van 28)
EU/1/21/1550/003
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
54
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BINNENZIJDE WALLET 20 mg MULTIVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
Startdatum
WEEK 1, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 2, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 3, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
55
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER 20 mg (2 blisters ingesloten in binnenzijde wallet) MULTIVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
56
B. BIJSLUITER
57
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Ponvory en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Ponvory en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Ponvory?
In Ponvory zit de werkzame stof ponesimod. Ponesimod hoort bij een groep medicijnen met de naam
sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulatoren.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Ponvory wordt gebruikt bij volwassenen met multiple sclerose, bij wie de ziekte af en toe opflakkert.
Het wordt gebruikt als de ziekte actief is. Actief betekent dat u een ziekte-aanval heeft (relapse) óf dat
op de MRI-scan te zien is dat er ontstekingen zijn.
Wat is multiple sclerose?
Multiple sclerose (afgekort: MS) tast de zenuwen aan in de hersenen en in het ruggenmerg (het
‘centraal zenuwstelsel’).
Bij MS werkt de afweer van het lichaam verkeerd. Het afweersysteem valt een beschermende laag aan
die om de zenuwcellen zit. Deze laag heet de myelineschede. Hierdoor ontstaat een ontsteking.
Als de myelineschede kapot is, kunnen de zenuwen niet meer goed werken.
Welke problemen u krijgt door MS hangt af van welk deel van de hersenen en het ruggenmerg is
beschadigd. U kunt onder andere last krijgen van deze problemen:
-
problemen met lopen en evenwicht
58
-
-
-
-
-
een slap gevoel
een doof gevoel
dubbel zien en wazig zien
geen soepele bewegingen (slechte coördinatie)
problemen bij het plassen.
De problemen kunnen helemaal verdwijnen als de ziekte-aanval voorbij is. Sommige problemen
kunnen blijven.
Hoe werkt dit middel?
Ponvory zorgt dat er minder lymfocyten in uw bloed zitten. Lymfocyten zijn een bepaald type witte
bloedcellen die nodig zijn voor uw afweer. Ponvory zorgt dat deze cellen in de lymfeklieren blijven
zitten. Daardoor zijn er minder lymfocyten die de beschermende laag om de zenuwen in de hersenen
en het ruggenmerg kunnen aanvallen.
Zo worden de zenuwen minder beschadigd bij patiënten met MS. Daardoor heeft u minder
ziekte-aanvallen (relapses) en daardoor wordt de ziekte minder snel erger.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Uw zorgverlener heeft u verteld dat uw afweersysteem erg verzwakt is.
U heeft de laatste 6 maanden
-
een hartaanval gehad,
-
pijn op de borst (instabiele angina pectoris),
-
een beroerte of een miniberoerte (een TIA),
-
of een bepaald soort hartfalen.
U heeft bepaalde soorten ‘hartblok’ (dat is een afwijking op het hartfilmpje (het ECG) waarbij
het hart meestal langzamer klopt)
U heeft een onregelmatige of abnormale hartslag (aritmie). Als u een pacemaker heeft, is dit
geen probleem.
U heeft een ernstige (langdurige) infectie die actief is.
U heeft kanker die actief is.
U heeft matige of ernstige leverproblemen.
U bent zwanger of u bent een vrouw die zwanger kan worden en u gebruikt geen goede
anticonceptie.
Weet u niet zeker of dit bij u het geval is? Praat er dan over met uw arts voordat u Ponvory gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem in de volgende gevallen contact op met uw arts voordat u dit medicijn gebruikt.
Uw hart klopt onregelmatig of abnormaal of langzaam.
U heeft wel eens een beroerte gehad. Of u had een andere ziekte die te maken heeft met de
bloedvaten in uw hersenen.
U bent wel eens plotseling flauwgevallen of bewusteloos geraakt (syncope).
U heeft koorts of een infectie.
Uw weerstand tegen ziektes is niet goed. Dat kan komen door een ziekte of door medicijnen die
u gebruikt die uw afweer verzwakken.
U heeft nooit waterpokken gehad of u bent niet ingeënt tegen waterpokken. Uw arts kan een
bloedonderzoek doen om dit te weten te komen. Het kan zijn dat u eerst een volledige
inentingskuur tegen waterpokken moet krijgen. Daarna moet u dan nog 1 maand wachten. En
dan mag u met dit medicijn beginnen.
59
U heeft moeite met ademhalen. Dat kan komen door een ernstige ziekte van uw longen of uw
luchtwegen (bijv. longfibrose of chronisch obstructieve longziekte [COPD]).
U heeft leverproblemen.
U heeft suikerziekte (diabetes). Mensen met suikerziekte hebben een grotere kans om een
probleem met de ogen te krijgen. Dat heet macula-oedeem. Verderop kunt u er meer over lezen.
U heeft oogproblemen. Het gaat vooral om de oogziekte ‘uveïtis’.
U heeft een hoge bloeddruk.
Geldt een van de situaties hierboven voor u? Of weet u het niet zeker? Praat er dan over met uw arts
voordat u dit medicijn gebruikt.
Zeg het onmiddellijk tegen uw arts als u een van de volgende bijwerkingen krijgt terwijl u dit medicijn
gebruikt:
Langzame hartslag (bradycardie of bradyaritmie)
Dit medicijn kan ervoor zorgen dat uw hart langzamer gaat kloppen - vooral nadat u de eerste dosis
heeft ingenomen. Voordat u de eerste dosis inneemt, moet uw hart worden onderzocht. Er wordt dan
een hartfilmpje gemaakt. Dit heet een ‘elektrocardiogram’ (ECG). Dat moet ook gebeuren als u na een
pauze opnieuw met de behandeling begint.
Heeft u een groter risico op bijwerkingen door een langzame hartslag? Dan kan uw arts na uw
eerste dosis uw hartslag en uw bloeddruk meten. Dit duurt minimaal 4 uur.
Als die 4 uur voorbij zijn, wordt er nog een hartfilmpje gemaakt. Klopt uw hart nog steeds erg
langzaam, of gaat het nog langzamer kloppen? Dan blijft u onder controle bij de arts totdat het
over is.
Infecties
Met dit medicijn kunt u meer kans hebben op een ernstige infectie. Dit kan levensbedreigend zijn.
Door dit medicijn krijgt u minder witte bloedcellen in uw bloed. Deze cellen vechten tegen infecties.
Binnen 1 week na het stoppen met de behandeling is het aantal witte bloedcellen meestal weer
normaal. Voordat u dit medicijn gebruikt, moet uw arts kijken hoeveel bloedcellen u heeft. Daarom is
er een bloedtest nodig.
Krijgt u tijdens de behandeling een van de klachten van een infectie die hieronder staan? Of gebeurt
dit in de week nadat u bent gestopt? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Koorts
Vermoeidheid
Pijn in het lichaam
Rillingen
Misselijkheid
Overgeven
Hoofdpijn met koorts, een stijve nek, gevoelig voor licht, misselijkheid en verwardheid. (Dit
kunnen verschijnselen zijn van een hersenvliesontsteking. Dat is een infectie van het vlies om
uw hersenen en ruggenmerg.)
Macula-oedeem
Dit medicijn kan een probleem met uw ogen geven dat ‘macula-oedeem’ heet. (Daarbij komt er veel
vocht achterin het oog, bij uw netvlies. Daardoor kunt u niet goed zien. Of u kunt zelfs blind worden.)
Het kan lijken op de problemen als bij een aanval van MS. Dit probleem heet ‘optische neuritis’. Het
kan zijn dat u in het begin niets merkt. Zeg het dus tegen uw arts als er iets verandert aan uw ogen. Als
u last krijgt van macula-oedeem, dan gebeurt dat meestal in de eerste 6 maanden nadat u met dit
medicijn bent begonnen.
Uw arts zal uw ogen controleren voordat u met dit medicijn begint. En ook als u merkt dat uw ogen
veranderen tijdens de behandeling. Het risico op macula-oedeem is groter als u suikerziekte heeft. Of
als u een oogontsteking heeft gehad met de naam uveïtis.
60
Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u een van deze verschijnselen heeft:
het midden van uw gezichtsveld is vaag of heeft schaduwen
u ziet niets in het midden van uw gezichtsveld
u bent gevoelig voor licht
wat u ziet heeft een ongewone kleur (tint)
Leverproblemen
Dit medicijn kan leverproblemen geven. Voordat u begint met de behandeling, moet uw arts
bloedonderzoek doen om de werking van uw lever te controleren.
Heeft u een van de volgende verschijnselen van een leverprobleem? Neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts.
Misselijkheid.
Overgeven.
Maagpijn.
Moe voelen.
Minder eetlust.
Uw huid wordt geel of het wit van uw ogen wordt geel.
Donkere urine.
Verhoogde bloeddruk
Uw bloeddruk kan stijgen door dit medicijn. Daarom moet uw arts uw bloeddruk regelmatig
controleren tijdens de behandeling.
Bescherming tegen de zon
Dit medicijn kan het risico vergroten op huidkanker. Daarom moet u zorgen dat u minder in de zon
komt of in contact komt met ultraviolette (uv-) straling. Zo kunt u daarvoor zorgen:
draag beschermende kleren
smeer u regelmatig in met een zonnebrandmiddel (met een hoge beschermingsfactor).
Problemen met ademhalen
Er zijn mensen die last krijgen van kortademigheid bij gebruik van dit medicijn. Krijgt u problemen
met ademhalen of worden uw problemen erger? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Zwellen en nauwer worden van de bloedvaten in uw hersenen (PRES)
Een aandoening met de naam PRES (posterieur reversibel encefalopathie-syndroom) kwam voor bij
het gebruik van andere medicijnen. Die medicijnen werken op dezelfde manier als Ponvory. De
klachten van PRES worden meestal weer minder als u stopt met Ponvory. Maar als er niets aan wordt
gedaan, kan PRES een beroerte veroorzaken.
Heeft u een van de volgende klachten? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Plotseling zware hoofdpijn.
Plotseling verward zijn.
Plotseling slechter zien of andere veranderingen in wat u ziet.
Een epileptische aanval.
Verergering van de multiple sclerose nadat u bent gestopt
Als u met dit medicijn stopt, kunnen de verschijnselen van MS terugkomen. Ze kunnen erger zijn dan
voor of tijdens de behandeling. Wilt u stoppen? Praat daarover altijd eerst met uw arts. Zeg het tegen
uw arts als uw verschijnselen van MS erger worden nadat u bent gestopt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit medicijn is niet onderzocht bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Daarom wordt het niet
aangeraden dit medicijn te gebruiken bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar.
61
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Ponvory nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan aan uw arts. Dat
geldt voor geneesmiddelen die u op recept (voorschrift) krijgt, maar ook voor medicijnen die u zonder
recept (voorschrift) kunt kopen, voor vitamines en voor kruidenmiddelen. Zeg het vooral tegen uw arts
als u een van de volgende medicijnen gebruikt.
medicijnen voor:
-
uw hartritme (anti-aritmica);
-
uw bloeddruk (antihypertensiva);
-
uw hartslag (zoals calciumkanaalblokkers of bètablokkers die uw hartslag vertragen).
medicijnen die invloed hebben op uw afweersysteem. Dit kan een extra effect op uw
afweersysteem hebben.
Vaccins en Ponvory
Heeft u onlangs een vaccinatie gehad of gaat dat binnenkort gebeuren? Zeg dat dan tegen uw arts.
U moet zorgen dat u geen levende vaccins krijgt tijdens uw behandeling. Als u een levend vaccin
krijgt, kunt u de infectie krijgen waartegen het vaccin u moest beschermen. 1 week voordat u een
levend vaccin krijgt, moet u met Ponvory stoppen. En ook nog tot 4 weken erna. Het kan zijn dat ook
andere vaccins niet werken als ze worden gegeven tijdens behandeling met dit medicijn.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Gebruik dit medicijn niet als u zwanger bent. Als u Ponvory gebruikt terwijl u zwanger bent,
kan dat schadelijk zijn voor uw ongeboren baby.
Gebruik dit medicijn niet als u zwanger wilt worden. Of als u een vrouw bent die zwanger kan
worden en geen effectieve anticonceptie gebruikt.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie bij vrouwen
Bent u een vrouw die zwanger kan worden?
Voordat u begint met de behandeling vertelt uw arts u over het risico dat dit medicijn schadelijk
is voor uw ongeboren baby. U moet een zwangerschapstest doen om te controleren dat u niet
zwanger bent.
U moet goede anticonceptie gebruiken zolang u dit medicijn gebruikt. Dat moet u ook nog
1 week na het stoppen met dit medicijn blijven doen.
Bespreek met uw arts welke manieren van anticonceptie betrouwbaar zijn.
Bent u zwanger geworden terwijl u dit medicijn gebruikt? Stop dan met het gebruik van dit medicijn
en vertel het onmiddellijk aan uw arts.
Bent u zwanger geworden binnen 1 week na het stoppen? Praat hier dan over met uw arts.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven als u dit medicijn gebruikt. Dat is om te voorkomen dat de baby
bijwerkingen krijgt. Dit medicijn kan namelijk in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is niet te verwachten dat dit medicijn invloed heeft op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om
machines te gebruiken.
Ponvory bevat lactose
Dit medicijn bevat lactose. Dat is een soort suiker. Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde
suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
62
Ponvory bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Verander uw dosis niet en
stop niet met innemen. Dat mag alleen als uw arts dat zegt.
Neem elke dag 1 tablet.
Neem de tablet elke dag op dezelfde tijd in. Dit helpt om eraan te
denken om uw medicijn in te nemen.
U kunt de tablet met of zonder voedsel innemen.
Startverpakking (voor 14 dagen)
Alleen
bij het begin van de behandeling gebruikt u de startverpakking. Daarmee krijgt u in
14 dagen een steeds hogere dosis. Dat is om aan het begin van de behandeling mogelijke
bijwerkingen door een tragere hartslag te verminderen.
Schrijf op de doos van de Ponvory startverpakking naast ‘dag 1’ de datum waarop u begint met
het innemen van het medicijn.
Volg dit behandelschema voor 14 dagen.
Startverpakking dag
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dosis per dag
2 mg
2 mg
3 mg
3 mg
4 mg
4 mg
5 mg
6 mg
7 mg
8 mg
9 mg
10 mg
10 mg
10 mg
Onderhoudsdosis
Heeft u alle tabletten van de startverpakking ingenomen? Dan kunt u
daarna
doorgaan met de
behandeling met de onderhoudsdosis van 20 mg.
Schrijf de datum op waarop u start met de tabletten van 20 mg. Dit kan naast 'week 1' op het
doosje met de doordrukstrips van Ponvory 20 mg.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Heeft u meer van dit medicijn ingenomen dan de bedoeling is? Neem dan onmiddellijk contact op met
uw arts of ga direct naar het ziekenhuis. Neem het medicijndoosje en deze bijsluiter mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Heeft u 3 of minder tabletten achter elkaar vergeten, van de startverpakking of van de
onderhoudsdosis? Dan kunt u doorgaan met de behandeling door de
eerste
tablet in te nemen
63
die u heeft vergeten. Neem
1
tablet zo gauw u eraan denkt. Neem daarna elke dag 1 tablet om
door te gaan met de startverpakking of met de onderhoudsbehandeling volgens schema.
Heeft u 4 of meer tabletten achter elkaar vergeten, van de startverpakking of van de
onderhoudsdosis? Dan moet u opnieuw met de behandeling beginnen met een nieuwe
startverpakking voor 14 dagen. Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u 4 of meer
tabletten achter elkaar bent vergeten.
Schrijf op op welke datum u begint met het nemen van het medicijn. Zo weet u het als u 4 of meer
tabletten achter elkaar bent vergeten.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Heeft u Ponvory 4 of meer dagen achter elkaar niet gebruikt? Begin dan niet opnieuw zonder advies te
vragen aan uw arts. U zult dan opnieuw met uw behandeling moeten beginnen met een nieuwe
startverpakking.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Enkele bijwerkingen kunnen ernstig zijn of ernstig worden
Zeg het onmiddellijk tegen uw arts of apotheker als u een van de bijwerkingen opmerkt die hieronder
staan. Deze bijwerkingen kunnen wijzen op ernstige problemen.
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
urineweginfectie
ontsteking van een deel van de luchtwegen (bronchitis)
griep
virusinfectie van de neus, keel of borst
virusinfectie
gordelroos (infectie met het varicella-zostervirus)
longinfectie (pneumonie)
een draaierig gevoel (vertigo)
koorts
ophoping van vocht achterin het oog (in het netvlies); dat kan uw zicht veranderen en ook
blindheid veroorzaken (macula-oedeem)
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
langzame hartslag (bradycardie)
Andere bijwerkingen
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
infectie van de neus, de bijholten (sinussen) of de keel (nasofaryngitis, luchtweginfectie)
verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed (dat wijst op leverproblemen)
te weinig van een bepaald soort witte bloedcellen (lymfocyten) (lymfopenie)
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
hoge bloeddruk
rugpijn
zich erg moe voelen
zich duizelig voelen
kortademig zijn
64
hoge waarden van cholesterol in het bloed
pijnlijke gewrichten (artralgie)
pijn in arm of been
depressie
moeite met slapen (insomnia)
hoest
jeuk aan de neus, een loopneus of een verstopte neus, een infectie of een irritatie in de keel
(faryngitis, laryngitis), een infectie van de neusbijholten (sinusitis)
zich angstig voelen
minder gevoeligheid, vooral in de huid (hypo-esthesie)
verhoogde waarden van een eiwit in het bloed; dit kan een infectie of ontsteking zijn (verhoogd
C-reactief proteïne)
zich slaperig voelen
het verteren van eten in uw lichaam gaat niet goed (dyspepsie)
gezwollen handen, enkels of voeten (perifeer oedeem)
migraine
verstuiking van een gewrichtsband
een onaangenaam gevoel in de borstkas
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
hoge waarden van kalium in het bloed
gezwollen gewricht
droge mond
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
folie van de strip na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ponesimod
65
-
De andere stoffen dit middel zijn:
Tabletkern
Croscarmellosenatrium, lactosemonohydraat (zie: Ponvory bevat lactose), magnesiumstearaat,
microkristallijne cellulose, povidon K30, colloïdaal watervrij siliciumdioxide,
natriumlaurylsulfaat.
Filmomhulling
Hypromellose 2910, lactosemonohydraat, macrogol 3350, titaandioxide,
triacetine.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Zwart ijzeroxide (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172), ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide geel (E172)
Hoe ziet Ponvory eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten zijn witte, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met ‘2’ aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten zijn rode, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met ‘3’ aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten zijn paarse, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met ‘4’ aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten zijn groene, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘5’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten zijn witte, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘6’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten zijn rode, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘7’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten zijn paarse, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘8’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
66
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten zijn bruine, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘9’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘10’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met ‘20’ aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory startverpakking (in de vorm van een wallet)
Elke blisterverpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een behandelschema van 2 weken bevat:
2 filmomhulde tabletten van 2 mg
2 filmomhulde tabletten van 3 mg
2 filmomhulde tabletten van 4 mg
1 filmomhulde tablet van 5 mg
1 filmomhulde tablet van 6 mg
1 filmomhulde tablet van 7 mg
1 filmomhulde tablet van 8 mg
1 filmomhulde tablet van 9 mg
3 filmomhulde tabletten van 10 mg
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten (onderhoudsverpakking) (in de vorm van een wallet)
Verpakking met 28 filmomhulde tabletten voor een behandelschema van 4 weken. Of een
multiverpakking met 84 (3 verpakkingen van 28) filmomhulde tabletten voor een behandelschema van
12 weken.
Het kan zijn dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel zijn in uw land.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
67
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
68
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in maand JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
69

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 23 mg lactose.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 22 mg lactose.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 21 mg lactose.
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 5 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 118 mg lactose.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 6 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 117 mg lactose.
Elke filmomhulde tablet bevat 7 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 117 mg lactose.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 8 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 116 mg lactose.
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 9 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 115 mg lactose.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 10 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 114 mg lactose.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 104 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Witte, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met `2' aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Rode, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met `3' aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Paarse, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 5 mm doorsnede met `4' aan de ene kant en een
boogje aan de andere kant.
Groene, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `5' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Witte, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `6' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Rode, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `7' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Paarse, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `8' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Bruine, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `9' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Oranje, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `10' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
Gele, ronde, biconvexe, filmomhulde tablet van 8,6 mm doorsnede met `20' aan de ene kant en een
boogje en een A aan de andere kant.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Ponvory is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met recidiverende vormen van
multiple sclerose (RMS - relapsing forms of MS) met actieve ziekte, zoals gedefinieerd aan de hand
van klinische kenmerken of kenmerken zichtbaar op beeldvorming.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld onder toezicht van een arts met ervaring in het behandelen
van multiple sclerose.
Dosering
Instellen van de behandeling
De behandeling dient te worden begonnen met de 14-daagse startverpakking (zie rubriek 6.5). De
behandeling begint met één tablet van 2 mg oraal eenmaal daags op dag 1 en de verhoging van de
dosis gaat verder volgens het titratieschema weergegeven in tabel 1.
Dosistitratieschema
Dag van de titratie
Dagelijkse dosis
Dag 1 en 2
2 mg
Dag 3 en 4
3 mg
Dag 5 en 6
4 mg
Dag 7
5 mg
Dag 8
6 mg
Dag 9
7 mg
Dag 10
8 mg
Dag 11
9 mg
Dag 12, 13 en 14
10 mg
Als de dosistitratie wordt onderbroken, moeten de instructies voor gemiste doses worden gevolgd (zie
ook rubriek 4.2, Hervatting na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de
onderhoudsperiode).
Onderhoudsdosis
Als de dosistitratie is voltooid (zie ook rubriek 4.2, Instellen van de behandeling), is de aanbevolen
onderhoudsdosis van Ponvory één tablet van 20 mg, eenmaal daags oraal ingenomen.
Hervatting na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de onderhoudsperiode:
-
als er minder dan 4 achtereenvolgende doses zijn gemist, hervat de behandeling dan met de
eerste gemiste dosis;
- als er 4 of meer achtereenvolgende dosis zijn gemist, begin dan opnieuw met de behandeling
met dag 1 (2 mg) van het titratieschema (nieuwe startverpakking).
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses van ponesimod zijn gemist tijdens de titratie- of de
onderhoudsperiode, wordt dezelfde monitoring van de eerste toediening aanbevolen als bij het
instellen van de behandeling.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
In de klinische studies met ponesimod waren geen patiënten opgenomen van 65 jaar en ouder.
Ponesimod dient met voorzichtigheid te worden voorgeschreven bij patiënten met een leeftijd van
65 jaar en ouder, omdat er geen gegevens zijn over veiligheid en werkzaamheid.
Nierfunctiestoornis
Op basis van klinisch-farmacologische studies is er geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een
lichte tot ernstige nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse A) (zie rubriek 5.2).
Ponvory is gecontra-indiceerd bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis
(respectievelijk Child-Pugh-klasse B en C) (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Ponvory bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Ponesimod moet eenmaal daags oraal worden toegediend. Ponesimod kan met of zonder voedsel
worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
- Immunodeficiënte toestand (zie rubriek 4.4).
- Patiënten die de laatste 6 maanden een myocardinfarct, instabiele angina pectoris, beroerte,
transiënte ischemische aanval (TIA), gedecompenseerd hartfalen waarvoor ziekenhuisopname
was vereist, of hartfalen klasse III of IV volgens de New York Heart Association (NYHA)
hebben doorgemaakt.
- Patiënten met een tweedegraads atrioventriculair (AV) blok type Mobitz-II of derdegraads
AV-blok, of sick-sinussyndroom, tenzij de patiënt een functionerende pacemaker heeft (zie
rubriek 4.4).
- Ernstige actieve infecties, actieve chronische infecties.
- Actieve maligniteiten.
- Matige of ernstige leverfunctiestoornis (respectievelijk Child-Pugh-klasse B en C).
- Tijdens zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Bradyaritmie
Instellen van de behandeling met ponesimod
Vóór aanvang van de behandeling met ponesimod dient er van alle patiënten een elektrocardiogram
(ECG) te worden verkregen om vast te stellen of er vooraf bestaande geleidingsstoornissen aanwezig
zijn. Bij patiënten met bepaalde vooraf bestaande aandoeningen wordt monitoring aanbevolen bij
toediening van de eerste dosis (zie hieronder).
Starten van de behandeling met ponesimod kan leiden tot een tijdelijke verlaging van de hartfrequentie
en tot vertraging in de atrioventriculaire geleiding (zie rubriek 4.8 en 5.1). Daarom moet er een
titratieschema worden toegepast om de onderhoudsdosis van ponesimod (20 mg) te bereiken (zie
rubriek 4.2).
De daling van de hartfrequentie na de eerste toediening van ponesimod begint gewoonlijk binnen een
uur en de hartfrequentie bereikt binnen 2-4 uur het laagste punt. Gewoonlijk is de hartfrequentie
4-5 uur na toediening weer hersteld tot het uitgangspunt. De gemiddelde afname van de hartfrequentie
op dag 1 van de toediening (2 mg) was 6 slagen per minuut. Bij de optitratie na dag 1 was de afname
van de hartfrequentie minder uitgesproken en na dag 3 werd er verder geen hartfrequentieafname na
toediening waargenomen.
Vanwege de additieve effecten op verlaging van de hartfrequentie is voorzichtigheid geboden wanneer
ponesimod wordt ingesteld bij patiënten die worden behandeld met een bètablokker. Het kan nodig
zijn de behandeling met de bètablokker tijdelijk te onderbreken voordat met ponesimod wordt gestart
(zie hieronder en rubriek 4.5).
Voor patiënten die met een stabiele dosis van een bètablokker worden behandeld, is het belangrijk de
hartfrequentie in rust te beoordelen voordat de behandeling met ponesimod wordt begonnen. Als de
hartfrequentie in rust bij chronische behandeling met een bètablokker hoger is dan 55 slagen/min, kan
met ponesimod worden begonnen. Als de hartfrequentie in rust lager is dan of gelijk is aan
55 slagen/min, dient de behandeling met de bètablokker te worden onderbroken totdat de
hartfrequentie in rust bij aanvang van de behandeling hoger is dan 55 slagen/min. Vervolgens kan de
behandeling met ponesimod worden ingesteld. De behandeling met de bètablokker kan worden hervat
nadat ponesimod is opgetitreerd tot de bedoelde onderhoudsdosis (zie rubriek 4.5). Starten van een
behandeling met een bètablokker kan bij patiënten die een stabiele dosis ponesimod krijgen.
Dien de eerste dosis ponesimod toe in een setting waar hulpmiddelen beschikbaar zijn om
symptomatische bradycardie goed te behandelen. Monitor patiënten na de eerste toediening gedurende
4 uur op klachten en verschijnselen van bradycardie met minimaal eenmaal per uur een meting van de
hartfrequentie en de bloeddruk. Maak bij deze patiënten aan het eind van de 4-uurs-observatieperiode
een ECG.
Na 4 uur wordt extra monitoring aanbevolen als een van de volgende afwijkingen aanwezig is (ook als
er geen symptomen zijn). Ga dan door met de monitoring totdat de afwijking is verdwenen:
-
4 uur na toediening is de hartfrequentie minder dan 45 slagen/min;
- 4 uur na toediening is de hartfrequentie op het laagste niveau na de toediening, wat erop wijst
dat het maximale farmacodynamische effect op het hart mogelijk nog niet heeft plaatsgevonden;
- het ECG 4 uur na toediening toont een nieuw tweede- of hogeregraads AV-blok.
Als er na de toediening symptomatische bradycardie, bradyaritmie of geleidingsgerelateerde
symptomen optreden, of als er op het ECG 4 uur na toediening een nieuw ontstaan tweede- of
hogeregraads AV-blok of een nieuw ontstane QTc-tijd langer dan of gelijk aan 500 msec zichtbaar is,
start dan de gepaste behandeling, begin met continue ECG-monitoring en zet - als er geen
farmacologische behandeling nodig is - die monitoring voort totdat de symptomen zijn verdwenen. Als
farmacologische behandeling nodig is, ga dan 's nachts door met de monitoring en herhaal de 4-uurs
monitoring na de tweede dosis.
Bij de volgende patiënten dient vóór het instellen van ponesimod een cardioloog te worden
geraadpleegd om de algehele voordelen en risico's en de meest geschikte strategie voor monitoring te
bepalen
-
bij patiënten met aanzienlijke QT-verlenging (QTc langer dan 500 msec) of die al worden
behandeld met QT-verlengende geneesmiddelen met bekende aritmie-inducerende
eigenschappen (risico op torsade de pointes);
- bij patiënten met atriumfladderen/-fibrilleren of met aritmieën behandeld met anti-aritmica
klasse Ia (bijv. kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijv. amiodaron, sotalol) (zie rubriek 4.5);
- bij patiënten met instabiele ischemische hartziekte, gedecompenseerd hartfalen dat optrad meer
dan 6 maanden voor het instellen van de behandeling, een voorgeschiedenis van hartstilstand,
cerebrovasculaire ziekte (TIA, beroerte meer dan 6 maanden voor het instellen van de
behandeling), en hypertensie die niet onder controle is. Aangezien aanzienlijke bradycardie bij
deze patiënten mogelijk slecht wordt verdragen, wordt behandeling niet aanbevolen;
- bij patiënten met een voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok type Mobitz-II of een
hogeregraads AV-blok, sick-sinussyndroom, of een sino-atriaal hartblok (zie rubriek 4.3);
- bij patiënten met een voorgeschiedenis van terugkerende syncope of symptomatische
bradycardie.
- Houd bij patiënten die tegelijkertijd worden behandeld met geneesmiddelen die de
hartfrequentie vertragen (bijv. bètablokkers, non-dihydropyridine calciumkanaalblokkers zoals
diltiazem en verapamil, en andere geneesmiddelen die de hartfrequentie kunnen vertragen zoals
digoxine) (zie hierboven en rubriek 4.5) rekening met de mogelijke noodzaak om over te
stappen op geneesmiddelen die de hartfrequentie niet verlagen. Gelijktijdig gebruik van deze
geneesmiddelen tijdens het instellen van ponesimod kan gepaard gaan met ernstige bradycardie
en een hartblok.
Risico op infecties
Ponesimod veroorzaakt een dosisafhankelijke afname in het aantal perifere lymfocyten tot 30-40% van
de uitgangswaarden, als gevolg van reversibele sekwestratie van lymfocyten in lymfoïde weefsels.
Ponesimod kan daarom het risico op infecties vergroten (zie rubriek 4.8). Bij gebruik van
sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulatoren zijn levensbedreigende en zeldzame fatale infecties
gemeld.
Voordat behandeling met ponesimod wordt ingesteld, dienen de resultaten van een recente (d.w.z. in
de afgelopen 6 maanden of na stopzetting van de voorgaande behandeling) volledige bloedtelling
(CBC) met differentiatie (inclusief het aantal lymfocyten) te worden beoordeeld. Er wordt ook
aanbevolen om tijdens de behandeling periodiek een volledige bloedtelling uit te voeren. Een absoluut
lymfocytenaantal van <0,2 x 109/l dient, indien bevestigd, te leiden tot een onderbreking van de
behandeling met ponesimod totdat de waarden gestegen zijn tot >0,8 x 109/l; op dat punt kan
hervatting van de behandeling met ponesimod worden overwogen.
Bij patiënten met ernstige actieve infectie dient het begin van de toediening van ponesimod te worden
uitgesteld, totdat de infectie is verdwenen.
Bij patiënten die tijdens de behandeling symptomen van een infectie hebben, dienen effectieve
diagnostische en therapeutische strategieën te worden toegepast. Als een patiënt een ernstige infectie
krijgt, dient opschorting van de behandeling met ponesimod te worden overwogen.
In het ontwikkelingsprogramma herstelden farmacodynamische effecten, zoals een verlagend effect op
het aantal perifere lymfocyten, zich tot normaal binnen 1 week na het stoppen met ponesimod. In de
OPTIMUM-studie herstelde het aantal perifere lymfocyten zich binnen 2 weken na het stoppen met
ponesimod - het eerste geëvalueerde tijdstip - tot normaal. Men dient gedurende 1-2 weken nadat
ponesimod is stopgezet waakzaam te blijven voor klachten en verschijnselen van infectie (zie
hieronder en rubriek 4.8).
Herpesvirusinfecties
In het ontwikkelingsprogramma van ponesimod zijn gevallen gemeld van herpesvirusinfectie (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die geen door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg bevestigde voorgeschiedenis
hebben van varicella-zostervirus (VZV) (waterpokken) of zonder documentatie van een volledige
vaccinatiekuur tegen VZV dienen te worden getest op antilichamen tegen VZV voordat behandeling
wordt ingesteld. Bij antilichaam-negatieve patiënten wordt een volledige vaccinatiekuur met
varicella-vaccin aanbevolen voordat met de behandeling met ponesimod wordt begonnen. De
behandeling met ponesimod dient te worden uitgesteld tot 4 weken na de vaccinatie om het volle
effect van de vaccinatie te laten optreden. Zie de paragraaf over vaccinaties hieronder.
Cryptokokkeninfecties
Met andere S1P-receptormodulatoren zijn gevallen gemeld van fatale cryptokokkenmeningitis (CM)
en gedissemineerde cryptokokkeninfecties. In het ontwikkelingsprogramma zijn bij met ponesimod
behandelde patiënten geen gevallen gemeld van CM. Artsen dienen waakzaam te zijn voor klinische
klachten en verschijnselen van CM. Patiënten met klachten en verschijnselen die passen bij een
cryptokokkeninfectie dienen direct diagnostisch te worden beoordeeld en te worden behandeld. De
behandeling met ponesimod dient te worden opgeschort totdat een cryptokokkeninfectie is uitgesloten.
Als er een diagnose CM is gesteld, dient de geëigende behandeling te worden ingesteld.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is een opportunistische virale infectie van de
hersenen, veroorzaakt door het John-Cunningham-virus (JCV), die gewoonlijk alleen voorkomt bij
patiënten die immuungecompromitteerd zijn en die gewoonlijk leidt tot de dood of tot ernstige
invaliditeit. Kenmerkende symptomen die gepaard gaan met PML zijn van diverse aard, verergeren in
In het ontwikkelingsprogramma zijn bij met ponesimod behandelde patiënten geen gevallen van PML
gemeld. PML is echter wel gemeld bij patiënten behandeld met een S1P-receptormodulator en andere
behandelingen van multiple sclerose (MS) en is in verband gebracht met enkele risicofactoren (bijv.
immuungecompromitteerde patiënten, polyfarmacie met immunosuppressiva). Artsen dienen
waakzaam te zijn voor klinische symptomen of MRI-bevindingen die kunnen wijzen op PML.
MRI-bevindingen kunnen duidelijk zijn voordat er sprake is van klinische klachten of verschijnselen.
Bij een vermoeden van PML moet de behandeling met ponesimod worden onderbroken totdat PML is
uitgesloten. Als PML wordt bevestigd, moet de behandeling met ponesimod worden gestaakt.
Eerdere en gelijktijdige behandeling met antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve middelen
Bij patiënten die antineoplastische, immunomodulerende of immunosuppressieve middelen gebruiken
(waaronder corticosteroïden), of als er sprake is van een voorgeschiedenis van eerder gebruik van deze
geneesmiddelen, dient er rekening te worden gehouden met mogelijke onbedoelde additieve effecten
op het immuunsysteem voordat behandeling met ponesimod wordt ingesteld (zie rubriek 4.5).
Bij het overstappen van geneesmiddelen met langdurige effecten op het immuunsysteem moet
rekening worden gehouden met de halfwaardetijd en het werkingsmechanisme van deze
geneesmiddelen om mogelijke onbedoelde additieve effecten op het immuunsysteem te voorkomen,
terwijl tegelijkertijd de risico's van reactivering van de ziekte tot een minimum beperkt moeten
worden als behandeling met ponesimod wordt ingesteld.
Farmacokinetische/farmacodynamische modellering geeft aan dat het aantal lymfocyten bij >90% van
de gezonde proefpersonen binnen 1 week na het stoppen met de behandeling met ponesimod
terugkeerde naar het normale bereik (zie rubriek 5.1). In het ontwikkelingsprogramma werden
farmacodynamische effecten, zoals verlaging van het aantal perifere lymfocyten, binnen 1 week na de
laatste dosis weer normaal.
Gebruik van immunosuppressiva kan leiden tot een additief effect op het immuunsysteem, en daarom
is het nodig voorzichtig te zijn tot 1 week na de laatste dosis ponesimod (zie rubriek 4.5).
Vaccinaties
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid van vaccinaties bij
patiënten die ponesimod gebruiken. Vaccinaties kunnen minder effectief zijn als ze worden toegediend
tijdens behandeling met ponesimod.
Vermijd het gebruik van levende, verzwakte vaccins zolang patiënten ponesimod gebruiken. Als
immunisatie met een levend, verzwakt vaccin is vereist, dient de ponesimod-behandeling 1 week voor
en tot 4 weken na een geplande vaccinatie te worden onderbroken (zie rubriek 4.5).
Macula-oedeem
Ponesimod vergroot het risico op macula-oedeem (zie rubriek 4.8). Een oftalmologische beoordeling
van de fundus, inclusief de macula, wordt aanbevolen bij alle patiënten alvorens met de behandeling te
beginnen en nogmaals op welk tijdstip dan ook als een patiënt die wordt behandeld met ponesimod
een verandering in het gezichtsvermogen meldt.
Volgens de ervaring in klinisch onderzoek bij patiënten met alle doses van ponesimod trad
macula-oedeem op bij 0,7%; de meerderheid van de patiënten had vooraf bestaande risicofactoren of
comorbiditeiten. De meeste gevallen traden op binnen de eerste 6 behandelmaanden.
Ponesimod-behandeling dient niet te worden ingesteld bij patiënten met macula-oedeem totdat dit is
verdwenen.
Macula-oedeem bij patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis of met diabetes mellitus
Patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis en patiënten met diabetes mellitus hebben een
verhoogd risico op macula-oedeem tijdens behandeling met S1P-receptormodulatoren. Daarom dient
de fundus, inclusief de macula, bij deze patiënten vóór het instellen van de behandeling met
ponesimod te worden onderzocht en regelmatig te worden opgevolgd tijdens de behandeling.
Respiratoire effecten
Dosisafhankelijke verlaging van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (FEV1) en
vermindering van de diffusiecapaciteit van de longen voor koolmonoxide (DLCO) werden
waargenomen bij met ponesimod behandelde patiënten, het meest optredend in de eerste maand na het
instellen van de behandeling (zie rubriek 4.8). Respiratoire symptomen die in verband zijn gebracht
met ponesimod-behandeling kunnen worden hersteld door toediening van een kortwerkende
bèta2-agonist.
Ponesimod dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een ernstige respiratoire
aandoening, longfibrose en chronisch obstructieve longziekte (COPD). Spirometrische evaluatie van
de respiratoire functie dient tijdens behandeling met ponesimod te worden uitgevoerd indien klinisch
geïndiceerd.
Leverschade
Verhogingen van transaminases kunnen optreden bij patiënten die worden behandeld met ponesimod
(zie rubriek 4.8). Vóór aanvang van de behandeling met ponesimod dienen recente (d.w.z. in de
afgelopen 6 maanden gemeten) transaminase- en bilirubinespiegels te worden beoordeeld.
Bij patiënten bij wie tijdens de behandeling symptomen ontstaan die op een leverfunctiestoornis
wijzen, zoals onverklaarde misselijkheid, braken, abdominale pijn, vermoeidheid, anorexie, rash met
eosinofilie of geelzucht en/of donkere urine, dienen te worden gecontroleerd op levertoxiciteit.
Ponesimod dient te worden gestopt als significante leverschade wordt bevestigd (bijvoorbeeld bij
ALAT > 3 x de bovengrens van de normaalwaarde (upper limit of normal, ULN) en totaalbilirubine
> 2 x ULN).
Hoewel er geen gegevens zijn om vast te stellen dat patiënten met vooraf bestaande leverziekte een
verhoogd risico hebben op verhoogde waarden voor de leverfunctietest als ze ponesimod gebruiken,
dient men voorzichtig te zijn wanneer ponesimod wordt gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van significante leverziekte (zie rubriek 4.2).
Verhoogde bloeddruk
Een lichte, reversibele verhoging van de bloeddruk (gemiddelde verandering minder dan 3 mmHg)
werd waargenomen bij patiënten die werden behandeld met ponesimod (zie rubriek 4.8). De bloeddruk
dient tijdens behandeling met ponesimod regelmatig te worden gecontroleerd en op de gepaste manier
te worden behandeld.
Huidneoplasmata
Aangezien er een mogelijk risico is op huidmaligniteiten (zie rubriek 4.8), dienen patiënten die worden
behandeld met ponesimod te worden gewaarschuwd zich niet zonder bescherming bloot te stellen aan
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Uit dieronderzoek is gebleken dat ponesimod schade kan toebrengen aan de foetus. Vanwege het
risico voor de foetus is ponesimod gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die
zwanger kunnen worden en die geen effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3 en 4.6). Vóór
aanvang van de behandeling bij vrouwen die zwanger kunnen worden, moet er een negatieve uitslag
van een zwangerschapstest beschikbaar zijn (zie rubriek 4.6). Omdat het ongeveer 1 week duurt om
ponesimod uit het lichaam te elimineren, dienen vrouwen die zwanger kunnen worden effectieve
anticonceptie te gebruiken om zwangerschap tijdens en 1 week na het stoppen met de
ponesimod-behandeling te voorkomen.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom
Zeldzame gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met een S1P-receptormodulator. Dergelijke gebeurtenissen zijn niet
gemeld bij met ponesimod behandelde patiënten in het ontwikkelingsprogramma. Echter, in het geval
dat een met ponesimod behandelde patiënt enige onverwachte neurologische of psychiatrische
klachten en verschijnselen (bijv. cognitieve functiestoornissen, gedragsveranderingen, corticale
visusstoornissen of andere neurologisch corticale klachten en verschijnselen), enige klachten en
verschijnselen die kunnen wijzen op een toename van intracraniële druk, of versnelde neurologische
achteruitgang zou ontwikkelen, dan dient de arts direct een volledig lichamelijk en neurologisch
onderzoek in te plannen en een MRI te overwegen. Symptomen van PRES zijn gewoonlijk reversibel
maar kunnen zich ontwikkelen tot ischemische beroerte of een hersenbloeding. Vertraging in de
diagnose en behandeling kan leiden tot permanente neurologische gevolgen. Bij vermoeden van PRES
dient ponesimod te worden gestopt.
Terugkeer van de ziekteactiviteit na stopzetting van de behandeling met ponesimod
In zeldzame gevallen is na stopzetting van de behandeling met een S1P-receptormodulator melding
gemaakt van ernstige exacerbatie van de ziekte, waaronder rebound van de ziekte. Er moet rekening
worden gehouden met de kans op ernstige exacerbatie van de ziekte na stopzetting van de behandeling
met ponesimod. Patiënten moeten worden geobserveerd op een ernstige exacerbatie of terugkeer van
hevige ziekteactiviteit na stopzetting van de behandeling met ponesimod en zo nodig moet een gepaste
behandeling worden ingesteld (zie hierboven).
Hulpstoffen
Lactose
Ponvory bevat lactose (zie rubriek 2). Patiënten met zeldzame erfelijke problemen van galactose-
intolerantie, totale lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet
gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Antineoplastische, immunomodulerende of immunosuppressieve behandelingen
Ponesimod is niet onderzocht in combinatie met antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve behandelingen. Bij gelijktijdige toediening dient men voorzichtig te zijn
vanwege het risico van additieve immuuneffecten tijdens een dergelijke behandeling en in de weken
na toediening (zie rubriek 4.4).
Ponesimod is niet onderzocht bij patiënten die QT-verlengende geneesmiddelen gebruikten (zie
rubriek 4.4).
Bètablokkers
Het negatief chronotroop effect van gelijktijdige toediening van ponesimod en propranolol werd
geëvalueerd in een speciale studie naar de farmacodynamiek en veiligheid. De toevoeging van
ponesimod aan propranolol bij steady state heeft een additief effect op de hartfrequentie.
In een geneesmiddel-interactiestudie werd het titratieschema van ponesimod (zie rubriek 4.2)
toegepast bij proefpersonen die behandeld werden met propranolol (80 mg) eenmaal daags bij steady
state
. In vergelijking met alleen ponesimod veroorzaakte de combinatie met propranolol na de eerste
dosis ponesimod (2 mg) een afname van de hartslag met 12,4 slagen/min (90%-BI: -15,6 tot -9,1) in de
gemiddelde hartfrequentie gemeten over een uur; de eerste dosis van ponesimod van 20 mg na
optitratie veroorzaakte een afname van 7,4 slagen/min (90%-BI: -10,9 tot -3,9) in de gemiddelde
hartfrequentie over een uur. In de farmacokinetiek van ponesimod of propranolol werden geen
significante veranderingen waargenomen.
Vaccins
Vaccinaties kunnen minder werkzaam zijn als ze worden toegediend tijdens behandeling met
ponesimod en tot 1 week nadat de behandeling is gestopt (zie rubriek 4.4).
Het gebruik van levende verzwakte vaccins kan het risico van infectie in zich dragen en moet daarom
worden vermeden tijdens ponesimod-behandeling en tot 1 week na het stoppen met de behandeling
met ponesimod (zie rubriek 4.4).
Effect van andere geneesmiddelen op ponesimod
Het is onwaarschijnlijk dat geneesmiddelen die belangrijke CYP- of UGT-enzymen remmen, invloed
hebben op de farmacokinetiek van ponesimod (zie rubriek 5.2).
Gelijktijdige toediening van ponesimod met sterke inductoren van meerdere metabole routes van
ponesimod (zie rubriek 5.2) kunnen de systemische blootstelling aan ponesimod verlagen. Het is
onduidelijk of deze verlaging klinisch relevant is.
Ponesimod is geen substraat van de transporteiwitten P-gp, BCRP, OATP1B1 of OATP1B3. Het is
onwaarschijnlijk dat geneesmiddelen die deze transporteiwitten remmen, invloed hebben op de
farmacokinetiek van ponesimod.
Effect van ponesimod op andere geneesmiddelen
Het is onwaarschijnlijk dat ponesimod en de metabolieten ervan enige klinisch relevante potentie
vertonen voor geneesmiddelinteractie via CYP- of UGT-enzymen of via transporteiwitten (zie
rubriek 5.2).
Orale anticonceptiva
Gelijktijdige toediening van ponesimod met een oraal hormonaal anticonceptivum (met 1 mg
norethisteron/norethindron en 35 mcg ethinylestradiol) liet geen klinische relevante farmacokinetische
interactie met ponesimod zien. Daarom wordt niet verwacht dat gelijktijdig gebruik van ponesimod de
werkzaamheid van hormonale anticonceptiva zal verminderen. Er zijn geen interactiestudies
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie bij vrouwen
Ponvory is gecontra-indiceerd bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3). Vóór aanvang van de behandeling met Ponvory bij vrouwen
die zwanger kunnen worden, moet daarom een negatieve uitslag van een zwangerschapstest zijn
verkregen en dient informatie te worden verstrekt over de mogelijkheid van een ernstig risico voor de
foetus en de noodzaak van effectieve anticonceptie tijdens behandeling met ponesimod. Aangezien het
na het stoppen met de behandeling ongeveer 1 week duurt om ponesimod uit het lichaam te
elimineren, kan het mogelijke risico voor de foetus aanwezig blijven en moeten vrouwen tijdens deze
periode effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.4).
In de checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg staan ook specifieke maatregelen.
Deze maatregelen moeten worden geïmplementeerd voordat ponesimod aan vrouwelijke patiënten
wordt voorgeschreven en tijdens hun behandeling.
Als de behandeling met ponesimod wordt gestopt omdat de patiënt zwanger wil worden, moet
rekening worden gehouden met de mogelijke terugkeer van de ziekteactiviteit (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap (zie rubriek 4.3). Hoewel er geen gegevens zijn
over het gebruik van ponesimod bij zwangere vrouwen, is uit dieronderzoek reproductietoxiciteit
gebleken (zie rubriek 5.3). Als een vrouw tijdens de behandeling zwanger wordt, moet de behandeling
met ponesimod onmiddellijk worden gestopt. Er moet medische advies worden gegeven over het risico
van schadelijke effecten op de foetus als gevolg van de behandeling (zie rubriek 5.3) en er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden.
Op basis van klinische ervaring bij patiënten die met een andere S1P-receptormodulator werden
behandeld, is het gebruik in verband gebracht met een verhoogd risico op ernstige congenitale
misvormingen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of ponesimod of de metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Een
studie bij lacterende ratten heeft aanwijzingen gegeven voor uitscheiding van ponesimod in
moedermelk (zie rubriek 5.3). Een risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Het effect van ponesimod op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. Gegevens uit
preklinisch onderzoek wijzen er niet op dat ponesimod gepaard zou gaan met een verhoogd risico op
verminderde vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Ponvory heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn nasofaryngitis (19,7%), alanineaminotransferase verhoogd
(17,9%) en bovensteluchtweginfectie (11%).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die met ponesimod werden gemeld in gecontroleerde klinische studies en
niet-gecontroleerde extensiestudies worden weergegeven in volgorde van frequentie, met de meest
voorkomende reacties eerst. De volgende frequentiecategorieën zijn gebruikt: zeer vaak ( 1/10), vaak
( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1 000, 1/100), zelden (1/10 000, <1/1 000); zeer zelden (<1/10 000); niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2:
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Systeem-/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
urineweginfectie,
bronchitis, influenza,
rhinitis,
nasofaryngitis,
luchtweginfectie,
Infecties en parasitaire
bovenste-
luchtweginfectie viraal,
aandoeningen
luchtweginfectie
faryngitis, sinusitis,
virale infectie, herpes
zoster, laryngitis,
pneumonie
Bloed- en
lymfopenie,
lymfestelselaandoeningen
lymfocytentelling
verlaagd
depressie, insomnia,
Psychische stoornissen
angst
duizeligheid,
Zenuwstelselaandoeningen
hypo-esthesie,
somnolentie, migraine
Oogaandoeningen
macula-oedeem
Evenwichtsorgaan- en
vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen

bradycardie
Bloedvataandoeningen
hypertensie
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en

dyspneu, hoest
mediastinumaandoeningen
Maag

dyspepsie
droge mond
darmstelselaandoeningen
rugpijn, artralgie, pijn in
Skeletspierstelsel- en
gewrichtszwellin
extremiteit,
bindweefselaandoeningen
g
ligamentverstuiking
Algemene aandoeningen en
vermoeidheid, pyrexie,
toedieningsplaatsstoornisse
oedeem perifeer,
n
borstongemak
alanine-
leverenzym verhoogd,
Onderzoeken
aminotransferase
hyperkaliëmie
C-reactief proteïne
verhoogd
verhoogd, transaminases
verhoogd, cholesterol in
bloed verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bradyaritmie
In de fase III-studie OPTIMUM (zie rubriek 5.1), trad bradycardie bij het instellen van de behandeling
(op dag 1 sinusbradycardie/hartfrequentie minder dan 50 slagen/min op het ECG) op bij 5,8% van de
met ponesimod behandelde patiënten, tegenover 1,6% van de patiënten die teriflunomide 14 mg
kregen. Patiënten bij wie bradycardie optrad, waren in het algemeen asymptomatisch. Bradycardie
verdween bij alle patiënten zonder interventie en het was niet nodig om te stoppen met de
ponesimod-behandeling. Op dag 1 hadden 3 patiënten behandeld met ponesimod na toediening
asymptomatisch een hartfrequentie lager dan of gelijk aan 40 slagen/min; alle 3 de patiënten hadden al
in de uitgangssituatie een hartfrequentie onder 55 slagen/min.
Het instellen van een ponesimod-behandeling is geassocieerd met voorbijgaande vertragingen in de
AV-geleiding die eenzelfde tijdspatroon volgen als de waargenomen afname van de hartfrequentie
tijdens de dosistitratie. De vertragingen in de AV-geleiding manifesteerden zich als een eerstegraads
AV-blok (verlengd PR-interval op het ECG). Dit kwam in de OPTIMUM-studie voor bij 3,4% van de
met ponesimod behandelde patiënten en bij 1,2% van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. In
de OPTIMUM-studie werd geen tweedegraads AV-blok type Mobitz-I (Wenckebach) waargenomen.
De geleidingsstoornissen waren doorgaans voorbijgaand en asymptomatisch, verdwenen binnen
24 uur, verdwenen zonder interventie, en het was niet nodig om de ponesimod-behandeling stop te
zetten.
Infecties
In de fase III-studie OPTIMUM (zie rubriek 5.1) was het totale infectiepercentage vergelijkbaar bij de
patiënten behandeld met ponesimod en degenen die teriflunomide 14 mg kregen (respectievelijk
54,2% en 52,1%. Nasofaryngitis en virale infecties kwamen meer voor bij met ponesimod behandelde
patiënten. Ernstige infecties (zowel in ernst: serious, als in gradatie: severe) traden op bij 1,6% van de
met ponesimod behandelde patiënten, tegenover 0,9% van de patiënten die teriflunomide 14 mg
kregen.
In de OPTIMUM-studie was het percentage herpesinfecties niet verschillend tussen de met ponesimod
behandelde patiënten en diegenen die teriflunomide 14 mg kregen (4,8%).
Verlaging aantal lymfocyten in bloed
In de OPTIMUM-studie kreeg 3,2% van de met ponesimod behandelde patiënten een lager
lymfocytenaantal dan 0,2 x 109/l, tegenover geen van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen,
waarbij de waardes in het algemeen weer herstelden tot boven 0,2 x 109/l terwijl ze op hun
behandeling met ponesimod bleven.
Macula-oedeem
In de OPTIMUM-studie werd macula-oedeem gemeld bij 1,1% van de met ponesimod behandelde
patiënten, tegenover geen van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen.
Verhoging van leverenzymen
In de OPTIMUM-studie steeg ALAT bij 17,3% van de met ponesimod behandelde patiënten tot drie
keer de bovengrens van de normaalwaarde (upper limit of normal, ULN) en bij 4,6% tot vijf keer de
ULN. Bij de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen was dat respectievelijk bij 8,3% en 2,5%.
ALAT steeg bij 0,7% van de met ponesimod behandelde patiënten tot acht maal ULN, tegenover 2,1%
Insulten
In de OPTIMUM-studie werden gevallen van insulten gemeld bij 1,4% van de met ponesimod
behandelde patiënten, tegenover bij 0,2% van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. Het is niet
bekend of deze gebeurtenissen te maken hadden met de effecten van MS, met ponesimod, of met een
combinatie van beide.
Respiratoire effecten
Dosisafhankelijke verlagingen van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (FEV1) werden
waargenomen bij patiënten behandeld met ponesimod (zie rubriek 4.4). In de OPTIMUM-studie had
van de met ponesimod behandelde patiënten een groter deel een verlaging van meer dan 20% t.o.v. de
uitgangssituatie in percentage voorspeld FEV1 dan van de patiënten die teriflunomide 14 mg kregen,
namelijk respectievelijk 19,4% en 10,6%. De afname van percentage voorspeld FEV1 na 2 jaar t.o.v.
de uitgangssituatie was 8,3% bij met ponesimod behandelde patiënten tegenover 4,4% bij patiënten
die teriflunomide 14 mg kregen. De veranderingen in FEV1 en DLCO bleken na stopzetting van de
behandeling gedeeltelijk reversibel te zijn. In de OPTIMUM-studie stopten 7 patiënten met ponesimod
vanwege pulmonale bijwerkingen (dyspneu). Ponesimod is onderzocht bij MS-patiënten met lichte tot
matige astma of COPD. De veranderingen in FEV1 waren in deze subgroep vergelijkbaar met de
subgroep van patiënten zonder longziekte in de uitgangssituatie.
Verhoogde bloeddruk
In de OPTIMUM-studie hadden met ponesimod behandelde patiënten een gemiddelde verhoging van
2,9 mmHg in de systolische bloeddruk en van 2,8 mmHg in de diastolische bloeddruk, tegenover
respectievelijk 2,8 mmHg en 3,1 mmHg bij patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. En verhoging in
de bloeddruk met ponesimod werd voor het eerst opgemerkt na ongeveer 1 maand na het instellen van
de behandeling en bleef bij voortgezette behandeling aanwezig. De bloeddrukwaarden na stopzetting
van de ponesimod-behandeling wijzen op reversibiliteit. Hypertensie werd als bijwerking gemeld bij
10,1% van de met ponesimod behandelde patiënten en bij 9,0% van de patiënten die teriflunomide
14 mg kregen.
Huidneoplasmata
In de OPTIMUM-studie werd bij met ponesimod behandelde patiënten één geval gemeld van een
maligne melanoom en twee gevallen van basaalcelcarcinoom (0,4%), tegenover één geval van
basaalcelcarcinoom (0,2%) bij patiënten die teriflunomide 14 mg kregen. Een verhoogd risico op
cutane maligniteiten is gemeld bij gebruik van een andere S1P-receptormodulator.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen en klachten
Bij patiënten die een overdosis ponesimod hebben ingenomen is het - in het bijzonder bij het beginnen
of hervatten van de behandeling - belangrijk te letten op klachten en verschijnselen van zowel
bradycardie als AV-geleidingsblok, mogelijk met monitoring gedurende de nacht. De hartfrequentie
en bloeddruk dienen regelmatig gecontroleerd te worden, en er dienen ECG's te worden uitgevoerd
(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
Er is geen specifiek antidotum voor ponesimod. Noch dialyse, noch plasmawisseling zal resulteren in
relevante verwijdering van ponesimod uit het lichaam. De verlaging van de hartfrequentie als gevolg
van ponesimod kan worden omgekeerd door atropine.
In het geval van overdosering dient ponesimod te worden gestopt en dient een algemene
ondersteunende behandeling te worden gegeven totdat de klinische toxiciteit is verminderd of
verdwenen. Het is te adviseren een vergiftigingscentrum te raadplegen om de nieuwste aanbevelingen
te verkrijgen voor het behandelen van een overdosis.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code:
L04AA50
Werkingsmechanisme
Ponesimod is een modulator van de sfingosine-1-fosfaatreceptor (een S1P-receptormodulator).
Ponesimod bindt met hoge affiniteit aan de S1P-receptor 1, gelegen op lymfocyten.
Ponesimod blokkeert de capaciteit van lymfocyten om vanuit lymfeklieren te migreren. Hierdoor
neemt het aantal lymfocyten in perifeer bloed af. Het mechanisme waarmee ponesimod bij multiple
sclerose therapeutische effecten uitoefent, kan te maken hebben met een verminderde migratie van
lymfocyten naar het centraal zenuwstelsel.
Farmacodynamische effecten
Immuunsysteem
Bij gezonde vrijwilligers veroorzaakt ponesimod vanaf een eenmalige dosis van 5 mg een
dosisafhankelijke afname van het aantal lymfocyten in perifeer bloed, veroorzaakt door reversibele
sekwestratie van lymfocyten in lymfoïde weefsels, waarbij de grootste afname 6 uur na toediening
wordt waargenomen. Na 7 dagelijkse doses van 20 mg was de grootste afname in het absolute
gemiddelde aantal lymfocyten tot 26% van de uitgangssituatie (650 cellen/µl), waargenomen 6 uur na
toediening. Dit treft subsets van B-cellen [CD19+] en T-cellen [CD3+] uit perifeer bloed,
T-helpercellen [CD3+CD4+] en cytotoxische T-cellen [CD3+CD8+], maar niet NK-cellen.
T-helpercellen waren gevoeliger voor de effecten van ponesimod dan cytotoxische T-cellen.
Farmacokinetische/farmacodynamische modellering geeft aan dat het aantal lymfocyten bij >90% van
de gezonde proefpersonen binnen 1 week na het stoppen met de behandeling met ponesimod
terugkeerde naar het normale bereik. In het ontwikkelingsprogramma keerde het aantal perifere
lymfocyten binnen 1 week na stopzetting van ponesimod terug naar het normale bereik.
In de OPTIMUM-studie was het aantal lymfocyten bij het eerste geplande vervolgbezoek (dag 15) na
stopzetting van de behandeling met ponesimod bij 94% van de patiënten teruggekeerd naar het
normale bereik en bij 99% van de patiënten tot boven 0,8 x 109 cellen/l.
Hartfrequentie en hartritme
Ponesimod veroorzaakt na aanvang van de behandeling een voorbijgaande dosisafhankelijke afname
van de hartfrequentie en vertraging van de AV-geleiding (zie rubriek 4.4). De hartfrequentie neemt af
tot een plateau bij doses hoger dan of gelijk aan 40 mg, en bradyaritmische gebeurtenissen (AV-blok)
werden onder behandeling met ponesimod in hogere incidentie waargenomen dan bij placebo. Dit
effect begint binnen het eerste uur na de toediening en is 2-4 uur na toediening maximaal. De
Met de geleidelijke optitratie van ponesimod wordt de afname van de hartfrequentie minder
uitgesproken en er werd geen tweedegraads AV-blok van type Mobitz-II of hogeregraads AV-blok
waargenomen.
De afname van de hartfrequentie veroorzaakt door ponesimod kan worden omgekeerd door atropine.
Effect op het QT/QTc-interval en cardiale elektrofysiologie
In een grondig onderzoek naar de QT, met supra-therapeutische doses van 40 mg en 100 mg
(respectievelijk 2-maal en 5-maal de aanbevolen onderhoudsdosis) ponesimod bij steady state, leidde
behandeling met ponesimod tot lichte verlenging van het individueel gecorrigeerde QT
(QTcI)-interval, waarbij de bovengrens van het tweezijdige 90%-betrouwbaarheidsinterval (BI)
11,3 ms (bij 40 mg) en 14,0 ms (bij 100 mg) was. Er was geen consistent signaal dat behandeling met
ponesimod gepaard gaat met een verhoogde incidentie van QTcI-uitschieters, noch in de absolute
waarden, noch in de verandering ten opzichte van de uitgangssituatie. Op basis van het verband tussen
concentratie en effect wordt er geen klinisch relevant effect verwacht op het QTc-interval bij de
therapeutische dosis van 20 mg (zie rubriek 4.4).
Longfunctie
Dosisafhankelijke afnames in absolute waardes van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde
werden waargenomen bij met ponesimod behandelde proefpersonen en deze waren groter dan bij
proefpersonen die placebo gebruikten (zie rubriek 4.8).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid van ponesimod werd onderzocht in de fase III-studie OPTIMUM, een
multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde superioriteitsstudie met actieve controle en parallelle
groepen bij patiënten met recidiverende MS (RMS) die gedurende 108 weken werden behandeld. In de
studie werden patiënten opgenomen met recidiverend beloop van MS vanaf het begin (RRMS of
SPMS met bovendien recidieven) en een score op de Expanded Disability Status Scale (EDSS) van
0 tot 5,5, die in het voorgaande jaar ten minste één recidief hadden gehad, of twee recidieven in de
voorgaande twee jaar, of met minstens één met gadolinium aangekleurde (gadolinium-enhancing,
Gd+) laesie op een hersen-MRI binnen de voorafgaande 6 maanden of in de uitgangssituatie.
Patiënten werden gerandomiseerd naar behandeling eenmaal daags met ofwel ponesimod ofwel
teriflunomide 14 mg, te beginnen met een 14-daagse dosistitratie (zie rubriek 4.2). Neurologische
beoordelingen werden elke 12 weken uitgevoerd, en bovendien ten tijde van een vermoed recidief.
Hersen-MRIs werden uitgevoerd in de uitgangssituatie en in de weken 60 en 108.
Het primaire eindpunt van de studie was het aantal recidieven op jaarbasis (annualised relapse rate,
ARR) vanaf de uitgangssituatie tot het einde van de studie (EOS). De van tevoren gespecificeerde
hiërarchische testvolgorde om op terug te vallen omvatte het primaire eindpunt en de secundaire
eindpunten: cumulatieve aantal gecombineerde unieke actieve laesies (CUAL, gedefinieerd als nieuwe
Gd+-T1-laesies plus nieuwe of groter wordende T2-laesies [zonder laesies dubbel te tellen]) vanaf de
uitgangssituatie tot week 108; tijd tot 12-weekse confirmed disability accumulation (CDA) vanaf de
uitgangssituatie tot EOS; tijd tot 24-weekse CDA vanaf de uitgangssituatie tot EOS. Een CDA op
12 weken was gedefinieerd als een toename van ten minste 1,5 in EDSS voor proefpersonen met een
uitgangs-EDSS-score van 0, of een toename van ten minste 1,0 in EDSS voor proefpersonen met een
uitgangs-EDSS-score van 1,0 tot 5,0, of een toename van ten minste 0,5 in EDSS voor proefpersonen
met een uitgangs-EDSS-score van 5,5, die na 12 weken was bevestigd.
In de OPTIMUM-studie werden 1 133 patiënten gerandomiseerd naar ofwel ponesimod (N=567) of
teriflunomide 14 mg (N=566); 86,4% van de met ponesimod behandelde patiënten en 87,5% van de
met teriflunomide 14 mg behandelde patiënten voltooiden de studie volgens het protocol. De
demografische kenmerken en ziektekenmerken in de uitgangssituatie waren in beide behandelgroepen
De resultaten worden weergegeven in tabel 3. Analyse van de patiëntenpopulaties met verschillende
uitgangsniveaus van ziekteactiviteit, waaronder ook actieve en zeer actieve ziekte, liet zien dat de
werkzaamheid van ponesimod op de primaire en secundaire eindpunten daarbij consistent was met die
in de totale populatie.
Tabel 3:
Werkzaamheidsresultaten in de OPTIMUM-studie
ponesimod 20 mg
teriflunomide 14 mg
Klinisch eindpunt
N=567
N=566
Primair eindpunt
Gemiddelde Annualised Relapse Ratea
0,202
0,290
30,5% (p=0,0003)*
Relatieve reductie
(95%-CL's: 15,2%; 43,0%)
Patiënten met ten minste één
29,3%
39,4%
bevestigd recidief
Secundaire eindpunten
Confirmed Disability Accumulation
(CDA) b
N=567
N=566
Patiëntenb met 12-weekse CDA
10,8%
13,2%
Relatiefrisicoreductiec
17% (p=0,2939)
(95%-CL's: -18%; 42%)
Patiëntenb met 24-weekse CDA
8,7%
10,5%
Relatiefrisicoreductiec
16% (p=0,3720)
(95%-CL's: -24%; 43%)
MRI-eindpunten
Cumulatieve aantal Combined Unique
N=539
N=536
Active Lesions (CUAL's)
Gemiddeld aantal CUAL's per jaard
1,41
3,16
56% (p<0,0001)*
Relatieve reductie
(95%-CL's: 45,8%; 63,6%)
Alle analyses zijn gebaseerd op de volledige analyseset (FAS). Deze bevat alle gerandomiseerde patiënten. 'N' betreft het
aantal patiënten dat in elk van de eindpuntanalyses is opgenomen, per behandelgroep.
a
Gedefinieerd als bevestigde recidieven per jaar tot het einde van de studie (negatief binomiaal regressiemodel met
stratificatievariabelen (EDSS 3,5 versus EDSS > 3,5; DMT binnen de laatste 2 jaar voor randomisatie [Ja/Nee]) en
het aantal recidieven in het jaar voorafgaand aan de opname in de studie (<=1, >=2) als covariabelen)
b
Op basis van de tijd tot de eerste 12-weekse/24-weekse CDA-gebeurtenis tot het einde van de studie (Kaplan-Meier
schattingen in week 108)
c
Gedefinieerd als tijd tot 12-weekse/24-weekse CDA vanaf de uitgangssituatie tot het einde van de studie (Stratified
Cox proportional hazard model
, p-waarde gebaseerd op de stratified log rank test). Twee van tevoren geplande
indirecte vergelijkingsmethodes toonden beide een consistent klinisch betekenisvol effect van ponesimod in
vergelijking met placebo op de tijd tot de eerste 12-weekse CDA, de Matching-Adjusted Indirect Comparison
(MAIC)-benadering toonde dat ponesimod de 12-weekse CDA met 40% reduceerde in vergelijking met placebo
(hazard ratio: 0,60 [95%-BI: 0,34; 1,05]) en de Model-Based Meta-Analysis (MBMA) liet zien dat ponesimod het
risico van de 12-weekse CDA met 39% reduceerde in vergelijking met placebo (hazard ratio: 0,61 [95%-CL's: 0,47;
0,80]).
d
Gedefinieerd als nieuwe Gd+ T1-laesies plus nieuwe of groter wordende T2-laesies [zonder laesies dubbel te tellen]
per jaar van de uitgangssituatie tot week 108 (negatief binomiaal regressiemodel met stratificatiefactoren en Gd+-
T1-laesies (aanwezig/afwezig) in de uitgangssituatie als covariabelen)
* statistisch significant volgens de van tevoren vastgestelde teststrategie op multipliciteit, CL's: Confidence Limits
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Ponvory in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met multiple sclerose (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van ponesimod is bij gezonde proefpersonen en proefpersonen met multiple
sclerose gelijk.
Het farmacokinetische profiel van ponesimod toonde `lage tot matige' interindividuele variabiliteit,
ongeveer 6% - 33% en `lage' intra-individuele variabiliteit, ongeveer 12% - 20%.
Absorptie
De tijd waarin de maximale plasmaconcentratie van ponesimod wordt bereikt, is 2-4 uur na
toediening. De absolute orale biologische beschikbaarheid van een dosis van 10 mg is 83,8%.
Effect van voedsel
Voedsel heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van ponesimod. Daarom kan
ponesimod met of zonder voedsel worden ingenomen.
Distributie
Na intraveneuze toediening aan gezonde proefpersonen is het distributievolume van ponesimod bij
steady state 160 liter.
Ponesimod wordt in hoge mate gebonden aan plasma-eiwitten (> 99%) en wordt voornamelijk
(78,5%) verdeeld naar de plasmafractie van volbloed. Dierstudies laten zien dat ponesimod de
bloed-hersenbarrière gemakkelijk passeert.
Biotransformatie
Ponesimod wordt bij de mens uitgebreid gemetaboliseerd voordat het wordt uitgescheiden, hoewel
onveranderd ponesimod het belangrijkste circulerende onderdeel in plasma was. Twee inactieve
circulerende metabolieten, M12 en M13, zijn ook in plasma bij de mens aangetoond. M13 is
verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de totale blootstelling aan actief geneesmiddel en M12 voor
6%. Beide metabolieten zijn inactief op de S1P-receptoren in concentraties die worden bereikt met
therapeutische doses van ponesimod.
In-vitro-studies met preparaten van menselijke lever geven aan dat ponesimod wordt gemetaboliseerd
door meerdere, afzonderlijke enzymsystemen, waaronder diverse CYP450- (CYP2J2, CYP3A4,
CYP3A5, CYP4F3A en CYP4F12), UGT- (voornamelijk UGT1A1 en UGT2B7) en non-CYP450-
oxidatieve enzymen, zonder opvallend grote bijdrage van enig afzonderlijk enzym.
In-vitro-onderzoeken geven aan dat ponesimod en zijn metaboliet M13 bij de therapeutische dosis van
20 mg eenmaal daags geen klinisch relevante geneesmiddelinteractiecapaciteit vertoont voor CYP- of
UGT-enzymen of transporteiwitten.
Eliminatie
Na een eenmalige intraveneuze toediening is de totale klaring van ponesimod 3,8 liter/uur. De
eliminatiehalfwaardetijd na orale toediening is ongeveer 33 uur.
Na een eenmalige orale toediening van 14C-ponesimod werd 57% tot 80% van de dosis teruggevonden
in feces (16% als onveranderd ponesimod), en 10% tot 18% in urine (geen onveranderd ponesimod).
Na orale toediening van ponesimod namen de Cmax en de AUC ongeveer dosisgerelateerd toe in het
onderzochte dosisbereik (1-75 mg). Bij steady state zijn de waarden ongeveer 2,0 tot 2,6 maal hoger
dan met een eenmalige dosis en worden bereikt na 4 dagen toediening van de onderhoudsdosis van
ponesimod.
Specifieke patiëntengroepen
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een nierfunctiestoornis. Bij volwassen
proefpersonen met matige of ernstige nierfunctiestoornis (geschatte creatinineklaring (CrCl) zoals
bepaald met de Cockroft-Gault-formule tussen 30 en 59 ml/min voor matige en <30 ml/min voor
ernstige), waren er geen significante veranderingen in de Cmax en AUC van ponesimod in vergelijking
met proefpersonen met een normale nierfunctie (CrCl>90 ml/min). Het effect van dialyse op de
farmacokinetiek van ponesimod is niet onderzocht. Als gevolg van de hoge binding aan
plasma-eiwitten (meer dan 99%) van ponesimod, wordt niet verwacht dat dialyse de totale en
ongebonden ponesimod-concentratie verandert en op basis van deze overwegingen wordt niet
verwacht dat dosisaanpassingen nodig zijn.
Leverfunctiestoornis
Bij volwassen proefpersonen zonder MS, met lichte, matige of ernstige leverfunctiestoornis
(respectievelijk Child-Pugh-klasse A, B en C, N=8 in elke categorie) was de AUC0- van ponesimod
respectievelijk verhoogd met een factor 1,3, 2,0 en 3,1 in vergelijking met gezonde proefpersonen. Op
basis van de farmacokinetische populatiebeoordeling in een grotere groep proefpersonen (N=1 245),
waaronder 55 proefpersonen met MS met lichte leverinsufficiëntie (ingedeeld op basis van de criteria
van de National Cancer Institute - Organ Dysfunction Working Group) was de schatting een
1,1-voudige toename van de AUC0- van ponesimod bij deze groep in vergelijking met proefpersonen
met een normale leverfunctie.
Ponesimod is gecontra-indiceerd bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis,
aangezien de risico's op bijwerkingen groter kunnen zijn.
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klasse A).
Leeftijd
De resultaten uit een farmacokinetische populatieanalyse gaf aan dat leeftijd (bereik: 17 tot 65 jaar)
geen significant effect heeft op de farmacokinetiek van ponesimod. Ponesimod is niet onderzocht bij
de populatie van ouderen (>65 jaar).
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch significant effect op de farmacokinetiek van ponesimod.
Ras
Er werden geen klinisch relevante farmacokinetische verschillen waargenomen tussen Japanse en
Kaukasische of zwarte en witte proefpersonen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In de long werden voorbijgaande adaptieve pulmonale histiocytose en toegenomen longgewicht
waargenomen bij muizen, ratten en honden na 4 weken toediening van ponesimod, maar na 13 tot
52 weken toediening waren die bevindingen niet langer aanwezig of ze waren minder uitgesproken.
De no-observed-adverse-effect-levels (NOAEL's) voor longverschijnselen werden vastgesteld in
toxiciteitsstudies van 4 weken bij ratten en honden en deze NOAEL's gingen gepaard met waarden
voor Cmax en AUC0-24 die vergelijkbaar waren met of lager waren dan die bij systemische blootstelling
Bij de hond waren arteriële laesies die werden waargenomen in het hart, secundair aan
hemodynamische veranderingen. De hond staat erom bekend bijzonder gevoelig te zijn voor
hemodynamische veranderingen in het hart en de toxiciteit die daarmee gepaard gaat, is mogelijk
soortspecifiek en niet voorspellend voor een risico bij de mens. In vergelijking met systemische
blootstelling bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag was de NOAEL bij de hond 4,3 en 6,2 maal de
systemische blootstelling bij de mens op basis van respectievelijk de AUC0­24 en de Cmax.
Genotoxiciteit en carcinogeniciteit
Ponesimod vertoonde in vitro en in vivo geen genotoxisch potentieel.
Carcinogeniciteitsstudies met orale inname van ponesimod en met een duur tot 2 jaar werden
uitgevoerd bij muizen en ratten. Bij ratten werden geen neoplastische laesies waargenomen tot bij de
hoogste geteste dosis, overeenkomend met een plasmablootstelling aan ponesimod (AUC) die
18,7 keer hoger is dan bij de mens bij de RHD van 20 mg. Bij muizen verhoogde ponesimod de
gezamenlijke totale incidentie van hemangiosarcoom en hemangioom bij alle behandelde mannelijke
dieren en bij de vrouwelijke dieren die een hoge dosis kregen. De laagste dosis die bij vrouwelijke
dieren werd getest, is het no-observed-effect-level (NOEL) voor carcinogenese en de AUC0-24 is
2,4 keer de systemische blootstelling bij de mens bij de RHD van 20 mg.
Vruchtbaarheid en reproductietoxiciteit
Ponesimod had geen effect op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid bij ratten bij
plasmablootstellingsniveaus (AUC) tot ongeveer 18 keer (voor mannelijke ratten) en 31 keer (voor
vrouwelijke ratten) de niveaus bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag.
Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan zwangere ratten tijdens de periode van de
organogenese, werden de embryo-foetale overleving, de groei en de morfologische ontwikkeling
ernstig beperkt. Teratogene effecten met grote skelet- en viscerale afwijkingen werden eveneens
waargenomen. Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan zwangere konijnen tijdens de periode
van de organogenese, werd een geringe toename opgemerkt in verlies na de innesteling en in
bevindingen bij de foetus (op de viscera en het skelet). De plasmablootstelling (AUC) bij ratten en
konijnen bij de NOAEL (1 mg/kg/dag bij beide soorten) is lager dan die bij de mens bij de RHD van
20 mg/dag.
Wanneer ponesimod oraal werd toegediend aan vrouwelijke ratten tijdens de hele zwangerschap en
lactatieperiode, werden bij de hoogste geteste dosis bij het nageslacht verminderde overleving en
gewichtstoename van de jongen en vertraagde seksuele rijping waargenomen. Bij de F1-vrouwelijke
dieren was vruchtbaarheid verminderd. De AUC0-24 bij de NOAEL van 10 mg/kg/dag is 1,2 tot
1,5 keer die bij de mens bij de RHD van 20 mg/dag. Ponesimod was aanwezig in het plasma van de
F1-jongen, wat wijst op blootstelling vanuit de moedermelk.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Croscarmellosenatrium
Lactosemonohydraat
Magnesiumstearaat
Microkristallijne cellulose
Povidon K30
Colloïdaal watervrij siliciumdioxide
Filmomhulling
Hypromellose 2910
Lactosemonohydraat
Macrogol 3350
Titaandioxide
Triacetine
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Zwart ijzeroxide (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide geel (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
4 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De Alu/alu-blister met droogmiddel bestaat uit een gelamineerde koud vormgegeven aluminium film
met geïntegreerd droogmiddel en een gelamineerde doordruk-afdekfilm van Alu.
Elke blisterverpakking van 14 filmomhulde tabletten voor een behandelingsschema van 2 weken
bevat:
2 filmomhulde tabletten van 2 mg
2 filmomhulde tabletten van 3 mg
2 filmomhulde tabletten van 4 mg
1 filmomhulde tablet van 5 mg
1 filmomhulde tablet van 6 mg
1 filmomhulde tablet van 7 mg
1 filmomhulde tablet van 8 mg
1 filmomhulde tablet van 9 mg
3 filmomhulde tabletten van 10 mg
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten (onderhoudsverpakking)
Verpakking met 28 filmomhulde tabletten of multiverpakking met 84 (3 verpakkingen van 28)
filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
EU/1/21/1550/002
EU/1/21/1550/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 19 mei 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan de lancering van Ponvory in elke lidstaat moet de vergunninghouder de inhoud en de
indeling van het educatieve programma, met inbegrip van communicatiemedia, distributiemodaliteiten
en alle overige aspecten van het programma, afstemmen met de nationale bevoegde instantie.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in elke lidstaat waar Ponvory in de handel is, alle
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die van plan zijn Ponvory voor te schrijven een
informatiepakket voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg ontvangt, bestaande uit:
informatie over waar men de meest recente Samenvatting van de productkenmerken (SmPC)
kan vinden;
checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;
gids voor patiënten/verzorgers;
herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap.
Checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
De checklist voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moet de volgende kernpunten bevatten.
Dosisverhoging bij het instellen van de behandeling:
Begin de behandeling op dag 1 met één tablet van 2 mg oraal eenmaal daags en vervolg
met het 14-daagse titratieschema zoals uiteengezet in de volgende tabel:
Titratiedag
Dagelijkse dosis
Dag 1 en 2
2 mg
Dag 3 en 4
3 mg
Dag 5 en 6
4 mg
Dag 7
5 mg
Dag 8
6 mg
Dag 9
7 mg
Dag 10
8 mg
Dag 11
9 mg
Dag 12, 13 en 14
10 mg
Na het voltooien van de dosistitratie is de aanbevolen onderhoudsdosis van Ponvory één
tablet van 20 mg eenmaal daags oraal.
Hervatting met Ponvory na onderbreking van de behandeling tijdens de dosistitratie of de
onderhoudsperiode
Als er minder dan 4 achtereenvolgende doses zijn gemist, hervat de behandeling dan met
de eerste gemiste dosis.
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn gemist, begin dan opnieuw met de
behandeling met dag 1 (2 mg) van het titratieschema (nieuwe startverpakking).
Als er 4 of meer achtereenvolgende doses van ponesimod zijn gemist tijdens de titratie- of de
onderhoudsperiode, wordt dezelfde monitoring van de eerste toediening aanbevolen als bij het
instellen van de behandeling.
Vereisten voor controle vóór aanvang van de behandeling
Voor toediening van de eerste dosis van Ponvory
Maak een elektrocardiogram (ECG) om vast te stellen of monitoring bij toediening van de
eerste dosis nodig is. Bij patiënten met bepaalde vooraf bestaande aandoeningen wordt
monitoring aanbevolen bij toediening van de eerste dosis (zie hieronder).
Bekijk de uitslagen van een volledige bloedtelling (complete blood count, CBC) met
differentiatie (inclusief het aantal lymfocyten) verkregen binnen 6 maanden voor aanvang
van de behandeling of na stopzetting van de voorgaande behandeling.
Voer een leverfunctietest uit (transaminases, bilirubine) binnen 6 maanden voor aanvang
van de behandeling.
Laat voor aanvang van de behandeling de fundus onderzoeken, inclusief de macula.
Behandeling met Ponvory dient niet te worden ingesteld bij patiënten met macula-oedeem
totdat dit is verdwenen.
Bij vrouwen die zwanger kunnen worden, moet vóór aanvang van de behandeling met
Ponvory een zwangerschapstest met een negatieve uitslag beschikbaar zijn.
Voer een antilichaamtest uit op het varicella-zostervirus (VZV) bij patiënten die geen
door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg bevestigde voorgeschiedenis hebben
van varicella of zonder documentatie van een volledige vaccinatiekuur tegen VZV. Bij
een negatieve test wordt minstens 4 weken voor aanvang van de behandeling met
Bij patiënten met ernstige actieve infectie dient het begin van de toediening van Ponvory
te worden uitgesteld, totdat de infectie is verdwenen.
Ga de huidige en eerdere medicaties na. Als patiënten antineoplastische,
immunosuppressieve of immunomodulerende behandelingen krijgen, of als er sprake is
van een voorgeschiedenis van eerder gebruik van deze geneesmiddelen, houd dan
rekening met mogelijke onbedoelde additieve effecten op het immuunsysteem voordat
met de behandeling wordt begonnen.
Bepaal of patiënten geneesmiddelen gebruiken die de hartfrequentie of de
atrioventriculaire (AV) geleiding kunnen vertragen.
Monitoring bij toediening van de eerste dosis
Aanbevolen voor patiënten met sinusbradycardie (hartfrequentie <55 slagen per minuut
[slagen/min]), een eerstegraads AV-blok of tweedegraads AV-blok type Mobitz-I, of een
voorgeschiedenis van een myocardinfarct of hartfalen meer dan 6 maanden voor aanvang
van de behandeling, die in stabiele toestand zijn.
Monitor patiënten na de eerste toediening gedurende 4 uur op klachten en verschijnselen
van bradycardie met minimaal eenmaal per uur een meting van de pols en de bloeddruk.
Maak bij deze patiënten een ECG aan het eind van de observatieperiode van 4 uur.
Ga in de volgende gevallen door met de monitoring totdat de bevindingen zijn
verdwenen:
hartfrequentie op 4 uur na toediening < 45 slagen/min;
hartfrequentie op 4 uur na toediening geeft de laagste waarde na de toediening;
het ECG op 4 uur na toediening toont een nieuw tweede- of hogeregraads AV-blok.
Als farmacologische behandeling nodig is, ga dan `s nachts door met monitoring en
herhaal de 4-uurse monitoring na toediening van de tweede dosis.
Bij de volgende patiënten dient vóór het instellen van Ponvory een cardioloog te worden
geraadpleegd om de algehele voordelen en risico's en de meest geschikte strategie voor
monitoring te bepalen:
patiënten met aanzienlijke QT-verlenging (QTc > 500 msec) of die al worden behandeld
met QT-verlengende geneesmiddelen met bekende aritmie-inducerende eigenschappen
(risico op torsade de pointes);
patiënten met atriumfladderen/-fibrilleren of met aritmieën behandeld met anti-aritmica
klasse Ia (bijv. kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijv. amiodaron, sotalol);
patiënten met instabiele ischemische hartziekte, gedecompenseerd hartfalen dat optrad
meer dan 6 maanden voor het instellen van de behandeling, een voorgeschiedenis van
hartstilstand, cerebrovasculaire ziekte (TIA, beroerte meer dan 6 maanden voor het
instellen van de behandeling), en hypertensie die niet onder controle is. Aangezien
aanzienlijke bradycardie bij deze patiënten mogelijk slecht wordt verdragen, wordt
behandeling niet aanbevolen;
patiënten met een voorgeschiedenis van tweedegraads AV-blok type Mobitz-II of een
hogeregraads AV-blok, sick-sinussyndroom, of een sino-atriaal hartblok;
patiënten met een voorgeschiedenis van terugkerende syncope of symptomatische
bradycardie.
Houd bij patiënten die tegelijkertijd worden behandeld met geneesmiddelen die de
hartfrequentie vertragen (bijv. bètablokkers, non-dihydropyridine calciumkanaalblokkers
[diltiazem en verapamil], en andere geneesmiddelen die de hartfrequentie kunnen
vertragen zoals digoxine) rekening met de mogelijke noodzaak om over te stappen op
geneesmiddelen die de hartfrequentie niet verlagen. Gelijktijdig gebruik van deze
geneesmiddelen tijdens het instellen van Ponvory kan gepaard gaan met ernstige
bradycardie en een hartblok.
Ponvory is gecontra-indiceerd bij de volgende patiënten:
patiënten met overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen;
patiënten in een immunodeficiënte toestand;
patiënten die de laatste 6 maanden een myocardinfarct, instabiele angina pectoris,
beroerte, TIA, gedecompenseerd hartfalen waarvoor ziekenhuisopname was vereist, of
hartfalen klasse III of IV volgens de New York Heart Association (NYHA) hebben
doorgemaakt;
patiënten met een tweedegraads atrioventriculair (AV) blok type Mobitz-II, of
derdegraads AV-blok, of sick-sinussyndroom, tenzij de patiënt een functionerende
pacemaker heeft;
patiënten met ernstige actieve infecties en patiënten met actieve chronische infecties;
patiënten met actieve maligniteiten;
patiënten met matige of ernstige leverfunctiestoornis (respectievelijk Child-Pugh-klasse B
en C);
vrouwen die zwanger zijn en vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve
anticonceptie gebruiken.
Ponvory verlaagt het aantal lymfocyten in perifeer bloed. Voordat behandeling wordt ingesteld,
dienen de uitslagen te worden beoordeeld van een volledige bloedtelling met differentiatie
(inclusief het aantal lymfocyten) verkregen binnen 6 maanden voor aanvang van de behandeling
of na stopzetting van de voorgaande behandeling. Er wordt ook aanbevolen om tijdens de
behandeling periodiek een volledige bloedtelling uit te voeren. Een absoluut lymfocytenaantal
van <0,2 x109/l dient, indien bevestigd, te leiden tot een onderbreking van de behandeling met
Ponvory totdat de waarden gestegen zijn tot >0,8 x109/l; op dat punt kan hervatting van de
behandeling met Ponvory worden overwogen.
Ponvory heeft een immuunonderdrukkend effect waardoor patiënten een verhoogd risico hebben
op infecties, inclusief opportunistische infecties die fataal kunnen zijn, en kan het risico op het
ontstaan van maligniteiten verhogen, in het bijzonder huidmaligniteiten. Patiënten dienen
nauwlettend gecontroleerd te worden, vooral degenen met gelijktijdig aanwezige aandoeningen
of bekende risicofactoren, zoals eerdere immunosuppressieve behandeling. Stopzetting van de
behandeling bij patiënten met een verhoogd risico op infecties of maligniteiten dient per geval te
worden overwogen.
Stel aanvang van de behandeling met Ponvory uit bij patiënten met ernstige actieve
infecties totdat deze zijn verdwenen. Tijdens een ernstige infectie dient opschorting van
de behandeling te worden overwogen. Antineoplastische, immunomodulerende of
immunosuppressieve behandelingen dienen met voorzichtigheid te worden toegediend
tijdens behandeling met Ponvory, vanwege het risico van additieve effecten op het
immuunsysteem, ook bij patiënten met een voorgeschiedenis van eerder gebruik. Om
dezelfde reden dient een beslissing om langdurige gelijktijdige behandeling met
corticosteroïden toe te passen, alleen te worden genomen na zorgvuldige afweging en de
halfwaardetijd en werkingswijze van geneesmiddelen met langdurige immuuneffecten
dienen in overweging te worden genomen bij het omschakelen van deze geneesmiddelen.
Het wordt aanbevolen waakzaam te zijn voor huidmaligniteiten. Waarschuw patiënten om
zich niet zonder bescherming bloot te stellen aan zonlicht en uv-licht. Patiënten mogen
geen gelijktijdige fototherapie met ultraviolet-B (uv-B)-straling of psoraleen en
ultraviolet-A (PUVA)-fotochemotherapie krijgen. Patiënten met vooraf bestaande
huidstoornissen en patiënten met nieuwe of veranderende huidlaesies dienen te worden
verwezen naar een dermatoloog voor gepaste controle.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden klachten en verschijnselen van infecties tijdens
behandeling en tot 1 week na de laatste dosis van Ponvory onmiddellijk aan hun voorschrijvend
arts te melden. Artsen moeten ook waakzaam zijn voor klachten en symptomen van infectie.
Als cryptokokkenmeningitis (CM) wordt vermoed, dient behandeling met Ponvory te
worden opgeschort totdat een cryptokokkeninfectie is uitgesloten. Als CM wordt
gediagnosticeerd, dient een gepaste behandeling te worden ingesteld.
Artsen dienen waakzaam te zijn voor klinische klachten en symptomen of voor
MRI-bevindingen die wijzen op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML),
een opportunistische virale infectie van de hersenen veroorzaakt door het John
Cunningham-polyomavirus. Als PML wordt vermoed, moet de behandeling met Ponvory
worden onderbroken totdat PML is uitgesloten. Als PML wordt bevestigd, moet
behandeling met Ponvory worden gestaakt.
Er zijn gevallen van PML gemeld bij patiënten behandeld met een andere
S1P-receptormodulator en andere behandelingen voor multiple sclerose (MS).
Gebruik van levende, verzwakte vaccins kan het risico van infectie in zich dragen en
dient daarom te worden vermeden tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na het
stoppen van de behandeling. Als immunisatie met een levend, verzwakt vaccin is vereist,
moet de behandeling met Ponvory vanaf 1 week voor tot 4 weken na een geplande
vaccinatie worden onderbroken.
Een oftalmologisch onderzoek van de fundus, inclusief de macula, wordt aanbevolen bij alle
patiënten:
voorafgaand aan het instellen van de behandeling met Ponvory;
op elk tijdstip als een patiënt tijdens de behandeling met Ponvory een verandering in het
gezichtsvermogen meldt. Behandeling met ponesimod mag niet worden ingesteld bij
patiënten met macula-oedeem voordat dit is verdwenen. Patiënten die zich presenteren
met visussymptomen van macula-oedeem dienen onderzocht te worden; als
macula-oedeem wordt bevestigd, dient de behandeling met Ponvory te worden gestopt.
Als het macula-oedeem is genezen, dienen de mogelijke voordelen en risico's van
Ponvory te worden overwogen voordat de behandeling wordt hervat.
Bij patiënten met een voorgeschiedenis van uveïtis of diabetes mellitus dient de fundus,
inclusief de macula, vóór het instellen van de behandeling met Ponvory te worden
onderzocht en tijdens de behandeling regelmatig te worden gevolgd.
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken.
Bij vrouwen die zwanger kunnen worden moet voor het instellen van de behandeling een
negatieve uitslag van een zwangerschapstest beschikbaar zijn; tijdens de behandeling
moet het testen op zwangerschap met gepaste tussenpozen worden herhaald.
Voor aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling met Ponvory dient aan
vrouwen die zwanger kunnen worden informatie te worden verstrekt over de
mogelijkheid van een ernstig risico voor de foetus en de noodzaak van effectieve
anticonceptie tijdens behandeling met Ponvory, gefaciliteerd door de herinneringskaart
voor patiënten met betrekking tot zwangerschap
.
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens behandeling met Ponvory en
gedurende minimaal 1 week na stopzetting van de behandeling effectieve anticonceptie
gebruiken.
Minimaal 1 week voordat een vrouw wil proberen zwanger te worden, moet behandeling
met Ponvory worden gestopt.
De ziekteactiviteit kan terugkeren als behandeling met Ponvory is stopgezet vanwege
zwangerschap of omdat de vrouw wil proberen zwanger te worden.
Als een vrouw tijdens de behandeling zwanger wordt, moet de behandeling met Ponvory
onmiddellijk worden gestopt. Er moet medisch advies worden gegeven over het risico van
schadelijke effecten op de foetus als gevolg van de behandeling en er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Artsen worden aangemoedigd om zwangere patiënten op te nemen in het Ponvory
Pregnancy Outcomes Enhanced Monitoring (POEM) zwangerschapsregister; zwangere
vrouwen kunnen ook zichzelf daarvoor aanmelden.
Verhoging van transaminases en bilirubine kan optreden bij patiënten die Ponvory gebruiken.
Voor aanvang van de behandeling dienen de uitslagen te worden bekeken van een
leverfunctietest van binnen de laatste 6 maanden. Patiënten die tijdens behandeling met Ponvory
symptomen krijgen die mogelijk wijzen op leverdisfunctie, dienen te worden gecontroleerd op
levertoxiciteit, en behandeling dient te worden stopgezet als significante leverschade is
bevestigd (bijv. bij alanineaminotransferase [ALAT] > 3 x de bovengrens van normaal (upper
limit of normal
, ULN) en bij totaalbilirubine > 2 x ULN).
Ponvory kan een afname van de longfunctie veroorzaken. Tijdens behandeling met Ponvory
dient spirometrische evaluatie van de respiratoire functie te worden uitgevoerd indien klinisch
geïndiceerd.
Tijdens behandeling met Ponvory dient de bloeddruk regelmatig te worden gemeten.
Bij patiënten behandeld met Ponvory zijn insulten gemeld. Artsen dienen waakzaam te zijn voor
insulten, in het bijzonder bij die patiënten met een voorgeschiedenis van insulten of een
geschiedenis van epilepsie in de familie.
Zeldzame gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) zijn gemeld
bij patiënten die werden behandeld met een sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulator. Als
een met ponesimod behandelde patiënt enige onverwachte neurologische of psychiatrische
klachten en verschijnselen zou ontwikkelen, klachten en verschijnselen die kunnen wijzen op
een toename van intracraniële druk, of versnelde neurologische achteruitgang, dan dient de arts
direct een volledig lichamelijk en neurologisch onderzoek in te plannen en een MRI te
overwegen. Symptomen van PRES zijn gewoonlijk reversibel maar kunnen zich ontwikkelen tot
ischemische beroerte of een hersenbloeding. Vertraging in de diagnose en behandeling kan
leiden tot permanente neurologische gevolgen. Bij vermoeden van PRES dient Ponvory te
worden gestopt.
Gids voor patiënten/verzorgers
De gids voor patiënten/verzorgers moet de volgende kernpunten bevatten.
Wat is Ponvory en hoe werkt het?
Wat is multiple sclerose?
Patiënten moeten de bijsluiter zorgvuldig lezen voordat zij met de behandeling beginnen en
moeten hem bewaren voor het geval zij hem tijdens de behandeling weer nodig hebben.
Bij patiënten moet een ECG worden gemaakt voordat ze de eerste dosis Ponvory krijgen, om
vast te stellen of monitoring bij toediening van de eerste dosis nodig is. Ook moet er een ECG
worden gemaakt voor herstart van de behandeling als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn
gemist.
Als ze beginnen met de behandeling met Ponvory, moeten patiënten een startverpakking
gebruiken en het 14-daagse titratieschema volgen.
Patiënten moeten na de eerste dosis Ponvory alle klachten en verschijnselen die kunnen wijzen
op een langzame hartslag (bijv. duizeligheid, draaiduizeligheid, misselijkheid en
hartkloppingen) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts raadplegen in het geval van onderbreking van de
behandeling (d.w.z. als er 4 of meer achtereenvolgende doses zijn gemist). Patiënten mogen niet
opnieuw met de behandeling met Ponvory beginnen zonder advies te vragen van hun
voorschrijvend arts, aangezien het kan zijn dat ze de behandeling opnieuw moeten beginnen met
een nieuwe startverpakking.
Voordat ze hun eerste dosis Ponvory krijgen, moeten patiënten een recente (i.e. niet ouder dan
6 maanden of na stoppen van de voorgaande behandeling) bloedtest van de bloedcellen hebben.
Patiënten die geen infectie met VZV (waterpokken) hebben gehad of die niet eerder tegen VZV
zijn gevaccineerd moeten worden getest en zo nodig wordt aangeraden zich minimaal 4 weken
voordat ze met de behandeling met Ponvory beginnen, te laten inenten.
Patiënten moeten tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na de laatste dosis Ponvory
alle klachten en symptomen van infectie onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Het gezichtsvermogen van de patiënt moet voor het starten met de behandeling worden
gecontroleerd; patiënten moeten tijdens behandeling met Ponvory en tot 1 week na het einde
van de behandeling alle klachten en symptomen van verminderd gezichtsvermogen
onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Ponvory mag niet worden gebruikt tijdens zwangerschap of bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken. Vrouwen die zwanger kunnen worden
moeten:
door hun voorschrijvend arts worden ingelicht over het risico van schadelijke effecten op
de foetus die in verband staan met behandeling met Ponvory, zowel voordat ze met de
behandeling beginnen als regelmatig daarna;
een zwangerschapstest met een negatieve uitslag verkrijgen vóór aanvang van de
behandeling met Ponvory;
effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling met Ponvory en gedurende
minimaal 1 week na het eind van de behandeling met Ponvory. Het wordt patiënten
aangeraden met hun arts te spreken over betrouwbare vormen van anticonceptie;
door hun voorschrijvend arts worden ingelicht dat de ziekteactiviteit kan terugkeren
wanneer de behandeling met Ponvory wordt stopgezet vanwege een zwangerschap of als
ze proberen zwanger te worden;
elke zwangerschap (gepland of ongepland) die optreedt tijdens behandeling met Ponvory
of gedurende minimaal 1 week na het eind van de behandeling met Ponvory, onmiddellijk
aan hun voorschrijvend arts melden;
onmiddellijk met de Ponvory-behandeling stoppen als ze tijdens de behandeling zwanger
worden;
geen Ponvory gebruiken in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Verwijs naar de herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap voor verdere
informatie en voor de richtlijnen met betrekking tot anticonceptie, zwangerschap en
borstvoeding.
Vóór aanvang van de behandeling moeten leverfunctietests worden uitgevoerd; patiënten
moeten alle klachten of symptomen die op leverdisfunctie kunnen wijzen (bijv. misselijkheid,
braken, maagpijn, vermoeidheid, verlies van eetlust, geel worden van de huid of van het oogwit,
donkere urine) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend arts.
Patiënten moeten alle klachten of symptomen van nieuwe of verergerende
ademhalingsproblemen (bijv. kortademigheid) onmiddellijk melden aan hun voorschrijvend
arts.
De bloeddruk dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling met Ponvory.
Bij patiënten behandeld met Ponvory zijn gevallen van huidkanker gemeld. Patiënten moeten
hun blootstelling aan zonlicht en uv-licht beperken, bijvoorbeeld door beschermende kleding te
dragen en regelmatig zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor aan te brengen.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts onmiddellijk informeren als er op de huid nodules
(bijv. glanzende, parelmoerachtige nodules), plekjes of open zweren ontstaan die niet binnen
weken genezen. Symptomen van huidkanker zijn onder andere: afwijkende groei of
veranderingen van het huidweefsel (bijv. ongewone moedervlekken) die in de loop van de tijd
veranderen in kleur, vorm of grootte.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts informeren over een voorgeschiedenis of
familiegeschiedenis van epilepsie.
Patiënten moeten hun voorschrijvend arts onmiddellijk alle klachten of symptomen melden die
kunnen wijzen op PRES (dat zijn: plotselinge ernstige hoofdpijn, plotselinge verwardheid,
plotseling verlies van het gezichtsvermogen of andere veranderingen in het gezichtsvermogen,
insult).
De herinneringskaart voor patiënten met betrekking tot zwangerschap voor vrouwen die zwanger
kunnen worden, bevat de volgende kernpunten.
Ponvory is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken
Voordat een behandeling wordt ingesteld en regelmatig daarna zullen voorschrijvend artsen
informatie geven over de schadelijke effecten van Ponvory op de foetus en over de vereiste
maatregelen om dit risico tot het minimum te beperken.
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens
behandeling met Ponvory en gedurende ten minste 1 week na het eind van de behandeling. Het
wordt patiënten aangeraden met hun arts te spreken over betrouwbare vormen van
anticonceptie.
Vóór aanvang van de behandeling met Ponvory moet een zwangerschapstest worden uitgevoerd
en moeten negatieve resultaten geverifieerd worden door de voorschrijvend arts. De
zwangerschapstest moet op gepaste tussentijdstippen worden herhaald.
Als een vrouw zwanger wordt, vermoedt dat ze zwanger is of besluit dat ze zwanger wil
worden, moet de behandeling met Ponvory onmiddellijk worden gestopt en moet ze medisch
advies vragen over het risico van schadelijke effecten op de foetus. Er moeten
vervolgonderzoeken plaatsvinden. Patiënten moeten elke zwangerschap (gepland of ongepland)
die optreedt tijdens behandeling met Ponvory of tot 1 week na het eind van de behandeling met
Ponvory, onmiddellijk aan hun voorschrijvend arts melden.
Minimaal 1 week voordat een vrouw gaat proberen zwanger te worden, moet Ponvory worden
gestopt.
De ziekteactiviteit kan terugkeren als behandeling met Ponvory is stopgezet vanwege
zwangerschap of omdat de vrouw wil proberen zwanger te worden.
Vrouwen die tijdens de zwangerschap zijn blootgesteld aan Ponvory worden gestimuleerd om
zich te laten opnemen in het Ponvory Pregnancy Outcomes Enhanced Monitoring (POEM)
zwangerschapsregister waarin de uitkomsten van zwangerschap worden bijgehouden.
Ponvory mag niet worden gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke 2 mg filmomhulde tablet bevat 2 mg ponesimod
Elke 3 mg filmomhulde tablet bevat 3 mg ponesimod
Elke 4 mg filmomhulde tablet bevat 4 mg ponesimod
Elke 5 mg filmomhulde tablet bevat 5 mg ponesimod
Elke 6 mg filmomhulde tablet bevat 6 mg ponesimod
Elke 7 mg filmomhulde tablet bevat 7 mg ponesimod
Elke 8 mg filmomhulde tablet bevat 8 mg ponesimod
Elke 9 mg filmomhulde tablet bevat 9 mg ponesimod of
Elke 10 mg filmomhulde tablet bevat 10 mg ponesimod
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Startverpakking
14 filmomhulde tabletten
Elke verpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een 2-weeks behandelschema bevat:
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 2 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 3 mg
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 2 mg, 3 mg, 4 mg, 5 mg, 6 mg, 7 mg, 8 mg, 9 mg, 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENZIJDE WALLET STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Startverpakking
Elke verpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een 2-weeks behandelschema bevat:
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 2 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 3 mg
2 filmomhulde tabletten Ponvory van 4 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 5 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 6 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 7 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 8 mg
1 filmomhulde tablet Ponvory van 9 mg
3 filmomhulde tabletten Ponvory van 10 mg
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/001
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 2 mg, 3 mg, 4 mg, 5 mg, 6 mg, 7 mg, 8 mg, 9 mg, 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
BINNENZIJDE WALLET STARTVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
Dag 1, 2 mg
Dag 2, 2 mg
Dag 3, 3 mg
Dag 4, 3 mg
Dag 5, 4 mg
Dag 6, 4 mg
Dag 7, 5 mg
Dag 8, 6 mg
Dag 9, 7 mg
Dag 10, 8 mg
Dag 11, 9 mg
Dag 12, 10 mg
Dag 13, 10 mg
Dag 14, 10 mg
BLISTER STARTVERPAKKING (3 blisters ingesloten in binnenzijde wallet)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENZIJDE WALLET 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
(2) Uittrekken
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
BINNENZIJDE WALLET 20 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
Startdatum
WEEK 1, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 2, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 3, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
BLISTER 20 mg (2 blisters ingesloten in binnenzijde wallet)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS 20 mg MULTIVERPAKKING (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Multiverpakking: 84 (3 verpakkingen van 28) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/003
84 tabletten (3 verpakkingen van 28)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENZIJDE WALLET 20 mg MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg ponesimod.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een multiverpakking. Mag niet afzonderlijk worden
verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
(1) Indrukken en vasthouden
(2) Uittrekken
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1550/003
84 tabletten (3 verpakkingen van 28)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Ponvory 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
BINNENZIJDE WALLET 20 mg MULTIVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Neem 1 tablet per dag
Openklappen
Omvouwen om te sluiten
Startdatum
WEEK 1, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 2, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 3, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
WEEK 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
BLISTER 20 mg (2 blisters ingesloten in binnenzijde wallet) MULTIVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
ponesimod
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten

Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten

ponesimod
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Ponvory en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Ponvory en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Ponvory?
In Ponvory zit de werkzame stof ponesimod. Ponesimod hoort bij een groep medicijnen met de naam
sfingosine-1-fosfaat (S1P)-receptormodulatoren.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Ponvory wordt gebruikt bij volwassenen met multiple sclerose, bij wie de ziekte af en toe opflakkert.
Het wordt gebruikt als de ziekte actief is. Actief betekent dat u een ziekte-aanval heeft (relapse) óf dat
op de MRI-scan te zien is dat er ontstekingen zijn.
Wat is multiple sclerose?
Multiple sclerose (afgekort: MS) tast de zenuwen aan in de hersenen en in het ruggenmerg (het
`centraal zenuwstelsel').
Bij MS werkt de afweer van het lichaam verkeerd. Het afweersysteem valt een beschermende laag aan
die om de zenuwcellen zit. Deze laag heet de myelineschede. Hierdoor ontstaat een ontsteking.
Als de myelineschede kapot is, kunnen de zenuwen niet meer goed werken.
Welke problemen u krijgt door MS hangt af van welk deel van de hersenen en het ruggenmerg is
beschadigd. U kunt onder andere last krijgen van deze problemen:
-
problemen met lopen en evenwicht
een slap gevoel
- een doof gevoel
- dubbel zien en wazig zien
- geen soepele bewegingen (slechte coördinatie)
- problemen bij het plassen.
De problemen kunnen helemaal verdwijnen als de ziekte-aanval voorbij is. Sommige problemen
kunnen blijven.
Hoe werkt dit middel?
Ponvory zorgt dat er minder lymfocyten in uw bloed zitten. Lymfocyten zijn een bepaald type witte
bloedcellen die nodig zijn voor uw afweer. Ponvory zorgt dat deze cellen in de lymfeklieren blijven
zitten. Daardoor zijn er minder lymfocyten die de beschermende laag om de zenuwen in de hersenen
en het ruggenmerg kunnen aanvallen.
Zo worden de zenuwen minder beschadigd bij patiënten met MS. Daardoor heeft u minder
ziekte-aanvallen (relapses) en daardoor wordt de ziekte minder snel erger.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Uw zorgverlener heeft u verteld dat uw afweersysteem erg verzwakt is.
U heeft de laatste 6 maanden
-
een hartaanval gehad,
- pijn op de borst (instabiele angina pectoris),
- een beroerte of een miniberoerte (een TIA),
- of een bepaald soort hartfalen.
U heeft bepaalde soorten `hartblok' (dat is een afwijking op het hartfilmpje (het ECG) waarbij
het hart meestal langzamer klopt)
U heeft een onregelmatige of abnormale hartslag (aritmie). Als u een pacemaker heeft, is dit
geen probleem.
U heeft een ernstige (langdurige) infectie die actief is.
U heeft kanker die actief is.
U heeft matige of ernstige leverproblemen.
U bent zwanger of u bent een vrouw die zwanger kan worden en u gebruikt geen goede
anticonceptie.
Weet u niet zeker of dit bij u het geval is? Praat er dan over met uw arts voordat u Ponvory gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem in de volgende gevallen contact op met uw arts voordat u dit medicijn gebruikt.
Uw hart klopt onregelmatig of abnormaal of langzaam.
U heeft wel eens een beroerte gehad. Of u had een andere ziekte die te maken heeft met de
bloedvaten in uw hersenen.
U bent wel eens plotseling flauwgevallen of bewusteloos geraakt (syncope).
U heeft koorts of een infectie.
Uw weerstand tegen ziektes is niet goed. Dat kan komen door een ziekte of door medicijnen die
u gebruikt die uw afweer verzwakken.
U heeft nooit waterpokken gehad of u bent niet ingeënt tegen waterpokken. Uw arts kan een
bloedonderzoek doen om dit te weten te komen. Het kan zijn dat u eerst een volledige
inentingskuur tegen waterpokken moet krijgen. Daarna moet u dan nog 1 maand wachten. En
dan mag u met dit medicijn beginnen.
U heeft moeite met ademhalen. Dat kan komen door een ernstige ziekte van uw longen of uw
luchtwegen (bijv. longfibrose of chronisch obstructieve longziekte [COPD]).
U heeft leverproblemen.
U heeft suikerziekte (diabetes). Mensen met suikerziekte hebben een grotere kans om een
probleem met de ogen te krijgen. Dat heet macula-oedeem. Verderop kunt u er meer over lezen.
U heeft oogproblemen. Het gaat vooral om de oogziekte `uveïtis'.
U heeft een hoge bloeddruk.
Geldt een van de situaties hierboven voor u? Of weet u het niet zeker? Praat er dan over met uw arts
voordat u dit medicijn gebruikt.
Zeg het onmiddellijk tegen uw arts als u een van de volgende bijwerkingen krijgt terwijl u dit medicijn
gebruikt:
Langzame hartslag (bradycardie of bradyaritmie)
Dit medicijn kan ervoor zorgen dat uw hart langzamer gaat kloppen - vooral nadat u de eerste dosis
heeft ingenomen. Voordat u de eerste dosis inneemt, moet uw hart worden onderzocht. Er wordt dan
een hartfilmpje gemaakt. Dit heet een `elektrocardiogram' (ECG). Dat moet ook gebeuren als u na een
pauze opnieuw met de behandeling begint.
Heeft u een groter risico op bijwerkingen door een langzame hartslag? Dan kan uw arts na uw
eerste dosis uw hartslag en uw bloeddruk meten. Dit duurt minimaal 4 uur.
Als die 4 uur voorbij zijn, wordt er nog een hartfilmpje gemaakt. Klopt uw hart nog steeds erg
langzaam, of gaat het nog langzamer kloppen? Dan blijft u onder controle bij de arts totdat het
over is.
Infecties
Met dit medicijn kunt u meer kans hebben op een ernstige infectie. Dit kan levensbedreigend zijn.
Door dit medicijn krijgt u minder witte bloedcellen in uw bloed. Deze cellen vechten tegen infecties.
Binnen 1 week na het stoppen met de behandeling is het aantal witte bloedcellen meestal weer
normaal. Voordat u dit medicijn gebruikt, moet uw arts kijken hoeveel bloedcellen u heeft. Daarom is
er een bloedtest nodig.
Krijgt u tijdens de behandeling een van de klachten van een infectie die hieronder staan? Of gebeurt
dit in de week nadat u bent gestopt? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Koorts
Vermoeidheid
Pijn in het lichaam
Rillingen
Misselijkheid
Overgeven
Hoofdpijn met koorts, een stijve nek, gevoelig voor licht, misselijkheid en verwardheid. (Dit
kunnen verschijnselen zijn van een hersenvliesontsteking. Dat is een infectie van het vlies om
uw hersenen en ruggenmerg.)
Macula-oedeem
Dit medicijn kan een probleem met uw ogen geven dat `macula-oedeem' heet. (Daarbij komt er veel
vocht achterin het oog, bij uw netvlies. Daardoor kunt u niet goed zien. Of u kunt zelfs blind worden.)
Het kan lijken op de problemen als bij een aanval van MS. Dit probleem heet `optische neuritis'. Het
kan zijn dat u in het begin niets merkt. Zeg het dus tegen uw arts als er iets verandert aan uw ogen. Als
u last krijgt van macula-oedeem, dan gebeurt dat meestal in de eerste 6 maanden nadat u met dit
medicijn bent begonnen.
Uw arts zal uw ogen controleren voordat u met dit medicijn begint. En ook als u merkt dat uw ogen
veranderen tijdens de behandeling. Het risico op macula-oedeem is groter als u suikerziekte heeft. Of
als u een oogontsteking heeft gehad met de naam uveïtis.
het midden van uw gezichtsveld is vaag of heeft schaduwen
u ziet niets in het midden van uw gezichtsveld
u bent gevoelig voor licht
wat u ziet heeft een ongewone kleur (tint)
Leverproblemen
Dit medicijn kan leverproblemen geven. Voordat u begint met de behandeling, moet uw arts
bloedonderzoek doen om de werking van uw lever te controleren.
Heeft u een van de volgende verschijnselen van een leverprobleem? Neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts.
Misselijkheid.
Overgeven.
Maagpijn.
Moe voelen.
Minder eetlust.
Uw huid wordt geel of het wit van uw ogen wordt geel.
Donkere urine.
Verhoogde bloeddruk
Uw bloeddruk kan stijgen door dit medicijn. Daarom moet uw arts uw bloeddruk regelmatig
controleren tijdens de behandeling.
Bescherming tegen de zon
Dit medicijn kan het risico vergroten op huidkanker. Daarom moet u zorgen dat u minder in de zon
komt of in contact komt met ultraviolette (uv-) straling. Zo kunt u daarvoor zorgen:
draag beschermende kleren
smeer u regelmatig in met een zonnebrandmiddel (met een hoge beschermingsfactor).
Problemen met ademhalen
Er zijn mensen die last krijgen van kortademigheid bij gebruik van dit medicijn. Krijgt u problemen
met ademhalen of worden uw problemen erger? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Zwellen en nauwer worden van de bloedvaten in uw hersenen (PRES)
Een aandoening met de naam PRES (posterieur reversibel encefalopathie-syndroom) kwam voor bij
het gebruik van andere medicijnen. Die medicijnen werken op dezelfde manier als Ponvory. De
klachten van PRES worden meestal weer minder als u stopt met Ponvory. Maar als er niets aan wordt
gedaan, kan PRES een beroerte veroorzaken.
Heeft u een van de volgende klachten? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Plotseling zware hoofdpijn.
Plotseling verward zijn.
Plotseling slechter zien of andere veranderingen in wat u ziet.
Een epileptische aanval.
Verergering van de multiple sclerose nadat u bent gestopt
Als u met dit medicijn stopt, kunnen de verschijnselen van MS terugkomen. Ze kunnen erger zijn dan
voor of tijdens de behandeling. Wilt u stoppen? Praat daarover altijd eerst met uw arts. Zeg het tegen
uw arts als uw verschijnselen van MS erger worden nadat u bent gestopt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit medicijn is niet onderzocht bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Daarom wordt het niet
aangeraden dit medicijn te gebruiken bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar.
medicijnen voor:
-
uw hartritme (anti-aritmica);
- uw bloeddruk (antihypertensiva);
- uw hartslag (zoals calciumkanaalblokkers of bètablokkers die uw hartslag vertragen).
medicijnen die invloed hebben op uw afweersysteem. Dit kan een extra effect op uw
afweersysteem hebben.
Vaccins en Ponvory
Heeft u onlangs een vaccinatie gehad of gaat dat binnenkort gebeuren? Zeg dat dan tegen uw arts.
U moet zorgen dat u geen levende vaccins krijgt tijdens uw behandeling. Als u een levend vaccin
krijgt, kunt u de infectie krijgen waartegen het vaccin u moest beschermen. 1 week voordat u een
levend vaccin krijgt, moet u met Ponvory stoppen. En ook nog tot 4 weken erna. Het kan zijn dat ook
andere vaccins niet werken als ze worden gegeven tijdens behandeling met dit medicijn.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Gebruik dit medicijn niet als u zwanger bent. Als u Ponvory gebruikt terwijl u zwanger bent,
kan dat schadelijk zijn voor uw ongeboren baby.
Gebruik dit medicijn niet als u zwanger wilt worden. Of als u een vrouw bent die zwanger kan
worden en geen effectieve anticonceptie gebruikt.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie bij vrouwen
Bent u een vrouw die zwanger kan worden?
Voordat u begint met de behandeling vertelt uw arts u over het risico dat dit medicijn schadelijk
is voor uw ongeboren baby. U moet een zwangerschapstest doen om te controleren dat u niet
zwanger bent.
U moet goede anticonceptie gebruiken zolang u dit medicijn gebruikt. Dat moet u ook nog
1 week na het stoppen met dit medicijn blijven doen.
Bespreek met uw arts welke manieren van anticonceptie betrouwbaar zijn.
Bent u zwanger geworden terwijl u dit medicijn gebruikt? Stop dan met het gebruik van dit medicijn
en vertel het onmiddellijk aan uw arts.
Bent u zwanger geworden binnen 1 week na het stoppen? Praat hier dan over met uw arts.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven als u dit medicijn gebruikt. Dat is om te voorkomen dat de baby
bijwerkingen krijgt. Dit medicijn kan namelijk in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is niet te verwachten dat dit medicijn invloed heeft op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om
machines te gebruiken.
Ponvory bevat lactose
Dit medicijn bevat lactose. Dat is een soort suiker. Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde
suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Verander uw dosis niet en
stop niet met innemen. Dat mag alleen als uw arts dat zegt.

Neem elke dag 1 tablet. Neem de tablet elke dag op dezelfde tijd in. Dit helpt om eraan te
denken om uw medicijn in te nemen.
U kunt de tablet met of zonder voedsel innemen.
Startverpakking (voor 14 dagen)

Alleen bij het begin van de behandeling gebruikt u de startverpakking. Daarmee krijgt u in
14 dagen een steeds hogere dosis. Dat is om aan het begin van de behandeling mogelijke
bijwerkingen door een tragere hartslag te verminderen.
Schrijf op de doos van de Ponvory startverpakking naast `dag 1' de datum waarop u begint met
het innemen van het medicijn.
Volg dit behandelschema voor 14 dagen.
Startverpakking dag
Dosis per dag
Dag 1
2 mg
Dag 2
2 mg
Dag 3
3 mg
Dag 4
3 mg
Dag 5
4 mg
Dag 6
4 mg
Dag 7
5 mg
Dag 8
6 mg
Dag 9
7 mg
Dag 10
8 mg
Dag 11
9 mg
Dag 12
10 mg
Dag 13
10 mg
Dag 14
10 mg
Onderhoudsdosis

Heeft u alle tabletten van de startverpakking ingenomen? Dan kunt u
daarna doorgaan met de
behandeling met de onderhoudsdosis van 20 mg.
Schrijf de datum op waarop u start met de tabletten van 20 mg. Dit kan naast 'week 1' op het
doosje met de doordrukstrips van Ponvory 20 mg.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Heeft u meer van dit medicijn ingenomen dan de bedoeling is? Neem dan onmiddellijk contact op met
uw arts of ga direct naar het ziekenhuis. Neem het medicijndoosje en deze bijsluiter mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Heeft u 3 of minder tabletten achter elkaar vergeten, van de startverpakking of van de
onderhoudsdosis? Dan kunt u doorgaan met de behandeling door de
eerste tablet in te nemen
Heeft u 4 of meer tabletten achter elkaar vergeten, van de startverpakking of van de
onderhoudsdosis? Dan moet u opnieuw met de behandeling beginnen met een nieuwe
startverpakking voor 14 dagen. Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u 4 of meer
tabletten achter elkaar bent vergeten.
Schrijf op op welke datum u begint met het nemen van het medicijn. Zo weet u het als u 4 of meer
tabletten achter elkaar bent vergeten.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Heeft u Ponvory 4 of meer dagen achter elkaar niet gebruikt? Begin dan niet opnieuw zonder advies te
vragen aan uw arts. U zult dan opnieuw met uw behandeling moeten beginnen met een nieuwe
startverpakking.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Enkele bijwerkingen kunnen ernstig zijn of ernstig worden
Zeg het onmiddellijk tegen uw arts of apotheker als u een van de bijwerkingen opmerkt die hieronder
staan. Deze bijwerkingen kunnen wijzen op ernstige problemen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
urineweginfectie
ontsteking van een deel van de luchtwegen (bronchitis)
griep
virusinfectie van de neus, keel of borst
virusinfectie
gordelroos (infectie met het varicella-zostervirus)
longinfectie (pneumonie)
een draaierig gevoel (vertigo)
koorts
ophoping van vocht achterin het oog (in het netvlies); dat kan uw zicht veranderen en ook
blindheid veroorzaken (macula-oedeem)
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
langzame hartslag (bradycardie)
Andere bijwerkingen
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
infectie van de neus, de bijholten (sinussen) of de keel (nasofaryngitis, luchtweginfectie)
verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed (dat wijst op leverproblemen)
te weinig van een bepaald soort witte bloedcellen (lymfocyten) (lymfopenie)
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
hoge bloeddruk
rugpijn
zich erg moe voelen
zich duizelig voelen
kortademig zijn
hoge waarden van cholesterol in het bloed
pijnlijke gewrichten (artralgie)
pijn in arm of been
depressie
moeite met slapen (insomnia)
hoest
jeuk aan de neus, een loopneus of een verstopte neus, een infectie of een irritatie in de keel
(faryngitis, laryngitis), een infectie van de neusbijholten (sinusitis)
zich angstig voelen
minder gevoeligheid, vooral in de huid (hypo-esthesie)
verhoogde waarden van een eiwit in het bloed; dit kan een infectie of ontsteking zijn (verhoogd
C-reactief proteïne)
zich slaperig voelen
het verteren van eten in uw lichaam gaat niet goed (dyspepsie)
gezwollen handen, enkels of voeten (perifeer oedeem)
migraine
verstuiking van een gewrichtsband
een onaangenaam gevoel in de borstkas
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
hoge waarden van kalium in het bloed
gezwollen gewricht
droge mond
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
folie van de strip na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ponesimod
De andere stoffen dit middel zijn:
Tabletkern
Croscarmellosenatrium, lactosemonohydraat (zie: Ponvory bevat lactose), magnesiumstearaat,
microkristallijne cellulose, povidon K30, colloïdaal watervrij siliciumdioxide,
natriumlaurylsulfaat.
Filmomhulling
Hypromellose 2910, lactosemonohydraat, macrogol 3350, titaandioxide,
triacetine.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten
Zwart ijzeroxide (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172)
Ponvory 9 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en zwart ijzeroxide (E172), ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide rood (E172) en ijzeroxide geel (E172)
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide geel (E172)
Hoe ziet Ponvory eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Ponvory 2 mg filmomhulde tabletten zijn witte, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met `2' aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 3 mg filmomhulde tabletten zijn rode, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met `3' aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 4 mg filmomhulde tabletten zijn paarse, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 5 mm
doorsnede met `4' aan de ene kant en een boogje aan de andere kant.
Ponvory 5 mg filmomhulde tabletten zijn groene, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `5' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 6 mg filmomhulde tabletten zijn witte, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `6' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 7 mg filmomhulde tabletten zijn rode, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `7' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 8 mg filmomhulde tabletten zijn paarse, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `8' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 10 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `10' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ronde, bolle, filmomhulde tabletten van 8,6 mm
doorsnede met `20' aan de ene kant en een boogje en een A aan de andere kant.
Ponvory startverpakking (in de vorm van een wallet)
Elke blisterverpakking met 14 filmomhulde tabletten voor een behandelschema van 2 weken bevat:
2 filmomhulde tabletten van 2 mg
2 filmomhulde tabletten van 3 mg
2 filmomhulde tabletten van 4 mg
1 filmomhulde tablet van 5 mg
1 filmomhulde tablet van 6 mg
1 filmomhulde tablet van 7 mg
1 filmomhulde tablet van 8 mg
1 filmomhulde tablet van 9 mg
3 filmomhulde tabletten van 10 mg
Ponvory 20 mg filmomhulde tabletten (onderhoudsverpakking) (in de vorm van een wallet)
Verpakking met 28 filmomhulde tabletten voor een behandelschema van 4 weken. Of een
multiverpakking met 84 (3 verpakkingen van 28) filmomhulde tabletten voor een behandelschema van
12 weken.
Het kan zijn dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel zijn in uw land.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson Rom
ânia SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 678 93561
Tel: +44 1 494 567 444
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in maand JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Ponvory 2 mg + 3 mg + 4 mg + 5 mg + 6 mg + 7 mg + 8 mg + 9 mg + 10 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Ponvory 2 mg + 3 mg + 4 mg + 5 mg + 6 mg + 7 mg + 8 mg + 9 mg + 10 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Ponvory 2 mg + 3 mg + 4 mg + 5 mg + 6 mg + 7 mg + 8 mg + 9 mg + 10 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG