Pepaxti 20 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén flacon met poeder bevat 20 mg melfalanflufenamide (als hydrochloride).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (poeder voor concentraat).
Wit tot gebroken wit gelyofiliseerd poeder.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Pepaxti, in combinatie met dexamethason, is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten
met multipel myeloom die minstens drie eerdere therapielijnen hebben gekregen, bij wie de ziekte
refractair is voor ten minste één proteasoomremmer, één immunomodulerend middel en één anti-
CD38-monoklonaal antilichaam, en die tijdens of na hun laatste therapie ziekteprogressie vertoonden.
Bij patiënten die eerder een autologe stamceltransplantatie hebben ondergaan, moet er tussen die
transplantatie en de progressie ten minste drie jaar zijn verstreken (zie rubriek 4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Pepaxti moet worden gestart door en onder toezicht staan van artsen die ervaring
hebben met de behandeling van multipel myeloom.
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosis Pepaxti is 40 mg op dag 1 van elke behandelingscyclus van 28 dagen.
Voor patiënten met een lichaamsgewicht van 60 kg of minder is de aanbevolen aanvangsdosis 30 mg
op dag 1 van elke cyclus van 28 dagen. Het wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten tot er
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt (zie rubriek 5.1).
De aanbevolen dosis dexamethason is 40 mg, oraal in te nemen op dag 1, 8, 15 en 22 van elke
behandelingscyclus van 28 dagen. Voor patiënten van 75 jaar en ouder is de aanbevolen dosis
dexamethason 20 mg. Aanvullende informatie over de toediening van dexamethason is te vinden in
rubriek 5.1 en in de desbetreffende samenvatting van de productkenmerken.
Dosisaanpassing in geval van bijwerkingen
De behandeling met Pepaxti moet worden gestaakt als het aantal neutrofielen lager is dan 1 × 10
9
/l of
als het aantal bloedplaatjes lager is dan 50 × 10
9
/l.
De aanbevolen verlaging dan wel aanpassing van de dosis Pepaxti in geval van bijwerkingen is
weergegeven in respectievelijk tabel 1 en tabel 2.
2
Tabel 1: Aanbevolen dosisverlaging bij bijwerkingen van Pepaxti
Dosisverlaging Dosis* bij patiënten met een
Dosis* bij patiënten met een
lichaamsgewicht van meer dan lichaamsgewicht van 60 kg of minder
60 kg
40 mg
30 mg
Eerste
30 mg
20 mg
Tweede
20 mg
15 mg
Derde
15 mg
Staak de behandeling met Pepaxti permanent
bij patiënten die 15 mg niet kunnen
verdragen.
Volgende
Staak de behandeling met Pepaxti -
permanent bij patiënten die
15 mg niet kunnen verdragen.
* Intraveneus toegediend op dag 1 van elke cyclus van 28 dagen. Voor dosisaanpassingen, zie tabel 2.
Tabel 2: Aanbevolen dosisaanpassingen bij bijwerkingen van Pepaxti (indeling van
bijwerkingen volgens CTCAE v 5.0)
Bijwerking
Ernst
Dosisaanpassing
Hematologische
Aantal bloedplaatjes van
Staak de toediening van Pepaxti en
9
bijwerking
minder dan 50 × 10 /l op
controleer het aantal bloedplaatjes wekelijks
tot het 50 × 10
9
/l of hoger is.
(zie rubriek 4.4)
een geplande
doseringsdag voor Pepaxti
Hervat de toediening van Pepaxti op één
dosisniveau lager.
Absoluut aantal
Staak de toediening van Pepaxti en
neutrofielen van minder
controleer het aantal neutrofielen wekelijks
9
tot die 1 × 10
9
/l of hoger is.
dan 1 × 10 /l op een
geplande doseringsdag
Hervat de toediening van Pepaxti op één
dosisniveau lager.
voor Pepaxti
Niet-hematologische Graad 2
Overweeg de toediening van Pepaxti te
bijwerking
staken tot de bijwerking is afgenomen tot
graad 1 of lager, dan wel tot de baseline.
(zie rubriek 4.8)
Overweeg de toediening van Pepaxti te
hervatten op één dosisniveau lager.
Graad 3 of 4
Staak de toediening van Pepaxti tot de
bijwerking is afgenomen tot graad 1 of
lager, dan wel tot de baseline.
Overweeg de toediening van Pepaxti te
hervatten op één dosisniveau lager.
Aanbevolen geneesmiddelen voor gelijktijdige toediening
Voorzichtigheid is geboden als een gelijktijdige profylactische behandeling met antimicrobiële
middelen moet worden toegediend om het risico op infecties te verminderen (zie rubriek 4.8).
Voorafgaand aan en tijdens de behandeling met Pepaxti moeten naar inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale praktijk anti-emetica worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Bijzondere populaties
Ouderen
Er wordt geen dosisaanpassing aanbevolen voor oudere patiënten.
Nierinsufficiëntie
Voor patiënten met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van meer dan
45 ml/min/1,73 m
2
is geen dosisaanpassing voor Pepaxti nodig. Voor patiënten met een eGFR van 30-
45 ml/min/1,73 m
2
wordt een dosis van 30 mg aanbevolen. Er zijn onvoldoende gegevens met
betrekking tot patiënten met een eGFR van minder dan 30 ml/min/1,73 m
2
om een dosisaanbeveling te
ondersteunen (zie de rubrieken 4.4 en 5.2).
3
Leverinsufficiëntie
De dosis Pepaxti hoeft niet te worden aangepast voor patiënten met lichte leverinsufficiëntie (zie
rubriek 5.2). Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot patiënten met matige of ernstige
leverinsufficiëntie om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Pepaxti bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Pepaxti is bedoeld voor intraveneus gebruik.
Pepaxti moet worden toegediend door een dertig minuten durende infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, zoals een perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC) of een getunnelde centraal-
veneuze katheter.
Pepaxti moet vóór toediening door een professionele zorgverlener worden gereconstitueerd en
verdund. De infusie van de verdunde oplossing moet binnen zestig minuten na aanvang van de eerste
reconstitutie worden gestart of de verdunde oplossing moet binnen dertig minuten na aanvang van de
eerste reconstitutie in de koelkast worden geplaatst.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Trombocytopenie
Pepaxti kan trombocytopenie veroorzaken. In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van
trombocytopenie (waaronder een verlaagd aantal bloedplaatjes) (zie rubriek 4.8). Aangezien
trombocytopenie het risico op ernstige bloedingen kan verhogen, moet patiënten worden geadviseerd
contact op te nemen met een arts als zich tekenen of symptomen van bloedingen of bloeduitstortingen
voordoen.
Het aantal bloedplaatjes moet bij de baseline, tijdens de behandeling en op klinische indicatie worden
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Pepaxti mag niet worden toegediend als het aantal bloedplaatjes lager is dan 50 × 10
9
/l.
De behandeling moet worden gestaakt tot het aantal bloedplaatjes 50 × 10
9
/l of hoger is (zonder
recente transfusies) en vervolgens moet de behandeling op één dosisniveau lager worden hervat. De
dosis en/of het doseringsschema moet(en) worden aangepast op basis van tekenen en symptomen van
bloeding (zie rubriek 4.2). Behandeling van trombocytopenie met transfusies en/of andere
behandelingen moet op klinische indicatie worden overwogen.
Neutropenie
Pepaxti kan neutropenie veroorzaken. In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van
neutropenie (waaronder een verlaagd aantal neutrofielen) (zie rubriek 4.8). Aangezien neutropenie het
risico op infecties kan verhogen, moet patiënten worden geadviseerd contact op te nemen met een arts
als zich tekenen of symptomen van infectie voordoen.
4
Het aantal neutrofielen moet bij de baseline, tijdens de behandeling en op klinische indicatie worden
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Pepaxti mag niet worden toegediend als het absolute aantal neutrofielen lager is dan
1
×
10
9
/l. De behandeling moet worden gestaakt tot het absolute aantal neutrofielen 1
×
10
9
/l of hoger
is en vervolgens moet de behandeling op één dosisniveau lager worden hervat. De dosis en/of het
doseringsschema moet(en) worden aangepast op basis van tekenen en symptomen van infectie (zie
rubriek 4.2). Behandeling van neutropenische patiënten met hematopoëtische groeifactoren en/of
profylactische antimicrobiële middelen moet op klinische indicatie worden overwogen (zie
rubriek 4.2).
Anemie
In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van anemie (zie rubriek 4.8). Het aantal rode
bloedcellen moet bij de baseline, tijdens de behandeling en op klinische indicatie worden
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Behandeling van anemie met transfusies en/of erytropoëtine moet op klinische indicatie
worden overwogen.
Infecties
Pepaxti kan infecties veroorzaken, waaronder infecties van graad
3 zoals pneumonie en
bovensteluchtweginfectie (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten nauwlettend worden gecontroleerd op
tekenen van infectie. Behandeling van infecties met antimicrobiële middelen moet op klinische
indicatie worden overwogen.
Gastro-intestinale voorvallen
Misselijkheid en diarree komen zeer vaak voor en braken komt vaak voor tijdens de behandeling met
Pepaxti (zie rubriek 4.8). Profylaxe met anti-emetica voorafgaand aan en tijdens infusies met
melfalanflufenamide moet worden overwogen (zie rubriek 4.2).
Trombo-embolische voorvallen
Er zijn veneuze trombo-embolische voorvallen waargenomen bij patiënten die Pepaxti kregen
toegediend in combinatie met dexamethason (zie rubriek 4.8). Patiënten met bekende risicofactoren
voor trombo-embolie, waaronder eerdere trombose, moeten nauwlettend worden gecontroleerd. De
beslissing om profylactische maatregelen te nemen moet worden genomen na een zorgvuldige
beoordeling van de onderliggende risicofactoren van de individuele patiënt, waaronder het optreden
van trombocytopenie. Bij patiënten met een hoog risico kan antitrombotische profylaxe worden
overwogen.
Mutageniteit
Melfalan, een metaboliet van melfalanflufenamide, is mutageen bij dieren en er zijn
chromosoomaberraties waargenomen bij patiënten die met melfalan werden behandeld.
Carcinogeniteit
Acute myeloïde leukemie (AML) en myelodysplastisch syndroom (MDS)
Bij sommige patiënten met multipel myeloom die met Pepaxti werden behandeld zijn AML en MDS
opgetreden (zie rubriek 4.8). Wanneer het gebruik van melfalanflufenamide wordt overwogen, moet
het leukemogene risico worden afgewogen tegen het potentiële therapeutische voordeel. Patiënten
moeten vóór en tijdens de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd op het optreden van AML
en MDS.
5
Tweede primaire maligniteiten (SPM’s)
Het gebruik van alkylerende middelen is in verband gebracht met de ontwikkeling van SPM’s en er
zijn ook SPM’s gemeld na gebruik van Pepaxti (zie rubriek 4.8). Het gebruik van de metaboliet
melfalan van melfalanflufenamide in combinatie met lenalidomide en prednison, alsook in mindere
mate in combinatie met thalidomide en prednison, is in verband gebracht met een verhoogd risico op
solide SPM’s bij oudere patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom.
Melfalanflufenamide is niet geïndiceerd in combinatie met lenalidomide of thalidomide. Patiënten
moeten vóór en tijdens de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd op de ontwikkeling van
SPM’s.
Eerdere autologe stamceltransplantatie (ASCT)
Het gebruik van Pepaxti wordt niet aanbevolen bij patiënten die binnen 36 maanden na een ASCT
ziekteprogressie vertoonden (zie rubriek 4.1.). Dit oordeel is gebaseerd op de resultaten van
onderzoek OP-103 (OCEAN), een gerandomiseerd fase 3-onderzoek onder patiënten met recidiverend
of refractair multipel myeloom die twee tot vier eerdere therapielijnen hebben gekregen en bij wie de
ziekte refractair is voor zowel lenalidomide als de meest recente therapielijn. Uit post-hocanalysen
bleek dat patiënten die met melfalanflufenamide/dexamethason werden behandeld en die binnen
36 maanden na een ASCT ziekteprogressie hadden vertoond, minder lang overleefden dan de
patiënten in de vergelijkingsarm die pomalidomide/dexamethason kregen: de respectieve mediane OS
was 15,7 maanden (95 %-BI: 11,9, 20,5; n = 101) ten opzichte van 28,7 maanden (95 %-BI: 20,2,
34,1; n = 101). Bij patiënten die geen eerdere ASCT hadden ondergaan of meer dan 36 maanden na
een ASCT ziekteprogressie vertoonden, was er sprake van een mediane OS van 23,6 maanden (95 %-
BI: 18,9, 28,0; n = 145) bij behandeling met melfalanflufenamide/dexamethason, ten opzichte van
19,8 maanden (95 %-BI: 12,6, 26,5; n = 148) in de arm met pomalidomide/dexamethason.
Myeloablatieve conditionering
De werkzaamheid en veiligheid van Pepaxti in de nodige doses voor myeloablatie zijn niet onderzocht
bij mensen. Pepaxti mag niet worden gebruikt als conditionerende behandeling voorafgaand aan
stamceltransplantatie.
Nierinsufficiëntie
Aangezien bij patiënten met nierinsufficiëntie duidelijke beenmergsuppressie kan optreden, moeten
deze patiënten nauwlettend worden gecontroleerd. Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot
patiënten met een eGFR van minder dan 30 ml/min/1,73 m
2
om een dosisaanbeveling te ondersteunen
(zie rubriek 4.2).
Verzwakte levende vaccins
Er is een risico op ernstige ziekte met een mogelijk dodelijke afloop beschreven in samenhang met de
metaboliet melfalan bij patiënten die verzwakte levende vaccins kregen. Dit risico is verhoogd bij
patiënten die door hun onderliggende ziekte reeds een verminderde immuniteit hebben. Wanneer er
een geïnactiveerd of mRNA-gebaseerd vaccin bestaat, dient dit te worden gebruikt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met melfalanflufenamide. Op basis van de
beschikbare in-vitrogegevens en klinische gegevens bestaat er een laag risico op farmacokinetische of
farmacodynamische geneesmiddelinteracties met melfalanflufenamide (zie rubriek 5.2).
6
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie voor mannen en vrouwen
Zoals bij alle cytotoxische behandelingen moeten mannelijke en vrouwelijke patiënten die
melfalanflufenamide gebruiken, tot en met zes maanden na stopzetting van de behandeling effectieve
en betrouwbare anticonceptiemethoden gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van melfalanflufenamide bij zwangere vrouwen.
Uit dieronderzoek met melfalan, een metaboliet van melfalanflufenamide, is reproductietoxiciteit
gebleken (zie rubriek 5.3). Vanwege de genotoxische eigenschappen en de structurele overeenkomsten
tussen melfalanflufenamide en bekende teratogene verbindingen is het mogelijk dat
melfalanflufenamide aangeboren afwijkingen kan veroorzaken bij nakomelingen van behandelde
patiënten. Melfalanflufenamide mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij de klinische
toestand van de vrouw behandeling met melfalanflufenamide vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of melfalanflufenamide of de metabolieten ervan in de moedermelk worden
uitgescheiden. Vanwege de genotoxische eigenschappen van melfalanflufenamide is het middel
gecontra-indiceerd tijdens het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Verwacht wordt dat melfalanflufenamide, net als andere middelen met alkylerende eigenschappen, de
ovariële functie bij premenopauzale vrouwen onderdrukt, wat bij een groot aantal patiënten tot
amenorroe kan leiden.
Uit dieronderzoek is gebleken dat melfalanflufenamide nadelige effecten kan hebben op de
spermatogenese (zie rubriek 5.3). Het is daarom mogelijk dat melfalanflufenamide tijdelijke of
blijvende nadelige effecten op de mannelijke vruchtbaarheid heeft.
Cryopreservatie van het sperma vóór de behandeling wordt geadviseerd.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Pepaxti heeft een matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Het is mogelijk dat bepaalde bijwerkingen van melfalanflufenamide, zoals duizeligheid en
misselijkheid, dit vermogen beïnvloeden.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van Pepaxti in combinatie met dexamethason is beoordeeld bij 491 patiënten met
multipel myeloom, onder wie 147 patiënten met een ‘triple-class’-refractaire vorm van de ziekte, die
minstens drie eerdere therapielijnen hadden gekregen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn
trombocytopenie (83 %), neutropenie (72 %), anemie (66 %), misselijkheid (21 %), diarree (19 %) en
pyrexie (19 %). De meest voorkomende ernstige bijwerkingen zijn pneumonie (11 %),
trombocytopenie (5 %) en luchtweginfecties (4 %).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Tabel 3 geeft een overzicht van de bijwerkingen die zijn gemeld bij patiënten die met Pepaxti werden
behandeld. De gegevens hebben betrekking op blootstelling aan Pepaxti als monotherapie of in
combinatie met dexamethason bij 491 patiënten met multipel myeloom.
De bijwerkingen worden beschreven aan de hand van MedDRA-termen.
De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥
1/100, < 1/10), soms
(≥
1/1 000, <
1/100), zelden (≥
1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden (< 1/10 000) en niet bekend (kan met
de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden de
bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
7
Tabel 3:
In klinische onderzoeken gemelde bijwerkingen bij patiënten met multipel myeloom
die met Pepaxti werden behandeld
Bijwerkingen
Frequentie
Frequentie
Systeem/orgaanklasse
algemeen
graad 3/4
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Septische shock
Sepsis
5
Pneumonie
2
Neoplasmata, benigne,
maligne en niet-
gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Bloed‑ en
lymfestelselaandoeningen
Luchtweginfectie
1
Myelodysplastisch
syndroom (MDS)
Acute myeloïde leukemie
(AML)
Febriele neutropenie
Trombocytopenie
3
Neutropenie
4
Anemie
Leukopenie
Lymfopenie
Verminderde eetlust
Hypokaliëmie
Hyperurikemie
Hoofdpijn
Duizeligheid
Diepe veneuze trombose
Hematoom
Longembolie
Dyspneu
Dyspneu bij inspanning
Hoesten
Bloedneus
Diarree
Misselijkheid
Braken
Pyrexie
Vermoeidheid
Asthenie
Soms
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Soms
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Soms
Vaak
Soms
Soms
Soms
Soms
-
Soms
Soms
-
Soms
Soms
Vaak
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maag-
darmstelselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
1
2
3
4
5
Luchtweginfecties omvatten de voorvallen luchtweginfectie, virale luchtweginfectie,
bovensteluchtweginfectie, virale bovensteluchtweginfectie, bronchitis, virale bronchitis
en ondersteluchtweginfectie.
Pneumonie omvat de voorvallen pneumonie, Pneumocystis jirovecii-pneumonie, COVID-19-pneumonie,
influenzapneumonie en virale pneumonie.
Trombocytopenie omvat de voorvallen trombocytopenie en een verlaagd aantal
bloedplaatjes.
Neutropenie omvat de voorvallen neutropenie en verlaagd aantal neutrofielen.
Sepsis omvat de voorvallen sepsis, escherichiasepsis, bacteriële sepsis en urosepsis.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Trombocytopenie
Trombocytopenie werd gemeld bij 83 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, en
trombocytopenie van graad 3/4 bij 74 %. Bij 33 % van de patiënten trad tijdens de eerste
8
behandelingscyclus trombocytopenie van graad 3/4 op. De mediane tijd tot het optreden van
trombocytopenie van graad 3/4 was 43 dagen na de eerste dosis. Trombocytopenie van graad 3/4
leidde bij 41 %, 23 % en 12 % van de patiënten tot respectievelijk dosisuitstel, dosisverlaging en
stopzetting van de toediening van Pepaxti.
Bloeding
Bloeding – ongeacht de graad – werd gemeld bij 21 % van de patiënten. Bloedingen van graad 3
werden gemeld bij 2 % van de patiënten en bloedingen van graad 4 bij < 1 %. De vaakst gemelde
bloedingen waren epistaxis (bij 6 % van de patiënten) en niet-gespecificeerd hematoom (bij 2 % van
de patiënten). Bij 14 % van de patiënten werden bloedingen gemeld die tijdens de cyclus gelijktijdig
met trombocytopenie van graad 3/4 optraden.
Neutropenie
Neutropenie werd gemeld bij 72 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, en
neutropenie van graad 3/4 bij 66 %. Bij 38 % van de patiënten trad tijdens de eerste
behandelingscyclus neutropenie van graad 3/4 op. De mediane tijd tot het optreden van neutropenie
van graad 3/4 was 22 dagen na de eerste dosis.
Neutropenie van graad 3/4 leidde bij 26 %, 9 % en 4 % van de patiënten tot respectievelijk
dosisuitstel, dosisverlaging en stopzetting van de toediening van Pepaxti.
Bij 21 % van de patiënten traden tijdens de cyclus gelijktijdig met neutropenie van graad 3/4 infecties
op. Van klinisch significante infecties (van graad 3 of hoger) werd melding gemaakt bij 8 % van de
patiënten met gelijktijdige neutropenie van graad 3/4. Febriele neutropenie werd gemeld bij 4 % van
de patiënten.
Infecties
Alle patiënten in de doelpopulatie lopen een risico op infecties vanwege hun immunodeficiëntiestatus.
Door melfalanflufenamide geïnduceerde myelosuppressie en immunosuppressieve effecten kunnen de
ontwikkeling van infecties bevorderen, die in de ernstigste gevallen een fatale afloop kunnen hebben.
Het kan nuttig zijn om profylactische maatregelen te nemen, zoals de toediening van antimicrobiële
middelen (zie rubriek 4.2).
52 % van de patiënten die Pepaxti kregen, ondervond een bepaalde infectie. Pneumonie en andere
luchtweginfecties waren de meest voorkomende soorten infecties.
Anemie
Anemie werd gemeld bij 66 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, anemie van
graad 3 bij 41 % van de patiënten en anemie van graad 4 bij 1 %.
Tweede primaire maligniteiten
Alkylerende middelen zijn in verband gebracht met de ontwikkeling van MDS, AML en andere
tweede maligniteiten. MDS en AML kwamen soms voor bij patiënten die in klinische onderzoeken
met Pepaxti werden behandeld. Ook is melding gemaakt van een gering aantal andere tweede primaire
maligniteiten, waarvan basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom de meest voorkomende waren.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
In geval van overdosering zullen er waarschijnlijk gastro-intestinale voorvallen – zoals misselijkheid
en braken – en hematologische voorvallen als gevolg van beenmergsuppressie optreden. De patiënt
moet gedurende ten minste vier weken wekelijks worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van
bijwerkingen, onder meer aan de hand van een volledig bloedbeeld, en indien nodig moet een
9
passende ondersteunende behandeling worden ingesteld, bijvoorbeeld met behulp van
bloedtransfusies, antimicrobiële middelen en/of hematopoëtische groeifactoren. Er is geen bekend
specifiek antidotum voor melfalanflufenamide.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, stikstofmosterdanalogen, ATC-code:
L01AA10.
Werkingsmechanisme
Melfalanflufenamide is een peptide-geconjugeerd alkylerend geneesmiddel. Het bestaat uit een
dipeptide en een alkylerend deel uit de groep van stikstofmosterdanalogen. Het lipofiele intacte
peptideconjugaat wordt via passief transport snel gedistribueerd naar de cellen, waar het zich bindt aan
esterasen en peptidasen en daardoor wordt gekatalyseerd tot de metaboliet melfalan. Net als bij andere
stikstofmosterdmiddelen speelt crosslinking van DNA een rol bij de antitumoractiviteit van
melfalanflufenamide. Uit cellulaire analyse is gebleken dat melfalanflufenamide de proliferatie en
geïnduceerde apoptose van hematopoëtische tumorcellen remt. De behouden cytotoxische activiteit is
aangetoond in multipelmyeloomcellen met een ontbrekende of verminderde p53-werking.
Melfalanflufenamide vertoonde synergistische cytotoxiciteit met dexamethason in al dan niet
melfalanresistente multipelmyeloomcellijnen.
Farmacodynamische effecten
Cardiale elektrofysiologie
Bij de goedgekeurde dosis heeft melfalanflufenamide geen klinisch relevant effect op de ECG-
parameters PR-interval, QRS-interval of QTc-interval.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en de veiligheid van melfalanflufenamide in combinatie met dexamethason zijn
beoordeeld in het kader van HORIZON, een multicentrisch, eenarmig onderzoek onder 157 patiënten
met recidiverend/refractair multipel myeloom (RRMM). In totaal kregen 157 patiënten 40 mg
melfalanflufenamide op dag 1 en 40 mg dexamethason (20
mg voor patiënten ≥
75 jaar oud) op dag 1,
8, 15 en 22 van elke cyclus van 28 dagen. De patiënten werden behandeld totdat er ziekteprogressie of
onaanvaardbare toxiciteit optrad. 110 patiënten hadden multipel myeloom dat refractair was voor ten
minste één proteasoomremmer, ten minste één immunomodulerend middel en een monoklonaal anti-
CD38-antilichaam – d.w.z. ‘triple-class’-refractair (TCR) – en hadden al minstens drie eerdere
therapielijnen gekregen. Primaire refractaire patiënten werden van het onderzoek uitgesloten.
De mediane duur van de behandeling met melfalanflufenamide in de TCR-patiëntenpopulatie
(n = 110) was 3,0 maanden (bereik: 1,0 tot 28,0 maanden).
Van de 110 TCR-patiënten die al drie of meer therapielijnen hadden gekregen in het HORIZON-
onderzoek, hadden er 52 geen ASCT ondergaan of meer dan 36 maanden na een ASCT progressie
vertoond, en hadden er 58 binnen 36 maanden na een ASCT progressie vertoond. De ziektekenmerken
en werkzaamheidsresultaten bij TCR-patiënten die minstens drie eerdere therapielijnen hadden
gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer dan 36 maanden na een ASCT progressie
vertoonden, worden samengevat in tabel 4 en tabel 5.
Als belangrijkste graadmeter voor de werkzaamheid gold het totale responspercentage (ORR), dat
door de onderzoekers werd beoordeeld overeenkomstig de IMWG-criteria.
Tabel 4:
Ziektekenmerken bij ‘triple-class’-refractaire patiënten die minstens drie eerdere
therapielijnen hadden gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer dan
36 maanden na een ASCT ziekteprogressie vertoonden in het HORIZON-onderzoek
10
Parameter
Mediaan aantal jaren vanaf diagnose tot aanvang van
de onderzoeksbehandeling (bereik)
Eerdere behandelingsregimes, mediaan (bereik)
Leeftijd, mediaan (bereik)
Patiënten van < 65 jaar oud, n (%)
Patiënten van 65-74 jaar oud, n (%)
Patiënten van ≥
75 jaar oud, n (%)
Gedocumenteerde refractaire status, n (%)
Lenalidomide
Pomalidomide
Bortezomib
Carfilzomib
Daratumumab
Refractair voor alkylerende middelen
Blootgesteld aan melfalan
Refractair voor melfalan
Eerdere stamceltransplantatie, n (%)
ECOG bij baseline, n (%)
0/1
2/3
Internationale stadiëring bij baseline, n (%)
I
II
III
Ontbreekt/onbekend
Hoogrisicocytogenetica
a
, n (%)
Extramedullaire ziekte (EMD), n (%)
a
HORIZON-onderzoek
(n = 52)
7,4 (0,7-24,6)
5 (3-10)
70 (42-86)
18 (35 %)
18 (35 %)
16 (31 %)
47 (90 %)
49 (94 %)
37 (71 %)
26 (50 %)
49 (94 %)
32 (62 %)
30 (58 %)
11 (21 %)
19 (37 %)
9 (17 %)/34 (65 %)
8 (15 %)/1 (2 %)
15 (29 %)
15 (29 %)
19 (37 %)
3 (6 %)
21 (40 %)
22 (42 %)
del(17p), t(4;14), t(14;16), gain(1q) en t(14;20).
Tabel 5:
Werkzaamheidsresultaten bij ‘triple-class’-refractaire patiënten die minstens drie
eerdere therapielijnen hadden gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer
dan 36 maanden na een ASCT ziekteprogressie vertoonden in het HORIZON-
onderzoek
HORIZON-onderzoek,
n = 52
Respons
Beoordeeld door
onderzoeker
a
Totale responspercentage (ORR) , 95 %-BI 28,8 % (17,1 %, 43,1 %)
(%)
Stringente volledige respons (sCR)
0
Volledige respons (CR)
0
Zeer goede gedeeltelijke respons (VGPR)
5 (9,6 %)
Gedeeltelijke respons (PR)
10 (19,2 %)
Responsduur (DOR)
Mediaan, 95 %-BI (maanden)
7,6 (3,0-12,3)
Tijd tot respons, mediaan bereik (maanden) 2,3 (1,0-10,5)
a
Omvat sCR + CR + VGPR + PR.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Pepaxti in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met multipel myeloom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
11
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Bij toediening van Pepaxti 40 mg werden tijdens de dertig minuten durende infusie
piekplasmaconcentraties van melfalanflufenamide bereikt van gemiddeld 159 ng/ml (CV-%: 39). De
piekplasmaconcentraties van de actieve metaboliet melfalan werden 4 tot 15 minuten na afloop van de
infusie met Pepaxti 40 mg bereikt. Na toediening van een enkelvoudige dosis Pepaxti 40 mg was de
gemiddelde (CV-%) C
max
432 ng/ml (30 %) en de AUC
0-INF
3,143 mcg/ml uur (28 %) voor de
metaboliet melfalan. Bij steady state was de gemiddelde (CV-%) C
max
419 ng/ml (33 %) en de AUC
0-
INF
2,933 mcg/ml uur (29 %) voor de metaboliet melfalan.
De AUC van melfalanflufenamide en de metaboliet melfalan neemt binnen het dosisbereik van 25 tot
130 mg min of meer evenredig aan de dosis toe.
Distributie
In vivo verdwijnt melfalanflufenamide snel uit het plasma, wat wordt toegeschreven aan de distributie
ervan naar perifere weefsels.
Het gemiddelde (CV-%) distributievolume voor melfalanflufenamide was 35 l (71 %) en het
gemiddelde schijnbare distributievolume voor de metaboliet melfalan is 76 l (32 %) na een
enkelvoudige dosis melfalanflufenamide.
Biotransformatie
Melfalanflufenamide wordt in weefsels gemetaboliseerd tot de metaboliet
desethylmelfalanflufenamide en tot de metaboliet melfalan. Er vindt geen merkbaar metabolisme van
melfalanflufenamide tot de metaboliet melfalan plaats in plasma. Melfalan wordt voornamelijk door
spontane hydrolyse gemetaboliseerd tot monohydroxymelfalan en dihydroxymelfalan.
Eliminatie
Na afloop van de infusie met Pepaxti 40 mg is de gemiddelde (CV-%) eliminatiehalfwaardetijd van
melfalanflufenamide 2,1 minuten (34 %). De gemiddelde (CV-%) eliminatiehalfwaardetijd van de
metaboliet melfalan is 70 minuten (21 %). De gemiddelde (CV-%) klaring van melfalanflufenamide
en de metaboliet melfalan is respectievelijk 692 l/uur (49 %) en 23 l/uur (23 %) bij de aanbevolen
dosis Pepaxti van 40 mg.
De renale en hepatische uitscheiding van onveranderd melfalanflufenamide worden verwaarloosbaar
geacht, aangezien de totale plasmaklaring van melfalanflufenamide aanzienlijk hoger ligt dan de
renale glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en de leverbloedstroom.
Specifieke populaties
Oudere patiënten (> 65 jaar oud)
Op basis van de farmacokinetische populatieanalyse werden geen farmacokinetische verschillen in de
metaboliet melfalan waargenomen afhankelijk van leeftijd of geslacht.
Nierinsufficiëntie
De metaboliet melfalan van melfalanflufenamide wordt gedeeltelijk geklaard door renale uitscheiding.
Van de met melfalanflufenamide behandelde patiënten in onderzoek OP-103 hadden er 58 een
normale nierfunctie, 103 lichte nierinsufficiëntie en 117 matige nierinsufficiëntie.
Volgens de farmacokinetische populatieanalyse lag de AUC van melfalan gemiddeld 6 % hoger bij
patiënten met lichte nierinsufficiëntie, 18 % hoger bij patiënten met matige nierinsufficiëntie en een
eGFR van 45-60 ml/min/1,73 m
2
, en 32 % hoger bij patiënten met matige nierinsufficiëntie en een
eGFR van 30-45 ml/min/1,73 m
2
, ten opzichte van patiënten met een normale nierfunctie. Bij
patiënten met een lagere eGFR werd een groter effect van Pepaxti op de trombocytenspiegels
waargenomen. Voor patiënten met een eGFR van 30-45 ml/min/1,73 m
2
wordt een dosis Pepaxti van
30 mg aanbevolen. Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot patiënten met een eGFR van
minder dan 30 ml/min/1,73 m
2
om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
12
Leverinsufficiëntie
Er werden geen farmacokinetische verschillen in de metaboliet melfalan waargenomen bij patiënten
met lichte leverinsufficiëntie (totaal bilirubine ≤
ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine 1 tot
1,5 × ULN en elke willekeurige ASAT). Het effect van matige tot ernstige leverinsufficiëntie (totaal
bilirubine > 1,5 × ULN en elke willekeurige ASAT) op de farmacokinetiek is niet bekend.
Lichaamsgewicht
Bij patiënten met een lager lichaamsgewicht werd een hogere blootstelling aan de metaboliet melfalan
waargenomen. Bij een lichaamsgewicht van 60 kg lag de C
max
gemiddeld 36 % hoger en de AUC
gemiddeld 31 % hoger dan bij een lichaamsgewicht van 95 kg. Bij patiënten met een lager
lichaamsgewicht werd een hogere incidentie van trombocytopenie en neutropenie waargenomen. Bij
patiënten met een lichaamsgewicht van 60 kg of minder wordt een dosis van 30 mg Pepaxti
aanbevolen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Carcinogeniteit en mutageniteit
Pepaxti is genotoxisch. Uit mechanistische in-vitro-onderzoeken is gebleken dat melfalanflufenamide
onomkeerbare DNA-schade veroorzaakt.
Er zijn geen carcinogeniteits- of mutageniteitsonderzoeken uitgevoerd met melfalanflufenamide.
Reproductietoxicologie
In toxiciteitsonderzoeken met herhaalde doses werden om de 21 dagen 2 of 3 doses intraveneus
melfalanflufenamide toegediend aan ratten (in een dosering van 20, 40 of 55 mg/m
2
) en aan honden (in
een dosering van 0,45 of 0,90 mg/kg, d.w.z. 9 of 18 mg/m
2
). Bij beide diersoorten werden een
verminderd testesgewicht en kiemceldepletie waargenomen en bij honden was er sprake van
epididymale oligospermie. De honden ondervonden nadelige effecten op de mannelijke
voortplantingsorganen bij blootstellingen onder de aanbevolen klinische dosis van 40 mg. De
omkeerbaarheid van deze effecten is niet beoordeeld.
Er zijn geen onderzoeken naar reproductietoxiciteit uitgevoerd met melfalanflufenamide. De
metaboliet melfalan van melfalanflufenamide was bij ratten teratogeen na blootstelling aan een
enkelvoudige dosis. In onderzoeken naar reproductietoxiciteit met herhaalde dosering leidde
blootstelling aan melfalan tot maternale toxiciteit en induceerde het aangeboren afwijkingen. In een
onderzoek bij muizen werd een afname van het aantal jongen per worp waargenomen.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Sacharose
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende flacon
2 jaar
13
Verdunde oplossing
Uit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden. Indien de verdunde
oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, kan deze vóór toediening gedurende maximaal zes uur in
de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden bewaard. Niet in de vriezer bewaren. Indien de verdunde
oplossing gekoeld wordt bewaard, dient deze vóór toediening gedurende maximaal dertig minuten op
kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) te worden gebracht.
De verdunde oplossing voor infusie mag maximaal 1,5 uur (inclusief infusietijd) bij kamertemperatuur
worden bewaard.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Glazen flacon (type 1) van 50 ml, afgesloten met een stop van chloorbutylrubber en een aluminium
verzegeling met een plastic verwijderbaar dopje, met 20 mg poeder. Eén flacon per verpakking.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Pepaxti moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg op aseptische wijze worden bereid
om de steriliteit van de bereide oplossing te garanderen.
Aanvullende oplosmiddelen die nodig zijn voor de bereiding
5 %-glucoseoplossing voor injectie/infusie (kamertemperatuur).
Zak met 250 ml koude (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %), oplossing voor injectie
(minimaal vier uur in de koelkast leggen).
Tabel 6: Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti
Beschrijving van het volume
40 mg
(2 flacons)
Volume gereconstitueerde Pepaxti-
80 ml
oplossing dat nodig is voor het
eindproduct
Uiteindelijke totale volume van de
250 ml
infuuszak na verdunning
Concentratie Pepaxti na verdunning
0,16 mg/ml
Dosis Pepaxti
30 mg
20 mg
(1,5 flacon)
(1 flacon)
60 ml
40 ml
230 ml
0,13 mg/ml
210 ml
0,10 mg/ml
15 mg
(0,75 flacon)
30 ml
200 ml
0,08 mg/ml
Voorbereidende stappen
Lees vóór het bereiden de volledige instructies.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stappen voor reconstitutie en verdunning
Stap 1
Bereken het aantal flacons dat u nodig heeft voor de beoogde dosis volgens tabel 6,
‘Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti’. Laat de flacon(s) met Pepaxti gedurende ten minste dertig
minuten op kamertemperatuur komen.
Stap 2
Schud de flacon(s) krachtig of gebruik een vortexmixer om van het vastgekoekte gelyofiliseerde
poeder een los poeder te maken.
14
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stap 3
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
Pepaxti van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Reconstitueer
Reconstitueer
Reconstitueer één
Reconstitueer één
beide flacons met
beide flacons met
flacon met 40 ml 5 %- flacon met 40 ml
40 ml 5 %-
40 ml 5 %-
glucoseoplossing voor 5 %-glucoseoplossing
glucoseoplossing voor glucoseoplossing voor infusie op aseptische
voor infusie op
infusie op aseptische
infusie op aseptische
wijze om een
aseptische wijze om
wijze om een
wijze om een
uiteindelijke
een uiteindelijke
uiteindelijke
uiteindelijke
concentratie van
concentratie van
concentratie van
concentratie van
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Zorg ervoor dat de 5 %-glucoseoplossing voor infusie op kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) is.
Schud de flacon(s) krachtig tot de oplossing helder is.
Laat de flacon(s) staan tot de luchtbelletjes verdwenen zijn en de oplossing onmiskenbaar helder is.
Stap 4
Zuig 80 ml op uit een zak met 250 ml gekoelde (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
oplossing voor injectie. Gooi de opgezogen 80 ml weg.
Stap 5
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
Zuig 80 ml van de
gereconstitueerde
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
oplossing voor
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
0,16 mg/ml te
verkrijgen.
Voor een dosis Pepaxti
van 30 mg
Zuig 60 ml van de
gereconstitueerde
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
oplossing voor injectie
met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
0,13 mg/ml te
verkrijgen.
Voor een dosis
Pepaxti van 20 mg
Zuig 40 ml van de
gereconstitueerde
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
oplossing voor
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
0,10 mg/ml te
verkrijgen.
Voor een dosis
Pepaxti van 15 mg
Zuig 30 ml van de
gereconstitueerde
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
oplossing voor
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
0,08 mg/ml te
verkrijgen.
Gooi ongebruikt product dat in de flacon(s) achterblijft weg.
Draai de zak voorzichtig om om de oplossing te mengen. Niet schudden. Verifieer of de oplossing
helder en kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik de oplossing niet als deze verkleurd is of als er deeltjes
in te zien zijn.
Bewaartijden
Eenmaal opgelost wordt Pepaxti afgebroken, vooral bij kamertemperatuur, en de bewaartijden voor
verdunde oplossing mogen niet worden overschreden.
Voor onmiddellijke toediening
De infusie met de verdunde oplossing moet
binnen zestig minuten
na aanvang van de reconstitutie
(stap 3) worden gestart.
15
Voor vertraagde toediening
Indien de verdunde oplossing niet voor onmiddellijke toediening wordt gebruikt, moet deze binnen
dertig minuten na de eerste reconstitutie (stap 3) in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden geplaatst.
De oplossing kan zo gedurende
maximaal zes uur
worden bewaard.
Toediening
Parenterale geneesmiddelen moeten vóór toediening visueel worden gecontroleerd op deeltjes en
verkleuring. Niet gebruiken als verkleuring, ondoorzichtige deeltjes of vreemde deeltjes zichtbaar zijn.
Toedieningsstappen
Stap 6
Dien Pepaxti toe als een dertig minuten durende intraveneuze infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, bijvoorbeeld een PICC of een getunnelde centraal-veneuze katheter. Indien de
infuuszak in de koelkast is bewaard, moet u de oplossing eerst op kamertemperatuur (20 °C tot
25 °C) laten komen. Start de infusie binnen dertig minuten nadat de verdunde oplossing uit de
koelkast is gehaald.
Stap 7
Spoel na voltooiing van de Pepaxti-infusie de centrale katheter met natriumchloride 9 mg/ml
(0,9 %), oplossing voor injectie.
Verwijdering
Pepaxti is een cytotoxisch geneesmiddel dat uitsluitend bedoeld is voor eenmalig gebruik. De
procedure voor het veilig hanteren en verwijderen van stikstofmosterdanalogen moet door
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of medisch personeel in acht worden genomen en dient in
overeenstemming te zijn met de huidige aanbevelingen voor cytotoxische geneesmiddelen. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Oncopeptides AB (publ)
Västra Trädgårdsgatan 15
111 53 Stockholm
Zweden
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1669/001
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
D.
E.
17
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Eumedica NV
Chemin de Nauwelette 1
7170 Manage
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7,
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen 6
maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Buitenverpakking
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
melfalanflufenamide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 20 mg melfalanflufenamide (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: sacharose.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
1 flacon.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtig hanteren.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
21
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Oncopeptides AB (publ)
111 53 Stockholm
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1669/001
13.
Partij
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D-MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Etiket op de flacon
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat
melfalanflufenamide
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning
3.
EXP
4.
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
0,5 mg/ml na reconstitutie
6.
OVERIGE
Cytotoxisch: voorzichtig hanteren.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
23
B. BIJSLUITER
24
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Pepaxti, 20 mg, poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
melfalanflufenamide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Pepaxti en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Pepaxti en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Pepaxti behoort tot een groep geneesmiddelen tegen kanker die alkylerende middelen worden
genoemd. Het middel werkt door zich aan DNA te hechten (de genetische instructies die cellen nodig
hebben om te overleven en zich te vermenigvuldigen) en dit te beschadigen, zodat de groei van de
kankercellen stopt.
Pepaxti wordt toegediend in combinatie met de steroïde dexamethason, voor de behandeling van
volwassenen met multipel myeloom, een vorm van bloedkanker. Het wordt gebruikt wanneer de ziekte
niet heeft gereageerd op minstens drie soorten geneesmiddelen tegen kanker. Als u bent behandeld met
een bloedstamceltransplantatie (een ingreep waarbij de cellen die uw bloed aanmaken, worden
verwijderd en vervangen), moet er minimaal drie jaar zijn verstreken tussen de transplantatie en het
moment waarop het multipel myeloom terugkwam.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel krijgt toegediend.
Abnormale bloedingen en bloeduitstortingen en een laag aantal bloedplaatjes (een type bloedcellen)
Pepaxti kan het aantal bloedcellen die helpen bij de bloedstolling (‘bloedplaatjes’) verlagen. Vertel het
onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u bloedingen – bijvoorbeeld een bloedneus – of
blauwe plekken op uw huid krijgt.
25
Koorts en een laag aantal witte bloedcellen
Gebruik van Pepaxti kan leiden tot een verlaagd aantal witte bloedcellen, die belangrijk zijn voor de
bestrijding van infecties. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u symptomen van
infectie vertoont, zoals koorts, rillingen of hoesten.
Laag aantal rode bloedcellen
Gebruik van Pepaxti kan leiden tot een verlaagd aantal rode bloedcellen, die zuurstof transporteren
naar de cellen in uw lichaam. Uw arts zal regelmatig bloedmonsters nemen om uw bloedcellen te
controleren. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u zich zwak of moe voelt, als u
er bleek uitziet of als u kortademig bent.
Infecties
Infecties zoals longontsteking (pneumonie) en bovensteluchtweginfectie (die verkoudheidachtige
klachten veroorzaakt) komen zeer vaak voor bij Pepaxti. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of
verpleegkundige als u koorts of andere tekenen van infectie krijgt. Uw arts kan preventieve antibiotica
aanbevelen om het risico op het ontwikkelen van infecties te verkleinen.
Risico op diarree, misselijkheid of overgeven
Neem contact op met uw arts als u last heeft van diarree, misselijkheid of overgeven.
Risico op de vorming van bloedstolsels
Het gebruik van Pepaxti in combinatie met dexamethason kan het risico op de vorming van
bloedstolsels verhogen. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u ooit een bloedstolsel in een ader
(trombose) heeft gehad. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u last krijgt van
een zwelling in een been of arm, als u moeite heeft met ademhalen of als u pijn op de borst krijgt.
Risico op bijkomende vormen van kanker
Er moet op worden gewezen dat patiënten met multipel myeloom die met Pepaxti worden behandeld,
bijkomende vormen van kanker kunnen krijgen. Daarom dient uw arts bij het voorschrijven van dit
geneesmiddel de voordelen en risico’s voor u zorgvuldig af te wegen.
Nierziekte
Als u last heeft van een verminderde nierfunctie, kunnen de nadelige effecten van Pepaxti op uw
bloedcellen groter zijn. Er is te weinig informatie beschikbaar over het gebruik van het geneesmiddel
bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie om een veilige en werkzame dosis te kunnen
aanbevelen.
Vaccinaties
Vaccins die levende maar verzwakte organismen bevatten, de ‘levende verzwakte vaccins’ (zoals de
vaccins tegen mazelen, bof en rodehond), mogen niet worden gebruikt terwijl u met Pepaxti wordt
behandeld, omdat ze tot infecties kunnen leiden. Er kunnen echter wel bepaalde andere soorten
vaccins worden gebruikt, namelijk geïnactiveerde vaccins of vaccins op basis van mRNA. Vertel uw
zorgverlener dat u met Pepaxti wordt behandeld voordat u wordt gevaccineerd.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Pepaxti is niet bedoeld voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Pepaxti nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
26
Zwangerschap
Dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap, tenzij dit echt
noodzakelijk is. U dient te voorkomen dat u zwanger wordt terwijl u met dit geneesmiddel wordt
behandeld, aangezien het schadelijk kan zijn voor uw ongeboren kind. Uw arts zal met u bespreken
wat de mogelijke risico’s zijn van het gebruik van Pepaxti tijdens de zwangerschap.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden:
Uw arts zal u vragen een zwangerschapstest te doen voordat uw behandeling met Pepaxti van
start gaat.
U moet tijdens de behandeling en in de zes maanden na uw laatste dosis Pepaxti effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken. Bespreek met uw arts welke effectieve voorbehoedsmiddelen
geschikt voor u kunnen zijn.
Als u een man bent die een kind kan verwekken:
U moet tijdens de behandeling en in de zes maanden na uw laatste dosis Pepaxti effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met Pepaxti, aangezien het middel schadelijk
kan zijn voor uw baby.
Vruchtbaarheid
Pepaxti kan invloed hebben op de eierstokken of het sperma, wat onvruchtbaarheid (infertiliteit) kan
veroorzaken. Bij vrouwen kan de menstruatie stoppen. Bij mannen kan het onvermogen om een kind
te verwekken (steriliteit) door een gebrek aan sperma, blijvend zijn. Vraag uw arts om advies over het
bewaren van sperma vóór de behandeling.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Pepaxti kan misselijkheid en duizeligheid veroorzaken, waardoor uw rijvaardigheid of uw vermogen
om machines te bedienen kan afnemen.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Pepaxti is een poeder waarmee een oplossing wordt gemaakt, die gedurende dertig minuten door uw
arts of verpleegkundige wordt toegediend via indruppeling in een ader (intraveneuze infusie). Uw arts
zal bepalen wat voor u de juiste dosis Pepaxti is. De aanbevolen startdosis is 40 mg eenmaal per vier
weken. Als u 60 kg of minder weegt, is de aanbevolen startdosis 30 mg eenmaal per vier weken. De
behandeling wordt voortgezet zolang u er baat bij heeft en geen onaanvaardbare bijwerkingen krijgt.
Als onderdeel van uw behandeling gebruikt u ook een ander geneesmiddel, dexamethason, dat wordt
ingenomen via de mond.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Dit geneesmiddel wordt door uw arts of verpleegkundige toegediend. In het onwaarschijnlijke geval
dat u te veel krijgt toegediend (een overdosis), zal uw arts u onderzoeken, onder andere door
bloedmonsters af te nemen om uw bloedcellen te controleren.
Wat u moet doen wanneer u een dosis Pepaxti heeft overgeslagen?
Het is heel belangrijk dat u naar alle afspraken gaat, om er zeker van te zijn dat uw behandeling
aanslaat. Als u een afspraak mist, neem dan zo snel mogelijk contact op met uw arts of ziekenhuis.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
27
Neem onmiddellijk contact op met een arts als u een van de volgende ernstige bijwerkingen
opmerkt. U heeft mogelijk dringend medische behandeling nodig:
koorts, rillingen, keelpijn, hoesten of andere tekenen van infectie (door een tekort aan
neutrofielen, witte bloedcellen die infecties bestrijden);
snelle ademhaling, snelle pols, koorts en rillingen, haast niet of helemaal niet moeten plassen,
misselijkheid en overgeven, verwardheid, bewusteloosheid (door een ernstige bacteriële infectie
in het bloed, sepsis of septische shock genoemd);
bloedingen of blauwe plekken zonder oorzaak, waaronder bloedneus (door een laag aantal
bloedplaatjes, trombocytopenie genoemd);
kortademigheid (door een ernstige infectie op de borst, longontsteking of een bloedstolsel in de
longen);
pijn en zwelling in uw benen of armen, vooral in uw onderbenen of kuiten (door bloedstolsels).
Andere bijwerkingen die kunnen optreden
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
verlaagd aantal bloedplaatjes (trombocytopenie);
verlaagd aantal neutrofielen, een soort witte bloedcellen (neutropenie);
verlaagd aantal rode bloedcellen, die zuurstof in het bloed vervoeren (anemie), wat zwakte en
vermoeidheid veroorzaakt;
infectie van de longen (pneumonie);
infectie van de luchtwegen met bijvoorbeeld koorts, hoesten en verkoudheidsklachten;
diarree;
misselijkheid;
koorts;
hoesten;
kortademigheid;
extreme vermoeidheid;
zwakte.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
ernstige bacteriële infectie van het bloed (sepsis);
koorts in combinatie met een verlaagd aantal witte bloedcellen (neutropenie);
verlaagd aantal lymfocyten, een soort witte bloedcellen die ook infecties helpen bestrijden
(lymfopenie);
over het geheel genomen een verlaagd aantal witte bloedcellen;
verminderde eetlust;
lage kaliumspiegel (kan spierzwakte en een onregelmatige hartslag veroorzaken);
hoog urinezuurgehalte in het bloed (kan jicht en nierproblemen veroorzaken);
hoofdpijn;
duizeligheid;
kortademigheid bij inspanning;
bloedneus;
overgeven;
diepe veneuze trombose (bloedstolsel in een ader);
blauwe plekken.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
ernstige bacteriële infectie van het bloed met een gevaarlijk lage bloeddruk (septische shock),
wat levensbedreigend of zelfs dodelijk kan zijn;
bloedstolsel in de longen;
een vorm van bloedkanker genaamd myelodysplastisch syndroom (MDS);
een vorm van bloedkanker genaamd acute myeloïde leukemie (AML).
28
Uw arts of verpleegkundige kan u aanvullende geneesmiddelen geven om uw symptomen te
behandelen en/of bijwerkingen te voorkomen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Pepaxti wordt bewaard in het ziekenhuis of de kliniek, dus deze instructies zijn bestemd voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de flacon en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en
komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is melfalanflufenamide. Eén flacon bevat 20 mg
melfalanflufenamide (als hydrochloride).
-
De andere stof in dit middel is sacharose (suiker).
Hoe ziet Pepaxti eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Pepaxti is een wit tot gebroken wit poeder in een glazen flacon.
Elke doos bevat één flacon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Oncopeptides AB (publ)
Västra Trädgårdsgatan 15
111 53 Stockholm
Zweden
Fabrikant
Eumedica NV
Chemin de Nauwelette 1
7170 Manage
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Oncopeptides AB (publ)
tel.
+46 86152040
29
e-mail: info@oncopeptides.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Stapsgewijze instructies voor gebruik en hantering, reconstitutie en toediening
Pepaxti moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg op aseptische wijze worden bereid
om de steriliteit van de bereide oplossing te garanderen.
Aanvullende oplosmiddelen die nodig zijn voor de bereiding
5 %-glucoseoplossing voor injectie/infusie (kamertemperatuur).
Zak met 250 ml koude (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %), oplossing voor injectie
(minimaal vier uur in de koelkast leggen).
Tabel 1:
Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti
Beschrijving van het volume
40 mg
(2 flacons)
Volume gereconstitueerde Pepaxti-
80 ml
oplossing dat nodig is voor het
eindproduct
Uiteindelijke totale volume van de
250 ml
infuuszak na verdunning
Concentratie Pepaxti na verdunning
0,16 mg/ml
Dosis Pepaxti
30 mg
20 mg
(1,5 flacon) (1 flacon)
60 ml
40 ml
230 ml
0,13 mg/ml
210 ml
0,10 mg/ml
15 mg
(0,75 flacon)
30 ml
200 ml
0,08 mg/ml
Voorbereidende stappen
Lees vóór het bereiden de volledige instructies.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stappen voor reconstitutie en verdunning
Stap 1
Bereken het aantal flacons dat u nodig heeft voor de beoogde dosis volgens tabel 1,
‘Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti’. Laat de flacon(s) gedurende ten minste dertig minuten op
kamertemperatuur komen.
Stap 2
Schud de flacon(s) krachtig of gebruik een vortexmixer om van het vastgekoekte gelyofiliseerde
poeder een los poeder te maken.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stap 3
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
Pepaxti van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
30
Voor een dosis
Pepaxti van 15 mg
Reconstitueer
Reconstitueer
Reconstitueer één
Reconstitueer één
beide flacons met
beide flacons met
flacon met 40 ml 5 %- flacon met 40 ml
40 ml 5 %-
40 ml 5 %-
glucoseoplossing voor 5 %-glucoseoplossing
glucoseoplossing voor glucoseoplossing voor infusie op aseptische
voor infusie op
infusie op aseptische
infusie op aseptische
wijze om een
aseptische wijze om
wijze om een
wijze om een
uiteindelijke
een uiteindelijke
uiteindelijke
uiteindelijke
concentratie van
concentratie van
concentratie van
concentratie van
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Zorg ervoor dat de 5 %-glucoseoplossing voor infusie op kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) is.
Schud de flacon(s) krachtig tot de oplossing helder is.
Laat de flacon(s) staan tot de luchtbelletjes verdwenen zijn en de oplossing onmiskenbaar helder is.
Stap 4
Zuig 80 ml op uit een zak met 250 ml gekoelde (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
oplossing voor injectie. Gooi de opgezogen 80 ml weg.
Stap 5
Voor een dosis
Voor een dosis Pepaxti Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Zuig 80 ml van de
Zuig 60 ml van de
Zuig 40 ml van de
Zuig 30 ml van de
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een
voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
oplossing voor
oplossing voor injectie oplossing voor
oplossing voor
injectie met
met natriumchloride
injectie met
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
natriumchloride
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
9 mg/ml (0,9 %) om
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
een uiteindelijke
een uiteindelijke
concentratie van
0,13 mg/ml te
concentratie van
concentratie van
0,16 mg/ml te
verkrijgen.
0,10 mg/ml te
0,08 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Gooi ongebruikt product dat in de flacon(s) achterblijft weg.
Draai de zak voorzichtig om om de oplossing te mengen. Niet schudden. Verifieer of de oplossing
helder en kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik de oplossing niet als deze verkleurd is of als er deeltjes
in te zien zijn.
Bewaartijden
Eenmaal opgelost wordt Pepaxti afgebroken, vooral bij kamertemperatuur, en de bewaartijden voor
verdunde oplossing mogen niet worden overschreden.
Voor onmiddellijke toediening
De infusie met de verdunde oplossing moet
binnen zestig minuten
na aanvang van de reconstitutie
(stap 3) worden gestart.
Voor vertraagde toediening
Indien de verdunde oplossing niet voor onmiddellijke toediening wordt gebruikt, moet deze binnen
dertig minuten na de eerste reconstitutie (stap 3) in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden geplaatst.
De oplossing kan zo gedurende
maximaal zes uur
worden bewaard.
31
Toediening
Parenterale geneesmiddelen moeten vóór toediening visueel worden gecontroleerd op deeltjes en
verkleuring. Niet gebruiken als verkleuring, ondoorzichtige deeltjes of vreemde deeltjes zichtbaar zijn.
Toedieningsstappen
Stap 6
Dien Pepaxti toe als een dertig minuten durende intraveneuze infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, bijvoorbeeld een PICC of een getunnelde centraal-veneuze katheter. Indien de
infuuszak in de koelkast is bewaard, moet u de oplossing eerst op kamertemperatuur (20 °C tot
25 °C) laten komen. Start de infusie binnen dertig minuten nadat de verdunde oplossing uit de
koelkast is gehaald.
Stap 7
Spoel na voltooiing van de Pepaxti-infusie de centrale katheter met natriumchloride 9 mg/ml
(0,9 %), oplossing voor injectie.
Verwijdering
Pepaxti is een cytotoxisch geneesmiddel dat uitsluitend bedoeld is voor eenmalig gebruik. De
procedure voor het veilig hanteren en verwijderen van stikstofmosterdanalogen moet door
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of medisch personeel in acht worden genomen en dient in
overeenstemming te zijn met de huidige aanbevelingen voor cytotoxische geneesmiddelen. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
32

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén flacon met poeder bevat 20 mg melfalanflufenamide (als hydrochloride).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (poeder voor concentraat).
Wit tot gebroken wit gelyofiliseerd poeder.

KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Pepaxti, in combinatie met dexamethason, is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten
met multipel myeloom die minstens drie eerdere therapielijnen hebben gekregen, bij wie de ziekte
refractair is voor ten minste één proteasoomremmer, één immunomodulerend middel en één anti-
CD38-monoklonaal antilichaam, en die tijdens of na hun laatste therapie ziekteprogressie vertoonden.
Bij patiënten die eerder een autologe stamceltransplantatie hebben ondergaan, moet er tussen die
transplantatie en de progressie ten minste drie jaar zijn verstreken (zie rubriek 4.4).

4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Pepaxti moet worden gestart door en onder toezicht staan van artsen die ervaring
hebben met de behandeling van multipel myeloom.
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosis Pepaxti is 40 mg op dag 1 van elke behandelingscyclus van 28 dagen.
Voor patiënten met een lichaamsgewicht van 60 kg of minder is de aanbevolen aanvangsdosis 30 mg
op dag 1 van elke cyclus van 28 dagen. Het wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten tot er
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt (zie rubriek 5.1).
De aanbevolen dosis dexamethason is 40 mg, oraal in te nemen op dag 1, 8, 15 en 22 van elke
behandelingscyclus van 28 dagen. Voor patiënten van 75 jaar en ouder is de aanbevolen dosis
dexamethason 20 mg. Aanvullende informatie over de toediening van dexamethason is te vinden in
rubriek 5.1 en in de desbetreffende samenvatting van de productkenmerken.
Dosisaanpassing in geval van bijwerkingen
De behandeling met Pepaxti moet worden gestaakt als het aantal neutrofielen lager is dan 1 × 109/l of
als het aantal bloedplaatjes lager is dan 50 × 109/l.
De aanbevolen verlaging dan wel aanpassing van de dosis Pepaxti in geval van bijwerkingen is
weergegeven in respectievelijk tabel 1 en tabel 2.

Dosisverlaging Dosis* bij patiënten met een
Dosis* bij patiënten met een
lichaamsgewicht van meer dan lichaamsgewicht van 60 kg of minder
60 kg
40 mg
30 mg
Eerste
30 mg
20 mg
Tweede
20 mg
15 mg
Derde
15 mg
Staak de behandeling met Pepaxti permanent
bij patiënten die 15 mg niet kunnen
verdragen.
Volgende
Staak de behandeling met Pepaxti -
permanent bij patiënten die
15 mg niet kunnen verdragen.
* Intraveneus toegediend op dag 1 van elke cyclus van 28 dagen. Voor dosisaanpassingen, zie tabel 2.

Tabel 2: Aanbevolen dosisaanpassingen bij bijwerkingen van Pepaxti (indeling van
bijwerkingen volgens CTCAE v 5.0)
Bijwerking
Ernst
Dosisaanpassing
Hematologische
Aantal bloedplaatjes van
· Staak de toediening van Pepaxti en
bijwerking
minder dan 50 × 109/l op
controleer het aantal bloedplaatjes wekelijks
(zie rubriek 4.4)
een geplande
tot het 50 × 109/l of hoger is.
doseringsdag voor Pepaxti · Hervat de toediening van Pepaxti op één
dosi
sniveau lager.
Absoluut aantal
· Staak de toediening van Pepaxti en
neutrofielen van minder
controleer het aantal neutrofielen wekelijks
dan 1 × 109/l op een
tot die 1 × 109/l of hoger is.
geplande doseringsdag
· Hervat de toediening van Pepaxti op één
voor Pepaxti
dosisniveau lager.
Niet-hematologische Graad 2
· Overweeg de toediening van Pepaxti te
bijwerking
staken tot de bijwerking is afgenomen tot
(zie rubriek 4.8)
graad 1 of lager, dan wel tot de baseline.
· Overweeg de toediening van Pepaxti te
hervatten op één dosisniveau lager.
Graad 3 of 4
· Staak de toediening van Pepaxti tot de
bijwerking is afgenomen tot graad 1 of
lager, dan wel tot de baseline.
· Overweeg de toediening van Pepaxti te
hervatten op één dosisniveau lager.
Aanbevolen geneesmiddelen voor gelijktijdige toediening
Voorzichtigheid is geboden als een gelijktijdige profylactische behandeling met antimicrobiële
middelen moet worden toegediend om het risico op infecties te verminderen (zie rubriek 4.8).
Voorafgaand aan en tijdens de behandeling met Pepaxti moeten naar inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale praktijk anti-emetica worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Bijzondere populaties

Ouderen

Er wordt geen dosisaanpassing aanbevolen voor oudere patiënten.

Nierinsufficiëntie

Voor patiënten met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van meer dan
45 ml/min/1,73 m2 is geen dosisaanpassing voor Pepaxti nodig. Voor patiënten met een eGFR van 30-
45 ml/min/1,73 m2 wordt een dosis van 30 mg aanbevolen. Er zijn onvoldoende gegevens met
betrekking tot patiënten met een eGFR van minder dan 30 ml/min/1,73 m2 om een dosisaanbeveling te
ondersteunen (zie de rubrieken 4.4 en 5.2).
De dosis Pepaxti hoeft niet te worden aangepast voor patiënten met lichte leverinsufficiëntie (zie
rubriek 5.2). Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot patiënten met matige of ernstige
leverinsufficiëntie om een dosisaanbeveling te ondersteunen.

Pediatrische patiënten

De veiligheid en werkzaamheid van Pepaxti bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar.

Wijze van toediening
Pepaxti is bedoeld voor intraveneus gebruik.
Pepaxti moet worden toegediend door een dertig minuten durende infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, zoals een perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC) of een getunnelde centraal-
veneuze katheter.
Pepaxti moet vóór toediening door een professionele zorgverlener worden gereconstitueerd en
verdund. De infusie van de verdunde oplossing moet binnen zestig minuten na aanvang van de eerste
reconstitutie worden gestart of de verdunde oplossing moet binnen dertig minuten na aanvang van de
eerste reconstitutie in de koelkast worden geplaatst.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.

4.3 Contra-indicaties
·
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
·
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Trombocytopenie
Pepaxti kan trombocytopenie veroorzaken. In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van
trombocytopenie (waaronder een verlaagd aantal bloedplaatjes) (zie rubriek 4.8). Aangezien
trombocytopenie het risico op ernstige bloedingen kan verhogen, moet patiënten worden geadviseerd
contact op te nemen met een arts als zich tekenen of symptomen van bloedingen of bloeduitstortingen
voordoen.
Het aantal bloedplaatjes moet bij de baseline, tijdens de behandeling en op klinische indicatie worden
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Pepaxti mag niet worden toegediend als het aantal bloedplaatjes lager is dan 50 × 109/l.
De behandeling moet worden gestaakt tot het aantal bloedplaatjes 50 × 109/l of hoger is (zonder
recente transfusies) en vervolgens moet de behandeling op één dosisniveau lager worden hervat. De
dosis en/of het doseringsschema moet(en) worden aangepast op basis van tekenen en symptomen van
bloeding (zie rubriek 4.2). Behandeling van trombocytopenie met transfusies en/of andere
behandelingen moet op klinische indicatie worden overwogen.
Neutropenie
Pepaxti kan neutropenie veroorzaken. In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van
neutropenie (waaronder een verlaagd aantal neutrofielen) (zie rubriek 4.8). Aangezien neutropenie het
risico op infecties kan verhogen, moet patiënten worden geadviseerd contact op te nemen met een arts
als zich tekenen of symptomen van infectie voordoen.
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Pepaxti mag niet worden toegediend als het absolute aantal neutrofielen lager is dan
1 × 109/l. De behandeling moet worden gestaakt tot het absolute aantal neutrofielen 1 × 109/l of hoger
is en vervolgens moet de behandeling op één dosisniveau lager worden hervat. De dosis en/of het
doseringsschema moet(en) worden aangepast op basis van tekenen en symptomen van infectie (zie
rubriek 4.2). Behandeling van neutropenische patiënten met hematopoëtische groeifactoren en/of
profylactische antimicrobiële middelen moet op klinische indicatie worden overwogen (zie
rubriek 4.2).
Anemie
In klinische onderzoeken werd vaak melding gemaakt van anemie (zie rubriek 4.8). Het aantal rode
bloedcellen moet bij de baseline, tijdens de behandeling en op klinische indicatie worden
gecontroleerd. Tijdens de eerste twee maanden van de behandeling moeten patiënten vaker worden
gecontroleerd. Behandeling van anemie met transfusies en/of erytropoëtine moet op klinische indicatie
worden overwogen.
Infecties
Pepaxti kan infecties veroorzaken, waaronder infecties van graad 3 zoals pneumonie en
bovensteluchtweginfectie (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten nauwlettend worden gecontroleerd op
tekenen van infectie. Behandeling van infecties met antimicrobiële middelen moet op klinische
indicatie worden overwogen.
Gastro-intestinale voorvallen
Misselijkheid en diarree komen zeer vaak voor en braken komt vaak voor tijdens de behandeling met
Pepaxti (zie rubriek 4.8). Profylaxe met anti-emetica voorafgaand aan en tijdens infusies met
melfalanflufenamide moet worden overwogen (zie rubriek 4.2).
Trombo-embolische voorvallen
Er zijn veneuze trombo-embolische voorvallen waargenomen bij patiënten die Pepaxti kregen
toegediend in combinatie met dexamethason (zie rubriek 4.8). Patiënten met bekende risicofactoren
voor trombo-embolie, waaronder eerdere trombose, moeten nauwlettend worden gecontroleerd. De
beslissing om profylactische maatregelen te nemen moet worden genomen na een zorgvuldige
beoordeling van de onderliggende risicofactoren van de individuele patiënt, waaronder het optreden
van trombocytopenie. Bij patiënten met een hoog risico kan antitrombotische profylaxe worden
overwogen.
Mutageniteit
Melfalan, een metaboliet van melfalanflufenamide, is mutageen bij dieren en er zijn
chromosoomaberraties waargenomen bij patiënten die met melfalan werden behandeld.
Carcinogeniteit

Acute myeloïde leukemie (AML) en myelodysplastisch syndroom (MDS)

Bij sommige patiënten met multipel myeloom die met Pepaxti werden behandeld zijn AML en MDS
opgetreden (zie rubriek 4.8). Wanneer het gebruik van melfalanflufenamide wordt overwogen, moet
het leukemogene risico worden afgewogen tegen het potentiële therapeutische voordeel. Patiënten
moeten vóór en tijdens de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd op het optreden van AML
en MDS.
Het gebruik van alkylerende middelen is in verband gebracht met de ontwikkeling van SPM's en er
zijn ook SPM's gemeld na gebruik van Pepaxti (zie rubriek 4.8). Het gebruik van de metaboliet
melfalan van melfalanflufenamide in combinatie met lenalidomide en prednison, alsook in mindere
mate in combinatie met thalidomide en prednison, is in verband gebracht met een verhoogd risico op
solide SPM's bij oudere patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom.
Melfalanflufenamide is niet geïndiceerd in combinatie met lenalidomide of thalidomide. Patiënten
moeten vóór en tijdens de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd op de ontwikkeling van
SPM's.
Eerdere autologe stamceltransplantatie (ASCT)
Het gebruik van Pepaxti wordt niet aanbevolen bij patiënten die binnen 36 maanden na een ASCT
ziekteprogressie vertoonden (zie rubriek 4.1.). Dit oordeel is gebaseerd op de resultaten van
onderzoek OP-103 (OCEAN), een gerandomiseerd fase 3-onderzoek onder patiënten met recidiverend
of refractair multipel myeloom die twee tot vier eerdere therapielijnen hebben gekregen en bij wie de
ziekte refractair is voor zowel lenalidomide als de meest recente therapielijn. Uit post-hocanalysen
bleek dat patiënten die met melfalanflufenamide/dexamethason werden behandeld en die binnen
36 maanden na een ASCT ziekteprogressie hadden vertoond, minder lang overleefden dan de
patiënten in de vergelijkingsarm die pomalidomide/dexamethason kregen: de respectieve mediane OS
was 15,7 maanden (95 %-BI: 11,9, 20,5; n = 101) ten opzichte van 28,7 maanden (95 %-BI: 20,2,
34,1; n = 101). Bij patiënten die geen eerdere ASCT hadden ondergaan of meer dan 36 maanden na
een ASCT ziekteprogressie vertoonden, was er sprake van een mediane OS van 23,6 maanden (95 %-
BI: 18,9, 28,0; n = 145) bij behandeling met melfalanflufenamide/dexamethason, ten opzichte van
19,8 maanden (95 %-BI: 12,6, 26,5; n = 148) in de arm met pomalidomide/dexamethason.
Myeloablatieve conditionering

De werkzaamheid en veiligheid van Pepaxti in de nodige doses voor myeloablatie zijn niet onderzocht
bij mensen. Pepaxti mag niet worden gebruikt als conditionerende behandeling voorafgaand aan
stamceltransplantatie.
Nierinsufficiëntie

Aangezien bij patiënten met nierinsufficiëntie duidelijke beenmergsuppressie kan optreden, moeten
deze patiënten nauwlettend worden gecontroleerd. Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot
patiënten met een eGFR van minder dan 30 ml/min/1,73 m2 om een dosisaanbeveling te ondersteunen
(zie rubriek 4.2).

Verzwakte levende vaccins
Er is een risico op ernstige ziekte met een mogelijk dodelijke afloop beschreven in samenhang met de
metaboliet melfalan bij patiënten die verzwakte levende vaccins kregen. Dit risico is verhoogd bij
patiënten die door hun onderliggende ziekte reeds een verminderde immuniteit hebben. Wanneer er
een geïnactiveerd of mRNA-gebaseerd vaccin bestaat, dient dit te worden gebruikt.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met melfalanflufenamide. Op basis van de
beschikbare in-vitrogegevens en klinische gegevens bestaat er een laag risico op farmacokinetische of
farmacodynamische geneesmiddelinteracties met melfalanflufenamide (zie rubriek 5.2).

Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie voor mannen en vrouwen
Zoals bij alle cytotoxische behandelingen moeten mannelijke en vrouwelijke patiënten die
melfalanflufenamide gebruiken, tot en met zes maanden na stopzetting van de behandeling effectieve
en betrouwbare anticonceptiemethoden gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van melfalanflufenamide bij zwangere vrouwen.
Uit dieronderzoek met melfalan, een metaboliet van melfalanflufenamide, is reproductietoxiciteit
gebleken (zie rubriek 5.3). Vanwege de genotoxische eigenschappen en de structurele overeenkomsten
tussen melfalanflufenamide en bekende teratogene verbindingen is het mogelijk dat
melfalanflufenamide aangeboren afwijkingen kan veroorzaken bij nakomelingen van behandelde
patiënten. Melfalanflufenamide mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij de klinische
toestand van de vrouw behandeling met melfalanflufenamide vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of melfalanflufenamide of de metabolieten ervan in de moedermelk worden
uitgescheiden. Vanwege de genotoxische eigenschappen van melfalanflufenamide is het middel
gecontra-indiceerd tijdens het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Verwacht wordt dat melfalanflufenamide, net als andere middelen met alkylerende eigenschappen, de
ovariële functie bij premenopauzale vrouwen onderdrukt, wat bij een groot aantal patiënten tot
amenorroe kan leiden.
Uit dieronderzoek is gebleken dat melfalanflufenamide nadelige effecten kan hebben op de
spermatogenese (zie rubriek 5.3). Het is daarom mogelijk dat melfalanflufenamide tijdelijke of
blijvende nadelige effecten op de mannelijke vruchtbaarheid heeft.
Cryopreservatie van het sperma vóór de behandeling wordt geadviseerd.


4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Pepaxti heeft een matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Het is mogelijk dat bepaalde bijwerkingen van melfalanflufenamide, zoals duizeligheid en
misselijkheid, dit vermogen beïnvloeden.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van Pepaxti in combinatie met dexamethason is beoordeeld bij 491 patiënten met
multipel myeloom, onder wie 147 patiënten met een `triple-class'-refractaire vorm van de ziekte, die
minstens drie eerdere therapielijnen hadden gekregen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn
trombocytopenie (83 %), neutropenie (72 %), anemie (66 %), misselijkheid (21 %), diarree (19 %) en
pyrexie (19 %). De meest voorkomende ernstige bijwerkingen zijn pneumonie (11 %),
trombocytopenie (5 %) en luchtweginfecties (4 %).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Tabel 3 geeft een overzicht van de bijwerkingen die zijn gemeld bij patiënten die met Pepaxti werden
behandeld. De gegevens hebben betrekking op blootstelling aan Pepaxti als monotherapie of in
combinatie met dexamethason bij 491 patiënten met multipel myeloom.
De bijwerkingen worden beschreven aan de hand van MedDRA-termen.
De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms
( 1/1 000, < 1/100), zelden ( 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden (< 1/10 000) en niet bekend (kan met
de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden de
bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
die met Pepaxti werden behandeld
Systeem/orgaanklasse
Bijwerkingen
Frequentie
Frequentie
algemeen
graad 3/4
Infecties en parasitaire
Septische shock
Soms
Soms
aandoeningen
Sepsis5
Vaak
Vaak
Pneumonie2
Zeer vaak
Vaak
Luchtweginfectie1
Zeer vaak
Vaak
Neoplasmata, benigne,
Myelodysplastisch
Soms
Soms
maligne en niet-
syndroom (MDS)
gespecificeerd (inclusief
Acute myeloïde leukemie Soms
Soms
cysten en poliepen)
(AML)
Bloed en
Febriele neutropenie
Vaak
Vaak
lymfestelselaandoeningen
Trombocytopenie3
Zeer vaak
Zeer vaak
Neutropenie4
Zeer vaak
Zeer vaak
Anemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Leukopenie
Vaak
Vaak
Lymfopenie
Vaak
Vaak
Voedings- en
Verminderde eetlust
Vaak
Soms
stofwisselingsstoornissen
Hypokaliëmie
Vaak
Vaak
Hyperurikemie
Vaak
Soms
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Vaak
Soms
Duizeligheid
Vaak
Soms
Bloedvataandoeningen
Diepe veneuze trombose Vaak
Soms
Hematoom
Vaak
-
Ademhalingsstelsel-,
Longembolie
Soms
Soms
borstkas- en
Dyspneu
Zeer vaak
Soms
mediastinum-
Dyspneu bij inspanning Vaak
-
aandoeningen
Hoesten
Zeer vaak
Soms
Bloedneus
Vaak
Soms
Maag-
Diarree
Zeer vaak
Vaak
darmstelselaandoeningen
Misselijkheid
Zeer vaak
Soms
Braken
Vaak
Soms
Algemene aandoeningen en
Pyrexie
Zeer vaak
Vaak
toedieningsplaatsstoornissen
Vermoeidheid
Zeer vaak
Vaak
Asthenie
Zeer vaak
Vaak
1 Luchtweginfecties omvatten de voorvallen luchtweginfectie, virale luchtweginfectie,
bovensteluchtweginfectie, virale bovensteluchtweginfectie, bronchitis, virale bronchitis
en ondersteluchtweginfectie.
2 Pneumonie omvat de voorvallen pneumonie, Pneumocystis jirovecii-pneumonie, COVID-19-pneumonie,
influenzapneumonie en virale pneumonie.
3 Trombocytopenie omvat de voorvallen trombocytopenie en een verlaagd aantal
bloedplaatjes.
4 Neutropenie omvat de voorval en neutropenie en verlaagd aantal neutrofielen.
5 Sepsis omvat de voorvallen sepsis, escherichiasepsis, bacteriële sepsis en urosepsis.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Trombocytopenie
Trombocytopenie werd gemeld bij 83 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, en
trombocytopenie van graad 3/4 bij 74 %. Bij 33 % van de patiënten trad tijdens de eerste
trombocytopenie van graad 3/4 was 43 dagen na de eerste dosis. Trombocytopenie van graad 3/4
leidde bij 41 %, 23 % en 12 % van de patiënten tot respectievelijk dosisuitstel, dosisverlaging en
stopzetting van de toediening van Pepaxti.
Bloeding
Bloeding ­ ongeacht de graad ­ werd gemeld bij 21 % van de patiënten. Bloedingen van graad 3
werden gemeld bij 2 % van de patiënten en bloedingen van graad 4 bij < 1 %. De vaakst gemelde
bloedingen waren epistaxis (bij 6 % van de patiënten) en niet-gespecificeerd hematoom (bij 2 % van
de patiënten). Bij 14 % van de patiënten werden bloedingen gemeld die tijdens de cyclus gelijktijdig
met trombocytopenie van graad 3/4 optraden.
Neutropenie
Neutropenie werd gemeld bij 72 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, en
neutropenie van graad 3/4 bij 66 %. Bij 38 % van de patiënten trad tijdens de eerste
behandelingscyclus neutropenie van graad 3/4 op. De mediane tijd tot het optreden van neutropenie
van graad 3/4 was 22 dagen na de eerste dosis.
Neutropenie van graad 3/4 leidde bij 26 %, 9 % en 4 % van de patiënten tot respectievelijk
dosisuitstel, dosisverlaging en stopzetting van de toediening van Pepaxti.
Bij 21 % van de patiënten traden tijdens de cyclus gelijktijdig met neutropenie van graad 3/4 infecties
op. Van klinisch significante infecties (van graad 3 of hoger) werd melding gemaakt bij 8 % van de
patiënten met gelijktijdige neutropenie van graad 3/4. Febriele neutropenie werd gemeld bij 4 % van
de patiënten.

Infecties

Alle patiënten in de doelpopulatie lopen een risico op infecties vanwege hun immunodeficiëntiestatus.
Door melfalanflufenamide geïnduceerde myelosuppressie en immunosuppressieve effecten kunnen de
ontwikkeling van infecties bevorderen, die in de ernstigste gevallen een fatale afloop kunnen hebben.
Het kan nuttig zijn om profylactische maatregelen te nemen, zoals de toediening van antimicrobiële
middelen (zie rubriek 4.2).
52 % van de patiënten die Pepaxti kregen, ondervond een bepaalde infectie. Pneumonie en andere
luchtweginfecties waren de meest voorkomende soorten infecties.

Anemie

Anemie werd gemeld bij 66 % van de patiënten die met Pepaxti werden behandeld, anemie van
graad 3 bij 41 % van de patiënten en anemie van graad 4 bij 1 %.
Tweede primaire maligniteiten
Alkylerende middelen zijn in verband gebracht met de ontwikkeling van MDS, AML en andere
tweede maligniteiten. MDS en AML kwamen soms voor bij patiënten die in klinische onderzoeken
met Pepaxti werden behandeld. Ook is melding gemaakt van een gering aantal andere tweede primaire
maligniteiten, waarvan basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom de meest voorkomende waren.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
In geval van overdosering zullen er waarschijnlijk gastro-intestinale voorvallen ­ zoals misselijkheid
en braken ­ en hematologische voorvallen als gevolg van beenmergsuppressie optreden. De patiënt
moet gedurende ten minste vier weken wekelijks worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van
bijwerkingen, onder meer aan de hand van een volledig bloedbeeld, en indien nodig moet een
bloedtransfusies, antimicrobiële middelen en/of hematopoëtische groeifactoren. Er is geen bekend
specifiek antidotum voor melfalanflufenamide.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, stikstofmosterdanalogen, ATC-code:
L01AA10.
Werkingsmechanisme
Melfalanflufenamide is een peptide-geconjugeerd alkylerend geneesmiddel. Het bestaat uit een
dipeptide en een alkylerend deel uit de groep van stikstofmosterdanalogen. Het lipofiele intacte
peptideconjugaat wordt via passief transport snel gedistribueerd naar de cellen, waar het zich bindt aan
esterasen en peptidasen en daardoor wordt gekatalyseerd tot de metaboliet melfalan. Net als bij andere
stikstofmosterdmiddelen speelt crosslinking van DNA een rol bij de antitumoractiviteit van
melfalanflufenamide. Uit cellulaire analyse is gebleken dat melfalanflufenamide de proliferatie en
geïnduceerde apoptose van hematopoëtische tumorcellen remt. De behouden cytotoxische activiteit is
aangetoond in multipelmyeloomcellen met een ontbrekende of verminderde p53-werking.
Melfalanflufenamide vertoonde synergistische cytotoxiciteit met dexamethason in al dan niet
melfalanresistente multipelmyeloomcellijnen.
Farmacodynamische effecten
Cardiale elektrofysiologie
Bij de goedgekeurde dosis heeft melfalanflufenamide geen klinisch relevant effect op de ECG-
parameters PR-interval, QRS-interval of QTc-interval.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en de veiligheid van melfalanflufenamide in combinatie met dexamethason zijn
beoordeeld in het kader van HORIZON, een multicentrisch, eenarmig onderzoek onder 157 patiënten
met recidiverend/refractair multipel myeloom (RRMM). In totaal kregen 157 patiënten 40 mg
melfalanflufenamide op dag 1 en 40 mg dexamethason (20 mg voor patiënten 75 jaar oud) op dag 1,
8, 15 en 22 van elke cyclus van 28 dagen. De patiënten werden behandeld totdat er ziekteprogressie of
onaanvaardbare toxiciteit optrad. 110 patiënten hadden multipel myeloom dat refractair was voor ten
minste één proteasoomremmer, ten minste één immunomodulerend middel en een monoklonaal anti-
CD38-antilichaam ­ d.w.z. `triple-class'-refractair (TCR) ­ en hadden al minstens drie eerdere
therapielijnen gekregen. Primaire refractaire patiënten werden van het onderzoek uitgesloten.
De mediane duur van de behandeling met melfalanflufenamide in de TCR-patiëntenpopulatie
(n = 110) was 3,0 maanden (bereik: 1,0 tot 28,0 maanden).
Van de 110 TCR-patiënten die al drie of meer therapielijnen hadden gekregen in het HORIZON-
onderzoek, hadden er 52 geen ASCT ondergaan of meer dan 36 maanden na een ASCT progressie
vertoond, en hadden er 58 binnen 36 maanden na een ASCT progressie vertoond. De ziektekenmerken
en werkzaamheidsresultaten bij TCR-patiënten die minstens drie eerdere therapielijnen hadden
gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer dan 36 maanden na een ASCT progressie
vertoonden, worden samengevat in tabel 4 en tabel 5.
Als belangrijkste graadmeter voor de werkzaamheid gold het totale responspercentage (ORR), dat
door de onderzoekers werd beoordeeld overeenkomstig de IMWG-criteria.

Tabel 4: Ziektekenmerken bij `triple-class'-refractaire patiënten die minstens drie eerdere
therapielijnen hadden gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer dan
36 maanden na een ASCT ziekteprogressie vertoonden in het HORIZON-onderzoek
HORIZON-onderzoek
(n = 52)
Mediaan aantal jaren vanaf diagnose tot aanvang van 7,4 (0,7-24,6)
de onderzoeksbehandeling (bereik)
Eerdere behandelingsregimes, mediaan (bereik)
5 (3-10)
Leeftijd, mediaan (bereik)
70 (42-86)
Patiënten van < 65 jaar oud, n (%)
18 (35 %)
Patiënten van 65-74 jaar oud, n (%)
18 (35 %)
Patiënten van 75 jaar oud, n (%)
16 (31 %)
Gedocumenteerde refractaire status, n (%)
Lenalidomide
47 (90 %)
Pomalidomide
49 (94 %)
Bortezomib
37 (71 %)
Carfilzomib
26 (50 %)
Daratumumab
49 (94 %)
Refractair voor alkylerende middelen
32 (62 %)
Blootgesteld aan melfalan
30 (58 %)
Refractair voor melfalan
11 (21 %)
Eerdere stamceltransplantatie, n (%)
19 (37 %)
ECOG bij baseline, n (%)
0/1
9 (17 %)/34 (65 %)
2/3
8 (15 %)/1 (2 %)
Internationale stadiëring bij baseline, n (%)
I
15 (29 %)
II
15 (29 %)
III
19 (37 %)
Ontbreekt/onbekend
3 (6 %)
Hoogrisicocytogeneticaa, n (%)
21 (40 %)
Extramedullaire ziekte (EMD), n (%)
22 (42 %)
a
del(17p), t(4;14), t(14;16), gain(1q) en t(14;20).

Tabel 5: Werkzaamheidsresultaten bij `triple-class'-refractaire patiënten die minstens drie
eerdere therapielijnen hadden gekregen en geen ASCT hadden ondergaan of meer
dan 36 maanden na een ASCT ziekteprogressie vertoonden in het HORIZON-
onderzoek

HORIZON-onderzoek,
n = 52
Respons
Beoordeeld door
onderzoeker
Totale responspercentage (ORR)a, 95 %-BI 28,8 % (17,1 %, 43,1 %)
(%)
Stringente volledige respons (sCR)
0
Volledige respons (CR)
0
Zeer goede gedeeltelijke respons (VGPR)
5 (9,6 %)
Gedeeltelijke respons (PR)
10 (19,2 %)
Responsduur (DOR)
Mediaan, 95 %-BI (maanden)
7,6 (3,0-12,3)
Tijd tot respons, mediaan bereik (maanden) 2,3 (1,0-10,5)
a
Omvat sCR + CR + VGPR + PR.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Pepaxti in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met multipel myeloom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).


Absorptie
Bij toediening van Pepaxti 40 mg werden tijdens de dertig minuten durende infusie
piekplasmaconcentraties van melfalanflufenamide bereikt van gemiddeld 159 ng/ml (CV-%: 39). De
piekplasmaconcentraties van de actieve metaboliet melfalan werden 4 tot 15 minuten na afloop van de
infusie met Pepaxti 40 mg bereikt. Na toediening van een enkelvoudige dosis Pepaxti 40 mg was de
gemiddelde (CV-%) Cmax 432 ng/ml (30 %) en de AUC0-INF 3,143 mcg/ml uur (28 %) voor de
metaboliet melfalan. Bij steady state was de gemiddelde (CV-%) Cmax 419 ng/ml (33 %) en de AUC0-
INF 2,933 mcg/ml uur (29 %) voor de metaboliet melfalan.
De AUC van melfalanflufenamide en de metaboliet melfalan neemt binnen het dosisbereik van 25 tot
130 mg min of meer evenredig aan de dosis toe.
Distributie
In vivo verdwijnt melfalanflufenamide snel uit het plasma, wat wordt toegeschreven aan de distributie
ervan naar perifere weefsels.
Het gemiddelde (CV-%) distributievolume voor melfalanflufenamide was 35 l (71 %) en het
gemiddelde schijnbare distributievolume voor de metaboliet melfalan is 76 l (32 %) na een
enkelvoudige dosis melfalanflufenamide.
Biotransformatie
Melfalanflufenamide wordt in weefsels gemetaboliseerd tot de metaboliet
desethylmelfalanflufenamide en tot de metaboliet melfalan. Er vindt geen merkbaar metabolisme van
melfalanflufenamide tot de metaboliet melfalan plaats in plasma. Melfalan wordt voornamelijk door
spontane hydrolyse gemetaboliseerd tot monohydroxymelfalan en dihydroxymelfalan.
Eliminatie
Na afloop van de infusie met Pepaxti 40 mg is de gemiddelde (CV-%) eliminatiehalfwaardetijd van
melfalanflufenamide 2,1 minuten (34 %). De gemiddelde (CV-%) eliminatiehalfwaardetijd van de
metaboliet melfalan is 70 minuten (21 %). De gemiddelde (CV-%) klaring van melfalanflufenamide
en de metaboliet melfalan is respectievelijk 692 l/uur (49 %) en 23 l/uur (23 %) bij de aanbevolen
dosis Pepaxti van 40 mg.
De renale en hepatische uitscheiding van onveranderd melfalanflufenamide worden verwaarloosbaar
geacht, aangezien de totale plasmaklaring van melfalanflufenamide aanzienlijk hoger ligt dan de
renale glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en de leverbloedstroom.
Specifieke populaties
Oudere patiënten (> 65 jaar oud)
Op basis van de farmacokinetische populatieanalyse werden geen farmacokinetische verschillen in de
metaboliet melfalan waargenomen afhankelijk van leeftijd of geslacht.

Nierinsufficiëntie

De metaboliet melfalan van melfalanflufenamide wordt gedeeltelijk geklaard door renale uitscheiding.
Van de met melfalanflufenamide behandelde patiënten in onderzoek OP-103 hadden er 58 een
normale nierfunctie, 103 lichte nierinsufficiëntie en 117 matige nierinsufficiëntie.
Volgens de farmacokinetische populatieanalyse lag de AUC van melfalan gemiddeld 6 % hoger bij
patiënten met lichte nierinsufficiëntie, 18 % hoger bij patiënten met matige nierinsufficiëntie en een
eGFR van 45-60 ml/min/1,73 m2, en 32 % hoger bij patiënten met matige nierinsufficiëntie en een
eGFR van 30-45 ml/min/1,73 m2, ten opzichte van patiënten met een normale nierfunctie. Bij
patiënten met een lagere eGFR werd een groter effect van Pepaxti op de trombocytenspiegels
waargenomen. Voor patiënten met een eGFR van 30-45 ml/min/1,73 m2 wordt een dosis Pepaxti van
30 mg aanbevolen. Er zijn onvoldoende gegevens met betrekking tot patiënten met een eGFR van
minder dan 30 ml/min/1,73 m2 om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Er werden geen farmacokinetische verschillen in de metaboliet melfalan waargenomen bij patiënten
met lichte leverinsufficiëntie (totaal bilirubine ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine 1 tot
1,5 × ULN en elke willekeurige ASAT). Het effect van matige tot ernstige leverinsufficiëntie (totaal
bilirubine > 1,5 × ULN en elke willekeurige ASAT) op de farmacokinetiek is niet bekend.
Lichaamsgewicht
Bij patiënten met een lager lichaamsgewicht werd een hogere blootstelling aan de metaboliet melfalan
waargenomen. Bij een lichaamsgewicht van 60 kg lag de Cmax gemiddeld 36 % hoger en de AUC
gemiddeld 31 % hoger dan bij een lichaamsgewicht van 95 kg. Bij patiënten met een lager
lichaamsgewicht werd een hogere incidentie van trombocytopenie en neutropenie waargenomen. Bij
patiënten met een lichaamsgewicht van 60 kg of minder wordt een dosis van 30 mg Pepaxti
aanbevolen.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Carcinogeniteit en mutageniteit
Pepaxti is genotoxisch. Uit mechanistische in-vitro-onderzoeken is gebleken dat melfalanflufenamide
onomkeerbare DNA-schade veroorzaakt.
Er zijn geen carcinogeniteits- of mutageniteitsonderzoeken uitgevoerd met melfalanflufenamide.
Reproductietoxicologie
In toxiciteitsonderzoeken met herhaalde doses werden om de 21 dagen 2 of 3 doses intraveneus
melfalanflufenamide toegediend aan ratten (in een dosering van 20, 40 of 55 mg/m2) en aan honden (in
een dosering van 0,45 of 0,90 mg/kg, d.w.z. 9 of 18 mg/m2). Bij beide diersoorten werden een
verminderd testesgewicht en kiemceldepletie waargenomen en bij honden was er sprake van
epididymale oligospermie. De honden ondervonden nadelige effecten op de mannelijke
voortplantingsorganen bij blootstellingen onder de aanbevolen klinische dosis van 40 mg. De
omkeerbaarheid van deze effecten is niet beoordeeld.
Er zijn geen onderzoeken naar reproductietoxiciteit uitgevoerd met melfalanflufenamide. De
metaboliet melfalan van melfalanflufenamide was bij ratten teratogeen na blootstelling aan een
enkelvoudige dosis. In onderzoeken naar reproductietoxiciteit met herhaalde dosering leidde
blootstelling aan melfalan tot maternale toxiciteit en induceerde het aangeboren afwijkingen. In een
onderzoek bij muizen werd een afname van het aantal jongen per worp waargenomen.

FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Sacharose

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende flacon
2 jaar
Uit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden. Indien de verdunde
oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, kan deze vóór toediening gedurende maximaal zes uur in
de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden bewaard. Niet in de vriezer bewaren. Indien de verdunde
oplossing gekoeld wordt bewaard, dient deze vóór toediening gedurende maximaal dertig minuten op
kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) te worden gebracht.
De verdunde oplossing voor infusie mag maximaal 1,5 uur (inclusief infusietijd) bij kamertemperatuur
worden bewaard.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Glazen flacon (type 1) van 50 ml, afgesloten met een stop van chloorbutylrubber en een aluminium
verzegeling met een plastic verwijderbaar dopje, met 20 mg poeder. Eén flacon per verpakking.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Pepaxti moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg op aseptische wijze worden bereid
om de steriliteit van de bereide oplossing te garanderen.
Aanvullende oplosmiddelen die nodig zijn voor de bereiding
5 %-glucoseoplossing voor injectie/infusie (kamertemperatuur).
Zak met 250 ml koude (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %), oplossing voor injectie
(minimaal vier uur in de koelkast leggen).

Tabel 6: Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti
Beschrijving van het volume
Dosis Pepaxti
40 mg
30 mg
20 mg
15 mg
(2 flacons)
(1,5 flacon)
(1 flacon)
(0,75 flacon)
Volume gereconstitueerde Pepaxti-
80 ml
60 ml
40 ml
30 ml
oplossing dat nodig is voor het
eindproduct
Uiteindelijke totale volume van de
250 ml
230 ml
210 ml
200 ml
infuuszak na verdunning
Concentratie Pepaxti na verdunning
0,16 mg/ml
0,13 mg/ml
0,10 mg/ml
0,08 mg/ml
Voorbereidende stappen
Lees vóór het bereiden de volledige instructies.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stappen voor reconstitutie en verdunning
Stap 1
Bereken het aantal flacons dat u nodig heeft voor de beoogde dosis volgens tabel 6,
`Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti'. Laat de flacon(s) met Pepaxti gedurende ten minste dertig
minuten op kamertemperatuur komen.
Stap 2
Schud de flacon(s) krachtig of gebruik een vortexmixer om van het vastgekoekte gelyofiliseerde
poeder een los poeder te maken.
Stap 3
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
Pepaxti van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Reconstitueer
Reconstitueer
Reconstitueer één
Reconstitueer één
beide flacons met
beide flacons met
flacon met 40 ml 5 %- flacon met 40 ml
40 ml 5 %-
40 ml 5 %-
glucoseoplossing voor 5 %-glucoseoplossing
glucoseoplossing voor glucoseoplossing voor infusie op aseptische
voor infusie op
infusie op aseptische
infusie op aseptische
wijze om een
aseptische wijze om
wijze om een
wijze om een
uiteindelijke
een uiteindelijke
uiteindelijke
uiteindelijke
concentratie van
concentratie van
concentratie van
concentratie van
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Zorg ervoor dat de 5 %-glucoseoplossing voor infusie op kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) is.
Schud de flacon(s) krachtig tot de oplossing helder is.
Laat de flacon(s) staan tot de luchtbelletjes verdwenen zijn en de oplossing onmiskenbaar helder is.

Stap 4
Zuig 80 ml op uit een zak met 250 ml gekoelde (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
oplossing voor injectie. Gooi de opgezogen 80 ml weg.

Stap 5
Voor een dosis
Voor een dosis Pepaxti Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Zuig 80 ml van de
Zuig 60 ml van de
Zuig 40 ml van de
Zuig 30 ml van de
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
oplossing voor
oplossing voor injectie oplossing voor
oplossing voor
injectie met
met natriumchloride
injectie met
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
natriumchloride
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
9 mg/ml (0,9 %) om
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
een uiteindelijke
een uiteindelijke
concentratie van
0,13 mg/ml te
concentratie van
concentratie van
0,16 mg/ml te
verkrijgen.
0,10 mg/ml te
0,08 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.

Gooi ongebruikt product dat in de flacon(s) achterblijft weg.
Draai de zak voorzichtig om om de oplossing te mengen. Niet schudden. Verifieer of de oplossing
helder en kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik de oplossing niet als deze verkleurd is of als er deeltjes
in te zien zijn.

Bewaartijden
Eenmaal opgelost wordt Pepaxti afgebroken, vooral bij kamertemperatuur, en de bewaartijden voor
verdunde oplossing mogen niet worden overschreden.
Voor onmiddellijke toediening
De infusie met de verdunde oplossing moet
binnen zestig minuten na aanvang van de reconstitutie
(stap 3) worden gestart.
Indien de verdunde oplossing niet voor onmiddellijke toediening wordt gebruikt, moet deze binnen
dertig minuten na de eerste reconstitutie (stap 3) in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden geplaatst.
De oplossing kan zo gedurende
maximaal zes uur worden bewaard.

Toediening
Parenterale geneesmiddelen moeten vóór toediening visueel worden gecontroleerd op deeltjes en
verkleuring. Niet gebruiken als verkleuring, ondoorzichtige deeltjes of vreemde deeltjes zichtbaar zijn.
Toedieningsstappen
Stap 6
Dien Pepaxti toe als een dertig minuten durende intraveneuze infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, bijvoorbeeld een PICC of een getunnelde centraal-veneuze katheter. Indien de
infuuszak in de koelkast is bewaard, moet u de oplossing eerst op kamertemperatuur (20 °C tot
25 °C) laten komen. Start de infusie binnen dertig minuten nadat de verdunde oplossing uit de
koelkast is gehaald.

Stap 7
Spoel na voltooiing van de Pepaxti-infusie de centrale katheter met natriumchloride 9 mg/ml
(0,9 %), oplossing voor injectie.


Verwijdering
Pepaxti is een cytotoxisch geneesmiddel dat uitsluitend bedoeld is voor eenmalig gebruik. De
procedure voor het veilig hanteren en verwijderen van stikstofmosterdanalogen moet door
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of medisch personeel in acht worden genomen en dient in
overeenstemming te zijn met de huidige aanbevelingen voor cytotoxische geneesmiddelen. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Oncopeptides AB (publ)
Västra Trädgårdsgatan 15
111 53 Stockholm
Zweden

NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1669/001
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING


DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Eumedica NV
Chemin de Nauwelette 1
7170 Manage
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7,
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen 6
maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)

De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING


Buitenverpakking
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
melfalanflufenamide

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 20 mg melfalanflufenamide (als hydrochloride).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: sacharose.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
1 flacon.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

Cytotoxisch: voorzichtig hanteren.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Oncopeptides AB (publ)
111 53 Stockholm
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1669/001

13. PARTIJNUMMER

Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D-MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN


WORDEN VERMELD

Etiket op de flacon

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Pepaxti 20 mg poeder voor concentraat
melfalanflufenamide

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,5 mg/ml na reconstitutie
6.
OVERIGE
Cytotoxisch: voorzichtig hanteren.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

B. BIJSLUITER


Pepaxti, 20 mg, poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
melfalanflufenamide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Pepaxti en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe wordt dit middel toegediend?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Pepaxti en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Pepaxti behoort tot een groep geneesmiddelen tegen kanker die alkylerende middelen worden
genoemd. Het middel werkt door zich aan DNA te hechten (de genetische instructies die cellen nodig
hebben om te overleven en zich te vermenigvuldigen) en dit te beschadigen, zodat de groei van de
kankercellen stopt.
Pepaxti wordt toegediend in combinatie met de steroïde dexamethason, voor de behandeling van
volwassenen met multipel myeloom, een vorm van bloedkanker. Het wordt gebruikt wanneer de ziekte
niet heeft gereageerd op minstens drie soorten geneesmiddelen tegen kanker. Als u bent behandeld met
een bloedstamceltransplantatie (een ingreep waarbij de cellen die uw bloed aanmaken, worden
verwijderd en vervangen), moet er minimaal drie jaar zijn verstreken tussen de transplantatie en het
moment waarop het multipel myeloom terugkwam.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?


Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U geeft borstvoeding.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel krijgt toegediend.
Abnormale bloedingen en bloeduitstortingen en een laag aantal bloedplaatjes (een type bloedcellen)
Pepaxti kan het aantal bloedcellen die helpen bij de bloedstolling (`bloedplaatjes') verlagen. Vertel het
onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u bloedingen ­ bijvoorbeeld een bloedneus ­ of
blauwe plekken op uw huid krijgt.

Gebruik van Pepaxti kan leiden tot een verlaagd aantal witte bloedcellen, die belangrijk zijn voor de
bestrijding van infecties. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u symptomen van
infectie vertoont, zoals koorts, rillingen of hoesten.
Laag aantal rode bloedcellen
Gebruik van Pepaxti kan leiden tot een verlaagd aantal rode bloedcellen, die zuurstof transporteren
naar de cellen in uw lichaam. Uw arts zal regelmatig bloedmonsters nemen om uw bloedcellen te
controleren. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u zich zwak of moe voelt, als u
er bleek uitziet of als u kortademig bent.

Infecties
Infecties zoals longontsteking (pneumonie) en bovensteluchtweginfectie (die verkoudheidachtige
klachten veroorzaakt) komen zeer vaak voor bij Pepaxti. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of
verpleegkundige als u koorts of andere tekenen van infectie krijgt. Uw arts kan preventieve antibiotica
aanbevelen om het risico op het ontwikkelen van infecties te verkleinen.
Risico op diarree, misselijkheid of overgeven
Neem contact op met uw arts als u last heeft van diarree, misselijkheid of overgeven.
Risico op de vorming van bloedstolsels
Het gebruik van Pepaxti in combinatie met dexamethason kan het risico op de vorming van
bloedstolsels verhogen. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u ooit een bloedstolsel in een ader
(trombose) heeft gehad. Vertel het onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige als u last krijgt van
een zwelling in een been of arm, als u moeite heeft met ademhalen of als u pijn op de borst krijgt.
Risico op bijkomende vormen van kanker
Er moet op worden gewezen dat patiënten met multipel myeloom die met Pepaxti worden behandeld,
bijkomende vormen van kanker kunnen krijgen. Daarom dient uw arts bij het voorschrijven van dit
geneesmiddel de voordelen en risico's voor u zorgvuldig af te wegen.

Nierziekte
Als u last heeft van een verminderde nierfunctie, kunnen de nadelige effecten van Pepaxti op uw
bloedcellen groter zijn. Er is te weinig informatie beschikbaar over het gebruik van het geneesmiddel
bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie om een veilige en werkzame dosis te kunnen
aanbevelen.
Vaccinaties
Vaccins die levende maar verzwakte organismen bevatten, de `levende verzwakte vaccins' (zoals de
vaccins tegen mazelen, bof en rodehond), mogen niet worden gebruikt terwijl u met Pepaxti wordt
behandeld, omdat ze tot infecties kunnen leiden. Er kunnen echter wel bepaalde andere soorten
vaccins worden gebruikt, namelijk geïnactiveerde vaccins of vaccins op basis van mRNA. Vertel uw
zorgverlener dat u met Pepaxti wordt behandeld voordat u wordt gevaccineerd.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Pepaxti is niet bedoeld voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast Pepaxti nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.

Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap, tenzij dit echt
noodzakelijk is. U dient te voorkomen dat u zwanger wordt terwijl u met dit geneesmiddel wordt
behandeld, aangezien het schadelijk kan zijn voor uw ongeboren kind. Uw arts zal met u bespreken
wat de mogelijke risico's zijn van het gebruik van Pepaxti tijdens de zwangerschap.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden:
·
Uw arts zal u vragen een zwangerschapstest te doen voordat uw behandeling met Pepaxti van
start gaat.
·
U moet tijdens de behandeling en in de zes maanden na uw laatste dosis Pepaxti effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken. Bespreek met uw arts welke effectieve voorbehoedsmiddelen
geschikt voor u kunnen zijn.
Als u een man bent die een kind kan verwekken:
·
U moet tijdens de behandeling en in de zes maanden na uw laatste dosis Pepaxti effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met Pepaxti, aangezien het middel schadelijk
kan zijn voor uw baby.
Vruchtbaarheid
Pepaxti kan invloed hebben op de eierstokken of het sperma, wat onvruchtbaarheid (infertiliteit) kan
veroorzaken. Bij vrouwen kan de menstruatie stoppen. Bij mannen kan het onvermogen om een kind
te verwekken (steriliteit) door een gebrek aan sperma, blijvend zijn. Vraag uw arts om advies over het
bewaren van sperma vóór de behandeling.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Pepaxti kan misselijkheid en duizeligheid veroorzaken, waardoor uw rijvaardigheid of uw vermogen
om machines te bedienen kan afnemen.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Pepaxti is een poeder waarmee een oplossing wordt gemaakt, die gedurende dertig minuten door uw
arts of verpleegkundige wordt toegediend via indruppeling in een ader (intraveneuze infusie). Uw arts
zal bepalen wat voor u de juiste dosis Pepaxti is. De aanbevolen startdosis is 40 mg eenmaal per vier
weken. Als u 60 kg of minder weegt, is de aanbevolen startdosis 30 mg eenmaal per vier weken. De
behandeling wordt voortgezet zolang u er baat bij heeft en geen onaanvaardbare bijwerkingen krijgt.
Als onderdeel van uw behandeling gebruikt u ook een ander geneesmiddel, dexamethason, dat wordt
ingenomen via de mond.

Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Dit geneesmiddel wordt door uw arts of verpleegkundige toegediend. In het onwaarschijnlijke geval
dat u te veel krijgt toegediend (een overdosis), zal uw arts u onderzoeken, onder andere door
bloedmonsters af te nemen om uw bloedcellen te controleren.


Wat u moet doen wanneer u een dosis Pepaxti heeft overgeslagen?
Het is heel belangrijk dat u naar alle afspraken gaat, om er zeker van te zijn dat uw behandeling
aanslaat. Als u een afspraak mist, neem dan zo snel mogelijk contact op met uw arts of ziekenhuis.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.

opmerkt. U heeft mogelijk dringend medische behandeling nodig:
·
koorts, rillingen, keelpijn, hoesten of andere tekenen van infectie (door een tekort aan
neutrofielen, witte bloedcellen die infecties bestrijden);
·
snelle ademhaling, snelle pols, koorts en rillingen, haast niet of helemaal niet moeten plassen,
misselijkheid en overgeven, verwardheid, bewusteloosheid (door een ernstige bacteriële infectie
in het bloed, sepsis of septische shock genoemd);
·
bloedingen of blauwe plekken zonder oorzaak, waaronder bloedneus (door een laag aantal
bloedplaatjes, trombocytopenie genoemd);
·
kortademigheid (door een ernstige infectie op de borst, longontsteking of een bloedstolsel in de
longen);
·
pijn en zwelling in uw benen of armen, vooral in uw onderbenen of kuiten (door bloedstolsels).
Andere bijwerkingen die kunnen optreden
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
·
verlaagd aantal bloedplaatjes (trombocytopenie);
·
verlaagd aantal neutrofielen, een soort witte bloedcellen (neutropenie);
·
verlaagd aantal rode bloedcellen, die zuurstof in het bloed vervoeren (anemie), wat zwakte en
vermoeidheid veroorzaakt;
·
infectie van de longen (pneumonie);
·
infectie van de luchtwegen met bijvoorbeeld koorts, hoesten en verkoudheidsklachten;
·
diarree;
·
misselijkheid;
·
koorts;
·
hoesten;
·
kortademigheid;
·
extreme vermoeidheid;
·
zwakte.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
·
ernstige bacteriële infectie van het bloed (sepsis);
·
koorts in combinatie met een verlaagd aantal witte bloedcellen (neutropenie);
·
verlaagd aantal lymfocyten, een soort witte bloedcellen die ook infecties helpen bestrijden
(lymfopenie);
·
over het geheel genomen een verlaagd aantal witte bloedcellen;
·
verminderde eetlust;
·
lage kaliumspiegel (kan spierzwakte en een onregelmatige hartslag veroorzaken);
·
hoog urinezuurgehalte in het bloed (kan jicht en nierproblemen veroorzaken);
·
hoofdpijn;
·
duizeligheid;
·
kortademigheid bij inspanning;
·
bloedneus;
·
overgeven;
·
diepe veneuze trombose (bloedstolsel in een ader);
·
blauwe plekken.

Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
·
ernstige bacteriële infectie van het bloed met een gevaarlijk lage bloeddruk (septische shock),
wat levensbedreigend of zelfs dodelijk kan zijn;
·
bloedstolsel in de longen;
·
een vorm van bloedkanker genaamd myelodysplastisch syndroom (MDS);
·
een vorm van bloedkanker genaamd acute myeloïde leukemie (AML).

behandelen en/of bijwerkingen te voorkomen.

Het melden van bijwerkingen

Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Pepaxti wordt bewaard in het ziekenhuis of de kliniek, dus deze instructies zijn bestemd voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de flacon en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en
komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is melfalanflufenamide. Eén flacon bevat 20 mg
melfalanflufenamide (als hydrochloride).
-
De andere stof in dit middel is sacharose (suiker).

Hoe ziet Pepaxti eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Pepaxti is een wit tot gebroken wit poeder in een glazen flacon.
Elke doos bevat één flacon.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Oncopeptides AB (publ)
Västra Trädgårdsgatan 15
111 53 Stockholm
Zweden

Fabrikant
Eumedica NV
Chemin de Nauwelette 1
7170 Manage
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Oncopeptides AB (publ)
tel. +46 86152040

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Stapsgewijze instructies voor gebruik en hantering, reconstitutie en toediening
Pepaxti moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg op aseptische wijze worden bereid
om de steriliteit van de bereide oplossing te garanderen.

Aanvullende oplosmiddelen die nodig zijn voor de bereiding
5 %-glucoseoplossing voor injectie/infusie (kamertemperatuur).
Zak met 250 ml koude (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %), oplossing voor injectie
(minimaal vier uur in de koelkast leggen).

Tabel 1:
Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti
Beschrijving van het volume
Dosis Pepaxti
40 mg
30 mg
20 mg
15 mg
(2 flacons)
(1,5 flacon) (1 flacon)
(0,75 flacon)
Volume gereconstitueerde Pepaxti-
80 ml
60 ml
40 ml
30 ml
oplossing dat nodig is voor het
eindproduct
Uiteindelijke totale volume van de
250 ml
230 ml
210 ml
200 ml
infuuszak na verdunning
Concentratie Pepaxti na verdunning
0,16 mg/ml 0,13 mg/ml 0,10 mg/ml 0,08 mg/ml
Voorbereidende stappen
Lees vóór het bereiden de volledige instructies.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stappen voor reconstitutie en verdunning
Stap 1
Bereken het aantal flacons dat u nodig heeft voor de beoogde dosis volgens tabel 1,
`Verdunningsvolumes per dosis Pepaxti'. Laat de flacon(s) gedurende ten minste dertig minuten op
kamertemperatuur komen.
Stap 2
Schud de flacon(s) krachtig of gebruik een vortexmixer om van het vastgekoekte gelyofiliseerde
poeder een los poeder te maken.
De stappen 3 tot en met 5 moeten binnen dertig minuten worden voltooid.
Stap 3
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
Pepaxti van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Reconstitueer
Reconstitueer één
Reconstitueer één
beide flacons met
beide flacons met
flacon met 40 ml 5 %- flacon met 40 ml
40 ml 5 %-
40 ml 5 %-
glucoseoplossing voor 5 %-glucoseoplossing
glucoseoplossing voor glucoseoplossing voor infusie op aseptische
voor infusie op
infusie op aseptische
infusie op aseptische
wijze om een
aseptische wijze om
wijze om een
wijze om een
uiteindelijke
een uiteindelijke
uiteindelijke
uiteindelijke
concentratie van
concentratie van
concentratie van
concentratie van
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
0,5 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Zorg ervoor dat de 5 %-glucoseoplossing voor infusie op kamertemperatuur (20 °C tot 25 °C) is.
Schud de flacon(s) krachtig tot de oplossing helder is.
Laat de flacon(s) staan tot de luchtbelletjes verdwenen zijn en de oplossing onmiskenbaar helder is.

Stap 4
Zuig 80 ml op uit een zak met 250 ml gekoelde (2 °C tot 8 °C) natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
oplossing voor injectie. Gooi de opgezogen 80 ml weg.

Stap 5
Voor een dosis
Voor een dosis Pepaxti Voor een dosis
Voor een dosis
Pepaxti van 40 mg
van 30 mg
Pepaxti van 20 mg
Pepaxti van 15 mg
Zuig 80 ml van de
Zuig 60 ml van de
Zuig 40 ml van de
Zuig 30 ml van de
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
gereconstitueerde
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
oplossing op uit de
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
Pepaxti-flacons en
voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een voeg deze toe aan een
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
intraveneuze (iv)
oplossing voor
oplossing voor injectie oplossing voor
oplossing voor
injectie met
met natriumchloride
injectie met
injectie met
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
natriumchloride
natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
9 mg/ml (0,9 %) om
9 mg/ml (0,9 %) om
een uiteindelijke
concentratie van
een uiteindelijke
een uiteindelijke
concentratie van
0,13 mg/ml te
concentratie van
concentratie van
0,16 mg/ml te
verkrijgen.
0,10 mg/ml te
0,08 mg/ml te
verkrijgen.
verkrijgen.
verkrijgen.
Gooi ongebruikt product dat in de flacon(s) achterblijft weg.
Draai de zak voorzichtig om om de oplossing te mengen. Niet schudden. Verifieer of de oplossing
helder en kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik de oplossing niet als deze verkleurd is of als er deeltjes
in te zien zijn.

Bewaartijden
Eenmaal opgelost wordt Pepaxti afgebroken, vooral bij kamertemperatuur, en de bewaartijden voor
verdunde oplossing mogen niet worden overschreden.
Voor onmiddellijke toediening
De infusie met de verdunde oplossing moet
binnen zestig minuten na aanvang van de reconstitutie
(stap 3) worden gestart.
Voor vertraagde toediening
Indien de verdunde oplossing niet voor onmiddellijke toediening wordt gebruikt, moet deze binnen
dertig minuten na de eerste reconstitutie (stap 3) in de koelkast (bij 2 °C tot 8 °C) worden geplaatst.
De oplossing kan zo gedurende
maximaal zes uur worden bewaard.

Parenterale geneesmiddelen moeten vóór toediening visueel worden gecontroleerd op deeltjes en
verkleuring. Niet gebruiken als verkleuring, ondoorzichtige deeltjes of vreemde deeltjes zichtbaar zijn.
Toedieningsstappen
Stap 6
Dien Pepaxti toe als een dertig minuten durende intraveneuze infusie via een centraal-veneus
toegangsmiddel, bijvoorbeeld een PICC of een getunnelde centraal-veneuze katheter. Indien de
infuuszak in de koelkast is bewaard, moet u de oplossing eerst op kamertemperatuur (20 °C tot
25 °C) laten komen. Start de infusie binnen dertig minuten nadat de verdunde oplossing uit de
koelkast is gehaald.

Stap 7
Spoel na voltooiing van de Pepaxti-infusie de centrale katheter met natriumchloride 9 mg/ml
(0,9 %), oplossing voor injectie.


Verwijdering
Pepaxti is een cytotoxisch geneesmiddel dat uitsluitend bedoeld is voor eenmalig gebruik. De
procedure voor het veilig hanteren en verwijderen van stikstofmosterdanalogen moet door
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of medisch personeel in acht worden genomen en dient in
overeenstemming te zijn met de huidige aanbevelingen voor cytotoxische geneesmiddelen. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

Heb je dit medicijn gebruikt? Pepaxti 20 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Pepaxti 20 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Pepaxti 20 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG