Orencia 50 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 250 mg abatacept.
Elke ml bevat na bereiding van het concentraat 25 mg abatacept.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Hulpstof met bekend effect
natrium: 0,375 mmol (8,625 mg) per injectieflacon
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken-wit poeder als hele of gefragmenteerde koek.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig-ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij jonge patiënten van 6 jaar en ouder met een ontoereikende
respons op eerdere DMARD behandeling.
ORENCIA kan als monotherapie worden gegeven in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer
behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
2
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis of pJIA.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
Dosering
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Toedienen als intraveneuze infusie gedurende 30 minuten zoals aangegeven in Tabel 1. Na de initiële dosering dient
ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
Tabel 1:
Dosering van ORENCIA
a
Lichaamsgewicht van
Aantal
de patiënt
injectieflacons
b
Dosering
< 60 kg
500 mg
2
≥ 60 kg tot ≤ 100 kg
750 mg
3
> 100 kg
1.000 mg
4
a
b
Bij benadering 10 mg/kg.
Elke injectieflacon levert 250 mg abatacept voor toediening.
Geen doseringscorrectie is nodig bij gelijktijdig gebruik van andere DMARD's, corticosteroïden, salicylaten, Non
Steroïdal Anti-Inflammatory Drugs (NSAIDs) of pijnstillers.
Artritis psoriatica
Volwassenen
Toedienen als intraveneuze infusie gedurende 30 minuten zoals aangegeven in Tabel 1. Na de initiële dosering dient
ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De aanbevolen dosering ORENCIA voor patiënten met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis tussen 6 en
17 jaar met een lichaamsgewicht tot 75 kg is 10 mg/kg, berekend op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt
bij elke toediening. Pediatrische patiënten met een gewicht van 75 kg of meer dienen de volwassen dosering
ORENCIA te krijgen, waarbij de maximumdosering van 1000 mg niet overschreden mag worden. Na de initiële
dosering dient ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneuze ORENCIA bij kinderen jonger dan 6 jaar zijn niet onderzocht en
daarom wordt intraveneuze ORENCIA afgeraden voor kinderen jonger dan 6 jaar.
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit voor subcutane toediening is beschikbaar voor pediatrische
patiënten van 2 jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van productkenmerken van
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit).
3
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een doseringsaanpassing is niet nodig (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverfunctiestoornissen
ORENCIA is niet onderzocht in deze patiëntenpopulatie. Er kunnen geen doseringsadviezen worden gegeven.
Wijze van toediening
Voor intraveneus gebruik
De volledig opgeloste ORENCIA-oplossing dient te worden toegediend gedurende een periode van 30 minuten en
moet worden toegediend met een infusieset en een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend filter (poriediameter van
0,2 tot 1,2 μm). Voor instructies over bereiding van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij het gebruik van abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij
patiënten geen voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8).
Anafylactische of anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt.
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
4
kon maken voor infecties. Behandeling met ORENCIA dient niet te worden gestart bij patiënten met actieve
infecties voordat deze onder controle zijn. Artsen dienen voorzichtigheid te betrachten bij het gebruik van
ORENCIA bij patiënten met een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of onderliggende aandoeningen die
hen vatbaar kunnen maken voor infecties. Patiënten die een nieuwe infectie ontwikkelen tijdens de behandeling met
ORENCIA dienen nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Toediening van ORENCIA dient te worden gestopt
indien een patiënt een ernstige infectie krijgt.
Toename van tuberculose werd niet waargenomen in de placebogecontroleerde hoofdonderzoeken; echter, alle
ORENCIA-patiënten werden gecontroleerd op tuberculose. De veiligheid van ORENCIA bij patiënten met latente
tuberculose is onbekend. Er zijn meldingen geweest van tuberculose bij patiënten die ORENCIA kregen (zie rubriek
4.8). Patiënten dienen te worden gecontroleerd op latente tuberculose voorafgaand aan behandeling met ORENCIA.
De beschikbare medische richtlijnen dienen tevens in acht te worden genomen.
Antireumatische therapie is in verband gebracht met hepatitis B-reactivatie. Daarom dient er te worden
gecontroleerd op virale hepatitis volgens de gepubliceerde richtlijnen voordat de therapie met ORENCIA wordt
gestart.
Immunosuppressieve therapie, zoals ORENCIA, kan gepaard gaan met progressieve multifocale leukencefalopathie
(PML). Als er tijdens het gebruik van ORENCIA neurologische symptomen optreden die duiden op PML, dient de
ORENCIA-behandeling onmiddellijk te worden gestaakt en dienen de daarvoor bestemde diagnostische maatregelen
te worden genomen.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde klinische onderzoeken waren de frequenties van maligniteiten bij met abatacept en
placebo behandelde patiënten respectievelijk 1,2% en 0,9% (zie rubriek 4.8). Patiënten met bekende maligniteiten
waren in deze onderzoeken niet opgenomen. In carcinogeniteitsonderzoeken bij muizen werd een toename in
lymfomen en mammatumoren waargenomen. De klinische significantie van deze waarneming is onbekend (zie
rubriek 5.3). De mogelijke rol van abatacept bij de ontwikkeling van maligniteiten, waaronder lymfomen, bij
mensen is onbekend. Er zijn meldingen geweest van niet-melanome huidkankers bij patiënten die ORENCIA kregen
(zie rubriek 4.8). Regelmatige controle van de huid is aangeraden voor alle patiënten, in het bijzonder voor diegenen
met risicofactoren voor huidkanker.
Vaccinaties
Patiënten die behandeld worden met ORENCIA kunnen gelijktijdig vaccinaties toegediend krijgen, maar geen
levende vaccins. Levende vaccins dienen niet gelijktijdig te worden gegeven met abatacept of binnen 3 maanden na
staken van de therapie. Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder abatacept, kunnen de
werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubriek 4.5).
Het wordt aangeraden om voordat de behandeling met ORENCIA wordt gestart patiënten met juveniele
idiopathische artritis vaccins die zij nog niet hebben gekregen maar die wel door de huidige vaccinatierichtlijnen
worden voorgeschreven alsnog toe te dienen (zie rubriek 4.5).
Oudere patiënten
In totaal kregen 404 patiënten van 65 jaar of ouder, inclusief 67 patiënten van 75 jaar en ouder, abatacept in
placebogecontroleerde klinische onderzoeken. Vergelijkbare werkzaamheid werd waargenomen bij deze patiënten
en bij jongere patiënten. De frequenties van ernstige infecties en maligniteiten ten opzichte van placebo bij met
abatacept behandelde patiënten ouder dan 65 waren hoger dan bij degenen onder 65 jaar. Vanwege de over het
algemeen hogere incidentie van infecties en maligniteiten bij ouderen is voorzichtigheid geboden bij de behandeling
van oudere patiënten (zie rubriek 4.8)
Auto-immuunprocessen
Theoretisch bestaat de kans dat behandeling met abatacept auto-immuunprocessen kan verhogen bij volwassenen en
kinderen, bijvoorbeeld verslechtering van multiple sclerose. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken leidde
abatacept niet tot een verhoogde aanmaak van antilichamen, waaronder antinucleaire en anti-dsDNA antilichamen
ten opzichte van placebo (zie rubrieken 4.8 en 5.3)
5
Bloedglucose bepalingen
Parenterale geneesmiddelen die maltose bevatten kunnen de bloedglucose bepalingen verstoren die gedaan worden
met teststrips die glucose dehydrogenase pyrroloquinolinequinone (GDH-PQQ) bevatten. Bloedglucose
meetsystemen gebaseerd op GDH-PQQ kunnen reageren met de in ORENCIA aanwezige maltose met als gevolg
een vals verhoogde meting van de bloedglucose waarden op de dag van infusie. Bij de behandeling met ORENCIA
dienen patiënten, waarbij de bloedglucosewaarden bepaald dient te worden, geadviseerd te worden andere
bepalingsmethodes te kiezen die niet reageren met maltose zoals testmethoden die gebaseerd zijn op glucose
dehydrogenase nicotine adenine dinucleotide (GDH-NAD), glucose oxidase of glucose hexokinase.
Patiënten met een natriumarm dieet
Dit geneesmiddel bevat 34,5 mg natrium per maximale dosering van 4 injectieflacons (8,625 mg natrium per
injectieflacon), gelijk aan 1,7% van de door de WGO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2g natrium voor
een volwassene.
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren moeten de naam en het serienummer van het
toegediende product duidelijk worden vastgelegd.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
De combinatie met andere geneesmiddelen
Farmacokinetische onderzoeken in de populaties toonde geen effecten aan van methotrexaat, NSAID's en
corticosteroïden op de klaring van abatacept (zie rubriek 5.2).
Er werden geen grote veiligheidsrisico's geïdentificeerd bij het gebruik van abatacept in combinatie met
sulfasalazine, hydroxychloroquine of leflunomide.
De combinatie met andere geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden en met vaccins
Gelijktijdige toediening van abatacept met biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken. Er is onvoldoende bewijs om de veiligheid en
werkzaamheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen (zie rubriek 4.4).
Vaccinaties
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig of binnen 3 maanden na beëindiging van de behandeling met abatacept
gegeven worden. Er zijn geen gegevens beschikbaar over secundaire infectieoverdracht van personen die levende
vaccins krijgen op patiënten die abatacept krijgen. Geneesmiddelen die invloed hebben op het immuunsysteem,
waaronder abatacept, kunnen de werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Verkennende studies om het effect van abatacept op de antilichaamrespons bij vaccinatie van gezonde
proefpersonen evenals de antilichaamrespons bij griep- en pneumokokkenvaccinatie van RA-patiënten te beoordelen
suggereren dat abatacept de werkzaamheid van de immuunrespons kan verminderen, maar het vermogen om een
klinisch significante of positieve immuunreactie te ontwikkelen werd niet significant afgeremd.
6
Abatacept werd geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het 23-valent pneumokokkenvaccin
toegediend kregen. Na pneumokokkenvaccinatie, waren 62 van de 112 met abatacept behandelde patiënten in staat
om een adequate immuunrespons van ten minste een 2-voudige toename in de antistoftiters tegen het
pneumokokkenpolysaccharidevaccin te ontwikkelen.
Abatacept werd ook geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het trivalente virusvaccin tegen
seizoensgriep toegediend kregen. Na griepvaccinatie, waren 73 van de 119 met abatacept behandelde patiënten die
geen beschermende hoeveelheid antistof hadden bij aanvang, in staat om een adequate immuunrespons van ten
minste een 4-voudige toename van de antistoftiters tegen het trivalente griepvaccin te ontwikkelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
Orencia moet niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling
met abatacept vereist. Vruchtbare vrouwen moeten passende anticonceptiemaatregelen nemen gedurende de
behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosis abatacept.
Abatacept kan de placenta passeren en terechtkomen in het bloedserum van kinderen geboren uit vrouwen die zijn
behandeld met abatacept tijdens de zwangerschap. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op
infecties lopen. De veiligheid van het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan
abatacept is onbekend. Het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan abatacept
wordt niet aanbevolen gedurende 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de
zwangerschap.
Borstvoeding
Het is aangetoond dat abatacept overgaat in de moedermelk bij ratten.
Het is echter onbekend of abatacept overgaat in de moedermelk bij de mens.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met ORENCIA tot en met 14 weken na toediening van de
laatste toediening van abatacept.
Vruchtbaarheid
Formeel onderzoek naar mogelijke effecten van abatacept op de vruchtbaarheid is niet uitgevoerd.
Bij ratten gaf abatacept geen ongewenste effecten op de vruchtbaarheid, noch bij mannelijke noch bij vrouwelijke
dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak voorkomende en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met
ORENCIA worden behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een
patiënt dergelijke symptomen ervaart.
7
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4% van de met
abatacept behandelde patiënten en 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen (≥ 5%) bij de met
abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties (inclusief sinusitis).
Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0% voor de met
abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij artritis psoriatica
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve artritis psoriatica in twee placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (341 patiënten met abatacept, 253 patiënten met placebo) (zie rubriek 5.1). Gedurende de 24-weekse
placebogecontroleerde periode in de grotere PsA-II studie was het percentage patiënten met bijwerkingen
vergelijkbaar tussen de abatacept- en placebobehandelgroepen (respectievelijk 15,5% en 11,4%). Er waren geen
bijwerkingen die ≥ 2% voorkwamen in een van de behandelingsgroepen tijdens de 24-weekse
placebogecontroleerde periode. Het algehele veiligheidsprofiel was vergelijkbaar tussen studies PsA-I en PsA-II en
in overeenstemming met het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis (tabel 2).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 2 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10), vaak
(≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 2:
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bijwerkingen
Zeer Vaak
Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
nasopharyngitis en sinusitis)
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontstekingsziekte
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
Lymfoom, maligne longneoplasma,
plaveiselcelcarcinoom
Trombocytopenie, leukopenie
Soms
Zelden
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Soms
Zelden
Soms
8
Immuunsysteemaandoeningen
Psychische stoornissen
Soms
Soms
Overgevoeligheid
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)
Hoofdpijn, duizeligheid
Migraine, paresthesieën
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte
Duizeligheid
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Soms
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Soms
Soms
Vaak
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk
Hoest
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Gastritis
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)
Uitslag (inclusief dermatitis)
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose
Artralgie, pijn in de extremiteiten
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Vaak
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Soms
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Soms
Soms
Amenorroe, menorragie
Vaak
Soms
Vermoeidheid, asthenie
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename
9
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept zijn infecties gemeld die mogelijk gerelateerd waren
aan de behandeling bij 22,7% van de met abatacept behandelde patiënten en 20,5% bij de placebogroep.
Ernstige infecties die mogelijk gerelateerd waren aan de behandeling werden gemeld bij 1,5% van de met abatacept
behandelde patiënten; dit was 1,1% bij de placebogroep. Het type ernstige infecties was vergelijkbaar tussen de
abatacept- en placebobehandelgroepen (zie rubriek 4.4).
In de dubbelblinde onderzoeken was de incidentie (95% BI) van ernstige infecties 3,0 (2,3, 3,8) per 100 patiëntjaren
bij met abatacept behandelde patiënten en 2,3 (1,5, 3,3) per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode in de klinische onderzoeken bij 7.044 patiënten behandeld met abatacept gedurende
20.510 patiëntjaren bedroeg de incidentie van ernstige infecties 2,4 per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde
incidentie bleef stabiel.
Maligniteiten
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken werden maligniteiten gemeld bij 1,2% (31/2.653) van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 0,9% (14/1.485) van de met placebo behandelde patiënten. De incidentie van
maligniteiten was 1,3 (0,9, 1,9) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde patiënten en 1,1 (0,6, 1,9) per
100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode bij 7.044 met abatacept behandelde patiënten gedurende 21.011 patiëntjaren (waarvan
meer dan 1.000 langer dan 5 jaar behandeld waren met abatacept), was de incidentie van maligniteiten 1,2 (1,1, 1,4)
per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde incidenties bleven stabiel.
De meest voorkomende vorm van maligniteiten in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was niet-
melanome huidkanker; 0,6 (0,3, 1,0) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten en 0,4 (0,1, 0,9)
per 100 patiëntjaren bij de met placebo behandelde patiënten en 0,5 (0,4, 0,6) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve
periode.
De meest voorkomende vorm van orgaantumoren, in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was
longkanker; 0,17 (0,05, 0,43) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten, 0 voor met placebo
behandelde patiënten en 0,12 (0,08, 0,17) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode. De meest voorkomende
hematologische maligniteiten waren lymfomen; 0,04 (0, 0,24) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde
patiënten, 0 bij met placebo behandelde patiënten en 0,06 (0,03, 0,1) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode.
Infuusgerelateerde reacties
Acute infuusgerelateerde bijwerkingen (ADRs die optreden binnen 1 uur na start van het infuus) in zeven gepoolde
intraveneuze onderzoeken (voor onderzoek II, III, IV en V zie rubriek 5.1) kwamen vaker voor in de met abatacept
behandelde groep patiënten ten opzichte van de placebogroep (5,2% voor abatacept, 3,7% voor de placebogroep).
De meest voorkomende reactie met abatacept (1-2%) was duizeligheid.
Acute infusie gerelateerde bijwerkingen gemeld in > 0,1% en ≤ 1% van de patiënten die behandeld waren met
abatacept waren cardiopulmonale symptomen zoals hypotensie, bloeddrukverlaging, tachycardie, bronchospasme en
dyspnoe; andere symptomen waren spierpijn, misselijkheid, erytheem, blozen, urticaria, overgevoeligheid, pruritus,
keelbeklemming, pijn op de borst, rillingen, infusieplaats extravasatie, infusieplaatspijn, infusieplaatszwelling,
infusiegerelateerde reactie en uitslag . De meeste van deze reacties waren mild tot matig-ernstig.
Het voorkomen van anafylaxie bleef zeldzaam tijdens de dubbelblinde- en cumulatieve periode.
Overgevoeligheidheidsreacties waren soms gerapporteerd. Andere reacties potentieel geassocieerd met
overgevoeligheid voor het geneesmiddel, zoals hypotensie, urticaria en dyspnoe traden binnen 24 uur na infusie van
ORENCIA soms op.
10
Staken van het gebruik als gevolg van een acute infusie gerelateerde bijwerking kwam voor in 0,3% van de
patiënten behandeld met abatacept en in 0,1% van de placebogroep.
Bijwerkingen bij patiënten met chronic obstructive pulmonary disease (COPD)
In onderzoek IV werden 37 patiënten met COPD behandeld met intraveneus abatacept en 17 met placebo. De
COPD-patiënten behandeld met abatacept hadden vaker bijwerkingen dan de placebogroep (respectievelijk 51,4%
vs. 47,1%). Respiratoire aandoeningen kwamen vaker voor bij de met abatacept behandelde patiënten dan in de
placebogroep (respectievelijk 10,8% vs. 5,9%); deze aandoeningen betroffen onder meer exacerbaties van de
COPD-klachten en dyspneu. Vergeleken met COPD-patiënten in de placebogroep ontwikkelde een hoger percentage
met abatacept behandelde COPD-patiënten ernstige bijwerkingen (5,4% vs. 0%) waaronder COPD-exacerbaties (1
van de 37 patiënten [2,7%]) en bronchitis (1 van de 37 patiënten [2,7%]).
Auto-immuunprocessen
Therapie met abatacept leidde niet tot een toename van de aanmaak van autoantilachamen waaronder antinucleaire
en anti-dsDNA-antilichamen vergeleken met de placebogroep.
De incidentie van auto-immuunziekten was bij met abatacept behandelde patiënten gedurende de dubbelblinde
periode 8,8 (7,6, 10,1) per 100 patiëntjaren aan blootstelling en 9,6 (7,9, 11,5) per 100 patiëntjaren aan blootstelling
bij met placebo behandelde patiënten. De incidentie in de cumulatieve periode bij met abatacept behandelde
patiënten was 3,8 per 100 patiëntjaren. De meest gemelde auto-immuungerelateerde aandoeningen, naast de
onderzochte indicatie tijdens de cumulatieve periode waren psoriasis, nodulus rheumaticus en het syndroom van
Sjögren.
Immunogeniciteit
De hoeveelheid antilichamen gericht tegen het abataceptmolecuul werden gemeten met ELISA assays bij 3.985
patiënten met reumatoïde artritis die tot 8 jaar lang behandeld waren met abatacept. 187 van de 3.877 (4,8%)
patiënten ontwikkelden anti-abataceptantilichamen tijdens de behandeling. Bij controle op anti-
abataceptantilichamen na beëindiging van abataceptbehandeling (> 42 dagen na de laatste dosering) waren 103 van
de 1.888 (5,5%) patiënten seropositief.
Monsters met vastgestelde bindingsactiviteit aan CTLA-4 werden onderzocht op aanwezigheid van neutraliserende
antilichamen. Bij 22 van 48 evalueerbare patiënten was sprake van significante neutraliserende activiteit. De
potentiële klinische relevantie van de vorming van neutraliserende antilichamen is niet bekend.
Over het geheel gezien was er geen duidelijke correlatie tussen de ontwikkeling van antilichamen en klinische
respons of bijwerkingen. Het aantal patiënten dat antilichamen vormt, is echter te beperkt om een definitieve
uitspraak te doen. Omdat immunogeniciteitanalyses productspecifiek zijn, kunnen cijfers voor antilichamen niet
vergeleken worden met die van andere producten.
Veiligheidsinformatie gerelateerd aan de farmacologische klasse
Abatacept is de eerste selectieve co-stimulatiemodulator. Informatie over de relatieve veiligheid in een klinisch
onderzoek ten opzichte van infliximab is samengevat in rubriek 5.1.
Pediatrische patiënten
Abatacept is onderzocht bij patiënten met pJIA in twee klinische onderzoeken (pJIA SC studie en pJIA IV studie).
De pJIA SC studie bevatte 46 patiënten in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar en 173 patiënten in het leeftijdscohort
van 6 tot 17 jaar. De pJIA IV studie bevatte 190 patiënten in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar. Gedurende de
eerste 4 maanden open-label periode was het algemene veiligheidsprofiel bij deze 409 pJIA-patiënten vergelijkbaar
met het profiel zoals geobserveerd in de RA-populatie, met de volgende uitzonderingen bij de pJIA-patiënten:
Vaak voorkomende bijwerking: pyrexie
Soms voorkomende bijwerkingen: hematurie, otitis (media en externa)
11
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
De meest gemelde bijwerkingen in patiënten met pJIA waren infecties. De infectietypen waren in overeenstemming
met die die normaliter worden waargenomen bij poliklinische pediatrische patiënten. Tijdens de eerste 4 maanden
van behandeling met intraveneus en subcutaan abatacept bij 409 patiënten met pJIA waren de meest voorkomende
bijwerkingen nasofaryngitis (3,7% van de patiënten) en bovensteluchtweginfectie (2,9% van de patiënten). Twee
ernstige infecties (varicella en sepsis) werden gemeld tijdens de initiële 4 maanden behandeling met abatacept.
Infusiegerelateerde reacties
Van de 190 patiënten met pJIA die behandeld waren met intraveneus ORENCIA is één patiënt (0,5%) tijdens het
onderzoek gestopt vanwege niet-achtereenvolgende infusiereacties bestaande uit bronchospasmen en urticaria.
Tijdens de perioden A, B en C traden acute infusiegerelateerde bijwerkingen op met respectievelijk de frequenties
4%, 2% en 4%; deze waren in overeenstemming met de reactietypen gemeld bij volwassenen.
Immunogeniciteit
Antilichamen tegen het gehele abataceptmolecuul of tegen het CTLA-4 deel van abatacept zijn bepaald met behulp
van ELISA-assays bij patiënten met pJIA na herhaalde behandeling met intraveneus ORENCIA. De mate van
seropositiviteit bij patiënten gedurende de behandeling met abatacept was 0,5% (1/189) in periode A; 13,0% (7/54)
in periode B; en 12,8% (19/148) in periode C. Voor patiënten in periode B die gerandomiseerd waren aan placebo
(en daarom ook onttrokken aan therapie tot 6 maanden) was de seropositiviteit 40,7% (22,54). Anti-abatacept
antilichamen waren over het algemeen tijdelijk en hadden een lage titer. De afwezigheid van gelijktijdig toegediend
methotrexaat (MTX) bleek niet te zijn gerelateerd aan een hogere mate van seropositiviteit in de placebo-ontvangers
in periode B. Er was geen verband tussen de aanwezigheid van antilichamen en bijwerkingen, infusiereacties of
veranderingen in werkzaamheid of in de abataceptconcentraties in het serum. Geen van de 54 patiënten die waren
ontrokken aan ORENCIA gedurende de dubbelblinde periode tot 6 maanden had last van infusiereacties bij het
opnieuw toedienen van ORENCIA.
Langlopende extensieperiode
Gedurende de extensieperiode van de pJIA studies (20 maanden in de pJIA SC studie en 5 jaar in de pJIA IV
studie) was het veiligheidsprofiel bij de pJIA-patiënten van 6 tot 17 jaar vergelijkbaar met het profiel gezien bij
volwassen patiënten. Eén patiënt werd gediagnosticeerd met multiple-sclerose gedurende de extensieperiode van de
pJIA IV studie. Eén ernstige bijwerking op het gebied van infectie (abces in een ledemaat) werd gerapporteerd in het
leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar gedurende de 20 maanden extensieperiode van de pJIA SC studie.
Langetermijngegevens met betrekking tot veiligheid in het pJIA leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar waren beperkt, maar
het bestaande bewijs liet geen nieuwe veiligheidsproblemen zien bij deze jongere pediatrische populatie. Tijdens de
24 maanden durende cumulatieve periode van de pJIA SC studie (4 maanden kortetermijnperiode plus 20 maanden
extensieperiode) werd een hogere frequentie van infecties gemeld in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar (87,0%) dan
in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar (68,2 %). Dit werd voornamelijk veroorzaakt door niet-ernstige infecties van
de bovenste luchtwegen in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan
de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren
in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem
zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Doseringen tot 50 mg/kg zijn toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering wordt
aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende symptomatische
behandeling in te stellen.
12
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T0 lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro-onderzoeken
en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert.
In vitro
vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNFα, interferon-γ en interleukine-2 door T-lymfocyten.
Farmacodynamische effecten
Dosisafhankelijke afnames werden gezien met abatacept in serumspiegels van oplosbare interleukine-2-receptor, een
marker van T-lymfocytactivatie; seruminterleukine-6, een product van geactiveerde synoviale macrofagen en
fibroblastachtige synoviocyten bij reumatoïde artritis; reumafactor, een autoantilichaam aangemaakt door
plasmacellen; en C-reactief eiwit, een acute-fasereactant van ontsteking. Tevens was er sprake van verlaagde
serumspiegels van matrixmetalloproteïnase-3, dat kraakbeenvernietiging en weefselremodelleringvermindert.
Afnames in serum-TNFα werden ook gezien.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met reumatoïde artritis
De werkzaamheid en veiligheid van intraveneus abatacept werden beoordeeld in gerandomiseerde, dubbel-blinde,
placebogecontroleerde klinische onderzoeken bij volwassen patiënten met actieve reumatoïde artritis
gediagnosticeerd volgens de criteria van het American College of Rheumatology (ACR). De onderzoeken I, II, III,
V en VI hadden als inclusiecriterium bij randomisatie de aanwezigheid van ten minste 12 pijnlijke en 10 gezwollen
gewrichten. Onderzoek IV vereiste geen specifiek aantal pijnlijke of gezwollen gewrichten.
In onderzoeken I, II, en V werden de werkzaamheid en veiligheid van abatacept vergeleken met placebo bij
patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat en die hun stabiele dosis methotrexaat continueerden.
Bovendien werden in onderzoek V de veiligheid en werkzaamheid van abatacept of infliximab ten opzichte van
placebo onderzocht. In onderzoek III werden de werkzaamheid en de veiligheid van abatacept beoordeeld bij
patiënten met een ontoereikende respons op TNF-remmers, waarbij gebruik van de TNF-remmer voorafgaand aan
de randomisatie werd beëindigd; andere DMARD's waren toegestaan. Onderzoek IV beoordeelde hoofdzakelijk
veiligheid bij patiënten met actieve reumatoïde artritis die ondanks huidige therapie met niet biologische en/of
biologische DMARD's extra interventie vereisen; alle DMARD's die bij inclusie werden gebruikt werden
voortgezet. In onderzoek VI werden de effectiviteit en veiligheid van abatacept beoordeeld bij patiënten met
erosieve reumatoïde artritis in een vroeg stadium (duur van de aandoening ≤ 2 jaar), die methotrexaatnaïef waren en
positief testten op reumafactor (RF) en/of anticyclisch gecitrulineerd peptide 2 (anti-CCP2). De patiënten werden
gerandomiseerd naar abatacept plus methotrexaat of methotrexaat plus placebo. In onderzoek SC-II werden de
relatieve werkzaamheid en veiligheid van abatacept en adalimumab, beide subcutaan gegeven zonder een
13
intraveneuze oplaaddosis en met als achtergrondbehandeling MTX, onderzocht bij patiënten met matig tot ernstige
actieve RA en onvoldoende respons op eerdere behandeling met MTX. In onderzoek SC-III werd subcutaan
abatacept onderzocht in combinatie met methotrexaat (MTX), of als abatacept monotherapie, en vergeleken met
MTX monotherapie op remissie-inductie na 12 maanden van behandeling, en op het mogelijk behouden van
geneesmiddelvrije remissie na volledig staken van geneesmiddelen bij volwassen MTX-naïeve patiënten met hoog
actieve vroege reumatoïde artritis (gemiddelde DAS28-CRP van 5,4; gemiddelde duur van de symptomen minder
dan 6,7 maanden) met slechte prognostische factoren voor snel progressieve ziekte (bijv. anti-gecitrullineerd-eiwit-
antilichamen [ACPA+], gemeten d.m.v. anti-CCP2 meting en/of RF+, gewrichtserosies bij baseline).
In onderzoek I werden patiënten gerandomiseerd naar abatacept 2 of 10 mg/kg of placebo gedurende 12 maanden.
Patiënten in onderzoek II, III, IV en VI werden gerandomiseerd naar een vaste dosis overeenkomend met ongeveer
10 mg/kg abatacept of placebo gedurende 12 (onderzoeken II, IV en VI) of 6 maanden (onderzoek III). De dosis
abatacept was 500 mg voor patiënten die minder wogen dan 60 kg, 750 mg voor patiënten die 60 tot 100 kg wogen
en 1.000 mg voor patiënten die meer dan 100 kg wogen. Patiënten in onderzoek V werden gerandomiseerd naar
deze zelfde vaste dosis abatacept of 3 mg/kg infliximab of placebo gedurende 6 maanden. Onderzoek V werd nog
eens 6 extra maanden voortgezet met alleen de abatacept- en infliximab¬armen.
De onderzoeken I, II, III, IV, V, VI , SC-II en SC-III evalueerden respectievelijk 339, 638, 389, 1.441, 431, 509,
646 en 351 volwassen patiënten.
Klinische respons
ACR-respons
Het percentage met abatacept behandelde patiënten die een ACR 20-, 50- en 70-respons bereiken in onderzoek II
(patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat), onderzoek III (patiënten met een ontoereikende respons
op een TNF-remmer) en onderzoek VI (methotrexaatnaïeve patiënten), wordt getoond in Tabel 3.
Bij met abatacept behandelde patiënten in de onderzoeken II en III, werd een statistisch significante verbetering van
de ACR 20-respons versus placebo waargenomen (dag 15) na toediening van de eerste dosis, en deze verbetering
bleef significant gedurende deze onderzoeken. In onderzoek VI werd een statistisch significante verbetering gezien
in de ACR 20-respons op dag 29 bij patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat ten opzichte van de met
methotrexaat plus placebo behandelde patiënten. De respons bleef gehandhaafd tijdens de gehele duur van het
onderzoek. In onderzoek II werd na 12 maanden een ACR 20-respons bereikt bij 43% van de patiënten die bij 6
maanden nog geen ACR 20-respons hadden bereikt.
14
Tabel 3:
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken
Percentage patiënten
MTX-naïef
Onderzoek VI
Abatacept
+MTX
n = 256
24%
64%
††
75%
76%
40%
53%
57%
19%
32%
43%
27%
a
Ontoereikende respons
op MTX
Onderzoek II
Abatacept
+MTX
n = 424
23%*
62%***
68%***
73%***
32%***
40%***
48%***
13%***
20%***
29%***
14%***
a
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Abatacept
a
+DMARD's
b
Mate van
Respons
ACR 20
Dag 15
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 50
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 70
Maand 3
Maand 6
Maand 12
Belangrijke
klinische
respons
c
DAS28-CRP
remissie
e
Maand 6
Maand 12
Placebo
+MTX
n = 253
18%
53%
62%
62%
23%
38%
42%
10%
20%
27%
12%
Placebo
+MTX
n = 214
14%
37%
40%
40%
8%
17%
18%
3%
7%
6%
2%
Placebo
+DMARD's
b
n = 256
18%**
46%***
50%***
n.v.t.
d
18%**
20%***
n.v.t.
d
6%
††
10%**
n.v.t.
d
n.v.t.
d
n = 133
5%
18%
20%
n.v.t.
d
6%
4%
n.v.t.
d
1%
2%
n.v.t.
d
n.v.t.
d
28%
41%
15%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
††
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
a
Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdige DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine, sulfasalazine,
leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d
Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e
DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
In de open-label verlenging van de onderzoeken I, II, III en VI werden duurzame en aanhoudende ACR 20-, 50- en
70-responsen waargenomen na respectievelijk 7, 5, 5 en 2 jaren behandeling met abatacept. In onderzoek I werden
de ACR-responsen beoordeeld na 7 jaar bij 43 patiënten van wie 72% een ACR 20-respons, 58% een ACR 50-
15
respons en 44% een ACR 70-respons had. In onderzoek II, werden de ACR-responsen beoordeeld na 5 jaar bij
270 patiënten van wie 84% een ACR 20-respons, 61% een ACR 50-respons en 40% een ACR 70-respons had. In
onderzoek III werden de ACR responsen beoordeeld na 5 jaar bij 91 patiënten van wie 74% een ACR 20-respons,
51% een ACR 50-respons en 23% een ACR 70-respons had. In onderzoek VI werden de ACR responsen beoordeeld
na 2 jaar bij 232 patiënten van wie 85% een ACR 20-respons, 74% een ACR 50-respons had en 54% een ACR 70-
respons had.
Met abatacept werden grotere verbeteringen gezien dan met placebo voor andere parameters van de activiteit van de
reumatoïde artritis die niet vallen onder de ACR-responscriteria, zoals ochtendstijfheid.
DAS28 respons
Ziekteactiviteit werd ook beoordeeld aan de hand van de Disease Activity Score 28. Er was een significante
verbetering van DAS in de onderzoeken II, III, V en VI vergeleken met placebo of comparator.
In onderzoek VI, met uitsluitend volwassenen, bereikte een significant groter deel van de patiënten behandeld met
abatacept en methotrexaat (41%) een DAS28 (CRP)-gedefinieerde remissie (score < 2,6) dan de groep behandeld
met methotrexaat en placebo (23%) na 1 jaar. De respons bij jaar 1 in de abataceptgroep werd gehandhaafd tot en
met jaar 2.
In de substudie van onderzoek VI kwamen patiënten die remissie hadden bereikt na 2 jaar (DAS 28 ESR < 2,6), en
die minimaal 1 jaar behandeld werden met abatacept in onderzoek VI in aanmerking om deel te nemen in een
substudie. In de substudie werden 108 proefpersonen 1:1 dubbelblind gerandomiseerd en ontvingen abatacept in een
dosering van ongeveer 10 mg/kg (ABA 10) of 5 mg/kg (ABA 5). Na behandeling van 1 jaar werd het behoud van
remissie beoordeeld middels relaps van de ziekte. De tijd tot relaps en het aantal patiënten met relaps van de ziekte
waren vergelijkbaar tussen de twee groepen.
Onderzoek V: abatacept of infliximab versus placebo
Een gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek werd uitgevoerd om de veiligheid en de werkzaamheid van abatacept
of infliximab ten opzichte van placebo te beoordelen bij patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat
(onderzoek V). De primaire uitkomst was de gemiddelde verandering in ziekteactiviteit bij met abatacept
behandelde patiënten in vergelijking met patiënten behandeld met placebo na 6 maanden met een daaropvolgende
dubbelblinde beoordeling van de veiligheid en werkzaamheid van abatacept en infliximab na 12 maanden. Na 6
maanden werd in het placebogecontroleerde gedeelte van het onderzoek met abatacept en met infliximab een grotere
verbetering (p < 0,001) in DAS28 waargenomen dan met placebo; de resultaten tussen de abatacept- en
infliximabgroep waren vergelijkbaar. De ACR-responsen in onderzoek V kwamen overeen met de DAS28-score.
Een verdere verbetering werd gezien na 12 maanden met abatacept. Na 6 maanden was de incidentie van infecties
als bijwerking 48,1% (75), 52,1% (86) en 51,8% (57) en de incidentie van ernstige infecties als bijwerking was
1,3% (2), 4,2% (7) en 2,7% (3) voor respectievelijk de groep met abatacept, met infliximab en met placebo. Na 12
maanden was de incidentie van infecties als bijwerking 59,6% (93), 68,5% (113) en de incidentie van ernstige
infecties als bijwerking was 1,9% (3) en 8,5% (14) voor respectievelijk de groep met abatacept en met infliximab.
De open-label periode van het onderzoek leverde een beoordeling op van het vermogen van abatacept om de
werkzaamheid te handhaven bij patiënten die oorspronkelijk waren gerandomiseerd naar abatacept. Daarnaast kon
de effectiviteitsrespons worden beoordeeld van patiënten die waren overgezet op abatacept na behandeling met
infliximab. De afname ten opzichte van baseline van de gemiddelde DAS28-score na 365 dagen (-3,06) werd
gehandhaafd tot en met 729 (-3,34) bij de patiënten die doorbehandeld werden met abatacept. Bij de patiënten die
gestart waren met infliximab en daarna waren overgezet op abatacept, was de afname ten opzichte van baseline van
de gemiddelde DAS28-score 3,29 na 729 dagen en 2,48 na 365 dagen.
Onderzoek SC-II: abatacept versus adalimumab
Een gerandomiseerd, eenzijdig (onderzoeker)-geblindeerd, non-inferioriteitsonderzoek werd uitgevoerd om de
veiligheid en werkzaamheid te onderzoeken van wekelijks subcutaan (s.c.) toegediende abatacept zonder een
intraveneuze (i.v.) abatacept oplaaddosis versus om de week subcutane toediening van adalimumab, beiden met
MTX als achtergrondbehandeling, bij patiënten met een onvoldoende respons op methotrexaat (Onderzoek SC-II):
Het primaire eindpunt liet non-inferioriteit zien (vooraf gedefinieerde marge van 12%) van ACR 20 respons na 12
maanden behandeling, 64,8% (206/318) voor de s.c. abatacept groep en 63,4% (208/328) voor de s.c adalimumab
groep. Het behandelingsverschil was 1,8% [95% betrouwbaarheidsinterval (BI): -5,9, 9,2], met vergelijkbare
16
responsen gedurende de periode van 24 maanden. De respectievelijke waarden voor ACR 20 na 24 maanden waren
59,7% (190/318) voor de s.c. abatacept-groep en 60,1% (197/238) voor de s.c. adalimumab-groep. De
respectievelijke waarden voor ACR 50 en ACR 70 bij 12 maanden en 24 maanden waren consistent en vergelijkbaar
voor abatacept en adalimumab. De gecorrigeerde gemiddelde veranderingen (standard error, SE) ten opzichte van
beginpunt in DAS28-CRP waren respectievelijk -2,35 (SE 0,08) [95% BI: -2,51, -2,19) en -2,33 (SE 0,08) [95% BI:
-2,50, -2,17] in de S.C. abatacept-groep en de adalimumab-groep na 24 maanden, met vergelijkbare veranderingen
in de loop van de tijd. Na 24 maanden, had 50,6% (127/251) [95% BI: 44,4, 56,8] van de patiënten in de abatacept-
groep en 53,3% (130/224) [95% BI: 47,0, 59,5] van de patiënten in de adalimumab-groep DAS 28< 2,6 bereikt.
Verbetering t.o.v. uitgangswaarde zoals gemeten door middel van HAQ-DI na 24 maanden en na verloop van tijd
was ook vergelijkbaar tussen s.c. abatacept en s.c. adalimumab.
Beoordelingen van veiligheid en structurele schade werden uitgevoerd na 1 en 2 jaar. Het algemene
veiligheidsprofiel met betrekking tot bijwerkingen was vergelijkbaar tussen de twee groepen gedurende de periode
van 24 maanden. Na 24 maanden werden bijwerkingen gemeld bij 41,5% (132/318) en 50% (164/328) van de met
abatacept en adalimumab behandelde patiënten. Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij respectievelijk 3,5%
(11/318) en 6,1% (20/328) van de groepen. Na 24 maanden was 20,8% (66/318) van de patiënten op abatacept en
25,3% (83/328) van de patiënten op adalimumab gestopt.
In SC-II werden ernstige infecties gemeld bij 3,8% (12/318) van de patiënten die werden behandeld met wekelijks
subcutaan toegediende abatacept, geen daarvan heeft geleid tot staken, en bij 5,8% (19/328) van de patiënten die
waren behandeld met om de week subcutaan toegediende adalimumab, wat heeft geleid tot staken van de
behandeling in 9 gevallen in de periode van 24 maanden.
De frequentie van lokale injectieplaatsreacties was respectievelijk 3,8% (12/318) en 9,1% (30/328) na 12 maanden
(p=0,006) en 4,1% (13/318) en 10,4% (34/328) na 24 maanden voor abatacept s.c. en adalimumab s.c. Gedurende de
studieperiode van 2 jaar hebben respectievelijk 3,8% (12/318) en 1,5% (5/328) van de patiënten die met subcutaan
toegediende abatacept en subcutaan toegediende adalimumab waren behandeld auto-immuunaandoeningen gemeld
die mild tot matig in ernst waren (bijv. psoriasis, fenomeen van Raynaud, erythema nodosum).
Studie SC-III: Inductie van remissie bij methotrexaat-naïeve RA-patiënten
Dit was een gerandomiseerd en dubbelblind onderzoek waarin abatacept s.c. in combinatie met methotrexaat
(abatacept + MTX), abatacept s.c. monotherapie, of methotrexaat monotherapie (MTX-groep) werden onderzocht op
inductie van remissie na 12 maanden van behandeling, en op behoud van geneesmiddelvrije remissie na volledig
staken van medicatie bij MTX-naïeve volwassen patiënten met hoog actieve vroege reumatoïde artritis met slechte
prognostische factoren. Volledig staken van medicatie leidde tot verlies van remissie (terug naar ziekte-activiteit) in
alle drie de behandelarmen (abatacept met methotrexaat, abatacept of methotrexaat alleen) bij een meerderheid van
patiënten (Tabel 4).
17
Tabel 4:
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in
onderzoek SC-III
Abatacept s.c.+ MTX
n = 119
MTX
n = 116
Abatacept s.c.
n = 116
Aantal patiënten
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissie
a
60,9%
45,2%
42,5%
2,01 (1,18, 3,43)
0,92 (0,55, 1,57)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,010
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
SDAI klinische remissie
b
Schatting van het verschil (95%-
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
Schatting van verschil (95%-BI)
vs. MTX
42,0%
17,02 (4,30, 29,73)
37,0%
14,56 (2,19, 26,94)
25,0%
n.v.t.
22,4%
n.v.t.
29,3%
4,31 (-7,98, 16,61)
26,7%
4,31 (-7,62, 16,24)
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maaden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
a
DAS28-remissie
14,8%
7,8%
12,4%
2,51 (1,02, 6,18)
2,04 (0,81, 5,14)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,045
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
a
b
DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
SDAI criterium (SDAI ≤ 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken II
en VI. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score (TSS) en zijn
onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 5. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
18
Tabel 5:
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II
Abatacept/MTX
n = 391
1,21
0,63
0,58
Placebo/MTX
n = 195
2,32
1,14
1,18
p-waarde
a
0,012
0,029
0,009
Parameter
Totale Sharp score
Erosiescore
JSN-score
a
Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS ≤ 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende openlabelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 6).
Tabel 6:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III
Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
MRI osteïtis/botoedeem-score
MRI synovitis-score
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
-1,22 (-2,20, -0,25)
-1,43 (-2,68, -0,18)
-1,60 (-2,42, -0,78)
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. De resultaten van
de onderzoeken II, III en VI worden weergegeven in Tabel 7.
19
Tabel 7:
Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek
Methotrexaatnaïef
Onderzoek VI
Ontoereikende respons
op methotrexaat
Onderzoek II
Abatacept
a
+MTX
1,69
(n=422)
Placebo
+MTX
1,69
(n=212)
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Abatacept
a
Placebo
+DMARD's +DMARD's
b
b
HAQ
c
Disability
Index
Baseline
(gemiddelde)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline
Maand 6
Maand 12
Aantal patiënten met
een klinisch relevante
verbetering
d
Maand 6
Maand 12
Abatacept
a
+MTX
1,7
(n=254)
Placebo
+MTX
1,7
(n=251)
1,83
(n=249)
1,82
(n=130)
0,85
(n=250)
0,96
(n=254)
0,68
(n=249)
0,76
(n=251)
0,59***
(n=420)
0,66***
(n=422)
0,40
(n=211)
0,37
(n=212)
0,45***
(n=249)
n.v.t.
e
0,11
(n=130)
n.v.t.
e
72%
72%
63%
62%
61%***
64%***
45%
39%
47%***
n.v.t.
e
23%
n.v.t.
e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a
Vaste dosis gemiddeld 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d
Reductie in HAQ-DI van ≥ 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e
Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van ≥ 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
verbetering waargenomen bij 12 maanden in de groep behandeld met abatacept plus methotrexaat in vergelijking
20
met de groep behandeld met methotrexaat plus placebo in zowel de PCS als de MCS en deze bleef gehandhaafd
gedurende 2 jaar.
Onderzoek VII: Veiligheid van abatacept bij patiënten met of zonder 'wash-out' van eerdere behandeling met een
TNF-remmer
Er werd een open-label onderzoek uitgevoerd met abatacept op een achtergrond van niet-biologische DMARD's is
uitgevoerd bij patiënten met actieve RA die een ontoereikende respons hadden op eerdere behandeling met een
TNF-remmer ('wash-out' minimaal 2 maanden; n=449) of op huidige behandeling met een TNF-remmer (zonder
'wash-out' periode; n=597) (onderzoek VII). De primaire uitkomst, de incidentie van AE's, SAE's en discontinuering
vanwege AE's gedurende 6 maanden behandeling, was vergelijkbaar tussen de al eerder met TNF-remmers
behandelde groep en de huidige met TNF-remmers behandelde groep. Hetzelfde geldt ook voor de frequentie van
ernstige infecties.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met artritis psoriatica
De werkzaamheid en veiligheid van abatacept werden beoordeeld in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken (Studies PsA-I en PsA-II) bij volwassen patiënten in de leeftijd van 18 jaar en
ouder. De patiënten hadden actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten) ondanks eerdere
behandeling met DMARD-therapie en hadden één kwalificerende psoriatische huidlaesie met een diameter van ten
minste 2 cm.
In studie PsA-I ontvingen 170 patiënten dubbelblind placebo of intraveneus abatacept op dag 1, 15, 29 en
vervolgens elke 28 dagen gedurende 24 weken, gevolgd door open-label intraveneus abatacept 10 mg/kg elke 28
dagen. De patiënten werden gerandomiseerd om placebo of abatacept 3 mg/kg, 10 mg/kg, of twee doses van 30
mg/kg gevolgd door 10 mg/kg, zonder escape, gedurende 24 weken te ontvangen, gevolgd door maandelijks open-
label intraveneus abatacept 10 mg/kg. De patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig
methotrexaat, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan ≤ 10 mg prednison) en/of NSAID's ontvangen.
In studie PsA-II werden 424 patiënten 1:1 gerandomiseerd om dubbelblind wekelijkse doses subcutane placebo of
abatacept 125 mg zonder oplaaddosis gedurende 24 weken te ontvangen gevolgd door wekelijks open-label
abatacept 125 mg subcutaan. Patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig methotrexaat,
sulfasalazine, leflunomide, hydroxychloroquine, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan
10 mg
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
Klinische respons
Klachten en verschijnselen
Het percentage patiënten dat ACR 20-, 50- of 70-responsen bereikte bij de aanbevolen abataceptdosis in Studies
PsA-I (10 mg/kg intraveneus) en PsA-II (125 mg subcutaan) worden hieronder getoond in Tabel 8.
21
Tabel 8:
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II
PsA-I
a
Abatacept
10 mg/kg
IV
N=40
Placebo
N=42
Schatting van
verschil (95%
CI)
28,7 (9,4, 48,0)
22,7 (8,6, 36,9)
12,5 (2,3, 22,7)
Abatacept
125 mg SC
N=213
39,4%*
19,2%
10,3%
PsA-II
b,c
Placebo
N=211
Schatting van
verschil (95% CI)
ACR 20
ACR 50
ACR 70
*
a
47,5%*
25,0%
12,5%
19,0%
2,4%
0%
22,3%
12,3%
6,6%
17,2 (8,7, 25,6)
6,9 (0,1, 13,7)
3,7 (-1,5, 8,9)
p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b
61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c
Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie (≤ 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met
0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste
0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
als PsA-II studie werden met voortgezette abataceptbehandeling verbetering van HAQ-DI-scores gehandhaafd of
verbeterd tot aan één jaar.
Tijdens de 24-weekse dubbelblinde periode werden bij de abataceptbehandeling geen significante veranderingen
gezien in PASI-scores. Patiënten die de twee PsA-studies startten hadden lichte tot matige psoriasis met mediane
22
PASI-scores van 8,6 in PsA-I en 4,5 in PsA-II. In studie PsA-I was het percentage patiënten dat PASI 50-respons
bereikte 28,6% met abatacept vs. 14,3% met placebo (14,3 [-15,3, 43,9], schatting van verschil [95% CI]) en het
percentage patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 14,3% met abatacept vs. 4,8% met placebo (9,5 [-13,0,
32,0], schatting van verschil [95% CI]). In studie PsA-II was het percentage patiënten dat PASI 50-respons bereikte
26,7% met abatacept vs. 19,6% met placebo (7,3 [-2,2, 16,7], schatting van verschil [95% CI]) en het percentage
patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 16,4% met abatacept vs. 10,1% met placebo (6,4 [-1,3, 14,1], schatting
van verschil [95% CI]).
Pediatrische populatie met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen en jongeren tussen 6 en 17 jaar met matige tot ernstige actieve pJIA met een ontoereikende respons op of
intolerantie voor minstens één DMARD, met daarbij mogelijk inbegrepen biologische agentia, werden geïncludeerd.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneus abatacept werden bepaald in een drievoudig onderzoek. Periode A
was een 4 maanden durende open-label lead-in ontworpen om een ACR Pedi 30 respons te induceren. Patiënten die
minimaal een ACR Pedi 30 respons hadden aan het eind van periode A werden gerandomiseerd in een dubbelblinde
onttrekkingsfase (periode B). In de onttrekkingsfase kregen ze abatacept of placebo gedurende 6 maanden of totdat
de pJIA ontstekingen weer verergerden zoals gedefinieerd in het onderzoek. Met uitzondering van diegenen die uit
veiligheidsoverwegingen waren gestopt, werd aan alle patiënten die de periodes hadden voltooid, een flare hadden
tijdens periode B of non-responders in periode A, aangeboden of zij wilden meedoen in periode C, de open-label
extensie waarbij de langetermijn effecten en de veiligheid werden beoordeeld.
In periode A kregen alle patiënten 10 mg/kg abatacept op de dagen 1, 15, 29, 57 en 85 en werden beoordeeld op dag
113. Gedurende periode A kreeg 74% methotrexaat (gemiddelde dosering bij studieaanvang 13,2 mg/m
2
/week) dus
26% van de patiënten kreeg abatacept monotherapie in periode A. Van de 190 patiënten bij aanvang van de studie
waren 57 (30%) al eerder behandeld met TNF-remmers.
ACR Pedi 30 responders aan het eind van periode A werden gerandomiseerd in periode B, de dubbelblinde
onttrekkingsfase en kregen daarbij abatacept of placebo gedurende 6 maanden of totdat de JIA verergerde.
Een flare werd gedefinieerd als:
 ≥ 30% verslechtering op ministens 3 van de 6 pJIA basisvariabelen
 ≥ 30% verbetering op niet meer dan 1 van de 6 pJIA basisvariabelen
 ≥ 2 cm (mogelijk tot 10 cm) verslechtering moet aanwezig zijn indien de Physician or Parent Global
Assessment werd gebruikt om flare te definiëren.
 Verslechtering in ≥ 2 gewrichten moet aanwezig zijn indien het aantal actieve gewrichten of gewrichten met
beperkte bewegingsvrijheid gebruikt werd om de flare te definiëren.
De patiënten die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 12,4 jaar oud met een gemiddelde ziekteduur van
4,4 jaar. Zij hadden allen een actieve aandoening met een baseline gemiddelde actieve gewrichtstelling van 16 en
gemiddeld 16 gewrichten met bewegingsverlies, verhoogde spiegels C-reactief proteïne (CRP) (gemiddeld
3,2 mg/dl) en ESRs (gemiddeld 32 mm/h). De JIA-subtypen bij ziekte-aanvang waren: oligoarticulair (16%),
polyarticulair (64%; 20% van het totaal was positief voor reumafactor) en systemisch (20%).
Van de 190 patiënten die gestart waren, hebben 170 periode A afgerond, 65% (123/190) bereikten een ACR Pedi 30
respons en 122 werden gerandomiseerd aan periode B. De responsen waren vergelijkbaar voor alle bestudeerde
pJIA-subtypen en voor patiënten met en zonder methotrexaat. Van de 133 (70%) TNF-remmer-naieve patiënten
bereikten 101 (76%) minimaal een ACR Pedi 30 respons, van de 57 patiënten die eerder behandeld waren met een
TNF-remmer bereikten 22 (39%) minstens een ACR Pedi 30 respons.
Gedurende periode B was de tijd tot symptoomverergering voor de op placebo gerandomiseerde patiëntengroep
significant korter dan bij de voor abatacept gerandomiseerde groep (primair eindpunt p = 0,0002; log-score test). De
placebogroep vertoonde significant meer symptoomverergering gedurende periode B (33/62; 53%) dan de groep die
blijvend behandeld werd met abatacept (12/60; 20% chi-kwadraat p < 0,001). Het risico op symptoomverergering
bij patiënten die blijvend behandeld waren met abatacept was minder dan eenderde vergeleken met de placebogroep
(hazard ratio schatting = 0,31; 95% BI 0,16 – 0,59).
23
De meeste gerandomiseerde patiënten uit periode B startten in periode C (58/60 periode B blijvend behandeld met
abatacept; 59/62 placebogroep uit periode B) en 36 van de 47 non-responders uit periode A (n = 153 totale
patiënten).
De respons ratio aan het eind van periode A, het eind van periode B en na 5 jaar blootstelling in periode C zijn
samengevat in tabel 9:
Tabel 9:
Eind van
periode A
(dag 113)
Abatacept
ACR30
ACR50
ACR70
ACR90
Inactief
disease
a
b
Percentage (%) polyarticulair JIA patiënten met ACR-responsen of
inactieve ziekte
Eind van periode B
a
(dag 169)
Abatacept
n= 58
85
79
55
41
31
Placebo
n= 59
68
53
31
15
10
Abataceptgroep in
periode B
n= 33
97
94
79
67
52
Eind van periode C
b
(dag 1765)
Placebogroep in
periode B
n= 30
87
80
63
40
33
Non-responder in
periode A
n= 13
69
69
54
39
31
n= 190
65
50
28
13
Niet
vastgesteld
dag 169 Last Observation Carried Forward (LOCF) voor patiënten behandeld in periode C
Zoals waargenomen
De deelnemers in periode C op dag 1765 waren 33 van de 58 abatacept-ontvangers uit periode B, 30 van de 59
placebo-ontvangers uit periode B en 13 van de 36 non-responders uit periode A. De mediane behandelduur van
abatacept in periode C was 1815 dagen (bereik 57 – 2.415 dagen; bijna 61 maanden). In periode C werden 102
personen (67%) minstens 1080 dagen (~ 36 maanden) behandeld met abatacept. Alle patiënten waren vooraf
minstens 4 maanden behandeld met abatacept in de open-label periode A.
Abatacept bij pJIA-patiënten is ook onderzocht met de subcutane formulering bij kinderen en jongeren tussen 2 en
17 jaar met matige tot ernstige actieve pJIA met een ontoereikende respons op of intolerantie voor minstens één
DMARD, met daarbij mogelijk inbegrepen biologische agentia. De veiligheid en effectiviteit van abatacept in de
lopende SC studie waren consistent met de resultaten die werden gezien met abatacept in de IV studie (zie rubriek
5.1 van de SmPC van ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de complete beschrijving en
resultaten van de studie).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Volwassenen met reumatoïde artritis
Na meerdere intraveneuze infusies (dag 1, 15, 30 en vervolgens elke 4 weken) vertoonde de farmacokinetiek van
abatacept in reumatoïde artritis patiënten een dosisafhankelijke toename van de C
max
en AUC over het
doseringsgebied van 2 mg/kg tot 10 mg/kg. Bij 10 mg/kg was de gemiddelde terminale halfwaardetijd 13,1 dagen
variërend van 8 tot 25 dagen. Het gemiddelde distributievolume (Vss) was 0,07 l/kg en varieerde van 0,02 tot
0,13 l/kg. De systemische klaring was ongeveer 0,22 ml/h/kg. Gemiddelde steady-state voor de dalconcentraties was
ongeveer 25 μg/ml, en de gemiddelde C
max
concentraties waren ongeveer 290 μg/ml. Er vond geen systemische
accumulatie van abatacept plaats na continue herhaalde behandeling met 10 mg/kg op maandelijkse intervallen bij
reumatoïde artritis patiënten.
Populatiefarmacokinetische analyses lieten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met
toenemend lichaamsgewicht. Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de
klaring. Methotrexaat, NSAIDs, corticosteroïden en TNF-remmers hadden geen invloed op de fictieve
abataceptklaring. Geen onderzoeken zijn gedaan ten aanzien van de farmacokinetische gevolgen voor abatacept van
een verstoorde nier- of leverfunctie.
24
Volwassenen met artritis psoriatica
In PsA-I werden patiënten gerandomiseerd om intraveneus placebo of abatacept 3 mg/kg (3/3 mg/kg), 10 mg/kg
(10/10 mg/kg) of twee doses van 30 mg/kg gevolgd door 10 mg/kg (30/10 mg/kg) op Dag 1, 15, 29 en vervolgens
elke 28 dagen daarna te ontvangen. In deze studie waren de steady-state concentraties van abatacept
dosisgerelateerd. Het geometrisch gemiddelde (CV%) Cmin op dag 169 was 7,8 µg/ml (56,3%) voor de 3/3 mg/kg,
24,3 µg/ml (40,8%) voor 10/10 mg/kg en 26,6 µg/ml (39,0%) voor de 30/10 mg/kg behandelarmen.
In studie PsA-II waarbij wekelijkse subcutane toediening van abatacept 125 mg plaatsvond, werd steady-state van
abatacept bereikt op Dag 57 met het geometrische gemiddelde (CV%) Cmin variërend van 22,3 (54,2%) tot 25,6
(47,7%) µg/ml op dag 57 tot 169, respectievelijk.
Overeenkomend met de resultaten die eerder bij RA-patiënten werden waargenomen, toonden
populatiefarmacokinetische analyses van abatacept bij PsA-patiënten aan dat er een trend was richting hogere
klaring (l/u) van abatacept bij toenemend lichaamsgewicht.
Pediatrische populatie
Populatiefarmacokinetische analyse van abatacept serumconcentratiegegevens van patiënten tussen 6 en 17 jaar met
pJIA na toediening van intraveneus abatacept 10 mg/kg liet zien dat de geschatte klaring van abatacept, indien
genormaliseerd voor baseline-lichaamsgewicht, hoger was bij pJIA-patiënten (0,4 ml/h/kg voor een kind van 40 kg)
vergeleken met volwassen reumatoïde artritis patiënten. Typerende schattingen voor distributievolume en
eliminatiehalfwaardetijd waren respectievelijk 0,12 l/kg en 11,4 dagen voor een kind met een lichaamsgewicht van
40 kg. Als gevolg van de hogere lichaamsgewichtgenormaliseerde klaring en distributievolume bij patiënten met
pJIA is de voorspelde en waargenomen systemische blootstelling aan abatacept lager dan die waargenomen bij
volwassenen. De waargenomen gemiddelde piek (bereik) en constante concentraties waren respectievelijk 204 (66
tot 595) µg/ml en 10,6 (0,15 tot 44,2) µg/ml bij patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 40 kg. Voor patiënten
met een lichaamsgewicht hoger dan 40 kg waren deze respectievelijk 229 (58 tot 700) µg/ml en 13,1 (0,34 tot 44,6)
µg/ml.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie
in-vitro-onderzoeken.
In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling van 10
mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen passeert. In
pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste effecten
waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met een
blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis van 200
mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC werden
beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van de
10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
25
Niet-klinische onderzoeken relevant voor gebruik in de pediatrische populatie
Uit onderzoek bij ratten bleken deze bij blootstelling aan abatacept immuunsysteemafwijkingen te vertonen,
waaronder een lage incidentie van infecties met de dood als gevolg (jonge ratten). Daarbij werden
schildklierontsteking en pancreasontsteking vaak gezien bij zowel jonge als volwassen ratten die waren blootgesteld
aan abatacept. Jonge ratten bleken gevoeliger te zijn voor lymfocytaire ontsteking van de schildklier. Onderzoeken
bij volwassen muizen en apen vertoonden geen vergelijkbare resultaten. Het is mogelijk dat de verhoogde
gevoeligheid voor opportunistische infecties waargenomen bij jonge ratten verband houdt met blootstelling aan
abatacept vóór de ontwikkeling van de geheugenrespons. De relevantie van deze resultaten bij mensen is onbekend.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Maltose
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat
Natriumchloride.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. ORENCIA dient niet gelijktijdig geïnfundeerd worden via dezelfde infusielijn
met andere geneesmiddelen.
ORENCIA dient NIET gebruikt te worden met siliconenbevattende spuiten (zie rubriek 6.6).
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar
Na bereiding van het concentraat
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is vastgesteld voor 24 uur bij 2°C - 8°C. Vanuit microbiologisch
oogpunt, dient het concentraat meteen doorverdund te worden.
Na verdunning
Indien het concentraat onmiddellijk verdund wordt is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik vastgesteld
voor 24 uur bij 2°C - 8°C. Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na oplossing en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Injectieflacon (15 ml type 1-glas) met stop (halobutyl-rubber) en een flip-off seal (aluminium).
Verpakking van 1 injectieflacon en 1 siliconenvrije spuit (polyethyleen), en meerstuksverpakking met 2, of
3 injectieflacons en 2, of 3 siliconenvrije spuiten (2 of 3 verpakkingen van 1).
26
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Bereiden en verdunnen dienen uitgevoerd te worden volgens de regelen der kunst, in het bijzonder de aseptische
handelingen.
Bereiden van het concentraat
1. Bepaal de dosering en het aantal benodigde ORENCIA injectieflacons (zie rubriek 4.2).
2. Werk onder aseptische condities, maak elke injectieflacon aan met 10 ml water voor injecties, gebruikmakend van
de
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon
(zie rubriek 6.2) en een 18-21 gauge naald.
- - verwijder het flapdeksel van de injectieflacon en neem de bovenkant af met een alcoholdoekje.
- - doe de naald van de spuit in de injectieflacon door het midden van de rubberen stop en voer het water voor
injecties langs de glaswand van de injectieflacon.
- - gebruik de injectieflacon niet indien er geen vacuüm aanwezig is.
- - verwijder de spuit en naald als er 10 ml water voor injecties in de injectieflacon zit.
- - om schuimvorming in de ORENCIA-oplossing te voorkomen, dient deze voorzichtig te worden omgezwenkt
totdat de inhoud volledig is opgelost.
Niet schudden.
Voorkom lange en heftige bewegingen.
- - nadat alle poeder volledig is opgelost dient de injectieflacon ontlucht te worden met een naald om het eventuele
ontstane schuim te verwijderen.
- - na bereiding dient de oplossing helder en kleurloos tot lichtgeel te zijn. Niet gebruiken indien er ondoorzichtige
deeltjes, verkleuring of andere vreemde deeltjes voorkomen.
Verdunning
3. Direct na aanmaken van het concentraat dient het concentraat verder verdund te worden tot 100 ml met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
- - neem afhankelijk van het aantal injectieflacons het benodigde volume natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie op uit een 100 ml infuuszak of -fles.
- - voeg het ORENCIA-concentraat van elke injectieflacon langzaam toe aan de infuuszak of -fles, gebruikmakend
van dezelfde
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon.
- - meng voorzichtig. De eindconcentratie van abatacept in de zak of fles hangt af van de hoeveelheid toegevoegd
actief bestanddeel, maar is niet hoger dan 10 mg/ml.
- - alle ongebruikte resten in de injectieflacons dienen onmiddellijk te worden verwijderd volgens de geldende
voorschriften.
4. Indien de bereiding en verdunning uitgevoerd worden onder aseptische condities kan de ORENCIA-oplossing
voor infusie onmiddellijk gebruikt worden of binnen 24 uur indien bewaard in de koelkast bij 2°C tot 8°C. Voor
toediening dient de ORENCIA-oplossing visueel te worden gecontroleerd op deeltjes en verkleuring. Gooi de
oplossing weg indien er deeltjes of verkleuring wordt waargenomen.
-
- Bewaar ongebruikte porties van de infusievloeistof niet voor hergebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
27
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/001-003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste verlenging: 21 mei 2012
10
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
28
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
2
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie).
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel met een pH van 6,8 tot 7,4.
4
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig-ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
29
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij jonge patiënten van 2 jaar en ouder met een ontoereikende
respons op eerdere DMARD behandeling.
ORENCIA kan als monotherapie worden gegeven in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer
behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
Dosering
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Subcutaan (s.c.) toegediende Orencia kan zowel met als zonder een intraveneuze oplaaddosis (i.v.) worden gestart.
Orencia s.c. dient wekelijks in een dosis van 125 mg abatacept te worden toegediend door middel van subcutane
injectie, onafhankelijk van het gewicht (zie rubriek 5.1). Als een enkelvoudige i.v. infusie wordt gegeven om de
behandeling te starten (i.v. oplaaddosis voorafgaand aan s.c. toediening), dient de eerste subcutane injectie van 125
mg abatacept te worden toegediend binnen een dag na de i.v. infusie, gevolgd door de wekelijkse 125 mg abatacept
s.c. injecties (voor de dosering van de intraveneuze oplaaddosis wordt verwezen naar punt 4.2 van ORENCIA 250
mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie).
Patiënten die switchen van intraveneuze behandeling met abatacept naar subcutane toediening, dienen de eerste
dosis subcutaan toe te dienen in plaats van de eerstvolgende geplande intraveneuze toediening.
Geen doseringscorrectie is nodig bij gelijktijdig gebruik van andere DMARD's, corticosteroïden, salicylaten, niet-
steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) of pijnstillers.
Artritis psoriatica
Volwassenen
ORENCIA moet wekelijks worden toegediend bij een dosis van 125 mg door subcutane (SC) injectie zonder dat er
een intraveneuze (IV) oplaaddosis nodig is.
Patiënten die van intraveneuze ORENCIA behandeling naar subcutane toediening overschakelen, dienen de eerste
subcutane dosis te geven in plaats van de volgende geplande intraveneuze dosis.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De aanbevolen wekelijkse dosering van ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor patiënten
van 2 tot 17 jaar oud met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis dient te worden begonnen zonder
intraveneuze oplaaddosis. Bij toediening dient gebruik gemaakt te worden van de dosering gebaseerd op gewicht,
zoals gespecificeerd in onderstaande tabel.
30
Tabel 1: Wekelijkse dosering van
ORENCIA
Lichaamsgewicht van
de patiënt
Dosering
10 kg tot minder dan 25
kg
50 mg
25 kg tot minder dan
50 kg
87,5 mg
50 kg of meer
125 mg
Patiënten die switchen van intraveneuze behandeling met abatacept naar subcutane toediening dienen de eerste dosis
subcutaan toe te dienen in plaats van de eerstvolgende geplande intraveneuze toediening.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie voor intraveneuze toediening is beschikbaar voor
pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van
productkenmerken van ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie).
Gemiste dosis
Als een patiënt een injectie van abatacept heeft gemist en het nog binnen 3 dagen na de geplande datum is, moet
hij/zij geïnstrueerd worden om onmiddellijk de gemiste dosis toe te dienen en zich verder aan het oorspronkelijke
wekelijkse schema te houden. Als de gemiste dosis na meer dan drie dagen wordt opgemerkt, dient de patiënt
geadviseerd te worden over wanneer hij/zij de volgende dosis moet nemen, op basis van medische beoordeling
(conditie van de patiënt, status van ziekteactiviteit, etc.).
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een doseringsaanpassing is niet nodig (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverfunctiestoornissen
ORENCIA is niet onderzocht in deze patiëntenpopulatie. Er kunnen geen doseringsadviezen worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ORENCIA bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen
gegevens beschikbaar.
Er is geen relevante toediening van ORENCIA bij kinderen jonger dan 2 jaar.
Wijze van toediening
Voor subcutane toediening.
ORENCIA is bestemd voor gebruik onder begeleiding van een medische beroepsbeoefenaar. Na de benodigde
training in de subcutane toedieningstechniek, kan een patiënt of zorgverlener injecteren met ORENCIA indien een
arts of andere medische beroepsbeoefenaar heeft bepaald dat dat kan.
De totale inhoud van de voorgevulde spuit dient alleen als subcutane injectie te worden toegediend. Injectieplaatsen
moeten afgewisseld worden en injecties mogen nooit toegediend worden op plaatsen waar de huid gevoelig,
gekneusd, rood of hard is.
Uitgebreide instructies voor het voorbereiden en toedienen van ORENCIA in een voorgevulde pen worden gegeven
in de bijsluiter en "Belangrijke instructies voor gebruik".
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
31
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij het gebruik van abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij
patiënten geen voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8).
Anafylactische of anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt (zie rubriek 4.8).
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
kon maken voor infecties. Behandeling met ORENCIA dient niet te worden gestart bij patiënten met actieve
infecties voordat deze onder controle zijn. Artsen dienen voorzichtigheid te betrachten bij het gebruik van
ORENCIA bij patiënten met een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of onderliggende aandoeningen die
hen vatbaar kunnen maken voor infecties. Patiënten die een nieuwe infectie ontwikkelen tijdens de behandeling met
ORENCIA dienen nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Toediening van ORENCIA dient te worden gestopt
indien een patiënt een ernstige infectie krijgt.
Toename van tuberculose werd niet waargenomen in de placebogecontroleerde hoofdonderzoeken; echter, alle
ORENCIA-patiënten werden gecontroleerd op tuberculose. De veiligheid van ORENCIA bij patiënten met latente
tuberculose is onbekend. Er zijn meldingen geweest van tuberculose bij patiënten die ORENCIA kregen (zie rubriek
4.8). Patiënten dienen te worden gecontroleerd op latente tuberculose voorafgaand aan behandeling met ORENCIA.
De beschikbare medische richtlijnen dienen tevens in acht te worden genomen.
Antireumatische therapie is in verband gebracht met hepatitis B-reactivatie. Daarom dient er te worden
gecontroleerd op virale hepatitis volgens de gepubliceerde richtlijnen voordat therapie met ORENCIA wordt gestart.
Immunosuppressieve therapie, zoals ORENCIA, kan gepaard gaan met progressieve multifocale leukencefalopathie
(PML). Als er tijdens het gebruik van ORENCIA neurologische symptomen optreden die duiden op PML, dient de
ORENCIA-behandeling onmiddellijk te worden gestaakt en dienen de daarvoor bestemde diagnostische maatregelen
te worden genomen.
32
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde klinische onderzoeken waren de frequenties van maligniteiten bij met abatacept en
placebo behandelde patiënten respectievelijk 1,2% en 0,9% (zie rubriek 4.8). Patiënten met bekende maligniteiten
waren in deze onderzoeken niet opgenomen. In carcinogeniteitsonderzoeken bij muizen werd een toename in
lymfomen en mammatumoren waargenomen. De klinische significantie van deze waarneming is onbekend (zie
rubriek 5.3). De mogelijke rol van abatacept bij de ontwikkeling van maligniteiten, waaronder lymfomen, bij
mensen is onbekend. Er zijn meldingen geweest van niet-melanome huidkankers bij patiënten die ORENCIA kregen
(zie rubriek 4.8). Regelmatige controle van de huid is aangeraden voor alle patiënten, in het bijzonder voor diegenen
met risicofactoren voor huidkanker.
Vaccinaties
Patiënten die behandeld worden met ORENCIA kunnen gelijktijdig vaccinaties toegediend krijgen, maar geen
levende vaccins. Levende vaccins dienen niet gelijktijdig te worden gegeven met abatacept of binnen 3 maanden na
staken van de therapie. Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder abatacept, kunnen de
werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubriek 4.5).
Oudere patiënten
In totaal kregen 404 patiënten van 65 jaar of ouder, inclusief 67 patiënten van 75 jaar en ouder, abatacept
intraveneus in placebogecontroleerde klinische onderzoeken. In totaal ontvingen 270 patiënten van 65 jaar en ouder,
waaronder 46 patiënten van 75 jaar en ouder, abatacept subcutaan in gecontroleerde klinische studies. De frequenties
van ernstige infecties en maligniteiten ten opzichte van placebo bij met intraveneus abatacept behandelde patiënten
ouder dan 65 waren hoger dan bij patiënten jonger dan 65 jaar. De frequenties van ernstige infectie en maligniteit
onder met subcutaan abatacept behandelde patiënten ouder dan 65 waren hoger dan bij degenen onder 65 jaar.
Vanwege de over het algemeen hogere incidentie van infecties en maligniteiten bij ouderen is voorzichtigheid
geboden bij de behandeling van oudere patiënten (zie rubriek 4.8)
Auto-immuunprocessen
Theoretisch bestaat de kans dat behandeling met abatacept auto-immuunprocessen kan verhogen bij volwassenen,
bijvoorbeeld verslechtering van multiple sclerose. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken leidde abatacept
niet tot een verhoogde aanmaak van antilichamen, waaronder antinucleaire en anti-dsDNA-antilichamen ten
opzichte van placebo (zie rubrieken 4.8 en 5.3)
Patiënten met een natriumarm dieet
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per voorgevulde injectiespuit, en is dus in wezen
"natriumvrij".
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren moeten de naam en het serienummer van het
toegediende product duidelijk worden vastgelegd.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
33
De combinatie met andere geneesmiddelen
Farmacokinetische onderzoeken in populaties toonde geen effecten aan van methotrexaat, NSAID's en
corticosteroïden op de klaring van abatacept (zie rubriek 5.2).
Er werden geen grote veiligheidsrisico's geïdentificeerd bij het gebruik van abatacept in combinatie met
sulfasalazine, hydroxychloroquine of leflunomide.
De combinatie met andere geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden en met vaccins
Gelijktijdige toediening van abatacept met biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken. Er is onvoldoende bewijs om de veiligheid en
werkzaamheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen (zie rubriek 4.4).
Vaccinaties
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig of binnen 3 maanden na beëindiging van de behandeling met abatacept
gegeven worden. Er zijn geen gegevens beschikbaar over secundaire infectieoverdracht van personen die levende
vaccins krijgen op patiënten die abatacept krijgen. Geneesmiddelen die invloed hebben op het immuunsysteem,
waaronder abatacept, kunnen de werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Verkennende studies om het effect van abatacept op de antilichaamrespons bij vaccinatie van gezonde
proefpersonen evenals de antilichaamrespons bij griep- en pneumokokkenvaccinatie van RA-patiënten te beoordelen
suggereren dat abatacept de werkzaamheid van de immuunrespons kan verminderen, maar het vermogen om een
klinisch significante of positieve immuunreactie te ontwikkelen werd niet significant afgeremd.
Abatacept werd geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het 23-valent pneumokokkenvaccin
toegediend kregen. Na pneumokokkenvaccinatie, waren 62 van de 112 met abatacept behandelde patiënten in staat
om een adequate immuunrespons van ten minste een 2-voudige toename in de antistoftiters tegen het
pneumokokkenpolysaccharidevaccin te ontwikkelen.
Abatacept werd ook geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het trivalente virusvaccin tegen
seizoensgriep toegediend kregen. Na griepvaccinatie, waren 73 van de 119 met abatacept behandelde patiënten die
geen beschermende hoeveelheid antistof hadden bij aanvang, in staat om een adequate immuunrespons van ten
minste een 4-voudige toename van de antistoftiters tegen het trivalente griepvaccin te ontwikkelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
Orencia moet niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling
met abatacept vereist. Vruchtbare vrouwen moeten passende anticonceptiemaatregelen nemen gedurende de
behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosis abatacept.
Abatacept kan de placenta passeren en terechtkomen in het bloedserum van kinderen geboren uit vrouwen die zijn
behandeld met abatacept tijdens de zwangerschap. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op
infecties lopen. De veiligheid van het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan
abatacept is onbekend. Het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan abatacept
wordt niet aanbevolen gedurende 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de
zwangerschap.
34
Borstvoeding
Het is aangetoond dat abatacept overgaat in de moedermelk bij ratten.
Het is echter onbekend of abatacept overgaat in de moedermelk bij de mens.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met ORENCIA tot en met 14 weken na toediening van de
laatste toediening van abatacept.
Vruchtbaarheid
Formeel onderzoek naar mogelijke effecten van abatacept op de vruchtbaarheid is niet uitgevoerd.
Bij ratten gaf abatacept geen ongewenste effecten op de vruchtbaarheid, noch bij mannelijke noch bij vrouwelijke
dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met ORENCIA worden
behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een patiënt dergelijke
symptomen ervaart.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4% van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen (≥ 5%) bij de
met abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties (inclusief
sinusitis). Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0% voor de
met abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 2 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10), vaak
(≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
35
Tabel 2:
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bijwerkingen
Zeer Vaak
Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
nasopharyngitis en sinusitis)
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontstekingsziekte
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
Lymfoom, maligne longneoplasma,
plaveiselcelcarcinoom
Trombocytopenie, leukopenie
Soms
Zelden
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Psychische stoornissen
Soms
Zelden
Soms
Soms
Soms
Overgevoeligheid
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)
Hoofdpijn, duizeligheid
Migraine, paresthesieën
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte
Duizeligheid
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Soms
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Soms
Soms
Vaak
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk
36
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Vaak
Soms
Hoest
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Gastritis
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)
Uitslag (inclusief dermatitis)
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose
Artralgie, pijn in de extremiteiten
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Soms
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Soms
Soms
Amenorroe, menorragie
Vaak
Soms
Vermoeidheid, asthenie, lokale reacties op de
injectieplaats, systemische reacties op de injectie*
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename
*(bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel, dyspneu)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept zijn infecties gemeld die mogelijk gerelateerd waren
aan de behandeling bij 22,7% van de met abatacept behandelde patiënten en 20,5% bij de placebogroep.
Ernstige infecties die mogelijk gerelateerd waren aan de behandeling werden gemeld bij 1,5% van de met abatacept
behandelde patiënten; dit was 1,1% bij de placebogroep. Het type ernstige infecties was vergelijkbaar tussen de
abatacept- en placebobehandelgroepen (zie rubriek 4.4).
In de dubbelblinde onderzoeken was de incidentie (95% BI) van ernstige infecties 3,0 (2,3, 3,8) per 100 patiëntjaren
bij met abatacept behandelde patiënten en 2,3 (1,5, 3,3) per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode in de klinische onderzoeken bij 7.044 patiënten behandeld met abatacept gedurende
20.510 patiëntjaren bedroeg de incidentie van ernstige infecties 2,4 per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde
incidentie bleef stabiel.
Maligniteiten
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken werden maligniteiten gemeld bij 1,2% (31/2.653) van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 0,9% (14/1.485) van de met placebo behandelde patiënten. De incidentie van
37
maligniteiten was 1,3 (0,9, 1,9) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde patiënten en 1,1 (0,6, 1,9) per
100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode bij 7.044 met abatacept behandelde patiënten gedurende 21.011 patiëntjaren (waarvan
meer dan 1.000 langer dan 5 jaar behandeld waren met abatacept), was de incidentie van maligniteiten 1,2 (1,1, 1,4)
per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde incidenties bleven stabiel.
De meest voorkomende vorm van maligniteiten in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was niet-
melanome huidkanker; 0,6 (0,3, 1,0) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten en 0,4 (0,1, 0,9)
per 100 patiëntjaar bij de met placebo behandelde patiënten en 0,5 (0,4, 0,6) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve
periode.
De meest voorkomende vorm van orgaantumoren in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was
longkanker; 0,17 (0,05, 0,43) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten, 0 voor met placebo
behandelde patiënten en 0,12 (0,08, 0,17) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode. De meest voorkomende
hematologische maligniteiten waren lymfomen; 0,04 (0, 0,24) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde
patiënten, 0 bij met placebo behandelde patiënten en 0,06 (0,03, 0,1) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode.
Bijwerkingen bij patiënten met chronic obstructive pulmonary disease (COPD)
In onderzoek IV werden 37 patiënten met COPD behandeld met intraveneus abatacept en 17 met placebo. De
COPD-patiënten behandeld met abatacept hadden vaker bijwerkingen dan de placebogroep (respectievelijk 51,4%
vs. 47,1%). Respiratoire aandoeningen kwamen vaker voor bij de met abatacept behandelde patiënten dan in de
placebogroep (respectievelijk 10,8% vs. 5,9%); deze aandoeningen betroffen onder meer exacerbaties van de
COPD-klachten en dyspneu. Vergeleken met COPD-patiënten in de placebogroep ontwikkelde een hoger percentage
met abatacept behandelde COPD-patiënten ernstige bijwerkingen (5,4% vs. 0%) waaronder COPD-exacerbaties (1
van de 37 patiënten [2,7%]) en bronchitis (1 van de 37 patiënten [2,7%]).
Auto-immuunprocessen
Therapie met abatacept leidde niet tot een toename van de aanmaak van autoantilichamen waaronder antinucleaire
en anti-dsDNA-antilichamen vergeleken met de placebogroep.
De incidentie van auto-immuunziekten was bij met abatacept behandelde patiënten gedurende de dubbelblinde
periode 8,8 (7,6, 10,1) per 100 patiëntjaren aan blootstelling en 9,6 (7,9, 11,5) per 100 patiëntjaren aan blootstelling
bij met placebo behandelde patiënten. De incidentie in de cumulatieve periode bij met abtacept behandelde patiënten
was 3,8 per 100 patiëntjaren. De meest gemelde auto-immuungerelateerde aandoeningen naast de onderzochte
indicatie tijdens de cummulatieve periode waren psoriasis, nodulus rheumaticus en het syndroom van Sjögren.
Immunogeniciteit bij volwassenen die behandeld worden met intraveneus abatacept
De hoeveelheid antilichamen gericht tegen het abataceptmolecuul werden gemeten met ELISA-assays bij 3.985
patiënten met reumatoïde artritis die tot 8 jaar lang behandeld waren met abatacept. 187 van de 3.877 (4,8%)
patiënten ontwikkelden anti-abataceptantilichamen tijdens de behandeling. Bij controle op anti-
abataceptantilichamen na beëindiging van abataceptbehandeling (> 42 dagen na de laatste dosering) waren 103 van
de 1.888 (5,5%) patiënten seropositief.
Monsters met vastgestelde bindingsactiviteit aan CTLA-4 werden onderzocht op aanwezigheid van neutraliserende
antilichamen. Bij 22 van 48 evalueerbare patiënten was sprake van significante neutraliserende activiteit. De
potentiële klinische relevantie van de vorming van neutraliserende antilichamen is niet bekend.
Over het geheel gezien was er geen duidelijke correlatie tussen de ontwikkeling van antilichamen en klinische
respons of bijwerkingen. Het aantal patiënten dat antilichamen vormt, is echter te beperkt om een definitieve
uitspraak te doen. Omdat immunogeniciteitanalyses productspecifiek zijn, kunnen cijfers voor antilichamen niet
vergeleken worden met die van andere producten.
Immunogeniciteit bij volwassenen die behandeld worden met subcutaan abatacept
Studie SC-I vergeleek de immunogeniciteit na subcutane of intraveneuze toediening van abatacept zoals beoordeeld
met behulp van een ELISA-assay. Tijdens de initiële dubbelblinde periode (kortetermijnperiode) van 6 maanden
38
was de frequentie van immunogeniciteit voor abatacept over het algemeen 1,1% (8/725) in de subcutane groep en
2,3% (16/710) in de intraveneuze groep. Het percentage komt overeen met eerdere ervaring en er was geen effect
van de immunogeniciteit op de farmacokinetiek, veiligheid of werkzaamheid.
Immunogeniciteit na langdurige subcutane toediening van abatacept werd beoordeeld met behulp van een nieuwe
elektrochemiluminescentie (ECL) assay. Vergelijking van incidenties tussen verschillende assays is niet passend,
omdat het ECL-assay ontwikkeld is als gevoeliger en geneesmiddeltoleranter dan de voorgaande ELISA-assay. De
cumulatieve frequentie van immunogeniciteit voor abatacept volgens de ECL-assay met minstens één positief
monster van de gecombineerde korte- en langetermijnperiodes was 15,7% (215/1.369) tijdens behandeling met
abatacept, met een gemiddelde blootstellingsperiode van 48,8 maanden en 17,3% (194/1121) na stopzetting
(> 21 dagen tot 168 dagen na laatste dosis). Het incidentiepercentage aangepast naar blootstelling (uitgedrukt per
100 persoonjaren) bleef stabiel gedurende de behandelduur.
Overeenkomend met eerdere ervaring, waren titers en aanhoudende antilichaamresponsen in het algemeen laag,
hielden niet aan en stegen niet bij het voortzetten van de toediening (6,8% van de patiënten was seropositief bij 2
opeenvolgende bezoeken) en er was geen duidelijke correlatie tussen het ontwikkelen van antilichamen en klinische
respons, bijwerkingen of farmacokinetiek.
In onderzoek SC-III werden vergelijkbare immunogeniciteitspercentages gezien in patiënten die werden behandeld
in de abatacept+MTX en abatacept monotherapiegroepen (respectievelijk 2,9% (3/103) en 5,0% (5/101) tijdens de
dubbelblinde periode van 12 maanden. Net zoals in onderzoek SC-I was er geen immunogeniciteitseffect op de
veiligheid of werkzaamheid.
Immunogeniciteit en veiligheid van abatacept na staken en opnieuw starten van de behandeling
Binnen het subcutane programma werd een studie uitgevoerd om het effect op de immunogeniciteit te onderzoeken
van staken (3 maanden) en herstarten van behandeling met subcutaan abatacept. Na staken van de behandeling met
subcutaan abatacept, was de verhoogde immunogeniciteit consistent met hetgeen werd gezien bij het staken van de
behandeling met intraveneus abatacept. Na herstarten van de behandeling, waren er geen reacties op de injectieplaats
of andere veiligheidsproblemen bij patiënten bij wie de subcutane behandeling gedurende maximaal drie maanden
was gestaakt vergeleken met patiënten die doorgingen met subcutane behandeling. Dit was ongeacht of de
behandeling opnieuw werd gestart met of zonder intraveneuze oplaaddosis. De veiligheid zoals waargenomen in de
behandelarm waarbij de behandeling opnieuw gestart werd zonder intraveneuze oplaaddosis was ook consistent met
die in de andere studies.
In SC-III werden hogere immunogeniciteitspercentages gezien in patiënten die werden getest tijdens de 6 maanden
van volledig staken van geneesmiddelen in de abatacept+MTX- en abatacept monotherapiegroepen (respectievelijk
37,7% [29/77] en 44,1 [27/59]) met algemeen lage antilichaamrespons-titers. Er werd geen klinische impact van
deze antilichaamresponses gevonden en er werden geen veiligheidsissues waargenomen na opnieuw opstarten van
de behandeling met abatacept.
Reacties op de injectie bij volwassen patiënten behandeld met subcutaan abatacept
Studie SC-I vergeleek de veiligheid van abatacept waaronder reacties op de injectieplaats na subcutane of
intraveneuze toediening. De totale frequentie van reacties op de injectieplaats was 2,6% (19/736) voor de groep met
subcutaan abatacept en 2,5% (18/721) voor de groep met subcutaan placebo (intraveneus abatacept). Alle
injectieplaatsreacties werden beschreven als licht tot matig (hematoom, pruritus of erytheem) en behoefden over het
algemeen geen onderbreking van de behandeling. Gedurende de cumulatieve periode, op het moment dat alle
proefpersonen behandeld met abatacept waren geïncludeerd in de 7 SC-onderzoeken, was de frequentie van reacties
op de injectieplaats 4,6% (116/2.538) met een incidentie van 1,32 per 100 patiëntjaren.
Postmarketingmeldingen van systemische reacties op de injectie (bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel,
dyspneu) werden ontvangen na het gebruik van ORENCIA subcutaan.
Veiligheidsinformatie gerelateerd aan de farmacologische klasse
Abatacept is de eerste selectieve co-stimulatiemodulator. Informatie over de relatieve veiligheid in een klinisch
onderzoek ten opzichte van infliximab is samengevat in rubriek 5.1.
39
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij artritis psoriatica
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve artritis psoriatica in twee placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (341 patiënten met abatacept, 253 patiënten met placebo) (zie rubriek 5.1). Gedurende de 24-weekse
placebogecontroleerde periode in de grotere PsA-II studie was het percentage patiënten met bijwerkingen
vergelijkbaar tussen de abatacept- en placebobehandelgroepen (respectievelijk 15,5% en 11,4%). Er waren geen
bijwerkingen die ≥ 2% voorkwamen in een van de behandelingsgroepen tijdens de 24-weekse
placebogecontroleerde periode. Het algehele veiligheidsprofiel was vergelijkbaar tussen studies PsA-I en PsA-II en
in overeenstemming met het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis (tabel 2).
Pediatrische patiënten
Abatacept is onderzocht bij patiënten met pJIA in twee klinische onderzoeken (lopende pJIA SC studie en pJIA IV
studie). De pJIA SC studie bevatte 46 patiënten in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar en 173 patiënten in het
leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar. De pJIA IV studie bevatte 190 patiënten in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar.
Gedurende de eerste 4 maanden open-label periode was het algemene veiligheidsprofiel bij deze 409 pJIA-patiënten
vergelijkbaar met het profiel zoals geobserveerd in de RA-populatie, met de volgende uitzonderingen bij de pJIA-
patiënten:
Vaak voorkomende bijwerking: pyrexie
Soms voorkomende bijwerkingen: hematurie, otitis (media en externa)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
De meest gemelde bijwerkingen in patiënten met pJIA waren infecties. De infectietypen waren in overeenstemming
met die normaliter worden waargenomen bij poliklinische pediatrische patiënten. Tijdens de eerste 4 maanden van
behandeling met intraveneus en subcutaan abatacept bij 409 patiënten met pJIA waren de meest voorkomende
bijwerkingen nasofaryngitis (3,7% van de patiënten) en bovensteluchtweginfectie (2,9% van de patiënten). Twee
ernstige infecties (varicella en sepsis) werden gemeld tijdens de initiële 4 maanden behandeling met abatacept.
Reacties op de injectieplaats
Bij de 219 patiënten met pJIA die met subcutaan abatacept werden behandeld gedurende de eerste 4 maanden
abatacept behandeling, was de frequentie van lokale reacties op de injectie 4,6% (10/219); pijn rond de injectieplaats
en injectieplaats erytheem waren de meest gemelde lokale reacties op de injectie. Er werden geen systemische
overgevoeligheidsreacties gemeld.
Immunogeniciteit bij patiënten met pJIA die behandeld worden met subcutaan abatacept
Antilichamen tegen het gehele abataceptmolecuul of tegen het CTLA-4 deel van abatacept zijn bepaald met behulp
van een ECL-assay bij patiënten met pJIA na herhaalde behandeling met subcutaan abatacept. In totaal had 6,9%
(15/218) van de patiënten (cohorten gecombineerd) een positieve immunogeniciteitsrespons ten opzichte van
baseline gedurende de cumulatieve periode, inclusief de 4 maanden kortetermijnperiode, de 20 maanden
extensieperiode en de 6 maanden post-abatacept follow-up periode. In het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar was de
totale mate van seropositiviteit tijdens de cumulatieve periode inclusief post-abatacept follow-up 4,7% (8/172):
2,3% (4/172) tijdens de behandeling en 13,6 % (6/44) na beëindiging van abataceptbehandeling (≥28 dagen na de
laatste dosis). In het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar was de totale mate van seropositiviteit tijdens de cumulatieve
periode inclusief post-abatacept follow-up 15,2% (7/46): 10,9% (5/46) tijdens de behandeling en 37,5% (3/8) na
beëindiging van abataceptbehandeling (≥ 28 dagen na de laatste dosis).
Totale antilichamen tegen abatacept waren over het algemeen tijdelijk en met een lage titer. De afwezigheid van
gelijktijdig toegediend methotrexaat bleek niet te zijn gerelateerd aan een hogere mate van seropositiviteit. De
significantie van de hogere incidentie in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar is niet bekend, gezien het verschil in
steekproefgrootte. Er was geen verband tussen de aanwezigheid van antilichamen en bijwerkingen, of veranderingen
in werkzaamheid of in de abataceptconcentraties in het serum in beide cohorten.
40
Langlopende extensieperiode
Gedurende de extensieperiode van de pJIA studies (20 maanden in de lopende pJIA SC studie en 5 jaar in de pJIA
IV studie) was het veiligheidsprofiel bij de pJIA-patiënten van 6 tot 17 jaar vergelijkbaar met het profiel gezien bij
volwassen patiënten. Eén patiënt werd gediagnosticeerd met multipele sclerose gedurende de extensieperiode van de
pJIA IV studie. Eén ernstige bijwerking op het gebied van infectie (abces in een ledemaat) werd gerapporteerd in het
leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar gedurende de 20 maanden extensieperiode van de pJIA SC studie.
Langetermijngegevens met betrekking tot veiligheid in het leeftijdscohort van pJIA-patiënten van 2 tot 5 jaar waren
beperkt, maar het bestaande bewijs liet geen nieuwe veiligheidsproblemen zien bij deze jongere pediatrische
populatie. Tijdens de 24 maanden durende cumulatieve periode van de pJIA SC studie (4 maanden
kortetermijnperiode plus 20 maanden extensieperiode) werd een hogere frequentie van infecties gemeld in het
leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar (87,0%) dan in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar (68,2 %). Dit werd voornamelijk
veroorzaakt door niet-ernstige infecties van de bovenste luchtwegen in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan
de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren
in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem
zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Doseringen tot 50 mg/kg zijn intraveneus toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering
wordt aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende
symptomatische behandeling in te stellen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro
onderzoeken en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert.
In vitro
vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNFα, interferon-γ en interleukine-2 door T-lymfocyten.
41
Farmacodynamische effecten
Dosisafhankelijke afnames werden gezien met abatacept in serumspiegels van oplosbare interleukine-2-receptor, een
marker van T-lymfocytactivatie; seruminterleukine-6, een product van geactiveerde synoviale macrofagen en
fibroblastachtige synoviocyten bij reumatoïde artritis; reumafactor, een autoantilichaam aangemaakt door
plasmacellen; en C-reactief eiwit, een acute fasereactant van ontsteking. Tevens was sprake van verlaagde
serumspiegels van matrixmetalloproteïnase-3, dat kraakbeenvernietiging en weefselremodellering, veroorzaakt.
Afnames in serum-TNFα werden ook gezien.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met reumatoïde artritis
De werkzaamheid en veiligheid van intraveneus abatacept werden beoordeeld in gerandomiseerde, dubbel¬blinde,
placebogecontroleerde klinische onderzoeken bij volwassen patiënten met actieve reumatoïde artritis
gediagnosticeerd volgens de criteria van het American College of Rheumatology (ACR). De onderzoeken I, II, III,
V en VI hadden als inclusiecriterium bij randomisatie de aanwezigheid van ten minste 12 pijnlijke en 10 gezwollen
gewrichten. Onderzoek IV vereiste geen specifiek aantal pijnlijke of gezwollen gewrichten. Studie SC-I was een
gerandomiseerde, dubbelblinde, dubbel-dummy non-inferioriteitsstudie bij patiënten gestratificeerd naar
lichaamsgewicht (< 60 kg, 60 tot 100 kg, > 100 kg) waarin de werkzaamheid en veiligheid werden vergeleken van
subcutaan en intraveneus toegediend abatacept bij patiënten met reumatoïde artritis (RA), die als
achtergrondbehandeling methotrexaat (MTX) ontvingen en die een ontoereikende respons op MTX (MTX-IR) lieten
zien.
In onderzoeken I, II, en V werden de werkzaamheid en veiligheid van abatacept vergeleken met placebo bij
patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat en die hun stabiele dosis methotrexaat continueerden.
Bovendien werden in onderzoek V de veiligheid en werkzaamheid van abatacept of infliximab ten opzichte van
placebo onderzocht. In onderzoek III werden de werkzaamheid en de veiligheid van abatacept beoordeeld bij
patiënten met een ontoereikende respons op TNF-remmers, waarbij gebruik van de TNF-remmer voorafgaand aan
de randomisatie werd beëindigd; andere DMARD's waren toegestaan. Onderzoek IV beoordeelde hoofdzakelijk
veiligheid bij patiënten met actieve reumatoïde artritis die ondanks huidige therapie met niet biologische en/of
biologische DMARD's extra interventie vereisen; alle DMARD's die bij inclusie werden gebruikt werden
voortgezet. In onderzoek VI werden de effectiviteit en veiligheid van abatacept beoordeeld bij patiënten met
erosieve reumatoïde artritis in een vroeg stadium (duur van de aandoening ≤ 2 jaar), die methotrexaatnaïef waren en
positief testten op reumafactor (RF) en/of anticyclisch gecitrulineerd peptide 2 (anti-CCP2). De patiënten werden
gerandomiseerd naar abatacept plus methotrexaat of methotrexaat plus placebo. In studie SC-I, was het doel om
non-inferioriteit van de werkzaamheid aan te tonen en om de veiligheid te vergelijken van subcutaan abatacept en
intraveneus abatacept bij patiënten met lichte tot ernstige actieve RA die een ontoereikende respons hadden op
MTX. In onderzoek SC-II werden de relatieve werkzaamheid en veiligheid van abatacept en adalimumab, beide
subcutaan gegeven zonder een intraveneuze oplaaddosis en met als achtergrondbehandeling MTX, onderzocht bij
patiënten met matig tot ernstige actieve RA en onvoldoende respons op eerdere behandeling met MTX. In
onderzoek SC-III werd subcutaan abatacept onderzocht in combinatie met methotrexaat (MTX), of als abatacept
monotherapie, en vergeleken met MTX monotherapie op remissie-inductie na 12 maanden van behandeling, en op
het mogelijk behouden van geneesmiddelvrije remissie na volledig staken van geneesmiddelen bij volwassen MTX-
naïeve patiënten met hoog actieve vroege reumatoïde artritis (gemiddelde DAS28-CRP van 5,4; gemiddelde duur
van de symptomen minder dan 6,7 maanden) met slechte prognostische factoren voor snel progressieve ziekte (bijv.
anti-gecitrullineerd-eiwit-antilichamen [ACPA+], gemeten d.m.v. anti-CCP2 meting en/of RF+, gewrichtserosies bij
baseline).
In onderzoek I werden patiënten gerandomiseerd naar abatacept 2 of 10 mg/kg of placebo gedurende 12 maanden.
Patiënten in onderzoek II, III, IV en VI werden gerandomiseerd naar een vaste dosis overeenkomend met ongeveer
10 mg/kg abatacept of placebo gedurende 12 (onderzoeken II, IV en VI) of 6 maanden (onderzoek III). De dosis
abatacept was 500 mg voor patiënten die minder wogen dan 60 kg, 750 mg voor patiënten die 60 tot 100 kg wogen
en 1.000 mg voor patiënten die meer dan 100 kg wogen. In studie SC-I werd abatacept wekelijks subcutaan
toegediend aan patiënten na een enkele oplaaddosis van intraveneus abatacept. Patiënten bleven hun gebruikelijke
dosis MTX gebruiken vanaf de dag van randomisatie. Patiënten in onderzoek V werden gerandomiseerd naar deze
zelfde vaste dosis abatacept of 3 mg/kg infliximab of placebo gedurende 6 maanden. Onderzoek V werd nog eens
6 extra maanden voortgezet met alleen de abatacept- en infliximab-armen.
42
De onderzoeken I, II, III, IV, V, VI, SC-I, SC-II en SC-III evalueerden respectievelijk 339, 638, 389, 1.441, 431,
509, 1.371, 646 en 351 volwassen patiënten.
Klinische respons
ACR-respons
Het percentage met abatacept behandelde patiënten die een ACR 20-, 50- en 70-respons bereiken in onderzoek II
(patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat), onderzoek III (patiënten met een ontoereikende respons
op een TNF-remmer), onderzoek VI (methotrexaatnaïeve patiënten) en studie SC-I (subcutaan abatacept) wordt
getoond in tabel 3.
Bij met abatacept behandelde patiënten in de onderzoeken II en III, werd een statistisch significante verbetering van
de ACR 20-respons versus placebo waargenomen (dag 15) na toediening van de eerste dosis, en deze verbetering
bleef significant gedurende deze onderzoeken. In onderzoek VI werd een statistisch significante verbetering gezien
in de ACR 20-respons op dag 29 bij patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat ten opzichte van de met
methotrexaat plus placebo behandelde patiënten. De respons bleef gehandhaafd tijdens de gehele duur van het
onderzoek. In onderzoek II werd na 12 maanden een ACR 20-respons bereikt bij 43% van de patiënten die bij 6
maanden nog geen ACR 20-respons hadden bereikt.
In studie SC-I was subcutaan (s.c.) abatacept non-inferieur aan intraveneuze (i.v.) infusies van abatacept voor wat
betreft ACR 20-responsen na 6 maanden behandelen. Patiënten die behandeld waren met abatacept subcutaan
bereikten ook vergelijkbare ACR 50- en 70- responsen als patiënten die gedurende 6 maanden met intraveneus
abatacept behandeld waren.
Er werd geen verschil in klinische respons waargenomen tussen subcutaan en intraveneus abatacept in de
3 gewichtsklassen. In studie SC-1, was het responspercentage voor ACR 20 op dag 169 voor subcutaan en
intraveneus toegediend abatacept respectievelijk 78,3% (472/603 s.c.) en 76,0% (456/600 i.v.) bij patiënten
< 65 jaar, versus 61,1% (55/90 s.c.) en 74,4% (58/78 i.v.) voor patiënten ≥ 65 jaar.
43
Tabel 3:
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken
Percentage patiënten
Intraveneuze toediening
MTX-naïef
Onderzoek VI
Ontoereikende
respons op MTX
Onderzoek II
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Subcutane toediening
Ontoereikende
respons op MTX
Studie SC-I
Mate van
Respons
ACR 20
Dag 15
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 50
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 70
Maand 3
Maand 6
Maand 12
Belangrijke
klinische
respons
c
DAS28-
CRP
remissie
e
Maand 6
Maand 12
Placebo
Abatacept
f
Abatacept
f
Abatacept
a
Placebo Abatacept
a
Placebo Abatacept
a
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX +DMARD's
b
+DMARD's
b
SC +MTX IV +MTX
n = 256 n = 253 n = 424 n = 214
n=693
n = 256
n = 133
n=678
24%
64%
††
75%
76%
40%
53%
57%
19%
32%
43%
27%
18%
53%
62%
62%
23%
38%
42%
10%
20%
27%
12%
23%*
62%***
68%***
73%***
32%***
40%***
48%***
13%***
20%***
29%***
14%***
14%
37%
40%
40%
8%
17%
18%
3%
7%
6%
2%
18%**
46%***
50%***
n.v.t.
d
18%**
20%***
n.v.t.
d
6%
††
10%**
n.v.t.
d
n.v.t.
d
5%
18%
20%
n.v.t.
d
6%
4%
n.v.t.
d
1%
2%
n.v.t.
d
n.v.t.
d
25%
68%
76%
§
n.v.t.
33%
52%
n.v.t.
13%
26%
n.v.t.
n.v.t.
25%
69%
76%
n.v.t.
39%
50%
n.v.t.
16%
25%
n.v.t.
n.v.t.
28%
41%
15%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
24%
§§
n.v.t.
25%
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
††
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
§
95% CI: −4,2, 4.8 (gebaseerd op vooraf gespecificeerde marge voor non-inferioriteit van −7.5%)
§§
ITT gegevens zijn weergegeven in tabel
a
Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d
Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e
DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
f
Per protocolgegevens zijn weergegeven in de tabel. Voor ITT; n=736 voor subcutaan (s.c.) abatacept en 721 voor intraveneus
(i.v.) abatacept.
44
In de open-label verlenging van de onderzoeken I, II, III, VI en SC-I werden duurzame en aanhoudende ACR 20-,
50- en 70-responsen waargenomen na respectievelijk 7, 5, 5, 2 en 5 jaren behandeling met abatacept. In onderzoek I
werden de ACR-responsen beoordeeld na 7 jaar bij 43 patiënten van wie 72% een ACR 20-respons, 58% een
ACR 50-respons en 44% een ACR 70-respons had. In onderzoek II, werden de ACR-responsen beoordeeld na 5 jaar
bij 270 patiënten van wie 84% een ACR 20-respons, 61% een ACR 50 respons en 40% een ACR 70-respons had. In
onderzoek III werden de ACR responsen beoordeeld na 5 jaar bij 91 patiënten van wie 74% een ACR 20-respons,
51% een ACR 50-respons en 23% een ACR 70-respons had. In onderzoek VI werden de ACR responsen beoordeeld
na 2 jaar bij 232 patiënten van wie 85% een ACR 20-respons, 74% een ACR 50-respons en 54% een ACR 70-
respons had. In onderzoek SC-I werden de ACR-responsen beoordeeld na 5 jaar met 85% (356/421) ACR-20
responsen, 66% (277/423) ACR-responsen, en 45% (191/425) ACR-70 responsen.
Met abatacept werden grotere verbeteringen gezien dan met placebo voor andere parameters van de activiteit van de
reumatoïde artritis die niet vallen onder de ACR-responscriteria, zoals ochtendstijfheid.
DAS28-respons
Ziekteactiviteit werd ook beoordeeld aan de hand van de Disease Activity Score 28. Er was een significante
verbetering van DAS in de onderzoeken II, III, V en VI vergeleken met placebo of comparator.
In onderzoek VI, met uitsluitend volwassenen, bereikte een significant groter deel van de patiënten behandeld met
abatacept en methotrexaat (41%) een DAS28 (CRP)-gedefinieerde remissie (score < 2,6) dan de groep behandeld
met methotrexaat en placebo (23%) na 1 jaar. De respons bij jaar 1 in de abataceptgroep werd gehandhaafd tot en
met jaar 2.
Onderzoek V: abatacept of infliximab versus placebo
Een gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek werd uitgevoerd om de veiligheid en de werkzaamheid van abatacept
of infliximab ten opzichte van placebo te beoordelen bij patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat
(onderzoek V). De primaire uitkomst was de gemiddelde verandering in ziekteactiviteit bij met abatacept
behandelde patiënten in vergelijking met patiënten behandeld met placebo na 6 maanden met een daaropvolgende
dubbelblinde beoordeling van de veiligheid en werkzaamheid van abatacept en infliximab na 12 maanden. Na 6
maanden werd in het placebogecontroleerde gedeelte van het onderzoek met abatacept en met infliximab een grotere
verbetering (p < 0,001) in DAS28 waargenomen dan met placebo; de resultaten tussen de abatacept- en
infliximabgroep waren vergelijkbaar. De ACR-responsen in onderzoek V kwamen overeen met de DAS28-score.
Een verdere verbetering werd gezien na 12 maanden met abatacept. Na 6 maanden was de incidentie van infecties
als bijwerking 48,1% (75), 52,1% (86) en 51,8% (57) en de incidentie van ernstige infecties als bijwerking was
1,3% (2), 4,2% (7) en 2,7% (3) voor respectievelijk de groep met abatacept, met infliximab en met placebo. Na 12
maanden was de incidentie van infecties als bijwerking 59,6% (93), 68,5% (113) en de incidentie van ernstige
infecties als bijwerking was 1,9% (3) en 8,5% (14) voor respectievelijk de groep met abatacept en met infliximab.
De open-label periode van het onderzoek leverde een beoordeling op van het vermogen van abatacept om de
werkzaamheid te handhaven bij patiënten die oorspronkelijk waren gerandomiseerd naar abatacept. Daarnaast kon
de effectiviteitsrespons worden beoordeeld van patiënten die waren overgezet op abatacept na behandeling met
infliximab. De afname ten opzichte van baseline van de gemiddelde DAS28-score na 365 dagen (-3,06) werd
gehandhaafd tot en met 729 (-3,34) bij de patiënten die doorbehandeld werden met abatacept. Bij de patiënten die
gestart waren met infliximab en daarna waren overgezet op abatacept, was de afname ten opzichte van baseline van
de gemiddelde DAS28-score 3,29 na 729 dagen en 2,48 na 365 dagen.
Onderzoek SC-II: abatacept versus adalimumab
Een gerandomiseerd, eenzijdig (onderzoeker)-geblindeerd, non-inferioriteitsonderzoek werd uitgevoerd om de
veiligheid en werkzaamheid te onderzoeken van wekelijks subcutaan (s.c) toegediende abatacept zonder een
abatacept intraveneuze (i.v.) oplaaddosis versus om de week subcutane toediening van adalimumab, beiden met
MTX als achtergrondbehandeling, bij patiënten met een onvoldoende respons op methotrexaat (Onderzoek SC-II):
Het primaire eindpunt liet non-inferioriteit zien (vooraf gedefinieerde marge van 12%) van ACR 20 respons na 12
maanden behandeling, 64,8% (206/318) voor de s.c. abatacept groep en 63,4% (208/328) voor de s.c adalimumab
groep. Het behandelingsverschil was 1,8% [95% betrouwbaarheidsinterval (BI): -5,9, 9,2], met vergelijkbare
responsen gedurende de periode van 24 maanden. De respectievelijke waarden voor ACR 20 na 24 maanden waren
59,7% (190/318) voor de s.c. abatacept-groep en 60,1% (197/238) voor de s.c. adalimumab-groep. De
45
respectievelijke waarden voor ACR 50 en ACR 70 bij 12 maanden en 24 maanden waren consistent en vergelijkbaar
voor abatacept en adalimumab. De gecorrigeerde gemiddelde veranderingen (standard error, SE) ten opzichte van
beginpunt in DAS28-CRP waren respectievelijk -2,35 (SE 0,08) [95% BI: -2,51, -2,19) en -2,33 (SE 0,08) [95% BI:
-2,50, -2,17] in de S.C. abatacept-groep en de adalimumab-groep na 24 maanden, met vergelijkbare veranderingen
in de loop van de tijd. Na 24 maanden, had 50,6% (127/251) [95% BI: 44,4, 56,8] van de patiënten in de abatacept-
groep en 53,3% (130/224) [95% BI: 47,0, 59,5] van de patiënten in de adalimumab-groep DAS 28< 2,6 bereikt.
Verbetering t.o.v. uitgangswaarde zoals gemeten door middel van HAQ-DI na 24 maanden en na verloop van tijd
was ook vergelijkbaar tussen s.c. abatacept en s.c. adalimumab.
Beoordelingen van veiligheid en structurele schade werden uitgevoerd na 1 en 2 jaar. Het algemene
veiligheidsprofiel met betrekking tot bijwerkingen was vergelijkbaar tussen de twee groepen gedurende de periode
van 24 maanden. Na 24 maanden werden bijwerkingen gemeld bij 41,5% (132/318) en 50% (164/328) van de met
abatacept en adalimumab behandelde patiënten. Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij respectievelijk 3,5%
(11/318) en 6,1% (20/328) van de groepen. Na 24 maanden was 20,8% (66/318) van de patiënten op abatacept en
25,3% (83/328) van de patiënten op adalimumab gestopt.
In SC-II werden ernstige infecties gemeld bij 3,8% (12/318) van de patiënten die werden behandeld met wekelijks
subcutaan toegediende abatacept, geen daarvan heeft geleid tot staken, en bij 5,8% (19/328) van de patiënten die
waren behandeld met om de week subcutaan toegediende adalimumab, wat heeft geleid tot staken van de
behandeling in 9 gevallen in de periode van 24 maanden.
De frequentie van lokale injectieplaatsreacties was respectievelijk 3,8% (12/318) en 9,1% (30/328) na 12 maanden
(p=0,006) en 4,1% (13/318) en 10,4% (34/328) na 24 maanden voor abatacept s.c. en adalimumab s.c. Gedurende de
studieperiode van 2 jaar hebben respectievelijk 3,8% (12/318) en 1,5% (5/328) van de patiënten die met subcutaan
toegediende abatacept en subcutaan toegediende adalimumab waren behandeld auto-immuunaandoeningen gemeld
die mild tot matig in ernst waren (bijv. psoriasis, fenomeen van Raynaud, erythema nodosum).
Studie SC-III: Inductie van remissie bij methotrexaat-naïeve RA-patiënten
Dit was een gerandomiseerd en dubbelblind onderzoek waarin abatacept s.c. in combinatie met methotrexaat
(abatacept + MTX), abatacept s.c. monotherapie, of methotrexaat monotherapie (MTX-groep) werden onderzocht op
inductie van remissie na 12 maanden van behandeling, en op behoud van geneesmiddelvrije remissie na volledig
staken van medicatie bij MTX-naïeve volwassen patiënten met hoog actieve vroege reumatoïde artritis met slechte
prognostische factoren. Volledig staken van medicatie leidde tot verlies van remissie (terug naar ziekte-activiteit) in
alle drie de behandelarmen (abatacept met methotrexaat, abatacept of methotrexaat alleen) bij een meerderheid van
patiënten (Tabel 4).
46
Tabel 4:
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in onderzoek
SC-III
Abatacept s.c.+ MTX
n = 119
MTX
n = 116
Abatacept s.c.
n = 116
Aantal patiënten
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissie
a
60,9%
45,2%
42,5%
2,01 (1,18, 3,43)
0,92 (0,55, 1,57)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,010
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
SDAI klinische remissie
b
Schatting van het verschil (95%-
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
Schatting van verschil (95%-BI)
vs. MTX
42,0%
17,02 (4,30, 29,73)
37,0%
14,56 (2,19, 26,94)
25,0%
n.v.t.
22,4%
n.v.t.
29,3%
4,31 (-7,98, 16,61)
26,7%
4,31 (-7,62, 16,24)
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maaden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
a
DAS28-remissie
14,8%
7,8%
12,4%
2,51 (1,02, 6,18)
2,04 (0,81, 5,14)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,045
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
a
b
DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
SDAI criterium (SDAI ≤ 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken
II, VI en SC-II. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score
(TSS) en zijn onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 5. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
47
Tabel 5:
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II
Abatacept/MTX
n = 391
1,21
0,63
0,58
Placebo/MTX
n = 195
2,32
1,14
1,18
p-waarde
a
0,012
0,029
0,009
Parameter
Totale Sharp-score
Erosiescore
JSN-score
a
Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS ≤ 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende open-labelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-II werd de structurele gewrichtsschade radiologisch beoordeeld en uitgedrukt als een verandering
t.o.v. de uitgangswaarde in de van der Heijde-modified Total Sharp Score (mTSS) en de onderdelen daarvan.
Eenzelfde remming werd gezien bij beide behandelarmen tot 24 maanden (mTSS (gemiddelde ± standaarddeviatie
[SD] = 0,89 ± 4,13 vs. 1,13 ± 8,66, erosiescore (0,41 ± 2,57 vs. 0,41 ± 5,04) en JNS-score (0,48 ± 2,18 vs. 0,72 ±
3,81)) voor respectievelijk de abatacept- (n = 257) en adalimumab- (n = 260) groepen.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 6).
Tabel 6:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III
Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
MRI osteïtis/botoedeem-score
MRI synovitis-score
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
-1,22 (-2,20, -0,25)
-1,43 (-2,68, -0,18)
-1,60 (-2,42, -0,78)
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. In onderzoek SC-I
was de verbetering gemeten vanaf baseline, aan de hand van de HAQ-DI bij 6 maanden en in de loop van de tijd,
gelijk tussen subcutane en intraveneuze toediening. De resultaten van de onderzoeken II, III en VI worden
weergegeven in Tabel 7.
48
Tabel 7:
Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek
Methotrexaatnaïef
Onderzoek VI
Ontoereikende respons
op methotrexaat
Onderzoek II
Abatacept
a
+MTX
1,69
(n=422)
Placebo
+MTX
1,69
(n=212)
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Abatacept
a
Placebo
+DMARD's +DMARD's
b
b
HAQ
c
Disability
Index
Baseline
(gemiddelde)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline
Maand 6
Maand 12
Aantal patiënten met
een klinisch relevante
verbetering
d
Maand 6
Maand 12
Abatacept
a
+MTX
1,7
(n=254)
Placebo
+MTX
1,7
(n=251)
1,83
(n=249)
1,82
(n=130)
0,85
(n=250)
0,96
(n=254)
0,68
(n=249)
0,76
(n=251)
0,59***
(n=420)
0,66***
(n=422)
0,40
(n=211)
0,37
(n=212)
0,45***
(n=249)
n.v.t.
e
0,11
(n=130)
n.v.t.
e
72%
72%
63%
62%
61%***
64%***
45%
39%
47%***
n.v.t.
e
23%
n.v.t.
e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a
Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d
Reductie in HAQ-DI van ≥ 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e
Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van ≥ 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
49
verbetering waargenomen bij 12 maanden in de groep behandeld met abatacept plus methotrexaat in vergelijking
met de groep behandeld met methotrexaat plus placebo in zowel de PCS als de MCS en deze bleef gehandhaafd
gedurende 2 jaar.
Onderzoek VII: Veiligheid van abatacept bij patiënten met of zonder 'wash-out' van eerdere behandeling met een
TNF-remmer
Er werd een open-label onderzoek uitgevoerd met intraveneus abatacept op een achtergrond van niet-biologische
DMARD's bij patiënten met actieve RA die een ontoereikende respons hadden op eerdere behandeling met een
TNF-remmer ('wash-out' minimaal 2 maanden; n=449) of op huidige behandeling met een TNF-remmer (zonder
'wash-out' periode; n=597) (onderzoek VII). De primaire uitkomst, de incidentie van AE's, SAE's en discontinuering
vanwege AE's gedurende 6 maanden behandeling, was vergelijkbaar tussen de al eerder met TNF-remmers
behandelde groep en de huidige met TNF-remmers behandelde groep. Hetzelfde geldt ook voor de frequentie van
ernstige infecties.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met artritis psoriatica
De werkzaamheid en veiligheid van abatacept werden beoordeeld in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken (Studies PsA-I en PsA-II) bij volwassen patiënten in de leeftijd van 18 jaar en
ouder. De patiënten hadden actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten) ondanks eerdere
behandeling met DMARD-therapie en hadden één kwalificerende psoriatische huidlaesie met een diameter van ten
minste 2 cm.
In studie PsA-I ontvingen 170 patiënten dubbelblind placebo of intraveneus abatacept op dag 1, 15, 29 en
vervolgens elke 28 dagen gedurende 24 weken, gevolgd door open-label intraveneus abatacept 10 mg/kg elke 28
dagen. De patiënten werden gerandomiseerd om placebo of abatacept 3 mg/kg, 10 mg/kg, of twee doses van 30
mg/kg gevolgd door 10 mg/kg, zonder escape, gedurende 24 weken te ontvangen, gevolgd door maandelijks open-
label intraveneus abatacept 10 mg/kg. De patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig
methotrexaat, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan ≤ 10 mg prednison) en/of NSAID's ontvangen.
In studie PsA-II werden 424 patiënten 1:1 gerandomiseerd om dubbelblind wekelijkse doses subcutane placebo of
abatacept 125 mg zonder oplaaddosis gedurende 24 weken te ontvangen gevolgd door wekelijks open-label
abatacept 125 mg subcutaan. Patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig methotrexaat,
sulfasalazine, leflunomide, hydroxychloroquine, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan
10 mg
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in Week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
Klinische respons
Klachten en verschijnselen
Het percentage patiënten dat ACR 20-, 50- of 70-responsen bereikte bij de aanbevolen abataceptdosis in Studies
PsA-I (10 mg/kg intraveneus) en PsA-II (125 mg subcutaan) worden hieronder getoond in Tabel 8.
50
Tabel 8:
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II
PsA-I
a
Abatacept
10 mg/kg
IV
N=40
Placebo
N=42
Schatting van
verschil (95%
CI)
28,7 (9,4, 48,0)
22,7 (8,6, 36,9)
12,5 (2,3, 22,7)
Abatacept
125 mg SC
N=213
39,4%*
19,2%
10,3%
PsA-II
b,c
Placebo
N=211
Schatting van
verschil (95% CI)
ACR 20
ACR 50
ACR 70
*
a
47,5%*
25,0%
12,5%
19,0%
2,4%
0%
22,3%
12,3%
6,6%
17,2 (8,7, 25,6)
6,9 (0,1, 13,7)
3,7 (-1,5, 8,9)
p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b
61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c
Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie (≤ 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met
0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste
0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
als PsA-II studie werden met voortgezette abataceptbehandeling verbetering van HAQ-DI-scores gehandhaafd of
verbeterd tot aan één jaar.
Tijdens de 24-weekse dubbelblinde periode werden bij de abataceptbehandeling geen significante veranderingen
gezien in PASI-scores. Patiënten die de twee PsA-studies startten hadden lichte tot matige psoriasis met mediane
PASI-scores van 8,6 in PsA-I en 4,5 in PsA-II. In studie PsA-I was het percentage patiënten dat PASI 50-respons
51
bereikte 28,6% met abatacept vs. 14,3% met placebo (14,3 [-15,3, 43,9], schatting van verschil [95% CI]) en het
percentage patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 14,3% met abatacept vs. 4,8% met placebo (9,5 [-13,0,
32,0], schatting van verschil [95% CI]). In studie PsA-II was het percentage patiënten dat PASI 50-respons bereikte
26,7% met abatacept vs. 19,6% met placebo (7,3 [-2,2, 16,7], schatting van verschil [95% CI]) en het percentage
patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 16,4% met abatacept vs. 10,1% met placebo (6,4 [-1,3, 14,1], schatting
van verschil [95% CI]).
Pediatrische populatie met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Subcutaan
De werkzaamheid van subcutaan abatacept bij kinderen van 2 tot 17 jaar is gebaseerd op farmacokinetische
blootstelling en extrapolatie van vastgestelde werkzaamheid van intraveneus abatacept bij pJIA-patiënten en
subcutaan abatacept bij volwassen patiënten met RA en wordt ondersteund door gegevens uit een lopend klinisch
onderzoek. In dit onderzoek behandelde men kinderen en jongeren van 2 tot 17 jaar (46 patiënten in het
leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar en 173 patiënten in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar) met matige tot ernstige
actieve pJIA met een ontoereikende respons op of intolerantie voor minstens één DMARD, met daarbij mogelijk
inbegrepen biologische agentia. De veiligheid en werkzaamheid van subcutaan abatacept werden bepaald in een
single-arm, open-label onderzoek, met als primair eindpunt de steady-state dalconcentratie (Cmin) na 4 maanden
(kortetermijnperiode) in het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar. Patiënten werden doorbehandeld met abatacept in een
lopende open-label extensie, waarin gedurende een extra 20 maanden de veiligheid en werkzaamheid op de lange
termijn werden onderzocht.
Bij aanvang kreeg 79% van de 219 geïncludeerde en behandelde patiënten methotrexaat (gemiddelde dosering bij
aanvang van de studie 12,3 mg/m
2
/week) en 21% van de patiënten kreeg abatacept als monotherapie. Van de 219
patiënten bij aanvang van de studie kregen 56 (25,6%) al eerder een biologische DMARD behandeling (waaronder
TNF-remmers en tocilizumab).
De patiënten die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 10,6 jaar oud met een gemiddelde ziekteduur van
2,4 jaar. Zij hadden allen een actieve aandoening met een gemiddelde actieve gewrichtstelling van 11,8, gemiddeld
10,3 gewrichten met bewegingsverlies en gemiddelde verhoogde spiegels C-reactief proteïne (CRP) van 1,24 mg/dl
bij aanvang.
Van de 219 behandelde patiënten maakten 205 de kortetermijnperiode af en 200 startten de lopende langetermijn
extensieperiode. In het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar maakten 39 patiënten (84,8%) de 2 jaar af . In het
leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar maakten 132 patiënten (76,3%) de 2 jaar af.
Responspercentages aan het einde van de kortetermijnblootstelling zijn samengevat in Tabel 9:
Tabel 9:
Percentage (%) polyarticulaire JIA-patiënten met ACRP-responsen of
inactieve ziekte aan het einde van de kortetermijnperiode (4 maanden)
2 tot 17 jaar
n=219
84,5%
75,3%
57,1%
34,7%
20,1%
34,2%
ACRP30
ACRP50
ACRP70
ACRP90
ACRP100
Inactieve ziekte*
*
Geen actieve gewrichten, algemene beoordeling van de ziekteactiviteit door de arts ≤10 mm en CRP ≤0,6 mg/dl.
De ACRP-responsen en resultaten van inactieve ziekte werden gedurende 2 jaar gehandhaafd.
Intraveneus
52
Kinderen en jongeren tussen 6 en 17 jaar met matige tot ernstige actieve pJIA met een ontoereikende respons op of
intolerantie voor minstens één DMARD, met daarbij mogelijk inbegrepen biologische agentia, werden geïncludeerd.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneus abatacept werden bepaald in een drievoudig onderzoek. Periode A
was een 4 maanden durende open-label lead-in ontworpen om een ACR Pedi 30 respons te induceren. Patiënten die
minimaal een ACR Pedi 30 respons hadden aan het eind van periode A werden gerandomiseerd naar een
dubbelblinde onttrekkingsfase (periode B). In de onttrekkingsfase kregen ze abatacept of placebo gedurende 6
maanden of totdat de pJIA-ontstekingen weer verergerden zoals gedefinieerd in het onderzoek. Met uitzondering
van diegenen die uit veiligheidsoverwegingen waren gestopt, werd aan alle patiënten die de periodes hadden
voltooid, een flare hadden tijdens periode B of non-responders in periode A, aangeboden of zij wilden meedoen in
periode C, de open-label extensie waarbij de langetermijn effecten en de veiligheid werden beoordeeld.
In periode A kregen alle patiënten 10 mg/kg abatacept op de dagen 1, 15, 29, 57 en 85 en werden beoordeeld op dag
113. Gedurende periode A kreeg 74% methotrexaat (gemiddelde dosering bij studieaanvang 13,2 mg/m
2
/week), dus
26% van de patiënten kreeg abatacept monotherapie in periode A. Van de 190 patiënten bij aanvang van de studie
waren 57 (30%) al eerder behandeld met TNF-remmers.
ACR Pedi 30-responders aan het eind van periode A werden gerandomiseerd naar periode B, de dubbelblinde
onttrekkingsfase en kregen daarbij abatacept of placebo gedurende 6 maanden of totdat de JIA verergerde.
Een flare werd gedefinieerd als:
 ≥ 30% verslechtering op minstens 3 van de 6 pJIA-basisvariabelen
 ≥ 30% verbetering op niet meer dan 1 van de 6 pJIA-basisvariabelen
 ≥ 2 cm (mogelijk tot 10 cm) verslechtering moet aanwezig zijn indien de Physician or Parent Global
Assessment werd gebruikt om flare te definiëren.
 Verslechtering in ≥ 2 gewrichten moet aanwezig zijn indien het aantal actieve gewrichten of gewrichten met
beperkte bewegingsvrijheid gebruikt werd om de flare te definiëren.
De patiënten die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 12,4 jaar met een gemiddelde ziekteduur van
4,4 jaar. Zij hadden allen een actieve aandoening met bij baseline een gemiddelde actieve gewrichtstelling van 16 en
gemiddeld 16 gewrichten met bewegingsverlies, verhoogde spiegels C-reactief proteïne (CRP) (gemiddeld
3,2 mg/dl) en ESRs (gemiddeld 32 mm/h). De JIA-subtypen bij ziekte-aanvang waren: oligoarticulair (16%),
polyarticulair (64%; 20% van het totaal was positief voor reumafactor) en systemisch (20%).
Van de 190 patiënten die gestart waren, hebben 170 periode A afgerond, 65% (123/190) bereikten een ACR Pedi
30-respons en 122 werden gerandomiseerd naar periode B. De responsen waren vergelijkbaar voor alle bestudeerde
JIA-subtypen en voor patiënten met en zonder methotrexaat. Van de 133 (70%) TNF-remmer-naïeve patiënten
bereikten 101 (76%) minimaal een ACR Pedi 30-respons, van de 57 patiënten die eerder behandeld waren met een
TNF-remmer bereikten 22 (39%) minstens een ACR Pedi 30-respons.
Gedurende periode B was de tijd tot symptoomverergering voor de naar placebo gerandomiseerde patiëntengroep
significant korter dan bij de naar abatacept gerandomiseerde groep (primair eindpunt p = 0,0002; log-score test). De
placebogroep vertoonde significant meer symptoomverergering gedurende periode B (33/62; 53%) dan de groep die
blijvend behandeld werd met abatacept (12/60; 20% chi-kwadraat p < 0,001). Het risico op symptoomverergering
bij patiënten die blijvend behandeld waren met abatacept was minder dan eenderde vergeleken met de placebogroep
(hazard ratio schatting = 0,31; 95% BI 0,16 – 0,59).
De meeste gerandomiseerde patiënten uit periode B startten in periode C (58/60 periode B blijvend behandeld met
abatacept; 59/62 placebogroep uit periode B) en 36 van de 47 non-responders uit periode A (n = 153 totaal aantal
patiënten).
De responspercentages aan het eind van periode A, het eind van periode B en na 5 jaar blootstelling in periode C
zijn samengevat in tabel 10:
53
Tabel 10:
Eind van
periode A
(dag 113)
Abatacept
ACR30
ACR50
ACR70
ACR90
Inactieve
ziekte
a
b
Percentage (%) polyarticulaire JIA-patiënten met ACR-responsen of
inactieve ziekte
Eind van periode B
a
(dag 169)
Abatacept
n= 58
85
79
55
41
31
Placebo
n= 59
68
53
31
15
10
Abataceptgroep in
periode B
n= 33
97
94
79
67
52
Periode C
b
(dag 1765)
Placebogroep in
periode B
n= 30
87
80
63
40
33
Non-responder in
periode A
n= 13
69
69
54
39
31
n= 190
65
50
28
13
Niet
vastgesteld
dag 169 Last Observation Carried Forward (LOCF) voor patiënten behandeld in periode C
Zoals waargenomen
De deelnemers in periode C op dag 1765 waren 33 van de 58 abatacept-ontvangers uit periode B, 30 van de 59
placebo-ontvangers uit periode B en 13 van de 36 non-responders uit periode A. De mediane behandelduur met
abatacept in periode C was 1815 dagen (bereik 57 – 2.415 dagen; bijna 61 maanden). In periode C werden 102
personen (67%) minstens 1080 dagen (~ 36 maanden) behandeld met abatacept. Alle patiënten waren vooraf
minstens 4 maanden behandeld met abatacept in de open-label periode A.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Volwassenen met reumatoïde artritis
De geometrische gemiddelde schatting (90% betrouwbaarheidsinterval) voor de biologische beschikbaarheid van
abatacept na subcutane toediening vergeleken met intraveneuze toediening is 78,6% (64,7%, 95,6%). Het
gemiddelde (bereik) voor C
min
en C
max
¬bij steady state waargenomen na 85 dagen behandelen was respectievelijk
32,5 µg/ml (6,6 tot 113,8 µg/ml) en 48,1 µg/ml (9,8 tot 132,4 µg/ml). Gemiddelde schattingen voor systemische
klaring (0,28 ml/uur/kg), distributievolume (0,11 l/kg) en terminale halfwaardetijd (14,3 dagen) waren vergelijkbaar
tussen subcutane en intraveneuze toediening.
Er werd een enkele studie uitgevoerd om het effect van abatacept als monotherapie op de immunogeniciteit te
bepalen na subcutane toediening zonder intraveneuze oplaaddosis. Wanneer de intraveneuze oplaaddosis niet was
toegediend, werd een gemiddelde dalconcentratie van 12,6 µg/ml bereikt na 2 weken toediening. De respons voor
wat betreft werkzaamheid over langere tijd bleek in dit onderzoek consistent met studies waarbij wel een
intraveneuze oplaaddosis werd gegeven, hoewel het effect van geen intraveneuze oplaaddosis op de aanvang van de
werkzaamheid niet formeel is onderzocht.
Consistent met de intraveneuze gegevens, lieten populatiefarmacokinetische analyses voor subcutaan abatacept bij
RA-patiënten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met toenemend lichaamsgewicht.
Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de fictieve klaring. Gelijktijdige
toediening van methotrexaat, NSAID's, corticosteroïden en TNF-remmers bleek geen invloed op de fictieve klaring
van abatacept te hebben.
Volwassenen met artritis psoriatica
In PsA-I werden patiënten gerandomiseerd om intraveneus placebo of abatacept 3 mg/kg (3/3 mg/kg), 10 mg/kg
(10/10 mg/kg) of twee doses van 30 mg/kg gevolgd door 10 mg/kg (30/10 mg/kg) op Dag 1, 15, 29 en vervolgens
elke 28 dagen daarna te ontvangen. In deze studie waren de steady-state concentraties van abatacept
dosisgerelateerd. Het geometrisch gemiddelde (CV%) Cmin op dag 169 was 7,8 µg/ml (56,3%) voor de 3/3 mg/kg,
24,3 µg/ml (40,8%) voor 10/10 mg/kg en 26,6 µg/ml (39,0%) voor de 30/10 mg/kg behandelarmen.
54
In studie PsA-II waarbij wekelijkse subcutane toediening van abatacept 125 mg plaatsvond, werd steady-state van
abatacept bereikt op dag 57 met het geometrische gemiddelde (CV%) Cmin variërend van 22,3 (54,2%) tot 25,6
(47,7%) µg/ml op dag 57 tot 169, respectievelijk.
Overeenkomend met de resultaten die eerder bij RA-patiënten werden waargenomen, toonden
populatiefarmacokinetische analyses van abatacept bij PsA-patiënten aan dat er een trend was richting hogere
klaring (l/u) van abatacept bij toenemend lichaamsgewicht.
Pediatrische pJIA-populatie
Farmacokinetiek van abatacept voor subcutane injectie is bestudeerd bij patiënten van 2 tot 17 jaar.
Steady-state van abatacept werd bereikt op dag 85 na de wekelijkse op lichaamsgewicht gebaseerde dosering van
subcutaan abatacept. Door de op lichaamsgewicht gebaseerde subcutane dosering werden vergelijkbare
dalconcentraties bereikt over de gewichts- en leeftijdsgroepen. De gemiddelde (bereik) dalconcentratie van
abatacept op dag 113 was 46,2 µg/ml (13,4 tot 96,2 µg/ml), 48,0 µg/ml (22,4 tot 122,1 µg/ml) en 38,5 µg/ml (9,3 tot
73,2 µg/ml) bij pediatrische pJIA patiënten met een gewicht van respectievelijk 10 tot <25 kg, 25 tot <50 kg en ≥50
kg.
De farmacokinetiek van abatacept is vergelijkbaar bij volwassen RA en pediatrische pJIA-patiënten, met
uitzondering van de hogere subcutane absorptie bij pJIA-patiënten. Subcutane biologische beschikbaarheid (F) was
verhoogd met 28% en de absorptiesnelheidconstante (ka) was hoger bij pJIA-patiënten vergeleken met RA-
patiënten.
Overeenkomend met de intraveneuze gegevens toonden populatiefarmacokinetische analyses vam subcutaan
abatacept bij pJIA-patiënten aan dat er een trend was richting hogere klaring van abatacept bij toenemend
lichaamsgewicht. Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de schijnbare
klaring. Gelijktijdige toediening van medicatie, zoals methotrexaat, corticosteroïden of NSAID's, had geen invloed
op de schijnbare klaring van abatacept.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie
in-vitro-onderzoeken.
In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen
passeert. In pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste
effecten waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met
een blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis
van 200 mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling van met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC
werden beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van
de 10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
55
Niet-klinische onderzoeken relevant voor gebruik in de pediatrische populatie
Uit onderzoek bij ratten bleken deze bij blootstelling aan abatacept immuunsysteemafwijkingen te vertonen,
waaronder een lage incidentie van infecties met de dood als gevolg (jonge ratten). Daarbij werden
schildklierontsteking en pancreasontsteking vaak gezien bij zowel jonge als volwassen ratten die waren blootgesteld
aan abatacept. Jonge ratten bleken gevoeliger te zijn voor lymfocytaire ontsteking van de schildklier. Onderzoeken
bij volwassen muizen en apen vertoonden geen vergelijkbare resultaten. Het is mogelijk dat de verhoogde
gevoeligheid voor opportunistische infecties waargenomen bij jonge ratten verband houdt met blootstelling aan
abatacept vóór de ontwikkeling van de geheugenrespons. De relevantie van deze resultaten bij mensen is onbekend.
6
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Poloxameer 188
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat.
Watervrij dinatriumfosfaat
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,4 ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met een automatische naaldbeveiliging en verlengde grip (witte zuiger).
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,7 ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met een automatische naaldbeveiliging en verlengde grip (lichtblauwe
zuiger).
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Eén ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met verlengde grip of één ml voorgevulde spuit met een automatische
naaldbeveiliging en verlengde grip (oranje zuiger).
Verpakkingen van 1 of 4 voorgevulde spuiten en meerstuksverpakking met 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen
van 4).
Verpakkingen van 1, 3 of 4 voorgevulde spuiten met naaldbescherming en meerstuksverpakking met 12
voorgevulde spuiten met naaldbescherming (3 verpakkingen van 4).
56
De spuit van type 1-glas heeft een gecoate bromobutyl stop en een vaste roestvrijstalen naald met een hard
naaldomhulsel.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het geneesmiddel is voor eenmalig gebruik. Nadat de voorgevulde spuit uit de koelkast genomen is, dient de
voorgevulde spuit op kamertemperatuur te komen door 30 minuten te wachten voordat Orencia geïnjecteerd wordt.
De spuit mag niet geschud worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/004-010
EU/1/07/389/013-014
9
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste hernieuwing: 21 mei 2012
10
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
57
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie) in een voorgevulde pen (ClickJect).
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel met een pH van 6,8 tot 7,4.
4
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
58
Dosering
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Subcutaan (s.c.) toegediende Orencia kan zowel met als zonder een intraveneuze oplaaddosis (i.v.) worden gestart.
Orencia s.c. dient wekelijks in een dosis van 125 mg te worden toegediend door middel van subcutane injectie,
onafhankelijk van het gewicht (zie rubriek 5.1). Als een enkelvoudige i.v. infusie wordt gegeven om de behandeling
te starten (i.v. oplaaddosis voorafgaand aan s.c. toediening), dient de eerste subcutane injectie van 125 mg abatacept
te worden toegediend binnen een dag na de i.v. infusie, gevolgd door de wekelijkse 125 mg abatacept s.c. injecties
(voor de dosering van de intraveneuze oplaaddosis wordt verwezen naar punt 4.2 van ORENCIA 250 mg poeder
voor concentraat voor oplossing voor infusie).
Patiënten die switchen van intraveneuze behandeling met ORENCIA naar subcutane toediening, dienen de eerste
dosis subcutaan toe te dienen in plaats van de eerstvolgende geplande intraveneuze toediening.
Geen doseringscorrectie is nodig bij gelijktijdig gebruik van andere DMARD's, corticosteroïden, salicylaten, niet-
steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) of pijnstillers.
Artritis psoriatica
Volwassenen
ORENCIA moet wekelijks worden toegediend bij een dosis van 125 mg door subcutane (SC) injectie zonder dat er
een intraveneuze (IV) oplaaddosis nodig is.
Patiënten die van intraveneuze ORENCIA behandeling naar subcutane toediening overschakelen, dienen de eerste
subcutane dosis te geven in plaats van de volgende geplande intraveneuze dosis.
Gemiste dosis
Als een patiënt een injectie van Orencia heeft gemist en het nog binnen 3 dagen na de geplande datum is, moet
hij/zij geïnstrueerd worden om onmiddellijk de gemiste dosis toe te dienen en zich verder aan het oorspronkelijke
wekelijkse schema te houden. Als de gemiste dosis na meer dan drie dagen wordt opgemerkt, dient de patiënt
geadviseerd te worden over wanneer hij/zij de volgende dosis moet nemen, op basis van medische beoordeling
(conditie van de patiënt, status van ziekteactiviteit, etc.).
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een doseringsaanpassing is niet nodig (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverfunctiestoornissen
ORENCIA is niet onderzocht in deze patiëntenpopulatie. Er kunnen geen doseringsadviezen worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde pen voor subcutane
toediening bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is beschikbaar voor pediatrische patiënten van 6
jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van productkenmerken van ORENCIA poeder
voor concentraat voor oplossing voor infusie).
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit voor subcutane toediening is beschikbaar voor pediatrische
patiënten van 2 jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van productkenmerken van
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit).
Wijze van toediening
Voor subcutane toediening.
59
ORENCIA is bestemd voor gebruik onder begeleiding van een medische beroepsbeoefenaar. Na de benodigde
training in de subcutane toedieningstechniek, kan een patiënt zichzelf injecteren met ORENCIA indien een arts of
andere medische beroepsbeoefenaar heeft bepaald dat dat kan.
De totale inhoud (1 ml) van de voorgevulde pen dient alleen als subcutane injectie te worden toegediend.
Injectieplaatsen moeten afgewisseld worden en injecties mogen nooit toegediend worden op plaatsen waar de huid
gevoelig, gekneusd, rood of hard is.
Uitgebreide instructies voor het voorbereiden en toedienen van ORENCIA in een voorgevulde pen worden gegeven
in de bijsluiter en "Belangrijke instructies voor gebruik". Voor instructies over bereiding van het geneesmiddel
voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij patiënten geen
voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8). Anafylactische of
anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt (zie rubriek 4.8).
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
kon maken voor infecties. Behandeling met ORENCIA dient niet te worden gestart bij patiënten met actieve
infecties voordat deze onder controle zijn. Artsen dienen voorzichtigheid te betrachten bij het gebruik van
ORENCIA bij patiënten met een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of onderliggende aandoeningen die
hen vatbaar kunnen maken voor infecties. Patiënten die een nieuwe infectie ontwikkelen tijdens de behandeling met
60
ORENCIA dienen nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Toediening van ORENCIA dient te worden gestopt
indien een patiënt een ernstige infectie krijgt.
Toename van tuberculose werd niet waargenomen in de placebogecontroleerde hoofdonderzoeken; echter, alle
ORENCIA-patiënten werden gecontroleerd op tuberculose. De veiligheid van ORENCIA bij patiënten met latente
tuberculose is onbekend. Er zijn meldingen geweest van tuberculose bij patiënten die ORENCIA kregen (zie rubriek
4.8). Patiënten dienen te worden gecontroleerd op latente tuberculose voorafgaand aan behandeling met ORENCIA.
De beschikbare medische richtlijnen dienen tevens in acht te worden genomen.
Antireumatische therapie is in verband gebracht met hepatitis B-reactivatie. Daarom dient er te worden
gecontroleerd op virale hepatitis volgens de gepubliceerde richtlijnen voordat therapie met ORENCIA wordt gestart.
Immunosuppressieve therapie, zoals ORENCIA, kan gepaard gaan met progressieve multifocale leukencefalopathie
(PML). Als er tijdens het gebruik van ORENCIA neurologische symptomen optreden die duiden op PML, dient de
ORENCIA-behandeling onmiddellijk te worden gestaakt en dienen de daarvoor bestemde diagnostische maatregelen
te worden genomen.
Maligniteiten
In de placebogecontroleerde klinische onderzoeken waren de frequenties van maligniteiten bij met abatacept en
placebo behandelde patiënten respectievelijk 1,2% en 0,9% (zie rubriek 4.8). Patiënten met bekende maligniteiten
waren in deze onderzoeken niet opgenomen. In carcinogeniteitsonderzoeken bij muizen werd een toename in
lymfomen en mammatumoren waargenomen. De klinische significantie van deze waarneming is onbekend (zie
rubriek 5.3). De mogelijke rol van abatacept bij de ontwikkeling van maligniteiten, waaronder lymfomen, bij
mensen is onbekend. Er zijn meldingen geweest van niet-melanome huidkankers bij patiënten die ORENCIA kregen
(zie rubriek 4.8). Regelmatige controle van de huid is aangeraden voor alle patiënten, in het bijzonder voor diegenen
met risicofactoren voor huidkanker.
Vaccinaties
Patiënten die behandeld worden met ORENCIA kunnen gelijktijdig vaccinaties toegediend krijgen, maar geen
levende vaccins. Levende vaccins dienen niet gelijktijdig te worden gegeven met abatacept of binnen 3 maanden na
staken van de therapie. Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder abatacept, kunnen de
werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubriek 4.5).
Oudere patiënten
In totaal kregen 404 patiënten van 65 jaar of ouder, inclusief 67 patiënten van 75 jaar en ouder, abatacept
intraveneus in placebogecontroleerde klinische onderzoeken. In totaal ontvingen 270 patiënten van 65 jaar en ouder,
waaronder 46 patiënten van 75 jaar en ouder, abatacept subcutaan in gecontroleerde klinische studies. De frequenties
van ernstige infecties en maligniteiten ten opzichte van placebo bij met intraveneus abatacept behandelde patiënten
ouder dan 65 waren hoger dan bij patiënten jonger dan 65 jaar. De frequenties van ernstige infectie en maligniteit
onder met subcutaan abatacept behandelde patiënten ouder dan 65 waren hoger dan bij degenen onder 65 jaar.
Vanwege de over het algemeen hogere incidentie van infecties en maligniteiten bij ouderen is voorzichtigheid
geboden bij de behandeling van oudere patiënten (zie rubriek 4.8)
Auto-immuunprocessen
Theoretisch bestaat de kans dat behandeling met abatacept auto-immuunprocessen kan verhogen bij volwassenen,
bijvoorbeeld verslechtering van multiple sclerose. In placebogecontroleerde klinische onderzoeken leidde abatacept
niet tot een verhoogde aanmaak van antilichamen, waaronder antinucleaire en anti-dsDNA-antilichamen ten
opzichte van placebo (zie rubrieken 4.8 en 5.3)
Patiënten met een natriumarm dieet
Dit geneesmiddel bevat 0,014 mmol natrium (0,322 mg) per voorgevulde pen, en is dus in wezen "natriumvrij".
Traceerbaarheid
61
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren moeten de naam en het serienummer van het
toegediende product duidelijk worden vastgelegd.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
De combinatie met andere geneesmiddelen
Farmacokinetische onderzoeken in populaties toonde geen effecten aan van methotrexaat, NSAID's en
corticosteroïden op de klaring van abatacept (zie rubriek 5.2).
Er werden geen grote veiligheidsrisico's geïdentificeerd bij het gebruik van abatacept in combinatie met
sulfasalazine, hydroxychloroquine of leflunomide.
De combinatie met andere geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden en met vaccins
Gelijktijdige toediening van abatacept met biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken. Er is onvoldoende bewijs om de veiligheid en
werkzaamheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen (zie rubriek 4.4).
Vaccinaties
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig of binnen 3 maanden na beëindiging van de behandeling met abatacept
gegeven worden. Er zijn geen gegevens beschikbaar over secundaire infectieoverdracht van personen die levende
vaccins krijgen op patiënten die abatacept krijgen. Geneesmiddelen die invloed hebben op het immuunsysteem,
waaronder abatacept, kunnen de werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Verkennende studies om het effect van abatacept op de antilichaamrespons bij vaccinatie van gezonde
proefpersonen evenals de antilichaamrespons bij griep- en pneumokokkenvaccinatie van RA-patiënten te beoordelen
suggereren dat abatacept de werkzaamheid van de immuunrespons kan verminderen, maar het vermogen om een
klinisch significante of positieve immuunreactie te ontwikkelen werd niet significant afgeremd.
Abatacept werd geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het 23-valent pneumokokkenvaccin
toegediend kregen. Na pneumokokkenvaccinatie, waren 62 van de 112 met abatacept behandelde patiënten in staat
om een adequate immuunrespons van ten minste een 2-voudige toename in de antistoftiters tegen het
pneumokokkenpolysaccharidevaccin te ontwikkelen.
Abatacept werd ook geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het trivalente virusvaccin tegen
seizoensgriep toegediend kregen. Na griepvaccinatie, waren 73 van de 119 met abatacept behandelde patiënten die
geen beschermende hoeveelheid antistof hadden bij aanvang, in staat om een adequate immuunrespons van ten
minste een 4-voudige toename van de antistoftiters tegen het trivalente griepvaccin te ontwikkelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
62
Orencia moet niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling
met abatacept vereist.
Vruchtbare vrouwen moeten passende anticonceptiemaatregelen nemen gedurende de behandeling met abatacept tot
en met 14 weken na toediening van de laatste dosis abatacept.
Abatacept kan de placenta passeren en terechtkomen in het bloedserum van kinderen geboren uit vrouwen die zijn
behandeld met abatacept tijdens de zwangerschap. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op
infecties lopen. De veiligheid van het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan
abatacept is onbekend. Het toedienen van levende vaccins aan kinderen die
in utero
zijn blootgesteld aan abatacept
wordt niet aanbevolen gedurende 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de
zwangerschap.
Borstvoeding
Het is aangetoond dat abatacept overgaat in de moedermelk bij ratten.
Het is echter onbekend of abatacept overgaat in de moedermelk bij de mens.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met ORENCIA tot en met 14 weken na toediening van de
laatste toediening van abatacept.
Vruchtbaarheid
Formeel onderzoek naar mogelijke effecten van abatacept op de vruchtbaarheid is niet uitgevoerd.
Bij ratten gaf abatacept geen ongewenste effecten op de vruchtbaarheid, noch bij mannelijke noch bij vrouwelijke
dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met ORENCIA worden
behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een patiënt dergelijke
symptomen ervaart.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met intraveneus abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4%
van de met abatacept behandelde patiënten en bij 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen
(≥ 5%) bij de met abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties
(inclusief sinusitis). Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0%
voor de met abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 1 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10), vaak
(≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
63
Tabel 1:
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bijwerkingen
Zeer Vaak
Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
nasopharyngitis en sinusitis)
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontsteking
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
Soms
Zelden
Neoplasmata, benigne, maligne en
niet-gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Soms
Zelden
Lymfoom, maligne longneoplasma,
plaveiselcelcarcinoom
Trombocytopenie, leukopenie
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Psychische stoornissen
Soms
Soms
Soms
Overgevoeligheid
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)
Hoofdpijn, duizeligheid
Migraine, paresthesieën
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte
Duizeligheid
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Soms
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Soms
Soms
Vaak
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk
64
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Vaak
Soms
Hoest
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Gastritis
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)
Uitslag (inclusief dermatitis)
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose
Artralgie, pijn in de extremiteiten
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Soms
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Soms
Soms
Amenorroe, menorragie
Vaak
Soms
Vermoeidheid, asthenie, lokale reacties op de
injectieplaats, systemische reacties op de injectie*
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename
*(bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel, dyspneu)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept zijn infecties gemeld die mogelijk gerelateerd waren
aan de behandeling bij 22,7% van de met abatacept behandelde patiënten en 20,5% bij de placebogroep.
Ernstige infecties die mogelijk gerelateerd waren aan de behandeling werden gemeld bij 1,5% van de met abatacept
behandelde patiënten; dit was 1,1% bij de placebogroep. Het type ernstige infecties was vergelijkbaar tussen de
abatacept- en placebobehandelgroepen (zie rubriek 4.4).
In de dubbelblinde onderzoeken was de incidentie (95% BI) van ernstige infecties 3,0 (2,3, 3,8) per 100 patiëntjaren
bij met abatacept behandelde patiënten en 2,3 (1,5, 3,3) per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode in de klinische onderzoeken bij 7.044 patiënten behandeld met abatacept gedurende
20.510 patiëntjaren bedroeg de incidentie van ernstige infecties 2,4 per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde
incidentie bleef stabiel.
Maligniteiten
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken werden maligniteiten gemeld bij 1,2% (31/22.653) van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 0,9% (14/1.485) van de met placebo behandelde patiënten. De incidentie van
65
maligniteiten was 1,3 (0,9, 1,9) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde patiënten en 1,1 (0,6, 1,9) per 100
patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode bij 7.044 met abatacept behandelde patiënten gedurende 21.011 patiëntjaren (waarvan
meer dan 1.000 langer dan 5 jaar behandeld waren met abatacept), was de incidentie van maligniteiten 1,2 (1,1, 1,4)
per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde incidenties bleven stabiel.
De meest voorkomende vorm van maligniteiten in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was niet-
melanome huidkanker; 0,6 (0,3, 1,0) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten en 0,4 (0,1, 0,9)
per 100 patiëntjaren bij de met placebo behandelde patiënten en 0,5 (0,4, 0,6) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve
periode.
De meest voorkomende vorm van orgaantumoren in de placebogecontroleerde klinische onderzoeken was
longkanker; 0,17 (0,05, 0,43) per 100 patiëntjaren bij de met abatacept behandelde patiënten, 0 voor met placebo
behandelde patiënten en 0,12 (0,08, 0,17) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode. De meest voorkomende
hematologische maligniteiten waren lymfomen; 0,04 (0, 0,24) per 100 patiëntjaren bij met abatacept behandelde
patiënten, 0 bij met placebo behandelde patiënten en 0,06 (0,03, 0,1) per 100 patiëntjaren in de cumulatieve periode.
Bijwerkingen bij patiënten met chronic obstructive pulmonary disease (COPD)
In onderzoek IV werden 37 patiënten met COPD behandeld met intraveneus abatacept en 17 met placebo. De
COPD-patiënten behandeld met abatacept hadden vaker bijwerkingen dan de placebogroep (respectievelijk 51,4%
vs. 47,1%). Respiratoire aandoeningen kwamen vaker voor bij de met abatacept behandelde patiënten dan in de
placebogroep (respectievelijk 10,8% vs. 5,9%); deze aandoeningen betroffen onder meer exacerbaties van de
COPD-klachten en dyspneu. Vergeleken met COPD-patiënten in de placebogroep ontwikkelde een hoger percentage
met abatacept behandelde COPD-patiënten ernstige bijwerkingen (5,4% vs. 0%) waaronder COPD-exacerbaties (1
van de 37 patiënten [2,7%]) en bronchitis (1 van de 37 patiënten [2,7%]).
Auto-immuunprocessen
Therapie met abatacept leidde niet tot een toename van de aanmaak van autoantilichamen waaronder antinucleaire
en anti-dsDNA-antilichamen vergeleken met de placebogroep.
De incidentie van auto-immuunziekten was bij met abatacept behandelde patiënten gedurende de dubbelblinde
periode 8,8 (7,6, 10,1) per 100 patiëntjaren aan blootstelling en 9,6 (7,9, 11,5) per 100 patiëntjaren aan blootstelling
bij met placebo behandelde patiënten. De incidentie in de cumulatieve periode bij met abatacept behandelde
patiënten was 3,8 per 100 patiëntjaren. De meest gemelde auto-immuungerelateerde aandoeningen naast de
onderzochte indicatie tijdens de cumulatieve periode waren psoriasis, nodulus rheumaticus en het syndroom van
Sjögren.
Immunogeniciteit bij volwassenen die behandeld worden met intraveneus abatacept
De hoeveelheid antilichamen gericht tegen het abataceptmolecuul werden gemeten met ELISA-assays bij 3.985
patiënten met reumatoïde artritis die tot 8 jaar lang behandeld waren met abatacept. 187 van de 3.877 (4,8%)
patiënten ontwikkelden anti-abataceptantilichamen tijdens de behandeling. Bij controle op anti-
abataceptantilichamen na beëindiging van abataceptbehandeling (> 42 dagen na de laatste dosering) waren 103 van
de 1.888 (5,5%) patiënten seropositief.
Monsters met vastgestelde bindingsactiviteit aan CTLA-4 werden onderzocht op aanwezigheid van neutraliserende
antilichamen. Bij 22 van 48 evalueerbare patiënten was sprake van significante neutraliserende activiteit. De
potentiële klinische relevantie van de vorming van neutraliserende antilichamen is niet bekend.
Over het geheel gezien was er geen duidelijke correlatie tussen de ontwikkeling van antilichamen en klinische
respons of bijwerkingen. Het aantal patiënten dat antilichamen vormt, is echter te beperkt om een definitieve
uitspraak te doen. Omdat immunogeniciteitanalyses productspecifiek zijn, kunnen cijfers voor antilichamen niet
vergeleken worden met die van andere producten.
66
Immunogeniciteit bij volwassenen die behandeld worden met subcutaan abatacept
Studie SC-I vergeleek de immunogeniciteit na subcutane of intraveneuze toediening van abatacept zoals beoordeeld
met behulp van een ELISA-assay. Tijdens de initiële dubbelblinde periode (kortetermijnperiode) van 6 maanden
was de frequentie van immunogeniciteit voor abatacept over het algemeen 1,1% (8/725) in de subcutane groep en
2,3% (16/710) in de intraveneuze groep. Het percentage komt overeen met eerdere ervaring en er was geen effect
van de immunogeniciteit op de farmacokinetiek, veiligheid of werkzaamheid.
Immunogeniciteit na langdurige subcutane toediening van abatacept werd beoordeeld met behulp van een nieuwe
elektrochemiluminescence (ECL)-assay. Vergelijking van incidenties tussen verschillende assays is niet passend,
omdat het ECL-assay ontwikkeld is als gevoeliger en geneesmiddeltoleranter dan de voorgaande ELISA-assay. De
cumulatieve frequentie van immunogeniciteit voor abatacept volgens de ECL-assay met minstens één positief
monster van de gecombineerde korte- en langetermijnperiodes was 15,7% (215/1.369) tijdens behandeling met
abatacept, met een gemiddelde blootstellingsperiode van 48,8 maanden en 17,3% (194/1121) na stopzetting
(> 21 dagen tot 168 dagen na laatste dosis). Het incidentiepercentage aangepast naar blootstelling (uitgedrukt per
100 persoonjaren) bleef stabiel gedurende de behandelduur.
Overeenkomend met eerdere ervaring, waren titers en aanhoudende antilichaamresponsen in het algemeen laag,
hielden niet aan en stegen niet bij het voortzetten van de toediening (6,8% van de patiënten was seropositief bij 2
opeenvolgende bezoeken) en er was geen duidelijke correlatie tussen het ontwikkelen van antilichamen en klinische
respons, bijwerkingen of farmacokinetiek.
In onderzoek SC-III werden vergelijkbare immunogeniciteitspercentages gezien in patiënten die werden behandeld
in de abatacept+MTX en abatacept monotherapiegroepen (respectievelijk 2,9% (3/103) en 5,0% (5/101) tijdens de
dubbelblinde periode van 12 maanden. Net zoals in onderzoek SC-I was er geen immunogeniciteitseffect op de
veiligheid of werkzaamheid.
Immunogeniciteit en veiligheid van abatacept na staken en opnieuw starten van de behandeling
Binnen het subcutane programma werd een studie uitgevoerd om het effect op de immunogeniciteit te onderzoeken
van staken (3 maanden) en herstarten van behandeling met subcutaan abatacept. Na staken van de behandeling met
subcutaan abatacept, was de verhoogde immunogeniciteit consistent met hetgeen werd gezien bij het staken van de
behandeling met intraveneus abatacept. Na herstarten van de behandeling, waren er geen reacties op de injectieplaats
of andere veiligheidsproblemen bij patiënten bij wie de subcutane behandeling gedurende maximaal drie maanden
was gestaakt vergeleken met patiënten die doorgingen met subcutane behandeling. Dit was ongeacht of de
behandeling opnieuw werd gestart met of zonder intraveneuze oplaaddosis. De veiligheid zoals waargenomen in de
behandelarm waarbij de behandeling opnieuw gestart werd zonder intraveneuze oplaaddosis was ook consistent met
die in de andere studies.
In SC-III, werden hogere immunogeniciteitspercentages gezien in patiënten die werden getest tijdens de 6 maanden
van volledig staken van geneesmiddelen in de abatacept+MTX en abatacept monotherapiegroepen (respectievelijk
37,7% [29/77] en 44,1 [27/59]) met algemeen lage antilichaamrespons-titers. Er werd geen klinische impact van
deze antilichaamresponses gevonden en er werden geen veiligheidsissues waargenomen na opnieuw opstarten van
de behandeling met abatacept.
Reacties op de injectie bij volwassen patiënten behandeld met subcutaan abatacept
Studie SC-I vergeleek de veiligheid van abatacept waaronder reacties op de injectieplaats na subcutane of
intraveneuze toediening. De totale frequentie van reacties op de injectieplaats was 2,6% (19/736) voor de groep met
subcutaan abatacept en 2,5% (18/721) voor de groep met subcutaan placebo (intraveneus abatacept). Alle
injectieplaatsreacties werden beschreven als licht tot matig (hematoom, pruritus of erytheem) en behoefden over het
algemeen geen onderbreking van de behandeling. Gedurende de cumulatieve periode, op het moment dat alle
proefpersonen behandeld met abatacept waren geïncludeerd in de 7 SC-onderzoeken, was de frequentie van reacties
op de injectieplaats 4,6% (116/2.538) met een incidentie van 1,32 per 100 patiëntjaren. Postmarketingmeldingen van
systemische reacties op de injectie (bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel, dyspneu) werden ontvangen na het
gebruik van ORENCIA subcutaan.
67
Veiligheidsinformatie gerelateerd aan de farmacologische klasse
Abatacept is de eerste selectieve co-stimulatiemodulator. Informatie over de relatieve veiligheid in een klinisch
onderzoek ten opzichte van infliximab is samengevat in rubriek 5.1.
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij artritis psoriatica
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve artritis psoriatica in twee placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (341 patiënten met abatacept, 253 patiënten met placebo) (zie rubriek 5.1). Gedurende de 24-weekse
placebogecontroleerde periode in de grotere PsA-II studie was het percentage patiënten met bijwerkingen
vergelijkbaar tussen de abatacept- en placebobehandelgroepen (respectievelijk 15,5% en 11,4%). Er waren geen
bijwerkingen die ≥ 2% voorkwamen in een van de behandelingsgroepen tijdens de 24-weekse
placebogecontroleerde periode. Het algehele veiligheidsprofiel was vergelijkbaar tussen studies PsA-I en PsA-II en
in overeenstemming met het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis (tabel 1).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan
de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren
in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem
zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Doseringen tot 50 mg/kg zijn intraveneus toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering
wordt aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende
symptomatische behandeling in te stellen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro
onderzoeken en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert.
In vitro
vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNFα, interferon-γ en interleukine-2 door T-lymfocyten.
68
Farmacodynamische effecten
Dosisafhankelijke afnames werden gezien met abatacept in serumspiegels van oplosbare interleukine-2-receptor, een
marker van T-lymfocytactivatie; seruminterleukine-6, een product van geactiveerde synoviale macrofagen en
fibroblastachtige synoviocyten bij reumatoïde artritis; reumafactor, een autoantilichaam aangemaakt door
plasmacellen; en C-reactief eiwit, een acute fasereactant van ontsteking. Tevens was sprake van verlaagde
serumspiegels van matrixmetalloproteïnase-3, dat kraakbeenvernietiging en weefselremodellering, veroorzaakt.
Afnames in serum-TNFα werden ook gezien.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met reumatoïde artritis
De werkzaamheid en veiligheid van intraveneus abatacept werden beoordeeld in gerandomiseerde, dubbel-blinde,
placebogecontroleerde klinische onderzoeken bij volwassen patiënten met actieve reumatoïde artritis
gediagnosticeerd volgens de criteria van het American College of Rheumatology (ACR). De onderzoeken I, II, III,
V en VI hadden als inclusiecriterium bij randomisatie de aanwezigheid van ten minste 12 pijnlijke en 10 gezwollen
gewrichten. Onderzoek IV vereiste geen specifiek aantal pijnlijke of gezwollen gewrichten. Studie SC-I was een
gerandomiseerde, dubbelblinde, dubbel-dummy non-inferioriteitsstudie bij patiënten gestratificeerd naar
lichaamsgewicht (< 60 kg, 60 tot 100 kg, > 100 kg) waarin de werkzaamheid en veiligheid werden vergeleken van
subcutaan en intraveneus toegediend abatacept bij patiënten met reumatoïde artritis (RA), die als
achtergrondbehandeling methotrexaat (MTX) ontvingen en die een ontoereikende respons op MTX (MTX-IR) lieten
zien.
In onderzoeken I, II, en V werden de werkzaamheid en veiligheid van abatacept vergeleken met placebo bij
patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat en die hun stabiele dosis methotrexaat continueerden.
Bovendien werden in onderzoek V de veiligheid en werkzaamheid van abatacept of infliximab ten opzichte van
placebo onderzocht. In onderzoek III werden de werkzaamheid en de veiligheid van abatacept beoordeeld bij
patiënten met een ontoereikende respons op TNF-remmers, waarbij gebruik van de TNF-remmer voorafgaand aan
de randomisatie werd beëindigd; andere DMARD's waren toegestaan. Onderzoek IV beoordeelde hoofdzakelijk
veiligheid bij patiënten met actieve reumatoïde artritis die ondanks huidige therapie met niet biologische en/of
biologische DMARD's extra interventie vereisen; alle DMARD's die bij inclusie werden gebruikt werden
voortgezet. In onderzoek VI werden de effectiviteit en veiligheid van abatacept beoordeeld bij patiënten met
erosieve reumatoïde artritis in een vroeg stadium (duur van de aandoening ≤ 2 jaar), die methotrexaatnaïef waren en
positief testten op reumafactor (RF) en/of anticyclisch gecitrulineerd peptide 2 (anti-CCP2). De patiënten werden
gerandomiseerd naar abatacept plus methotrexaat of methotrexaat plus placebo. In studie SC-I, was het doel om
non-inferioriteit van de werkzaamheid aan te tonen en om de veiligheid te vergelijken van subcutaan abatacept en
intraveneus abatacept bij patiënten met lichte tot ernstige actieve RA die een ontoereikende respons hadden op
MTX. In onderzoek SC-II werden de relatieve werkzaamheid en veiligheid van abatacept en adalimumab, beide
subcutaan gegeven zonder een intraveneuze oplaaddosis en met als achtergrondbehandeling MTX, onderzocht bij
patiënten met matig tot ernstige actieve RA en onvoldoende respons op eerdere behandeling met MTX. In
onderzoek SC-III werd subcutaan abatacept onderzocht in combinatie met methotrexaat (MTX), of als abatacept
monotherapie, en vergeleken met MTX monotherapie op remissie-inductie na 12 maanden van behandeling, en op
het mogelijk behouden van geneesmiddelvrije remissie na volledig staken van geneesmiddelen bij volwassen MTX-
naïeve patiënten met hoog actieve vroege reumatoïde artritis (gemiddelde DAS28-CRP van 5,4; gemiddelde duur
van de symptomen minder dan 6,7 maanden) met slechte prognostische factoren voor snel progressieve ziekte (bijv.
anti-gecitrullineerd-eiwit-antilichamen [ACPA+], gemeten d.m.v. anti-CCP2 meting en/of RF+, gewrichtserosies bij
baseline).
In onderzoek I werden patiënten gerandomiseerd naar abatacept 2 of 10 mg/kg of placebo gedurende 12 maanden.
Patiënten in onderzoek II, III, IV en VI werden gerandomiseerd naar een vaste dosis overeenkomend met ongeveer
10 mg/kg abatacept of placebo gedurende 12 (onderzoeken II, IV en VI) of 6 maanden (onderzoek III). De dosis
abatacept was 500 mg voor patiënten die minder wogen dan 60 kg, 750 mg voor patiënten die 60 tot 100 kg wogen
en 1.000 mg voor patiënten die meer dan 100 kg wogen. In studie SC-I werd abatacept wekelijks subcutaan
toegediend aan patiënten na een enkele oplaaddosis van intraveneus abatacept. Patiënten bleven hun gebruikelijke
dosis MTX gebruiken vanaf de dag van randomisatie. Patiënten in onderzoek V werden gerandomiseerd naar deze
zelfde vaste dosis abatacept of 3 mg/kg infliximab of placebo gedurende 6 maanden. Onderzoek V werd nog eens
6 extra maanden voortgezet met alleen de abatacept- en infliximab-armen.
69
De onderzoeken I, II, III, IV, V, VI, SC-I, SC-II en SC-III evalueerden respectievelijk 339, 638, 389, 1.441, 431,
509, 1.371, 646 en 351 volwassen patiënten.
Klinische respons
ACR-respons
Het percentage met abatacept behandelde patiënten die een ACR 20-, 50- en 70-respons bereiken in onderzoek II
(patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat), onderzoek III (patiënten met een ontoereikende respons
op een TNF-remmer), onderzoek VI (methotrexaatnaïeve patiënten) en studie SC-I (subcutaan abatacept) wordt
getoond in tabel 2.
Bij met abatacept behandelde patiënten in de onderzoeken II en III, werd een statistisch significante verbetering van
de ACR 20-respons versus placebo waargenomen (dag 15) na toediening van de eerste dosis, en deze verbetering
bleef significant gedurende deze onderzoeken. In onderzoek VI werd een statistisch significante verbetering gezien
in de ACR 20-respons op dag 29 bij patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat ten opzichte van de met
methotrexaat plus placebo behandelde patiënten. De respons bleef gehandhaafd tijdens de gehele duur van het
onderzoek. In onderzoek II werd na 12 maanden een ACR 20-respons bereikt bij 43% van de patiënten die bij 6
maanden nog geen ACR 20-respons hadden bereikt.
In studie SC-I was subcutaan (s.c.) abatacept non-inferieur aan intraveneuze (i.v.) infusies van abatacept voor wat
betreft ACR 20-responsen na 6 maanden behandelen. Patiënten die behandeld waren met abatacept subcutaan
bereikten ook vergelijkbare ACR 50- en 70- responsen als patiënten die gedurende 6 maanden met intraveneus
abatacept behandeld waren.
Er werd geen verschil in klinische respons waargenomen tussen subcutaan en intraveneus abatacept in de
3 gewichtsklassen. In studie SC-I, was het responspercentage voor ACR 20 op dag 169 voor subcutaan en
intraveneus toegediend abatacept respectievelijk 78,3% (472/603 s.c.) en 76,0% (456/600 i.v.) bij patiënten
< 65 jaar, versus 61,1% (55/90 s.c.) en 74,4% (58/78 i.v.) voor patiënten ≥ 65 jaar.
70
Tabel 2:
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken
Percentage patiënten
Intraveneuze toediening
MTX-naïef
Onderzoek VI
Ontoereikende
respons op MTX
Onderzoek II
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Subcutane toediening
Ontoereikende
respons op MTX
Studie SC-I
Mate van
Respons
ACR 20
Dag 15
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 50
Maand 3
Maand 6
Maand 12
ACR 70
Maand 3
Maand 6
Maand 12
Belangrijke
klinische
respons
c
DAS28-
CRP
remissie
e
Maand 6
Maand 12
Placebo
Abatacept
f
Abatacept
f
Abatacept
a
Placebo Abatacept
a
Placebo Abatacept
a
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX +DMARD's
b
+DMARD's
b
SC +MTX IV +MTX
n = 256 n = 253 n = 424 n = 214
n=693
n=678
n = 256
n = 133
24%
64%
††
75%
76%
40%
53%
57%
19%
32%
43%
27%
18%
53%
62%
62%
23%
38%
42%
10%
20%
27%
12%
23%*
62%***
68%***
73%***
32%***
40%***
48%***
13%***
20%***
29%***
14%***
14%
37%
40%
40%
8%
17%
18%
3%
7%
6%
2%
18%**
46%***
50%***
n.v.t.
d
18%**
20%***
n.v.t.
d
6%
††
10%**
n.v.t.
d
n.v.t.
d
5%
18%
20%
n.v.t.
d
6%
4%
n.v.t.
d
1%
2%
n.v.t.
d
n.v.t.
d
25%
68%
76%
§
n.v.t.
33%
52%
n.v.t.
13%
26%
n.v.t.
n.v.t.
25%
69%
76%
n.v.t.
39%
50%
n.v.t.
16%
25%
n.v.t.
n.v.t.
28%
41%
15%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
24%
§§
n.v.t.
25%
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
††
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
§
95% CI: −4,2, 4.8 (gebaseerd op vooraf gespecificeerde marge voor non-inferioriteit van −7.5%)
§§
ITT gegevens zijn weergegeven in tabel
a
Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d
Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e
DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
f
Per protocolgegevens zijn weergegeven in de tabel. Voor ITT; n=736 voor subcutaan (s.c.) abatacept en 721 voor intraveneus
(i.v.) abatacept.
71
In de open-label verlenging van de onderzoeken I, II, III, VI en SC-I werden duurzame en aanhoudende ACR 20-,
50- en 70-responsen waargenomen na respectievelijk 7, 5, 5, 2 en 5 jaren behandeling met abatacept. In onderzoek I
werden de ACR-responsen beoordeeld na 7 jaar bij 43 patiënten van wie 72% een ACR 20-respons, 58% een
ACR 50-respons en 44% een ACR 70-respons had. In onderzoek II, werden de ACR-responsen beoordeeld na 5 jaar
bij 270 patiënten van wie 84% een ACR 20-respons, 61% een ACR 50 respons en 40% een ACR 70-respons had. In
onderzoek III werden de ACR responsen beoordeeld na 5 jaar bij 91 patiënten van wie 74% een ACR 20-respons,
51% een ACR 50-respons en 23% een ACR 70-respons had. In onderzoek VI werden de ACR responsen beoordeeld
na 2 jaar bij 232 patiënten van wie 85% een ACR 20-respons, 74% een ACR 50-respons en 54% een ACR 70-
respons had. In onderzoek SC-I werden de ACR-responsen beoordeeld na 5 jaar met 85% (356/421) ACR-20
responsen, 66% (277/423) ACR-responsen, en 45% (191/425) ACR-70 responsen.
Met abatacept werden grotere verbeteringen gezien dan met placebo voor andere parameters van de activiteit van de
reumatoïde artritis die niet vallen onder de ACR-responscriteria, zoals ochtendstijfheid.
DAS28-respons
Ziekteactiviteit werd ook beoordeeld aan de hand van de Disease Activity Score 28. Er was een significante
verbetering van DAS in de onderzoeken II, III, V en VI vergeleken met placebo of comparator.
In onderzoek VI, met uitsluitend volwassenen, bereikte een significant groter deel van de patiënten behandeld met
abatacept en methotrexaat (41%) een DAS28 (CRP)-gedefinieerde remissie (score < 2,6) dan de groep behandeld
met methotrexaat en placebo (23%) na 1 jaar. De respons bij jaar 1 in de abataceptgroep werd gehandhaafd tot en
met jaar 2.
Onderzoek V: abatacept of infliximab versus placebo
Een gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek werd uitgevoerd om de veiligheid en de werkzaamheid van abatacept
of infliximab ten opzichte van placebo te beoordelen bij patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat
(onderzoek V). De primaire uitkomst was de gemiddelde verandering in ziekteactiviteit bij met abatacept
behandelde patiënten in vergelijking met patiënten behandeld met placebo na 6 maanden met een daaropvolgende
dubbelblinde beoordeling van de veiligheid en werkzaamheid van abatacept en infliximab na 12 maanden. Na 6
maanden werd in het placebogecontroleerde gedeelte van het onderzoek met abatacept en met infliximab een grotere
verbetering (p < 0,001) in DAS28 waargenomen dan met placebo; de resultaten tussen de abatacept- en
infliximabgroep waren vergelijkbaar. De ACR-responsen in onderzoek V kwamen overeen met de DAS28-score.
Een verdere verbetering werd gezien na 12 maanden met abatacept. Na 6 maanden was de incidentie van infecties
als bijwerking 48,1% (75), 52,1% (86) en 51,8% (57) en de incidentie van ernstige infecties als bijwerking was
1,3% (2), 4,2% (7) en 2,7% (3) voor respectievelijk de groep met abatacept, met infliximab en met placebo. Na 12
maanden was de incidentie van infecties als bijwerking 59,6% (93), 68,5% (113) en de incidentie van ernstige
infecties als bijwerking was 1,9% (3) en 8,5% (14) voor respectievelijk de groep met abatacept en met infliximab.
De open-label periode van het onderzoek leverde een beoordeling op van het vermogen van abatacept om de
werkzaamheid te handhaven bij patiënten die oorspronkelijk waren gerandomiseerd naar abatacept. Daarnaast kon
de effectiviteitsrespons worden beoordeeld van patiënten die waren overgezet op abatacept na behandeling met
infliximab. De afname ten opzichte van baseline van de gemiddelde DAS28-score na 365 dagen (-3,06) werd
gehandhaafd tot en met 729 (-3,34) bij de patiënten die doorbehandeld werden met abatacept. Bij de patiënten die
gestart waren met infliximab en daarna waren overgezet op abatacept, was de afname ten opzichte van baseline van
de gemiddelde DAS28-score 3,29 na 729 dagen en 2,48 na 365 dagen.
Onderzoek SC-II: abatacept versus adalimumab
Een gerandomiseerd, eenzijdig (onderzoeker)-geblindeerd, non-inferioriteitsonderzoek werd uitgevoerd om de
veiligheid en werkzaamheid te onderzoeken van wekelijks subcutaan (s.c) toegediende abatacept zonder een
abatacept intraveneuze (i.v.) oplaaddosis versus om de week subcutane toediening van adalimumab, beiden met
MTX als achtergrondbehandeling, bij patiënten met een onvoldoende respons op methotrexaat (Onderzoek SC-II):
Het primaire eindpunt liet non-inferioriteit zien (vooraf gedefinieerde marge van 12%) van ACR 20 respons na 12
maanden behandeling, 64,8% (206/318) voor de s.c. abatacept groep en 63,4% (208/328) voor de s.c adalimumab
groep. Het behandelingsverschil was 1,8% [95% betrouwbaarheidsinterval (BI): -5,9, 9,2], met vergelijkbare
responsen gedurende de periode van 24 maanden. De respectievelijke waarden voor ACR 20 na 24 maanden waren
59,7% (190/318) voor de s.c. abatacept-groep en 60,1% (197/238) voor de s.c. adalimumab-groep. De
72
respectievelijke waarden voor ACR 50 en ACR 70 bij 12 maanden en 24 maanden waren consistent en vergelijkbaar
voor abatacept en adalimumab. De gecorrigeerde gemiddelde veranderingen (standard error, SE) ten opzichte van
beginpunt in DAS28-CRP waren respectievelijk -2,35 (SE 0,08) [95% BI: -2,51, -2,19) en -2,33 (SE 0,08) [95% BI:
-2,50, -2,17] in de S.C. abatacept-groep en de adalimumab-groep na 24 maanden, met vergelijkbare veranderingen
in de loop van de tijd. Na 24 maanden, had 50,6% (127/251) [95% BI: 44,4, 56,8] van de patiënten in de abatacept-
groep en 53,3% (130/224) [95% BI: 47,0, 59,5] van de patiënten in de adalimumab-groep DAS 28< 2,6 bereikt.
Verbetering t.o.v. uitgangswaarde zoals gemeten door middel van HAQ-DI na 24 maanden en na verloop van tijd
was ook vergelijkbaar tussen s.c. abatacept en s.c. adalimumab.
Beoordelingen van veiligheid en structurele schade werden uitgevoerd na 1 en 2 jaar. Het algemene
veiligheidsprofiel met betrekking tot bijwerkingen was vergelijkbaar tussen de twee groepen gedurende de periode
van 24 maanden. Na 24 maanden werden bijwerkingen gemeld bij 41,5% (132/318) en 50% (164/328) van de met
abatacept en adalimumab behandelde patiënten. Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij respectievelijk 3,5%
(11/318) en 6,1% (20/328) van de groepen. Na 24 maanden was 20,8% (66/318) van de patiënten op abatacept en
25,3% (83/328) van de patiënten op adalimumab gestopt.
In SC-II werden ernstige infecties gemeld bij 3,8% (12/318) van de patiënten die werden behandeld met wekelijks
subcutaan toegediende abatacept, geen daarvan heeft geleid tot staken, en bij 5,8% (19/328) van de patiënten die
waren behandeld met om de week subcutaan toegediende adalimumab, wat heeft geleid tot staken van de
behandeling in 9 gevallen in de periode van 24 maanden.
De frequentie van lokale injectieplaatsreacties was respectievelijk 3,8% (12/318) en 9,1% (30/328) na 12 maanden
(p=0,006) en 4,1% (13/318) en 10,4% (34/328) na 24 maanden voor abatacept s.c. en adalimumab s.c. Gedurende de
studieperiode van 2 jaar hebben respectievelijk 3,8% (12/318) en 1,5% (5/328) van de patiënten die met subcutaan
toegediende abatacept en subcutaan toegediende adalimumab waren behandeld auto-immuunaandoeningen gemeld
die mild tot matig in ernst waren (bijv. psoriasis, fenomeen van Raynaud, erythema nodosum).
Studie SC-III: Inductie van remissie bij methotrexaat-naïeve RA-patiënten
Dit was een gerandomiseerd en dubbelblind onderzoek waarin abatacept s.c. in combinatie met methotrexaat
(abatacept + MTX), abatacept s.c. monotherapie, of methotrexaat monotherapie (MTX-groep) werden onderzocht op
inductie van remissie na 12 maanden van behandeling, en op behoud van geneesmiddelvrije remissie na volledig
staken van medicatie bij MTX-naïeve volwassen patiënten met hoog actieve vroege reumatoïde artritis met slechte
prognostische factoren. Volledig staken van medicatie leidde tot verlies van remissie (terug naar ziekte-activiteit) in
alle drie de behandelarmen (abatacept met methotrexaat, abatacept of methotrexaat alleen) bij een meerderheid van
patiënten (Tabel 3).
73
Tabel 3:
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in
onderzoek SC-III
Abatacept s.c.+ MTX
n = 119
MTX
n = 116
Abatacept s.c.
n = 116
Aantal patiënten
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissie
a
60,9%
45,2%
42,5%
2,01 (1,18, 3,43)
0,92 (0,55, 1,57)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,010
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
SDAI klinische remissie
b
Schatting van het verschil (95%-
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
Schatting van verschil (95%-BI)
vs. MTX
42,0%
17,02 (4,30, 29,73)
37,0%
14,56 (2,19, 26,94)
25,0%
n.v.t.
22,4%
n.v.t.
29,3%
4,31 (-7,98, 16,61)
26,7%
4,31 (-7,62, 16,24)
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maanden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
a
DAS28-remissie
14,8%
7,8%
12,4%
2,51 (1,02, 6,18)
2,04 (0,81, 5,14)
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
n.v.t.
0,045
n.v.t.
p-waarde
n.v.t.
a
b
DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
SDAI criterium (SDAI ≤ 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken
II, VI en SC-II. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score
(TSS) en zijn onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 4. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
74
Tabel 4:
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II
Abatacept/MTX
n = 391
1,21
0,63
0,58
Placebo/MTX
n = 195
2,32
1,14
1,18
p-waarde
a
0,012
0,029
0,009
Parameter
Totale Sharp-score
Erosiescore
JSN-score
a
Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS ≤ 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende open-labelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-II werd de structurele gewrichtsschade radiologisch beoordeeld en uitgedrukt als een verandering
t.o.v. de uitgangswaarde in de van der Heijde-modified Total Sharp Score (mTSS) en de onderdelen daarvan.
Eenzelfde remming werd gezien bij beide behandelarmen tot 24 maanden (mTSS (gemiddelde ± standaarddeviatie
[SD] = 0,89 ± 4,13 vs. 1,13 ± 8,66, erosiescore (0,41 ± 2,57 vs. 0,41 ± 5,04) en JNS-score (0,48 ± 2,18 vs. 0,72 ±
3,81)) voor respectievelijk de abatacept- (n = 257) en adalimumab- (n = 260) groepen.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 5).
Tabel 5:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III
Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
MRI osteïtis/botoedeem-score
MRI synovitis-score
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
-1,22 (-2,20, -0,25)
-1,43 (-2,68, -0,18)
-1,60 (-2,42, -0,78)
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. In onderzoek SC-I
was de verbetering gemeten vanaf baseline, aan de hand van de HAQ-DI bij 6 maanden en in de loop van de tijd,
gelijk tussen subcutane en intraveneuze toediening. De resultaten van de onderzoeken II, III en VI worden
weergegeven in Tabel 6.
75
Tabel 6:
Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek
Methotrexaatnaïef
Onderzoek VI
Ontoereikende respons
op methotrexaat
Onderzoek II
Abatacept
a
+MTX
1,69
(n=422)
Placebo
+MTX
1,69
(n=212)
Ontoereikende respons
op TNF-remmer
Onderzoek III
Abatacept
a
Placebo
+DMARD's +DMARD's
b
b
HAQ
c
Disability
Index
Baseline
(gemiddelde)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline
Maand 6
Maand 12
Aantal patiënten met
een klinisch relevante
verbetering
d
Maand 6
Maand 12
Abatacept
a
+MTX
1,7
(n=254)
Placebo
+MTX
1,7
(n=251)
1,83
(n=249)
1,82
(n=130)
0,85
(n=250)
0,96
(n=254)
0,68
(n=249)
0,76
(n=251)
0,59***
(n=420)
0,66***
(n=422)
0,40
(n=211)
0,37
(n=212)
0,45***
(n=249)
n.v.t.
e
0,11
(n=130)
n.v.t.
e
72%
72%
63%
62%
61%***
64%***
45%
39%
47%***
n.v.t.
e
23%
n.v.t.
e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a
Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b
Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c
Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d
Reductie in HAQ-DI van ≥ 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e
Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van ≥ 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
76
verbetering waargenomen bij 12 maanden in de groep behandeld met abatacept plus methotrexaat in vergelijking
met de groep behandeld met methotrexaat plus placebo in zowel de PCS als de MCS en deze bleef gehandhaafd
gedurende 2 jaar.
Onderzoek VII: Veiligheid van abatacept bij patiënten met of zonder 'wash-out' van eerdere behandeling met een
TNF-remmer
Er werd een open-label onderzoek uitgevoerd met intraveneus abatacept op een achtergrond van niet-biologische
DMARD's bij patiënten met actieve RA die een ontoereikende respons hadden op eerdere behandeling met een
TNF-remmer ('wash-out' minimaal 2 maanden; n=449) of op huidige behandeling met een TNF-remmer (zonder
'wash-out' periode; n=597) (onderzoek VII). De primaire uitkomst, de incidentie van AE's, SAE's en discontinuering
vanwege AE's gedurende 6 maanden behandeling, was vergelijkbaar tussen de al eerder met TNF-remmers
behandelde groep en de huidige met TNF-remmers behandelde groep. Hetzelfde geldt ook voor de frequentie van
ernstige infecties.
Onderzoek SC-I: Voorgevulde pen substudie
Patiënten in de substudie (n=117) van de open-label extensie van onderzoek SC-I kregen 125 mg subcutane
abatacept wekelijks toegediend via de voorgevulde injectiespuit gedurende minstens 4 maanden en werden daarna
overgezet en kregen 125 mg subcutane abatacept wekelijks toegediend via de voorgevulde pen gedurende 12 weken.
Het aangepaste geometrische gemiddelde van abatacept bij de steady state dalconcentratie (Cminss) was 25,3 µg/ml
voor de subcutane voorgevulde pen en 27,8 µg/ml voor de subcutane voorgevulde spuit met een ratio van 0,91 [90%
BI: 0,83, 1,00]. Tijdens de 12 weken waarin de voorgevulde pen werd gebruikt in de substudie waren er geen
gevallen van overlijden of gerelateerde ernstige bijwerkingen (SAE's). Drie patiënten hadden SAE's (postoperatieve
wondinfectie, H1N1 griep en myocardiale ischemie, elk bij 1 patiënt) en deze werden niet beschouwd als gerelateerd
aan het onderzoeksmiddel. De behandeling werd in totaal zes keer gestaakt tijdens deze periode, waarvan slechts één
als gevolg van een bijwerking (de SAE van postoperatieve wondinfectie). Twee patiënten (2/117, 1,7%) die de
subcutane voorgevulde spuit gebruikten, hadden last van lokale injectieplaatsreacties.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met artritis psoriatica
De werkzaamheid en veiligheid van abatacept werden beoordeeld in twee gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde onderzoeken (Studies PsA-I en PsA-II) bij volwassen patiënten in de leeftijd van 18 jaar en
ouder. De patiënten hadden actieve PsA (≥ 3 gezwollen gewrichten en ≥ 3 gevoelige gewrichten) ondanks eerdere
behandeling met DMARD-therapie en hadden één kwalificerende psoriatische huidlaesie met een diameter van ten
minste 2 cm.
In studie PsA-I ontvingen 170 patiënten dubbelblind placebo of intraveneus (IV) abatacept op Dag 1, 15, 29 en
vervolgens elke 28 dagen gedurende 24 weken, gevolgd door open-label intraveneus abatacept 10 mg/kg elke 28
dagen. De patiënten werden gerandomiseerd om placebo of abatacept 3 mg/kg, 10 mg/kg, of twee doses van 30
mg/kg gevolgd door 10 mg/kg, zonder escape, gedurende 24 weken te ontvangen, gevolgd door maandelijks open-
label intraveneus abatacept 10 mg/kg. De patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig
methotrexaat, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan ≤ 10 mg prednison) en/of NSAID's ontvangen.
In studie PsA-II werden 424 patiënten 1:1 gerandomiseerd om dubbelblind wekelijkse doses subcutane placebo of
abatacept 125 mg zonder oplaaddosis gedurende 24 weken te ontvangen gevolgd door wekelijks open-label
abatacept 125 mg subcutaan. Patiënten mochten tijdens het onderzoek stabiele doses van gelijktijdig methotrexaat,
sulfasalazine, leflunomide, hydroxychloroquine, laag gedoseerde corticosteroïden (equivalent aan
10 mg
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in Week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
77
Klinische respons
Klachten en verschijnselen
Het percentage patiënten dat ACR 20-, 50- of 70-responsen bereikte bij de aanbevolen abataceptdosis in Studies
PsA-I (10 mg/kg intraveneus) en PsA-II (125 mg subcutaan) worden hieronder getoond in Tabel 7.
Tabel 7:
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II
PsA-I
a
Abatacept
10 mg/kg
IV
N=40
Placebo
N=42
Schatting van
verschil (95%
CI)
28,7 (9,4, 48,0)
22,7 (8,6, 36,9)
12,5 (2,3, 22,7)
Abatacept
125 mg SC
N=213
39,4%*
19,2%
10,3%
PsA-II
b,c
Placebo
N=211
Schatting van
verschil (95% CI)
ACR 20
ACR 50
ACR 70
*
a
47,5%*
25,0%
12,5%
19,0%
2,4%
0%
22,3%
12,3%
6,6%
17,2 (8,7, 25,6)
6,9 (0,1, 13,7)
3,7 (-1,5, 8,9)
p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b
61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c
Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie (≤ 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met
0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste
0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
78
als PsA-II studie werden met voortgezette abataceptbehandeling verbetering van HAQ-DI-scores gehandhaafd of
verbeterd tot aan één jaar.
Tijdens de 24-weekse dubbelblinde periode werden bij de abataceptbehandeling geen significante veranderingen
gezien in PASI-scores. Patiënten die de twee PsA-studies startten hadden lichte tot matige psoriasis met mediane
PASI-scores van 8,6 in PsA-I en 4,5 in PsA-II. In studie PsA-I was het percentage patiënten dat PASI 50-respons
bereikte 28,6% met abatacept vs. 14,3% met placebo (14,3 [-15,3, 43,9], schatting van verschil [95% CI]) en het
percentage patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 14,3% met abatacept vs. 4,8% met placebo (9,5 [-13,0,
32,0], schatting van verschil [95% CI]). In studie PsA-II was het percentage patiënten dat PASI 50-respons bereikte
26,7% met abatacept vs. 19,6% met placebo (7,3 [-2,2, 16,7], schatting van verschil [95% CI]) en het percentage
patiënten dat PASI 75-respons bereikte was 16,4% met abatacept vs. 10,1% met placebo (6,4 [-1,3, 14,1], schatting
van verschil [95% CI]).
Pediatrische patiënten
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie en ORENCIA oplossing voor injectie in een
voorgevulde spuit zijn goedgekeurd voor pediatrische patiënten met pJIA. Zie hiervoor de SmPC's van ORENCIA
poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie 250 mg en ORENCIA oplossing voor injectie in een
voorgevulde spuit 125 mg, 87,5 mg en 50 mg.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Volwassenen met reumatoïde artritis
De geometrische gemiddelde schatting (90% betrouwbaarheidsinterval) voor de biologische beschikbaarheid van
abatacept na subcutane toediening vergeleken met intraveneuze toediening is 78,6% (64,7%, 95,6%). Het
gemiddelde (bereik) voor C
min
en C
max
¬bij steady state waargenomen na 85 dagen behandelen was respectievelijk
32,5 µg/ml (6,6 tot 113,8 µg/ml) en 48,1 µg/ml (9,8 tot 132,4 µg/ml). Gemiddelde schattingen voor systemische
klaring (0,28 ml/uur/kg), distributievolume (0,11 l/kg) en terminale halfwaardetijd (14,3 dagen) waren vergelijkbaar
tussen subcutane en intraveneuze toediening.
Er werd een enkele studie uitgevoerd om het effect van abatacept als monotherapie op de immunogeniciteit te
bepalen na subcutane toediening zonder intraveneuze oplaaddosis. Wanneer de intraveneuze oplaaddosis niet was
toegediend, werd een gemiddelde dalconcentratie van 12,6 µg/ml bereikt na 2 weken toediening. De respons voor
wat betreft werkzaamheid over langere tijd bleek in dit onderzoek consistent met studies waarbij wel een
intraveneuze oplaaddosis werd gegeven, hoewel het effect van geen intraveneuze oplaaddosis op de aanvang van de
werkzaamheid niet formeel is onderzocht.
Consistent met de intraveneuze gegevens, lieten populatiefarmacokinetische analyses voor subcutaan abatacept bij
RA-patiënten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met toenemend lichaamsgewicht.
Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de fictieve klaring. Gelijktijdige
toediening van methotrexaat, NSAID's, corticosteroïden en TNF-remmers bleek geen invloed op de fictieve klaring
van abatacept te hebben.
Volwassenen met artritis psoriatica
In PsA-I werden patiënten gerandomiseerd om intraveneus placebo of abatacept 3 mg/kg (3/3 mg/kg), 10 mg/kg
(10/10 mg/kg) of twee doses van 30 mg/kg gevolgd door 10 mg/kg (30/10 mg/kg) op Dag 1, 15, 29 en vervolgens
elke 28 dagen daarna te ontvangen. In deze studie waren de steady-state concentraties van abatacept
dosisgerelateerd. Het geometrisch gemiddelde (CV%) Cmin op dag 169 was 7,8 µg/ml (56,3%) voor de 3/3 mg/kg,
24,3 µg/ml (40,8%) voor 10/10 mg/kg en 26,6 µg/ml (39,0%) voor de 30/10 mg/kg behandelarmen.
In studie PsA-II waarbij wekelijkse subcutane toediening van abatacept 125 mg plaatsvond, werd steady-state van
abatacept bereikt op dag 57 met het geometrische gemiddelde (CV%) Cmin variërend van 22,3 (54,2%) tot 25,6
(47,7%) µg/ml op dag 57 tot 169, respectievelijk.
Overeenkomend met de resultaten die eerder bij RA-patiënten werden waargenomen, toonden
populatiefarmacokinetische analyses van abatacept bij PsA-patiënten aan dat er een trend was richting hogere
klaring (l/u) van abatacept bij toenemend lichaamsgewicht.
79
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie
in-vitro-onderzoeken.
In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen
passeert. In pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste
effecten waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met
een blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis
van 200 mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC
werden beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van
de 10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
Niet-klinische onderzoeken relevant voor gebruik in de pediatrische populatie
Uit onderzoek bij ratten bleken deze bij blootstelling aan abatacept immuunsysteemafwijkingen te vertonen,
waaronder een lage incidentie van infecties met de dood als gevolg (jonge ratten). Daarbij werden
schildklierontsteking en pancreasontsteking vaak gezien bij zowel jonge als volwassen ratten die waren blootgesteld
aan abatacept. Jonge ratten bleken gevoeliger te zijn voor lymfocytaire ontsteking van de schildklier. Onderzoeken
bij volwassen muizen en apen vertoonden geen vergelijkbare resultaten. Het is mogelijk dat de verhoogde
gevoeligheid voor opportunistische infecties waargenomen bij jonge ratten verband houdt met blootstelling aan
abatacept vóór de ontwikkeling van de geheugenrespons. De relevantie van deze resultaten bij mensen is onbekend.
6
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Poloxameer 188
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat.
Watervrij dinatriumfosfaat
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
80
6.3
2 jaar
6.4
Houdbaarheid
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C–8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Eén ml voorgevulde spuit (type 1-glas) in een voorgevulde pen. De spuit van type 1-glas heeft een gecoate stop en
een vaste roestvrijstalen naald met een hard naaldomhulsel.
Verpakking van 4 voorgevulde pennen en meerstuksverpakking met 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het geneesmiddel is voor eenmalig gebruik. Nadat de voorgevulde pen uit de koelkast genomen is, dient de
voorgevulde pen op kamertemperatuur te komen door 30 minuten te wachten voordat Orencia geïnjecteerd wordt.
De pen mag niet geschud worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/011-012
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste hernieuwing: 21 mei 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
81
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
ANDERE VOORWAAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
82
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van het biologisch werkzaam bestanddeel
Bristol-Myers Squibb Co. 38 Jackson Road
Devens, MA 01434
Verenigde Staten van Amerika
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die verantwoordelijk is
voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de productkenmerken,
rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met Europese
referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG en
eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module 1.8.2 van de
handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-aanpassingen.
Een RMP-update wordt ingediend:
 op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
 steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het beschikbaar
komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de bestaande verhouding tussen de
83
voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de
risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder zal ervoor zorgen dat, in iedere lidstaat waar ORENCIA beschikbaar is, alle patiënten
waarvan verwacht wordt dat ze ORENCIA gebruiken toegang hebben tot de Waarschuwingskaart voor de patiënt
(beschikbaar gesteld in iedere verpakking van het geneesmiddel).
o
ORENCIA Waarschuwingskaart voor de patiënt
o Een waarschuwing voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die de patiënt op enig moment
behandelen, inclusief in noodgevallen, dat de patiënt ORENCIA gebruikt.
o Dat behandeling met ORENCIA het risico op infecties en allergische reacties kan verhogen.
o Tekenen of symptomen van het veiligheidsprobleem en wanneer contact op te nemen met een
zorgverlener.
o Contactgegevens van de voorschrijver van ORENCIA.
o Een waarschuwing voor patiënten die ORENCIA hebben gekregen terwijl ze zwanger waren om
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg te informeren voordat een vaccinatie wordt gegeven aan de
baby, vanwege het potentiële risico op een ernstige infectie veroorzaakt door immunisatie met levende
vaccins.
84
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
85
A. ETIKETTERING
86
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR VERPAKKING VAN 1 INJECTIEFLACON
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
1 siliconenvrije spuit
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning
Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van het bereide product.
87
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
Niet gebruikte oplossing weggooien.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/001 1 flacon en 1 siliconenvrije spuit
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
88
PC:
SN:
NN:
89
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING (INCLUSIEF BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Meerstuksverpakking: 2 flacons en 2 siliconenvrije injectiespuiten (2 verpakkingen van 1)
Meerstuksverpakking: 3 flacons en 3 siliconenvrije injectiespuiten (3 verpakkingen van 1)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning
Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van het bereide product.
90
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
Niet gebruikte oplossing weggooien.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/002 2 flacons en 2 siliconenvrije spuiten (2 verpakkingen van 1)
EU/1/07/389/003 3 flacons en 3 siliconenvrije spuiten (3 verpakkingen van 1)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
91
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
92
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS ALS DEELVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
1 siliconenvrije spuit
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning
Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
93
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van het bereide product.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
Niet gebruikte oplossing weggooien.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/002 2 flacons en 2 siliconenvrije spuiten (2 verpakkingen van 1)
EU/1/07/389/003 3 flacons en 3 siliconenvrije spuiten (3 verpakkingen van 1)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
94
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN
VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Gebruik voor bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.
95
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING MET 4 VOORGEVULDE SPUITEN MET
NAALDBESCHERMER
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
96
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/013 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
13
Lot
PARTIJNUMMER
14
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 50 mg
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
97
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN
VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIESPUIT
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 50 mg injectie
abatacept
SC
2
WIJZE VAN TOEDIENING
3
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4
Lot
PARTIJNUMMER
5
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6
OVERIGE
98
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING MET 4 VOORGEVULDE SPUITEN MET
NAALDBESCHERMER
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
99
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/014 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
13
Lot
PARTIJNUMMER
14
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 87,5 mg
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
100
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN
VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIESPUIT
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 87,5 mg injectie
abatacept
SC
2
WIJZE VAN TOEDIENING
3
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4
Lot
PARTIJNUMMER
5
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6
OVERIGE
101
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR VERPAKKING VAN 1, 3 EN 4 VOORGEVULDE SPUITEN MET
NAALDBESCHERMER
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit met naaldbeschermer
3 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
102
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/007 1 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
EU/1/07/389/008 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
EU/1/07/389/010 3 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
103
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
104
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING (INCLUSIEF BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Meerstuksverpakking: 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)
5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
105
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/009 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
106
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS ALS DEELVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
107
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/009 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
108
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN
VERMELD
ETIKET OP DE INJECTIESPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 125 mg injectie
abatacept
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
109
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR VERPAKKING VAN 1 EN 4 VOORGEVULDE SPUITEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
110
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/004 1 voorgevulde spuit
EU/1/07/389/005 4 voorgevulde spuiten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
111
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
112
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING(INCLUSIEF BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Meerstuksverpakking: 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)
5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
113
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/006 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
114
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS ALS DEELVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
115
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/006 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
116
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR VERPAKKING VAN 4 VOORGEVULDE PENNEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
4 ClickJect voorgevulde pennen
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
117
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/011 4 voorgevulde pennen
13
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
118
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MEERSTUKSVERPAKKING (INCLUSIEF BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
Meerstuksverpakking: 12 ClickJect voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)
5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
119
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/012 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)
13
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
120
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS ALS DEELVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.
4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
4 ClickJect voorgevulde pennen
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
121
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/012 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)
13
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg
17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
122
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN
VERMELD
ETIKET OP DE VOORGEVULDE PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 125 mg injectie
abatacept
Subcutaan gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
123
ORENCIA I.V. TEKST OP WAARSCHUWINGSKAART VOOR DE PATIËNT
ORENCIA Waarschuwingskaart voor de
patiënt
Deze waarschuwingskaart bevat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u voor en tijdens
behandeling met ORENCIA op de hoogte dient
te zijn.
Infecties
Als u symptomen ontwikkelt die wijzen
op een infectie, bijvoorbeeld koorts,
aanhoudende hoest, gewichtsverlies of
lusteloosheid, dient u onmiddellijk
contact op te nemen met uw
behandelend arts.
Laat deze kaart aan uw behandelend arts(en)
zien.
Allergische Reacties
Infecties
Door gebruik van ORENCIA stijgt het risico op Allergische reacties kunnen optreden na het
gebruik van ORENCIA. Als u symptomen zoals
infecties.
benauwdheid, piepende ademhaling, ernstige
- U mag niet behandeld worden met
duizeligheid of een licht gevoel in uw hoofd
ORENCIA als u een ernstige infectie heeft.
ervaart, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
- U dient voorafgaand aan de behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op
bepaalde infecties.
Datum ORENCIA behandeling:
Start:
Tuberculose (tbc):
u dient voor behandeling
____________________
met ORENCIA onderzocht te worden op tbc.
Het is erg belangrijk dat u uw arts vertelt of u Meest recent:
ooit tbc heeft gehad of wanneer u nauw
____________________
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft
gehad.
Hepatitis:
antireumatische behandeling is in
verband gebracht met hepatitis B-reactivatie.
U dient onderzocht te worden op virale
hepatitis volgens gepubliceerde richtlijnen.
Lees de bijsluiter van ORENCIA voor meer
informatie.
Neem een lijst mee van al uw
geneesmiddelen iedere keer dat u een arts,
verpleegkundige of apotheker bezoekt.
Naam patiënt: ____________________
Naam arts: ____________________
Telefoonnr. arts: ____________________
Draag deze kaart bij u tot 3 maanden na de
laatste
ORENCIA
dosering,
omdat
bijwerkingen een lange tijd na de laatste
dosering kunnen optreden.
ORENCIA dient niet te worden gebruikt bij
zwangere vrouwen behalve als er een duidelijke
noodzaak is. Als u ORENCIA heeft gekregen
terwijl u zwanger was, is het belangrijk dat u de
zorgverleners van de baby hierover informeert
voordat uw baby wordt ingeënt. Uw baby kan
124
mogelijk een risico lopen op ernstige infecties
die veroorzaakt worden door "levende vaccins"
gedurende de 14 weken na de laatste aan u
toegediende dosis ORENCIA.
[Mmm JJJJ]
125
ORENCIA S.C. TEKST OP WAARSCHUWINGSKAART VOOR DE PATIËNT
ORENCIA Waarschuwingskaart voor de
patiënt
Deze waarschuwingskaart bevat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u voor en tijdens
behandeling met ORENCIA op de hoogte dient
te zijn.
Infecties
Als u symptomen ontwikkelt die wijzen
op een infectie, bijvoorbeeld koorts,
aanhoudende hoest, gewichtsverlies of
lusteloosheid, dient u onmiddellijk
contact op te nemen met uw
behandelend arts.
Laat deze kaart aan uw behandelend arts(en)
zien.
Allergische Reacties
Infecties
Door gebruik van ORENCIA stijgt het risico op Allergische reacties kunnen optreden na het
gebruik van ORENCIA. Als u symptomen zoals
infecties.
benauwdheid, piepende ademhaling, ernstige
- U mag niet behandeld worden met
duizeligheid of een licht gevoel in uw hoofd
ORENCIA als u een ernstige infectie heeft.
ervaart, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
- U dient voorafgaand aan de behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op
bepaalde infecties.
Startdatum ORENCIA behandeling:
____________________
Tuberculose (tbc):
u dient voor behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op tbc.
Het is erg belangrijk dat u uw arts vertelt of u
Lees de bijsluiter van ORENCIA voor meer
ooit tbc heeft gehad of als u nauw contact
informatie.
heeft gehad met iemand die tbc heeft gehad.
Neem een lijst mee van al uw
geneesmiddelen iedere keer dat u een arts,
Hepatitis:
antireumatische behandeling is in
verpleegkundige of apotheker bezoekt.
verband gebracht met hepatitis B-reactivatie.
U dient onderzocht te worden op virale Naam patiënt: ____________________
hepatitis volgens gepubliceerde richtlijnen.
Naam arts: ____________________
Telefoonnr. arts: ____________________
Draag deze kaart bij u tot 3 maanden na de
laatste dosis van ORENCIA, omdat
bijwerkingen een lange tijd na de laatste dosis
kunnen optreden.
ORENCIA dient niet te worden gebruikt bij
zwangere vrouwen behalve als er een duidelijke
noodzaak is. Als u ORENCIA heeft gekregen
terwijl u zwanger was, is het belangrijk dat u de
zorgverleners van de baby hierover informeert
voordat uw baby wordt ingeënt. Uw baby kan
mogelijk een risico lopen op ernstige infecties
die veroorzaakt worden door "levende vaccins"
gedurende de 14 weken na de laatste aan u
toegediende dosis ORENCIA.
126
[Mmm JJJJ]
127
B. BIJSLUITER
128
BIJSLUITER: informatie voor de gebruiker
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ORENCIA bevat het de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval
van het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen en
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 6 jaar en ouder.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
ORENCIA kan ook samen met methotrexaat worden gebruikt om hoog actieve en progressieve reumatoïde artritis te
behandelen zonder eerdere behandeling met methotrexaat.
129
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten die meestal samengaat met psoriasis, een
ontstekingsziekte van de huid. Als u actieve artritis psoriatica heeft, krijgt u eerst andere geneesmiddelen. Als u
onvoldoende reageert op deze geneesmiddelen, kan u ORENCIA worden gegeven om:
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.
Polyarticulaire Juveniele Idiopathische Artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een langetermijn ontstekingsaandoening die bij kinderen en
adolescenten een of meerdere gewrichten aantast.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie wordt gebruikt voor kinderen en jongeren van 6 tot
17 jaar, wanneer een eerder ziekteremmend geneesmiddel niet goed genoeg heeft gewerkt of niet geschikt is.
ORENCIA wordt meestal gebruikt in combinatie met methotrexaat, hoewel het ook alleen gebruikt kan worden in
geval van intolerantie voor methotrexaat of als behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
ORENCIA wordt gebruikt om:
-
- de schade aan gewrichten te vertragen
-
- lichamelijk functioneren te verbeteren.
-
anderetekenen en symptomen van polyarticulaire juveniele idiopathische artritis te verbeteren
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie.
Start dan niet met de behandeling met
ORENCIA. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties
zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts.
als u enige vorm van infectie heeft,
inclusief langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor reeds aanwezige infecties
kunnen verergeren.
als u tuberculose (tbc) heeft gehad
of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts.
Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.
als u virale hepatitis heeft,
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt,kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.
als u kanker heeft.
Uw arts zal beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.
als u recentelijk bent ingeënt
of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts.
Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden wanneer u ORENCIA gebruikt. Raadpleeg uw arts voordat u zich laat
inenten. Indien nodig is het aan te bevelen om patiënten met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis de
vaccinaties die zij moeten hebben gehad volgens de huidige immunisatierichtlijnen maar nog niet hebben
gekregen alsnog toe te dienen alvorens de behandeling met ORENCIA te starten. Bepaalde vaccinaties
kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft gekregen tijdens uw zwangerschap, kan
uw baby mogelijk een hoger risico lopen op een dergelijke infectie tot ongeveer 14 weken na de laatste
dosering die u heeft gekregen tijdens uw zwangerschap. Het is belangrijk dat u de artsen en andere
zorgverleners van uw baby vertelt over uw ORENCIA-gebruik tijdens uw zwangerschap, zodat zij kunnen
beslissen wanneer uw baby gevaccineerd kan worden.
130
als u een bloedglucosemeter gebruikt
om uw bloedglucosewaarden te bepalen. ORENCIA bevat maltose,
een soort suiker die onterecht hoge bloedsuikerwaarden kan geven bij bepaalde bloedglucosemeters. Uw arts
kan u een andere methode aanbevelen voor het bepalen van uw bloedglucosewaarden.
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is niet bestudeerd bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Daarom wordt het gebruik van dit middel niet aanbevolen bij deze groep patiënten.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is beschikbaar voor subcutane toediening bij
pediatrische patiënten van 2 jaar en ouder.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ORENCIA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
ORENCIA mag niet gebruikt worden
in combinatie met biologische geneesmiddelen voor reumatoïde artritis,
waaronder TNF-remmers zoals adalimumab, etanercept en infliximab; er is onvoldoende bewijs om gelijktijdig
gebruik met anakinra en rituximab te kunnen aanbevelen.
ORENCIA kan wel gegeven worden
met andere geneesmiddelen die gewoonlijk gebruikt worden bij reumatoïde
artritis zoals steroïden of pijnstillers waaronder niet-steroïde ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac.
Vraag uw arts of apotheker om advies, voordat u een ander geneesmiddel wilt gaan gebruiken naast ORENCIA.
Zwangerschap en borstvoeding
De gevolgen van ORENCIA voor de zwangerschap zijn niet bekend, u mag ORENCIA daarom niet krijgen wanneer
u zwanger bent, tenzij uw arts dit specifiek aangeeft.
Indien u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u betrouwbare anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Indien u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding
als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden, fietsen of
machines te bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuur dan geen
voertuigen en gebruik geen gereedschap of machines.
ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 34,5 mg natrium (het belangrijkste bestanddeel van keukenzout) per maximale dosis van
4 injectieflacons (8,625 mg natrium per injectieflacon). Dit is gelijk aan 1,7% van de aanbevolen maximale
dagelijkse inname van natrium voor een volwassene.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
ORENCIA wordt aan u toegediend onder toezicht van een ervaren arts.
131
De gebruikelijke dosering bij volwassenen
De gebruikelijke dosering abatacept voor volwassenen met reumatoïde artritis of artritis psoriatica is gebaseerd op
lichaamsgewicht:
Uw gewicht
Minder dan 60 kg
60 kg – 100 kg
Meer dan 100 kg
Dosering
500 mg
750 mg
1.000 mg
Injectieflacons
2
3
4
Uw arts zal u informeren over de duur van de behandeling en welke andere geneesmiddelen, waaronder andere
eventuele reumaremmers, u mag blijven gebruiken tijdens behandeling met ORENCIA.
ORENCIA kan worden gebruikt door patiënten ouder dan 65 jaar zonder aanpassing van de dosis.
Gebruik bij kinderen en jongeren
Voor kinderen en jongeren tussen 6 en 17 jaar met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis met een gewicht
lager dan 75 kg is de intraveneuze abatacept dosering 10 mg/kg. Kinderen met een gewicht van 75 kg of meer
dienen volgens het volwassen doseerschema te worden behandeld met ORENCIA poeder voor concentraat voor
oplossing voor infusie.
Hoe wordt ORENCIA toegediend
ORENCIA wordt via een ader, meestal in de arm, toegediend gedurende een periode van 30 minuten. Deze
procedure wordt ook wel infusie genoemd. Verpleegkundigen zullen u in de gaten houden gedurende de infusie met
ORENCIA.
ORENCIA wordt afgeleverd als een poeder voor oplossing voor intraveneuze infusie. Dit betekent dat voor
ORENCIA aan u wordt toegediend, het eerst opgelost wordt in water voor injecties, waarna het verder verdund
wordt met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injecties.
Hoe vaak wordt ORENCIA gegeven
ORENCIA dient opnieuw aan u te worden gegeven na 2 en 4 weken na uw eerste infusie. Vervolgens krijgt u elke
4 weken weer een dosering. Uw arts zal u adviseren over de duur van de behandeling en welke andere
geneesmiddelen u mag doorgebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
In dit geval zal de arts in de gaten houden of er bij u bijwerkingen optreden en deze symptomen behandelen indien
noodzakelijk.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Indien u een toediening van ORENCIA mist, moet u met uw arts een nieuwe afspraak maken voor de volgende
dosering.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het besluit om te stoppen met de behandeling van ORENCIA dient overlegd te worden met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
4
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van de neus en de keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
132
Mogelijke ernstige bijwerkingen
waaronder ernstige infecties, kwaadaardigheden (kanker) en allergische reacties,
zoals hieronder beschreven.
Waarschuw uw arts onmiddellijk
als u last krijgt van:
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid
Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk
als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen verschijnselen zijn van bijwerkingen die hieronder worden
beschreven en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met
volwassenen.
Zeer vaak
(komt voor bij meer dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, keel en bijholten)
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte
afwijkende leverfunctietesten
Soms
(komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd zicht
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, jeuk, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename, infuusgerelateerde verschijnselen
133
Zelden
(komt voor bij minder dan 1 van de 1.000 patiënten):
tuberculose
ontsteking van baarmoeder, eileiders en/of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De meeste bijwerkingen die voorkomen bij kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
komen overeen met de bijwerkingen die voorkomen bij volwassenen zoals hierboven beschreven, met de volgende
verschillen:
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infectie van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, sinus en keel)
koorts
Soms
(komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
bloed in de urine
oorontsteking
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C).
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na aanmaken van het concentraat en de verdunning, is de infuusoplossing stabiel gedurende 24 uur in de koelkast.
Om bacteriologische redenen wordt geadviseerd deze direct te gebruiken.
Gebruik dit middel niet indien u gekleurde deeltjes, verkleuring of andere vreemde deeltjes in de oplossing voor
infusie ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
6
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is abatacept Elke injectieflacon bevat 250 mg abatacept
Na aanmaken van het concentraat bevat elke ml 25 mg abatacept.
134
De andere stoffen in dit middel zijn maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride (zie
rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").
Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is een wit tot gebroken-wit poeder dat vast is of
gebroken in kleine stukjes.
ORENCIA is verkrijgbaar in verpakkingen van 1 injectieflacon en 1 siliconenvrije spuit, en in
meerstuksverpakkingen met 2, of 3 injectieflacons en 2, of 3 siliconenvrije spuiten (2 of 3 verpakkingen van 1).
Het kan vookomen dat niet alle genoemde verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Bereiden en verdunnen dienen uitgevoerd te worden volgens de regelen der kunst, in het bijzonder de aseptische
handelingen.
Bepalen van de dosering:
zie rubriek 3 "Hoe wordt ORENCIA gebruikt" van de bijsluiter.
Bereiding van het concentraat:
maak elke injectieflacon onder aseptische condities aan met 10 ml water voor
injecties, gebruikmakend van de
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon
en een 18-
21 gauge naald. Verwijder het flapdeksel van de injectieflacon en neem de bovenkant af met een alcoholdoekje. Doe
de naald van de spuit in de injectieflacon door het midden van de rubberen stop en voer het water voor injecties
langs de glaswand van de injectieflacon. Gebruik de injectieflacon niet indien er geen vacuüm aanwezig is.
Verwijder de spuit en naald als er 10 ml water voor injecties in de injectieflacon zit. Om schuimvorming in de
ORENCIA-oplossing te voorkomen, dient deze voorzichtig te worden omgezwenkt totdat de inhoud volledig is
opgelost.
Niet schudden. Voorkom lange en heftige bewegingen.
Nadat alle poeder volledig is opgelost dient de
injectieflacon ontlucht te worden met een naald om het eventuele ontstane schuim te verwijderen. Na bereiding dient
de oplossing helder en kleurloos tot lichtgeel te zijn. Niet gebruiken indien er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of
andere vreemde deeltjes voorkomen.
135
Bereiding van de infusie:
direct na aanmaken van het concentraat dient het concentraat verder verdund te worden
tot 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie. Neem afhankelijk van het aantal
injectieflacons het benodigde volume natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie op uit een 100 ml
infuuszak of -fles. Voeg ORENCIA-concentraat van elke injectieflacon langzaam toe aan de infuuszak of -fles,
gebruikmakend van dezelfde
siliconenvrije wegwerpspuit die geleverd wordt bij elke injectieflacon.
Meng
voorzichtig. De eindconcentratie van abatacept in de zak of fles hangt af van de hoeveelheid toegevoegd werkzaam
bestanddeel, maar is niet hoger dan 10 mg/ml.
Toediening:
indien het bereiden en verdunnen uitgevoerd worden onder aseptische condities kan de ORENCIA
oplossing voor infusie onmiddellijk gebruikt worden of binnen 24 uur indien bewaard in de koelkast bij 2°C to 8°C.
Echter, vanuit microbiologisch oogpunt dient deze onmiddellijk gebruikt te worden. Voor toediening dient de
ORENCIA oplossing visueel te worden gecontroleerd op deeltjes en verkleuring. Verwerp de oplossing indien er
deeltjes of verkleuring wordt waargenomen. De gehele, volledig verdunde ORENCIA oplossing moet toegediend
worden binnen een periode van 30 minuten via een infuusset en een steriel, apyrogeen, laag-eiwitbindend filter
(porie-diameter 0,2 tot 1,2 μm). Bewaar ongebruikte porties van de infusievloeistof niet voor hergebruik.
Andere geneesmiddelen:
ORENCIA dient niet te worden gemengd met andere geneesmiddelen of tegelijkertijd
worden toegediend via dezelfde intraveneuze infuuslijn. Er zijn geen fysische of biochemische
verenigbaarheidsonderzoeken gedaan om gelijktijdige toediening van ORENCIA met andere geneesmiddelen te
evalueren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
136
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk
zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ORENCIA bevat de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval van
het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen en
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
137
ORENCIA kan ook samen met methotrexaat worden gebruikt om hoog actieve en progressieve reumatoïde artritis te
behandelen zonder eerdere behandeling met methotrexaat.
ORENCIA wordt gebruikt om:
-
- de schade aan uw gewrichten te vertragen
-
- uw lichamelijke functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten die meestal samengaat met psoriasis, een
ontstekingsziekte van de huid. Als u actieve artritis psoriatica heeft, krijgt u eerst andere geneesmiddelen. Als u
onvoldoende reageert op deze geneesmiddelen, kan u ORENCIA worden gegeven om:
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.
Polyarticulaire Juveniele Idiopathische Artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een langdurige ontstekingsziekte bij kinderen en jongeren die één of
meerdere gewrichten aantast.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit wordt gebruikt voor kinderen en jongeren van 2 tot 17
jaar, wanneer een eerder ziekteremmend geneesmiddel niet goed genoeg heeft gewerkt of niet geschikt is.
ORENCIA wordt meestal gebruikt in combinatie met methotrexaat, hoewel het ook alleen gebruikt kan worden in
geval van intolerantie voor methotrexaat of als behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
ORENCIA wordt gebruikt om:
- de schade aan gewrichten te vertragen
- lichamelijk functioneren te verbeteren.
andere klachten en verschijnselen van polyarticulaire juveniele idiopathische artritis te verbeteren
2
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie.
De behandeling met ORENCIA mag niet
worden gestart. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties
zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts.
als u enige vorm van infectie heeft,
inclusief een langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor al aanwezige infecties
kunnen verergeren.
als u tuberculose (tbc) heeft gehad
of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts.
Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.
als u virale hepatitis heeft,
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt, kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.
als u kanker heeft.
Uw arts moet beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.
als u recentelijk bent ingeënt
of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts.
Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden tijdens het gebruik van ORENCIA. Raadpleeg uw arts voordat u zich
laat inenten. Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft
138
gekregen tijdens uw zwangerschap, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op een dergelijke infectie
tot ongeveer 14 weken na de laatste dosering die u heeft gekregen tijdens uw zwangerschap. Het is belangrijk
dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby vertelt over uw ORENCIA-gebruik tijdens uw
zwangerschap, zodat zij kunnen beslissen wanneer uw baby gevaccineerd kan worden.
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is niet bestudeerd bij kinderen onder de 2 jaar. Daarom
wordt het gebruik van dit geneesmiddelniet aanbevolen bij deze groep patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ORENCIA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
ORENCIA mag niet gebruikt worden
in combinatie met biologische geneesmiddelen voor reumatoïde artritis,
waaronder TNF-remmers zoals adalimumab, etanercept en infliximab; er is onvoldoende bewijs om gelijktijdig
gebruik met anakinra en rituximab te kunnen aanbevelen.
ORENCIA kan wel gebruikt worden
met andere geneesmiddelen die gewoonlijk gebruikt worden bij reumatoïde
artritis zoals steroïden, of pijnstillers waaronder niet-steroïde ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac.
Vraag uw arts of apotheker om advies, voordat u een ander geneesmiddel wilt gaan gebruiken naast ORENCIA.
Zwangerschap en borstvoeding
De gevolgen van ORENCIA voor de zwangerschap zijn niet bekend, u mag ORENCIA daarom niet gebruiken
wanneer u zwanger bent, tenzij uw arts dit specifiek aangeeft.
Als u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u geschikte anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Als u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding
als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden, fietsen of
machines te bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuur dan geen
voertuigen, fiets niet en gebruik geen gereedschap of machines.
ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
"natriumvrij" is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
ORENCIA oplossing voor injectie wordt onder de huid geïnjecteerd (subcutaan gebruik).
139
De gebruikelijke dosering bij volwassenen
De gebruikelijke dosering ORENCIA voor volwassenen met reumatoïde artritis of artritis psoriatica is 125 mg eens
per week, ongeacht gewicht.
Uw arts kan uw behandeling met ORENCIA starten met of zonder een eenmalige dosis poeder voor concentraat
voor infusie (gegeven via een ader, meestal in de arm, toegediend gedurende een periode van 30 minuten). Als er
een intraveneuze dosis is gegeven om de behandeling te starten, moet de eerste subcutane injectie ORENCIA binnen
een dag na de intraveneuze infusie worden gegeven, gevolgd door wekelijkse 125 mg subcutane injecties.
ORENCIA kan worden gebruikt door patiënten ouder dan 65 jaar zonder aanpassing van de dosis.
Gebruik bij kinderen en jongeren
Voor patiënten van 2 tot 17 jaar met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is de aanbevolen wekelijkse dosis
afhankelijk van het lichaamsgewicht:
Wekelijkse dosering van ORENCIA
Lichaamsgewicht van
de patiënt
Dosering
10 kg tot minder dan 25
kg
50 mg
25 kg tot minder dan
50 kg
87,5 mg
50 kg of meer
125 mg
Als u al behandeld wordt met intraveneus ORENCIA en over wil gaan op subcutaan ORENCIA, dient u de
eerstvolgende keer een subcutane injectie te ontvangen in plaats van uw volgende intraveneuze infusie, daarna
gevolgd door elke week één subcutane injectie ORENCIA.
Uw arts zal u informeren over de duur van de behandeling en welke andere geneesmiddelen, waaronder andere
eventuele reumaremmers, u mag blijven gebruiken tijdens behandeling met ORENCIA.
Bij start van de behandeling kan uw arts of verpleegkundige ORENCIA injecteren. Uw arts en u kunnen echter ook
afspreken dat u uzelf mag injecteren met ORENCIA. In dat geval zal met u worden geoefend in het zelf injecteren
van ORENCIA.
Overleg met uw arts als u vragen heeft over het zelf injecteren. U kunt gedetailleerde instructies voor het
klaarmaken en toedienen van ORENCIA vinden aan het einde van deze bijsluiter (zie "Belangrijke
instructies voor
gebruik")
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
In dit geval moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts die in de gaten zal houden of er bij u bijwerkingen
optreden en deze symptomen behandelen indien noodzakelijk.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Houd goed bij wanneer u de volgende dosis moet toedienen. Het is zeer belangrijk dat u ORENCIA precies gebruikt
zoals door uw arts is voorgeschreven. Als u een dosis van ORENCIA heeft overgeslagen binnen drie dagen nadat u
die had moeten toedienen, dien de dosis dan zo snel mogelijk toe en volg daarna het oorspronkelijke
toedieningsschema op de eerder door u gekozen dag. Als u er meer dan drie dagen later achter komt dat u uw dosis
heeft gemist, vraag dan aan uw arts wanneer u uw volgende dosis moet toedienen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het besluit om te stoppen met het gebruik van ORENCIA moet eerst besproken worden met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel?
Neem dan contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige.
140
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van neus en keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
Mogelijke ernstige bijwerkingen
waaronder ernstige infecties, kwaadaardigheden (kanker) en allergische reacties,
zoals hieronder beschreven.
Waarschuw uw arts onmiddellijk
als u last krijgt van:
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid
Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk
als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen tekenen zijn van bijwerkingen die hieronder worden beschreven
en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met volwassenen.
Lijst met bijwerkingen:
Zeer vaak
(komt voor bij meer dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van neus, keel en bijholten)
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte, reacties op de injectieplaats
afwijkende leverfunctietesten
Soms
(komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd gezichtsvermogen
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
141
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, jeuk, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename.
Zelden
(komt voor bij minder dan 1 van de 1.000 patiënten):
tuberculose
ontsteking van de baarmoeder, eileiders of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De bijwerkingen die voorkomen bij kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis komen
overeen met de bijwerkingen die voorkomen bij volwassenen zoals hierboven beschreven, met de volgende
verschillen:
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infectie van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, sinus en keel)
koorts
Soms
(komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
bloed in de urine
oorontsteking
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Gebruik dit middel niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of grote deeltjes bevat. De vloeistof moet helder tot
lichtgeel zijn.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
142
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat,
watervrij dinatriumfosfaat en water voor injecties (zie rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").
Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA oplossing voor injectie (injectie) is een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing.
ORENCIA is verkrijgbaar in de volgende verpakkingen:
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met witte zuiger
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met lichtblauwe zuiger
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met oranje zuiger
verpakking van 1 of 4 voorgevulde spuiten en een meerstuksverpakking die 12 voorgevulde spuiten
(3 verpakkingen van 4) bevat.
verpakkingen van 1, 3, of 4 voorgevulde spuiten met naaldbescherming en een meerstuksverpakking die
12 voorgevulde spuiten met naaldbescherming (3 verpakkingen van 4) bevat.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
143
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
144
Belangrijke instructies voor gebruik. Lees zorgvuldig door.
HOE GEBUIKT U
ORENCIA 50 mg
ORENCIA 87,5 mg
ORENCIA 125 mg
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met naaldbeschermer
Abatacept
Subcutaan gebruik
Lees deze instructies zorgvuldig voordat u de ORENCIA voorgevulde pen gaat gebruiken.
Zorg ervoor dat uw arts, verpleegkundige of apotheker u heeft laten zien hoe u de voorgevulde spuit moet
gebruiken, voordat u deze voor het eerst gaat gebruiken.
Bewaar de pen in de koelkast tot gebruik. NIET INVRIEZEN.
Als u vragen heeft over dit product, lees dan de bijsluiter door.
145
VOORDAT U START
Leer hoe de voorgevulde spuit werkt
Er zijn 3 soorten voorgevulde spuiten
50 mg/0,4 ml
witte zuiger
87,5 mg/0,7 ml
lichtblauwe zuiger
125 mg/ml
oranje zuiger
Welke soort voorgevulde spuit u krijgt hangt af van de dosis die is voorgeschreven door uw dokter. De 125
mg/ml voorgevulde spuit is hieronder afgebeeld.
146
Vóór gebruik
Kijkvenster
Zuiger
Dopje om de naald
Na gebruik
Houdbaarheidsdatum
Verlengde grip
Naaldbeveiliging
(over de naald geschoven)
Verlengde grip
De voorgevulde spuit heeft een verlengde grip die het makkelijker maakt om de spuit vast te houden en te injecteren.
Ook heeft de spuit een naaldbeveiliging die automatisch over de naald heen schuift na een injectie.
Verwijder het dopje om de naald NIET voordat u klaar bent om te gaan injecteren.
Trek de zuiger NOOIT naar achteren
Doe het dopje om de naald NOOIT terug. Dit kan de naald beschadigen, verbuigen of breken.
Houd de spuit altijd bij de cilinder vast.
Ga naar stap 1
Stap 1: Voorbereiden voor een ORENCIA injectie
Verzamel de benodigde hulpmiddelen voor uw injectie op een schoon, vlak oppervlak
Alleen de voorgevulde spuit zit in de verpakking:
Alcoholdoekje
147
Pleister
Watje of gaasje
Voorgevulde spuit met naaldbeveiliging
Naaldencontainer
Laat de voorgevulde spuit opwarmen
Haal een voorgevulde spuit uit de koelkast en wacht 30 minuten zodat de spuit op kamertemperatuur kan komen.
U mag nooit
het opwarmen op wat voor manier dan ook versnellen, zoals door de spuit in de magnetron of in
warm water te plaatsen.
Verwijder het dopje van de naald niet terwijl de pen nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Wacht
30 minuten
Was uw handen goed met water en zeep om de injectie voor te bereiden.
Ga naar stap 2
Stap 2: Controleer de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast bij de cilinder. Laat het dopje om de naald naar beneden wijzen, zoals op het
plaatje.
Controleer de houdbaarheidsdatum die gedrukt staat op het etiket.
Gebruik de spuit niet als de houdbaarheidsdatum voorbij is.
Controleer de voorgevulde spuit op beschadigingen.
Gebruik de spuit niet als deze gescheurd of gebroken is.
148
Houdbaarheidsdatum
Controleer de vloeistof
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit door het kijkvenster. Deze zou helder tot lichtgeel moeten zijn.
U zou een kleine luchtbel kunnen zien. Deze hoeft u niet te verwijderen.
Injecteer niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
Let op: op het plaatje staat de 50 mg voorgevulde spuit afgebeeld
Ga naar stap 3
EXP XXXXX
Cilinder
Dopje om de naald
Kijkvenster
Luchtbel
Vloeistof
149
Stap 3: Controleer de dosis van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit op ooghoogte. Kijk goed of de hoeveelheid vloeistof in de voorgevulde spuit precies op
of net boven de vullijn voor uw voorgeschreven dosis komt:
125 mg/ml
Voorgevulde spuit
87,5 mg/0,7 ml
Voorgevulde spuit
50 mg/0,4 ml
Voorgevulde spuit
Witte zuiger
Lichtblauwe zuiger
Oranje zuiger
0,7 ml
Vullijn
0,4 ml
Vullijn
1 ml
Vullijn
Gebruik de spuit niet als er niet de juiste hoeveelheid vloeistof in zit. Neem contact op met uw arts, verpleegkundige
of apotheker voor verdere instructies.
Ga naar stap 4
150
Stap 4: Kies een injectieplaats en maak deze klaar
Kies een injectieplaats in de buik, aan de bovenkant van uw dijbenen of het buitenste deel van de bovenarmen
(alleen als de injectie door een zorgverlener wordt gegeven).
Verander de injectieplaats
U kunt iedere week hetzelfde lichaamsdeel gebruiken, maar kies wel een nieuwe injectieplaats binnen dat deel.
Niet injecteren in een gebied waar u een bloeduitstorting heeft of waar de huid gevoelig, rood, schilferig of hard
is.
Niet injecteren in een gebied met littekens of striae.
Noteer de datum, het tijdstip en de injectieplaats.
Injectieplaatsen
Zelfinjectie en zorgverlener
Buik, laat 5 cm rond de navel vrij
Bovenkant van uw dijbenen
ALLEEN als de injectie door een
Buitenste deel van de bovenarmen
Maak de injectieplaats zachtjes schoon
Maak de injectieplaats schoon met een alcoholdoekje en laat uw huid drogen.
Raak uw huid niet aan voordat u de injectie toedient.
Blaas of wapper niet boven de schoongemaakte huid.
Verwijder het dopje van de naald. Houd de voorgevulde spuit met één hand bij de cilinder vast en trek met de andere
hand het dopje recht van de naald af.
Doe het dopje niet terug op de naald nadat u het eraf heeft gehaald.
U kunt het dopje na de injectie samen met
het gewone huisvuil weggooien.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is nadat het dopje om de naald eraf gehaald was.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de naald is beschadigd of gebogen.
Let op: Het is normaal dat er een druppeltje vloeistof uit de naald komt.
151
Dopje om de naald
Doe het dopje om de naald NOOIT terug. Dit kan de naald beschadigen.
Ga naar stap 5
Stap 5: Injecteer uw dosis ORENCIA
Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast met uw duim en wijsvinger. Gebruik uw andere hand om de
schoongemaakte huid licht samen te knijpen.
Knijp de huid samen
Steek de naald in de huid
Steek voorzichtig de naald in de samengeknepen huid, in een hoek van 45º.
152
Rond ALLE stappen af voor het toedienen van de volledige dosis:
Zuiger
Injecteren: druk de zuiger met uw duim zo ver mogelijk naar beneden.
Naaldbeveiliging
Haal uw duim langzaam van de zuiger om de naaldbeveiliging te activeren.
klik
Naaldbeveiliging
Na een volledige injectie zal de naaldbeveiliging over de naald schuiven. U kunt een klik horen.
Verwijder de voorgevulde spuit van de injectieplaats en laat de samengeknepen huid los.
Ga naar stap 6
153
Stap 6: Na de injectie
Zorg voor de injectieplaats:
De injectieplaats kan licht bloeden. U kunt met een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Niet op de injectieplaats wrijven.
Als het nodig is, kunt u een kleine pleister op de injectieplaats plakken.
Watje of gaasje
Pleister
Gooi de voorgevulde spuit direct na gebruik in de naaldencontainer. Als u een vraag heeft, stel die aan uw
apotheker.
Zie de bijsluiter voor aanvullende instructies voor het weggooien.
Als uw injectie wordt toegediend door een zorgverlener, moet deze persoon ook voorzichtig met de spuit omgaan
om prikincidenten en mogelijk verspreiden van infecties te voorkomen.
Houd de pen en de naaldencontainer buiten het zicht en bereik van kinderen.
154
Belangrijke instructies voor gerbuik
Lees deze instructies zorgvuldig en volg ze daarna stap voor stap.
Uw arts of verpleegkundige zal u uitleggen hoe u ORENCIA zelf moet injecteren met de voorgevulde spuit.
Probeer u niet zelf te injecteren totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe u de injectie moet voorbereiden en toedienen.
Na de juiste oefening, kunt de injectie zelf toedienen of hij kan door iemand anders worden gegeven, bijvoorbeeld
door een familielid of een kennis.
Top van de zuiger
Zuiger
Niveau van het
Injectiespuit
Naald
Naaldkapje
Figuur 1
Voordat u start - een aantal tips
Doen
Wees altijd voorzichtig met de ORENCIA-spuit, vooral als er andere mensen en kinderen bij u zijn.
Houd de spuit altijd bij de cilinder vast.
Bewaar spuiten die nog niet gebruikt zijn altijd in de koelkast in de oorspronkelijke verpakking.
Zorg dat u de benodigde hulpmiddelen klaar heeft liggen voor u begint met injecteren.
Controleer de benodigde hulpmiddelen:
alcoholdoekjes, watten of een gaasje, zelfklevende pleister,
naaldencontainer.
Naaldencontainers zijn speciale ondoordringbare afvalbakjes die bij de apotheek verkrijgbaar zijn.
Niet doen
Nooit
het dopje van de naald nemen voordat u klaar bent om te injecteren.
Nooit
de zuiger naar achter trekken
Nooit
de spuit schudden, omdat dit het geneesmiddel ORENCIA kan beschadigen
Zet
NOOIT
het dopje terug op de naald.
STAP 1: Maak de spuit klaar
A.
Controleer de houdbaarheidsdatum en het partijnummer op de buitenverpakking
 De houdbaarheidsdatum staat op de buitenverpakking van ORENCIA en op iedere spuit.
 Als de houdbaarheidsdatum is verstreken, mag u de spuiten niet gebruiken. Neem contact op met uw
arts of apotheker.
Laat de spuit opwarmen
 Zoek een prettige ruimte met een schoon, vlak werkoppervlak.
 Neem de spuit uit de koelkast. Laat alle overgebleven spuiten in de originele verpakking in de koelkast.
 Controleer of de houdbaarheidsdatum en het partijnummer op de spuit dezelfde zijn als op de
buitenverpakking.
 Controleer de spuit voor duidelijke beschadigingen, maar verwijder het dopje
nog niet.
B.
155
Laat de spuit gedurende 30 tot 60 minuten op kamertemperatuur komen voordat u gaat injecteren.
 U mag
nooit
het opwarmen op wat voor manier dan ook versnellen, zoals door de spuit in de
magnetron of in warm water te plaatsen.
C.
Controleer de vloeistof in de spuit
 Houd de spuit bij de cilinder vast met de afgedekte naald naar beneden gericht.
Figuur 2
D.
E.
Controleer de vloeistof in de spuit (figuur 2). De vloeistof moet helder tot lichtgeel zijn.
Nooit
injecteren als de vloeistof troebel of verkleurd is, of als deze zichtbare deeltjes bevat.
Het is normaal om een luchtbel te zien en het is niet nodig om deze te verwijderen. De volledige inhoud
van de spuit moet worden geïnjecteerd.
Verzamel de benodigde hulpmiddelen en zorg dat deze binnen handbereik zijn.
Was uw handen grondig met zeep en warm water.
STAP 2: Kies een injectieplaats en maak deze klaar
Zorg dat u de spuit klaar heeft om onmiddellijk de injectie toe te dienen zodra de injectieplaats is
klaargemaakt.
156
A.
Kies een plaats op het lichaam voor de injectie (injectieplaats)
 U kunt kiezen voor:
o de bovenkant van uw dijbeen
o uw buik, behalve de 5 cm rond uw navel (figuur 3)
1.
Figuur 3
B.
Kies voor iedere nieuwe injectie een andere injectieplaats. U kunt hetzelfde dijbeen gebruiken voor
wekelijkse injecties, zolang iedere injectieplaats ongeveer 2,5 cm verwijderd is van de laatste
injectieplaats.
Niet
injecteren op plaatsen waar uw huid gevoelig, rood of hard is of een bloeduitstorting of littekens
heeft. Voorkom plaatsen met littekens of striae.
Maak de injectieplaats klaar
 Dep de injectieplaats met een alcoholdoekje in een ronddraaiende beweging.
 Laat uw huid drogen voordat u injecteert.
 Raak uw huid
niet
aan voordat u de injectie toedient.
 Blaas of wapper
niet
boven de schoongemaakte huid.
STAP 3: Injecteren van ORENCIA
A.
Verwijder het dopje van de naald alleen als u klaar bent om de injectie toe te dienen.
 Houd de spuit in één hand bij de cilinder vast en trek met uw andere hand het dopje van de naald in een
rechte beweging (figuur 4).
Figuur 4
Er kan een kleine luchtbel in de vloeistof in de spuit zitten. Het is niet nodig om de luchtbel te verwijderen.
Misschien ziet u dat er een druppel vloeistof uit de naald komt. Dit is normaal en is niet van invloed op uw
dosis.
 Raak de zuiger
niet
aan wanneer u het dopje van de naald haalt.
157
B.
Haal het dopje van de naald er pas af als u klaar bent om ORENCIA toe te dienen.
Raak de naald
niet
aan en laat de naald niets aanraken.
Gebruik de naald
niet
als deze is gevallen terwijl het dopje niet meer op de naald zat.
Zet het dopje
niet
terug op de naald.
Gebruik de naald
niet
als de naald zichtbaar beschadigd of gebogen is.
Plaatsen van de spuit en injecteren van ORENCIA
Houd de spuit in één hand bij de cilinder tussen duim en wijsvinger vast (figuur 5).
 Duw
niet
op de top van de zuiger totdat u kunt starten met toedienen van uw injectie.
 Trek
nooit
aan de zuiger.
 Gebruik uw andere hand om de schoongemaakte huid licht samen te knijpen. Houd stevig vast.
Steek de naald met een snelle beweging in een hoek van 45° in de samengeknepen huid (figuur 5).
Figuur 5
Figuur 6
Gebruik uw duim om de zuiger stevig naar beneden te duwen totdat deze niet verder gaat en alle
geneesmiddel is geïnjecteerd (figuur 6).
Haal de naald uit de huid en laat de omliggende huid los.
 Doe het dopje
NIET
terug op de naald
Duw een watje op de injectieplaats en houd dit 10 seconden vast.
Niet
op de injectieplaats wrijven. Licht bloeden is normaal.
Indien nodig, kunt u een kleine zelfklevende pleister op de injectieplaats aanbrengen.
STAP 4: Weggooien van de injectiespuit en bijhouden van uw injecties
A.
Gooi gebruikte injectiespuiten in een naaldencontainer
 Vraag uw arts, verpleegkundige of apotheker wat de landelijke of lokale regels zijn voor het weggooien
van geneesmiddelen die naalden bevatten.
 Houd de naaldencontainer
altijd
buiten bereik van kinderen en dieren.
 Gooi gebruikte naalden
nooit
met het huishoudelijk afval weg.
Houd uw injecties bij
 Noteer de datum, het tijdstip en de specifieke plaats van uw lichaam waar u uzelf heeft geïnjecteerd. Het
kan ook handig zijn om eventuele vragen of zorgen die u heeft over de injectie op te schrijven, zodat u
hierover met uw arts, verpleegkundige of apotheker kunt praten.
B.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
158
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk
zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ORENCIA bevat de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval van
het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
Orencia kan ook samen met methotrexaat worden gebruikt om hoog actieve en progressieve reumatoïde artritis te
behandelen zonder eerdere behandeling met methotrexaat.
159
ORENCIA wordt gebruikt om:
-
- de schade aan uw gewrichten te vertragen
-
- uw lichamelijke functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten die meestal samengaat met psoriasis, een
ontstekingsziekte van de huid. Als u actieve artritis psoriatica heeft, krijgt u eerst andere geneesmiddelen. Als u
onvoldoende reageert op deze geneesmiddelen, kan u ORENCIA worden gegeven om:
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.
2
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie.
De behandeling met ORENCIA mag niet
worden gestart. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties
zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts.
als u enige vorm van infectie heeft,
inclusief een langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor al aanwezige infecties
kunnen verergeren.
als u tuberculose (tbc) heeft gehad
of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts.
Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.
als u virale hepatitis heeft,
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt, kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.
als u kanker heeft.
Uw arts moet beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.
als u recentelijk bent ingeënt
of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts.
Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden tijdens het gebruik van ORENCIA. Raadpleeg uw arts voordat u zich
laat inenten. Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft
gekregen tijdens uw zwangerschap, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op een dergelijke infectie
tot ongeveer 14 weken na de laatste dosering die u heeft gekregen tijdens uw zwangerschap. Het is belangrijk
dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby vertelt over uw ORENCIA-gebruik tijdens uw
zwangerschap, zodat zij kunnen beslissen wanneer uw baby gevaccineerd kan worden.
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde pen is niet bestudeerd bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Daarom wordt het gebruik van ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde pen niet aanbevolen bij deze
groep patiënten.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is beschikbaar voor pediatrische patiënten van 6
jaar en ouder.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is beschikbaar voor pediatrische patiënten van 2 jaar en
ouder.
160
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ORENCIA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
ORENCIA mag niet gebruikt worden
in combinatie met biologische geneesmiddelen voor reumatoïde artritis,
waaronder TNF-remmers zoals adalimumab, etanercept en infliximab; er is onvoldoende bewijs om gelijktijdig
gebruik met anakinra en rituximab te kunnen aanbevelen.
ORENCIA kan wel gebruikt worden
met andere geneesmiddelen die gewoonlijk gebruikt worden bij reumatoïde
artritis zoals steroïden, of pijnstillers waaronder niet-steroïde ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac.
Vraag uw arts of apotheker om advies, voordat u een ander geneesmiddel wilt gaan gebruiken naast ORENCIA.
Zwangerschap en borstvoeding
De gevolgen van ORENCIA voor de zwangerschap zijn niet bekend, u mag ORENCIA daarom niet gebruiken
wanneer u zwanger bent, tenzij uw arts dit specifiek aangeeft.
Als u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u geschikte anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Als u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding
als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden of machines te
bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuurd dan geen voertuigen en
gebruik geen gereedschap machines.
ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
"natriumvrij" is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
ORENCIA oplossing voor injectie wordt onder de huid geïnjecteerd (subcutaan gebruik).
De gebruikelijke dosering
De gebruikelijke dosering ORENCIA voor volwassenen met reumatoïde artritis of artritis psoriatica is 125 mg
abatacept eens per week, ongeacht gewicht.
Uw arts kan uw behandeling met ORENCIA starten met of zonder een eenmalige dosis poeder voor concentraat
voor infusie (gegeven via een ader, meestal in de arm, toegediend gedurende een periode van 30 minuten). Als er
een intraveneuze dosis is gegeven om de behandeling te starten, moet de eerste subcutane injectie ORENCIA binnen
een dag na de intraveneuze infusie worden gegeven, gevolgd door wekelijkse 125 mg subcutane injecties.
ORENCIA kan worden gebruikt door patiënten ouder dan 65 jaar zonder aanpassing van de dosis.
161
Als u al behandeld wordt met intraveneus ORENCIA en over wil gaan op subcutaan ORENCIA, dient u de
eerstvolgende keer een subcutane injectie te ontvangen in plaats van uw volgende intraveneuze infusie, daarna
gevolgd door elke week één subcutane injectie ORENCIA.
Uw arts zal u informeren over de duur van de behandeling en welke andere geneesmiddelen, waaronder andere
eventuele reumaremmers, u mag blijven gebruiken tijdens behandeling met ORENCIA.
Bij start van de behandeling kan uw arts of verpleegkundige ORENCIA injecteren. Uw arts en u kunnen echter ook
afspreken dat u uzelf mag injecteren met ORENCIA. In dat geval zal met u worden geoefend in het zelf injecteren
van ORENCIA.
Overleg met uw arts als u vragen heeft over het zelf injecteren. U kunt gedetailleerde instructies voor het
klaarmaken en toedienen van ORENCIA vinden aan het einde van deze bijsluiter (zie "Belangrijke
instructies voor
gebruik")
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
In dit geval moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts die in de gaten zal houden of er bij u bijwerkingen
optreden en deze symptomen behandelen indien noodzakelijk.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Houd goed bij wanneer u de volgende dosis moet toedienen. Het is zeer belangrijk dat u ORENCIA precies gebruikt
zoals door uw arts is voorgeschreven. Als u een dosis van ORENCIA heeft overgeslagen binnen drie dagen nadat u
die had moeten toedienen, dien de dosis dan zo snel mogelijk toe en volg daarna het oorspronkelijke
toedieningsschema op de eerder door u gekozen dag. Als u er meer dan drie dagen later achter komt dat u uw dosis
heeft gemist, vraag dan aan uw arts wanneer u uw volgende dosis moet toedienen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het besluit om te stoppen met het gebruik van ORENCIA moet eerst besproken worden met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel?
Neem dan contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van neus en keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
Mogelijke ernstige bijwerkingen
waaronder ernstige infecties, kwaadaardigheden (kanker) en allergische reacties,
zoals hieronder beschreven.
Waarschuw uw arts onmiddellijk
als u last krijgt van:
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid
Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk
als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen tekenen zijn van bijwerkingen die hieronder worden beschreven
en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met volwassenen.
162
Lijst met bijwerkingen:
Zeer vaak
(komt voor bij meer dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van neus, keel en bijholten)
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte, reacties op de injectieplaats
afwijkende leverfunctietesten.
Soms
(komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd gezichtsvermogen
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename.
Zelden
(komt voor bij minder dan 1 van de 1.000 patiënten):
tuberculose
ontsteking van de baarmoeder, eileiders of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
163
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Gebruik dit middel niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of grote deeltjes bevat. De vloeistof moet helder tot
lichtgeel zijn.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat,
watervrij dinatriumfosfaat en water voor injecties (zie rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").
Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA oplossing voor injectie (injectie) is een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing in een voorgevulde pen
die ClickJect wordt genoemd.
ORENCIA is verkrijgbaar in de volgende verpakkingen:
- verpakking van 4 voorgevulde pennen en een meerstuksverpakking die 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen
van 4) bevat.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
164
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
165
Belangrijke instructies voor gebruik. Lees zorgvuldig door.
HOE GEBUIKT U
ORENCIA (abatacept)
ClickJect voorgevulde pen
125 mg, oplossing voor injectie
subcutaan gebruik
Lees deze instructies zorgvuldig voordat u de ClickJect voorgevulde pen gaat gebruiken.
Zorg er voor dat uw zorgverlener u de juiste manier van gebruik laat zien voordat u de ClickJect Pen voor het eerst
gaat gebruiken.
Bewaar de pen in de koelkast tot gebruik.
NIET INVRIEZEN.
Als u vragen heeft over dit product, lees dan de bijsluiter door.
VOORDAT U START
Leer hoe de ClickJect voorgevulde pen werkt
De pen geeft het geneesmiddel automatisch af. De doorzichtige dop blokkeert de naald als de injectie klaar is
en de pen uit de huid wordt gehaald.
VERWIJDER de oranje naaldbeschermer NIET voordat u klaar bent om te gaan injecteren.
Vóór gebruik
Kijkvenster
Handdvat
Vervaldatum
Naaldbeschermer (ORANJE Dop)
Activeerknop (BLAUW)
Na gebruik
Blauwe indicator
Doorzichtige dop
166
Verzamel de benodigde hulpmiddelen voor uw injectie op een schoon, vlak oppervlak
(alleen de ClickJect voorgevulde spuit zit in de verpakking):
Alcoholdoekje
Zelfklevende pleister
Watten of een gaasje
ClickJect voorgevulde pen
Naaldencontainer
Ga naar stap 1
1.
MAAK DE CLICKJECT PEN KLAAR
Laat uw ClicktJect pen opwarmen.
Neem een pen uit de koelkast en laat de pen gedurende
30 minuten
op kamertemperatuur (ongeveer 25°C) komen.
Verwijder de naaldbeschermer
NIET
terwijl de pen nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Wacht
30 minuten
Was uw handen goed met water en zeep om de injectie voor te bereiden.
Controleer de ClickJect voorgevulde pen:
Controleer de houdbaarheidsdatum
die gedrukt staat op het etiket.
NIET
gebruiken als de houdbaarheidsdatum is verstreken.
Controleer de pen op beschadigingen.
NIET
gebruiken indien gescheurd of gebroken.
Controleer de vloeistof
door het kijkvenster. Het zou helder tot lichtgeel moeten zijn. U zou een kleine
luchtbel kunnen zien. Deze hoeft u niet te verwijderen.
NIET injecteren
als de vloeistof troebel of verkleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
Vervaldatum
Vloeistof
Ga naar stap 2
167
2.
BEREID DE INJECTIE VOOR
Kies uw injectieplaats
in ofwel de
buik
of voorkant van uw
dijbeen.
U kunt iedere week hetzelfde lichaamsdeel gebruiken, maar kies wel een nieuwe injectieplaats binnen dat deel.
NIET
injecteren in een gebied waar u een bloeduitstorting heeft of waar de huid gevoelig, rood, schilferig of hard is.
Vermijd plaatsen met littekens of striae.
Injectieplaatsen
Zelf-Injectie en zorgverlener
Buik,
laat 5 cm rond de navel vrij
Bovenkant van uw dijbenen
Maak de injectieplaats zachtjes
schoon met een alcoholdoekje en laat uw huid drogen.
Trek de oranje naaldbeschermer er in een RECHTE beweging af.
DOE DE NAALDBESCHERMER NIET OPNIEUW
op de pen.
U kunt de naaldbeschermer na de injectie samen met het gewone huisvuil weggooien.
Gebruik de pen
NIET
als deze is gevallen nadat de naaldbeschermer is verwijderd.
Het is normaal dat er een druppeltje vloeistof uit de naald komt.
Verwijder de
naaldbeschermer
Ga naar stap 3
168
3.
INJECTEER UW DOSIS
Plaats de ClickJect pen
zo dat u het
kijkvenster
kunt zien en de pen in een hoek van 90º op de injectieplaats staat.
Gebruik uw andere hand om de
schoongemaakte huid licht samen te knijpen.
90°
Knijp de huid samen
Venster
Rond ALLE stappen af voor het toedienen van de volledige dosis:
DRUK NAAR BENEDEN
op de huid
WACHT
tot de blauwe
indicator
Druk op de knop en houd vast
15 seconden
Druk naar BENEDEN
op de huid om de pen te ontgrendelen.
Druk op de knop, HOUD gedurende 15 seconden vast EN kijk door het venster.
U hoort een klik zodra de injectie start.
Voor toediening van de volledige dosis houdt u de voorgevulde pen gedurende 15 seconden op zijn plaats EN
wacht u tot de blauwe indicator niet meer beweegt in het venster.
Verwijder de ClickJect voorgevulde pen
uit de injectieplaats door hem recht omhoog te tillen. Zodra u hem uit de
huid heeft gehaald, zal de doorzichtige top over de naald vallen. Laat de huid los.
Ga naar stap 4
169
4.
NA DE INJECTIE
Zorg voor de injectieplaats:
De injectieplaats kan licht bloeden. U kunt met een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
NIET
op de injectieplaats wrijven.
Indien nodig, kunt u een kleine zelfklevende pleister op de injectieplaats plakken.
Watje of gaasje
Zelfklevende pleister
Gooi de gebruikte ClickJect voorgevulde pen
direct na gebruik in de naaldencontainer. Als u een vraag heeft, stel
die aan uw apotheker.
DOE
het dopje
NIET OPNIEUW
op de gebruikte pen.
Zie de bijsluiter voor aanvullende instructies voor het weggooien.
Als uw injectie wordt toegediend door een zorgverlener, moet deze persoon ook voorzichtig met de pen omgaan om
prikincidenten en mogelijk verspreiden van infecties te voorkomen.
Houd de pen en de naaldencontainer buiten het bereik van kinderen.
Noteer de datum,
het tijdstip en de injectieplaats.
170

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Elke injectieflacon bevat 250 mg abatacept.
Elke ml bevat na bereiding van het concentraat 25 mg abatacept.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Hulpstof met bekend effect
natrium: 0,375 mmol (8,625 mg) per injectieflacon
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM

Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken-wit poeder als hele of gefragmenteerde koek.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1

Therapeutische indicaties

Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig-ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij jonge patiënten van 6 jaar en ouder met een ontoereikende
respons op eerdere DMARD behandeling.
ORENCIA kan als monotherapie worden gegeven in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer
behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
2
Dosering en wijze van toediening

Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis of pJIA.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
Dosering
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Toedienen als intraveneuze infusie gedurende 30 minuten zoals aangegeven in Tabel 1. Na de initiële dosering dient
ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
Tabel 1:
Dosering van ORENCIAa
Lichaamsgewicht van
Aantal
de patiënt
Dosering
injectieflaconsb
< 60 kg
500 mg
2
60 kg tot 100 kg
750 mg
3
> 100 kg
1.000 mg
4
a Bij benadering 10 mg/kg.
b Elke injectieflacon levert 250 mg abatacept voor toediening.
Geen doseringscorrectie is nodig bij gelijktijdig gebruik van andere DMARD's, corticosteroïden, salicylaten, Non
Steroïdal Anti-Inflammatory Drugs (NSAIDs) of pijnstillers.
Artritis psoriatica
Volwassenen
Toedienen als intraveneuze infusie gedurende 30 minuten zoals aangegeven in Tabel 1. Na de initiële dosering dient
ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis

De aanbevolen dosering ORENCIA voor patiënten met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis tussen 6 en
17 jaar met een lichaamsgewicht tot 75 kg is 10 mg/kg, berekend op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt
bij elke toediening. Pediatrische patiënten met een gewicht van 75 kg of meer dienen de volwassen dosering
ORENCIA te krijgen, waarbij de maximumdosering van 1000 mg niet overschreden mag worden. Na de initiële
dosering dient ORENCIA wederom toegediend te worden na 2 en 4 weken en daarna elke 4 weken.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneuze ORENCIA bij kinderen jonger dan 6 jaar zijn niet onderzocht en
daarom wordt intraveneuze ORENCIA afgeraden voor kinderen jonger dan 6 jaar.
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit voor subcutane toediening is beschikbaar voor pediatrische
patiënten van 2 jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van productkenmerken van
ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit).
3
Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij het gebruik van abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij
patiënten geen voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8).
Anafylactische of anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt.
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
4
5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
De combinatie met andere geneesmiddelen
Farmacokinetische onderzoeken in de populaties toonde geen effecten aan van methotrexaat, NSAID's en
corticosteroïden op de klaring van abatacept (zie rubriek 5.2).
Er werden geen grote veiligheidsrisico's geïdentificeerd bij het gebruik van abatacept in combinatie met
sulfasalazine, hydroxychloroquine of leflunomide.
De combinatie met andere geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden en met vaccins
Gelijktijdige toediening van abatacept met biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken. Er is onvoldoende bewijs om de veiligheid en
werkzaamheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen (zie rubriek 4.4).
Vaccinaties
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig of binnen 3 maanden na beëindiging van de behandeling met abatacept
gegeven worden. Er zijn geen gegevens beschikbaar over secundaire infectieoverdracht van personen die levende
vaccins krijgen op patiënten die abatacept krijgen. Geneesmiddelen die invloed hebben op het immuunsysteem,
waaronder abatacept, kunnen de werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Verkennende studies om het effect van abatacept op de antilichaamrespons bij vaccinatie van gezonde
proefpersonen evenals de antilichaamrespons bij griep- en pneumokokkenvaccinatie van RA-patiënten te beoordelen
suggereren dat abatacept de werkzaamheid van de immuunrespons kan verminderen, maar het vermogen om een
klinisch significante of positieve immuunreactie te ontwikkelen werd niet significant afgeremd.
6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
Orencia moet niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling
met abatacept vereist. Vruchtbare vrouwen moeten passende anticonceptiemaatregelen nemen gedurende de
behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosis abatacept.
Abatacept kan de placenta passeren en terechtkomen in het bloedserum van kinderen geboren uit vrouwen die zijn
behandeld met abatacept tijdens de zwangerschap. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op
infecties lopen. De veiligheid van het toedienen van levende vaccins aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan
abatacept is onbekend. Het toedienen van levende vaccins aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan abatacept
wordt niet aanbevolen gedurende 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de
zwangerschap.
Borstvoeding
Het is aangetoond dat abatacept overgaat in de moedermelk bij ratten.
Het is echter onbekend of abatacept overgaat in de moedermelk bij de mens.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met ORENCIA tot en met 14 weken na toediening van de
laatste toediening van abatacept.
Vruchtbaarheid
Formeel onderzoek naar mogelijke effecten van abatacept op de vruchtbaarheid is niet uitgevoerd.
Bij ratten gaf abatacept geen ongewenste effecten op de vruchtbaarheid, noch bij mannelijke noch bij vrouwelijke
dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak voorkomende en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met
ORENCIA worden behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een
patiënt dergelijke symptomen ervaart.
7
Bijwerkingen

Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4% van de met
abatacept behandelde patiënten en 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen ( 5%) bij de met
abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties (inclusief sinusitis).
Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0% voor de met
abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij artritis psoriatica
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve artritis psoriatica in twee placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (341 patiënten met abatacept, 253 patiënten met placebo) (zie rubriek 5.1). Gedurende de 24-weekse
placebogecontroleerde periode in de grotere PsA-II studie was het percentage patiënten met bijwerkingen
vergelijkbaar tussen de abatacept- en placebobehandelgroepen (respectievelijk 15,5% en 11,4%). Er waren geen
bijwerkingen die 2% voorkwamen in een van de behandelingsgroepen tijdens de 24-weekse
placebogecontroleerde periode. Het algehele veiligheidsprofiel was vergelijkbaar tussen studies PsA-I en PsA-II en
in overeenstemming met het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis (tabel 2).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 2 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak ( 1/10), vaak
( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 2:


Bijwerkingen

Infecties en parasitaire
Zeer Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
aandoeningen
nasopharyngitis en sinusitis)
Vaak
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Soms
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Zelden
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontstekingsziekte

Neoplasmata, benigne, maligne en
Soms
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
niet-gespecificeerd (inclusief
Zelden
Lymfoom, maligne longneoplasma,
cysten en poliepen)
plaveiselcelcarcinoom

Bloed- en
Soms
Trombocytopenie, leukopenie
lymfestelselaandoeningen


8
Soms
Overgevoeligheid

Psychische stoornissen
Soms
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)

Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Soms
Migraine, paresthesieën

Oogaandoeningen
Soms
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte

Evenwichtsorgaan- en
Soms
Duizeligheid
ooraandoeningen

Hartaandoeningen
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie

Bloedvataandoeningen
Vaak
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Soms
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
Vaak
Hoest
mediastinumaandoeningen
Soms
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Soms
Gastritis

Lever- en galaandoeningen
Vaak
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)

Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Uitslag (inclusief dermatitis)
Soms
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose

Skeletspierstelsel- en
Soms
Artralgie, pijn in de extremiteiten
bindweefselaandoeningen

Voortplantingsstelsel- en
Soms
Amenorroe, menorragie
borstaandoeningen

Algemene aandoeningen en
Vaak
Vermoeidheid, asthenie
toedieningsplaatsstoornissen
Soms
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename

9
10
Vaak voorkomende bijwerking: pyrexie
Soms voorkomende bijwerkingen: hematurie, otitis (media en externa)
11
Overdosering

Doseringen tot 50 mg/kg zijn toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering wordt
aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende symptomatische
behandeling in te stellen.

12
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1

Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T0 lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro-onderzoeken en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert. In vitro vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNF, interferon- en interleukine-2 door T-lymfocyten.
Farmacodynamische effecten
Dosisafhankelijke afnames werden gezien met abatacept in serumspiegels van oplosbare interleukine-2-receptor, een
marker van T-lymfocytactivatie; seruminterleukine-6, een product van geactiveerde synoviale macrofagen en
fibroblastachtige synoviocyten bij reumatoïde artritis; reumafactor, een autoantilichaam aangemaakt door
plasmacellen; en C-reactief eiwit, een acute-fasereactant van ontsteking. Tevens was er sprake van verlaagde
serumspiegels van matrixmetalloproteïnase-3, dat kraakbeenvernietiging en weefselremodelleringvermindert.
Afnames in serum-TNF werden ook gezien.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij volwassenen met reumatoïde artritis
De werkzaamheid en veiligheid van intraveneus abatacept werden beoordeeld in gerandomiseerde, dubbel-blinde,
placebogecontroleerde klinische onderzoeken bij volwassen patiënten met actieve reumatoïde artritis
gediagnosticeerd volgens de criteria van het American College of Rheumatology (ACR). De onderzoeken I, II, III,
V en VI hadden als inclusiecriterium bij randomisatie de aanwezigheid van ten minste 12 pijnlijke en 10 gezwollen
gewrichten. Onderzoek IV vereiste geen specifiek aantal pijnlijke of gezwollen gewrichten.
In onderzoeken I, II, en V werden de werkzaamheid en veiligheid van abatacept vergeleken met placebo bij
patiënten met een ontoereikende respons op methotrexaat en die hun stabiele dosis methotrexaat continueerden.
Bovendien werden in onderzoek V de veiligheid en werkzaamheid van abatacept of infliximab ten opzichte van
placebo onderzocht. In onderzoek III werden de werkzaamheid en de veiligheid van abatacept beoordeeld bij
patiënten met een ontoereikende respons op TNF-remmers, waarbij gebruik van de TNF-remmer voorafgaand aan
de randomisatie werd beëindigd; andere DMARD's waren toegestaan. Onderzoek IV beoordeelde hoofdzakelijk
veiligheid bij patiënten met actieve reumatoïde artritis die ondanks huidige therapie met niet biologische en/of
biologische DMARD's extra interventie vereisen; alle DMARD's die bij inclusie werden gebruikt werden
voortgezet. In onderzoek VI werden de effectiviteit en veiligheid van abatacept beoordeeld bij patiënten met
erosieve reumatoïde artritis in een vroeg stadium (duur van de aandoening 2 jaar), die methotrexaatnaïef waren en
positief testten op reumafactor (RF) en/of anticyclisch gecitrulineerd peptide 2 (anti-CCP2). De patiënten werden
gerandomiseerd naar abatacept plus methotrexaat of methotrexaat plus placebo. In onderzoek SC-II werden de
relatieve werkzaamheid en veiligheid van abatacept en adalimumab, beide subcutaan gegeven zonder een
13
14
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken

Percentage patiënten

MTX-naïef
Ontoereikende respons
Ontoereikende respons

op MTX
op TNF-remmer
Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Abatacepta
Placebo
Abatacepta
Placebo
Abatacepta
Placebo
+DMARD's
+DMARD's
Mate van
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX
b
b
Respons
n = 256
n = 253
n = 424
n = 214
n = 256
n = 133
ACR 20


Dag 15
24%
18%
23%*
14%
18%**
5%
Maand 3
64%
53%
62%***
37%
46%***
18%
Maand 6
75%
62%
68%***
40%
50%***
20%
Maand 12
76%
62%
73%***
40%
n.v.t.d
n.v.t.d
ACR 50






Maand 3
40%
23%
32%***
8%
18%**
6%
Maand 6
53%
38%
40%***
17%
20%***
4%
Maand 12
57%
42%
48%***
18%
n.v.t.d
n.v.t.d
ACR 70


Maand 3
19%
10%
13%***
3%
6%
1%
Maand 6
32%
20%
20%***
7%
10%**
2%
Maand 12
43%
27%
29%***
6%
n.v.t.d
n.v.t.d
Belangrijke
klinische

27%
12%
14%***
2%
n.v.t.d
n.v.t.d
responsc
DAS28-CRP



remissiee

Maand 6
28%
15%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Maand 12
41%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
a Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdige DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine, sulfasalazine,
leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
In de open-label verlenging van de onderzoeken I, II, III en VI werden duurzame en aanhoudende ACR 20-, 50- en
70-responsen waargenomen na respectievelijk 7, 5, 5 en 2 jaren behandeling met abatacept. In onderzoek I werden
de ACR-responsen beoordeeld na 7 jaar bij 43 patiënten van wie 72% een ACR 20-respons, 58% een ACR 50-
15
16
17
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in
onderzoek SC-III

Abatacept s.c.+ MTX
MTX
Abatacept s.c.
Aantal patiënten
n = 119
n = 116
n = 116
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissiea
60,9%
45,2%
42,5%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,01 (1,18, 3,43)
n.v.t.
0,92 (0,55, 1,57)
p-waarde
0,010
n.v.t.
n.v.t.
SDAI klinische remissieb
42,0%
25,0%
29,3%
Schatting van het verschil (95%-
17,02 (4,30, 29,73)
n.v.t.
4,31 (-7,98, 16,61)
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
37,0%
22,4%
26,7%
Schatting van verschil (95%-BI)
14,56 (2,19, 26,94)
n.v.t.
4,31 (-7,62, 16,24)
vs. MTX
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maaden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
DAS28-remissie a
14,8%
7,8%
12,4%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,51 (1,02, 6,18)
n.v.t.
2,04 (0,81, 5,14)
p-waarde
0,045
n.v.t.
n.v.t.
a DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
b SDAI criterium (SDAI 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken II
en VI. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score (TSS) en zijn
onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 5. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
18
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II

Abatacept/MTX
Placebo/MTX

Parameter
n = 391
n = 195
p-waardea
Totale Sharp score
1,21
2,32
0,012
Erosiescore
0,63
1,14
0,029
JSN-score
0,58
1,18
0,009
a Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende openlabelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 6).
Tabel 6:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III

Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
-1,22 (-2,20, -0,25)
MRI osteïtis/botoedeem-score
-1,43 (-2,68, -0,18)
MRI synovitis-score
-1,60 (-2,42, -0,78)
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. De resultaten van
de onderzoeken II, III en VI worden weergegeven in Tabel 7.
19

Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek

Methotrexaatnaïef
Ontoereikende respons
Ontoereikende respons

op methotrexaat
op TNF-remmer

Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Abatacepta
Placebo
HAQc Disability
Abatacepta
Placebo
Abatacepta
Placebo
+DMARD's
+DMARD's
b
b
Index
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX

Baseline
1,7
1,7
1,69
1,69
1,83
1,82
(gemiddelde)
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
(n=249)
(n=130)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline



Maand 6
0,85
0,68
0,59***
0,40
0,45***
0,11
(n=250)
(n=249)
(n=420)
(n=211)
(n=249)
(n=130)
Maand 12
0,96
0,76
0,66***
0,37
n.v.t.e
n.v.t.e
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
Aantal patiënten met



een klinisch relevante
verbeteringd
Maand 6
72%
63%
61%***
45%
47%***
23%
Maand 12
72%
62%
64%***
39%
n.v.t.e
n.v.t.e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a Vaste dosis gemiddeld 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d Reductie in HAQ-DI van 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).

Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
verbetering waargenomen bij 12 maanden in de groep behandeld met abatacept plus methotrexaat in vergelijking
20
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
Klinische respons
Klachten en verschijnselen
Het percentage patiënten dat ACR 20-, 50- of 70-responsen bereikte bij de aanbevolen abataceptdosis in Studies
PsA-I (10 mg/kg intraveneus) en PsA-II (125 mg subcutaan) worden hieronder getoond in Tabel 8.
21
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II


PsA-Ia
PsA-IIb,c

Abatacept
Placebo
Schatting van
Abatacept
Placebo
Schatting van
10 mg/kg
N=42
verschil (95% 125 mg SC
N=211
verschil (95% CI)
IV
CI)
N=213
N=40
ACR 20
47,5%*
19,0%
28,7 (9,4, 48,0)
39,4%*
22,3%
17,2 (8,7, 25,6)
ACR 50
25,0%
2,4%
22,7 (8,6, 36,9)
19,2%
12,3%
6,9 (0,1, 13,7)
ACR 70
12,5%
0%
12,5 (2,3, 22,7)
10,3%
6,6%
3,7 (-1,5, 8,9)
* p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
a 37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b 61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie ( 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met 0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste 0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
als PsA-II studie werden met voortgezette abataceptbehandeling verbetering van HAQ-DI-scores gehandhaafd of
verbeterd tot aan één jaar.
Tijdens de 24-weekse dubbelblinde periode werden bij de abataceptbehandeling geen significante veranderingen
gezien in PASI-scores. Patiënten die de twee PsA-studies startten hadden lichte tot matige psoriasis met mediane
22
Assessment werd gebruikt om flare te definiëren.
Verslechtering in 2 gewrichten moet aanwezig zijn indien het aantal actieve gewrichten of gewrichten met
beperkte bewegingsvrijheid gebruikt werd om de flare te definiëren.
De patiënten die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 12,4 jaar oud met een gemiddelde ziekteduur van
4,4 jaar. Zij hadden allen een actieve aandoening met een baseline gemiddelde actieve gewrichtstelling van 16 en
gemiddeld 16 gewrichten met bewegingsverlies, verhoogde spiegels C-reactief proteïne (CRP) (gemiddeld
3,2 mg/dl) en ESRs (gemiddeld 32 mm/h). De JIA-subtypen bij ziekte-aanvang waren: oligoarticulair (16%),
polyarticulair (64%; 20% van het totaal was positief voor reumafactor) en systemisch (20%).
Van de 190 patiënten die gestart waren, hebben 170 periode A afgerond, 65% (123/190) bereikten een ACR Pedi 30
respons en 122 werden gerandomiseerd aan periode B. De responsen waren vergelijkbaar voor alle bestudeerde
pJIA-subtypen en voor patiënten met en zonder methotrexaat. Van de 133 (70%) TNF-remmer-naieve patiënten
bereikten 101 (76%) minimaal een ACR Pedi 30 respons, van de 57 patiënten die eerder behandeld waren met een
TNF-remmer bereikten 22 (39%) minstens een ACR Pedi 30 respons.
Gedurende periode B was de tijd tot symptoomverergering voor de op placebo gerandomiseerde patiëntengroep
significant korter dan bij de voor abatacept gerandomiseerde groep (primair eindpunt p = 0,0002; log-score test). De
placebogroep vertoonde significant meer symptoomverergering gedurende periode B (33/62; 53%) dan de groep die
blijvend behandeld werd met abatacept (12/60; 20% chi-kwadraat p < 0,001). Het risico op symptoomverergering
bij patiënten die blijvend behandeld waren met abatacept was minder dan eenderde vergeleken met de placebogroep
(hazard ratio schatting = 0,31; 95% BI 0,16 ­ 0,59).
23
Tabel 9:
Percentage (%) polyarticulair JIA patiënten met ACR-responsen of
inactieve ziekte

Eind van
Eind van periode Ba
Eind van periode Cb
periode A
(dag 169)
(dag 1765)
(dag 113)

Abatacept
Abatacept Placebo
Abataceptgroep in
Placebogroep in
Non-responder in
periode B
periode B
periode A
n= 190
n= 58
n= 59
n= 33
n= 30
n= 13
ACR30
65
85
68
97
87
69
ACR50
50
79
53
94
80
69
ACR70
28
55
31
79
63
54
ACR90
13
41
15
67
40
39
Inactief
Niet
31
10
52
33
31
disease
vastgesteld
a dag 169 Last Observation Carried Forward (LOCF) voor patiënten behandeld in periode C
b Zoals waargenomen
De deelnemers in periode C op dag 1765 waren 33 van de 58 abatacept-ontvangers uit periode B, 30 van de 59
placebo-ontvangers uit periode B en 13 van de 36 non-responders uit periode A. De mediane behandelduur van
abatacept in periode C was 1815 dagen (bereik 57 ­ 2.415 dagen; bijna 61 maanden). In periode C werden 102
personen (67%) minstens 1080 dagen (~ 36 maanden) behandeld met abatacept. Alle patiënten waren vooraf
minstens 4 maanden behandeld met abatacept in de open-label periode A.
Abatacept bij pJIA-patiënten is ook onderzocht met de subcutane formulering bij kinderen en jongeren tussen 2 en
17 jaar met matige tot ernstige actieve pJIA met een ontoereikende respons op of intolerantie voor minstens één
DMARD, met daarbij mogelijk inbegrepen biologische agentia. De veiligheid en effectiviteit van abatacept in de
lopende SC studie waren consistent met de resultaten die werden gezien met abatacept in de IV studie (zie rubriek
5.1 van de SmPC van ORENCIA oplossing voor injectie in voorgevulde spuit, voor de complete beschrijving en
resultaten van de studie).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen

Volwassenen met reumatoïde artritis
Na meerdere intraveneuze infusies (dag 1, 15, 30 en vervolgens elke 4 weken) vertoonde de farmacokinetiek van
abatacept in reumatoïde artritis patiënten een dosisafhankelijke toename van de Cmax en AUC over het
doseringsgebied van 2 mg/kg tot 10 mg/kg. Bij 10 mg/kg was de gemiddelde terminale halfwaardetijd 13,1 dagen
variërend van 8 tot 25 dagen. Het gemiddelde distributievolume (Vss) was 0,07 l/kg en varieerde van 0,02 tot
0,13 l/kg. De systemische klaring was ongeveer 0,22 ml/h/kg. Gemiddelde steady-state voor de dalconcentraties was
ongeveer 25 g/ml, en de gemiddelde Cmax concentraties waren ongeveer 290 g/ml. Er vond geen systemische
accumulatie van abatacept plaats na continue herhaalde behandeling met 10 mg/kg op maandelijkse intervallen bij
reumatoïde artritis patiënten.
Populatiefarmacokinetische analyses lieten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met
toenemend lichaamsgewicht. Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de
klaring. Methotrexaat, NSAIDs, corticosteroïden en TNF-remmers hadden geen invloed op de fictieve
abataceptklaring. Geen onderzoeken zijn gedaan ten aanzien van de farmacokinetische gevolgen voor abatacept van
een verstoorde nier- of leverfunctie.
24
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie in-vitro-onderzoeken. In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling van 10
mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen passeert. In
pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste effecten
waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met een
blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis van 200
mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC werden
beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van de
10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
25
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1

Lijst van hulpstoffen

Maltose
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat
Natriumchloride.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid

In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. ORENCIA dient niet gelijktijdig geïnfundeerd worden via dezelfde infusielijn
met andere geneesmiddelen.
ORENCIA dient NIET gebruikt te worden met siliconenbevattende spuiten (zie rubriek 6.6).
6.3
Houdbaarheid

Ongeopende injectieflacon
3 jaar
Na bereiding van het concentraat
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is vastgesteld voor 24 uur bij 2°C - 8°C. Vanuit microbiologisch
oogpunt, dient het concentraat meteen doorverdund te worden.
Na verdunning
Indien het concentraat onmiddellijk verdund wordt is de chemische en fysische stabiliteit bij gebruik vastgesteld
voor 24 uur bij 2°C - 8°C. Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na oplossing en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking

Injectieflacon (15 ml type 1-glas) met stop (halobutyl-rubber) en een flip-off seal (aluminium).
Verpakking van 1 injectieflacon en 1 siliconenvrije spuit (polyethyleen), en meerstuksverpakking met 2, of
3 injectieflacons en 2, of 3 siliconenvrije spuiten (2 of 3 verpakkingen van 1).
26
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Bereiden en verdunnen dienen uitgevoerd te worden volgens de regelen der kunst, in het bijzonder de aseptische
handelingen.
Bereiden van het concentraat
1. Bepaal de dosering en het aantal benodigde ORENCIA injectieflacons (zie rubriek 4.2).
2. Werk onder aseptische condities, maak elke injectieflacon aan met 10 ml water voor injecties, gebruikmakend van
de
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon (zie rubriek 6.2) en een 18-21 gauge naald.
- - verwijder het flapdeksel van de injectieflacon en neem de bovenkant af met een alcoholdoekje.
- - doe de naald van de spuit in de injectieflacon door het midden van de rubberen stop en voer het water voor
injecties langs de glaswand van de injectieflacon.
- - gebruik de injectieflacon niet indien er geen vacuüm aanwezig is.
- - verwijder de spuit en naald als er 10 ml water voor injecties in de injectieflacon zit.
- - om schuimvorming in de ORENCIA-oplossing te voorkomen, dient deze voorzichtig te worden omgezwenkt
totdat de inhoud volledig is opgelost.
Niet schudden. Voorkom lange en heftige bewegingen.
- - nadat alle poeder volledig is opgelost dient de injectieflacon ontlucht te worden met een naald om het eventuele
ontstane schuim te verwijderen.
- - na bereiding dient de oplossing helder en kleurloos tot lichtgeel te zijn. Niet gebruiken indien er ondoorzichtige
deeltjes, verkleuring of andere vreemde deeltjes voorkomen.
Verdunning
3. Direct na aanmaken van het concentraat dient het concentraat verder verdund te worden tot 100 ml met
natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
- - neem afhankelijk van het aantal injectieflacons het benodigde volume natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie op uit een 100 ml infuuszak of -fles.
- - voeg het ORENCIA-concentraat van elke injectieflacon langzaam toe aan de infuuszak of -fles, gebruikmakend
van dezelfde
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon.
- - meng voorzichtig. De eindconcentratie van abatacept in de zak of fles hangt af van de hoeveelheid toegevoegd
actief bestanddeel, maar is niet hoger dan 10 mg/ml.
- - alle ongebruikte resten in de injectieflacons dienen onmiddellijk te worden verwijderd volgens de geldende
voorschriften.
4. Indien de bereiding en verdunning uitgevoerd worden onder aseptische condities kan de ORENCIA-oplossing
voor infusie onmiddellijk gebruikt worden of binnen 24 uur indien bewaard in de koelkast bij 2°C tot 8°C. Voor
toediening dient de ORENCIA-oplossing visueel te worden gecontroleerd op deeltjes en verkleuring. Gooi de
oplossing weg indien er deeltjes of verkleuring wordt waargenomen.
- - Bewaar ongebruikte porties van de infusievloeistof niet voor hergebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
27
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/07/389/001-003

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste verlenging: 21 mei 2012

10
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
28
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit

2
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM

Oplossing voor injectie (injectie).
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel met een pH van 6,8 tot 7,4.

4
KLINISCHE GEGEVENS

4.1

Therapeutische indicaties

Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig-ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
29
Dosering en wijze van toediening

Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
Dosering
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Subcutaan (s.c.) toegediende Orencia kan zowel met als zonder een intraveneuze oplaaddosis (i.v.) worden gestart.
Orencia s.c. dient wekelijks in een dosis van 125 mg abatacept te worden toegediend door middel van subcutane
injectie, onafhankelijk van het gewicht (zie rubriek 5.1). Als een enkelvoudige i.v. infusie wordt gegeven om de
behandeling te starten (i.v. oplaaddosis voorafgaand aan s.c. toediening), dient de eerste subcutane injectie van 125
mg abatacept te worden toegediend binnen een dag na de i.v. infusie, gevolgd door de wekelijkse 125 mg abatacept
s.c. injecties (voor de dosering van de intraveneuze oplaaddosis wordt verwezen naar punt 4.2 van ORENCIA 250
mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie).
Patiënten die switchen van intraveneuze behandeling met abatacept naar subcutane toediening, dienen de eerste
dosis subcutaan toe te dienen in plaats van de eerstvolgende geplande intraveneuze toediening.
Geen doseringscorrectie is nodig bij gelijktijdig gebruik van andere DMARD's, corticosteroïden, salicylaten, niet-
steroïde ontstekingsremmers (NSAID's) of pijnstillers.
Artritis psoriatica
Volwassenen
ORENCIA moet wekelijks worden toegediend bij een dosis van 125 mg door subcutane (SC) injectie zonder dat er
een intraveneuze (IV) oplaaddosis nodig is.
Patiënten die van intraveneuze ORENCIA behandeling naar subcutane toediening overschakelen, dienen de eerste
subcutane dosis te geven in plaats van de volgende geplande intraveneuze dosis.
Pediatrische patiënten
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis

De aanbevolen wekelijkse dosering van ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit voor patiënten
van 2 tot 17 jaar oud met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis dient te worden begonnen zonder
intraveneuze oplaaddosis. Bij toediening dient gebruik gemaakt te worden van de dosering gebaseerd op gewicht,
zoals gespecificeerd in onderstaande tabel.
30
ORENCIA
Lichaamsgewicht van
de patiënt
Dosering

10 kg tot minder dan 25
kg
50 mg
25 kg tot minder dan
50 kg
87,5 mg
50 kg of meer
125 mg

Patiënten die switchen van intraveneuze behandeling met abatacept naar subcutane toediening dienen de eerste dosis
subcutaan toe te dienen in plaats van de eerstvolgende geplande intraveneuze toediening.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie voor intraveneuze toediening is beschikbaar voor
pediatrische patiënten van 6 jaar en ouder voor de behandeling van pJIA (zie de samenvatting van
productkenmerken van ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie).

Gemiste dosis
Als een patiënt een injectie van abatacept heeft gemist en het nog binnen 3 dagen na de geplande datum is, moet
hij/zij geïnstrueerd worden om onmiddellijk de gemiste dosis toe te dienen en zich verder aan het oorspronkelijke
wekelijkse schema te houden. Als de gemiste dosis na meer dan drie dagen wordt opgemerkt, dient de patiënt
geadviseerd te worden over wanneer hij/zij de volgende dosis moet nemen, op basis van medische beoordeling
(conditie van de patiënt, status van ziekteactiviteit, etc.).
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Een doseringsaanpassing is niet nodig (zie rubriek 4.4).
Nier- en leverfunctiestoornissen
ORENCIA is niet onderzocht in deze patiëntenpopulatie. Er kunnen geen doseringsadviezen worden gegeven.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ORENCIA bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen
gegevens beschikbaar.
Er is geen relevante toediening van ORENCIA bij kinderen jonger dan 2 jaar.
Wijze van toediening
Voor subcutane toediening.
ORENCIA is bestemd voor gebruik onder begeleiding van een medische beroepsbeoefenaar. Na de benodigde
training in de subcutane toedieningstechniek, kan een patiënt of zorgverlener injecteren met ORENCIA indien een
arts of andere medische beroepsbeoefenaar heeft bepaald dat dat kan.
De totale inhoud van de voorgevulde spuit dient alleen als subcutane injectie te worden toegediend. Injectieplaatsen
moeten afgewisseld worden en injecties mogen nooit toegediend worden op plaatsen waar de huid gevoelig,
gekneusd, rood of hard is.
Uitgebreide instructies voor het voorbereiden en toedienen van ORENCIA in een voorgevulde pen worden gegeven
in de bijsluiter en "Belangrijke instructies voor gebruik".
4.3
Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
31
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij het gebruik van abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij
patiënten geen voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8).
Anafylactische of anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt (zie rubriek 4.8).
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
kon maken voor infecties. Behandeling met ORENCIA dient niet te worden gestart bij patiënten met actieve
infecties voordat deze onder controle zijn. Artsen dienen voorzichtigheid te betrachten bij het gebruik van
ORENCIA bij patiënten met een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of onderliggende aandoeningen die
hen vatbaar kunnen maken voor infecties. Patiënten die een nieuwe infectie ontwikkelen tijdens de behandeling met
ORENCIA dienen nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Toediening van ORENCIA dient te worden gestopt
indien een patiënt een ernstige infectie krijgt.
Toename van tuberculose werd niet waargenomen in de placebogecontroleerde hoofdonderzoeken; echter, alle
ORENCIA-patiënten werden gecontroleerd op tuberculose. De veiligheid van ORENCIA bij patiënten met latente
tuberculose is onbekend. Er zijn meldingen geweest van tuberculose bij patiënten die ORENCIA kregen (zie rubriek
4.8). Patiënten dienen te worden gecontroleerd op latente tuberculose voorafgaand aan behandeling met ORENCIA.
De beschikbare medische richtlijnen dienen tevens in acht te worden genomen.
Antireumatische therapie is in verband gebracht met hepatitis B-reactivatie. Daarom dient er te worden
gecontroleerd op virale hepatitis volgens de gepubliceerde richtlijnen voordat therapie met ORENCIA wordt gestart.
Immunosuppressieve therapie, zoals ORENCIA, kan gepaard gaan met progressieve multifocale leukencefalopathie
(PML). Als er tijdens het gebruik van ORENCIA neurologische symptomen optreden die duiden op PML, dient de
ORENCIA-behandeling onmiddellijk te worden gestaakt en dienen de daarvoor bestemde diagnostische maatregelen
te worden genomen.
32
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
33
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
Orencia moet niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling
met abatacept vereist. Vruchtbare vrouwen moeten passende anticonceptiemaatregelen nemen gedurende de
behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosis abatacept.
Abatacept kan de placenta passeren en terechtkomen in het bloedserum van kinderen geboren uit vrouwen die zijn
behandeld met abatacept tijdens de zwangerschap. Als gevolg hiervan kunnen deze kinderen een verhoogd risico op
infecties lopen. De veiligheid van het toedienen van levende vaccins aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan
abatacept is onbekend. Het toedienen van levende vaccins aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan abatacept
wordt niet aanbevolen gedurende 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de
zwangerschap.
34
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met ORENCIA worden
behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een patiënt dergelijke
symptomen ervaart.
4.8
Bijwerkingen

Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4% van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen ( 5%) bij de
met abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties (inclusief
sinusitis). Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0% voor de
met abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 2 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak ( 1/10), vaak
( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
35


Bijwerkingen

Infecties en parasitaire
Zeer Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
aandoeningen
nasopharyngitis en sinusitis)
Vaak
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Soms
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Zelden
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontstekingsziekte

Neoplasmata, benigne, maligne en
Soms
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
niet-gespecificeerd (inclusief
Zelden
Lymfoom, maligne longneoplasma,
cysten en poliepen)
plaveiselcelcarcinoom

Bloed- en
Soms
Trombocytopenie, leukopenie
lymfestelselaandoeningen

Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Overgevoeligheid

Psychische stoornissen
Soms
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)

Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Soms
Migraine, paresthesieën

Oogaandoeningen
Soms
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte

Evenwichtsorgaan- en
Soms
Duizeligheid
ooraandoeningen

Hartaandoeningen
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie

Bloedvataandoeningen
Vaak
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Soms
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk

36
Vaak
Hoest
mediastinumaandoeningen
Soms
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Soms
Gastritis

Lever- en galaandoeningen
Vaak
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)

Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Uitslag (inclusief dermatitis)
Soms
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose

Skeletspierstelsel- en
Soms
Artralgie, pijn in de extremiteiten
bindweefselaandoeningen

Voortplantingsstelsel- en
Soms
Amenorroe, menorragie
borstaandoeningen

Algemene aandoeningen en
Vaak
Vermoeidheid, asthenie, lokale reacties op de
toedieningsplaatsstoornissen
injectieplaats, systemische reacties op de injectie*
Soms
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename

*(bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel, dyspneu)

Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept zijn infecties gemeld die mogelijk gerelateerd waren
aan de behandeling bij 22,7% van de met abatacept behandelde patiënten en 20,5% bij de placebogroep.
Ernstige infecties die mogelijk gerelateerd waren aan de behandeling werden gemeld bij 1,5% van de met abatacept
behandelde patiënten; dit was 1,1% bij de placebogroep. Het type ernstige infecties was vergelijkbaar tussen de
abatacept- en placebobehandelgroepen (zie rubriek 4.4).
In de dubbelblinde onderzoeken was de incidentie (95% BI) van ernstige infecties 3,0 (2,3, 3,8) per 100 patiëntjaren
bij met abatacept behandelde patiënten en 2,3 (1,5, 3,3) per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode in de klinische onderzoeken bij 7.044 patiënten behandeld met abatacept gedurende
20.510 patiëntjaren bedroeg de incidentie van ernstige infecties 2,4 per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde
incidentie bleef stabiel.
Maligniteiten
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken werden maligniteiten gemeld bij 1,2% (31/2.653) van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 0,9% (14/1.485) van de met placebo behandelde patiënten. De incidentie van
37
38
39
Vaak voorkomende bijwerking: pyrexie
Soms voorkomende bijwerkingen: hematurie, otitis (media en externa)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
De meest gemelde bijwerkingen in patiënten met pJIA waren infecties. De infectietypen waren in overeenstemming
met die normaliter worden waargenomen bij poliklinische pediatrische patiënten. Tijdens de eerste 4 maanden van
behandeling met intraveneus en subcutaan abatacept bij 409 patiënten met pJIA waren de meest voorkomende
bijwerkingen nasofaryngitis (3,7% van de patiënten) en bovensteluchtweginfectie (2,9% van de patiënten). Twee
ernstige infecties (varicella en sepsis) werden gemeld tijdens de initiële 4 maanden behandeling met abatacept.
Reacties op de injectieplaats
Bij de 219 patiënten met pJIA die met subcutaan abatacept werden behandeld gedurende de eerste 4 maanden
abatacept behandeling, was de frequentie van lokale reacties op de injectie 4,6% (10/219); pijn rond de injectieplaats
en injectieplaats erytheem waren de meest gemelde lokale reacties op de injectie. Er werden geen systemische
overgevoeligheidsreacties gemeld.
Immunogeniciteit bij patiënten met pJIA die behandeld worden met subcutaan abatacept
Antilichamen tegen het gehele abataceptmolecuul of tegen het CTLA-4 deel van abatacept zijn bepaald met behulp
van een ECL-assay bij patiënten met pJIA na herhaalde behandeling met subcutaan abatacept. In totaal had 6,9%
(15/218) van de patiënten (cohorten gecombineerd) een positieve immunogeniciteitsrespons ten opzichte van
baseline gedurende de cumulatieve periode, inclusief de 4 maanden kortetermijnperiode, de 20 maanden
extensieperiode en de 6 maanden post-abatacept follow-up periode. In het leeftijdscohort van 6 tot 17 jaar was de
totale mate van seropositiviteit tijdens de cumulatieve periode inclusief post-abatacept follow-up 4,7% (8/172):
2,3% (4/172) tijdens de behandeling en 13,6 % (6/44) na beëindiging van abataceptbehandeling (28 dagen na de
laatste dosis). In het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar was de totale mate van seropositiviteit tijdens de cumulatieve
periode inclusief post-abatacept follow-up 15,2% (7/46): 10,9% (5/46) tijdens de behandeling en 37,5% (3/8) na
beëindiging van abataceptbehandeling ( 28 dagen na de laatste dosis).
Totale antilichamen tegen abatacept waren over het algemeen tijdelijk en met een lage titer. De afwezigheid van
gelijktijdig toegediend methotrexaat bleek niet te zijn gerelateerd aan een hogere mate van seropositiviteit. De
significantie van de hogere incidentie in het leeftijdscohort van 2 tot 5 jaar is niet bekend, gezien het verschil in
steekproefgrootte. Er was geen verband tussen de aanwezigheid van antilichamen en bijwerkingen, of veranderingen
in werkzaamheid of in de abataceptconcentraties in het serum in beide cohorten.
40
Overdosering

Doseringen tot 50 mg/kg zijn intraveneus toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering
wordt aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende
symptomatische behandeling in te stellen.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1

Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro onderzoeken en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert. In vitro vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNF, interferon- en interleukine-2 door T-lymfocyten.
41
42
43
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken

Percentage patiënten

Intraveneuze toediening
Subcutane toediening

MTX-naïef
Ontoereikende
Ontoereikende respons
Ontoereikende

respons op MTX
op TNF-remmer
respons op MTX
Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Studie SC-I
Abatacepta Placebo Abatacepta Placebo Abatacepta
Placebo
Abataceptf Abataceptf
Mate van
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX +DMARD'sb +DMARD'sb SC +MTX IV +MTX
Respons
n = 256
n = 253
n = 424
n = 214
n = 256
n = 133
n=693
n=678
ACR 20








Dag 15
24%
18%
23%*
14%
18%**
5%
25%
25%
Maand 3
64%
53%
62%***
37%
46%***
18%
68%
69%
Maand 6
75%
62%
68%***
40%
50%***
20%
76%§
76%
Maand 12
76%
62%
73%***
40%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
ACR 50



Maand 3
40%
23%
32%***
8%
18%**
6%
33%
39%
Maand 6
53%
38%
40%***
17%
20%***
4%
52%
50%
Maand 12
57%
42%
48%***
18%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
ACR 70








Maand 3
19%
10%
13%***
3%
6%
1%
13%
16%
Maand 6
32%
20%
20%***
7%
10%**
2%
26%
25%
Maand 12
43%
27%
29%***
6%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
Belangrijke
klinische

27%
12%
14%***
2%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
responsc
DAS28-

CRP



remissiee
Maand 6
28%
15%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
24%§§
25%
Maand 12
41%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
§ 95% CI: -4,2, 4.8 (gebaseerd op vooraf gespecificeerde marge voor non-inferioriteit van -7.5%)
§§ITT gegevens zijn weergegeven in tabel
a Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
f Per protocolgegevens zijn weergegeven in de tabel. Voor ITT; n=736 voor subcutaan (s.c.) abatacept en 721 voor intraveneus
(i.v.) abatacept.
44
45
46
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in onderzoek
SC-III

Abatacept s.c.+ MTX
MTX
Abatacept s.c.
Aantal patiënten
n = 119
n = 116
n = 116
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissiea
60,9%
45,2%
42,5%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,01 (1,18, 3,43)
n.v.t.
0,92 (0,55, 1,57)
p-waarde
0,010
n.v.t.
n.v.t.
SDAI klinische remissieb
42,0%
25,0%
29,3%
Schatting van het verschil (95%-
17,02 (4,30, 29,73)
n.v.t.
4,31 (-7,98, 16,61)
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
37,0%
22,4%
26,7%
Schatting van verschil (95%-BI)
14,56 (2,19, 26,94)
n.v.t.
4,31 (-7,62, 16,24)
vs. MTX
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maaden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
DAS28-remissie a
14,8%
7,8%
12,4%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,51 (1,02, 6,18)
n.v.t.
2,04 (0,81, 5,14)
p-waarde
0,045
n.v.t.
n.v.t.
a DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
b SDAI criterium (SDAI 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken
II, VI en SC-II. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score
(TSS) en zijn onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 5. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
47
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II

Abatacept/MTX
Placebo/MTX

Parameter
n = 391
n = 195
p-waardea
Totale Sharp-score
1,21
2,32
0,012
Erosiescore
0,63
1,14
0,029
JSN-score
0,58
1,18
0,009
a Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende open-labelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-II werd de structurele gewrichtsschade radiologisch beoordeeld en uitgedrukt als een verandering
t.o.v. de uitgangswaarde in de van der Heijde-modified Total Sharp Score (mTSS) en de onderdelen daarvan.
Eenzelfde remming werd gezien bij beide behandelarmen tot 24 maanden (mTSS (gemiddelde ± standaarddeviatie
[SD] = 0,89 ± 4,13 vs. 1,13 ± 8,66, erosiescore (0,41 ± 2,57 vs. 0,41 ± 5,04) en JNS-score (0,48 ± 2,18 vs. 0,72 ±
3,81)) voor respectievelijk de abatacept- (n = 257) en adalimumab- (n = 260) groepen.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 6).
Tabel 6:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III

Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
-1,22 (-2,20, -0,25)
MRI osteïtis/botoedeem-score
-1,43 (-2,68, -0,18)
MRI synovitis-score
-1,60 (-2,42, -0,78)
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. In onderzoek SC-I
was de verbetering gemeten vanaf baseline, aan de hand van de HAQ-DI bij 6 maanden en in de loop van de tijd,
gelijk tussen subcutane en intraveneuze toediening. De resultaten van de onderzoeken II, III en VI worden
weergegeven in Tabel 7.
48

Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek

Methotrexaatnaïef
Ontoereikende respons
Ontoereikende respons

op methotrexaat
op TNF-remmer

Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Abatacepta
Placebo
HAQc Disability
Abatacepta
Placebo
Abatacepta
Placebo
+DMARD's
+DMARD's
b
b
Index
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX

Baseline
1,7
1,7
1,69
1,69
1,83
1,82
(gemiddelde)
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
(n=249)
(n=130)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline



Maand 6
0,85
0,68
0,59***
0,40
0,45***
0,11
(n=250)
(n=249)
(n=420)
(n=211)
(n=249)
(n=130)
Maand 12
0,96
0,76
0,66***
0,37
n.v.t.e
n.v.t.e
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
Aantal patiënten met



een klinisch relevante
verbeteringd
Maand 6
72%
63%
61%***
45%
47%***
23%
Maand 12
72%
62%
64%***
39%
n.v.t.e
n.v.t.e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d Reductie in HAQ-DI van 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
49
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in Week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
Klinische respons
Klachten en verschijnselen
Het percentage patiënten dat ACR 20-, 50- of 70-responsen bereikte bij de aanbevolen abataceptdosis in Studies
PsA-I (10 mg/kg intraveneus) en PsA-II (125 mg subcutaan) worden hieronder getoond in Tabel 8.
50
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II


PsA-Ia
PsA-IIb,c

Abatacept
Placebo
Schatting van
Abatacept
Placebo
Schatting van
10 mg/kg
N=42
verschil (95% 125 mg SC
N=211
verschil (95% CI)
IV
CI)
N=213
N=40
ACR 20
47,5%*
19,0%
28,7 (9,4, 48,0)
39,4%*
22,3%
17,2 (8,7, 25,6)
ACR 50
25,0%
2,4%
22,7 (8,6, 36,9)
19,2%
12,3%
6,9 (0,1, 13,7)
ACR 70
12,5%
0%
12,5 (2,3, 22,7)
10,3%
6,6%
3,7 (-1,5, 8,9)
* p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
a 37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b 61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie ( 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met 0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste 0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
als PsA-II studie werden met voortgezette abataceptbehandeling verbetering van HAQ-DI-scores gehandhaafd of
verbeterd tot aan één jaar.
Tijdens de 24-weekse dubbelblinde periode werden bij de abataceptbehandeling geen significante veranderingen
gezien in PASI-scores. Patiënten die de twee PsA-studies startten hadden lichte tot matige psoriasis met mediane
PASI-scores van 8,6 in PsA-I en 4,5 in PsA-II. In studie PsA-I was het percentage patiënten dat PASI 50-respons
51
Tabel 9:
Percentage (%) polyarticulaire JIA-patiënten met ACRP-responsen of
inactieve ziekte aan het einde van de kortetermijnperiode (4 maanden)

2 tot 17 jaar
n=219
ACRP30
84,5%
ACRP50
75,3%
ACRP70
57,1%
ACRP90
34,7%
ACRP100
20,1%
Inactieve ziekte*
34,2%
* Geen actieve gewrichten, algemene beoordeling van de ziekteactiviteit door de arts 10 mm en CRP 0,6 mg/dl.
De ACRP-responsen en resultaten van inactieve ziekte werden gedurende 2 jaar gehandhaafd.
Intraveneus
52
Assessment werd gebruikt om flare te definiëren.
Verslechtering in 2 gewrichten moet aanwezig zijn indien het aantal actieve gewrichten of gewrichten met
beperkte bewegingsvrijheid gebruikt werd om de flare te definiëren.
De patiënten die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 12,4 jaar met een gemiddelde ziekteduur van
4,4 jaar. Zij hadden allen een actieve aandoening met bij baseline een gemiddelde actieve gewrichtstelling van 16 en
gemiddeld 16 gewrichten met bewegingsverlies, verhoogde spiegels C-reactief proteïne (CRP) (gemiddeld
3,2 mg/dl) en ESRs (gemiddeld 32 mm/h). De JIA-subtypen bij ziekte-aanvang waren: oligoarticulair (16%),
polyarticulair (64%; 20% van het totaal was positief voor reumafactor) en systemisch (20%).
Van de 190 patiënten die gestart waren, hebben 170 periode A afgerond, 65% (123/190) bereikten een ACR Pedi
30-respons en 122 werden gerandomiseerd naar periode B. De responsen waren vergelijkbaar voor alle bestudeerde
JIA-subtypen en voor patiënten met en zonder methotrexaat. Van de 133 (70%) TNF-remmer-naïeve patiënten
bereikten 101 (76%) minimaal een ACR Pedi 30-respons, van de 57 patiënten die eerder behandeld waren met een
TNF-remmer bereikten 22 (39%) minstens een ACR Pedi 30-respons.
Gedurende periode B was de tijd tot symptoomverergering voor de naar placebo gerandomiseerde patiëntengroep
significant korter dan bij de naar abatacept gerandomiseerde groep (primair eindpunt p = 0,0002; log-score test). De
placebogroep vertoonde significant meer symptoomverergering gedurende periode B (33/62; 53%) dan de groep die
blijvend behandeld werd met abatacept (12/60; 20% chi-kwadraat p < 0,001). Het risico op symptoomverergering
bij patiënten die blijvend behandeld waren met abatacept was minder dan eenderde vergeleken met de placebogroep
(hazard ratio schatting = 0,31; 95% BI 0,16 ­ 0,59).
De meeste gerandomiseerde patiënten uit periode B startten in periode C (58/60 periode B blijvend behandeld met
abatacept; 59/62 placebogroep uit periode B) en 36 van de 47 non-responders uit periode A (n = 153 totaal aantal
patiënten).
De responspercentages aan het eind van periode A, het eind van periode B en na 5 jaar blootstelling in periode C
zijn samengevat in tabel 10:
53
Percentage (%) polyarticulaire JIA-patiënten met ACR-responsen of
inactieve ziekte

Eind van
Eind van periode Ba
Periode Cb
periode A
(dag 169)
(dag 1765)
(dag 113)

Abatacept
Abatacept Placebo
Abataceptgroep in
Placebogroep in
Non-responder in
periode B
periode B
periode A
n= 190
n= 58
n= 59
n= 33
n= 30
n= 13
ACR30
65
85
68
97
87
69
ACR50
50
79
53
94
80
69
ACR70
28
55
31
79
63
54
ACR90
13
41
15
67
40
39
Inactieve
Niet
31
10
52
33
31
ziekte
vastgesteld
a dag 169 Last Observation Carried Forward (LOCF) voor patiënten behandeld in periode C
b Zoals waargenomen
De deelnemers in periode C op dag 1765 waren 33 van de 58 abatacept-ontvangers uit periode B, 30 van de 59
placebo-ontvangers uit periode B en 13 van de 36 non-responders uit periode A. De mediane behandelduur met
abatacept in periode C was 1815 dagen (bereik 57 ­ 2.415 dagen; bijna 61 maanden). In periode C werden 102
personen (67%) minstens 1080 dagen (~ 36 maanden) behandeld met abatacept. Alle patiënten waren vooraf
minstens 4 maanden behandeld met abatacept in de open-label periode A.

5.2
Farmacokinetische eigenschappen

Volwassenen met reumatoïde artritis
De geometrische gemiddelde schatting (90% betrouwbaarheidsinterval) voor de biologische beschikbaarheid van
abatacept na subcutane toediening vergeleken met intraveneuze toediening is 78,6% (64,7%, 95,6%). Het
gemiddelde (bereik) voor Cmin en Cmax¬bij steady state waargenomen na 85 dagen behandelen was respectievelijk
32,5 µg/ml (6,6 tot 113,8 µg/ml) en 48,1 µg/ml (9,8 tot 132,4 µg/ml). Gemiddelde schattingen voor systemische
klaring (0,28 ml/uur/kg), distributievolume (0,11 l/kg) en terminale halfwaardetijd (14,3 dagen) waren vergelijkbaar
tussen subcutane en intraveneuze toediening.
Er werd een enkele studie uitgevoerd om het effect van abatacept als monotherapie op de immunogeniciteit te
bepalen na subcutane toediening zonder intraveneuze oplaaddosis. Wanneer de intraveneuze oplaaddosis niet was
toegediend, werd een gemiddelde dalconcentratie van 12,6 µg/ml bereikt na 2 weken toediening. De respons voor
wat betreft werkzaamheid over langere tijd bleek in dit onderzoek consistent met studies waarbij wel een
intraveneuze oplaaddosis werd gegeven, hoewel het effect van geen intraveneuze oplaaddosis op de aanvang van de
werkzaamheid niet formeel is onderzocht.
Consistent met de intraveneuze gegevens, lieten populatiefarmacokinetische analyses voor subcutaan abatacept bij
RA-patiënten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met toenemend lichaamsgewicht.
Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de fictieve klaring. Gelijktijdige
toediening van methotrexaat, NSAID's, corticosteroïden en TNF-remmers bleek geen invloed op de fictieve klaring
van abatacept te hebben.
Volwassenen met artritis psoriatica
In PsA-I werden patiënten gerandomiseerd om intraveneus placebo of abatacept 3 mg/kg (3/3 mg/kg), 10 mg/kg
(10/10 mg/kg) of twee doses van 30 mg/kg gevolgd door 10 mg/kg (30/10 mg/kg) op Dag 1, 15, 29 en vervolgens
elke 28 dagen daarna te ontvangen. In deze studie waren de steady-state concentraties van abatacept
dosisgerelateerd. Het geometrisch gemiddelde (CV%) Cmin op dag 169 was 7,8 µg/ml (56,3%) voor de 3/3 mg/kg,
24,3 µg/ml (40,8%) voor 10/10 mg/kg en 26,6 µg/ml (39,0%) voor de 30/10 mg/kg behandelarmen.
54
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie in-vitro-onderzoeken. In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen
passeert. In pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste
effecten waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met
een blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis
van 200 mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling van met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC
werden beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van
de 10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
55
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1

Lijst van hulpstoffen

Sucrose
Poloxameer 188
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat.
Watervrij dinatriumfosfaat
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid

In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid

2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking

ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,4 ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met een automatische naaldbeveiliging en verlengde grip (witte zuiger).
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
0,7 ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met een automatische naaldbeveiliging en verlengde grip (lichtblauwe
zuiger).
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Eén ml voorgevulde spuit (type 1-glas) met verlengde grip of één ml voorgevulde spuit met een automatische
naaldbeveiliging en verlengde grip (oranje zuiger).
Verpakkingen van 1 of 4 voorgevulde spuiten en meerstuksverpakking met 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen
van 4).
Verpakkingen van 1, 3 of 4 voorgevulde spuiten met naaldbescherming en meerstuksverpakking met 12
voorgevulde spuiten met naaldbescherming (3 verpakkingen van 4).
56
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Het geneesmiddel is voor eenmalig gebruik. Nadat de voorgevulde spuit uit de koelkast genomen is, dient de
voorgevulde spuit op kamertemperatuur te komen door 30 minuten te wachten voordat Orencia geïnjecteerd wordt.
De spuit mag niet geschud worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/07/389/004-010
EU/1/07/389/013-014

9
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste hernieuwing: 21 mei 2012

10
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
57
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Elke voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
Abatacept is een fusie-eiwit verkregen door recombinant DNA technologie uit ovariumcellen van Chinese hamsters.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM

Oplossing voor injectie (injectie) in een voorgevulde pen (ClickJect).
De oplossing is helder, kleurloos tot lichtgeel met een pH van 6,8 tot 7,4.

4
KLINISCHE GEGEVENS

4.1

Therapeutische indicaties

Reumatoïde artritis
ORENCIA in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor:
de behandeling van matig ernstige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten met
onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs
(DMARD's) inclusief methotrexaat (MTX) of een tumornecrosefactor (TNF)-alfa-remmer.
de behandeling van hoog actieve en progressieve ziekte bij volwassen patiënten met reumatoïde artritis die
niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
Een reductie in de progressie van gewrichtsschade en verbetering van fysieke functies zijn aangetoond tijdens
gecombineerd gebruik van abatacept en methotrexaat.
Artritis psoriatica
ORENCIA, alleen of in combinatie met methotrexaat, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve artritis
psoriatica (PsA) bij volwassen patiënten wanneer de respons op eerdere DMARD-behandeling inclusief MTX
onvoldoende was en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet vereist is.
4.2
Dosering en wijze van toediening

Behandeling dient te worden begonnen en onder toezicht plaats te vinden van artsen gespecialiseerd in de
diagnosticering en behandeling van reumatoïde artritis.
Indien er geen respons op abatacept is binnen een behandelduur van 6 maanden, dient voortzetting van de therapie
heroverwogen te worden (zie rubriek 5.1).
58
59
Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). In
placebogecontroleerde klinische onderzoeken, waarin de combinatie van TNF-remmers en placebo is vergeleken
met de combinatie van TNF-remmers en abatacept, ondervonden de patiënten die werden behandeld met de
combinatie van TNF-remmers en abatacept een verhoging van het totale aantal infecties en ernstige infecties (zie
rubriek 4.5). Abatacept wordt niet aangeraden voor gebruik in combinatie met TNF-remmers.
Bij de overstap van behandeling met TNF-remmers naar ORENCIA dienen patiënten te worden gecontroleerd op
tekenen van infectie (zie rubriek 5.1 onderzoek VII).
Allergische reacties
Allergische reacties zijn niet vaak gemeld bij abatacept tijdens klinische onderzoeken, waarbij patiënten geen
voorbehandeling nodig hadden om allergische reacties te voorkomen (zie rubriek 4.8). Anafylactische of
anafylactoïde reacties kunnen optreden na de eerste infusie en kunnen levensbedreigend zijn. In
postmarketingervaring is een geval van fatale anafylaxie na de eerste infusie van ORENCIA gemeld. Indien een
ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, dient het gebruik van ORENCIA intraveneus of subcutaan
onmiddellijk te worden gestaakt en dient een passende behandeling te worden ingesteld, en het gebruik van
ORENCIA dient permanent te worden gestaakt (zie rubriek 4.8).
Effecten op het immuunsysteem
Geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden, waaronder ORENCIA, beïnvloeden mogelijk het
afweersysteem tegen infecties en maligniteiten en de respons op vaccinaties.
Gelijktijdig gebruik van ORENCIA en biologische immunosuppressieve of immunomodulerende middelen kunnen
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken (zie rubriek 4.5).
Infecties
Ernstige infecties, waaronder sepsis en longontsteking, zijn gemeld bij het gebruik van abatacept (zie rubriek 4.8).
Sommige van deze infecties hadden een fatale afloop. Veel van deze ernstige infecties traden op bij patiënten die
tegelijkertijd behandeld werden met immunosuppressiva, hetgeen hen naast de onderliggende aandoening vatbaarder
kon maken voor infecties. Behandeling met ORENCIA dient niet te worden gestart bij patiënten met actieve
infecties voordat deze onder controle zijn. Artsen dienen voorzichtigheid te betrachten bij het gebruik van
ORENCIA bij patiënten met een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of onderliggende aandoeningen die
hen vatbaar kunnen maken voor infecties. Patiënten die een nieuwe infectie ontwikkelen tijdens de behandeling met
60
61
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

De combinatie met TNF-remmers
Er is beperkte ervaring met het gebruik van abatacept in combinatie met TNF-remmers (zie rubriek 5.1). Hoewel
TNF-remmers de klaring van abatacept niet beïnvloedden, was in placebogecontroleerde klinische onderzoeken de
frequentie van infecties en ernstige infecties bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met abatacept en een
TNF-remmer hoger dan bij patiënten die alleen behandeld werden met TNF-remmers. Daarom wordt gelijktijdig
gebruik van abatacept en een TNF-remmer niet aanbevolen.
De combinatie met andere geneesmiddelen
Farmacokinetische onderzoeken in populaties toonde geen effecten aan van methotrexaat, NSAID's en
corticosteroïden op de klaring van abatacept (zie rubriek 5.2).
Er werden geen grote veiligheidsrisico's geïdentificeerd bij het gebruik van abatacept in combinatie met
sulfasalazine, hydroxychloroquine of leflunomide.
De combinatie met andere geneesmiddelen die het immuunsysteem beïnvloeden en met vaccins
Gelijktijdige toediening van abatacept met biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan
het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken. Er is onvoldoende bewijs om de veiligheid en
werkzaamheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen (zie rubriek 4.4).
Vaccinaties
Levende vaccins mogen niet gelijktijdig of binnen 3 maanden na beëindiging van de behandeling met abatacept
gegeven worden. Er zijn geen gegevens beschikbaar over secundaire infectieoverdracht van personen die levende
vaccins krijgen op patiënten die abatacept krijgen. Geneesmiddelen die invloed hebben op het immuunsysteem,
waaronder abatacept, kunnen de werkzaamheid van sommige immunisaties verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Verkennende studies om het effect van abatacept op de antilichaamrespons bij vaccinatie van gezonde
proefpersonen evenals de antilichaamrespons bij griep- en pneumokokkenvaccinatie van RA-patiënten te beoordelen
suggereren dat abatacept de werkzaamheid van de immuunrespons kan verminderen, maar het vermogen om een
klinisch significante of positieve immuunreactie te ontwikkelen werd niet significant afgeremd.
Abatacept werd geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het 23-valent pneumokokkenvaccin
toegediend kregen. Na pneumokokkenvaccinatie, waren 62 van de 112 met abatacept behandelde patiënten in staat
om een adequate immuunrespons van ten minste een 2-voudige toename in de antistoftiters tegen het
pneumokokkenpolysaccharidevaccin te ontwikkelen.
Abatacept werd ook geëvalueerd in een open-label studie bij RA-patiënten die het trivalente virusvaccin tegen
seizoensgriep toegediend kregen. Na griepvaccinatie, waren 73 van de 119 met abatacept behandelde patiënten die
geen beschermende hoeveelheid antistof hadden bij aanvang, in staat om een adequate immuunrespons van ten
minste een 4-voudige toename van de antistoftiters tegen het trivalente griepvaccin te ontwikkelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap en vrouwen die zwanger kunnen worden
Er is onvoldoende informatie over het gebruik van abatacept bij zwangere vrouwen. In preklinische embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden er geen ongewenste effecten waargenomen bij een tot 29 maal de humane dosis
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij ratten werden beperkte
veranderingen in de immuunfunctie waargenomen bij een dosis 11 maal hoger dan de humane dosis van 10 mg/kg
gebaseerd op de AUC (zie rubriek 5.3).
62
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Op basis van het werkingsmechanisme, wordt verwacht dat abatacept geen of een verwaarloosbare invloed heeft op
de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Duizeligheid en verminderde gezichtsscherpte zijn
echter gemeld als respectievelijk vaak en soms voorkomende bijwerking bij patiënten die met ORENCIA worden
behandeld. Autorijden en het gebruik van machines moet daarom worden vermeden als een patiënt dergelijke
symptomen ervaart.
4.8
Bijwerkingen

Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis
Abatacept is onderzocht bij patiënten met actieve reumatoïde artritis in placebogecontroleerde klinische
onderzoeken (2.653 patiënten met abatacept, 1.485 met placebo).
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met intraveneus abatacept werden bijwerkingen gemeld bij 49,4%
van de met abatacept behandelde patiënten en bij 45,8% in de placebogroep. De frequentst gemelde bijwerkingen
( 5%) bij de met abatacept behandelde patiënten waren hoofdpijn, misselijkheid en bovenste luchtweginfecties
(inclusief sinusitis). Het deel van de patiënten dat stopte met de behandeling in verband met bijwerkingen was 3,0%
voor de met abatacept behandelde patiënten en 2,0% voor de placebogroep.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
In Tabel 1 zijn de bijwerkingen, waargenomen in klinische studies en postmarketingervaring, weergegeven per
systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende categorieën zijn gebruikt: zeer vaak ( 1/10), vaak
( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
63


Bijwerkingen

Infecties en parasitaire
Zeer Vaak
Bovenste luchtweginfectie (waaronder tracheïtis,
aandoeningen
nasopharyngitis en sinusitis)
Vaak
Infectie van de onderste luchtwegen (waaronder
bronchitis), urineweginfectie, herpes infecties
(waaronder herpes simplex, orale herpes en herpes
zoster), pneumonie, influenza
Soms
Tandinfectie, onychomycose, sepsis,
skeletspierstelselinfecties, huidabces, pyelonefritis,
rhinitis, oorinfectie
Zelden
Tuberculose, bacteriëmie, gastro-intestinale infectie,
bekkenontsteking

Neoplasmata, benigne, maligne en
Soms
Basaalcelcarcinoom, huidpapilloom
niet-gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Zelden
Lymfoom, maligne longneoplasma,
plaveiselcelcarcinoom

Bloed- en
Soms
Trombocytopenie, leukopenie
lymfestelselaandoeningen

Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Overgevoeligheid

Psychische stoornissen
Soms
Depressie, angst, slaapstoornis (inclusief
slapeloosheid)

Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Soms
Migraine, paresthesieën

Oogaandoeningen
Soms
Conjuctivitis, droge ogen, verminderde
gezichtsscherpte

Evenwichtsorgaan- en
Soms
Duizeligheid
ooraandoeningen

Hartaandoeningen
Soms
Palpitaties, tachycardie, bradycardie

Bloedvataandoeningen
Vaak
Hypertensie, verhoogde bloeddruk
Soms
Hypotensie, opvliegers, blozen, vasculitis, verlaagde
bloeddruk

64
Vaak
Hoest
mediastinumaandoeningen
Soms
Exacerbatie chronische aspecifieke respiratoire
aandoening, bronchospasme, piepen, dyspneu,
keelbeklemming

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Buikpijn, diarree, misselijkheid, dyspepsie,
mondulceratie, afteuze stomatitis, braken
Soms
Gastritis

Lever- en galaandoeningen
Vaak
Leverfunctietest abnormaal (waaronder verhoogde
transaminases)

Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Uitslag (inclusief dermatitis)
Soms
Verhoogde kans op bloeduitstortingen, droge huid,
alopecia, pruritus, urticaria, psoriasis, acne, erytheem,
hyperhidrose

Skeletspierstelsel- en
Soms
Artralgie, pijn in de extremiteiten
bindweefselaandoeningen

Voortplantingsstelsel- en
Soms
Amenorroe, menorragie
borstaandoeningen

Algemene aandoeningen en
Vaak
Vermoeidheid, asthenie, lokale reacties op de
toedieningsplaatsstoornissen
injectieplaats, systemische reacties op de injectie*
Soms
Influenza-achtige symptomen, gewichtstoename

*(bijv. pruritus, beklemmend gevoel in de keel, dyspneu)

Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken met abatacept zijn infecties gemeld die mogelijk gerelateerd waren
aan de behandeling bij 22,7% van de met abatacept behandelde patiënten en 20,5% bij de placebogroep.
Ernstige infecties die mogelijk gerelateerd waren aan de behandeling werden gemeld bij 1,5% van de met abatacept
behandelde patiënten; dit was 1,1% bij de placebogroep. Het type ernstige infecties was vergelijkbaar tussen de
abatacept- en placebobehandelgroepen (zie rubriek 4.4).
In de dubbelblinde onderzoeken was de incidentie (95% BI) van ernstige infecties 3,0 (2,3, 3,8) per 100 patiëntjaren
bij met abatacept behandelde patiënten en 2,3 (1,5, 3,3) per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten.
In de cumulatieve periode in de klinische onderzoeken bij 7.044 patiënten behandeld met abatacept gedurende
20.510 patiëntjaren bedroeg de incidentie van ernstige infecties 2,4 per 100 patiëntjaren en de geannualiseerde
incidentie bleef stabiel.
Maligniteiten
In placebogecontroleerde klinische onderzoeken werden maligniteiten gemeld bij 1,2% (31/22.653) van de met
abatacept behandelde patiënten en bij 0,9% (14/1.485) van de met placebo behandelde patiënten. De incidentie van
65
66
67
Overdosering

Doseringen tot 50 mg/kg zijn intraveneus toegediend zonder duidelijk toxisch effect. In geval van overdosering
wordt aangeraden om de patiënt te monitoren op tekenen of symptomen van bijwerkingen en passende
symptomatische behandeling in te stellen.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1

Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code: L04AA24
Abatacept is een fusie-eiwit dat bestaat uit het extracellulaire domein van humaan cytotoxisch T-
lymfocytgeassocieerd antigeen 4 (CTLA-4) gebonden aan een gemodificeerd Fc-deel van humaan immunoglobuline
G1 (IgG1). Abatacept wordt geproduceerd middels recombinant-DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese
hamster.
Werkingsmechanisme
Abatacept moduleert selectief een belangrijk costimulatoir signaal dat nodig is voor volledige activatie van T-
lymfocyten met CD28-expressie. Voor volledige activatie van T lymfocyten zijn twee signalen van
antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-celreceptor (signaal 1) en een
tweede, costimulatiesignaal. Een belangrijke costimulatoire weg omvat de binding van CD80- en CD86-moleculen
op het oppervlak van de antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op T-lymfocyten (signaal 2). Abatacept
remt deze costimulatoire weg selectief door specifiek te binden aan CD80 en CD86. Onderzoeken laten zien dat
naïeve T-lymfocyt responsen meer worden beïnvloed door abatacept dan geheugen T-lymfocyt responsen.
In-vitro onderzoeken en diermodellen tonen aan dat abatacept T-lymfocytenafhankelijke antilichaamresponsen en
ontsteking moduleert. In vitro vermindert abatacept de activering van humane T-lymfocyten zoals gemeten aan de
hand van verminderde proliferatie en cytokineproductie. Abatacept vermindert de productie van antigeenspecifiek
TNF, interferon- en interleukine-2 door T-lymfocyten.
68
69
70
Klinische responsen in gecontroleerde onderzoeken

Percentage patiënten

Intraveneuze toediening
Subcutane toediening

MTX-naïef
Ontoereikende
Ontoereikende respons
Ontoereikende

respons op MTX
op TNF-remmer
respons op MTX
Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Studie SC-I
Abatacepta Placebo Abatacepta Placebo Abatacepta
Placebo
Abataceptf Abataceptf
Mate van
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX +DMARD'sb +DMARD'sb SC +MTX IV +MTX
Respons
n = 256
n = 253
n = 424
n = 214
n = 256
n = 133
n=693
n=678
ACR 20








Dag 15
24%
18%
23%*
14%
18%**
5%
25%
25%
Maand 3
64%
53%
62%***
37%
46%***
18%
68%
69%
Maand 6
75%
62%
68%***
40%
50%***
20%
76%§
76%
Maand 12
76%
62%
73%***
40%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
ACR 50



Maand 3
40%
23%
32%***
8%
18%**
6%
33%
39%
Maand 6
53%
38%
40%***
17%
20%***
4%
52%
50%
Maand 12
57%
42%
48%***
18%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
ACR 70








Maand 3
19%
10%
13%***
3%
6%
1%
13%
16%
Maand 6
32%
20%
20%***
7%
10%**
2%
26%
25%
Maand 12
43%
27%
29%***
6%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
Belangrijke
klinische

27%
12%
14%***
2%
n.v.t.d
n.v.t.d
n.v.t.
n.v.t.
responsc
DAS28-

CRP



remissiee
Maand 6
28%
15%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
24%§§
25%
Maand 12
41%
23%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
* p < 0,05, abatacept vs. placebo.
** p < 0,01, abatacept vs. placebo.
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,01, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0,001, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
p < 0.05, abatacept plus MTX vs. MTX plus placebo
§ 95% CI: -4,2, 4.8 (gebaseerd op vooraf gespecificeerde marge voor non-inferioriteit van -7.5%)
§§ITT gegevens zijn weergegeven in tabel
a Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Belangrijke klinische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ACR 70 respons voor een aaneengesloten periode van
6 maanden.
d Na 6 maanden werd de patiënten de gelegenheid geboden om aan een open-label onderzoek mee te doen.
e DAS28-CRP remissie is gedefinieerd als een DAS28-CRP score < 2,6
f Per protocolgegevens zijn weergegeven in de tabel. Voor ITT; n=736 voor subcutaan (s.c.) abatacept en 721 voor intraveneus
(i.v.) abatacept.
71
72
73
Remissiepercentages aan het einde van de behandeling met
geneesmiddelen en na de fase van staken van de behandeling in
onderzoek SC-III

Abatacept s.c.+ MTX
MTX
Abatacept s.c.
Aantal patiënten
n = 119
n = 116
n = 116
Deel van gerandomiseerde patiënten met remissie-inductie na 12 maanden van behandeling
DAS28-remissiea
60,9%
45,2%
42,5%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,01 (1,18, 3,43)
n.v.t.
0,92 (0,55, 1,57)
p-waarde
0,010
n.v.t.
n.v.t.
SDAI klinische remissieb
42,0%
25,0%
29,3%
Schatting van het verschil (95%-
17,02 (4,30, 29,73)
n.v.t.
4,31 (-7,98, 16,61)
BI) vs. MTX
Boolean klinische remissie
37,0%
22,4%
26,7%
Schatting van verschil (95%-BI)
14,56 (2,19, 26,94)
n.v.t.
4,31 (-7,62, 16,24)
vs. MTX
Deel van gerandomiseerde patiënten in remissie na 12 maanden en na 18 maanden
(6 maanden van volledig staken van medicatie)
DAS28-remissie a
14,8%
7,8%
12,4%
Odds Ratio (95%-BI) vs. MTX
2,51 (1,02, 6,18)
n.v.t.
2,04 (0,81, 5,14)
p-waarde
0,045
n.v.t.
n.v.t.
a DAS28-gedefiniëerde remissie (DAS28-CRP <2,6)
b SDAI criterium (SDAI 3,3)
In SC-III waren de veiligheidsprofielen van de drie behandelgroepen (abatacept + MTX, abatacept monotherapie,
MTX-groep) over het algemeen gelijk. Tijdens de behandelperiode van 12 maanden werden bijwerkingen gemeld
bij respectievelijk 44,5% (53/119), 41,4% (48/116) en 44,0% (51/116) en ernstige bijwerkingen bij 2,5% (3/119),
2,6% (3/116) en 0,9% (1/116) van de patiënten die behandeld werden in de drie behandelgroepen. Ernstige infecties
werden gemeld bij 0,8% (1/119), 3,4% (4/116) en 0% (0/116) van de patiënten.
Radiologische respons
Structurele gewrichtsschade werd radiologisch beoordeeld gedurende een periode van twee jaar in de onderzoeken
II, VI en SC-II. De resultaten werden gemeten door gebruik te maken van de Genant-modified total Sharp score
(TSS) en zijn onderdelen, de erosiescore en joint space narrowing (JSN)-score.
In onderzoek II was de mediane baseline-TSS 31,7 bij met abatacept behandelde patiënten en 33,4 bij
placebobehandelde patiënten. Abatacept/methotrexaat remde de progressie van structurele beschadiging af in
vergelijking met placebo/methotrexaat na 12 maanden van behandeling zoals getoond in de Tabel 4. De
progressiesnelheid van structurele beschadiging in jaar 2 was significant lager dan in jaar 1 voor patiënten die waren
gerandomiseerd naar abatacept (p < 0,0001). Patiënten die na 1 jaar dubbelblinde behandeling startten met de
langdurige verlenging, kregen allemaal abatacept waarbij de radiologische progressie werd onderzocht tot en met
jaar 5. De gegevens werden geanalyseerd in een as-treated-analyse waarbij gebruikgemaakt werd van de gemiddelde
verandering in de totaalscore ten opzichte van het vorige jaarlijkse bezoek. De gemiddelde verandering voor
patiënten die oorspronkelijk gerandomiseerd waren naar abatacept plus methotrexaat en placebo plus methotrexaat
was respectievelijk 0,41 en 0,74 van jaar 1 tot jaar 2 (n=290, 130), 0,37 en 0,68 van jaar 2 tot jaar 3 (n=293, 130),
0,34 en 0,43 van jaar 3 tot jaar 4 (n=290, 128) en 0,26 en 0,29 (n=233, 114) van jaar 4 tot jaar 5.
74
Gemiddelde radiologische veranderingen gedurende 12 maanden in
onderzoek II

Abatacept/MTX
Placebo/MTX

Parameter
n = 391
n = 195
p-waardea
Totale Sharp-score
1,21
2,32
0,012
Erosiescore
0,63
1,14
0,029
JSN-score
0,58
1,18
0,009
a Gebaseerd op niet-parametrische analyse.
In onderzoek VI was de gemiddelde verandering in TSS na 12 maanden significant lager bij patiënten die behandeld
waren met abatacept plus methotrexaat in vergelijking met patiënten die behandeld waren met methotrexaat plus
placebo. 61% (148/242) van de patiënten behandeld met abatacept plus methotrexaat en 53% (128/242) van de
patiënten behandeld met methotrexaat plus placebo hadden geen progressie (TTS 0) na 12 maanden. De progressie
van structurele schade was lager bij patiënten die continu abatacept plus methotrexaat kregen (gedurende
24 maanden) vergeleken met patiënten die oorspronkelijk alleen methotrexaat plus placebo kregen (gedurende
12 maanden) en daarna werden overgezet op abatacept plus methotrexaat voor de volgende 12 maanden. Van de
patiënten die deelnamen aan de 12 maanden durende open-labelperiode vertoonde 59% (125/213) die continu
abatacept plus methotrexaat hadden gekregen en 48% (92/192) van degenen die oorspronkelijk methotrexaat hadden
gekregen en daarna waren overgezet op abatacept geen progressie.
In onderzoek SC-II werd de structurele gewrichtsschade radiologisch beoordeeld en uitgedrukt als een verandering
t.o.v. de uitgangswaarde in de van der Heijde-modified Total Sharp Score (mTSS) en de onderdelen daarvan.
Eenzelfde remming werd gezien bij beide behandelarmen tot 24 maanden (mTSS (gemiddelde ± standaarddeviatie
[SD] = 0,89 ± 4,13 vs. 1,13 ± 8,66, erosiescore (0,41 ± 2,57 vs. 0,41 ± 5,04) en JNS-score (0,48 ± 2,18 vs. 0,72 ±
3,81)) voor respectievelijk de abatacept- (n = 257) en adalimumab- (n = 260) groepen.
In onderzoek SC-III werd structurele gewrichtsschade beoordeeld d.m.v. MRI. De abatacept + MTX-groep had
minder progressie in structurele schade vergeleken met de MTX-groep zoals weergegeven in gemiddeld verschil in
behandeling van de abatacept + MTX-groep vs. de MTX-groep (Tabel 5).
Tabel 5:
Structurele en ontstekings-MRI-beoordeling in onderzoek SC-
III

Gemiddeld behandelverschil tussen abatacept s.c.+MTX vs. MTX na 12 maanden (95%-
BI)*
MRI erosie-score
-1,22 (-2,20, -0,25)
MRI osteïtis/botoedeem-score
-1,43 (-2,68, -0,18)
MRI synovitis-score
-1,60 (-2,42, -0,78)
* n = 119 voor abatacept s.c. + MTX; n = 116 voor MTX
Respons in fysieke functie
Verbetering van de fysieke functie werd bepaald middels de Health Assessment Questionnaire Disability Index
(HAQ-DI) in de onderzoeken II, III, IV, V en VI en de gemodificeerde HAQ-DI in onderzoek I. In onderzoek SC-I
was de verbetering gemeten vanaf baseline, aan de hand van de HAQ-DI bij 6 maanden en in de loop van de tijd,
gelijk tussen subcutane en intraveneuze toediening. De resultaten van de onderzoeken II, III en VI worden
weergegeven in Tabel 6.
75

Verbetering van fysieke functie in placebogecontroleerd onderzoek

Methotrexaatnaïef
Ontoereikende respons
Ontoereikende respons

op methotrexaat
op TNF-remmer

Onderzoek VI
Onderzoek II
Onderzoek III
Abatacepta
Placebo
HAQc Disability
Abatacepta
Placebo
Abatacepta
Placebo
+DMARD's
+DMARD's
b
b
Index
+MTX
+MTX
+MTX
+MTX

Baseline
1,7
1,7
1,69
1,69
1,83
1,82
(gemiddelde)
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
(n=249)
(n=130)
Gemiddelde
verbetering ten
opzichte van Baseline



Maand 6
0,85
0,68
0,59***
0,40
0,45***
0,11
(n=250)
(n=249)
(n=420)
(n=211)
(n=249)
(n=130)
Maand 12
0,96
0,76
0,66***
0,37
n.v.t.e
n.v.t.e
(n=254)
(n=251)
(n=422)
(n=212)
Aantal patiënten met



een klinisch relevante
verbeteringd
Maand 6
72%
63%
61%***
45%
47%***
23%
Maand 12
72%
62%
64%***
39%
n.v.t.e
n.v.t.e
*** p < 0,001, abatacept vs. placebo.
p < 0,05, abatacept plus MTX vs MTX plus placebo
a Vaste dosis bij benadering 10 mg/kg (zie rubriek 4.2).
b Gelijktijdig gebruik van DMARD's waaronder een of meer van de volgende: methotrexaat, chloroquine/hydroxychloroquine,
sulfasalazine, leflunomide, azathioprine, goud en anakinra.
c Health Assessment Questionnaire; 0 = beste, 3 = slechtste; 20 vragen; 8 categorieën: aankleden en verzorgen van uiterlijk,
opstaan, eten, lopen, hygiëne, reikwijdte, grip en activiteiten.
d Reductie in HAQ-DI van 0,3 eenheden ten opzichte van baseline.
e Na 6 maanden hadden patiënten de mogelijkheid om mee te doen met een open-label onderzoek.
Tijdens onderzoek II behield 88% van de patiënten met een klinisch relevante verbetering bij maand 12 de
verbetering tot maand 18 en 85% behield de respons tot maand 24. Gedurende de open-label perioden van de
onderzoeken I, II, III en VI is de verbetering van fysieke functie behouden gedurende respectievelijk 7, 5, 5 en
2 jaren.
In onderzoek SC-III was het percentage deelnemers met een HAQ-respons als maat voor klinisch betekenisvolle
verbetering in fysieke functie (reductie vanaf baseline in HAQ-D1-score van 0,3) hoger voor de abatacept+MTX-
groep vs. de MTX-groep op maand 12 (respectievelijk 65,5% vs 44,0%; behandelverschil vs. MTX-groep van
21,6% [95%-BI: 8,3, 34,9]).
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten en kwaliteit van leven
Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd beoordeeld op basis van de SF-36-vragenlijst bij 6 maanden in
onderzoek I, II en III en bij 12 maanden in onderzoek I en II. Tijdens deze onderzoeken werd een klinisch en
statistisch significante verbetering waargenomen in de abataceptgroep ten opzichte van de placebogroep voor alle
8 domeinen van de SF-36 (4 fysieke domeinen: fysieke functie, algemene fysieke toestand, lichaamspijn, algemene
gezondheid; en 4 mentale domeinen: vitaliteit, sociaal functioneren, emotioneel, geestelijke gezondheid), evenals de
Physical Component Summary (PCS) en de Mental Component Summary (MCS). In onderzoek VI werd een
76
prednison) en/of NSAID's ontvangen. Patiënten die in Week 16 niet minstens 20% verbetering ten opzichte van
baseline hadden bereikt in het aantal gezwollen en gevoelige gewrichten werden overgezet naar wekelijks open-
label abatacept 125 mg subcutaan.
Het primaire eindpunt voor zowel PsA-I als PsA-II was het percentage van patiënten dat ACR 20-respons op Week
24 (dag 169) bereikte.
77
Tabel 7:
Percentage patiënten met ACR-responsen op week 24 in Studies PsA-I en
PsA-II


PsA-Ia
PsA-IIb,c

Abatacept
Placebo
Schatting van
Abatacept
Placebo
Schatting van
10 mg/kg
N=42
verschil (95% 125 mg SC
N=211
verschil (95% CI)
IV
CI)
N=213
N=40
ACR 20
47,5%*
19,0%
28,7 (9,4, 48,0)
39,4%*
22,3%
17,2 (8,7, 25,6)
ACR 50
25,0%
2,4%
22,7 (8,6, 36,9)
19,2%
12,3%
6,9 (0,1, 13,7)
ACR 70
12,5%
0%
12,5 (2,3, 22,7)
10,3%
6,6%
3,7 (-1,5, 8,9)
* p < 0,05 vs placebo, p-waarden niet beoordeeld voor ACR 50 en ACR 70.
a 37% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
b 61% van de patiënten was eerder behandeld met een TNF-remmer.
c Patiënten die minder dan 20% verbetering hadden van het aantal gevoelige of gezwollen gewrichten op Week 16 hadden
ontsnappingscriteria en werden beschouwd als non-responders.
Een significant hoger percentage patiënten bereikte een ACR 20-respons na behandeling met abatacept 10 mg/kg
intraveneus in PsA-I of 125 mg subcutaan in PsA-II in vergelijking tot placebo op Week 24 in de totale
studiepopulaties. In beide studies werden hogere ACR 20-responsen waargenomen met abatacept vs placebo,
ongeacht de voorafgaande TNF-remmerbehandeling. In de kleinere studie PsA-I waren de ACR 20-responsen met
abatacept 10 mg/kg intraveneus vs placebo bij patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 55,6% vs 20,0% en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk
30,8% vs 16,7%. In studie PsA-II waren de ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs placebo bij
patiënten die nog niet eerder behandeld waren met een TNF-remmer respectievelijk 44,0% vs 22,2% (21,9 [8,3,
35,6], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die al eerder behandeld waren met een TNF-remmer
respectievelijk 36,4% vs 22,3% (14,0 [3,3, 24,8], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II werden hogere ACR 20-responsen gezien bij abatacept 125 mg subcutaan vs. placebo ongeacht de
gelijktijdige niet-biologische DMARD-behandeling. De ACR 20-responsen met abatacept 125 mg subcutaan vs
placebo bij patiënten die geen niet-biologische DMARD's gebruikten waren respectievelijk 27,3% vs 12,1% (15,15
[1,83, 28,47], schatting van verschil [95% CI]) en bij patiënten die wel niet-biologische DMARD's gebruikten waren
respectievelijk 44,9% vs 26,9% (18,00 [7,20, 28,81], schatting van verschil [95% CI]). In studies PsA-I en PsA-II
werden klinische responsen gehandhaafd of bleven verbeteren tot aan één jaar.
Structurele respons
In studie PsA-II was het percentage patiënten zonder radiologisch aantoonbare ziekteprogressie ( 0 verschil ten
opzichte van baseline) in totaal PsA-gemodificeerde SHS op röntgenfoto's op Week 24 groter met abatacept 125 mg
subcutaan (42,7%) dan placebo (32,7%) (10,0 [1,0, 19,1] schatting van verschil [95% CI]).
Respons in fysieke functie
In studie PsA-I was op Week 24 het percentage patiënten met 0,30 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-
DI-score 45,0% met intraveneus abatacept vs 19,0% met placebo (26,1 [6,8, 45,5], schatting van verschil [95% CI]).
In studie PsA-II was het percentage patiënten met ten minste 0,35 daling ten opzichte van baseline in de HAQ-DI
31,0% met abatacept vs. 23,7% met placebo (7,2 [-1,1, 15,6], schatting van verschil [95% CI]). In zowel de PsA-I
78
Farmacokinetische eigenschappen

Volwassenen met reumatoïde artritis
De geometrische gemiddelde schatting (90% betrouwbaarheidsinterval) voor de biologische beschikbaarheid van
abatacept na subcutane toediening vergeleken met intraveneuze toediening is 78,6% (64,7%, 95,6%). Het
gemiddelde (bereik) voor Cmin en Cmax¬bij steady state waargenomen na 85 dagen behandelen was respectievelijk
32,5 µg/ml (6,6 tot 113,8 µg/ml) en 48,1 µg/ml (9,8 tot 132,4 µg/ml). Gemiddelde schattingen voor systemische
klaring (0,28 ml/uur/kg), distributievolume (0,11 l/kg) en terminale halfwaardetijd (14,3 dagen) waren vergelijkbaar
tussen subcutane en intraveneuze toediening.
Er werd een enkele studie uitgevoerd om het effect van abatacept als monotherapie op de immunogeniciteit te
bepalen na subcutane toediening zonder intraveneuze oplaaddosis. Wanneer de intraveneuze oplaaddosis niet was
toegediend, werd een gemiddelde dalconcentratie van 12,6 µg/ml bereikt na 2 weken toediening. De respons voor
wat betreft werkzaamheid over langere tijd bleek in dit onderzoek consistent met studies waarbij wel een
intraveneuze oplaaddosis werd gegeven, hoewel het effect van geen intraveneuze oplaaddosis op de aanvang van de
werkzaamheid niet formeel is onderzocht.
Consistent met de intraveneuze gegevens, lieten populatiefarmacokinetische analyses voor subcutaan abatacept bij
RA-patiënten zien dat er een trend was naar een hogere klaring van abatacept met toenemend lichaamsgewicht.
Leeftijd en geslacht (na correctie voor lichaamsgewicht) hadden geen invloed op de fictieve klaring. Gelijktijdige
toediening van methotrexaat, NSAID's, corticosteroïden en TNF-remmers bleek geen invloed op de fictieve klaring
van abatacept te hebben.
Volwassenen met artritis psoriatica
In PsA-I werden patiënten gerandomiseerd om intraveneus placebo of abatacept 3 mg/kg (3/3 mg/kg), 10 mg/kg
(10/10 mg/kg) of twee doses van 30 mg/kg gevolgd door 10 mg/kg (30/10 mg/kg) op Dag 1, 15, 29 en vervolgens
elke 28 dagen daarna te ontvangen. In deze studie waren de steady-state concentraties van abatacept
dosisgerelateerd. Het geometrisch gemiddelde (CV%) Cmin op dag 169 was 7,8 µg/ml (56,3%) voor de 3/3 mg/kg,
24,3 µg/ml (40,8%) voor 10/10 mg/kg en 26,6 µg/ml (39,0%) voor de 30/10 mg/kg behandelarmen.
In studie PsA-II waarbij wekelijkse subcutane toediening van abatacept 125 mg plaatsvond, werd steady-state van
abatacept bereikt op dag 57 met het geometrische gemiddelde (CV%) Cmin variërend van 22,3 (54,2%) tot 25,6
(47,7%) µg/ml op dag 57 tot 169, respectievelijk.
Overeenkomend met de resultaten die eerder bij RA-patiënten werden waargenomen, toonden
populatiefarmacokinetische analyses van abatacept bij PsA-patiënten aan dat er een trend was richting hogere
klaring (l/u) van abatacept bij toenemend lichaamsgewicht.
79
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Er werd geen mutageniteit of clastogeniteit waargenomen tijdens een serie in-vitro-onderzoeken. In een
carcinogeniteitsonderzoek bij muizen werd een toename in de incidentie van maligne lymfomen en
borstkliertumoren (bij vrouwelijke dieren) waargenomen. De toegenomen incidentie van lymfomen en
mammatumoren waargenomen bij muizen behandeld met abatacept zou mogelijk geassocieerd zijn geweest met
verminderde controle van respectievelijk het muriene leukemievirus en muis-mammatumorvirus in aanwezigheid
van langdurige immunomodulatie. In een eenjarige toxiciteitsonderzoek bij cynomolgusapen werd abatacept niet in
verband gebracht met enige significante toxiciteit. Reversibele farmacologische effecten bestonden uit minimale
voorbijgaande afnames in serum-IgG en minimale tot ernstige lymfoïde depletie van kiemcentra in de milt en/of
lymfeknopen. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek waren er geen aanwijzingen voor lymfomen of
preneoplastische morfologische veranderingen waargenomen, ondanks de aanwezigheid van een virus,
lymfocryptovirus, waarvan bekend is dat het zulke laesies veroorzaakt bij apen waarvan het immuunsysteem
onderdrukt is. De relevantie van deze bevindingen voor het klinische gebruik van abatacept is onbekend.
Bij ratten had abatacept geen ongewenste effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Embryo-foetale
ontwikkelingsonderzoeken werden uitgevoerd met abatacept bij muizen, ratten en konijnen met doses van maximaal
20 tot 30 maal de humane dosis van 10 mg/kg en geen ongewenste effecten werden waargenomen bij de
nakomelingen. Bij ratten en konijnen was de blootstelling aan abatacept tot 29 maal de humane blootstelling
van 10 mg/kg gebaseerd op de AUC. Van abatacept is aangetoond dat het de placenta van ratten en konijnen
passeert. In pre- en postnatale ontwikkelingsonderzoeken met abatacept bij ratten werden er geen ongewenste
effecten waargenomen in de pups van de vrouwtjes die abatacept kregen in doses tot 45 mg/kg, overeenkomend met
een blootstelling die 3 maal zo hoog was als met 10 mg/kg bij de mens gebaseerd op de AUC. Bij een dosis
van 200 mg/kg overeenkomend met een 11-voudige humane blootstelling met 10 mg/kg gebaseerd op de AUC
werden beperkte veranderingen in de immuunfunctie waargenomen (een 9-voudige toename in de gemiddelde T-cel-
afhankelijke antilichaamrespons bij vrouwelijke pups en ontsteking van de schildklier bij 1 vrouwelijke pup van
de 10 mannelijke en 10 vrouwelijke pups geëvalueerd bij deze dosis).
Niet-klinische onderzoeken relevant voor gebruik in de pediatrische populatie
Uit onderzoek bij ratten bleken deze bij blootstelling aan abatacept immuunsysteemafwijkingen te vertonen,
waaronder een lage incidentie van infecties met de dood als gevolg (jonge ratten). Daarbij werden
schildklierontsteking en pancreasontsteking vaak gezien bij zowel jonge als volwassen ratten die waren blootgesteld
aan abatacept. Jonge ratten bleken gevoeliger te zijn voor lymfocytaire ontsteking van de schildklier. Onderzoeken
bij volwassen muizen en apen vertoonden geen vergelijkbare resultaten. Het is mogelijk dat de verhoogde
gevoeligheid voor opportunistische infecties waargenomen bij jonge ratten verband houdt met blootstelling aan
abatacept vóór de ontwikkeling van de geheugenrespons. De relevantie van deze resultaten bij mensen is onbekend.

6
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1

Lijst van hulpstoffen

Sucrose
Poloxameer 188
Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat.
Watervrij dinatriumfosfaat
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid

In verband met het ontbreken van onderzoek naar verenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
80
Houdbaarheid

2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren in de koelkast (2°C­8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking

Eén ml voorgevulde spuit (type 1-glas) in een voorgevulde pen. De spuit van type 1-glas heeft een gecoate stop en
een vaste roestvrijstalen naald met een hard naaldomhulsel.
Verpakking van 4 voorgevulde pennen en meerstuksverpakking met 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Het geneesmiddel is voor eenmalig gebruik. Nadat de voorgevulde pen uit de koelkast genomen is, dient de
voorgevulde pen op kamertemperatuur te komen door 30 minuten te wachten voordat Orencia geïnjecteerd wordt.
De pen mag niet geschud worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/07/389/011-012

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 mei 2007
Datum van laatste hernieuwing: 21 mei 2012

10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).


81

BIJLAGE II

A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE


B.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK


C.

ANDERE VOORWAAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


D.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


82
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant van het biologisch werkzaam bestanddeel

Bristol-Myers Squibb Co. 38 Jackson Road
Devens, MA 01434
Verenigde Staten van Amerika
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die verantwoordelijk is
voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de productkenmerken,
rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met Europese
referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG en
eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese webportaal voor geneesmiddelen.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module 1.8.2 van de
handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-aanpassingen.

Een RMP-update wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het beschikbaar
komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de bestaande verhouding tussen de
83
Extra risicobeperkende maatregelen

De vergunninghouder zal ervoor zorgen dat, in iedere lidstaat waar ORENCIA beschikbaar is, alle patiënten
waarvan verwacht wordt dat ze ORENCIA gebruiken toegang hebben tot de Waarschuwingskaart voor de patiënt
(beschikbaar gesteld in iedere verpakking van het geneesmiddel).
o
ORENCIA Waarschuwingskaart voor de patiënt
o Een waarschuwing voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die de patiënt op enig moment
behandelen, inclusief in noodgevallen, dat de patiënt ORENCIA gebruikt.
o Dat behandeling met ORENCIA het risico op infecties en allergische reacties kan verhogen.
o Tekenen of symptomen van het veiligheidsprobleem en wanneer contact op te nemen met een
zorgverlener.
o Contactgegevens van de voorschrijver van ORENCIA.
o Een waarschuwing voor patiënten die ORENCIA hebben gekregen terwijl ze zwanger waren om
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg te informeren voordat een vaccinatie wordt gegeven aan de
baby, vanwege het potentiële risico op een ernstige infectie veroorzaakt door immunisatie met levende
vaccins.

84
BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

85
A. ETIKETTERING
86
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
1 siliconenvrije spuit

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning
Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van het bereide product.

87
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

Niet gebruikte oplossing weggooien.

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/001 1 flacon en 1 siliconenvrije spuit

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
88
89
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Meerstuksverpakking: 2 flacons en 2 siliconenvrije injectiespuiten (2 verpakkingen van 1)
Meerstuksverpakking: 3 flacons en 3 siliconenvrije injectiespuiten (3 verpakkingen van 1)

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning
Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van het bereide product.
90
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

Niet gebruikte oplossing weggooien.

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/002 2 flacons en 2 siliconenvrije spuiten (2 verpakkingen van 1)
EU/1/07/389/003 3 flacons en 3 siliconenvrije spuiten (3 verpakkingen van 1)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

91
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
92
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 250 mg abatacept.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
1 siliconenvrije spuit
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na bereiding en verdunning

Alleen voor eenmalig gebruik.
Gebruik voor de bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
93
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

Niet gebruikte oplossing weggooien.

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/002 2 flacons en 2 siliconenvrije spuiten (2 verpakkingen van 1)
EU/1/07/389/003 3 flacons en 3 siliconenvrije spuiten (3 verpakkingen van 1)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
94
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept
Intraveneus gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Gebruik voor bereiding de in de verpakking bijgesloten siliconenvrije wegwerpspuit.

95
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.

3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
96
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/013 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

13
PARTIJNUMMER
Lot

14
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 50 mg

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
97
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 50 mg injectie
abatacept
SC

2
WIJZE VAN TOEDIENING

3
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4
PARTIJNUMMER
Lot

5
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

6
OVERIGE

98
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.

3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
99
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/014 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

13
PARTIJNUMMER
Lot

14
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 87,5 mg

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

100
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 87,5 mg injectie
abatacept
SC

2
WIJZE VAN TOEDIENING
3
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4
PARTIJNUMMER
Lot

5
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6
OVERIGE
101
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit met naaldbeschermer
3 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

102
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/007 1 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
EU/1/07/389/008 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
EU/1/07/389/010 3 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

103
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
104
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Meerstuksverpakking: 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)

5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

105
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/009 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
106
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

107
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/009 12 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer (3 verpakkingen van 4)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
108
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 125 mg injectie
abatacept
SC

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
109
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
1 voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

110
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/004 1 voorgevulde spuit
EU/1/07/389/005 4 voorgevulde spuiten

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

111
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
112
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Meerstuksverpakking: 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)

5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

113
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/006 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
114
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
4 voorgevulde spuiten
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
115
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/006 12 voorgevulde spuiten (3 verpakkingen van 4)

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS


116
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
4 ClickJect voorgevulde pennen

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

117
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/011 4 voorgevulde pennen

13
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
118
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
Meerstuksverpakking: 12 ClickJect voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)

5
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

119
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/012 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)

13
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
120
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, watervrij dinatriumfosfaat en water
voor injecties.

4
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (ClickJect)
4 ClickJect voorgevulde pennen
Onderdeel van een meerstuksverpakking, kan niet los verkocht worden.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik

6
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN
BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

121
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN
TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/389/012 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen van 4)

13
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
ORENCIA 125 mg

17
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
122
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG
ORENCIA 125 mg injectie
abatacept
Subcutaan gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE


123

ORENCIA Waarschuwingskaart voor de
Infecties
patiënt
- Als u symptomen ontwikkelt die wijzen
Deze waarschuwingskaart bevat belangrijke
op een infectie, bijvoorbeeld koorts,
veiligheidsinformatie waarvan u voor en tijdens
aanhoudende hoest, gewichtsverlies of
behandeling met ORENCIA op de hoogte dient
lusteloosheid, dient u onmiddellijk
te zijn.
contact op te nemen met uw
· Laat deze kaart aan uw behandelend arts(en)
behandelend arts.
zien.

Infecties
Allergische Reacties
Door gebruik van ORENCIA stijgt het risico op Allergische reacties kunnen optreden na het
infecties.
gebruik van ORENCIA. Als u symptomen zoals
- benauwdheid, piepende ademhaling, ernstige
- U mag niet behandeld worden met duizeligheid of een licht gevoel in uw hoofd
ORENCIA als u een ernstige infectie heeft. ervaart, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
· - U dient voorafgaand aan de behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op
bepaalde infecties.
Datum ORENCIA behandeling:
·
Start:
Tuberculose (tbc): u dient voor behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op tbc. ____________________
Het is erg belangrijk dat u uw arts vertelt of u Meest recent:
ooit tbc heeft gehad of wanneer u nauw ____________________
contact heeft gehad met iemand die tbc heeft
gehad.

Hepatitis: antireumatische behandeling is in · Lees de bijsluiter van ORENCIA voor meer
verband gebracht met hepatitis B-reactivatie.
informatie.
U dient onderzocht te worden op virale · Neem een lijst mee van al uw
hepatitis volgens gepubliceerde richtlijnen.
geneesmiddelen iedere keer dat u een arts,
verpleegkundige of apotheker bezoekt.
Naam patiënt: ____________________
Naam arts: ____________________
Telefoonnr. arts: ____________________
Draag deze kaart bij u tot 3 maanden na de
laatste
ORENCIA
dosering,
omdat
bijwerkingen een lange tijd na de laatste
dosering kunnen optreden.
ORENCIA dient niet te worden gebruikt bij
zwangere vrouwen behalve als er een duidelijke
noodzaak is. Als u ORENCIA heeft gekregen
terwijl u zwanger was, is het belangrijk dat u de
zorgverleners van de baby hierover informeert
voordat uw baby wordt ingeënt. Uw baby kan
124
[Mmm JJJJ]
125

ORENCIA Waarschuwingskaart voor de
Infecties
patiënt
- Als u symptomen ontwikkelt die wijzen
Deze waarschuwingskaart bevat belangrijke
op een infectie, bijvoorbeeld koorts,
veiligheidsinformatie waarvan u voor en tijdens
aanhoudende hoest, gewichtsverlies of
behandeling met ORENCIA op de hoogte dient
lusteloosheid, dient u onmiddellijk
te zijn.
contact op te nemen met uw
· Laat deze kaart aan uw behandelend arts(en)
behandelend arts.
zien.

Infecties
Allergische Reacties
Door gebruik van ORENCIA stijgt het risico op Allergische reacties kunnen optreden na het
infecties.
gebruik van ORENCIA. Als u symptomen zoals
- benauwdheid, piepende ademhaling, ernstige
- U mag niet behandeld worden met duizeligheid of een licht gevoel in uw hoofd
ORENCIA als u een ernstige infectie heeft. ervaart, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
· - U dient voorafgaand aan de behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op
bepaalde infecties.
Startdatum ORENCIA behandeling:
·
____________________
Tuberculose (tbc): u dient voor behandeling
met ORENCIA onderzocht te worden op tbc.
Het is erg belangrijk dat u uw arts vertelt of u · Lees de bijsluiter van ORENCIA voor meer
ooit tbc heeft gehad of als u nauw contact
informatie.
heeft gehad met iemand die tbc heeft gehad.
· Neem een lijst mee van al uw
Hepatitis: antireumatische behandeling is in
geneesmiddelen iedere keer dat u een arts,
verband gebracht met hepatitis B-reactivatie.
verpleegkundige of apotheker bezoekt.
U dient onderzocht te worden op virale Naam patiënt: ____________________
hepatitis volgens gepubliceerde richtlijnen.
Naam arts: ____________________
Telefoonnr. arts: ____________________
Draag deze kaart bij u tot 3 maanden na de
laatste
dosis
van
ORENCIA,
omdat
bijwerkingen een lange tijd na de laatste dosis
kunnen optreden.
ORENCIA dient niet te worden gebruikt bij
zwangere vrouwen behalve als er een duidelijke
noodzaak is. Als u ORENCIA heeft gekregen
terwijl u zwanger was, is het belangrijk dat u de
zorgverleners van de baby hierover informeert
voordat uw baby wordt ingeënt. Uw baby kan
mogelijk een risico lopen op ernstige infecties
die veroorzaakt worden door "levende vaccins"
gedurende de 14 weken na de laatste aan u
toegediende dosis ORENCIA.
126

127
B. BIJSLUITER
128
ORENCIA 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
abatacept

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

ORENCIA bevat het de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval
van het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen en
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 6 jaar en ouder.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
ORENCIA kan ook samen met methotrexaat worden gebruikt om hoog actieve en progressieve reumatoïde artritis te
behandelen zonder eerdere behandeling met methotrexaat.
129
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.
Polyarticulaire Juveniele Idiopathische Artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een langetermijn ontstekingsaandoening die bij kinderen en
adolescenten een of meerdere gewrichten aantast.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie wordt gebruikt voor kinderen en jongeren van 6 tot
17 jaar, wanneer een eerder ziekteremmend geneesmiddel niet goed genoeg heeft gewerkt of niet geschikt is.
ORENCIA wordt meestal gebruikt in combinatie met methotrexaat, hoewel het ook alleen gebruikt kan worden in
geval van intolerantie voor methotrexaat of als behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
ORENCIA wordt gebruikt om:
-
- de schade aan gewrichten te vertragen
-
- lichamelijk functioneren te verbeteren.
-
anderetekenen en symptomen van polyarticulaire juveniele idiopathische artritis te verbeteren
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.

U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie. Start dan niet met de behandeling met
ORENCIA. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts
.

als u enige vorm van infectie heeft, inclusief langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt
.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor reeds aanwezige infecties
kunnen verergeren.

als u tuberculose (tbc) heeft gehad of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.

als u virale hepatitis heeft, waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt,kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.

als u kanker heeft. Uw arts zal beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.

als u recentelijk bent ingeënt of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts. Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden wanneer u ORENCIA gebruikt. Raadpleeg uw arts voordat u zich laat
inenten.
Indien nodig is het aan te bevelen om patiënten met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis de
vaccinaties die zij moeten hebben gehad volgens de huidige immunisatierichtlijnen maar nog niet hebben
gekregen alsnog toe te dienen alvorens de behandeling met ORENCIA te starten. Bepaalde vaccinaties
kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft gekregen tijdens uw zwangerschap, kan
uw baby mogelijk een hoger risico lopen op een dergelijke infectie tot ongeveer 14 weken na de laatste
dosering die u heeft gekregen tijdens uw zwangerschap. Het is belangrijk dat u de artsen en andere
zorgverleners van uw baby vertelt over uw ORENCIA-gebruik tijdens uw zwangerschap, zodat zij kunnen
beslissen wanneer uw baby gevaccineerd kan worden.
130
als u een bloedglucosemeter gebruikt om uw bloedglucosewaarden te bepalen. ORENCIA bevat maltose,
een soort suiker die onterecht hoge bloedsuikerwaarden kan geven bij bepaalde bloedglucosemeters. Uw arts
kan u een andere methode aanbevelen voor het bepalen van uw bloedglucosewaarden.
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is niet bestudeerd bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Daarom wordt het gebruik van dit middel niet aanbevolen bij deze groep patiënten.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is beschikbaar voor subcutane toediening bij
pediatrische patiënten van 2 jaar en ouder.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ORENCIA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
ORENCIA mag niet gebruikt worden in combinatie met biologische geneesmiddelen voor reumatoïde artritis,
waaronder TNF-remmers zoals adalimumab, etanercept en infliximab; er is onvoldoende bewijs om gelijktijdig
gebruik met anakinra en rituximab te kunnen aanbevelen.
ORENCIA kan wel gegeven worden met andere geneesmiddelen die gewoonlijk gebruikt worden bij reumatoïde
artritis zoals steroïden of pijnstillers waaronder niet-steroïde ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac.
Vraag uw arts of apotheker om advies, voordat u een ander geneesmiddel wilt gaan gebruiken naast ORENCIA.
Zwangerschap en borstvoeding
De gevolgen van ORENCIA voor de zwangerschap zijn niet bekend, u mag ORENCIA daarom niet krijgen wanneer
u zwanger bent, tenzij uw arts dit specifiek aangeeft.

Indien u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u betrouwbare anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Indien u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden, fietsen of
machines te bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuur dan geen
voertuigen en gebruik geen gereedschap of machines.

ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 34,5 mg natrium (het belangrijkste bestanddeel van keukenzout) per maximale dosis van
4 injectieflacons (8,625 mg natrium per injectieflacon). Dit is gelijk aan 1,7% van de aanbevolen maximale
dagelijkse inname van natrium voor een volwassene.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?

ORENCIA wordt aan u toegediend onder toezicht van een ervaren arts.
131
Uw gewicht
Dosering
Injectieflacons
Minder dan 60 kg
500 mg
2
60 kg ­ 100 kg
750 mg
3
Meer dan 100 kg
1.000 mg
4
Uw arts zal u informeren over de duur van de behandeling en welke andere geneesmiddelen, waaronder andere
eventuele reumaremmers, u mag blijven gebruiken tijdens behandeling met ORENCIA.
ORENCIA kan worden gebruikt door patiënten ouder dan 65 jaar zonder aanpassing van de dosis.
Gebruik bij kinderen en jongeren
Voor kinderen en jongeren tussen 6 en 17 jaar met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis met een gewicht
lager dan 75 kg is de intraveneuze abatacept dosering 10 mg/kg. Kinderen met een gewicht van 75 kg of meer
dienen volgens het volwassen doseerschema te worden behandeld met ORENCIA poeder voor concentraat voor
oplossing voor infusie.
Hoe wordt ORENCIA toegediend
ORENCIA wordt via een ader, meestal in de arm, toegediend gedurende een periode van 30 minuten. Deze
procedure wordt ook wel infusie genoemd. Verpleegkundigen zullen u in de gaten houden gedurende de infusie met
ORENCIA.
ORENCIA wordt afgeleverd als een poeder voor oplossing voor intraveneuze infusie. Dit betekent dat voor
ORENCIA aan u wordt toegediend, het eerst opgelost wordt in water voor injecties, waarna het verder verdund
wordt met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injecties.
Hoe vaak wordt ORENCIA gegeven
ORENCIA dient opnieuw aan u te worden gegeven na 2 en 4 weken na uw eerste infusie. Vervolgens krijgt u elke
4 weken weer een dosering. Uw arts zal u adviseren over de duur van de behandeling en welke andere
geneesmiddelen u mag doorgebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
In dit geval zal de arts in de gaten houden of er bij u bijwerkingen optreden en deze symptomen behandelen indien
noodzakelijk.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Indien u een toediening van ORENCIA mist, moet u met uw arts een nieuwe afspraak maken voor de volgende
dosering.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het besluit om te stoppen met de behandeling van ORENCIA dient overlegd te worden met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.

4
Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van de neus en de keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
132
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid

Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen verschijnselen zijn van bijwerkingen die hieronder worden
beschreven en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met
volwassenen.
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, keel en bijholten)

Vaak (komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte
afwijkende leverfunctietesten

Soms (komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd zicht
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, jeuk, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename, infuusgerelateerde verschijnselen
133
tuberculose
ontsteking van baarmoeder, eileiders en/of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De meeste bijwerkingen die voorkomen bij kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
komen overeen met de bijwerkingen die voorkomen bij volwassenen zoals hierboven beschreven, met de volgende
verschillen:
Vaak (komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infectie van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, sinus en keel)
koorts

Soms (komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
bloed in de urine
oorontsteking

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.

Hoe bewaart u dit middel?

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C).
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na aanmaken van het concentraat en de verdunning, is de infuusoplossing stabiel gedurende 24 uur in de koelkast.
Om bacteriologische redenen wordt geadviseerd deze direct te gebruiken.
Gebruik dit middel niet indien u gekleurde deeltjes, verkleuring of andere vreemde deeltjes in de oplossing voor
infusie ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.

6
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is abatacept Elke injectieflacon bevat 250 mg abatacept
Na aanmaken van het concentraat bevat elke ml 25 mg abatacept.
134
De andere stoffen in dit middel zijn maltose, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat en natriumchloride (zie
rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").

Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is een wit tot gebroken-wit poeder dat vast is of
gebroken in kleine stukjes.
ORENCIA is verkrijgbaar in verpakkingen van 1 injectieflacon en 1 siliconenvrije spuit, en in
meerstuksverpakkingen met 2, of 3 injectieflacons en 2, of 3 siliconenvrije spuiten (2 of 3 verpakkingen van 1).
Het kan vookomen dat niet alle genoemde verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:

Bereiden en verdunnen dienen uitgevoerd te worden volgens de regelen der kunst, in het bijzonder de aseptische
handelingen.

Bepalen van de dosering:
zie rubriek 3 "Hoe wordt ORENCIA gebruikt" van de bijsluiter.


Bereiding van het concentraat: maak elke injectieflacon onder aseptische condities aan met 10 ml water voor
injecties, gebruikmakend van de
siliconenvrije wegwerpspuit bijgeleverd met elke injectieflacon en een 18-
21 gauge naald. Verwijder het flapdeksel van de injectieflacon en neem de bovenkant af met een alcoholdoekje. Doe
de naald van de spuit in de injectieflacon door het midden van de rubberen stop en voer het water voor injecties
langs de glaswand van de injectieflacon. Gebruik de injectieflacon niet indien er geen vacuüm aanwezig is.
Verwijder de spuit en naald als er 10 ml water voor injecties in de injectieflacon zit. Om schuimvorming in de
ORENCIA-oplossing te voorkomen, dient deze voorzichtig te worden omgezwenkt totdat de inhoud volledig is
opgelost.
Niet schudden.
Voorkom lange en heftige bewegingen. Nadat alle poeder volledig is opgelost dient de
injectieflacon ontlucht te worden met een naald om het eventuele ontstane schuim te verwijderen. Na bereiding dient
de oplossing helder en kleurloos tot lichtgeel te zijn. Niet gebruiken indien er ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of
andere vreemde deeltjes voorkomen.
135
136
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
abatacept

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk
zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

ORENCIA bevat de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval van
het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen en
polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen van 2 jaar en ouder.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
137
- de schade aan uw gewrichten te vertragen
-
- uw lichamelijke functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten die meestal samengaat met psoriasis, een
ontstekingsziekte van de huid. Als u actieve artritis psoriatica heeft, krijgt u eerst andere geneesmiddelen. Als u
onvoldoende reageert op deze geneesmiddelen, kan u ORENCIA worden gegeven om:
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.
Polyarticulaire Juveniele Idiopathische Artritis
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis is een langdurige ontstekingsziekte bij kinderen en jongeren die één of
meerdere gewrichten aantast.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit wordt gebruikt voor kinderen en jongeren van 2 tot 17
jaar, wanneer een eerder ziekteremmend geneesmiddel niet goed genoeg heeft gewerkt of niet geschikt is.
ORENCIA wordt meestal gebruikt in combinatie met methotrexaat, hoewel het ook alleen gebruikt kan worden in
geval van intolerantie voor methotrexaat of als behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
ORENCIA wordt gebruikt om:
- de schade aan gewrichten te vertragen
- lichamelijk functioneren te verbeteren.
andere klachten en verschijnselen van polyarticulaire juveniele idiopathische artritis te verbeteren
2
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.

U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie. De behandeling met ORENCIA mag niet
worden gestart. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts
.

als u enige vorm van infectie heeft, inclusief een langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt
.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor al aanwezige infecties
kunnen verergeren.

als u tuberculose (tbc) heeft gehad of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.

als u virale hepatitis heeft, waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt, kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.

als u kanker heeft. Uw arts moet beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.

als u recentelijk bent ingeënt of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts. Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden tijdens het gebruik van ORENCIA. Raadpleeg uw arts voordat u zich
laat inenten. Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft
138
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is niet bestudeerd bij kinderen onder de 2 jaar. Daarom
wordt het gebruik van dit geneesmiddelniet aanbevolen bij deze groep patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ORENCIA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
ORENCIA mag niet gebruikt worden in combinatie met biologische geneesmiddelen voor reumatoïde artritis,
waaronder TNF-remmers zoals adalimumab, etanercept en infliximab; er is onvoldoende bewijs om gelijktijdig
gebruik met anakinra en rituximab te kunnen aanbevelen.
ORENCIA kan wel gebruikt worden met andere geneesmiddelen die gewoonlijk gebruikt worden bij reumatoïde
artritis zoals steroïden, of pijnstillers waaronder niet-steroïde ontstekingsremmers zoals ibuprofen of diclofenac.
Vraag uw arts of apotheker om advies, voordat u een ander geneesmiddel wilt gaan gebruiken naast ORENCIA.
Zwangerschap en borstvoeding
De gevolgen van ORENCIA voor de zwangerschap zijn niet bekend, u mag ORENCIA daarom niet gebruiken
wanneer u zwanger bent, tenzij uw arts dit specifiek aangeeft.

Als u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u geschikte anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Als u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden, fietsen of
machines te bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuur dan geen
voertuigen, fiets niet en gebruik geen gereedschap of machines.

ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
"natriumvrij" is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?

Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
ORENCIA oplossing voor injectie wordt onder de huid geïnjecteerd (subcutaan gebruik).
139
Wekelijkse dosering van ORENCIA
Lichaamsgewicht van
de patiënt
Dosering

10 kg tot minder dan 25
kg
50 mg
25 kg tot minder dan
50 kg
87,5 mg
50 kg of meer
125 mg
Als u al behandeld wordt met intraveneus ORENCIA en over wil gaan op subcutaan ORENCIA, dient u de
eerstvolgende keer een subcutane injectie te ontvangen in plaats van uw volgende intraveneuze infusie, daarna
gevolgd door elke week één subcutane injectie ORENCIA.
Uw arts zal u informeren over de duur van de behandeling en welke andere geneesmiddelen, waaronder andere
eventuele reumaremmers, u mag blijven gebruiken tijdens behandeling met ORENCIA.
Bij start van de behandeling kan uw arts of verpleegkundige ORENCIA injecteren. Uw arts en u kunnen echter ook
afspreken dat u uzelf mag injecteren met ORENCIA. In dat geval zal met u worden geoefend in het zelf injecteren
van ORENCIA.
Overleg met uw arts als u vragen heeft over het zelf injecteren. U kunt gedetailleerde instructies voor het
klaarmaken en toedienen van ORENCIA vinden aan het einde van deze bijsluiter (zie "
Belangrijke instructies voor
gebruik")

Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
In dit geval moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts die in de gaten zal houden of er bij u bijwerkingen
optreden en deze symptomen behandelen indien noodzakelijk.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Houd goed bij wanneer u de volgende dosis moet toedienen. Het is zeer belangrijk dat u ORENCIA precies gebruikt
zoals door uw arts is voorgeschreven. Als u een dosis van ORENCIA heeft overgeslagen binnen drie dagen nadat u
die had moeten toedienen, dien de dosis dan zo snel mogelijk toe en volg daarna het oorspronkelijke
toedieningsschema op de eerder door u gekozen dag. Als u er meer dan drie dagen later achter komt dat u uw dosis
heeft gemist, vraag dan aan uw arts wanneer u uw volgende dosis moet toedienen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Het besluit om te stoppen met het gebruik van ORENCIA moet eerst besproken worden met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel?
Neem dan contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige
.
140
Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van neus en keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
Mogelijke ernstige bijwerkingen waaronder ernstige infecties, kwaadaardigheden (kanker) en allergische reacties,
zoals hieronder beschreven.
Waarschuw uw arts onmiddellijk als u last krijgt van:
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid

Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen tekenen zijn van bijwerkingen die hieronder worden beschreven
en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met volwassenen.
Lijst met bijwerkingen:

Zeer vaak
(komt voor bij meer dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van neus, keel en bijholten)

Vaak (komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte, reacties op de injectieplaats
afwijkende leverfunctietesten

Soms (komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd gezichtsvermogen
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
141
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, jeuk, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename.

Zelden (komt voor bij minder dan 1 van de 1.000 patiënten):
tuberculose
ontsteking van de baarmoeder, eileiders of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
De bijwerkingen die voorkomen bij kinderen en jongeren met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis komen
overeen met de bijwerkingen die voorkomen bij volwassenen zoals hierboven beschreven, met de volgende
verschillen:
Vaak (komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infectie van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van de neus, sinus en keel)
koorts

Soms (komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
bloed in de urine
oorontsteking
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5
Hoe bewaart u dit middel?

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Gebruik dit middel niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of grote deeltjes bevat. De vloeistof moet helder tot
lichtgeel zijn.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.

142
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 50 mg abatacept in 0,4 ml.
ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 87,5 mg abatacept in 0,7 ml.
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde spuit bevat 125 mg abatacept in één ml.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat,
watervrij dinatriumfosfaat en water voor injecties (zie rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").

Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA oplossing voor injectie (injectie) is een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing.
ORENCIA is verkrijgbaar in de volgende verpakkingen:
ORENCIA 50 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met witte zuiger
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer

ORENCIA 87,5 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met lichtblauwe zuiger
Verpakkingen van 4 voorgevulde spuiten met naaldbeschermer
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit met oranje zuiger
verpakking van 1 of 4 voorgevulde spuiten en een meerstuksverpakking die 12 voorgevulde spuiten
(3 verpakkingen van 4) bevat.
verpakkingen van 1, 3, of 4 voorgevulde spuiten met naaldbescherming en een meerstuksverpakking die
12 voorgevulde spuiten met naaldbescherming (3 verpakkingen van 4) bevat.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
143
144


Lees deze instructies zorgvuldig voordat u de ORENCIA voorgevulde pen gaat gebruiken.
Zorg ervoor dat uw arts, verpleegkundige of apotheker u heeft laten zien hoe u de voorgevulde spuit moet
gebruiken, voordat u deze voor het eerst gaat gebruiken.
Bewaar de pen in de koelkast tot gebruik.
NIET INVRIEZEN.
Als u vragen heeft over dit product, lees dan de bijsluiter door.

145
50 mg/0,4 ml
witte zuiger

87,5 mg/0,7 ml
lichtblauwe zuiger

125 mg/ml
oranje zuiger

Welke soort voorgevulde spuit u krijgt hangt af van de dosis die is voorgeschreven door uw dokter. De 125
mg/ml voorgevulde spuit is hieronder afgebeeld.

146
Kijkvenster
Zuiger


Dopje om de naald
Houdba
arheidsdatum

Na gebruik

Verlengde grip
Naaldbeveiliging

(over de naald geschoven)
Verlengde grip
De voorgevulde spuit heeft een verlengde grip die het makkelijker maakt om de spuit vast te houden en te injecteren.
Ook heeft de spuit een naaldbeveiliging die automatisch over de naald heen schuift na een injectie.

Verwijder het dopje om de naald NIET voordat u klaar bent om te gaan injecteren.
Trek de zuiger NOOIT naar achteren
Doe het dopje om de naald NOOIT terug. Dit kan de naald beschadigen, verbuigen of breken.
Houd de spuit altijd bij de cilinder vast.
Ga naar stap 1
Stap 1: Voorbereiden voor een ORENCIA injectie
Verzamel de benodigde hulpmiddelen voor uw injectie op een schoon, vlak oppervlak

Alleen de voorgevulde spuit zit in de verpakking:

Alcoholdoekje
147
Pleister

Watje of gaasje

Voorgevulde spuit met naaldbeveiliging

Naaldencontainer

Laat de voorgevulde spuit opwarmen
Haal een voorgevulde spuit uit de koelkast en wacht 30 minuten zodat de spuit op kamertemperatuur kan komen.
U mag nooit het opwarmen op wat voor manier dan ook versnellen, zoals door de spuit in de magnetron of in
warm water te plaatsen.
Verwijder het dopje van de naald niet terwijl de pen nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Wacht
30 minuten

Was uw handen goed met water en zeep om de injectie voor te bereiden.

Ga naar stap 2
Stap 2: Controleer de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit vast bij de cilinder. Laat het dopje om de naald naar beneden wijzen, zoals op het
plaatje.
Controleer de houdbaarheidsdatum die gedrukt staat op het etiket.
Gebruik de spuit niet als de houdbaarheidsdatum voorbij is.
Controleer de voorgevulde spuit op beschadigingen.
Gebruik de spuit niet als deze gescheurd of gebroken is.
148
E
X
P XXXX
Houdbaarheidsdatum
X

Cilinder
Dopje om de naald

Controleer de vloeistof
Controleer de vloeistof in de voorgevulde spuit door het kijkvenster. Deze zou helder tot lichtgeel moeten zijn.
U zou een kleine luchtbel kunnen zien. Deze hoeft u niet te verwijderen.
Injecteer niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.

Kijkvenster
Luchtbel
Vloeistof

Let op: op het plaatje staat de 50 mg voorgevulde spuit afgebeeld

Ga naar stap 3
149


Stap 3: Controleer de dosis van de voorgevulde spuit
Houd de voorgevulde spuit op ooghoogte. Kijk goed of de hoeveelheid vloeistof in de voorgevulde spuit precies op
of net boven de vullijn voor uw voorgeschreven dosis komt:

125 mg/ml
Voorgevulde spuit

87,5 mg/0,7 ml
Voorgevulde spuit
50 mg/0,4 ml
Voorgevulde spuit
Lichtblauwe zuiger
Oranje zuiger
Witte zuiger
1 ml
Vullijn
0,7 ml
Vullijn
0,4 ml
Vullijn

Gebruik de spuit niet als er niet de juiste hoeveelheid vloeistof in zit. Neem contact op met uw arts, verpleegkundige
of apotheker voor verdere instructies.
Ga naar stap 4
150
U kunt iedere week hetzelfde lichaamsdeel gebruiken, maar kies wel een nieuwe injectieplaats binnen dat deel.
Niet injecteren in een gebied waar u een bloeduitstorting heeft of waar de huid gevoelig, rood, schilferig of hard
is.
Niet injecteren in een gebied met littekens of striae.
Noteer de datum, het tijdstip en de injectieplaats.
Injectieplaatsen

Zelfinjectie en zorgverlener

Buik, laat 5 cm rond de navel vrij

Bovenkant van uw dijbenen


ALLEEN als de injectie door een


Buitenste deel van de bovenarmen


Maak de injectieplaats zachtjes schoon

Maak de injectieplaats schoon met een alcoholdoekje en laat uw huid drogen.
Raak uw huid niet aan voordat u de injectie toedient.
Blaas of wapper niet boven de schoongemaakte huid.

Verwijder het dopje van de naald. Houd de voorgevulde spuit met één hand bij de cilinder vast en trek met de andere
hand het dopje recht van de naald af.
Doe het dopje niet terug op de naald nadat u het eraf heeft gehaald. U kunt het dopje na de injectie samen met
het gewone huisvuil weggooien.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als deze gevallen is nadat het dopje om de naald eraf gehaald was.
Gebruik de voorgevulde spuit niet als de naald is beschadigd of gebogen.
Let op: Het is normaal dat er een druppeltje vloeistof uit de naald komt.
151
Dopje om de naald
Doe het dopje om de naald NOOIT terug. Dit kan de naald beschadigen.


Ga naar stap 5
Stap 5: Injecteer uw dosis ORENCIA

Houd de cilinder van de voorgevulde spuit vast met uw duim en wijsvinger. Gebruik uw andere hand om de
schoongemaakte huid licht samen te knijpen.
Knijp de huid samen

Steek de naald in de huid
Steek voorzichtig de naald in de samengeknepen huid, in een hoek van 45º.

152
Zuiger
Injecteren: druk de zuiger met uw duim zo ver mogelijk naar beneden.
Naaldbeveiliging
Haal uw duim langzaam van de zuiger om de naaldbeveiliging te activeren.
klik
Naaldbeveiliging
Na een volledige injectie zal de naaldbeveiliging over de naald schuiven. U kunt een klik horen.
Verwijder de voorgevulde spuit van de injectieplaats en laat de samengeknepen huid los.
Ga naar stap 6
153
De injectieplaats kan licht bloeden. U kunt met een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.
Niet op de injectieplaats wrijven.
Als het nodig is, kunt u een kleine pleister op de injectieplaats plakken.
Watje of gaasje
Pleister

Gooi de voorgevulde spuit direct na gebruik in de naaldencontainer. Als u een vraag heeft, stel die aan uw
apotheker.
Zie de bijsluiter voor aanvullende instructies voor het weggooien.
Als uw injectie wordt toegediend door een zorgverlener, moet deze persoon ook voorzichtig met de spuit omgaan
om prikincidenten en mogelijk verspreiden van infecties te voorkomen.
Houd de pen en de naaldencontainer buiten het zicht en bereik van kinderen.

154
Belangrijke instructies voor gerbuik
Lees deze instructies zorgvuldig en volg ze daarna stap voor stap.
Uw arts of verpleegkundige zal u uitleggen hoe u ORENCIA zelf moet injecteren met de voorgevulde spuit.
Probeer u niet zelf te injecteren totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe u de injectie moet voorbereiden en toedienen.
Na de juiste oefening, kunt de injectie zelf toedienen of hij kan door iemand anders worden gegeven, bijvoorbeeld
door een familielid of een kennis.


Naald
Top van de zuiger
Injectiespuit
Niveau van het
Naaldkapje
Zuiger


Figuur 1

Voordat u start - een aantal tips
Doen

Wees altijd voorzichtig met de ORENCIA-spuit, vooral als er andere mensen en kinderen bij u zijn.
Houd de spuit altijd bij de cilinder vast.
Bewaar spuiten die nog niet gebruikt zijn altijd in de koelkast in de oorspronkelijke verpakking.
Zorg dat u de benodigde hulpmiddelen klaar heeft liggen voor u begint met injecteren.

Controleer de benodigde hulpmiddelen: alcoholdoekjes, watten of een gaasje, zelfklevende pleister,
naaldencontainer.
Naaldencontainers zijn speciale ondoordringbare afvalbakjes die bij de apotheek verkrijgbaar zijn.

Niet doen

Nooit het dopje van de naald nemen voordat u klaar bent om te injecteren.

Nooit de zuiger naar achter trekken

Nooit de spuit schudden, omdat dit het geneesmiddel ORENCIA kan beschadigen
Zet
NOOIT het dopje terug op de naald.

STAP 1: Maak de spuit klaar
A.

Controleer de houdbaarheidsdatum en het partijnummer op de buitenverpakking
De houdbaarheidsdatum staat op de buitenverpakking van ORENCIA en op iedere spuit.
Als de houdbaarheidsdatum is verstreken, mag u de spuiten niet gebruiken. Neem contact op met uw
arts of apotheker.

B.
Laat de spuit opwarmen
Zoek een prettige ruimte met een schoon, vlak werkoppervlak.
Neem de spuit uit de koelkast. Laat alle overgebleven spuiten in de originele verpakking in de koelkast.
Controleer of de houdbaarheidsdatum en het partijnummer op de spuit dezelfde zijn als op de
buitenverpakking.
Controleer de spuit voor duidelijke beschadigingen, maar verwijder het dopje
nog niet.
155
Laat de spuit gedurende 30 tot 60 minuten op kamertemperatuur komen voordat u gaat injecteren.
U mag
nooit het opwarmen op wat voor manier dan ook versnellen, zoals door de spuit in de
magnetron of in warm water te plaatsen.

C.
Controleer de vloeistof in de spuit
Houd de spuit bij de cilinder vast met de afgedekte naald naar beneden gericht.


Figuur 2

Controleer de vloeistof in de spuit (figuur 2). De vloeistof moet helder tot lichtgeel zijn.

Nooit injecteren als de vloeistof troebel of verkleurd is, of als deze zichtbare deeltjes bevat.

Het is normaal om een luchtbel te zien en het is niet nodig om deze te verwijderen. De volledige inhoud
van de spuit moet worden geïnjecteerd.

D.
Verzamel de benodigde hulpmiddelen en zorg dat deze binnen handbereik zijn.

E.
Was uw handen grondig met zeep en warm water.

STAP 2: Kies een injectieplaats en maak deze klaar
Zorg dat u de spuit klaar heeft om onmiddellijk de injectie toe te dienen zodra de injectieplaats is
klaargemaakt.
156
A.
Kies een plaats op het lichaam voor de injectie (injectieplaats)
U kunt kiezen voor:
o de bovenkant van uw dijbeen
o uw buik, behalve de 5 cm rond uw navel (figuur 3)

1.
Figuur 3

Kies voor iedere nieuwe injectie een andere injectieplaats. U kunt hetzelfde dijbeen gebruiken voor
wekelijkse injecties, zolang iedere injectieplaats ongeveer 2,5 cm verwijderd is van de laatste
injectieplaats.
Niet injecteren op plaatsen waar uw huid gevoelig, rood of hard is of een bloeduitstorting of littekens
heeft. Voorkom plaatsen met littekens of striae.

B.
Maak de injectieplaats klaar
Dep de injectieplaats met een alcoholdoekje in een ronddraaiende beweging.
Laat uw huid drogen voordat u injecteert.
Raak uw huid
niet aan voordat u de injectie toedient.
Blaas of wapper
niet boven de schoongemaakte huid.

STAP 3: Injecteren van ORENCIA
A.

Verwijder het dopje van de naald alleen als u klaar bent om de injectie toe te dienen.
Houd de spuit in één hand bij de cilinder vast en trek met uw andere hand het dopje van de naald in een
rechte beweging (figuur 4).

Figuur 4
Er kan een kleine luchtbel in de vloeistof in de spuit zitten. Het is niet nodig om de luchtbel te verwijderen.
Misschien ziet u dat er een druppel vloeistof uit de naald komt. Dit is normaal en is niet van invloed op uw
dosis.
Raak de zuiger
niet aan wanneer u het dopje van de naald haalt.
157

Haal het dopje van de naald er pas af als u klaar bent om ORENCIA toe te dienen.
Raak de naald
niet aan en laat de naald niets aanraken.
Gebruik de naald
niet als deze is gevallen terwijl het dopje niet meer op de naald zat.
Zet het dopje
niet terug op de naald.
Gebruik de naald
niet als de naald zichtbaar beschadigd of gebogen is.

B.
Plaatsen van de spuit en injecteren van ORENCIA
Houd de spuit in één hand bij de cilinder tussen duim en wijsvinger vast (figuur 5).
Duw
niet op de top van de zuiger totdat u kunt starten met toedienen van uw injectie.

Trek
nooit aan de zuiger.

Gebruik uw andere hand om de schoongemaakte huid licht samen te knijpen. Houd stevig vast.
Steek de naald met een snelle beweging in een hoek van 45° in de samengeknepen huid (figuur 5).


Figuur 5
Figuur 6

Gebruik uw duim om de zuiger stevig naar beneden te duwen totdat deze niet verder gaat en alle
geneesmiddel is geïnjecteerd (figuur 6).

Haal de naald uit de huid en laat de omliggende huid los.

Doe het dopje
NIET terug op de naald

Duw een watje op de injectieplaats en houd dit 10 seconden vast.


Niet op de injectieplaats wrijven. Licht bloeden is normaal.

Indien nodig, kunt u een kleine zelfklevende pleister op de injectieplaats aanbrengen.

STAP 4: Weggooien van de injectiespuit en bijhouden van uw injecties
A.

Gooi gebruikte injectiespuiten in een naaldencontainer
Vraag uw arts, verpleegkundige of apotheker wat de landelijke of lokale regels zijn voor het weggooien
van geneesmiddelen die naalden bevatten.
Houd de naaldencontainer
altijd buiten bereik van kinderen en dieren.
Gooi gebruikte naalden
nooit met het huishoudelijk afval weg.

B.
Houd uw injecties bij
Noteer de datum, het tijdstip en de specifieke plaats van uw lichaam waar u uzelf heeft geïnjecteerd. Het
kan ook handig zijn om eventuele vragen of zorgen die u heeft over de injectie op te schrijven, zodat u
hierover met uw arts, verpleegkundige of apotheker kunt praten.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.
158
ORENCIA 125 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
abatacept

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in
voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk
zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze
bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ORENCIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

ORENCIA bevat de werkzame stof abatacept, een eiwit gemaakt via celkweek. ORENCIA vermindert de aanval van
het immuunsysteem op normale weefsels door de werking van de immuuncellen te verminderen (T-lymfocyten
genaamd) die bijdragen aan de ontwikkeling van reumatoïde artritis. ORENCIA moduleert selectief de activatie van
T-cellen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie van het immuunsysteem.
ORENCIA wordt gebruikt voor de behandeling van reumatoïde artritis en artritis psoriatica bij volwassenen.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis is een langdurige, steeds ernstiger wordende systemische ziekte die, indien onbehandeld,
ernstige gevolgen kan hebben, zoals vernietiging van gewrichten, verergering van invaliditeit en hinder bij de
dagelijkse activiteiten. Bij personen met reumatoïde artritis valt het immuunsysteem van het lichaam de normale
lichaamsweefsels aan. Dit leidt tot pijn in en zwelling van de gewrichten. Dit kan gewrichtsschade veroorzaken.
Reumatoïde artritis (RA) kan bij iedereen een andere uitwerking hebben. Bij de meeste mensen
ontwikkelen symptomen aan de gewrichten zich langzaam gedurende een aantal jaar. Bij sommigen kan
reumatoïde artritis echter snel verergeren en anderen hebben reumatoïde artritis alleen een beperkte
periode en raken daarna in remissie (de verschijnselen verdwijnen of verminderen). Reumatoïde artritis is
meestal een chronische (langdurige) progressieve ziekte. Dit betekent dat zelfs als u behandeld wordt en
ongeacht of u wel of geen symptomen heeft, de reumatoïde artritis uw gewrichten kan blijven
beschadigen. Door de juiste behandeling voor u te vinden, kan het ziekteproces vertraagd worden, wat
kan helpen om gewrichtsschade over de lange termijn, pijn en vermoeidheid te verminderen en de
algehele kwaliteit van leven te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt bij de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis indien u niet
voldoende reageert op de behandeling met andere 'Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs' (geneesmiddelen
tegen reuma die het ziekteverloop beïnvloeden) of met een andere groep geneesmiddelen, namelijk 'tumor necrose
factor'(TNF)-remmers. Het wordt gebruikt in combinatie met een geneesmiddel dat methotrexaat wordt genoemd.
Orencia kan ook samen met methotrexaat worden gebruikt om hoog actieve en progressieve reumatoïde artritis te
behandelen zonder eerdere behandeling met methotrexaat.
159
- de schade aan uw gewrichten te vertragen
-
- uw lichamelijke functioneren te verbeteren.
Artritis psoriatica
Artritis psoriatica is een ontstekingsziekte van de gewrichten die meestal samengaat met psoriasis, een
ontstekingsziekte van de huid. Als u actieve artritis psoriatica heeft, krijgt u eerst andere geneesmiddelen. Als u
onvoldoende reageert op deze geneesmiddelen, kan u ORENCIA worden gegeven om:
de klachten en verschijnselen van uw ziekte te verminderen.
de schade aan uw botten en gewrichten te vertragen.
uw lichamelijk functioneren en uw vermogen om normale dagelijkse activiteiten te doen te verbeteren.
ORENCIA wordt gebruikt om artritis psoriatica alleen of in combinatie met methotrexaat te behandelen.

2
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.

U heeft een ernstige of niet onder controle gebrachte infectie. De behandeling met ORENCIA mag niet
worden gestart. Indien u een infectie heeft, bestaat de kans op ernstige bijwerkingen van ORENCIA.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige:
als u last krijgt van allergische reacties zoals een beklemmend gevoel op de borst, piepende ademhaling,
ernstige duizeligheid of licht gevoel in het hoofd, zwellingen of huiduitslag
geef dit dan onmiddellijk door
aan uw arts
.

als u enige vorm van infectie heeft, inclusief een langdurige of plaatselijke infectie, als u vaak last heeft van
infecties, of als
u symptomen van een infectie heeft (b.v. koorts, malaise, gebitsproblemen), is het
belangrijk dat u uw arts dat vertelt
.
ORENCIA kan het vermogen van uw lichaam om infecties te
bestrijden verminderen, waardoor u gevoeliger wordt voor infecties of waardoor al aanwezige infecties
kunnen verergeren.

als u tuberculose (tbc) heeft gehad of symptomen van tuberculose heeft (aanhoudende hoest,
gewichtsverlies, lusteloosheid, lage koorts),
waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend
krijgt, zal de arts u onderzoeken op tuberculose of een huidtest uitvoeren.

als u virale hepatitis heeft, waarschuw dan uw arts. Voordat u ORENCIA toegediend krijgt, kan de arts u
onderzoeken op hepatitis.

als u kanker heeft. Uw arts moet beslissen of u nog ORENCIA mag gebruiken.

als u recentelijk bent ingeënt of van plan bent om u te laten inenten,
vertel dat dan aan uw arts. Sommige
vaccins mogen niet gegeven worden tijdens het gebruik van ORENCIA. Raadpleeg uw arts voordat u zich
laat inenten. Bepaalde vaccinaties kunnen infecties veroorzaken van het vaccin. Als u ORENCIA heeft
gekregen tijdens uw zwangerschap, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op een dergelijke infectie
tot ongeveer 14 weken na de laatste dosering die u heeft gekregen tijdens uw zwangerschap. Het is belangrijk
dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby vertelt over uw ORENCIA-gebruik tijdens uw
zwangerschap, zodat zij kunnen beslissen wanneer uw baby gevaccineerd kan worden.
Uw arts kan eventueel testen uitvoeren ter controle van uw bloedwaarden.
Kinderen en jongeren
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde pen is niet bestudeerd bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Daarom wordt het gebruik van ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde pen niet aanbevolen bij deze
groep patiënten.
ORENCIA poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie is beschikbaar voor pediatrische patiënten van 6
jaar en ouder.
ORENCIA oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit is beschikbaar voor pediatrische patiënten van 2 jaar en
ouder.
160
Als u een vrouw in de vruchtbare leeftijd bent, moet u geschikte anticonceptie (middelen voor
geboortebeperking) gebruiken tijdens het gebruik van ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Uw arts zal u adviseren over geschikte methoden van anticonceptie.
Als u zwanger wordt tijdens de behandeling met ORENCIA, waarschuw dan uw arts.
Als u ORENCIA heeft gekregen terwijl u zwanger was, kan uw baby mogelijk een hoger risico lopen op ernstige
infecties. Het is belangrijk dat u de artsen en andere zorgverleners van uw baby informeert over uw ORENCIA-
gebruik tijdens uw zwangerschap voordat uw baby wordt ingeënt (zie de rubriek over vaccinaties voor meer
informatie).
Het is niet bekend of ORENCIA in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Stop het geven van borstvoeding als u
behandeld wordt met ORENCIA en tot en met 14 weken na de laatste dosis.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het wordt niet verwacht dat het gebruik van ORENCIA van invloed is op het vermogen om te rijden of machines te
bedienen. Als u echter moe bent of onwel wordt na de toediening van ORENCIA, bestuurd dan geen voertuigen en
gebruik geen gereedschap machines.

ORENCIA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
"natriumvrij" is.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?

Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
ORENCIA oplossing voor injectie wordt onder de huid geïnjecteerd (subcutaan gebruik).
De gebruikelijke dosering
De gebruikelijke dosering ORENCIA voor volwassenen met reumatoïde artritis of artritis psoriatica is 125 mg
abatacept eens per week, ongeacht gewicht.
Uw arts kan uw behandeling met ORENCIA starten met of zonder een eenmalige dosis poeder voor concentraat
voor infusie (gegeven via een ader, meestal in de arm, toegediend gedurende een periode van 30 minuten). Als er
een intraveneuze dosis is gegeven om de behandeling te starten, moet de eerste subcutane injectie ORENCIA binnen
een dag na de intraveneuze infusie worden gegeven, gevolgd door wekelijkse 125 mg subcutane injecties.
ORENCIA kan worden gebruikt door patiënten ouder dan 65 jaar zonder aanpassing van de dosis.
161
Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De meest voorkomende bijwerkingen van ORENCIA zijn infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder
infecties van neus en keel) hoofdpijn en misselijkheid, zoals hieronder beschreven. ORENCIA kan ernstige
bijwerkingen veroorzaken die misschien behandeld moeten worden.
Mogelijke ernstige bijwerkingen waaronder ernstige infecties, kwaadaardigheden (kanker) en allergische reacties,
zoals hieronder beschreven.
Waarschuw uw arts onmiddellijk als u last krijgt van:
ernstige uitslag, netelroos (galbulten) of andere tekenen van een allergische reactie
gezwollen gezicht, handen of voeten
moeite met ademhalen of slikken
koorts, aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lusteloosheid

Waarschuw uw arts zo spoedig mogelijk als u een van de volgende punten opvalt:
zich in het algemeen niet lekker voelen, gebitsproblemen, brandend gevoel tijdens het plassen, pijnlijke
huiduitslag, pijnlijke huidblaren, hoest.
De symptomen zoals hierboven beschreven kunnen tekenen zijn van bijwerkingen die hieronder worden beschreven
en die allemaal zijn waargenomen tijdens het gebruik van ORENCIA in klinische studies met volwassenen.
162
infecties van de bovenste luchtwegen (waaronder infecties van neus, keel en bijholten)

Vaak (komt voor bij minder dan 1 van de 10 patiënten):
infecties van de longen, urineweginfecties, pijnlijke huidblaren (herpes), griep
hoofdpijn, duizeligheid
hoge bloeddruk
hoest
buikpijn, diarree, misselijkheid, opspelende maag, aften, braken
uitslag
vermoeidheid, zwakte, reacties op de injectieplaats
afwijkende leverfunctietesten.

Soms (komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten):
gebitsinfecties, schimmelnagel, infectie in de spieren, infectie in het bloed, ophoping van pus onder de huid,
nierontsteking, oorontsteking
laag aantal witte bloedcellen
huidkanker, wratten
laag aantal bloedplaatjes
allergische reacties
depressie, angst, slaapstoornis
migraine
gevoelloosheid
droge ogen, verminderd gezichtsvermogen
oogontsteking
hartkloppingen, versnelde hartslag, trage hartslag
lage bloeddruk, opvliegers, ontsteking van bloedvaten, blozen
moeite met ademhalen, piepende ademhaling, kortademigheid, acute verergering van chronische longziekte
met aanhoudende vernauwing van de luchtwegen wat ademhalen moeilijker maakt (COPD)
gevoel van een dichte keel
ontsteking van het neusslijmvlies, met een verstopte neus, niezen en snot (rinitis)
verhoogde neiging tot bloeduitstortingen, droge huid, psoriasis, roodheid van de huid, overmatig zweten,
(jeugd)puistjes (acne)
haaruitval, netelroos (galbulten)
pijnlijke gewrichten
pijn in armen en benen
uitblijven van menstruatie, overmatige menstruatie
griepachtige verschijnselen, gewichtstoename.

Zelden (komt voor bij minder dan 1 van de 1.000 patiënten):
tuberculose
ontsteking van de baarmoeder, eileiders of eierstokken
maag-darminfectie
kanker van de witte bloedcellen, longkanker
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer
informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

163
Hoe bewaart u dit middel?

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Gebruik dit middel niet als de vloeistof troebel of verkleurd is, of grote deeltjes bevat. De vloeistof moet helder tot
lichtgeel zijn.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u
met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en
komen niet in het milieu terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is abatacept.
Elke voorgevulde pen bevat 125 mg abatacept in één ml.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, poloxameer 188, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat,
watervrij dinatriumfosfaat en water voor injecties (zie rubriek 2 "ORENCIA bevat natrium").

Hoe ziet ORENCIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ORENCIA oplossing voor injectie (injectie) is een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing in een voorgevulde pen
die ClickJect wordt genoemd.
ORENCIA is verkrijgbaar in de volgende verpakkingen:
- verpakking van 4 voorgevulde pennen en een meerstuksverpakking die 12 voorgevulde pennen (3 verpakkingen
van 4) bevat.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
Fabrikant
CATALENT ANAGNI S.R.L.
Loc. Fontana del Ceraso snc
Strada Provinciale 12 Casilina, 41
03012 Anagni (FR)
Italië
Swords Laboratories Unlimited Company t/a Bristol-Myers Squibb Cruiserath Biologics
Cruiserath Road, Mulhuddart
Dublin 15
Ierland
164
165
De pen geeft het geneesmiddel automatisch af. De doorzichtige dop blokkeert de naald als de injectie klaar is
en de pen uit de huid wordt gehaald.

VERWIJDER de oranje naaldbeschermer NIET voordat u klaar bent om te gaan injecteren.

Vóór gebruik

Handdvat
Kijkvenster
Vervaldatum





Activeerknop (BLAUW)
Naaldbeschermer (ORANJE Dop)

Na gebruik

Blauwe indicator




Doorzichtige dop

166
Alcoholdoekje
Zelfklevende pleister
Watten of een gaasje
ClickJect voorgevulde pen
Naaldencontainer
Ga naar stap 1
1.
MAAK DE CLICKJECT PEN KLAAR
Laat uw ClicktJect pen opwarmen.
Neem een pen uit de koelkast en laat de pen gedurende
30 minuten op kamertemperatuur (ongeveer 25°C) komen.
Verwijder de naaldbeschermer
NIET terwijl de pen nog op kamertemperatuur aan het komen is.
Wacht
30 minuten

Was uw handen goed met water en zeep om de injectie voor te bereiden.

Controleer de ClickJect voorgevulde pen:

Controleer de houdbaarheidsdatum die gedrukt staat op het etiket.
NIET gebruiken als de houdbaarheidsdatum is verstreken.

Controleer de pen op beschadigingen.
NIET gebruiken indien gescheurd of gebroken.

Controleer de vloeistof door het kijkvenster. Het zou helder tot lichtgeel moeten zijn. U zou een kleine
luchtbel kunnen zien. Deze hoeft u niet te verwijderen.
NIET injecteren als de vloeistof troebel of verkleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
Vervaldatum


Vloeistof





Ga naar stap 2
167
2.
BEREID DE INJECTIE VOOR
Kies uw injectieplaats in ofwel de
buik of voorkant van uw
dijbeen.
U kunt iedere week hetzelfde lichaamsdeel gebruiken, maar kies wel een nieuwe injectieplaats binnen dat deel.
NIET injecteren in een gebied waar u een bloeduitstorting heeft of waar de huid gevoelig, rood, schilferig of hard is.
Vermijd plaatsen met littekens of striae.



Injectieplaatsen
Zelf-Injectie en zorgverlener


Buik, laat 5 cm rond de navel vrij



Bovenkant van uw dijbenen



Maak de injectieplaats zachtjes
schoon met een alcoholdoekje en laat uw huid drogen.
Trek de oranje naaldbeschermer er in een RECHTE beweging af.

DOE DE NAALDBESCHERMER NIET OPNIEUW op de pen.
U kunt de naaldbeschermer na de injectie samen met het gewone huisvuil weggooien.
Gebruik de pen
NIET als deze is gevallen nadat de naaldbeschermer is verwijderd.
Het is normaal dat er een druppeltje vloeistof uit de naald komt.
Verwijder de
naaldbeschermer




Ga naar stap 3
168
INJECTEER UW DOSIS
Plaats de ClickJect pen zo dat u het
kijkvenster kunt zien en de pen in een hoek van 90º op de injectieplaats staat.
Gebruik uw andere hand om de
schoongemaakte huid licht samen te knijpen.


90°

Knijp de huid samen
Venster




Rond ALLE stappen af voor het toedienen van de volledige dosis:


WACHT

tot de blauwe

indicator
DRUK NAAR BENEDEN


op de huid

Druk op de knop en houd vast





15 seconden


Druk naar BENEDEN
op de huid om de pen te ontgrendelen.
Druk op de knop, HOUD gedurende 15 seconden vast EN kijk door het venster.

U hoort een klik zodra de injectie start.
Voor toediening van de volledige dosis houdt u de voorgevulde pen gedurende 15 seconden op zijn plaats EN
wacht u tot de blauwe indicator niet meer beweegt in het venster.

Verwijder de ClickJect voorgevulde pen uit de injectieplaats door hem recht omhoog te tillen. Zodra u hem uit de
huid heeft gehaald, zal de doorzichtige top over de naald vallen. Laat de huid los.
Ga naar stap 4
169
4.
NA DE INJECTIE
Zorg voor de injectieplaats:

De injectieplaats kan licht bloeden. U kunt met een watje of gaasje op de injectieplaats drukken.

NIET op de injectieplaats wrijven.
Indien nodig, kunt u een kleine zelfklevende pleister op de injectieplaats plakken.
Watje of gaasje



Zelfklevende pleister

Gooi de gebruikte ClickJect voorgevulde pen direct na gebruik in de naaldencontainer. Als u een vraag heeft, stel
die aan uw apotheker.
DOE het dopje
NIET OPNIEUW op de gebruikte pen.
Zie de bijsluiter voor aanvullende instructies voor het weggooien.
Als uw injectie wordt toegediend door een zorgverlener, moet deze persoon ook voorzichtig met de pen omgaan om
prikincidenten en mogelijk verspreiden van infecties te voorkomen.
Houd de pen en de naaldencontainer buiten het bereik van kinderen.
Noteer de datum, het tijdstip en de injectieplaats.

170

Heb je dit medicijn gebruikt? Orencia 50 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Orencia 50 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Orencia 50 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG