Idefirix 11 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase geproduceerd in
Escherichia coli-cellen
door middel van
DNA-recombinatietechniek.
Na reconstitutie en verdunning bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (poeder voor concentraat).
Het poeder is een witte cake.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Idefirix is geïndiceerd voor een desensibilisatiebehandeling van sterk gesensibiliseerde volwassen
niertransplantatiepatiënten bij wie de kruisproef met een beschikbare overleden donor positief is. Het
gebruik van Idefirix moet worden voorbehouden aan patiënten bij wie de kans klein is dat ze een
transplantatie zullen ondergaan binnen het beschikbare toewijzingssysteem voor donornieren,
waaronder prioriteringsprogramma’s voor sterk gesensibiliseerde patiënten.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden voorgeschreven en onder toezicht te staan van specialisten die
ervaring hebben met het toepassen van immunosuppressieve therapie en gesensibiliseerde
niertransplantatiepatiënten.
Imlifidase is uitsluitend bedoeld voor gebruik in ziekenhuizen.
Dosering
De dosering wordt gebaseerd op het lichaamsgewicht (kg) van de patiënt. De aanbevolen dosis is
0,25 mg/kg, toegediend als enkelvoudige dosis, bij voorkeur binnen 24 uur vóór transplantatie. Bij de
meeste patiënten is één dosis toereikend voor kruisproefconversie maar, indien nodig, kan binnen
24 uur na de eerste dosis een tweede dosis worden toegediend.
Na behandeling met imlifidase moet de conversie van de kruisproef van positief naar negatief vóór de
transplantatie worden bevestigd (zie rubriek 4.4).
Overeenkomstig de standaardtherapie in transplantatiecentra dient premedicatie met corticosteroïden
en antihistaminica te worden toegediend om de kans op infusiereacties te verkleinen.
2
Aangezien luchtweginfecties de meest voorkomende infecties zijn bij patiënten met
hypogammaglobulinemie, moeten gedurende 4 weken profylactische orale antibiotica die
luchtwegpathogenen bestrijken aan de standaardbehandeling worden toegevoegd (zie rubriek 4.4).
Patiënten die met imlifidase worden behandeld, dienen daarnaast standaard T-cel-depletiemiddelen
met of zonder B-cel-depletiemiddelen toegediend te krijgen (zie rubriek 5.1), aangezien imlifidase de
noodzaak van standaard immunosuppressieve therapie niet wegneemt.
Bijzondere populaties
Oudere patiënten
Gegevens over het gebruik bij patiënten ouder dan 65 jaar zijn beperkt, maar er zijn geen aanwijzingen
dat bij deze patiënten aanpassing van de dosering noodzakelijk is.
Leverfunctiestoornis
De veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij patiënten met een matige of ernstige
leverfunctiestoornis zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij kinderen en adolescenten van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Idefirix is uitsluitend bedoeld voor intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
De gehele, volledig verdunde infusievloeistof moet gedurende 15 minuten worden toegediend met
behulp van een infusieset en een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend inlinefilter (poriegrootte
0,2
μm). Aanbevolen wordt na toediening de intraveneuze lijn met infusievloeistof door te spoelen om
ervoor te zorgen dat de volledige dosis wordt toegediend. Bewaar het eventueel ongebruikte deel van
de oplossing voor infusie niet voor hergebruik.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
-
-
-
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Ernstige aanhoudende infectie.
Trombotische trombocytopenische purpura (TTP). Patiënten met deze bloedziekte lopen
mogelijk het risico om serumziekte te ontwikkelen.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Infusiegerelateerde reacties
Er werden in klinische onderzoeken infusiegerelateerde reacties gemeld bij de toediening van
imlifidase (zie rubriek 4.8). Als een ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, moet de
behandeling met imlifidase onmiddellijk worden stopgezet en een passende behandeling worden
gestart. Milde of matige infusiegerelateerde reacties tijdens de behandeling met imlifidase kunnen
worden behandeld door de infusie tijdelijk te onderbreken en/of door toediening van geneesmiddelen
zoals antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden. Een onderbroken infusie kan opnieuw worden
gestart wanneer de symptomen zijn afgenomen.
3
Infecties en infectieprofylaxe
Bij niertransplantatie worden ernstige aanhoudende infecties van welke oorsprong dan ook (bacteriële,
virale of schimmelinfecties) als een contra-indicatie beschouwd, en chronische infecties zoals HBV of
HIV moeten goed onder controle worden gehouden. Er moet rekening worden gehouden met een
tijdelijke daling van IgG door imlifidase. De meest voorkomende infecties bij patiënten met
hypogammaglobulinemie zijn luchtweginfecties. Naast de standaardprofylaxe voor infecties bij
niertransplantatie in het algemeen (tegen
Pneumocystis carinii,
cytomegalovirus en orale
candida)
moeten alle patiënten daarom gedurende 4 weken ook profylactische orale antibiotica die
luchtwegpathogenen bestrijken, toegediend krijgen. Als een patiënt na behandeling met imlifidase om
welke reden ook geen transplantatie ondergaat, moeten nog steeds gedurende 4 weken profylactische
orale antibiotica tegen luchtwegpathogenen worden toegediend.
Het gebruik van imlifidase en T-cel-depletietherapie als inductietherapie met of zonder geheugen-
B-cel-depletietherapieën kan het risico op reactivering van levende verzwakte vaccins en/of latente
tuberculose verhogen.
Vaccinaties
Vanwege de verlaagde IgG-spiegels na behandeling met imlifidase bestaat er een risico op een
tijdelijke vermindering van de vaccinbescherming tot maximaal 4 weken na de behandeling met
imlifidase.
Antilichaam-gemedieerde afstoting (antibody-mediated
rejection
– AMR)
AMR kan optreden als gevolg van rebound van donorspecifieke antilichamen (DSA). Patiënten met
zeer hoge DSA-spiegels vóór de transplantatie lopen een groter risico op vroegtijdige AMR die
interventie noodzakelijk maakt. De meeste patiënten in de klinische onderzoeken hadden een rebound
van DSA die tussen 7 en 21 dagen na de behandeling met imlifidase een piek bereikte, en bij ongeveer
30% van de patiënten trad AMR op. Alle patiënten met AMR in klinische onderzoeken werden met
succes behandeld met de standaardbehandeling. Met het oog op het optreden van een DSA-rebound en
een verhoogd risico op AMR bij sterk gesensibiliseerde patiënten dient de behandelend arts ervaring te
hebben met de behandeling van gesensibiliseerde patiënten en middelen, en erop voorbereid te zijn
acute AMR’s te diagnosticeren en te behandelen volgens de standaard klinische praktijk. Als
onderdeel van de behandeling moeten patiënten nauwlettend worden gecontroleerd op anti-
HLA-antilichamen en serum- of plasmacreatinine en er moet rekening mee worden gehouden dat er
biopsieën moeten worden uitgevoerd bij vermoede AMR.
Patiënten met een positieve T-cel-complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDC-kruisproef)
De ervaring met patiënten met een bevestigde positieve T-cel-CDC-kruisproef vóór de behandeling
met imlifidase is zeer beperkt (zie rubriek 5.1).
Immunogeniciteit
De potentiële invloed van antilichamen tegen imlifidase (ADA) op de werkzaamheid en veiligheid van
een tweede dosis imlifidase die wordt toegediend binnen 24 uur na de eerste dosis, is naar verwachting
verwaarloosbaar, aangezien de aanmaak van ADA als reactie op de eerste dosis nog niet is begonnen.
Bevestiging van kruisproefconversie
Elke kliniek moet haar standaardprotocol voor bevestiging van de kruisproefconversie van positief
naar negatief volgen. Als er een complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDCXM) wordt
uitgevoerd, moet het hiernavolgende in aanmerking worden genomen om vals-positieve resultaten te
vermijden: IgM moet geïnactiveerd worden om de cytotoxische capaciteit van IgG specifiek te kunnen
beoordelen. Het gebruik van anti-humane globuline (AHG) moet worden vermeden. Bij gebruik van
AHG moet worden bevestigd dat de AHG gericht is tegen het Fc-deel en niet tegen het Fab-deel van
4
de IgG. Bij gebruik van AHG gericht tegen het Fab-deel kan een CDCXM bij een patiënt die met
imlifidase wordt behandeld, niet correct worden uitgelezen.
Geneesmiddelen op basis van antilichamen
Imlifidase is een cysteïneprotease die specifiek IgG splitst. Daardoor kunnen geneesmiddelen op basis
van IgG geïnactiveerd worden als ze worden toegediend in samenhang met imlifidase. Door imlifidase
gesplitste geneesmiddelen op basis van antilichamen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, basiliximab,
rituximab, alemtuzumab, adalimumab, denosumab, belatacept, etanercept, konijnen-
antithymocytenglobuline (rATG) en intraveneuze immunoglobuline (IVIg) (zie rubriek 4.5 voor de
aanbevolen tijdsintervallen tussen de toediening van imlifidase en geneesmiddelen op basis van
antilichamen).
IVIg kan neutraliserende antilichamen tegen imlifidase bevatten, die imlifidase kunnen inactiveren als
IVIg vóór imlifidase wordt toegediend (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Imlifidase splitst specifiek IgG; de soortspecificiteit leidt tot afbraak van alle subklassen van humane
en konijnen-IgG. Daardoor kunnen geneesmiddelen op basis van humane of konijnen-IgG worden
geïnactiveerd als het middel wordt toegediend in samenhang met imlifidase. Door imlifidase gesplitste
geneesmiddelen op basis van antilichamen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, basiliximab,
rituximab, alemtuzumab, adalimumab, denosumab, belatacept, etanercept, rATG en IVIg.
Imlifidase breekt geen paarden-antithymocytenglobuline af en er hoeft geen tijdsinterval tussen
toedieningen te worden overwogen. Eculizumab wordt bij het aanbevolen doseringsniveau niet
gesplitst door imlifidase.
Tabel 1
Aanbevolen tijdsintervallen voor de toediening van geneesmiddelen op basis van
antilichamen na toediening van imlifidase
Aanbevolen tijdsinterval na toediening van
0,25 mg/kg imlifidase
Geen tijdsinterval nodig (kan gelijktijdig met imlifidase
worden toegediend)
12 uur
4 dagen
1 week
Geneesmiddel
paarden-antithymocytenglobuline,
eculizumab
intraveneuze immunoglobuline (IVIg)
alemtuzumab, adalimumab,
basiliximab, denosumab, etanercept,
rituximab
anti-humaan thymocytenglobuline van
konijnen (rATG), belatacept
IVIg kan bovendien neutraliserende antilichamen tegen imlifidase bevatten, die imlifidase kunnen
inactiveren als IVIg vóór imlifidase wordt toegediend. Er dient rekening te worden gehouden met de
halfwaardetijd van IVIg (3-4 weken) voordat imlifidase wordt toegediend aan patiënten die met IVIg
worden behandeld. In klinische onderzoeken werd IVIg niet binnen 4 weken vóór imlifidase-infusie
toegediend.
5
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van imlifidase bij zwangere vrouwen, aangezien zwangerschap
een contra-indicatie is voor niertransplantatie.
De resultaten van onderzoek bij konijnen duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat
betreft de ontwikkeling van embryo/foetus (zie rubriek 5.3).
Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van Idefirix te vermijden tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of imlifidase in de moedermelk wordt uitgescheiden. Risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt vóór blootstelling aan Idefirix.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken naar vruchtbaarheid en postnatale ontwikkeling uitgevoerd (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet relevant.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende ernstige bijwerkingen in klinische onderzoeken waren pneumonie (5,6%) en
sepsis (3,7%). De meest voorkomende bijwerkingen waren infecties (16,7%) (waaronder pneumonie
(5,6%), urineweginfectie (5,6%) en sepsis (3,7%)), pijn op infuusplaats (3,7%), infusiegerelateerde
reacties (3,7%), alanineaminotransferase verhoogd (3,7%), aspartaataminotransferase verhoogd
(3,7%), myalgie (3,7%), hoofdpijn (3,7%) en overmatig blozen (3,7%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
De in deze rubriek beschreven bijwerkingen werden vastgesteld in de klinische onderzoeken (N=54).
De bijwerkingen zijn volgens de systeem/orgaanklasse en frequentiecategorie van MedDRA
opgenomen. De frequentiecategorieën
worden gedefinieerd als: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100,
<
1/10); soms (≥
1/1.000, <
1/100); zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000); niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
6
Table 2
Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse volgens
MedDRA
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bijwerking/
Frequentie
Zeer vaak
Bacteriële en virale
infectie
Bloed‑ en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Vaak
Abdominale infectie
Adenovirusinfectie
Katheterplaats infectie
Infectie
Influenza
Parvovirusinfectie
Pneumonie
Postoperatieve wondinfectie
Sepsis
Bovenste luchtweginfectie
Urineweginfectie
Wondinfectie
Anemie
Transplantaatafstoting
Duizeligheid
houdingsafhankelijk
Hoofdpijn
Sclerabloeding
Gezichtsvermogen afgenomen
Sinustachycardie
Overmatig blozen
Hypertensie
Hypotensie
Dyspneu
Rash
Myalgie
Het heet hebben
Pijn op infuusplaats
Alanineaminotransferase
(ALAT) verhoogd
Aspartaataminotransferase
(ASAT) verhoogd
Infusiegerelateerde reacties
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel‑ en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de klinische onderzoeken kreeg 16,7% van de patiënten een infectie. Negen infecties waren ernstig
van aard en werden in de klinische onderzoeken beoordeeld als gerelateerd aan imlifidase, waarvan er
vijf binnen 30 dagen na de behandeling met imlifidase voor het eerst optraden. Acht van de
9 gerelateerde ernstige infecties hadden een duur van minder dan 30 dagen. De incidentie en het
7
patroon (waaronder de infectiekiem) van ernstige of intense infecties verschilden niet van die welke
werden waargenomen bij niertransplantatiepatiënten in het algemeen (zie rubriek 4.4).
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties, waaronder dyspneu en overmatig blozen, werden gemeld bij 5,6% van de
patiënten; één leidde ertoe dat de imlifidase-infusie werd onderbroken en de patiënt geen transplantatie
onderging. Afgezien van één geval van lichte rash begonnen alle infusiegerelateerde reacties op de dag
van infusie met imlifidase en verdwenen deze binnen 90 minuten (zie rubriek 4.4).
Myalgie
Myalgie werd in de klinische onderzoeken gemeld bij 2 patiënten (3,7%). Een van de patiënten had
ernstige myalgie zonder dat spierschade werd vastgesteld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen ervaring met doses hoger dan de aanbevolen dosis. In geval van overdosering moet de
patiënt nauwlettend worden gecontroleerd en symptomatisch worden behandeld.
Er bestaat geen specifiek antidotum, maar de depletie van IgG kan worden hersteld door toediening
van IVIg.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code:
L04AA41.
Werkingsmechanisme
Imlifidase is een cysteïneprotease die is afgeleid van het immunoglobuline G (IgG)-afbrekende enzym
van
Streptococcus pyogenes
dat de zware keten van alle humane IgG-subklassen splitst maar geen
andere immunoglobulinen splitst. De splitsing van IgG leidt tot eliminatie van Fc-afhankelijke
effectorfuncties, waaronder CDC en antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Door alle IgG te splitsen, verlaagt imlifidase de DSA-spiegel, waardoor transplantatie mogelijk wordt.
Farmacodynamische effecten
Uit klinische onderzoeken blijkt dat IgG binnen enkele uren na toediening van 0,25 mg/kg imlifidase
gesplitst werd. Er is geen vroegtijdige toename van plasma-IgG als gevolg van reflux van niet-
gesplitste IgG uit het extravasculaire compartiment waargenomen, wat erop wijst dat imlifidase niet
alleen de plasma-IgG splitst maar de gehele IgG-pool, met inbegrip van de extravasculaire IgG. De
terugkeer van endogene IgG begint 1-2 weken na de toediening van imlifidase en houdt de
daaropvolgende weken aan.
Hierbij moet worden opgemerkt dat turbidimetrie-/nefelometriemethoden, die vaak in ziekenhuizen
worden toegepast om de totale IgG te meten, geen onderscheid maken tussen verschillende
IgG-fragmenten die zijn gegenereerd na behandeling met imlifidase, en daarom niet kunnen worden
gebruikt om het behandeleffect te beoordelen.
8
Klinische werkzaamheid en veiligheid
In drie open-label, eenarmige, 6 maanden durende klinische onderzoeken werden het
doseringsschema, de werkzaamheid en de veiligheid van imlifidase beoordeeld als behandeling
voorafgaand aan transplantatie om donorspecifieke IgG te verlagen en ervoor te zorgen dat sterk
gesensibiliseerde transplantatiekandidaten in aanmerking kunnen komen voor niertransplantatie.
Zesenveertig patiënten tussen 20 en 73 jaar bij wie allen terminale nierziekte (end-stage
renal disease,
ESRD) was vastgesteld en die allen dialyse ondergingen, van wie 21 vrouwen (46%) en 25 mannen
(54%), ondergingen een transplantatie. Alle patiënten waren gesensibiliseerd, 41 (89%) waren sterk
gesensibiliseerd (cPRA
80%), van wie er 33 (72%) een cPRA
95% hadden. Alle patiënten bij wie
de kruisproef vóór de behandeling met imlifidase positief was, werden binnen 24 uur naar negatief
geconverteerd. Uit de farmacokinetische/farmacodynamische modellering blijkt dat de kruisproef
2 uur na toediening van 0,25 mg/kg imlifidase waarschijnlijk bij 96% van de patiënten negatief wordt
en dat de kruisproef na 6 uur waarschijnlijk bij ten minste 99,5% van de patiënten negatief wordt. Alle
46 patiënten waren na 6 maanden nog in leven met een niertransplantaatoverleving van 93%. De
nierfunctie bij niertransplantatiepatiënten werd hersteld tot het verwachte bereik, waarbij 90% van de
patiënten na 6 maanden een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van > 30 ml/min/1,73 m
2
had.
In onderzoek 03 werden de veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij verschillende
doseringsschema’s voorafgaand aan niertransplantatie beoordeeld bij patiënten met ESRD. Tien
patiënten werden behandeld met een enkelvoudige dosis van 0,25 (n=5) of 0,5 (n=5) mg/kg imlifidase,
waarna ze een transplantatie ondergingen. Zeven patiënten waren DSA-positief en 6 patiënten hadden
een positieve kruisproef vóór behandeling met imlifidase. Bij alle 7 patiënten daalde de DSA spiegel
en alle positieve kruisproeven werden na de behandeling naar negatief geconverteerd. Alle
10 patiënten ondergingen met succes een transplantatie en hadden na 6 maanden een werkende nier.
Acht van de 10 patiënten hadden een eGFR > 30 ml/min/1,73 m
2
. Patiënten kregen een
immunosuppressieve behandeling, waaronder corticosteroïden, calcineurineremmer,
mycofenolaatmofetil en IVIg. Bij 3 patiënten trad tijdens het onderzoek AMR op, wat in geen enkel
geval tot transplantaatverlies leidde.
In onderzoek 04 werden de werkzaamheid en veiligheid van imlifidase bij sterk
HLA-gesensibiliseerde patiënten beoordeeld. Er namen 17 patiënten deel aan het onderzoek, die
werden behandeld met een enkelvoudige dosis van 0,24 mg/kg. Vijftien patiënten (88%) waren
DSA-positief en 14 patiënten (82%) hadden een positieve kruisproef vóór de behandeling met
imlifidase. Bij alle patiënten werd de DSA verlaagd tot concentraties die aanvaardbaar waren voor
transplantatie, en alle patiënten ondergingen binnen enkele uren na de behandeling met imlifidase een
transplantatie. Van de 17 patiënten hadden 16 na 6 maanden een werkende nier, van wie 15 patiënten
(94%) een eGFR > 30 ml/min/1,73 m
2
hadden. Bij 2 patiënten trad AMR op, wat in geen enkel geval
tot transplantaatverlies leidde. Patiënten kregen een immunosuppressieve behandeling, waaronder
corticosteroïden, calcineurineremmer, mycofenolaatmofetil, alemtuzumab en IVIg.
In onderzoek 06 werden de werkzaamheid en veiligheid van imlifidase beoordeeld bij het verwijderen
van DSA’s en het converteren van een positieve kruisproef naar een negatieve bij sterk
gesensibiliseerde patiënten om transplantatie mogelijk te maken. Alle patiënten die aan het onderzoek
deelnamen, stonden op de wachtlijst voor niertransplantatie en hadden vóór opname in het onderzoek
een positieve kruisproef met de beschikbare donor (onder wie twee patiënten met een bevestigde
positieve T-cel-CDC-kruisproef). Aan alle 18 patiënten werd de volledige dosis van 0,25 mg/kg
imlifidase toegediend, van wie 3 patiënten 2 doses kregen toegediend met een tijdsinterval van
12-13 uur, wat bij alle patiënten leidde tot splitsing van IgG en conversie van een positieve kruisproef
naar een negatieve. Bij 57% van de geanalyseerde patiënten werd de kruisproef binnen 2 uur
geconverteerd en bij 82% binnen 6 uur. Alle patiënten ondergingen met succes een transplantatie en
16 patiënten (89%) hadden na 6 maanden een werkende nier (onder wie de twee patiënten met een
bevestigde positieve T-cel-CDC-kruisproef). Vijftien patiënten (94%) hadden een eGFR
> 30 ml/min/1,73 m
2
. Patiënten kregen een immunosuppressieve behandeling, waaronder
corticosteroïden, calcineurineremmer, mycofenolaatmofetil, rituximab, IVIg en alemtuzumab of
9
paarden-antithymocytenglobuline. Bij 7 patiënten trad actieve AMR op en bij een andere patiënt trad
subklinische AMR op, wat in geen enkel geval tot transplantaatverlies leidde.
Ouderen
In klinische onderzoeken kregen 3 patiënten van 65 jaar en ouder voorafgaand aan niertransplantatie
imlifidase toegediend. De veiligheids- en werkzaamheidsresultaten voor deze patiënten kwamen
overeen met die van de totale onderzoekspopulatie zoals beoordeeld aan de hand van de patiënt- en
transplantaatoverleving, de nierfunctie en acute afstoting.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met imlifidase in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met niertransplantatie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst
eenmaal per jaar beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van imlifidase bij gezonde proefpersonen en bij patiënten met ESRD was
vergelijkbaar. De blootstelling aan imlifidase nam evenredig toe na een enkelvoudige intraveneuze
infusie van 15 minuten van 0,12 tot 0,50 mg/kg lichaamsgewicht.
De maximale concentratie (C
max
) van imlifidase werd meteen na afloop van de infusie of kort daarna
waargenomen, met een gemiddelde van 5,8 (4,2-8,9) µg/ml na een dosis van 0,25 mg/kg. De
eliminatie van imlifidase werd gekenmerkt door een initiële distributiefase met een gemiddelde
halfwaardetijd van 1,8 (0,6-3,6) uur en een tragere eliminatiefase met een gemiddelde halfwaardetijd
van 89 (60-238) uur. De gemiddelde klaring (clearance, CL) was 1,8 (0,6-7,9) ml/uur/kg en het
distributievolume (V
z
) was 0,20 (0,06-0,55) l/kg tijdens de eliminatiefase.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering bij konijnen en honden en de
ontwikkeling van de embryo/foetus bij konijnen. Vanwege de snelle en uitgebreide ontwikkeling van
antilichamen tegen imlifidase en daarmee samenhangende toxiciteit na herhaalde toediening, was een
onderzoek naar de vruchtbaarheid en de vroege ontwikkeling van het embryo niet haalbaar. In
onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde dosering werd geen toxiciteit voor de voortplantingsorganen
waargenomen, maar het potentiële effect van imlifidase op de mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen is niet volledig onderzocht. Er werden geen onderzoeken naar pre- of
postnatale toxiciteit uitgevoerd. Er werden geen genotoxiciteitsonderzoeken uitgevoerd aangezien de
werkzame stof een eiwit is en directe interactie met DNA of ander chromosomaal materiaal
onwaarschijnlijk is.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Mannitol
Polysorbaat 80
Trometamol
Dinatriumedetaatdihydraat
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
10
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
18 maanden
Na reconstitutie
De gereconstitueerde oplossing dient onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak te worden
overgebracht.
Na verdunning
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik na reconstitutie en verdunning zijn aangetoond
voor de duur van 24 uur bij 2-8 °C en voor de duur van 4 uur bij 25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het middel onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de wijze van
reconstitutie en verdunning het risico van microbiële besmetting uitsluit.
Indien het middel niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaarcondities tijdens gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. De oplossing moet tijdens het bewaren worden beschermd
tegen licht.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2-8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Idefirix wordt geleverd in een injectieflacon (type I-glas) met een stop (broombutylrubber) en een
flip-off-verzegeling (aluminium).
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon of 2 x 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie van het poeder
Voeg 1,2 ml steriel water voor injectie toe aan de injectieflacon met Idefirix en zorg ervoor dat het
water langs de glazen wand stroomt en niet direct op het poeder wordt gespoten.
Zwenk de flacon voorzichtig gedurende ten minste 30 seconden om het poeder volledig op te lossen.
Schud niet zodat de kans op schuimvorming tot een minimum wordt beperkt. De flacon bevat nu
10 mg/ml imlifidase en er kan maximaal 1,1 ml van de oplossing uit de flacon worden gezogen.
11
De gereconstitueerde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Niet gebruiken als er deeltjes in de
oplossing aanwezig zijn of als de oplossing verkleurd is. Aanbevolen wordt de gereconstitueerde
oplossing onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak over te brengen.
Bereiding van de oplossing voor infusie
Voeg langzaam de juiste hoeveelheid gereconstitueerde imlifidase-oplossing toe aan een infuuszak
met 50 ml 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing voor infusie. Houd de infuuszak enkele malen
ondersteboven om de oplossing grondig te mengen. De infuuszak moet worden beschermd tegen licht.
Er moet gebruik worden gemaakt van een infusieset met een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend
inlinefilter (poriegrootte van 0,2
μm). Zie rubriek
4.2 voor meer informatie over de toediening.
De oplossing voor infusie moet vóór gebruik visueel worden gecontroleerd op deeltjes of verkleuring.
Voer de oplossing af wanneer deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Hansa Biopharma AB
Postbus 785
220 07 Lund
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1471/001
EU/1/20/1471/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 augustus 2020
Datum van laatste verlenging: 16 juli 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
12
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING
VAN EEN VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN
VOLDAAN
B.
C.
D.
E.
13
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
14
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
(Post-authorisation efficacy study, PAES): om de transplantaatoverleving op
lange termijn verder te onderzoeken bij patiënten die na toediening van Idefirix
een niertransplantatie hebben ondergaan, dient de houder van de
handelsvergunning een 5 jaar durend prospectief, observationeel
vervolgonderzoek uit te voeren en de resultaten hiervan in te dienen.
E.
Uiterste
datum
December
2030
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Om de werkzaamheid op lange termijn van Idefirix te bevestigen bij sterk
gesensibiliseerde volwassen niertransplantatiepatiënten met een positieve
kruisproef met een beschikbare overleden donor, moet de vergunninghouder de
resultaten indienen van een langlopend prospectief, observationeel
vervolgonderzoek om de transplantaatoverleving op lange termijn te beoordelen
bij patiënten die voorafgaand aan een niertransplantatie met imlifidase werden
behandeld.
Om de werkzaamheid en veiligheid van Idefirix op lange termijn te bevestigen bij
sterk gesensibiliseerde volwassen niertransplantatiepatiënten met een positieve
kruisproef met een beschikbare overleden donor, moet de vergunninghouder een
gecontroleerd, open-label onderzoek na goedkeuring uitvoeren waarin het
overlevingspercentage van het transplantaat na één jaar wordt onderzocht bij
niertransplantatiepatiënten met een positieve kruisproef met een overleden donor
na desensibilisatie met imlifidase, en de resultaten hiervan indienen.
Uiterste
datum
December
2023
December
2025
15
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
16
A. ETIKETTERING
17
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
imlifidase
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase.
Na reconstitutie bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, polysorbaat 80, trometamol, dinatriumedetaatdihydraat en zoutzuur.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
1 injectieflacon
2 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor reconstitutie en het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
18
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Hansa Biopharma AB
220 07 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1471/001
EU/1/20/1471/002
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
19
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat
imlifidase
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
3.
EXP
4.
Lot
5.
11 mg
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
20
B. BIJSLUITER
21
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
imlifidase
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Idefirix en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Idefirix en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Idefirix bevat de werkzame stof imlifidase, die behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam
immunosuppressiva (afweeronderdrukkende middelen). Het wordt vóór uw niertransplantatie
toegediend om te voorkomen dat het immuunsysteem (de afweer van uw lichaam) de gedoneerde nier
afstoot.
Idefirix werkt door immunoglobuline G (IgG) in het lichaam af te breken. Dit zijn antilichamen die
betrokken zijn bij de vernietiging van ‘vreemde’ of schadelijke stoffen.
Imlifidase is een eiwit van een bacterie genaamd
Streptococcus pyogenes.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een ernstige infectie.
-
U heeft een bloedziekte genaamd trombotische trombocytopenische purpura (TTP), waardoor
zich bloedstolsels vormen in kleine bloedvaten in het hele lichaam.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Infusiereacties
Idefirix bevat een eiwit dat bij sommige mensen allergische reacties kan veroorzaken. Daarom krijgt u
geneesmiddelen om het risico op een allergische reactie te verkleinen. Als u tijdens de infusie
(druppelinfuus) verschijnselen van een allergische reactie krijgt, zoals ernstige huiduitslag,
kortademigheid, een warm gevoel en overmatig blozen, moet de infusie mogelijk worden vertraagd of
stopgezet. Wanneer deze verschijnselen verdwijnen of verbeteren, kan de infusie worden voortgezet.
22
Infecties
IgG is belangrijk om u te beschermen tegen infecties. Omdat Idefirix IgG afbreekt, krijgt u antibiotica
om het risico op infecties te verkleinen.
Antilichaam-gemedieerde afstoting (AMR)
Uw lichaam maakt nieuwe IgG-antilichamen aan, die de getransplanteerde nier kunnen aanvallen. Uw
arts zal u nauwlettend controleren en u geneesmiddelen geven om het risico op afstoting te verkleinen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit middel niet aan kinderen en jongeren tot 18 jaar, omdat het middel in deze leeftijdsgroep niet
is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Idefirix nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts. Idefirix
kan de werking van bepaalde geneesmiddelen beïnvloeden en de dosis van deze middelen moet
mogelijk worden aangepast.
Omdat Idefirix IgG afbreekt, werken geneesmiddelen op basis van IgG mogelijk niet als ze gelijktijdig
met Idefirix worden toegediend. Dit geldt voor de volgende geneesmiddelen:
-
basiliximab (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te voorkomen)
-
rituximab (gebruikt voor de behandeling van kanker, zoals non-Hodgkin-lymfoom en
chronische lymfatische leukemie, en ontstekingsziekten, zoals reumatoïde artritis)
-
alemtuzumab (gebruikt voor de behandeling van een vorm van multipele sclerose)
-
adalimumab (gebruikt voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis,
spondylitis ankylopoetica, psoriasis, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa)
-
denosumab (gebruikt bij de behandeling van osteoporose)
-
belatacept (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te voorkomen)
-
etanercept (gebruikt voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis,
gewrichtspsoriasis, spondylitis ankylopoetica en psoriasis)
-
konijnen-antithymocytenglobuline (rATG) (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te
voorkomen)
-
intraveneuze immunoglobuline (IVIg) (gebruikt om abnormaal lage immunoglobulinespiegels
in het bloed te verhogen of voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals het syndroom van
Guillain-Barré, de ziekte van Kawasaki en chronische inflammatoire demyeliniserende
polyneuropathie).
Zwangerschap en borstvoeding
Idefirix wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Neem contact op met uw arts als u vermoedt dat u zwanger bent.
Het is niet bekend of Idefirix in de moedermelk terechtkomt. U mag geen borstvoeding geven als u
met Idefirix wordt behandeld.
Idefirix bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Idefirix wordt voorgeschreven door een arts die ervaring heeft met niertransplantatie en is bedoeld
voor gebruik in ziekenhuizen. Het geneesmiddel wordt gedurende ongeveer 15 minuten toegediend via
infusie in een ader.
23
Een professionele zorgverlener berekent de juiste dosis voor u op basis van uw gewicht. Idefirix wordt
doorgaans als één enkele dosis toegediend, maar uw arts kan besluiten vóór de transplantatie een
tweede dosis toe te dienen.
Aan het eind van deze bijsluiter wordt voor professionele zorgverleners informatie gegeven over de
dosisberekening, bereiding en infusie van Idefirix.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Tijdens en na de infusie wordt u nauwlettend gecontroleerd. Professionele zorgverleners zullen u
controleren op bijwerkingen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het onmiddellijk aan uw arts als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
-
tekenen van infectie, zoals koorts, koude rillingen, hoesten, zwak gevoel of een algeheel gevoel
van onwelzijn (zeer vaak – komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers);
-
tekenen van een infusiereactie, zoals ernstige huiduitslag, kortademigheid, een warm gevoel en
overmatig blozen (vaak – komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers);
-
spierpijn of vermoeidheid (verschijnselen van myalgie) (vaak – komen voor bij minder dan 1 op
de 10 gebruikers).
Andere bijwerkingen zijn:
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
infecties: longontsteking (pneumonie), infectie van het bloed (sepsis), buikinfectie, infectie van
de bovenste luchtwegen, adenovirusinfectie, parvovirusinfectie, urineweginfectie, griep,
wondinfectie, postoperatieve wondinfectie, infectie op de katheterplaats;
-
afstoting van transplantaten (IgG-antilichamen zullen proberen uw donornier af te stoten en u
kunt een algeheel gevoel van ongemak ervaren);
-
hoge of lage bloeddruk (duizeligheid kan een verschijnsel van lage bloeddruk zijn en hoofdpijn
kan een verschijnsel van hoge bloeddruk zijn);
-
laag aantal rode bloedcellen (anemie);
-
duizeligheid bij verandering van lichaamshouding, bijvoorbeeld wanneer u gaat staan;
-
hoofdpijn;
-
gesprongen bloedvat in het oog;
-
verminderd gezichtsvermogen;
-
verhoogde hartslag;
-
pijn op de plaats van infusie;
-
verhoogde waarden van leverenzymen (waargenomen bij bloedonderzoek).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Idefirix wordt bewaard in de ziekenhuisapotheek.
24
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de injectieflacon en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2-8 °C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik na reconstitutie en verdunning zijn aangetoond
voor de duur van 24 uur bij 2-8 °C en voor de duur van 4 uur bij 25 °C.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u ziet dat de oplossing na reconstitutie deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de juiste manier afvoert,
worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is imlifidase. Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase. Na
reconstitutie bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
-
De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, polysorbaat 80, trometamol,
dinatriumedetaatdihydraat en zoutzuur (voor pH-aanpassing). Zie rubriek 2 ‘Idefirix bevat
natrium’.
Hoe ziet Idefirix eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
-
Idefirix wordt geleverd in een glazen injectieflacon met een poeder voor concentraat voor
oplossing voor infusie (poeder voor concentraat). Het poeder is een witte gevriesdroogde cake.
-
Verpakkingen bevatten 1 of 2 injectieflacons.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Hansa Biopharma AB
Postbus 785
220 07 Lund
Zweden
Fabrikant
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
25
Reconstitutie van het poeder
Voeg 1,2 ml steriel water voor injectie toe aan de flacon met Idefirix en zorg ervoor dat het water
langs de glazen wand stroomt en niet direct op het poeder wordt gespoten.
Zwenk de flacon voorzichtig gedurende ten minste 30 seconden om het poeder volledig op te lossen.
Schud niet zodat de kans op schuimvorming tot een minimum wordt beperkt. De flacon bevat nu
10 mg/ml imlifidase en er kan maximaal 1,1 ml van de oplossing uit de flacon worden gezogen.
De gereconstitueerde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Niet gebruiken als er deeltjes in de
oplossing aanwezig zijn of als de oplossing verkleurd is. Aanbevolen wordt de gereconstitueerde
oplossing onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak over te brengen.
Bereiding van de oplossing voor infusie
Voeg langzaam de juiste hoeveelheid gereconstitueerde imlifidase-oplossing toe aan een infuuszak
met 50 ml 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing voor infusie. Houd de infuuszak enkele malen
ondersteboven om de oplossing grondig te mengen. De infuuszak moet worden beschermd tegen licht.
De oplossing voor infusie moet vóór gebruik visueel worden gecontroleerd op deeltjes of verkleuring.
Voer de oplossing af wanneer deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
Toediening
De gehele, volledig verdunde infusievloeistof moet gedurende 15 minuten worden toegediend via een
infusieset en een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend inlinefilter (poriegrootte 0,2
μm). Na afloop
van de infusie wordt de intraveneuze lijn doorgespoeld met 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing
voor infusie om ervoor te zorgen dat de volledige dosis aan de patiënt wordt toegediend. Bewaar het
eventueel ongebruikte deel van de oplossing voor infusie niet voor hergebruik.
26

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase geproduceerd in Escherichia coli-cellen door middel van
DNA-recombinatietechniek.
Na reconstitutie en verdunning bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (poeder voor concentraat).
Het poeder is een witte cake.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Idefirix is geïndiceerd voor een desensibilisatiebehandeling van sterk gesensibiliseerde volwassen
niertransplantatiepatiënten bij wie de kruisproef met een beschikbare overleden donor positief is. Het
gebruik van Idefirix moet worden voorbehouden aan patiënten bij wie de kans klein is dat ze een
transplantatie zullen ondergaan binnen het beschikbare toewijzingssysteem voor donornieren,
waaronder prioriteringsprogramma's voor sterk gesensibiliseerde patiënten.

4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden voorgeschreven en onder toezicht te staan van specialisten die
ervaring hebben met het toepassen van immunosuppressieve therapie en gesensibiliseerde
niertransplantatiepatiënten.
Imlifidase is uitsluitend bedoeld voor gebruik in ziekenhuizen.
Dosering
De dosering wordt gebaseerd op het lichaamsgewicht (kg) van de patiënt. De aanbevolen dosis is
0,25 mg/kg, toegediend als enkelvoudige dosis, bij voorkeur binnen 24 uur vóór transplantatie. Bij de
meeste patiënten is één dosis toereikend voor kruisproefconversie maar, indien nodig, kan binnen
24 uur na de eerste dosis een tweede dosis worden toegediend.
Na behandeling met imlifidase moet de conversie van de kruisproef van positief naar negatief vóór de
transplantatie worden bevestigd (zie rubriek 4.4).
Overeenkomstig de standaardtherapie in transplantatiecentra dient premedicatie met corticosteroïden
en antihistaminica te worden toegediend om de kans op infusiereacties te verkleinen.
hypogammaglobulinemie, moeten gedurende 4 weken profylactische orale antibiotica die
luchtwegpathogenen bestrijken aan de standaardbehandeling worden toegevoegd (zie rubriek 4.4).
Patiënten die met imlifidase worden behandeld, dienen daarnaast standaard T-cel-depletiemiddelen
met of zonder B-cel-depletiemiddelen toegediend te krijgen (zie rubriek 5.1), aangezien imlifidase de
noodzaak van standaard immunosuppressieve therapie niet wegneemt.
Bijzondere populaties

Oudere patiënten

Gegevens over het gebruik bij patiënten ouder dan 65 jaar zijn beperkt, maar er zijn geen aanwijzingen
dat bij deze patiënten aanpassing van de dosering noodzakelijk is.
Leverfunctiestoornis
De veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij patiënten met een matige of ernstige
leverfunctiestoornis zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij kinderen en adolescenten van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Idefirix is uitsluitend bedoeld voor intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
De gehele, volledig verdunde infusievloeistof moet gedurende 15 minuten worden toegediend met
behulp van een infusieset en een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend inlinefilter (poriegrootte
0,2 m). Aanbevolen wordt na toediening de intraveneuze lijn met infusievloeistof door te spoelen om
ervoor te zorgen dat de volledige dosis wordt toegediend. Bewaar het eventueel ongebruikte deel van
de oplossing voor infusie niet voor hergebruik.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.

4.3 Contra-indicaties
-
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
-
Ernstige aanhoudende infectie.
-
Trombotische trombocytopenische purpura (TTP). Patiënten met deze bloedziekte lopen
mogelijk het risico om serumziekte te ontwikkelen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Infusiegerelateerde reacties
Er werden in klinische onderzoeken infusiegerelateerde reacties gemeld bij de toediening van
imlifidase (zie rubriek 4.8). Als een ernstige allergische of anafylactische reactie optreedt, moet de
behandeling met imlifidase onmiddellijk worden stopgezet en een passende behandeling worden
gestart. Milde of matige infusiegerelateerde reacties tijdens de behandeling met imlifidase kunnen
worden behandeld door de infusie tijdelijk te onderbreken en/of door toediening van geneesmiddelen
zoals antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden. Een onderbroken infusie kan opnieuw worden
gestart wanneer de symptomen zijn afgenomen.

Bij niertransplantatie worden ernstige aanhoudende infecties van welke oorsprong dan ook (bacteriële,
virale of schimmelinfecties) als een contra-indicatie beschouwd, en chronische infecties zoals HBV of
HIV moeten goed onder controle worden gehouden. Er moet rekening worden gehouden met een
tijdelijke daling van IgG door imlifidase. De meest voorkomende infecties bij patiënten met
hypogammaglobulinemie zijn luchtweginfecties. Naast de standaardprofylaxe voor infecties bij
niertransplantatie in het algemeen (tegen Pneumocystis carinii, cytomegalovirus en orale candida)
moeten alle patiënten daarom gedurende 4 weken ook profylactische orale antibiotica die
luchtwegpathogenen bestrijken, toegediend krijgen. Als een patiënt na behandeling met imlifidase om
welke reden ook geen transplantatie ondergaat, moeten nog steeds gedurende 4 weken profylactische
orale antibiotica tegen luchtwegpathogenen worden toegediend.
Het gebruik van imlifidase en T-cel-depletietherapie als inductietherapie met of zonder geheugen-
B-cel-depletietherapieën kan het risico op reactivering van levende verzwakte vaccins en/of latente
tuberculose verhogen.
Vaccinaties
Vanwege de verlaagde IgG-spiegels na behandeling met imlifidase bestaat er een risico op een
tijdelijke vermindering van de vaccinbescherming tot maximaal 4 weken na de behandeling met
imlifidase.
Antilichaam-gemedieerde afstoting (antibody-mediated rejection ­ AMR)
AMR kan optreden als gevolg van rebound van donorspecifieke antilichamen (DSA). Patiënten met
zeer hoge DSA-spiegels vóór de transplantatie lopen een groter risico op vroegtijdige AMR die
interventie noodzakelijk maakt. De meeste patiënten in de klinische onderzoeken hadden een rebound
van DSA die tussen 7 en 21 dagen na de behandeling met imlifidase een piek bereikte, en bij ongeveer
30% van de patiënten trad AMR op. Alle patiënten met AMR in klinische onderzoeken werden met
succes behandeld met de standaardbehandeling. Met het oog op het optreden van een DSA-rebound en
een verhoogd risico op AMR bij sterk gesensibiliseerde patiënten dient de behandelend arts ervaring te
hebben met de behandeling van gesensibiliseerde patiënten en middelen, en erop voorbereid te zijn
acute AMR's te diagnosticeren en te behandelen volgens de standaard klinische praktijk. Als
onderdeel van de behandeling moeten patiënten nauwlettend worden gecontroleerd op anti-
HLA-antilichamen en serum- of plasmacreatinine en er moet rekening mee worden gehouden dat er
biopsieën moeten worden uitgevoerd bij vermoede AMR.
Patiënten met een positieve T-cel-complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDC-kruisproef)
De ervaring met patiënten met een bevestigde positieve T-cel-CDC-kruisproef vóór de behandeling
met imlifidase is zeer beperkt (zie rubriek 5.1).
Immunogeniciteit
De potentiële invloed van antilichamen tegen imlifidase (ADA) op de werkzaamheid en veiligheid van
een tweede dosis imlifidase die wordt toegediend binnen 24 uur na de eerste dosis, is naar verwachting
verwaarloosbaar, aangezien de aanmaak van ADA als reactie op de eerste dosis nog niet is begonnen.
Bevestiging van kruisproefconversie
Elke kliniek moet haar standaardprotocol voor bevestiging van de kruisproefconversie van positief
naar negatief volgen. Als er een complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDCXM) wordt
uitgevoerd, moet het hiernavolgende in aanmerking worden genomen om vals-positieve resultaten te
vermijden: IgM moet geïnactiveerd worden om de cytotoxische capaciteit van IgG specifiek te kunnen
beoordelen. Het gebruik van anti-humane globuline (AHG) moet worden vermeden. Bij gebruik van
AHG moet worden bevestigd dat de AHG gericht is tegen het Fc-deel en niet tegen het Fab-deel van
imlifidase wordt behandeld, niet correct worden uitgelezen.
Geneesmiddelen op basis van antilichamen
Imlifidase is een cysteïneprotease die specifiek IgG splitst. Daardoor kunnen geneesmiddelen op basis
van IgG geïnactiveerd worden als ze worden toegediend in samenhang met imlifidase. Door imlifidase
gesplitste geneesmiddelen op basis van antilichamen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, basiliximab,
rituximab, alemtuzumab, adalimumab, denosumab, belatacept, etanercept, konijnen-
antithymocytenglobuline (rATG) en intraveneuze immunoglobuline (IVIg) (zie rubriek 4.5 voor de
aanbevolen tijdsintervallen tussen de toediening van imlifidase en geneesmiddelen op basis van
antilichamen).
IVIg kan neutraliserende antilichamen tegen imlifidase bevatten, die imlifidase kunnen inactiveren als
IVIg vóór imlifidase wordt toegediend (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Imlifidase splitst specifiek IgG; de soortspecificiteit leidt tot afbraak van alle subklassen van humane
en konijnen-IgG. Daardoor kunnen geneesmiddelen op basis van humane of konijnen-IgG worden
geïnactiveerd als het middel wordt toegediend in samenhang met imlifidase. Door imlifidase gesplitste
geneesmiddelen op basis van antilichamen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, basiliximab,
rituximab, alemtuzumab, adalimumab, denosumab, belatacept, etanercept, rATG en IVIg.
Imlifidase breekt geen paarden-antithymocytenglobuline af en er hoeft geen tijdsinterval tussen
toedieningen te worden overwogen. Eculizumab wordt bij het aanbevolen doseringsniveau niet
gesplitst door imlifidase.

Tabel 1
Aanbevolen tijdsintervallen voor de toediening van geneesmiddelen op basis van
antilichamen na toediening van imlifidase
Geneesmiddel
Aanbevolen tijdsinterval na toediening van
0,25 mg/kg imlifidase
paarden-antithymocytenglobuline,
Geen tijdsinterval nodig (kan gelijktijdig met imlifidase
eculizumab
worden toegediend)
intraveneuze immunoglobuline (IVIg) 12 uur
alemtuzumab, adalimumab,
4 dagen
basiliximab, denosumab, etanercept,
rituximab
anti-humaan thymocytenglobuline van 1 week
konijnen (rATG), belatacept
IVIg kan bovendien neutraliserende antilichamen tegen imlifidase bevatten, die imlifidase kunnen
inactiveren als IVIg vóór imlifidase wordt toegediend. Er dient rekening te worden gehouden met de
halfwaardetijd van IVIg (3-4 weken) voordat imlifidase wordt toegediend aan patiënten die met IVIg
worden behandeld. In klinische onderzoeken werd IVIg niet binnen 4 weken vóór imlifidase-infusie
toegediend.

Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van imlifidase bij zwangere vrouwen, aangezien zwangerschap
een contra-indicatie is voor niertransplantatie.
De resultaten van onderzoek bij konijnen duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat
betreft de ontwikkeling van embryo/foetus (zie rubriek 5.3).
Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van Idefirix te vermijden tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of imlifidase in de moedermelk wordt uitgescheiden. Risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt vóór blootstelling aan Idefirix.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken naar vruchtbaarheid en postnatale ontwikkeling uitgevoerd (zie
rubriek 5.3).

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet relevant.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende ernstige bijwerkingen in klinische onderzoeken waren pneumonie (5,6%) en
sepsis (3,7%). De meest voorkomende bijwerkingen waren infecties (16,7%) (waaronder pneumonie
(5,6%), urineweginfectie (5,6%) en sepsis (3,7%)), pijn op infuusplaats (3,7%), infusiegerelateerde
reacties (3,7%), alanineaminotransferase verhoogd (3,7%), aspartaataminotransferase verhoogd
(3,7%), myalgie (3,7%), hoofdpijn (3,7%) en overmatig blozen (3,7%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
De in deze rubriek beschreven bijwerkingen werden vastgesteld in de klinische onderzoeken (N=54).
De bijwerkingen zijn volgens de systeem/orgaanklasse en frequentiecategorie van MedDRA
opgenomen. De frequentiecategorieën worden gedefinieerd als: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100,
< 1/10); soms ( 1/1.000, < 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000); niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse volgens
Bijwerking/
MedDRA
Frequentie

Zeer vaak
Vaak
Infecties en parasitaire
Bacteriële en virale
Abdominale infectie
aandoeningen
infectie
Adenovirusinfectie
Katheterplaats infectie
Infectie
Influenza
Parvovirusinfectie
Pneumonie
Postoperatieve wondinfectie
Sepsis
Bovenste luchtweginfectie
Urineweginfectie
Wondinfectie
Bloed en
Anemie
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen

Transplantaatafstoting
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
houdingsafhankelijk
Hoofdpijn
Oogaandoeningen
Sclerabloeding
Gezichtsvermogen afgenomen
Hartaandoeningen
Sinustachycardie
Bloedvataandoeningen
Overmatig blozen
Hypertensie
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Dyspneu
en mediastinumaandoeningen
Huid- en
Rash
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel en
Myalgie
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Het heet hebben
toedieningsplaatsstoornissen
Pijn op infuusplaats
Onderzoeken
Alanineaminotransferase
(ALAT) verhoogd
Aspartaataminotransferase
(ASAT) verhoogd
Letsels, intoxicaties en
Infusiegerelateerde reacties
verrichtingscomplicaties
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen

Infecties

In de klinische onderzoeken kreeg 16,7% van de patiënten een infectie. Negen infecties waren ernstig
van aard en werden in de klinische onderzoeken beoordeeld als gerelateerd aan imlifidase, waarvan er
vijf binnen 30 dagen na de behandeling met imlifidase voor het eerst optraden. Acht van de
9 gerelateerde ernstige infecties hadden een duur van minder dan 30 dagen. De incidentie en het
werden waargenomen bij niertransplantatiepatiënten in het algemeen (zie rubriek 4.4).
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties, waaronder dyspneu en overmatig blozen, werden gemeld bij 5,6% van de
patiënten; één leidde ertoe dat de imlifidase-infusie werd onderbroken en de patiënt geen transplantatie
onderging. Afgezien van één geval van lichte rash begonnen alle infusiegerelateerde reacties op de dag
van infusie met imlifidase en verdwenen deze binnen 90 minuten (zie rubriek 4.4).
Myalgie
Myalgie werd in de klinische onderzoeken gemeld bij 2 patiënten (3,7%). Een van de patiënten had
ernstige myalgie zonder dat spierschade werd vastgesteld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Er is geen ervaring met doses hoger dan de aanbevolen dosis. In geval van overdosering moet de
patiënt nauwlettend worden gecontroleerd en symptomatisch worden behandeld.
Er bestaat geen specifiek antidotum, maar de depletie van IgG kan worden hersteld door toediening
van IVIg.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: immunosuppressiva, selectieve immunosuppressiva, ATC-code:
L04AA41.
Werkingsmechanisme
Imlifidase is een cysteïneprotease die is afgeleid van het immunoglobuline G (IgG)-afbrekende enzym
van Streptococcus pyogenes dat de zware keten van alle humane IgG-subklassen splitst maar geen
andere immunoglobulinen splitst. De splitsing van IgG leidt tot eliminatie van Fc-afhankelijke
effectorfuncties, waaronder CDC en antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Door alle IgG te splitsen, verlaagt imlifidase de DSA-spiegel, waardoor transplantatie mogelijk wordt.
Farmacodynamische effecten
Uit klinische onderzoeken blijkt dat IgG binnen enkele uren na toediening van 0,25 mg/kg imlifidase
gesplitst werd. Er is geen vroegtijdige toename van plasma-IgG als gevolg van reflux van niet-
gesplitste IgG uit het extravasculaire compartiment waargenomen, wat erop wijst dat imlifidase niet
alleen de plasma-IgG splitst maar de gehele IgG-pool, met inbegrip van de extravasculaire IgG. De
terugkeer van endogene IgG begint 1-2 weken na de toediening van imlifidase en houdt de
daaropvolgende weken aan.
Hierbij moet worden opgemerkt dat turbidimetrie-/nefelometriemethoden, die vaak in ziekenhuizen
worden toegepast om de totale IgG te meten, geen onderscheid maken tussen verschillende
IgG-fragmenten die zijn gegenereerd na behandeling met imlifidase, en daarom niet kunnen worden
gebruikt om het behandeleffect te beoordelen.

In drie open-label, eenarmige, 6 maanden durende klinische onderzoeken werden het
doseringsschema, de werkzaamheid en de veiligheid van imlifidase beoordeeld als behandeling
voorafgaand aan transplantatie om donorspecifieke IgG te verlagen en ervoor te zorgen dat sterk
gesensibiliseerde transplantatiekandidaten in aanmerking kunnen komen voor niertransplantatie.
Zesenveertig patiënten tussen 20 en 73 jaar bij wie allen terminale nierziekte (end-stage renal disease,
ESRD) was vastgesteld en die allen dialyse ondergingen, van wie 21 vrouwen (46%) en 25 mannen
(54%), ondergingen een transplantatie. Alle patiënten waren gesensibiliseerd, 41 (89%) waren sterk
gesensibiliseerd (cPRA 80%), van wie er 33 (72%) een cPRA 95% hadden. Alle patiënten bij wie
de kruisproef vóór de behandeling met imlifidase positief was, werden binnen 24 uur naar negatief
geconverteerd. Uit de farmacokinetische/farmacodynamische modellering blijkt dat de kruisproef
2 uur na toediening van 0,25 mg/kg imlifidase waarschijnlijk bij 96% van de patiënten negatief wordt
en dat de kruisproef na 6 uur waarschijnlijk bij ten minste 99,5% van de patiënten negatief wordt. Alle
46 patiënten waren na 6 maanden nog in leven met een niertransplantaatoverleving van 93%. De
nierfunctie bij niertransplantatiepatiënten werd hersteld tot het verwachte bereik, waarbij 90% van de
patiënten na 6 maanden een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van > 30 ml/min/1,73 m2
had.
In onderzoek 03 werden de veiligheid en werkzaamheid van imlifidase bij verschillende
doseringsschema's voorafgaand aan niertransplantatie beoordeeld bij patiënten met ESRD. Tien
patiënten werden behandeld met een enkelvoudige dosis van 0,25 (n=5) of 0,5 (n=5) mg/kg imlifidase,
waarna ze een transplantatie ondergingen. Zeven patiënten waren DSA-positief en 6 patiënten hadden
een positieve kruisproef vóór behandeling met imlifidase. Bij alle 7 patiënten daalde de DSA spiegel
en alle positieve kruisproeven werden na de behandeling naar negatief geconverteerd. Alle
10 patiënten ondergingen met succes een transplantatie en hadden na 6 maanden een werkende nier.
Acht van de 10 patiënten hadden een eGFR > 30 ml/min/1,73 m2. Patiënten kregen een
immunosuppressieve behandeling, waaronder corticosteroïden, calcineurineremmer,
mycofenolaatmofetil en IVIg. Bij 3 patiënten trad tijdens het onderzoek AMR op, wat in geen enkel
geval tot transplantaatverlies leidde.
In onderzoek 04 werden de werkzaamheid en veiligheid van imlifidase bij sterk
HLA-gesensibiliseerde patiënten beoordeeld. Er namen 17 patiënten deel aan het onderzoek, die
werden behandeld met een enkelvoudige dosis van 0,24 mg/kg. Vijftien patiënten (88%) waren
DSA-positief en 14 patiënten (82%) hadden een positieve kruisproef vóór de behandeling met
imlifidase. Bij alle patiënten werd de DSA verlaagd tot concentraties die aanvaardbaar waren voor
transplantatie, en alle patiënten ondergingen binnen enkele uren na de behandeling met imlifidase een
transplantatie. Van de 17 patiënten hadden 16 na 6 maanden een werkende nier, van wie 15 patiënten
(94%) een eGFR > 30 ml/min/1,73 m2 hadden. Bij 2 patiënten trad AMR op, wat in geen enkel geval
tot transplantaatverlies leidde. Patiënten kregen een immunosuppressieve behandeling, waaronder
corticosteroïden, calcineurineremmer, mycofenolaatmofetil, alemtuzumab en IVIg.
In onderzoek 06 werden de werkzaamheid en veiligheid van imlifidase beoordeeld bij het verwijderen
van DSA's en het converteren van een positieve kruisproef naar een negatieve bij sterk
gesensibiliseerde patiënten om transplantatie mogelijk te maken. Alle patiënten die aan het onderzoek
deelnamen, stonden op de wachtlijst voor niertransplantatie en hadden vóór opname in het onderzoek
een positieve kruisproef met de beschikbare donor (onder wie twee patiënten met een bevestigde
positieve T-cel-CDC-kruisproef). Aan alle 18 patiënten werd de volledige dosis van 0,25 mg/kg
imlifidase toegediend, van wie 3 patiënten 2 doses kregen toegediend met een tijdsinterval van
12-13 uur, wat bij alle patiënten leidde tot splitsing van IgG en conversie van een positieve kruisproef
naar een negatieve. Bij 57% van de geanalyseerde patiënten werd de kruisproef binnen 2 uur
geconverteerd en bij 82% binnen 6 uur. Alle patiënten ondergingen met succes een transplantatie en
16 patiënten (89%) hadden na 6 maanden een werkende nier (onder wie de twee patiënten met een
bevestigde positieve T-cel-CDC-kruisproef). Vijftien patiënten (94%) hadden een eGFR
> 30 ml/min/1,73 m2. Patiënten kregen een immunosuppressieve behandeling, waaronder
corticosteroïden, calcineurineremmer, mycofenolaatmofetil, rituximab, IVIg en alemtuzumab of
subklinische AMR op, wat in geen enkel geval tot transplantaatverlies leidde.
Ouderen
In klinische onderzoeken kregen 3 patiënten van 65 jaar en ouder voorafgaand aan niertransplantatie
imlifidase toegediend. De veiligheids- en werkzaamheidsresultaten voor deze patiënten kwamen
overeen met die van de totale onderzoekspopulatie zoals beoordeeld aan de hand van de patiënt- en
transplantaatoverleving, de nierfunctie en acute afstoting.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met imlifidase in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met niertransplantatie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst
eenmaal per jaar beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van imlifidase bij gezonde proefpersonen en bij patiënten met ESRD was
vergelijkbaar. De blootstelling aan imlifidase nam evenredig toe na een enkelvoudige intraveneuze
infusie van 15 minuten van 0,12 tot 0,50 mg/kg lichaamsgewicht.
De maximale concentratie (Cmax) van imlifidase werd meteen na afloop van de infusie of kort daarna
waargenomen, met een gemiddelde van 5,8 (4,2-8,9) µg/ml na een dosis van 0,25 mg/kg. De
eliminatie van imlifidase werd gekenmerkt door een initiële distributiefase met een gemiddelde
halfwaardetijd van 1,8 (0,6-3,6) uur en een tragere eliminatiefase met een gemiddelde halfwaardetijd
van 89 (60-238) uur. De gemiddelde klaring (clearance, CL) was 1,8 (0,6-7,9) ml/uur/kg en het
distributievolume (Vz) was 0,20 (0,06-0,55) l/kg tijdens de eliminatiefase.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering bij konijnen en honden en de
ontwikkeling van de embryo/foetus bij konijnen. Vanwege de snelle en uitgebreide ontwikkeling van
antilichamen tegen imlifidase en daarmee samenhangende toxiciteit na herhaalde toediening, was een
onderzoek naar de vruchtbaarheid en de vroege ontwikkeling van het embryo niet haalbaar. In
onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde dosering werd geen toxiciteit voor de voortplantingsorganen
waargenomen, maar het potentiële effect van imlifidase op de mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen is niet volledig onderzocht. Er werden geen onderzoeken naar pre- of
postnatale toxiciteit uitgevoerd. Er werden geen genotoxiciteitsonderzoeken uitgevoerd aangezien de
werkzame stof een eiwit is en directe interactie met DNA of ander chromosomaal materiaal
onwaarschijnlijk is.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Mannitol
Polysorbaat 80
Trometamol
Dinatriumedetaatdihydraat
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
18 maanden
Na reconstitutie
De gereconstitueerde oplossing dient onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak te worden
overgebracht.
Na verdunning
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik na reconstitutie en verdunning zijn aangetoond
voor de duur van 24 uur bij 2-8 °C en voor de duur van 4 uur bij 25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het middel onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de wijze van
reconstitutie en verdunning het risico van microbiële besmetting uitsluit.
Indien het middel niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaarcondities tijdens gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. De oplossing moet tijdens het bewaren worden beschermd
tegen licht.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2-8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Idefirix wordt geleverd in een injectieflacon (type I-glas) met een stop (broombutylrubber) en een
flip-off-verzegeling (aluminium).
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon of 2 x 1 injectieflacon.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie van het poeder
Voeg 1,2 ml steriel water voor injectie toe aan de injectieflacon met Idefirix en zorg ervoor dat het
water langs de glazen wand stroomt en niet direct op het poeder wordt gespoten.
Zwenk de flacon voorzichtig gedurende ten minste 30 seconden om het poeder volledig op te lossen.
Schud niet zodat de kans op schuimvorming tot een minimum wordt beperkt. De flacon bevat nu
10 mg/ml imlifidase en er kan maximaal 1,1 ml van de oplossing uit de flacon worden gezogen.
oplossing aanwezig zijn of als de oplossing verkleurd is. Aanbevolen wordt de gereconstitueerde
oplossing onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak over te brengen.
Bereiding van de oplossing voor infusie
Voeg langzaam de juiste hoeveelheid gereconstitueerde imlifidase-oplossing toe aan een infuuszak
met 50 ml 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing voor infusie. Houd de infuuszak enkele malen
ondersteboven om de oplossing grondig te mengen. De infuuszak moet worden beschermd tegen licht.
Er moet gebruik worden gemaakt van een infusieset met een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend
inlinefilter (poriegrootte van 0,2 m). Zie rubriek 4.2 voor meer informatie over de toediening.
De oplossing voor infusie moet vóór gebruik visueel worden gecontroleerd op deeltjes of verkleuring.
Voer de oplossing af wanneer deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Hansa Biopharma AB
Postbus 785
220 07 Lund
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1471/001
EU/1/20/1471/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 augustus 2020
Datum van laatste verlenging: 16 juli 2021

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING
VAN EEN VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN
VOLDAAN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
December
(Post-authorisation efficacy study, PAES): om de transplantaatoverleving op
2030
lange termijn verder te onderzoeken bij patiënten die na toediening van Idefirix
een niertransplantatie hebben ondergaan, dient de houder van de
handelsvergunning een 5 jaar durend prospectief, observationeel
vervolgonderzoek uit te voeren en de resultaten hiervan in te dienen.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Om de werkzaamheid op lange termijn van Idefirix te bevestigen bij sterk
December
gesensibiliseerde volwassen niertransplantatiepatiënten met een positieve
2023
kruisproef met een beschikbare overleden donor, moet de vergunninghouder de
resultaten indienen van een langlopend prospectief, observationeel
vervolgonderzoek om de transplantaatoverleving op lange termijn te beoordelen
bij patiënten die voorafgaand aan een niertransplantatie met imlifidase werden
behandeld.
Om de werkzaamheid en veiligheid van Idefirix op lange termijn te bevestigen bij December
sterk gesensibiliseerde volwassen niertransplantatiepatiënten met een positieve
2025
kruisproef met een beschikbare overleden donor, moet de vergunninghouder een
gecontroleerd, open-label onderzoek na goedkeuring uitvoeren waarin het
overlevingspercentage van het transplantaat na één jaar wordt onderzocht bij
niertransplantatiepatiënten met een positieve kruisproef met een overleden donor
na desensibilisatie met imlifidase, en de resultaten hiervan indienen.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING



KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
imlifidase
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase.
Na reconstitutie bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, polysorbaat 80, trometamol, dinatriumedetaatdihydraat en zoutzuur.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
1 injectieflacon
2 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor reconstitutie en het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Hansa Biopharma AB
220 07 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1471/001
EU/1/20/1471/002
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

ETIKET INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Idefirix 11 mg poeder voor concentraat
imlifidase
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
11 mg
6.
OVERIGE


B. BIJSLUITER

Idefirix 11 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
imlifidase
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.

Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Idefirix en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Idefirix en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Idefirix bevat de werkzame stof imlifidase, die behoort tot een groep geneesmiddelen met de naam
immunosuppressiva (afweeronderdrukkende middelen). Het wordt vóór uw niertransplantatie
toegediend om te voorkomen dat het immuunsysteem (de afweer van uw lichaam) de gedoneerde nier
afstoot.
Idefirix werkt door immunoglobuline G (IgG) in het lichaam af te breken. Dit zijn antilichamen die
betrokken zijn bij de vernietiging van `vreemde' of schadelijke stoffen.
Imlifidase is een eiwit van een bacterie genaamd Streptococcus pyogenes.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?


Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een ernstige infectie.
-
U heeft een bloedziekte genaamd trombotische trombocytopenische purpura (TTP), waardoor
zich bloedstolsels vormen in kleine bloedvaten in het hele lichaam.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Infusiereacties
Idefirix bevat een eiwit dat bij sommige mensen allergische reacties kan veroorzaken. Daarom krijgt u
geneesmiddelen om het risico op een allergische reactie te verkleinen. Als u tijdens de infusie
(druppelinfuus) verschijnselen van een allergische reactie krijgt, zoals ernstige huiduitslag,
kortademigheid, een warm gevoel en overmatig blozen, moet de infusie mogelijk worden vertraagd of
stopgezet. Wanneer deze verschijnselen verdwijnen of verbeteren, kan de infusie worden voortgezet.
IgG is belangrijk om u te beschermen tegen infecties. Omdat Idefirix IgG afbreekt, krijgt u antibiotica
om het risico op infecties te verkleinen.
Antilichaam-gemedieerde afstoting (AMR)
Uw lichaam maakt nieuwe IgG-antilichamen aan, die de getransplanteerde nier kunnen aanvallen. Uw
arts zal u nauwlettend controleren en u geneesmiddelen geven om het risico op afstoting te verkleinen.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit middel niet aan kinderen en jongeren tot 18 jaar, omdat het middel in deze leeftijdsgroep niet
is onderzocht.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Idefirix nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts. Idefirix
kan de werking van bepaalde geneesmiddelen beïnvloeden en de dosis van deze middelen moet
mogelijk worden aangepast.
Omdat Idefirix IgG afbreekt, werken geneesmiddelen op basis van IgG mogelijk niet als ze gelijktijdig
met Idefirix worden toegediend. Dit geldt voor de volgende geneesmiddelen:
-
basiliximab (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te voorkomen)
-
rituximab (gebruikt voor de behandeling van kanker, zoals non-Hodgkin-lymfoom en
chronische lymfatische leukemie, en ontstekingsziekten, zoals reumatoïde artritis)
-
alemtuzumab (gebruikt voor de behandeling van een vorm van multipele sclerose)
-
adalimumab (gebruikt voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis,
spondylitis ankylopoetica, psoriasis, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa)
-
denosumab (gebruikt bij de behandeling van osteoporose)
-
belatacept (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te voorkomen)
-
etanercept (gebruikt voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis,
gewrichtspsoriasis, spondylitis ankylopoetica en psoriasis)
-
konijnen-antithymocytenglobuline (rATG) (gebruikt om afstoting van niertransplantaten te
voorkomen)
-
intraveneuze immunoglobuline (IVIg) (gebruikt om abnormaal lage immunoglobulinespiegels
in het bloed te verhogen of voor de behandeling van ontstekingsziekten zoals het syndroom van
Guillain-Barré, de ziekte van Kawasaki en chronische inflammatoire demyeliniserende
polyneuropathie).

Zwangerschap en borstvoeding
Idefirix wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Neem contact op met uw arts als u vermoedt dat u zwanger bent.
Het is niet bekend of Idefirix in de moedermelk terechtkomt. U mag geen borstvoeding geven als u
met Idefirix wordt behandeld.

Idefirix bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Idefirix wordt voorgeschreven door een arts die ervaring heeft met niertransplantatie en is bedoeld
voor gebruik in ziekenhuizen. Het geneesmiddel wordt gedurende ongeveer 15 minuten toegediend via
infusie in een ader.
doorgaans als één enkele dosis toegediend, maar uw arts kan besluiten vóór de transplantatie een
tweede dosis toe te dienen.
Aan het eind van deze bijsluiter wordt voor professionele zorgverleners informatie gegeven over de
dosisberekening, bereiding en infusie van Idefirix.

Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Tijdens en na de infusie wordt u nauwlettend gecontroleerd. Professionele zorgverleners zullen u
controleren op bijwerkingen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.

Vertel het onmiddellijk aan uw arts als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
-
tekenen van infectie, zoals koorts, koude rillingen, hoesten, zwak gevoel of een algeheel gevoel
van onwelzijn (zeer vaak ­ komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers);
-
tekenen van een infusiereactie, zoals ernstige huiduitslag, kortademigheid, een warm gevoel en
overmatig blozen (vaak ­ komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers);
-
spierpijn of vermoeidheid (verschijnselen van myalgie) (vaak ­ komen voor bij minder dan 1 op
de 10 gebruikers).

Andere bijwerkingen zijn:

Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
infecties: longontsteking (pneumonie), infectie van het bloed (sepsis), buikinfectie, infectie van
de bovenste luchtwegen, adenovirusinfectie, parvovirusinfectie, urineweginfectie, griep,
wondinfectie, postoperatieve wondinfectie, infectie op de katheterplaats;
-
afstoting van transplantaten (IgG-antilichamen zullen proberen uw donornier af te stoten en u
kunt een algeheel gevoel van ongemak ervaren);
-
hoge of lage bloeddruk (duizeligheid kan een verschijnsel van lage bloeddruk zijn en hoofdpijn
kan een verschijnsel van hoge bloeddruk zijn);
-
laag aantal rode bloedcellen (anemie);
-
duizeligheid bij verandering van lichaamshouding, bijvoorbeeld wanneer u gaat staan;
-
hoofdpijn;
-
gesprongen bloedvat in het oog;
-
verminderd gezichtsvermogen;
-
verhoogde hartslag;
-
pijn op de plaats van infusie;
-
verhoogde waarden van leverenzymen (waargenomen bij bloedonderzoek).

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Idefirix wordt bewaard in de ziekenhuisapotheek.
de injectieflacon en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2-8 °C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik na reconstitutie en verdunning zijn aangetoond
voor de duur van 24 uur bij 2-8 °C en voor de duur van 4 uur bij 25 °C.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u ziet dat de oplossing na reconstitutie deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de juiste manier afvoert,
worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is imlifidase. Elke injectieflacon bevat 11 mg imlifidase. Na
reconstitutie bevat elke ml concentraat 10 mg imlifidase.
-
De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, polysorbaat 80, trometamol,
dinatriumedetaatdihydraat en zoutzuur (voor pH-aanpassing). Zie rubriek 2 `Idefirix bevat
natrium'.

Hoe ziet Idefirix eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
-
Idefirix wordt geleverd in een glazen injectieflacon met een poeder voor concentraat voor
oplossing voor infusie (poeder voor concentraat). Het poeder is een witte gevriesdroogde cake.
-
Verpakkingen bevatten 1 of 2 injectieflacons.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Hansa Biopharma AB
Postbus 785
220 07 Lund
Zweden

Fabrikant
Biotechnologines farmacijos centras Biotechpharma UAB
Mokslininku street 4
LT-08412 Vilnius
Litouwen

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Voeg 1,2 ml steriel water voor injectie toe aan de flacon met Idefirix en zorg ervoor dat het water
langs de glazen wand stroomt en niet direct op het poeder wordt gespoten.
Zwenk de flacon voorzichtig gedurende ten minste 30 seconden om het poeder volledig op te lossen.
Schud niet zodat de kans op schuimvorming tot een minimum wordt beperkt. De flacon bevat nu
10 mg/ml imlifidase en er kan maximaal 1,1 ml van de oplossing uit de flacon worden gezogen.
De gereconstitueerde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Niet gebruiken als er deeltjes in de
oplossing aanwezig zijn of als de oplossing verkleurd is. Aanbevolen wordt de gereconstitueerde
oplossing onmiddellijk van de injectieflacon naar de infuuszak over te brengen.

Bereiding van de oplossing voor infusie
Voeg langzaam de juiste hoeveelheid gereconstitueerde imlifidase-oplossing toe aan een infuuszak
met 50 ml 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing voor infusie. Houd de infuuszak enkele malen
ondersteboven om de oplossing grondig te mengen. De infuuszak moet worden beschermd tegen licht.
De oplossing voor infusie moet vóór gebruik visueel worden gecontroleerd op deeltjes of verkleuring.
Voer de oplossing af wanneer deeltjes of verkleuring worden waargenomen.

Toediening
De gehele, volledig verdunde infusievloeistof moet gedurende 15 minuten worden toegediend via een
infusieset en een steriel, niet-pyrogeen, laag-eiwitbindend inlinefilter (poriegrootte 0,2 m). Na afloop
van de infusie wordt de intraveneuze lijn doorgespoeld met 0,9% (9 mg/ml) natriumchlorideoplossing
voor infusie om ervoor te zorgen dat de volledige dosis aan de patiënt wordt toegediend. Bewaar het
eventueel ongebruikte deel van de oplossing voor infusie niet voor hergebruik.

Heb je dit medicijn gebruikt? Idefirix 11 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Idefirix 11 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Idefirix 11 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG