Farydak 10 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg harde capsules
Farydak 15 mg harde capsules
Farydak 20 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Farydak 10 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg panobinostat.
Farydak 15 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg panobinostat.
Farydak 20 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg panobinostat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule (capsule).
Farydak 10 mg harde capsules
Lichtgroene ondoorzichtige harde gelatine capsule (15,6–16,2 mm) die een wit tot bijna wit poeder
bevat, met radiale opdruk “LBH 10 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale
ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
Farydak 15 mg harde capsules
Oranje ondoorzichtige harde gelatine capsule (19,1–19,7 mm) die een wit tot bijna wit poeder bevat,
met radiale opdruk “LBH 15 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale ringen in
zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
Farydak 20 mg harde capsules
Rode ondoorzichtige harde gelatine capsule (19,1–19,7 mm) die een wit tot bijna wit poeder bevat,
met radiale opdruk “LBH 20 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale ringen in
zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Farydak is in combinatie met bortezomib en dexamethason geïndiceerd voor de behandeling van
volwassen patiënten met recidief en/of refractair multipel myeloom (ziekte van Kahler) die minimaal
twee eerdere behandellijnen hebben gekregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend
middel.
2
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Farydak moet worden gestart door een arts die ervaring heeft met het gebruik van
behandelingen tegen kanker.
Dosering
De aanbevolen startdosering van panobinostat is 20 mg, eenmaal daags oraal ingenomen, op dag 1, 3,
5, 8, 10 en 12 van een cyclus van 21 dagen. Patiënten moeten aanvankelijk gedurende acht cycli
behandeld worden. Het wordt aanbevolen om patiënten die een klinisch voordeel van de behandeling
ervaren gedurende acht aanvullende cycli te behandelen. De totale behandelingsduur is maximaal
16 cycli (48 weken).
Panobinostat wordt in combinatie met bortezomib en dexamethason toegediend zoals weergegeven in
tabel 1 en 2. De voorschrijfinformatie van bortezomib en dexamethason moet geraadpleegd worden
voor het starten met de combinatiebehandeling om te bepalen of een dosisverlaging nodig is.
De aanbevolen dosering van bortezomib is 1,3 mg/m
2
gegeven als een injectie. De aanbevolen
dosering van dexamethason is 20 mg oraal ingenomen op een volle maag.
Tabel 1
Aanbevolen doseerschema van panobinostat in combinatie met bortezomib en
dexamethason (cyclus 1-8)
Week 1
Dag
3
5
4
4 5
Week 2
Dag
10
12
11
11 12
Week 3
Rustperiode
Rustperiode
Rustperiode
Cyclus 1-8
(cycli van 3 weken)
Farydak
Bortezomib
Dexamethason
Tabel 2
1
1
1
2
8
8
8
9
Aanbevolen doseerschema van panobinostat in combinatie met bortezomib en
dexamethason (cyclus 9-16)
Week 1
Dag
3
5
2
Week 2
Dag
10
12
9
Week 3
Rustperiode
Rustperiode
Rustperiode
Cyclus 9-16
(cycli van 3 weken)
Farydak
Bortezomib
Dexamethason
1
1
1
8
8
8
Aanbevelingen voor controle
Bepaling van bloedcellen
Een volledige bloedbeeldbepaling moet worden uitgevoerd voordat de behandeling met panobinostat
wordt gestart. De uitgangswaarde van het aantal bloedplaatjes moet ≥100
x 10
9
/l zijn en de
uitgangswaarde van het absolute aantal neutrofielen (absolute
neutrophil count,
ANC) moet
≥1,0
x 10
9
/l zijn. Het volledige bloedbeeld moet vaak gecontroleerd worden gedurende de behandeling
(in het bijzonder voorafgaand aan iedere bortezomib-injectie, d.w.z. op dag 1, 4, 8 en 11 van cyclus 1
tot en met 8 en op dag 1 en 8 van cyclus 9 tot en met 16), met name voor trombocytopenie (zie
rubriek 4.4). Voor het starten van iedere behandelingscyclus met panobinostat, in combinatie met
bortezomib en dexamethason, moet de bloedplaatjeswaarde ten minste
≥100
x 10
9
/l zijn (zie
rubriek 4.4). Aanvullende bloedbeeldbepalingen dienen overwogen te worden tijdens de ‘rustperiode’,
d.w.z. op dag 15 en/of 18, met name bij patiënten
≥65
jaar en bij patiënten met een uitgangswaarde
van het aantal bloedplaatjes van minder dan 150 x 10
9
/l.
ECG
Panobinostat kan het QTc-interval verlengen (zie rubriek 4.4). Daarom moet een ecg gemaakt worden
voor het starten van de behandeling en moet deze periodiek herhaald worden voor iedere
3
behandelingscyclus. De QTcF-waarde moet <480 msec zijn voor het starten van de behandeling met
panobinostat (zie onderstaande rubriek voor dosisaanpassingen en rubriek 4.4).
Elektrolyten in het bloed
Elektrolyten in het bloed, vooral kalium, magnesium en fosfaat, moeten bij het starten van de
behandeling worden bepaald en ze moeten periodiek worden gecontroleerd indien klinisch
geïndiceerd, vooral bij patiënten met diarree. Afwijkende waarden moeten gecorrigeerd worden indien
klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.4).
Leverfunctietesten
De leverfunctie moet gecontroleerd worden voor het starten van de behandeling en regelmatig tijdens
de behandeling indien klinisch geïndiceerd, vooral bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.4).
Schildklierfunctietesten
Bij onderzoek D2308 werd bij patiënten die werden behandeld met panobinostat + bortezomib +
dexamethason milde hypothyreoïdie gemeld, waarvoor sommige patiënten moesten worden behandeld
(zie rubriek 4.4). De schildklier- en hypofysefunctie dienen te worden gecontroleerd door meting van
de hormoonspiegels (d.w.z. vrij T4 en TSH), zoals klinisch geïndiceerd.
Dosisaanpassingen
Aanpassing van de behandelingsdosis en/of het doseerschema kan noodzakelijk zijn op basis van
individuele verdraagbaarheid. Hoe de behandeling moet worden voortgezet als een patiënt last heeft
van een bijwerking, moet gebaseerd worden op een klinische beoordeling.
Als een dosisvermindering noodzakelijk is dan moet de dosis panobinostat in stappen van 5 mg
verlaagd worden (d.w.z. van 20 mg naar 15 mg of van 15 mg naar 10 mg). De dosis moet niet verlaagd
worden beneden 10 mg en het doseerschema (3-wekelijkse behandelingscyclus) moet gehandhaafd
blijven.
Trombocytopenie
Het aantal bloedplaatjes moet vóór iedere dosis bortezomib worden gecontroleerd (d.w.z. op dag 1, 4,
8 en 11 van cyclus 1-8, zie tabel 1, en op dag 1 en 8 van cyclus 9-16, zie tabel 2). Als patiënten
trombocytopenie ontwikkelen dan kan het nodig zijn om tijdelijk met panobinostat te stoppen en kan
het nodig zijn de volgende dosis te verlagen (zie tabel 3). Bij patiënten met een bloedplaatjesaantal
<50 x 10
9
/l (gecompliceerd door bloedingen) of <25 x 10
9
/l, moet de behandeling met Farydak worden
onderbroken en moet opnieuw worden gestart met een verlaagde dosis na herstel tot een
bloedplaatjesaantal
≥50
x 10
9
/l. Het aantal bloedplaatjes moet minstens tweemaal per week worden
gecontroleerd tot
≥50
x 10
9
/l. Bloedplaatjestransfusies kunnen noodzakelijk zijn als dit klinisch
geïndiceerd is (zie rubriek 4.4). Het kan overwogen worden de behandeling te staken als
trombocytopenie niet verbetert ondanks behandelingsaanpassingen die hieronder worden beschreven
en/of als de patiënt herhaalde bloedplaatjestransfusies nodig heeft. Daarnaast kunnen
dosisaanpassingen van bortezomib overwogen worden (zie SPC van bortezomib en tabel 3).
Tabel 3
Aanbevolen dosisaanpassingen bij trombocytopenie
Aanpassing
Dosis
startdosis
panobinostat bij
panobinostat herstel tot graad 2
van
trombocytopenie
(≥50
x 10
9
/l)
Aanpassing
startdosis
bortezomib
Dosis bortezomib bij
herstel tot graad 2 van
trombocytopenie
(≥50
x 10
9
/l)
1 dosis
Meer dan
over-
1 dosis
geslagen
over-
geslagen
Graad van
trombocytopenie
op de behandeldag
4
Graad 3
Bloedplaatjes
<50 x 10
9
/l met
bloedingen
Graad 4
Bloedplaatjes
<25 x 10
9
/l
Sla dosis
over
Sla dosis
over
Hervat met een
verlaagde dosis
Sla dosis
over
Sla dosis
over
Hervat met een
verlaagde dosis
Hervat
met
dezelfde
dosis
Hervat
met
dezelfde
dosis
Hervat met
een
verlaagde
dosis
Hervat met
een
verlaagde
dosis
Gastro-intestinale toxiciteit
Gastro-intestinale toxiciteit komt zeer vaak voor bij patiënten die behandeld worden met panobinostat.
Patiënten die last hebben van diarree en misselijkheid of braken kunnen een tijdelijke
dosisonderbreking of dosisverlaging nodig hebben zoals beschreven in tabel 4.
Tabel 4
Aanbevolen dosisaanpassingen bij gastro-intestinale toxiciteit
Aanpassing
startdosis
panobinostat
Sla dosis over
Dosis
panobinostat
bij herstel tot
graad 1
Hervat met
dezelfde dosis
Aanpassing
startdosis
bortezomib
Sla dosis
over
Dosis
bortezomib
bij herstel
tot ≤
graad 1
Hervat met
een
verlaagde
dosis of stap
over op
eenmaal per
week
Hervat met
een
verlaagde
dosis of met
dezelfde
dosis, maar
met een
schema van
één keer per
week
Bijwerking Graad op de
behandeldag
Diarree
Graad 2 ondanks
geneesmiddel
tegen diarree
Graad 3 ondanks
geneesmiddel
tegen diarree
Sla dosis over
Hervat met
een verlaagde
dosis
Sla dosis
over
Graad 4 ondanks
geneesmiddel
tegen diarree
Staak definitief
Staak
definitief
Bij het eerste teken van maagkrampen, een dunner wordende ontlasting of het begin van diarree wordt
aanbevolen de patiënt te behandelen met een geneesmiddel tegen diarree (bijv. loperamide).
In het geval van misselijkheid van graad 3 of braken van graad 3 of 4, ondanks de toediening van een
middel tegen misselijkheid, dient panobinostat tijdelijk te worden gestaakt en dient opnieuw gestart te
worden met een verlaagde dosis na herstel tot graad 1.
Profylactische anti-emetica dienen toegediend te worden naar het inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale medische praktijk (zie rubriek 4.4).
Neutropenie
In het geval van neutropenie kan een tijdelijke of definitieve dosisverlaging nodig zijn. Instructies
voor dosisonderbrekingen en -verlagingen staan beschreven in tabel 5.
5
Tabel 5
Aanbevolen dosisaanpassingen bij neutropenie
Aanpassing
startdosis
panobinostat
Dosis panobinostat
bij herstel tot
neutropenie graad 2
(<1,5-1,0 x 10
9
/l)
Aanpassing
startdosis
bortezomib
Dosis
bortezomib bij
herstel tot
neutropenie
graad 2
(<1,5-1,0 x 10
9
/l)
Hervat met
dezelfde dosis
Hervat met
dezelfde dosis
Graad van
neutropenie op de
behandeldag
Neutropenie graad 3
(<1,0-0,5 x 10
9
/l)
Neutropenie graad 4
(<0,5 x 10
9
/l) of
febriele neutropenie
(<1,0 x 10
9
/l en
koorts ≥38,5°C)
Sla dosis over
Sla dosis over
Hervat met dezelfde
dosis
Hervat met een
verlaagde dosis
Sla dosis over
Sla dosis over
In het geval van neutropenie graad 3 of 4 dienen artsen het gebruik van groeifactoren (bijv. G-CSF) te
overwegen overeenkomstig lokale richtlijnen. Staken van de behandeling kan worden overwogen als
de neutropenie niet verbetert, ondanks de dosisaanpassingen en/of ondanks de toevoeging van een
therapie met granulocytkoloniestimulerende factor overeenkomstig lokale medische praktijk en
behandelrichtlijnen en/of in het geval van ernstige secundaire infecties.
Verlengde QTc-tijd
In het geval van een lang QT-interval voorafgaand aan de start van panobinostat (QTcF
≥480
msec bij
aanvang), dient het begin van de behandeling te worden uitgesteld totdat de gemiddelde QTcF voor
toediening weer <480 msec is. Daarnaast dienen afwijkende serumwaarden van kalium, magnesium en
fosfaat te zijn gecorrigeerd voor de behandeling met Farydak (zie rubriek 4.4). In het geval van
verlengde QTc-tijd tijdens de behandeling:
dient de dosis te worden overgeslagen als de QTcF ≥480
msec is of meer dan 60 msec boven de
uitgangswaarde ligt;
dient, als verlengde QTc-tijd binnen 7 dagen over is, de behandeling te worden hervat met de
eerdere dosis bij het eerste optreden, of een verlaagde dosis als het een recidief verlengde QTc-
tijd betreft;
dient de behandeling te worden gestaakt als verlengde QTc-tijd niet binnen 7 dagen over is;
dient de Farydak-behandeling permanent te worden gestaakt als een QTcF-waarde hoger is dan
500 msec.
Overige bijwerkingen
Voor patiënten met andere ernstige bijwerkingen dan trombocytopenie, gastro-intestinale toxiciteit,
neutropenie of verlengde QTc-tijd, wordt het volgende aanbevolen:
Terugkeer van toxiciteit van CTC graad 2 of toxiciteit van CTC graad 3 en 4: sla de dosis over
tot herstel tot CTC graad
≤1 en hervat
de behandeling met een verlaagde dosis.
Terugkeer van toxiciteit van CTC graad 3 of 4: een verdere dosisverlaging kan overwogen
worden wanneer de ongewenste reactie is afgenomen tot CTC graad
≤1.
Speciale patiëntengroepen
Patiënten met een verminderde nierfunctie
De plasmablootstelling aan panobinostat is niet gewijzigd bij kankerpatiënten met een licht tot ernstig
verminderde nierfunctie. Daarom zijn er geen aanpassingen van de startdosis nodig. Panobinostat is
niet onderzocht bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie (end-stage
renal disease,
ESRD) of
patiënten die gedialyseerd worden (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Een klinisch onderzoek bij kankerpatiënten met een verminderde leverfunctie toonde aan dat de
plasmablootstelling aan panobinostat toenam met 43% (1,4-voud) en 105% (2-voud) bij patiënten met
een respectievelijk licht en matig verminderde leverfunctie. Bij patiënten met een licht verminderde
6
leverfunctie moet tijdens de eerste behandelcyclus met panobinostat worden gestart met een verlaagde
dosis van 15 mg. Een dosisverhoging van 15 mg tot 20 mg kan overwogen worden op basis van de
verdraagbaarheid door de patiënt. Bij patiënten met een matig verminderde leverfunctie moet worden
gestart met een verlaagde dosis panobinostat van 10 mg tijdens de eerste behandelcyclus. Een
dosisverhoging van 10 mg tot 15 mg kan overwogen worden op basis van de verdraagbaarheid door de
patiënt. De controlefrequentie bij deze patiënten dient verhoogd te worden tijdens de behandeling met
panobinostat, met name tijdens de dosisescalatiefase. Panobinostat dient niet te worden toegediend aan
patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie, vanwege een gebrek aan ervaring met en
veiligheidsgegevens over deze patiëntengroep. Een aanpassing van de dosis bortezomib dient ook
overwogen te worden (zie SPC van bortezomib en tabel 6).
Tabel 6
Aanbevolen wijziging van de startdosis bij patiënten met een verminderde
leverfunctie
SGOT-
(ASAT-
)niveaus
>ULN
Elk
Aanpassing startdosis
panobinostat
Verlaag de dosis
panobinostat tot 15 mg in
de eerste behandelcyclus.
Overweeg een
dosisescalatie tot 20 mg in
volgende cycli op basis
van de verdraagbaarheid
door de patiënt.
Verlaag de dosis
panobinostat tot 10 mg in
de eerste behandelcyclus.
Overweeg een
dosisescalatie tot 15 mg in
volgende cycli op basis
van de verdraagbaarheid
door de patiënt.
Aanpassing startdosis
bortezomib
Geen
Graad van
Bilirubineniveau
verminderde
leverfunctie*
Licht
≤1,0 x ULN
>1,0 x ULN en
≤1,5 x ULN
Matig
>1,5 x ULN en
≤3,0 x ULN
Elk
Verlaag de dosis
bortezomib tot 0,7 mg/m
2
in de eerste
behandelcyclus.
Overweeg een
dosisescalatie tot
1,0 mg/m
2
of een verdere
dosisverlaging tot
0,5 mg/m
2
in volgende
cycli op basis van de
verdraagbaarheid door de
patiënt.
SGOT = serumglutamaatoxaalacetaattransaminase
ASAT = aspartaataminotransferase
ULN = bovengrens van normaal
* Gebaseerd op NCI-CTEP-classificatie
Ouderen
Patiënten ouder dan 65 jaar hadden een hogere frequentie van bepaalde ongewenste reacties en staken
van de behandeling vanwege ongewenste reacties. Het wordt aanbevolen patiënten ouder dan 65 jaar
vaker te controleren, met name op trombocytopenie en gastro-intestinale toxiciteit (zie rubriek 4.4
en 4.8).
Voor patiënten van >75 jaar oud kan, afhankelijk van de algehele gezondheid en comorbiditeit, een
aanpassing van de startdosis of het doseerschema van de bestanddelen van de combinatiebehandeling
overwogen worden. Er kan gestart worden met een dosis van panobinostat van 15 mg; deze kan
worden verhoogd tot 20 mg in de tweede cyclus indien de eerste cyclus goed wordt verdragen. Bij
bortezomib kan gestart worden met 1,3 mg/m
2
eenmaal per week op dag 1 en 8 en bij dexamethason
met 20 mg op dag 1 en 8.
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van panobinostat bij pediatrische patiënten jonger dan 18 jaar voor de
7
indicatie multipel myeloom (zie rubriek 5.2).
Sterke CYP3A4-remmers
Bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken die sterke CYP3A- en/of Pgp-remmers zijn,
inclusief, maar niet beperkt tot, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, ritonavir, saquinavir,
telitromycine, posaconazol en nefazodon, dient de dosis panobinostat verlaagd te worden tot 10 mg
(zie rubriek 4.5). Indien voortzetting van de behandeling met een sterke CYP3A4-remmer
noodzakelijk is, kan verhoging van de dosis panobinostat van 10 mg tot 15 mg worden overwogen, op
basis van de verdraagbaarheid door de patiënt.
Bij patiënten met een verminderde leverfunctie die gelijktijdig geneesmiddelen krijgen die sterke
CYP3A4-remmers zijn, dient de behandeling met panobinostat te worden vermeden vanwege een
gebrek aan ervaring met en veiligheidsgegevens over deze patiëntengroep.
Behandelingen met sterke CYP3A-remmers mogen niet worden gestart bij patiënten die al een
verlaagde dosis panobinostat kregen vanwege ongewenste reacties. Indien dit onontkoombaar is,
dienen patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd en moet verdere verlaging van de dosis of
staken van het gebruik worden overwogen, zoals klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Farydak dient eenmaal per dag oraal te worden toegediend alleen op geplande dagen, elke dag op
hetzelfde tijdstip. De capsules dienen in hun geheel te worden doorgeslikt met water, met of zonder
voedsel (zie rubriek 5.2) en ze mogen niet worden geopend, fijngemaakt of gekauwd. Als een dosis
wordt gemist, kan het tot 12 uur na de vastgestelde doseringstijd worden ingenomen. Als braken
optreedt, dient de patiënt geen extra dosis te nemen, maar dient de volgende voorgeschreven dosis te
worden ingenomen zoals gebruikelijk.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Panobinostat wordt gebruikt in een combinatiebehandeling, daarom dient de voorschrijfinformatie van
bortezomib en dexamethason geraadpleegd te worden voor de start van de behandeling met
panobinostat.
Afname van aantallen bloedcellen
Hematologische bijwerkingen, waaronder ernstige trombocytopenie, neutropenie en anemie (CTC
graad 3 tot 4) werden gemeld bij patiënten die zijn behandeld met panobinostat. Daarom moet een
volledige bloedbeeldbepaling worden uitgevoerd voordat de behandeling met panobinostat wordt
gestart, met regelmatige controle tijdens de behandeling (met name voorafgaand aan elke injectie
bortezomib volgens de SPC van bortezomib).
Het trombocytenaantal
dient ≥100
x 10
9
/l en het absolute aantal neutrofielen dient ≥1,0
x 10
9
/l te zijn
voorafgaand aan de start van de behandeling. Voor het starten van iedere behandelcyclus dient het
trombocytenaantal
≥100
x 10
9
/l te zijn (zie rubriek 4.2).
In het fase III-onderzoek herstelde trombocytopenie doorgaans tot de uitgangswaarde voor de start van
de volgende cyclus van 21 dagen (zie figuur 1). De mediane tijd tot optreden van graad 3 en 4
trombocytopenie was één maand en de mediane tijd tot herstel was 12 dagen.
8
Figuur 1
Mediane aantal bloedplaatjes in de loop van de tijd (onderzoek D2308,
veiligheidsgegevens, cycli 1-8)
500
Bloedplaatjes 10 x 10
9
/l
400
300
200
100
0
(BL) 1:4 1:8 1:11 2:1 2:4 2:8 2:11 3:1 3:4 3:8 3:11 4:1 4:4 4:8 4:11 5:1 5:4 5:8 5:11 6:1 6:4 6:8 6:11 7:1 7:4 7:8 7:11 8:1 8:4 8:8 8:11
PAN+BTZ+Dex
PAN+BTZ+Dex n=
PBO+BTZ+Dex n=
381
377
370
364
367
368
363 351 342 335 320
365 357 349 340 339
323
335
310 298
325 313
283 285
302 308
265
292
268
292
PBO+BTZ+Dex
250 253
279 275
232 238
255 259
225
241
230
251
Cyclus: dag
206 206 199 205
234 242 203 233
183
209
188
217
175
204
185 159 170
211 192 194
155
188
PAN=panobinostat
BTZ=bortezomib
Dex=dexamethason
Bij patiënten met trombocytopenie van CTC graad 3 (trombocytenaantal <50 x 10
9
/l met bloeding)
kan het nodig zijn om panobinostat tijdelijk te staken en/of kan het nodig zijn de volgende dosis te
verlagen. Bloedplaatjestransfusies kunnen noodzakelijk zijn als dit klinisch geïndiceerd is (zie
rubriek 4.2 en 4.8).
Hemorragie
Hemorragie is gemeld bij patiënten tijdens de behandeling met panobinostat. Hemorragie van CTC
graad 3 of 4 werd gemeld bij 4,2% van de patiënten, waaronder gevallen van gastro-intestinale
bloeding en longbloeding met dodelijke afloop. Daarom dienen artsen en patiënten zich bewust te zijn
van het verhoogde risico van trombocytopenie en de mogelijkheid van hemorragie, met name bij
patiënten met coagulatiestoornissen of bij patiënten die chronisch behandeld worden met
antistollingsmiddelen.
Infectie
Gelokaliseerde en systemische infecties, waaronder pneumonie, andere bacteriële infecties, invasieve
schimmelinfecties, zoals aspergillose of candidiasis, en virusinfecties, waaronder hepatitis B en herpes
simplex, zijn gemeld bij patiënten die panobinostat innamen. Een aantal van deze infecties (bijv.
pneumonie) waren ernstig (ze leidden bijvoorbeeld tot sepsis of respiratoir falen of het falen van
meerdere organen) en hadden een dodelijke afloop (zie rubriek 4.8). NB: waar graad 3 en graad 4
neutropenie werd waargenomen bij respectievelijk 28% en 7% van de patiënten, werd febriele
neutropenie waargenomen bij 1% van de patiënten (zie rubriek 4.8). Artsen en patiënten dienen zich
bewust te zijn van het verhoogde risico op infectie met panobinostat.
Behandeling met Farydak mag niet worden gestart bij actieve infecties. Reeds bestaande infecties
dienen te worden behandeld voor het starten van de behandeling. Patiënten moeten gecontroleerd
worden op klachten en verschijnselen van infecties tijdens de behandeling met panobinostat; als een
infectie wordt gediagnosticeerd moet een passende behandeling tegen infecties direct worden gestart
en moet onderbreking of staken van Farydak overwogen worden.
Als een invasieve systemische schimmelinfectie wordt gediagnosticeerd, dient panobinostat gestaakt
te worden en een passende anti-schimmelbehandeling te worden gestart.
9
Gastro-intestinale aandoeningen
Ernstige misselijkheid, diarree, obstipatie en braken waarvoor soms het gebruik van een geneesmiddel
tegen misselijkheid of diarree nodig is, zijn gemeld bij met Farydak behandelde patiënten (zie
rubriek 4.8). Vocht- en elektrolytenniveaus in het bloed, met name kalium, magnesium en fosfaat,
dienen periodiek te worden gecontroleerd tijdens de behandeling en te worden gecorrigeerd zoals
klinisch geïndiceerd om mogelijke dehydratie en elektrolytstoornissen te voorkomen (zie rubriek 4.2).
Profylactische anti-emetica (bijv. prochloorperazine) kunnen naar het inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale medische praktijk overwogen worden. Anti-emetische
geneesmiddelen met een bekend risico op QT-verlenging, zoals dolasetron, granisetron, ondansetron
en tropisetron dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt (zie rubriek 4.5).
Bij het eerste teken van maagkrampen, een dunner wordende ontlasting of het begin van diarree wordt
aanbevolen dat de patiënt wordt behandeld met een geneesmiddel tegen diarree (bijv. loperamide) of
een aanvullende behandeling overeenkomstig de lokale behandelrichtlijnen. Intraveneuze
substitutievloeistoffen en -elektrolyten kunnen zo nodig worden gebruikt. Geneesmiddelen met
laxerende eigenschappen dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt, vanwege mogelijke
verergering van diarree. Patiënten moet worden aangeraden contact op te nemen met hun arts om het
gebruik van een laxerend product te bespreken.
Veranderingen in het elektrocardiogram
Panobinostat kan de cardiale ventriculaire repolarisatie (QT-interval) verlengen.
Er werden geen gevallen van QTcF-verlenging >500 msec gemeld bij de dosis van 20 mg Farydak in
het klinische fase III-onderzoek, in combinatie met bortezomib en dexamethason. Gepoolde klinische
gegevens van meer dan 500 patiënten die alleen werden behandeld met panobinostat bij meerdere
indicaties en op verschillende dosisniveaus hebben aangetoond dat de incidentie van CTC graad 3
QTc-verlenging (QTcF >500 msec) in het totaal ongeveer 1% was en 5% of meer bij een dosis van
60 mg of hoger; er werden geen gevallen van torsade de pointes waargenomen.
Aanvullende analyse doet vermoeden dat het risico op verlengde QTc-tijd niet toeneemt met de tijd
(zie rubriek 4.2).
De QTcF-waarde moet <480 msec zijn voor start van de behandeling met Farydak.
Passende controle van elektrolyten (bijv. kalium, magnesium en fosfaat) en een ecg dienen uitgevoerd
te worden bij aanvang en periodiek tijdens de behandeling, met name bij patiënten met een ernstige
gastro-intestinale bijwerking (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten die al een verlengde QTc-tijd hebben of die een significant risico hebben op het
ontwikkelen hiervan, moet voorzichtig met het gebruik van Farydak worden omgegaan. Dit zijn onder
andere patiënten:
met lange-QT-syndroom;
met ongecontroleerde of significante hartaandoeningen, waaronder recent myocardinfarct,
congestief hartfalen, instabiele angina of klinisch significante bradycardie.
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze verlengde QTc-tijd
veroorzaken moet voorzichtig gebeuren (zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van middelen die de plasmaconcentraties van panobinostat kunnen verhogen,
zoals sterke CYP3A4-remmers, is aanpassing van de dosis noodzakelijk (zie rubriek 4.5 en 4.2).
Hepatotoxiciteit
Een leverfunctiestoornis, met name lichte, tijdelijke verhogingen van aminotransferasen en totaal
10
bilirubine, is gemeld bij patiënten tijdens de behandeling met panobinostat.
De leverfunctie moet voorafgaand aan en regelmatig tijdens behandeling gecontroleerd worden. Als de
resultaten van leverfunctieonderzoeken afwijkingen aantonen volgens de NCI-CTEP-classificatie,
worden dosisaanpassingen voor patiënten met een licht en matig verminderde leverfunctie aanbevolen
en dient de patiënt vervolgd te worden tot de waarden weer het normale niveau of het niveau van voor
de behandeling bereiken. Panobinostat dient niet te worden toegediend aan patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie, vanwege een gebrek aan ervaring met en veiligheidsgegevens over deze
patiëntengroep. Een aanpassing van de dosis bortezomib dient ook overwogen te worden (zie SPC van
bortezomib en tabel 6).
Ouderen
Het wordt aanbevolen patiënten ouder dan 65 jaar vaker te controleren, met name op trombocytopenie
en gastro-intestinale toxiciteit (zie rubriek 4.8 en rubriek 4.2).
Voor patiënten van >75 jaar oud kan, afhankelijk van de algehele gezondheid en comorbiditeit, een
aanpassing van de startdosis of het doseerschema van de bestanddelen van de combinatiebehandeling
overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Sterke CYP3A4-inductoren
Sterke inductoren kunnen de werkzaamheid van panobinostat verminderen. Gelijktijdig gebruik van
sterke CYP3A4-inductoren, inclusief maar niet beperkt tot carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne,
rifabutine, rifampicine en sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
dient daarom te worden vermeden
(zie rubriek 4.5).
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden en die panobinostat gebruiken in combinatie met bortezomib en
dexamethason moeten zeer effectieve anticonceptie gebruiken tot drie maanden nadat de behandeling
is gestaakt (zie rubriek 4.5 en 4.6 en de SPC van bortezomib en dexamethason). Vrouwen die
hormonale anticonceptiva gebruiken, dienen daarnaast ook een barrièremethode te gebruiken.
Hypothyreoïdie
Bij onderzoek D2308 werden bij 8 van de 381 patiënten die werden behandeld met panobinostat +
bortezomib + dexamethason voorvallen van hypothyreoïdie gemeld, waarvoor sommige patiënten
moesten worden behandeld. De schildklier- en hypofysefunctie dienen te worden gecontroleerd door
meting van de hormoonspiegels (d.w.z. vrij T4 en TSH), zoals klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De metabolisering van Farydak vindt zowel via non-CYP- als via CYP-gemedieerde routes plaats.
Ongeveer 40% van panobinostat wordt via CYP3A4 gemetaboliseerd. Metabolisering via CYP2D6 en
2C19 was minder belangrijk. Daarom kunnen geneesmiddelen die de werking van het CYP3A4-
enzym kunnen beïnvloeden de farmacokinetiek van panobinostat veranderen. Panobinostat is een Pgp-
substraat.
Middelen die de plasmaconcentraties van panobinostat kunnen verhogen
Gelijktijdige toediening van een enkele dosis panobinostat van 20 mg met ketoconazol,
een sterke
CYP3A-remmer, verhoogde de C
max
en AUC van panobinostat respectievelijk 1,6-voudig en 1,8-
voudig,
in vergelijking met wanneer panobinostat alleen werd gegeven.
Bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken die sterke CYP3A- en/of Pgp-remmers zijn,
inclusief maar niet beperkt tot ketoconazol, itraconazol, voriconazol, ritonavir, saquinavir,
11
telitromycine, posaconazol en nefazodon, dient de dosis panobinostat verlaagd te worden (zie
rubriek 4.2).
Patiënten moeten worden geïnstrueerd om sterfruit, grapefruit, grapefruitsap, granaatappel en
granaatappelsap te vermijden, omdat daarvan bekend is dat ze cytochroom-P450-3A-enzymen
remmen en de biologische beschikbaarheid van panobinostat kunnen verhogen.
Middelen waarvan wordt voorspeld dat ze de concentraties panobinostat verlagen
De fractie panobinostat die via CYP3A4 wordt gemetaboliseerd is ongeveer 40%. Tijdens klinische
onderzoeken bij multipel myeloom was de blootstelling aan panobinostat verminderd met ongeveer
20% door de gelijktijdige toediening van dexamethason, een dosisafhankelijke lichte/matige CYP3A4-
inductor. Er wordt verwacht dat sterke inductoren grotere effecten hebben en de werkzaamheid van
panobinostat kunnen verminderen; daarom dient het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-
inductoren, inclusief maar niet beperkt tot carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine,
rifampicine en sint-janskruid (hypericum
perforatum),
te worden vermeden.
Middelen waarvan de plasmaconcentraties kunnen worden verhoogd door panobinostat
Panobinostat verhoogde de C
max
en AUC van dextromethorfan (een CYP2D6-substraat) respectievelijk
1,8-voudig en 1,6-voudig en het kan niet worden uitgesloten dat het effect mogelijk groter is op een
gevoeliger CYP2D6-substraat. Vermijd het gebruik van panobinostat bij patiënten die CYP2D6-
substraten met een smalle therapeutische index krijgen (inclusief maar niet beperkt tot pimozide). Bij
gelijktijdige toediening van Farydak met gevoelige CYP2D6-substraten (bijv. atomoxetine,
dextromethorfan, metoprolol, nebivolol, perfenazine en pimozide) moeten de doses van afzonderlijke
CYP2D6-substraten worden getitreerd op basis van verdraagbaarheid en moeten patiënten regelmatig
gecontroleerd worden op bijwerkingen.
Middelen waarvan de plasmablootstelling kan worden verlaagd door panobinostat
Hormonale anticonceptiva
Het is op dit moment niet bekend of panobinostat de effectiviteit van hormonale
anticonceptiemiddelen kan verminderen. Wanneer panobinostat wordt gebruikt in combinatie met
dexamethason, waarvan bekend is dat het een zwakke tot matige inductor van CYP3A4 en andere
enzymen en transporteiwitten is, dient het risico van een verminderde werkzaamheid van orale
anticonceptiva overwogen te worden. Vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken
dienen daarom ook een barrièremethode te gebruiken.
Er zijn geen gegevens beschikbaar om het risico uit te sluiten dat panobinostat een zwakke inductor
van het CYP3A4-enzym in het maag-darmkanaal zou zijn. Dit zou potentieel kunnen leiden tot een
enigszins verhoogde blootstelling aan gevoelige CYP3A4-substraten.
Verwachte farmacodynamische interacties
Verlenging van het QT-interval
Gebaseerd op preklinische en klinische gegevens kan panobinostat het QT-interval verlengen.
Gelijktijdig gebruik van antiaritmica (inclusief maar niet beperkt tot amiodaron, disopyramide,
procaïnamide, kinidine en sotalol) en andere stoffen waarvan bekend is dat ze het QT-interval
verlengen (inclusief maar niet beperkt tot chloroquine, halofantrine, claritromycine, methadon,
moxifloxacine, bepridil en pimozide) wordt niet aanbevolen. Anti-emetische geneesmiddelen met een
bekend risico op verlengde QT-tijd, zoals dolasetron, granisetron, ondansetron en tropisetron dienen
met voorzichtigheid te worden gebruikt (zie rubriek 4.4).
12
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden / anticonceptie bij mannen en vrouwen
Afgaande op bevindingen bij dieren wordt voorspeld dat de kans groot is, dat panobinostat bij
toediening aan zwangere vrouwen het risico verhoogt op zowel foetale sterfte als het ontwikkelen van
skeletafwijkingen. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten voor het starten van de behandeling
met Farydak eerst een zwangerschapstest doen en ze moeten zeer effectieve anticonceptie gebruiken
tijdens de behandeling en gedurende drie maanden na de laatste dosis Farydak. Vrouwen die
hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken, dienen ook een barrièremethode te gebruiken.
Vanwege het cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme kan panobinostat de kwaliteit
beïnvloeden van sperma dat tijdens de behandeling wordt gevormd. Seksueel actieve mannen die
Farydak gebruiken en hun vrouwelijke partners moeten een zeer effectieve anticonceptie gebruiken
tijdens de behandeling van de man en gedurende zes maanden na zijn laatste dosis Farydak.
Wanneer panobinostat wordt gebruikt in combinatie met dexamethason, waarvan bekend is dat het een
zwakke tot matige inductor van CYP3A4 en andere enzymen en transporteiwitten is, dient het risico
van een verminderde werkzaamheid van hormonale anticonceptiva overwogen te worden. Daarnaast is
het op dit moment niet bekend of panobinostat de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen
kan verminderen. Daarom dienen vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken ook een
barrièremethode te gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen klinische onderzoeken uitgevoerd naar het gebruik van Farydak bij zwangere patiënten.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit, embryonale en foetale toxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Gezien het cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme van panobinostat is het mogelijke risico
voor de foetus hoog. Farydak mag alleen tijdens de zwangerschap worden gebruikt als de verwachte
voordelen het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigen. Indien het tijdens de zwangerschap
gebruikt zou worden of als de patiënte zwanger raakt tijdens het gebruik ervan, moet de patiënte
ingelicht worden over het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of panobinostat in de moedermelk wordt uitgescheiden. Gezien het
cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme is borstvoeding gecontra-indiceerd tijdens de
behandeling met Farydak (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Volgens niet-klinische bevindingen kan de mannelijke vruchtbaarheid worden aangetast door
behandeling met Farydak (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Farydak heeft een geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Na toediening van Farydak kan duizeligheid optreden (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheidsgegevens van panobinostat zijn beoordeeld op basis van een totaal van 451 patiënten
met multipel myeloom behandeld met panobinostat in combinatie met bortezomib en dexamethason en
op basis van een totaal van 278 patiënten behandeld met panobinostat als enkelvoudig middel.
13
De hieronder vermelde veiligheidsgegevens zijn gebaseerd op het klinische fase III-onderzoek
(Panorama 1) bij 381 patiënten met multipel myeloom die zijn behandeld met 20 mg panobinostat
eenmaal per dag drie keer per week, in een doseerschema van 2 weken wel en 1 week niet, in
combinatie met bortezomib en dexamethason.
De mediane blootstellingsduur bedroeg tijdens het onderzoek 5,0 maanden. 15,7% van de patiënten
werd blootgesteld aan de onderzoeksbehandeling gedurende ≥48
weken.
De meest voorkomende niet-hematologische bijwerkingen waren diarree, vermoeidheid, misselijkheid
en braken.
Tijdens de behandeling optredende hematologische toxiciteiten waren onder meer trombocytopenie,
anemie, neutropenie en lymfopenie.
Een QTcF >480 en <500 msec werd gemeten bij 1,3% van de patiënten en een verandering ten
opzichte van de uitgangswaarde van >60 msec werd gezien bij 0,8% van de patiënten. Geen enkele
patiënt had een absolute QTcF van >500 msec.
Cardiale voorvallen (met name atriumfibrilleren, tachycardie, hartkloppingen en sinustachycardie) zijn
gemeld bij 17,6% van de patiënten die werden behandeld met panobinostat + bortezomib +
dexamethason versus 9,8% van de patiënten die werden behandeld met placebo + bortezomib +
dexamethason. Voorvallen van syncope zijn gemeld bij respectievelijk 6,0% versus 2,4%.
Staken wegens bijwerkingen, onafhankelijk van een oorzakelijk verband, werd gezien bij 36,2% van
de patiënten. De meest voorkomende bijwerkingen die leidden tot staken van de behandeling waren
diarree (4,5%), asthenie en vermoeidheid (beide 2,9%) en pneumonie (1,3%).
Sterfgevallen tijdens de behandeling die niet veroorzaakt werden door de onderzoeksindicatie
(multipel myeloom) werden gemeld bij 6,8% van de patiënten die werden behandeld met panobinostat
+ bortezomib + dexamethason versus 3,2% van de patiënten die werden behandeld met placebo +
bortezomib + dexamethason.
Lijst van de bijwerkingen uit klinische onderzoeken in tabelvorm
Bijwerkingen uit het fase III-onderzoek (Panorama 1) worden weergegeven in tabel 7. Bijwerkingen
zijn gerangschikt volgens de MedDRA-systeem/orgaanklassen. Binnen elk(e) systeem/orgaanklasse
worden bijwerkingen gerangschikt volgens frequentie, met de meest voorkomende bijwerkingen eerst.
Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Daarnaast is de overeenkomende frequentiecategorie voor elke bijwerking gebaseerd op de volgende
afspraak (CIOMS III): zeer vaak
(≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden
(≥1/10.000, <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald).
Tabel 7 geeft onder meer bijwerkingen weer die optreden als gevolg van de toevoeging van
panobinostat aan de combinatie van bortezomib en dexamethason. De frequentiecategorie slaat op de
combinatie van alle geneesmiddelen, d.w.z. panobinostat + bortezomib + dexamethason. Raadpleeg
voor bijwerkingen die gerelateerd zijn aan bortezomib- of dexamethasonbehandeling de
desbetreffende SmPC.
Tabel 7
Bijwerkingen van panobinostat, waargenomen bij patiënten met multipel myeloom
14
tijdens het fase III-onderzoek
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Frequentie
Zeer vaak
Vaak
Bijwerking
Bovensteluchtweginfectie, pneumonie
Septische shock, urineweginfectie, virale
infectie, orale herpes,
Clostridium difficile-
colitis, otitis media, cellulitis, sepsis, gastro-
enteritis, ondersteluchtweginfectie, candidiasis
Pneumonie door schimmels, hepatitis B,
aspergillose
Pancytopenie, trombocytopenie, anemie,
leukopenie, neutropenie, lymfopenie
Hypothyreoïdie
Verminderde eetlust, hypofosfatemie
a
,
hyponatriëmie
a
, hypokaliëmie
a
Hyperglykemie, dehydratie,
hypoalbuminemie, vochtretentie,
hyperurikemie, hypocalciëmie,
hypomagnesiëmie
Slapeloosheid
Duizeligheid, hoofdpijn
Intracraniële bloeding, syncope, tremor,
dysgeusie
Conjunctivabloeding
Bradycardie, atriumfibrilleren,
sinustachycardie, tachycardie, hartkloppingen
Myocardinfarct
Hypotensie
Hypertensie, hematoom, orthostatische
hypotensie
Hemorragische shock
Hoesten, dyspneu
Respiratoir falen, ratelgeluiden, piepen,
bloedneus
Longbloeding, haemoptysis
Diarree, nausea, braken, abdominale pijn,
dyspepsie
Gastro-intestinale bloeding, bloederige feces,
gastritis, cheilitis, abdominale distensie, droge
mond, flatulentie
Colitis, bloedbraken, gastro-intestinale pijn
Afwijkende leverfunctie, hyperbilirubinemie
a
Huidlaesies, huiduitslag, erytheem
Petechiën
Gewrichtszwelling
Nierfalen, hematurie, urine-incontinentie
Vermoeidheid, perifeer oedeem, pyrexie,
asthenie
Koude rillingen, malaise
Gewicht verlaagd
Bloedureum verhoogd, glomerulaire
filtratiesnelheid verlaagd,
bloedalkalinefosfatase verhoogd,
15
Soms
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
a
Endocriene aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen Zeer vaak
Vaak
Lever- en galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Soms
Vaak
Vaak
Soms
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
elektrocardiogram QT verlengd,
bloedcreatinine verhoogd
a
, SGPT
alanineaminotransferase (ALAT) verhoogd
a
,
SGOT aspartaataminotransferase (ASAT)
verhoogd
a
a
Frequentie op basis van laboratoriumwaarden
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gastro-intestinaal
Gastro-intestinale toxiciteit, met name diarree, misselijkheid en braken, is een van de meest gemelde
bijwerkingen. Staken van de behandeling vanwege deze bijwerking werd echter bij een relatief klein
deel van de patiënten gemeld, met diarree bij 4,5% en misselijkheid en braken beide bij 0,5%.
Patiënten moeten het advies krijgen contact op te nemen met hun arts als ernstige gastro-intestinale
toxiciteit optreedt en een dosisaanpassing of staken nodig zou kunnen zijn (zie rubriek 4.4).
Trombocytopenie
Vanwege de aard van multipel myeloom en de bekende hematotoxiciteit van panobinostat en het
combinatiemiddel bortezomib, werd (doorgaans ernstige) trombocytopenie vaak waargenomen.
Trombocytopenie van CTC graad 3 of 4 trad op bij 256 patiënten, met een mediane tijd tot optreden
van één maand. Trombocytopenie is echter reversibel (mediane tijd tot herstel van 12 dagen) en kan
doorgaans worden behandeld met een dosisaanpassing en onderbreking met of zonder
plaatjestransfusie (zie rubriek 4.4). 33,3% van de patiënten in de groep met panobinostat + bortezomib
+ dexamethason en 10,3% van de patiënten in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason
kregen tijdens de behandeling een plaatjestransfusie.
Trombocytopenie leidt zelden tot staken van de behandeling (1,6% van de patiënten). De meeste
patiënten met trombocytopenie kregen geen hemorragie. 20,7% van de patiënten kreeg een
hemorragie, meestal een bloedneus (4,7%), hematoom (2,6%) en conjunctiva hemorragie (2,1%).
Hemorragie van CTC graad 3 of 4 werd gemeld bij 4,2% van de patiënten, met in de meeste gevallen
een gastro-intestinale bloeding. Vijf patiënten (1,3%) overleden als gevolg van voorvallen die verband
houden met hemorragie. Van de patiënten die overleden vanwege hemorragie had één patiënt
trombocytopenie graad 4, hadden drie patiënten trombocytopenie graad 3 en had één patiënt
trombocytopenie graad 1.
Neutropenie
Neutropenie werd vaak gemeld op basis van laboratoriumbevindingen die tijdens het onderzoek
werden bepaald (alle graden: 75%). De meeste nieuw optredende gevallen van ernstige neutropenie
waren graad 3 (28%), met aanzienlijk minder gevallen van graad 4 (6,6%). Hoewel veel patiënten
neutropenie ontwikkelden, trad febriele neutropenie slechts op in een fractie van de behandelde
patiënten (1,0%, zowel voor CTC alle graden als voor graad 3 en 4). Patiënten met neutropenie zijn
gevoelig voor infecties, met name bovensteluchtweginfectie of pneumonie. Bij slechts 0,3% van de
patiënten werd de behandeling gestaakt vanwege neutropenie.
Vermoeidheid en asthenie
Vermoeidheid en asthenie werden gemeld bij respectievelijk 41,2% en 22,0% van de patiënten.
Vermoeidheid van CTC graad 3 werd gemeld bij 15,7% van de patiënten en van graad 4 bij 1,3%.
Asthenie van graad 3 werd gemeld bij 9,4% van de patiënten en geen van de patiënten had last van
asthenie van CTC graad 4. Bij 2,9% van de patiënten werd de behandeling gestaakt vanwege
vermoeidheid en asthenie.
Infecties
Patiënten met recidief of refractair multipel myeloom lopen risico op infecties. Mogelijke factoren die
een rol spelen, zijn onder andere een voorgeschiedenis van chemotherapie, stamceltransplantatie, de
aard van de ziekte en neutropenie of lymfopenie die verband houdt met de behandeling met Farydak.
De meest gemelde infecties zijn onder andere bovensteluchtweginfectie, pneumonie en nasofaryngitis.
Sterfgevallen waarbij pneumonie of sepsis een rol speelde, zijn gemeld. Staken van de behandeling
16
vanwege infecties werd gemeld bij 5% van de patiënten.
Verlengde QTc-tijd en ecg-afwijkingen
Verlengde QTc-tijd werd waargenomen en was over het algemeen licht van aard: Een QTcF-interval
>450
msec en ≤480
msec werd gemeld bij 10,8% van de patiënten, met een maximale toename ten
opzichte van de uitgangswaarde van >30
msec en ≤60
msec bij 14,5% van de patiënten. QTcF
>500 msec werd bij geen enkele patiënt gemeld.
Afwijkingen in het ecg (elektrocardiogram) zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met
panobinostat + bortezomib + dexamethason, en betroffen voornamelijk ST-T-depressie (21,7%) en
veranderingen in de T-golf (39,6%). Ongeacht de chronologie van de voorvallen werd syncope gemeld
bij 9% van de patiënten met ST-T-depressie en bij 7,2% van de patiënten met veranderingen in de T-
golf en bij 4,9% van de patiënten met geen van deze ecg-afwijkingen. Ischemische hartaandoeningen
(inclusief myocardinfarct en ischemie) werden gemeld bij 4,5% van de patiënten met ST-T-depressie
en bij 4,8% van de patiënten met veranderingen in de T-golf en bij 2,7% van de patiënten met geen
van deze ecg-afwijkingen.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
De incidentie van sterfgevallen die geen verband hielden met de onderzoeksindicatie bij patiënten
≥65
jaar was 8,8% in vergelijking met 5,4% bij patiënten <65 jaar.
Bijwerkingen die leidden tot permanent staken van de behandeling traden op bij 30%, 44% en 47%
van de patiënten van respectievelijk <65 jaar, 65-75
jaar en ≥75
jaar. Bijwerkingen van graad 3-4 die
vaker werden waargenomen bij patiënten waren onder andere de volgende (percentages worden
gegeven voor patiënten van respectievelijk <65 jaar, 65-75
jaar en ≥75
jaar): trombocytopenie (60%,
74% en 91%), anemie (16%, 17% en 29%), diarree (21%, 27% en 47%) en vermoeidheid (18%, 28%
en 47%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Beperkte ervaring met overdosering is gemeld tijdens klinische onderzoeken. De waargenomen
bijwerkingen kwamen overeen met het veiligheidsprofiel, voorvallen die met name te maken hadden
met hematologische en gastro-intestinale aandoeningen, zoals trombocytopenie, pancytopenie, diarree,
misselijkheid, braken en anorexie. Cardiale controle en beoordeling van elektrolyten en het aantal
bloedplaatjes dienen uitgevoerd te worden en indien nodig dient ondersteunende zorg gegeven te
worden in geval van een overdosis. Het is niet bekend of panobinostat dialyseerbaar is.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: overige antineoplastische middelen, histondeacetylase
(HDAC)-remmers, ATC-code: L01XH03
Werkingsmechanisme
Farydak is een histondeacetylase(HDAC)-remmer die de enzymatische activiteit van HDAC’s bij
17
nanomolaire concentraties onderdrukt. HDAC’s katalyseren de verwijdering van acetylgroepen van
lysineresiduen van histonen en bepaalde niet-histoneiwitten. Onderdrukking van de HDAC-activiteit
leidt tot een verhoogde acetylering van histoneiwitten, een epigenetische verandering die leidt tot een
afname van chromatine, wat transcriptionele activatie tot gevolg heeft.
In vitro
veroorzaakte
panobinostat de accumulatie van geacetyleerde histonen en andere eiwitten, wat stilstand van de
celcyclus en /of apoptose van sommige getransformeerde cellen veroorzaakte. Verhoogde spiegels van
geacetyleerde histonen zijn waargenomen bij xenotransplantaten van muizen die met panobinostat
werden behandeld. Panobinostat vertoont een grotere cytotoxiciteit ten opzichte van tumorcellen dan
van normale cellen.
Farmacodynamische effecten
Behandeling van tumorcellen met panobinostat leidde tot een dosisafhankelijke toename van de
acetylatie van de histonen H3 en H4 zowel bij
in vitro-onderzoek
als in preklinische
xenotransplantaatmodellen bij dieren, waarin remming van het ‘target’ werd aangetoond. Daarnaast
werd een verhoogde expressie van het tumorsuppressorgen p21CDKNIA (cyclineafhankelijke
kinaseremmer 1/p21), een belangrijke mediator van G1-stilstand en -differentiatie, getriggerd door
blootstelling aan panobinostat.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Klinische werkzaamheid bij patiënten met recidief, en recidief en refractair multipel myeloom
(onderzoek D2308 – Panorama 1)
De werkzaamheid en veiligheid van panobinostat in combinatie met bortezomib en dexamethason
werden beoordeeld in een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd multicenter fase III-
onderzoek bij patiënten met recidief of recidief en refractair multipel myeloom die 1-3 voorafgaande
behandellijnen hadden gehad.
Patiënten kregen panobinostat (20 mg eenmaal per dag oraal ingenomen, drie keer per week, in een
doseerschema van 2 weken wel en 1 week niet) in combinatie met bortezomib (1,3 mg/m
2
intraveneus
geïnjecteerd) en dexamethason (20 mg). De behandeling werd gedurende maximaal 16 cycli
toegediend (zie tabel 1 en 2).
In totaal werden 768 patiënten in een verhouding 1:1 gerandomiseerd naar de groep met panobinostat
+ bortezomib + dexamethason (n=387) of de groep met placebo + bortezomib + dexamethason
(n=381), gestratificeerd op eerder gebruik van bortezomib [Ja (n=336 (43,8%)), Nee (n=432 (56,3%))]
en het aantal voorafgaande behandellijnen tegen multipel myeloom [1 voorafgaande behandellijn
(n=352 (45,8%), 2 tot 3 voorafgaande behandellijnen (n=416 (54,2%))]. Demografische gegevens en
ziektekenmerken waren bij aanvang evenwichtig verdeeld over en vergelijkbaar tussen de
onderzoeksgroepen.
De mediane leeftijd was 63 jaar, spreiding 28-84; 42,1% van de patiënten was ouder dan 65 jaar. In
totaal waren 53,0% van de patiënten mannen. De onderzoekspopulatie bestond voor 65,0% uit
blanken, voor 30,2% uit Aziaten en voor 2,9% uit negroïden. De functionele status (ECOG) was 0-1
bij 93% van de patiënten. Het mediane aantal eerdere behandelingen was 1,0. Meer dan de helft
(57,2%) van de patiënten had een eerdere stamceltransplantatie ondergaan en 62,8% van de patiënten
had een recidief na voorafgaande antineoplastische therapieën (bijv. melfalan 79,6%, dexamethason
81,1%, thalidomide 51,2%, cyclofosfamide 45,3%, bortezomib 43,0%, bortezomib en dexamethason
gecombineerd 37,8%, lenalidomide 20,4%). Meer dan een derde (35,8%) van de patiënten had een
recidief en was refractair na eerdere behandeling.
De mediane follow-upduur bedroeg 28,75 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib +
dexamethason en 29,04 maanden in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason.
Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (progression
free survival,
PFS), volgens de
aangepaste criteria van de European Bone Marrow Transplant Group (mEBMT-criteria) en zoals
beoordeeld door de onderzoeker. In de totale patiëntenpopulatie was de PFS, gebaseerd op de
18
volledige analyseset (full
analysis set,
FAS), statisch significant verschillend tussen de
behandelgroepen (gestratificeerde log-ranktest p<0,0001, met een geschatte risicoreductie van 37% in
de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason in vergelijking met de groep met placebo +
bortezomib + dexamethason (hazardratio: 0,63 (95%-BI: 0,52-0,76)). De mediane PFS (95%-BI) was
respectievelijk 12,0 maanden (10,3; 12,9) en 8,1 maanden (7,6; 9,2).
Algehele overleving (overall
survival,
OS) was het belangrijkste secundaire eindpunt. OS was niet
statistisch significant verschillend tussen de twee behandelingsgroepen. De mediane OS was
40,3 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en 35,8 maanden in de
groep met placebo + bortezomib + dexamethason (hazard ratio: 0,94 (95% BI; 0,78; 1,14)).
Van de vooraf gespecificeerde subgroep van patiënten, met voorafgaande behandeling met bortezomib
en een immuunmodulerend middel, (N=193) had 76% van de patiënten minimaal twee eerdere
behandellijnen gekregen. In deze subgroep van patiënten (N=147) bedroeg de mediane
behandelingsduur 4,5 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en
4,8 maanden in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason. De mediane PFS (95%-BI)
bedroeg 12,5 maanden (7,26; 14,03) in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en
4,7 maanden (3,71; 6,05) in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason [HR: 0,47 (0,31;
0,72)]. Deze patiënten hadden een mediaan van drie eerdere therapieën. Resultaten van de
werkzaamheid zijn samengevat in tabel 8, de Kaplan-Meier-curven voor PFS zijn gegeven in figuur 2.
Tabel 8
Progressievrije overleving bij patiënten die minimaal twee eerdere behandellijnen
kregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend middel
Farydak
bortezomib en dexamethason
N=73
Placebo
bortezomib en dexamethason
N=74
Progressievrije overleving
Mediaan, maanden [95%-
12,5 [7,26; 14,03]
4,7 [3,71; 6,05]
BI]
Hazardratio [95%-BI]
1
0,47 (0,31; 0,72)
1
Hazardratio afgeleid uit gestratificeerd Cox-model
19
Figuur 2
Kaplan-Meiergrafiek van progressievrije overleving van patiënten met multipel
myeloom die minimaal twee eerdere behandellijnen kregen, waaronder bortezomib
en een immuunmodulerend middel
100
Hazardratio= 0,47
95%-BI [0,31; 0,72]
Logrank p-value=0,0003
Kaplan Meier-medianen
PAN+BTZ+Dex: 12,48 maanden
PBO+BTZ+Dex: 4,70 maanden
Waarschijnlijkheid progressievrije
overleving (%)
80
60
40
20
Censuurtijdstippen
PAN+BTZ+Dex (n/N=44/73)
PBO+BTZ+Dex (n/N=54/74)
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Tijd (in maanden)
12
20
5
14
15
4
16
10
2
18
6
2
20
22
24
26
28
30
0
Aantal patiënten
at risk
Tijd (in maanden)
PAN+BTZ+Dex
PBO+BTZ+Dex
0
73
74
2
57
54
4
42
37
6
36
23
8
32
11
10
25
9
20
4
2
22
3
2
24
2
2
26
2
0
28
1
0
30
0
0
PAN= panobinostat
PBO= placebo
BTZ= bortezomib
Dex = dexamethason
In de subgroep van patiënten die minimaal twee eerdere behandellijnen hadden gekregen, waaronder
bortezomib en een immuunmodulerend middel (n=147), bedroeg het algehele responspercentage
volgens de aangepaste EBMT-criteria, 59% in de groep met panobinostat + bortezomib +
dexamethason en 39% in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason. De responspercentages
zijn samengevat in tabel 9.
Tabel 9
Responspercentages van patiënten met multipel myeloom die minimaal twee eerdere
behandellijnen gekregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend middel
Farydak
bortezomib en dexamethason
N=73
43 (59%)
(46,8; 70,3)
6 (8%)
10 (14%)
27 (37%)
Placebo
bortezomib en dexamethason
N=74
29 (39%)
(28; 51,2)
0
6 (8%)
23 (31%)
Algehele respons
[95%-BI]
Volledige respons
Nagenoeg volledige
respons
Gedeeltelijke respons
Klinische werkzaamheid bij patiënten met bortezomib-refractair multipel myeloom (onderzoek DUS71
– Panorama 2)
Onderzoek DUS71 was een tweedelig, open-label, multicenter fase II-onderzoek met één arm met
oraal panobinostat (20 mg) in combinatie met bortezomib (1,3 mg/m
2
) en dexamethason (20 mg) bij
55 patiënten met recidief en refractair multipel myeloom die bortezomib-refractair waren en ten
minste twee voorafgaande behandellijnen hadden gehad. Patiënten moesten blootgesteld zijn aan een
IMiD (lenalidomide of thalidomide). Refractair zijn aan bortezomib werd gedefinieerd als
ziekteprogressie op of binnen 60 dagen na de laatste behandellijn met bortezomib.
Het primaire eindpunt van het onderzoek was beoordeling van het algehele responspercentage (overall
20
response rate,
ORR) na 8 behandelcycli volgens de mEBMT-criteria.
Patiënten hadden eerder een zware behandeling ondergaan met meerdere voorgaande behandellijnen
(mediaan: 4; bereik: 2-11). Alle 55 patiënten waren eerder behandeld met bortezomib en ten minste
één IMiD (lenalidomide: 98,2%, thalidomide: 69,1%). De meerderheid van de patiënten had eerder
een transplantatie ondergaan (63,6%).
De mediane blootstellingsduur aan de onderzoeksbehandeling bedroeg 4,6 maanden (bereik: 0,1-24,1
maanden). Patiënten bereikten een ORR (≥PR (partiële respons)) van 34,5% en 52,7% (≥ MR
(minimale respons)). De mediane tijd tot respons bedroeg 1,4 maanden en de mediane responsduur
bedroeg 6,0 maanden. De mediane OS bedroeg 17,5 maanden.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor Farydak om de
resultaten in te dienen van onderzoek in alle subgroepen van pediatrische patiënten met multipel
myeloom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Panobinostat wordt snel en bijna volledig geabsorbeerd waarbij de T
max
wordt bereikt binnen 2 uur na
orale toediening bij patiënten met vergevorderde kanker. De absolute orale biologische
beschikbaarheid van panobinostat was ongeveer 21%. Na orale toediening lijkt de farmacokinetiek van
panobinostat lineair te zijn in het dosisbereik van 10-30 mg, maar bij hogere doses neemt de AUC
minder dan proportioneel toe met de dosis.
De algehele blootstelling aan panobinostat en de interpatiëntvariabiliteit bleef onveranderd met of
zonder voedsel, waarbij de C
max
werd verminderd met <45% en de T
max
werd verlengd met 1 tot
2,5 uur met voedsel (d.w.z. zowel normale ontbijt als ontbijt met veel vet). Omdat voedsel de algehele
biologische beschikbaarheid (AUC) niet veranderde, kan panobinostat onafhankelijk van voedsel
worden toegediend bij kankerpatiënten.
Distributie
Panobinostat wordt matig gebonden (ongeveer 90%) aan humane plasma-eiwitten. De fractie in de
erytrocyt is 0,60
in vitro,
onafhankelijk van de concentratie. Het verdelingsvolume van panobinostat in
‘steady state’ (Vss) is ongeveer 1.000 liter, gebaseerd op definitieve parameterschattingen uit de
farmacokinetische populatieanalyse.
Biotransformatie
Panobinostat wordt in hoge mate gemetaboliseerd en een groot deel van de dosis wordt
gemetaboliseerd voor het de systemische circulatie bereikt. De relevante metabole routes die
betrokken zijn bij de biotransformatie van panobinostat zijn reductie-, hydrolyse-, oxidatie- en
glucuronidatieprocessen. Het oxidatieve metabolisme van panobinostat speelde een minder
prominente rol; ongeveer 40% van de dosis werd via deze route geëlimineerd. Cytochroom-P450-3A4
(CYP3A4) is het belangrijkste oxidatie-enzym, met een mogelijk minder belangrijke betrokkenheid
van CYP2D6 en 2C19.
Panobinostat vertegenwoordigde 6 tot 9% van de geneesmiddelgerelateerde blootstelling in plasma.
De oorspronkelijke stof wordt verantwoordelijk geacht voor de volledige farmacologische werking
van panobinostat.
21
Eliminatie
Na een enkelvoudige orale dosis [
14
C]-panobinostat bij patiënten wordt 29 tot 51% van de toegediende
radioactiviteit uitgescheiden in de urine en 44 tot 77% in de feces. Het aandeel onveranderd
panobinostat was <2,5% van de dosis in urine en <3,5% van de dosis in feces. Verder betreft het
metabolieten. De schijnbare renale klaring van panobinostat (CL
R
/F) bleek te variëren van 2,4 tot
5,5 l/uur. Panobinostat heeft een terminale halfwaardetijd van ongeveer 37 uur, gebaseerd op de
definitieve parameterschatting uit de farmacokinetische populatieanalyse.
Speciale patiëntengroepen
Pediatrische patiënten
Panobinostat werd niet onderzocht bij patiënten met multipel myeloom jonger dan 18 jaar.
Ouderen
In het klinische fase III-onderzoek waren 162 van de 387 patiënten 65 jaar of ouder. De
plasmablootstelling van panobinostat bij patiënten van 65 jaar of jonger was vergelijkbaar met die van
patiënten ouder dan 65 jaar in de samenvoeging van onderzoeken waarbij panobinostat als
enkelvoudig middel werd toegediend in het dosisbereik tussen 10 mg en 80 mg.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Het effect van een verminderde leverfunctie op de farmacokinetiek van panobinostat werd onderzocht
in een fase I-onderzoek bij 24 patiënten met solide tumoren en verschillende graden van een
verminderde leverfunctie. Een licht tot matig verminderde leverfunctie volgens de NCI-CTEP-
classificatie verhoogde de plasmablootstelling van panobinostat met respectievelijk 43% en 105%.
Voor patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie zijn geen farmacokinetische gegevens
beschikbaar.
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Het effect van een verminderde nierfunctie op de farmacokinetiek van panobinostat werd onderzocht
in een fase I-onderzoek bij 37 patiënten met vergevorderde solide tumoren en verschillende graden
van een verminderde nierfunctie. Een licht, matig en ernstig verminderde nierfunctie gebaseerd op
urinaire creatinineklaring bij aanvang verhoogde de plasmablootstelling van panobinostat niet in de
lichte, matige en ernstige groepen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsonderzoeken bij herhaalde dosering
De primaire doelorganen van toxiciteit na toediening van panobinostat aan ratten en honden werden
geïdentificeerd als de erytropoëtische, myelopoëtische en lymfatische systemen. Veranderingen van de
schildklier waaronder hormonale veranderingen bij honden (verlaging van tri-jodothyronine (T
3
)) en
ratten (verlaging van tri-jodothyronine (T
3
), thyroxine (T
4
) (mannen) en thyroïdstimulerend hormoon
(TSH)) werden waargenomen bij blootstellingen die overeenkomen met 0,07-2,2 keer de klinisch
waargenomen humane AUC.
Carcinogenese en mutagenese
Er zijn geen onderzoeken naar de carcinogeniteit uitgevoerd met panobinostat. Panobinostat heeft
mutageen potentieel aangetoond in de Ames-test en endo-reduplicatie-effecten in humane perifere
bloedlymfocyten in vitro. Daarnaast werd in vivo DNA-schade geobserveerd tijdens een COMET-
onderzoek in lymfoom L5178Y-cellen van muizen en tijdens een onderzoek naar dosisafhankelijke
moleculaire mechanismen in murine beenmergcellen. De in vitro en in vivo bevindingen worden
toegeschreven aan het farmacologische werkingsmechanisme.
22
Reproductietoxiciteit
Bij vrouwelijke ratten was een toename van het aantal gevallen van vroege resorptie te zien (doses
≥30
mg/kg). Prostaatatrofie gepaard gaande met verminderde secretoire granulen, testikeldegeneratie,
oligospermie en toegenomen epididymale débris werd waargenomen bij honden bij blootstellingen die
overeenkomen met 0,41-0,69 keer de humane klinische AUC en was niet volledig reversibel na een
herstelperiode van 4 weken.
Afgaande op gegevens bij dieren wordt voorspeld dat de kans groot is dat panobinostat het risico
verhoogt op foetale sterfte en het ontwikkelen van skeletafwijkingen. Embryonale en foetale letaliteit
en toename van het aantal skeletafwijkingen (extra sternebrae, extra ribben, toename van minder
ernstige skeletvarianten, vertraagde botvorming en varianten van sternebrae) werden gezien boven
blootstellingen die overeenkomen met 0,25 keer de humane klinische AUC.
De effecten van panobinostat op het baren en de postnatale groei en rijping werden niet beoordeeld
tijdens dieronderzoeken.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Magnesiumstearaat
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Gepregelatineerd zetmeel (mais)
Capsule-omhulsel
Farydak 10 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Briljantblauw FCF (E133)
Geel ijzeroxide (E172)
Farydak 15 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Geel ijzeroxide (E172)
Rood ijzeroxide (E172)
Farydak 20 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Drukinkt
Zwart ijzeroxide (E172)
Propyleenglycol (E1520)
Schellakglazuur
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
23
6.3
4 jaar.
6.4
Houdbaarheid
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakkingen van PVC/PCTFE/Alu met 6 capsules.
Verpakkingen met 6, 12 of 24 capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Farydak 10 mg harde capsules
EU/1/15/1023/001-003
Farydak 15 mg harde capsules
EU/1/15/1023/004-006
Farydak 20 mg harde capsules
EU/1/15/1023/007-009
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van de eerste vergunning: 28 augustus 2015
Datum van de laatste verlenging: 28 april 2020
24
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
25
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN
DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
26
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Siegfried Barbera, S.L.
1 Ronda DE Santa Maria, 158
08210 Barberà van Vallès
Barcelona, Spanje
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voordat Farydak op de markt wordt gebracht moet de vergunninghouder in iedere lidstaat
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde instantie over de inhoud en vorm van het
educatieve programma, inclusief communicatiemedia, distributiewijzen en andere aspecten van het
programma.
Het educatieve programma heeft als doel het risico op medicatiefouten te adresseren.
27
In iedere lidstaat waar Farydak op de markt wordt gebracht zal de vergunninghouder ervoor zorgen dat
alle patiënten en zorgverleners van wie verwacht wordt dat ze Farydak gaan gebruiken, het
onderstaande educatieve pakket krijgen/hier toegang toe hebben:
Patiënten-informatiepakket
Het patiënten-informatiepakket
moet het volgende bevatten:
o
Bijsluiter
o
Een therapietrouwkaart voor patiënten
De therapietrouwkaart voor patiënten
zal instructies bevatten m.b.t. de onderstaande
kernboodschappen:
o
Hoe men vertrouwd moet raken met de therapietrouwkaart: deze rubriek geeft een
algemeen overzicht van de therapietrouwkaart en zijn doel.
o
Hoe de therapietrouwkaart gebruikt moet worden: deze rubriek geeft een algemeen
overzicht van hoe de therapietrouwkaart gebruikt moet worden.
o
Hoe de medicatie volgens voorschrift gebruikt moet worden: deze rubriek geeft
uitleg over hoe de therapietrouwkaart ingevuld moet worden.
o
Aanbeveling om de therapietrouwkaart bij iedere controle mee te nemen: deze
rubriek helpt de patiënt eraan herinneren de therapietrouwkaart bij iedere bezoek
aan de beroepsbeoefenaar mee te nemen.
o
Een tabel die het doseerschema voor iedere dag van de cyclus beschrijft met ruimte
voor de patiënt om op te schrijven welke medicatie ze gebruikt hebben.
28
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
29
A. ETIKETTERING
30
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg harde capsules
panobinostat
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
31
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
6 capsules
12 capsules
24 capsules
EU/1/15/1023/001
EU/1/15/1023/002
EU/1/15/1023/003
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21
33
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 15 mg harde capsules
panobinostat
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
34
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
6 capsules
12 capsules
24 capsules
EU/1/15/1023/004
EU/1/15/1023/005
EU/1/15/1023/006
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 15 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
35
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 15 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21
36
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 20 mg harde capsules
panobinostat
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
37
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
6 capsules
12 capsules
24 capsules
EU/1/15/1023/007
EU/1/15/1023/008
EU/1/15/1023/009
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
38
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 20 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21
39
B. BIJSLUITER
40
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Farydak 10 mg harde capsules
Farydak 15 mg harde capsules
Farydak 20 mg harde capsules
panobinostat
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Farydak en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Farydak en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Farydak?
Farydak is een geneesmiddel tegen kanker met de werkzame stof panobinostat, die bij een groep
geneesmiddelen hoort die pan-deacetylaseremmers worden genoemd.
Waarvoor wordt Farydak gebruikt?
Farydak wordt gebruikt voor de behandeling van volwassen patiënten met een zeldzame vorm van
bloedkanker die multipel myeloom (ziekte van Kahler) wordt genoemd. Multipel myeloom is een
aandoening waarbij plasmacellen (een soort bloedcel) ongecontroleerd in het beenmerg groeien.
Farydak blokkeert de groei van kwaadaardige plasmacellen en verlaagt het aantal kankercellen.
Farydak wordt altijd samen met twee andere geneesmiddelen gebruikt: bortezomib en dexamethason.
Als u vragen heeft over hoe Farydak werkt of waarom u dit middel krijgt, neem dan contact op met uw
arts of apotheker.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Volg alle instructies van uw arts zorgvuldig op.
41
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt:
-
als u leverproblemen heeft of ooit een leverziekte heeft gehad;
-
als u hart- of hartslagproblemen heeft, zoals een onregelmatige hartslag of een aandoening die
lange-QT-syndroom wordt genoemd;
-
als u een bacteriële infectie, een virus- of schimmelinfectie heeft;
-
als u problemen in het maag-darmkanaal heeft, zoals diarree, misselijkheid of overgeven;
-
als u bloedstollingsproblemen (coagulatieaandoening) heeft.
Breng uw arts of apotheker onmiddellijk op de hoogte tijdens de behandeling met Farydak:
-
als u verschijnselen opmerkt van een probleem in het maag-darmkanaal;
-
als u verschijnselen opmerkt van een leverprobleem;
-
als u verschijnselen opmerkt van een infectie;
-
als u verschijnselen opmerkt van een hartprobleem.
De lijst van klachten die hiermee gepaard gaan, staat in rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen.
Als u last krijgt van bijwerkingen, kan het zijn dat uw arts uw dosis moet veranderen of uw
behandeling met Farydak tijdelijk of blijvend moet stoppen.
Controle tijdens uw behandeling met Farydak
Tijdens de behandeling met Farydak moet er regelmatig bloedonderzoek worden uitgevoerd om:
-
te controleren hoe goed uw lever werkt (door het meten van de hoeveelheid bilirubine en
transaminase in uw bloed; dit zijn stoffen die de lever aanmaakt);
-
de hoeveelheid van bepaalde bloedcellen te controleren (witte bloedcellen, rode bloedcellen en
bloedplaatjes);
-
de hoeveelheid elektrolyten (zoals kalium, magnesium, fosfaat) in uw lichaam te controleren;
-
te controleren hoe goed uw schildklier en hypofyse werken (door het meten van de hoeveelheid
schildklierhormonen in uw bloed).
Uw hartslag wordt ook gecontroleerd met een machine die de elektrische activiteit van het hart meet
(dit wordt een ecg genoemd).
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Farydak mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Farydak nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken, waaronder
geneesmiddelen die u zonder recept kunt krijgen, zoals vitamines of kruidensupplementen? Vertel dat
dan uw arts of apotheker, omdat deze de werking van Farydak kunnen beïnvloeden.
U moet het met name aan uw arts of apotheker vertellen als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt:
-
geneesmiddelen voor de behandeling van infecties, waaronder schimmelinfecties (zoals
ketoconazol, itraconazol, voriconazol of posaconazol) en bepaalde bacteriële infecties (zoals
antibiotica als claritromycine of telitromycine). Geneesmiddelen voor de behandeling van
tuberculose, zoals rifabutine of rifampicine;
-
geneesmiddelen die epileptische aanvallen of stuipen onderdrukken (anti-epileptica zoals
carbamazepine, perfenazine, fenobarbital of fenytoïne);
-
geneesmiddelen voor de behandeling van hiv, zoals ritonavir of saquinavir;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van depressie, zoals nefazodon;
-
sint-janskruid, een kruidengeneesmiddel voor de behandeling van depressie;
-
geneesmiddelen die bloedstolling tegengaan en die anticoagulantia worden genoemd, zoals
warfarine of heparine;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van hoesten, zoals dextromethorfan;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van een onregelmatige hartslag, zoals amiodaron,
disopyramide, procaïnamide, kinidine, propafenon of sotalol;
-
geneesmiddelen die misschien een ongewenst effect hebben op het hart (dit wordt QT-
42
-
-
-
-
-
verlenging genoemd), zoals chloroquine, halofantrine, methadon, moxifloxacine, bepridil of
pimozide;
geneesmiddelen voor de behandeling van een hoge bloeddruk, zoals metoprolol of nebivolol;
geneesmiddelen voor de behandeling van ernstige problemen met de psychische gezondheid,
zoals risperidon;
geneesmiddelen voor de behandeling van borstkanker, zoals tamoxifen;
geneesmiddelen voor de behandeling van misselijkheid en overgeven, zoals dolasetron,
granisetron, ondansetron of tropisetron; deze hebben misschien ook een ongewenst effect op het
hart (QT-verlenging);
atomoxetine, een geneesmiddel voor de behandeling van ADHD.
Deze geneesmiddelen moeten tijdens uw behandeling met Farydak met zorg gebruikt worden of
moeten misschien zelfs vermeden worden. Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, schrijft uw
arts u misschien een ander middel voor tijdens uw behandeling met Farydak.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u niet zeker weet of uw geneesmiddel een van de hierboven
genoemde middelen is.
Tijdens uw behandeling met Farydak moet u het uw arts of apotheker ook vertellen als u een ander
geneesmiddel krijgt voorgeschreven dat u nog niet gebruikte.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Eet geen sterfruit, granaatappel of grapefruit of drink geen granaatappel- of grapefruitsap
tijdens uw behandeling met Farydak, omdat hierdoor misschien de hoeveelheid geneesmiddel dat in
uw bloed terechtkomt toeneemt.
Zwangerschap en borstvoeding
Vanwege het mogelijke risico op overlijden van de foetus of het ontstaan van afwijkingen bij de
foetus, mag Farydak niet worden gebruikt in de volgende situaties:
-
Zwangerschap
Farydak mag niet ingenomen worden tijdens de zwangerschap tenzij het mogelijke voordeel voor de
moeder opweegt tegen het mogelijke risico voor de baby. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of
wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts. Uw arts zal de mogelijke risico’s van het
innemen van Farydak tijdens de zwangerschap met u bespreken.
-
Borstvoeding
U mag Farydak niet innemen als u borstvoeding geeft.
Anticonceptie voor vrouwen en mannen
Vanwege het mogelijke risico op overlijden van de foetus of het ontstaan van afwijkingen bij de
foetus, moet u gedurende het gebruik van Farydak de volgende anticonceptiemethoden gebruiken:
-
Voor vrouwen die Farydak innemen
Als u een seksueel actieve vrouw bent, moet u een zwangerschapstest doen voordat u begint met
Farydak en u moet een zeer betrouwbare anticonceptiemethode gebruiken tijdens de behandeling met
Farydak. U moet dit ook nog drie maanden gebruiken nadat u bent gestopt met het innemen van
Farydak. Uw arts bespreekt met u wat de beste methode voor u is om te gebruiken. Als u een
hormonaal anticonceptiemiddel gebruikt, moet u ook nog een barrièremethode (zoals een condoom of
pessarium) als anticonceptiemiddel gebruiken.
-
Voor mannen die Farydak innemen
Als u een seksueel actieve man bent, moet u een condoom gebruiken tijdens de behandeling met
Farydak. U moet dit ook nog gedurende zes maanden blijven doen nadat u bent gestopt met het
innemen van Farydak. Als uw partner zwanger kan worden, moet zij ook een zeer betrouwbare
anticonceptiemethode gebruiken tijdens uw behandeling en de zes maanden daarna. Laat het uw arts
direct weten als uw partner zwanger raakt tijdens uw inname van Farydak of in de zes maanden na uw
43
Farydak-behandeling.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Farydak kan de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen licht beïnvloeden. Als u zich
duizelig voelt terwijl u dit middel gebruikt, ga dan niet autorijden en bedien geen apparaten of
machines.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel moet u innemen?
-
Farydak wordt ingenomen in een periode van 21 dagen (2 weken wel en 1 week niet) – dit
wordt een behandelcyclus genoemd.
-
U neemt het geneesmiddel niet elke dag in.
-
Op basis van de aanbevelingen van uw arts is de dosering Farydak 20 mg of 15 mg of 10 mg,
eenmaal daags in te nemen op dag 1, 3, 5, 8, 10 en 12 van de cyclus van 21 dagen.
-
Neem in week 3 geen Farydak in.
-
Na week 3 begint u weer een nieuwe cyclus, zoals u kunt zien in tabel 1 en 2 hieronder.
Zie tabel 1 voor cyclus 1 t/m 8 en tabel 2 voor cyclus 9 t/m 16.
Tabel 1
Aanbevolen schema voor het innemen van Farydak in combinatie met bortezomib
en dexamethason (cyclus 1-8)
Week 1
Dag
3
5
4
4 5
Week 2
Dag
10
12
11
11 12
Week 3
Rustperiode
Rustperiode
Rustperiode
Cyclus 1-8
(cycli van 3 weken)
Farydak
Bortezomib
Dexamethason
Tabel 2
1
1
1
2
8
8
8
9
Aanbevolen schema voor het innemen van Farydak in combinatie met bortezomib
en dexamethason (cyclus 9-16)
Week 1
Dag
3
5
2
Week 2
Dag
10
12
9
Week 3
Rustperiode
Rustperiode
Rustperiode
Cyclus 9-16
(cycli van 3 weken)
Farydak
Bortezomib
Dexamethason
1
1
1
8
8
8
Uw arts zal u precies vertellen hoeveel capsules Farydak u moet innemen. Verander de dosis niet
zonder dit met uw arts te bespreken.
Neem Farydak alleen op de geplande dagen eenmaal per dag in op hetzelfde tijdstip.
Hoe moet u dit geneesmiddel innemen?
-
Slik de capsules in hun geheel door met een glas water.
-
Het geneesmiddel kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
-
Kauw niet op de capsules en maak ze niet fijn.
Als u overgeeft nadat u uw Farydak-capsules heeft ingenomen, dient u geen capsules meer in te nemen
tot uw volgende geplande dosis.
44
Hoe moet u de Farydak blisterverpakking van Farydak gebruiken?
Eén blisterverpakking van Farydak = 3 weken = 1 cyclus
De dagen van de cyclus zijn genummerd op de
blisterverpakking.
Neem Farydak in op dag 1, 3 en 5 en op dag 8, 10, en 12.
Op dag 1, 3 en 5 van week 1 en op dag 8, 10 en 12 van week 2
drukt u de Farydak-capsule uit de verpakking.
Op dagen waarop u Farydak niet hoeft in te nemen, ook in de
rustperiode in week 3, bekrast u de relevante lege vakjes met
uw nagel om u te helpen uw geneesmiddelenschema bij te
houden.
Hoelang moet Farydak ingenomen worden?
Blijf Farydak innemen zolang als uw arts u het voorschrijft. Dit is een langdurige behandeling met
16 cycli (48 weken). Uw arts controleert uw toestand om te zien of de behandeling werkt. Als u vragen
heeft over hoelang u Farydak moet innemen, bespreek deze dan met uw arts of apotheker.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u per ongeluk meer capsules heeft ingenomen dan u zou moeten, of als iemand anders per ongeluk
uw geneesmiddel inneemt, neem dan direct contact op met een arts of ga direct naar een ziekenhuis.
Neem de verpakking en deze bijsluiter mee. Mogelijk moet u hiervoor medisch worden behandeld.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
-
Als er minder dan 12 uur voorbij zijn sinds u het geneesmiddel had moeten innemen, neemt u de
gemiste dosis in zodra u eraan denkt. Ga dan verder met het innemen van het geneesmiddel
zoals gebruikelijk.
-
Als er meer dan 12 uur voorbij zijn sinds u het geneesmiddel had moeten innemen, slaat u de
gemiste dosis over. Ga dan verder met het innemen van het geneesmiddel zoals gebruikelijk.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Neem nooit een gemiste dosis Farydak in op een van de 'niet'-dagen, waarop geen Farydak gepland
staat.
Meld uw arts welke doses u gemist heeft tijdens een behandelcyclus van 21 dagen.
45
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Sommige bijwerkingen kunnen ernstig zijn
STOP met het innemen van Farydak en schakel onmiddellijk medische hulp in als u last krijgt van een
van de volgende verschijnselen:
moeite met ademhalen of slikken, zwelling van gezicht, lippen, tong of keel, hevig jeukende
huid met rode huiduitslag of met bulten (mogelijke verschijnselen van een allergische reactie)
ernstige hoofdpijn, gevoel van zwakte of verlamming van ledematen of gezicht, moeite met
praten, plotseling bewustzijnsverlies (mogelijke verschijnselen van problemen met het
zenuwstelsel zoals bloeding of zwelling in de schedel of hersenen)
snelle ademhaling, duizelig gevoel
plotse en drukkende pijn op de borst, vermoeid gevoel, onregelmatige hartslag (mogelijke
verschijnselen van een hartaanval)
ophoesten van bloed, bloederig vocht uit de neus (verschijnselen van een bloeding in de longen)
overgeven van bloed, zwarte of bloederige ontlasting, verlies van vers bloed via de anus,
meestal in of bij de ontlasting (verschijnselen van een maag- of darmbloeding)
moeilijk ademen met blauwheid rond de mond, wat zou kunnen leiden tot bewustzijnsverlies
(verschijnsel van ernstige longproblemen)
koorts, pijn op de borst, verhoogde hartslag, verlaagde bloeddruk, kortademigheid of snelle
ademhaling (verschijnselen van bloedvergiftiging, ook wel bekend als sepsis)
pijn of een ongemakkelijk gevoel op de borst, veranderingen in de hartslag (sneller of
langzamer), hartkloppingen, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen, duizeligheid, blauwe
verkleuring van uw lippen, kortademigheid, zwelling van de benen of huid (verschijnselen van
hartproblemen).
Breng uw arts of apotheker onmiddellijk op de hoogte als u een van deze bijwerkingen opmerkt:
maag- of buikpijn, misselijkheid, diarree, overgeven, zwarte of bloederige ontlasting,
verstopping, maagzuur, zwelling of opzetten van de buik (verschijnselen van een probleem in
het maag-darmkanaal)nieuwe of verergerende klachten, zoals hoesten met of zonder slijm,
koorts, moeilijk of pijnlijk ademen, piepende ademhaling (wheezing), pijn in de borstkas bij het
ademen, kortademigheid of moeilijk ademen, pijn of brandend gevoel bij het plassen,
overdreven gevoel dat u moet plassen, bloed in de urine (verschijnselen van een infectie in de
longen of de urinewegen)
koorts, zere keel of mondzweren vanwege infecties (verschijnselen van een laag aantal witte
bloedcellen)
plotse bloeding of blauwe plekken onder de huid (verschijnselen van een laag aantal
bloedplaatjes)
diarree, buikpijn, koorts (verschijnselen van een darmontsteking)
licht gevoel in het hoofd, met name bij het opstaan (verschijnsel van een lage bloeddruk)
dorstig gevoel, weinig urineproductie, gewichtsverlies, droge en plots rood wordende huid,
prikkelbaarheid (verschijnselen van uitdroging)
gezwollen enkels (een verschijnsel van een lage hoeveelheid albumine in het bloed - dit staat
bekend als hypoalbuminemie)
moe gevoel, jeuk, geel worden van de huid en het oogwit, misselijkheid of overgeven, verlies
van eetlust, pijn aan de rechterkant van uw buik, donkere of bruine urine, makkelijker dan
normaal bloeden of blauwe plekken krijgen (verschijnselen van een probleem met de lever)
sterk verminderde urineproductie, zwelling van de benen (verschijnselen van een probleem met
de nieren)
spierzwakte, spierspasmen, ongebruikelijke hartslag (verschijnselen van veranderingen van de
46
hoeveelheid kalium in het bloed).
Andere mogelijke bijwerkingen
Als een van de onderstaande bijwerkingen ernstig wordt, breng uw arts of apotheker hier dan van op
de hoogte.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
moe gevoel (vermoeidheid), bleke huid. Dit zouden verschijnselen kunnen zijn van een laag
aantal rode bloedcellen
verminderde eetlust of gewichtsverlies
problemen met inslapen of doorslapen (insomnia)
hoofdpijn
duizelig, moe of zwak gevoel
overgeven, misselijkheid, maagklachten, indigestie
zwelling van de benen of armen
verminderde hoeveelheid fosfaat of natrium in het bloed
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
uitslag waarbij kleine met vocht gevulde blaren verschijnen op rood geworden huid, mond of
tandvlees (verschijnselen van een mogelijk ernstige virusinfectie)
ontstoken oor, bloedneus of bloeding in het oogwit, blauwe plekken, ontstoken huid veroorzaakt
door infectie (huiduitslag, rode huid, dit staat ook bekend als erytheem)
buikpijn, diarree, zwelling of opzetten van de buik (verschijnselen van een ontsteking van de
maagwandbekleding)
spruw in de mond (gistinfectie van de mond)
dorstig gevoel, veel urineproductie, vergrote eetlust met gewichtsverlies (verschijnselen van een
hoog suikergehalte in het bloed)
snelle gewichtstoename, zwelling van handen, enkels, voeten of gezicht (verschijnselen van het
vasthouden van vocht)
verlaagde hoeveelheid calcium in het bloed, wat soms leidt tot krampen
oncontroleerbaar schudden van het lichaam
hartkloppingen
klikkend, ratelend of krakend geluid dat de longen maken bij het ademen
gesprongen, gekloofde lippen
droge mond of veranderingen in uw smaakwaarneming
winderigheid
gewrichtspijn of -ontsteking
bloed in de urine (een verschijnsel van een probleem met de nieren)
niet in staat uw plas op te houden vanwege een verlies van of zwakke blaascontrole
koude rillingen
gewichtstoename, vermoeid gevoel, haaruitval, spierzwakte, het koud hebben (verschijnselen
van een te traag werkende schildklier - dit staat bekend als hypothyroïdie)
algemeen gevoel van onwelbevinden
verhoogde hoeveelheid urinezuur in het bloed
verminderde hoeveelheid magnesium in het bloed
verhoogde hoeveelheid van het afvalproduct creatinine in het bloed
verhoogde hoeveelheden van de leverenzymen alanineaminotransferase (ALAT),
aspartaataminotransferase (ASAT) of alkalische fosfatase (ALP) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
rode of paarse vlakke vlekjes (‘speldenknopjes’) onder de huid.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
47
5.
-
-
-
-
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
doos en de blisterverpakking.
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Neem dit geneesmiddel niet in als u ziet dat de verpakking beschadigd is of ermee geknoeid is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde
manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is panobinostat.
-
Elke harde capsule Farydak 10 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171),
briljantblauw FCF (E133), geel ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol
(E1520), schellakglazuur.
-
Elke harde capsule Farydak 15 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171), geel
ijzeroxide (E172), rood ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol (E1520),
schellakglazuur.
-
Elke harde capsule Farydak 20 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol (E1520), schellakglazuur.
Hoe ziet Farydak eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Farydak 10 mg harde capsules zijn lichtgroene ondoorzichtige capsules (15,6–16,2 mm) die een wit tot
bijna wit poeder bevatten, met radiale opdruk “LBH 10 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft
en twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
Farydak 15 mg harde capsules zijn oranje ondoorzichtige capsules (19,1–19,7 mm) die een wit tot
bijna wit poeder bevatten, met radiale opdruk “LBH 15 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft
en twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
Farydak 20 mg harde capsules zijn rode ondoorzichtige capsules (19,1–19,7 mm) die een wit tot bijna
wit poeder bevatten, met radiale opdruk “LBH 20 mg” in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en
twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
De volgende verpakkingsgrootten zijn beschikbaar: blisterverpakkingen met 6, 12 of 24 capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
48
Fabrikant
Siegfried Barbera, S.L.
1 Ronda DE Santa Maria, 158
08210 Barberà van Vallès
Barcelona, Spanje
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
49

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg harde capsules
Farydak 15 mg harde capsules
Farydak 20 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Farydak 10 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg panobinostat.
Farydak 15 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg panobinostat.
Farydak 20 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg panobinostat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule (capsule).
Farydak 10 mg harde capsules
Lichtgroene ondoorzichtige harde gelatine capsule (15,6­16,2 mm) die een wit tot bijna wit poeder
bevat, met radiale opdruk 'LBH 10 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale
ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
Farydak 15 mg harde capsules
Oranje ondoorzichtige harde gelatine capsule (19,1­19,7 mm) die een wit tot bijna wit poeder bevat,
met radiale opdruk 'LBH 15 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale ringen in
zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
Farydak 20 mg harde capsules
Rode ondoorzichtige harde gelatine capsule (19,1­19,7 mm) die een wit tot bijna wit poeder bevat,
met radiale opdruk 'LBH 20 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en twee radiale ringen in
zwarte inkt op de onderste capsulehelft.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Farydak is in combinatie met bortezomib en dexamethason geïndiceerd voor de behandeling van
volwassen patiënten met recidief en/of refractair multipel myeloom (ziekte van Kahler) die minimaal
twee eerdere behandellijnen hebben gekregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend
middel.
Behandeling met Farydak moet worden gestart door een arts die ervaring heeft met het gebruik van
behandelingen tegen kanker.
Dosering
De aanbevolen startdosering van panobinostat is 20 mg, eenmaal daags oraal ingenomen, op dag 1, 3,
5, 8, 10 en 12 van een cyclus van 21 dagen. Patiënten moeten aanvankelijk gedurende acht cycli
behandeld worden. Het wordt aanbevolen om patiënten die een klinisch voordeel van de behandeling
ervaren gedurende acht aanvullende cycli te behandelen. De totale behandelingsduur is maximaal
16 cycli (48 weken).
Panobinostat wordt in combinatie met bortezomib en dexamethason toegediend zoals weergegeven in
tabel 1 en 2. De voorschrijfinformatie van bortezomib en dexamethason moet geraadpleegd worden
voor het starten met de combinatiebehandeling om te bepalen of een dosisverlaging nodig is.
De aanbevolen dosering van bortezomib is 1,3 mg/m2 gegeven als een injectie. De aanbevolen
dosering van dexamethason is 20 mg oraal ingenomen op een volle maag.

Tabel 1
Aanbevolen doseerschema van panobinostat in combinatie met bortezomib en
dexamethason (cyclus 1-8)
Cyclus 1-8
Week 1
Week 2
Week 3
(cycli van 3 weken)
Dag
Dag
Farydak
1
3
5
8 10
12
Rustperiode
Bortezomib
1
4

8
11

Rustperiode
Dexamethason
1 2
4 5
8 9
11 12
Rustperiode

Tabel 2
Aanbevolen doseerschema van panobinostat in combinatie met bortezomib en
dexamethason (cyclus 9-16)
Cyclus 9-16
Week 1
Week 2
Week 3
(cycli van 3 weken)
Dag
Dag
Farydak
1
3
5 8 10
12
Rustperiode
Bortezomib
1

8


Rustperiode
Dexamethason
1 2

8 9


Rustperiode
Aanbevelingen voor controle
Bepaling van bloedcellen
Een volledige bloedbeeldbepaling moet worden uitgevoerd voordat de behandeling met panobinostat
wordt gestart. De uitgangswaarde van het aantal bloedplaatjes moet 100 x 109/l zijn en de
uitgangswaarde van het absolute aantal neutrofielen (absolute neutrophil count, ANC) moet
1,0 x 109/l zijn. Het volledige bloedbeeld moet vaak gecontroleerd worden gedurende de behandeling
(in het bijzonder voorafgaand aan iedere bortezomib-injectie, d.w.z. op dag 1, 4, 8 en 11 van cyclus 1
tot en met 8 en op dag 1 en 8 van cyclus 9 tot en met 16), met name voor trombocytopenie (zie
rubriek 4.4). Voor het starten van iedere behandelingscyclus met panobinostat, in combinatie met
bortezomib en dexamethason, moet de bloedplaatjeswaarde ten minste 100 x 109/l zijn (zie
rubriek 4.4). Aanvullende bloedbeeldbepalingen dienen overwogen te worden tijdens de `rustperiode',
d.w.z. op dag 15 en/of 18, met name bij patiënten 65 jaar en bij patiënten met een uitgangswaarde
van het aantal bloedplaatjes van minder dan 150 x 109/l.
ECG
Panobinostat kan het QTc-interval verlengen (zie rubriek 4.4). Daarom moet een ecg gemaakt worden
voor het starten van de behandeling en moet deze periodiek herhaald worden voor iedere
panobinostat (zie onderstaande rubriek voor dosisaanpassingen en rubriek 4.4).
Elektrolyten in het bloed
Elektrolyten in het bloed, vooral kalium, magnesium en fosfaat, moeten bij het starten van de
behandeling worden bepaald en ze moeten periodiek worden gecontroleerd indien klinisch
geïndiceerd, vooral bij patiënten met diarree. Afwijkende waarden moeten gecorrigeerd worden indien
klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.4).
Leverfunctietesten
De leverfunctie moet gecontroleerd worden voor het starten van de behandeling en regelmatig tijdens
de behandeling indien klinisch geïndiceerd, vooral bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.4).
Schildklierfunctietesten
Bij onderzoek D2308 werd bij patiënten die werden behandeld met panobinostat + bortezomib +
dexamethason milde hypothyreoïdie gemeld, waarvoor sommige patiënten moesten worden behandeld
(zie rubriek 4.4). De schildklier- en hypofysefunctie dienen te worden gecontroleerd door meting van
de hormoonspiegels (d.w.z. vrij T4 en TSH), zoals klinisch geïndiceerd.
Dosisaanpassingen
Aanpassing van de behandelingsdosis en/of het doseerschema kan noodzakelijk zijn op basis van
individuele verdraagbaarheid. Hoe de behandeling moet worden voortgezet als een patiënt last heeft
van een bijwerking, moet gebaseerd worden op een klinische beoordeling.
Als een dosisvermindering noodzakelijk is dan moet de dosis panobinostat in stappen van 5 mg
verlaagd worden (d.w.z. van 20 mg naar 15 mg of van 15 mg naar 10 mg). De dosis moet niet verlaagd
worden beneden 10 mg en het doseerschema (3-wekelijkse behandelingscyclus) moet gehandhaafd
blijven.
Trombocytopenie
Het aantal bloedplaatjes moet vóór iedere dosis bortezomib worden gecontroleerd (d.w.z. op dag 1, 4,
8 en 11 van cyclus 1-8, zie tabel 1, en op dag 1 en 8 van cyclus 9-16, zie tabel 2). Als patiënten
trombocytopenie ontwikkelen dan kan het nodig zijn om tijdelijk met panobinostat te stoppen en kan
het nodig zijn de volgende dosis te verlagen (zie tabel 3). Bij patiënten met een bloedplaatjesaantal
<50 x 109/l (gecompliceerd door bloedingen) of <25 x 109/l, moet de behandeling met Farydak worden
onderbroken en moet opnieuw worden gestart met een verlaagde dosis na herstel tot een
bloedplaatjesaantal 50 x 109/l. Het aantal bloedplaatjes moet minstens tweemaal per week worden
gecontroleerd tot 50 x 109/l. Bloedplaatjestransfusies kunnen noodzakelijk zijn als dit klinisch
geïndiceerd is (zie rubriek 4.4). Het kan overwogen worden de behandeling te staken als
trombocytopenie niet verbetert ondanks behandelingsaanpassingen die hieronder worden beschreven
en/of als de patiënt herhaalde bloedplaatjestransfusies nodig heeft. Daarnaast kunnen
dosisaanpassingen van bortezomib overwogen worden (zie SPC van bortezomib en tabel 3).

Tabel 3
Aanbevolen dosisaanpassingen bij trombocytopenie
Graad van
Aanpassing Dosis
Aanpassing Dosis bortezomib bij
trombocytopenie
startdosis
panobinostat bij
startdosis
herstel tot graad 2 van
op de behandeldag panobinostat herstel tot graad 2 bortezomib trombocytopenie
van
(50 x 109/l)
trombocytopenie
1 dosis
Meer dan
(50 x 109/l)
over-
1 dosis
geslagen over-
geslagen
Sla dosis
Hervat met een
Sla dosis
Hervat
Hervat met
Bloedplaatjes
over
verlaagde dosis
over
met
een
<50 x 109/l met
dezelfde
verlaagde
bloedingen
dosis
dosis
Graad 4
Sla dosis
Hervat met een
Sla dosis
Hervat
Hervat met
Bloedplaatjes
over
verlaagde dosis
over
met
een
<25 x 109/l
dezelfde
verlaagde
dosis
dosis
Gastro-intestinale toxiciteit
Gastro-intestinale toxiciteit komt zeer vaak voor bij patiënten die behandeld worden met panobinostat.
Patiënten die last hebben van diarree en misselijkheid of braken kunnen een tijdelijke
dosisonderbreking of dosisverlaging nodig hebben zoals beschreven in tabel 4.

Tabel 4
Aanbevolen dosisaanpassingen bij gastro-intestinale toxiciteit
Bijwerking Graad op de Aanpassing
Dosis
Aanpassing Dosis
behandeldag
startdosis
panobinostat startdosis
bortezomib
panobinostat
bij herstel tot bortezomib bij herstel
graad 1
tot graad 1
Diarree
Graad 2 ondanks Sla dosis over
Hervat met
Sla dosis
Hervat met
geneesmiddel
dezelfde dosis over
een
tegen diarree
verlaagde
dosis of stap
over op
eenmaal per
week
Graad 3 ondanks Sla dosis over
Hervat met
Sla dosis
Hervat met
geneesmiddel
een verlaagde over
een
tegen diarree
dosis
verlaagde
dosis of met
dezelfde
dosis, maar
met een
schema van
één keer per
week
Graad 4 ondanks Staak definitief
Staak
geneesmiddel
definitief
tegen diarree
Bij het eerste teken van maagkrampen, een dunner wordende ontlasting of het begin van diarree wordt
aanbevolen de patiënt te behandelen met een geneesmiddel tegen diarree (bijv. loperamide).
In het geval van misselijkheid van graad 3 of braken van graad 3 of 4, ondanks de toediening van een
middel tegen misselijkheid, dient panobinostat tijdelijk te worden gestaakt en dient opnieuw gestart te
worden met een verlaagde dosis na herstel tot graad 1.
Profylactische anti-emetica dienen toegediend te worden naar het inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale medische praktijk (zie rubriek 4.4).
Neutropenie
In het geval van neutropenie kan een tijdelijke of definitieve dosisverlaging nodig zijn. Instructies
voor dosisonderbrekingen en -verlagingen staan beschreven in tabel 5.

Aanbevolen dosisaanpassingen bij neutropenie
Graad van
Aanpassing
Dosis panobinostat
Aanpassing
Dosis
neutropenie op de
startdosis
bij herstel tot
startdosis
bortezomib bij
behandeldag
panobinostat
neutropenie graad 2 bortezomib
herstel tot
(<1,5-1,0 x 109/l)
neutropenie
graad 2
(<1,5-1,0 x 109/l)
Neutropenie graad 3 Sla dosis over
Hervat met dezelfde
Sla dosis over Hervat met
(<1,0-0,5 x 109/l)
dosis
dezelfde dosis
Neutropenie graad 4 Sla dosis over
Hervat met een
Sla dosis over Hervat met
(<0,5 x 109/l) of
verlaagde dosis
dezelfde dosis
febriele neutropenie
(<1,0 x 109/l en
koorts 38,5°C)
In het geval van neutropenie graad 3 of 4 dienen artsen het gebruik van groeifactoren (bijv. G-CSF) te
overwegen overeenkomstig lokale richtlijnen. Staken van de behandeling kan worden overwogen als
de neutropenie niet verbetert, ondanks de dosisaanpassingen en/of ondanks de toevoeging van een
therapie met granulocytkoloniestimulerende factor overeenkomstig lokale medische praktijk en
behandelrichtlijnen en/of in het geval van ernstige secundaire infecties.
Verlengde QTc-tijd
In het geval van een lang QT-interval voorafgaand aan de start van panobinostat (QTcF 480 msec bij
aanvang), dient het begin van de behandeling te worden uitgesteld totdat de gemiddelde QTcF voor
toediening weer <480 msec is. Daarnaast dienen afwijkende serumwaarden van kalium, magnesium en
fosfaat te zijn gecorrigeerd voor de behandeling met Farydak (zie rubriek 4.4). In het geval van
verlengde QTc-tijd tijdens de behandeling:
·
dient de dosis te worden overgeslagen als de QTcF 480 msec is of meer dan 60 msec boven de
uitgangswaarde ligt;
·
dient, als verlengde QTc-tijd binnen 7 dagen over is, de behandeling te worden hervat met de
eerdere dosis bij het eerste optreden, of een verlaagde dosis als het een recidief verlengde QTc-
tijd betreft;
·
dient de behandeling te worden gestaakt als verlengde QTc-tijd niet binnen 7 dagen over is;
·
dient de Farydak-behandeling permanent te worden gestaakt als een QTcF-waarde hoger is dan
500 msec.
Overige bijwerkingen
Voor patiënten met andere ernstige bijwerkingen dan trombocytopenie, gastro-intestinale toxiciteit,
neutropenie of verlengde QTc-tijd, wordt het volgende aanbevolen:
·
Terugkeer van toxiciteit van CTC graad 2 of toxiciteit van CTC graad 3 en 4: sla de dosis over
tot herstel tot CTC graad 1 en hervat de behandeling met een verlaagde dosis.
·
Terugkeer van toxiciteit van CTC graad 3 of 4: een verdere dosisverlaging kan overwogen
worden wanneer de ongewenste reactie is afgenomen tot CTC graad 1.
Speciale patiëntengroepen
Patiënten met een verminderde nierfunctie
De plasmablootstelling aan panobinostat is niet gewijzigd bij kankerpatiënten met een licht tot ernstig
verminderde nierfunctie. Daarom zijn er geen aanpassingen van de startdosis nodig. Panobinostat is
niet onderzocht bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie (end-stage renal disease, ESRD) of
patiënten die gedialyseerd worden (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Een klinisch onderzoek bij kankerpatiënten met een verminderde leverfunctie toonde aan dat de
plasmablootstelling aan panobinostat toenam met 43% (1,4-voud) en 105% (2-voud) bij patiënten met
een respectievelijk licht en matig verminderde leverfunctie. Bij patiënten met een licht verminderde
dosis van 15 mg. Een dosisverhoging van 15 mg tot 20 mg kan overwogen worden op basis van de
verdraagbaarheid door de patiënt. Bij patiënten met een matig verminderde leverfunctie moet worden
gestart met een verlaagde dosis panobinostat van 10 mg tijdens de eerste behandelcyclus. Een
dosisverhoging van 10 mg tot 15 mg kan overwogen worden op basis van de verdraagbaarheid door de
patiënt. De controlefrequentie bij deze patiënten dient verhoogd te worden tijdens de behandeling met
panobinostat, met name tijdens de dosisescalatiefase. Panobinostat dient niet te worden toegediend aan
patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie, vanwege een gebrek aan ervaring met en
veiligheidsgegevens over deze patiëntengroep. Een aanpassing van de dosis bortezomib dient ook
overwogen te worden (zie SPC van bortezomib en tabel 6).

Tabel 6
Aanbevolen wijziging van de startdosis bij patiënten met een verminderde
leverfunctie
Graad van Bilirubineniveau SGOT-
Aanpassing startdosis
Aanpassing startdosis
verminderde
(ASAT-
panobinostat
bortezomib
leverfunctie*
)niveaus
Licht
1,0 x ULN
>ULN
Verlaag de dosis
Geen
>1,0 x ULN en
Elk
panobinostat tot 15 mg in
1,5 x ULN
de eerste behandelcyclus.
Overweeg een
dosisescalatie tot 20 mg in
volgende cycli op basis
van de verdraagbaarheid
door de patiënt.
Matig
>1,5 x ULN en
Elk
Verlaag de dosis
Verlaag de dosis
3,0 x ULN
panobinostat tot 10 mg in bortezomib tot 0,7 mg/m2
de eerste behandelcyclus. in de eerste
Overweeg een
behandelcyclus.
dosisescalatie tot 15 mg in Overweeg een
volgende cycli op basis
dosisescalatie tot
van de verdraagbaarheid
1,0 mg/m2 of een verdere
door de patiënt.
dosisverlaging tot
0,5 mg/m2 in volgende
cycli op basis van de
verdraagbaarheid door de
patiënt.
SGOT = serumglutamaatoxaalacetaattransaminase
ASAT = aspartaataminotransferase
ULN = bovengrens van normaal
* Gebaseerd op NCI-CTEP-classificatie
Ouderen
Patiënten ouder dan 65 jaar hadden een hogere frequentie van bepaalde ongewenste reacties en staken
van de behandeling vanwege ongewenste reacties. Het wordt aanbevolen patiënten ouder dan 65 jaar
vaker te controleren, met name op trombocytopenie en gastro-intestinale toxiciteit (zie rubriek 4.4
en 4.8).
Voor patiënten van >75 jaar oud kan, afhankelijk van de algehele gezondheid en comorbiditeit, een
aanpassing van de startdosis of het doseerschema van de bestanddelen van de combinatiebehandeling
overwogen worden. Er kan gestart worden met een dosis van panobinostat van 15 mg; deze kan
worden verhoogd tot 20 mg in de tweede cyclus indien de eerste cyclus goed wordt verdragen. Bij
bortezomib kan gestart worden met 1,3 mg/m2 eenmaal per week op dag 1 en 8 en bij dexamethason
met 20 mg op dag 1 en 8.
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van panobinostat bij pediatrische patiënten jonger dan 18 jaar voor de
Sterke CYP3A4-remmers
Bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken die sterke CYP3A- en/of Pgp-remmers zijn,
inclusief, maar niet beperkt tot, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, ritonavir, saquinavir,
telitromycine, posaconazol en nefazodon, dient de dosis panobinostat verlaagd te worden tot 10 mg
(zie rubriek 4.5). Indien voortzetting van de behandeling met een sterke CYP3A4-remmer
noodzakelijk is, kan verhoging van de dosis panobinostat van 10 mg tot 15 mg worden overwogen, op
basis van de verdraagbaarheid door de patiënt.
Bij patiënten met een verminderde leverfunctie die gelijktijdig geneesmiddelen krijgen die sterke
CYP3A4-remmers zijn, dient de behandeling met panobinostat te worden vermeden vanwege een
gebrek aan ervaring met en veiligheidsgegevens over deze patiëntengroep.
Behandelingen met sterke CYP3A-remmers mogen niet worden gestart bij patiënten die al een
verlaagde dosis panobinostat kregen vanwege ongewenste reacties. Indien dit onontkoombaar is,
dienen patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd en moet verdere verlaging van de dosis of
staken van het gebruik worden overwogen, zoals klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Farydak dient eenmaal per dag oraal te worden toegediend alleen op geplande dagen, elke dag op
hetzelfde tijdstip. De capsules dienen in hun geheel te worden doorgeslikt met water, met of zonder
voedsel (zie rubriek 5.2) en ze mogen niet worden geopend, fijngemaakt of gekauwd. Als een dosis
wordt gemist, kan het tot 12 uur na de vastgestelde doseringstijd worden ingenomen. Als braken
optreedt, dient de patiënt geen extra dosis te nemen, maar dient de volgende voorgeschreven dosis te
worden ingenomen zoals gebruikelijk.

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Panobinostat wordt gebruikt in een combinatiebehandeling, daarom dient de voorschrijfinformatie van
bortezomib en dexamethason geraadpleegd te worden voor de start van de behandeling met
panobinostat.
Afname van aantallen bloedcellen
Hematologische bijwerkingen, waaronder ernstige trombocytopenie, neutropenie en anemie (CTC
graad 3 tot 4) werden gemeld bij patiënten die zijn behandeld met panobinostat. Daarom moet een
volledige bloedbeeldbepaling worden uitgevoerd voordat de behandeling met panobinostat wordt
gestart, met regelmatige controle tijdens de behandeling (met name voorafgaand aan elke injectie
bortezomib volgens de SPC van bortezomib).
Het trombocytenaantal dient 100 x 109/l en het absolute aantal neutrofielen dient 1,0 x 109/l te zijn
voorafgaand aan de start van de behandeling. Voor het starten van iedere behandelcyclus dient het
trombocytenaantal 100 x 109/l te zijn (zie rubriek 4.2).
In het fase III-onderzoek herstelde trombocytopenie doorgaans tot de uitgangswaarde voor de start van
de volgende cyclus van 21 dagen (zie figuur 1). De mediane tijd tot optreden van graad 3 en 4
trombocytopenie was één maand en de mediane tijd tot herstel was 12 dagen.



veiligheidsgegevens, cycli 1-8)

500
400
9 /l
10 300

s 10 x 200
atje

dpla

100
loe
B
0
(BL) 1:4 1:8 1:11 2:1 2:4 2:8 2:11 3:1 3:4 3:8 3:11 4:1 4:4 4:8 4:11 5:1 5:4 5:8 5:11 6:1 6:4 6:8 6:11 7:1 7:4 7:8 7:11 8:1 8:4 8:8 8:11
PAN+BTZ+Dex
PBO+BTZ+Dex
Cyclus: dag
P
AN+BTZ+Dex n= 381 370 367 363 351 342 335 320 323 310 298 283 285 265 268 250 253 232 238 225 230 206 206 199 205 183 188 175 185 159 170 155
P BO+BTZ+Dex n= 377 364 368 365 357 349 340 339 335 325 313 302 308 292 292 279 275 255 259 241 251 234 242 203 233 209 217 204 211 192 194 188
PAN=panobinostat
BTZ=bortezomib
Dex=dexamethason
Bij patiënten met trombocytopenie van CTC graad 3 (trombocytenaantal <50 x 109/l met bloeding)
kan het nodig zijn om panobinostat tijdelijk te staken en/of kan het nodig zijn de volgende dosis te
verlagen. Bloedplaatjestransfusies kunnen noodzakelijk zijn als dit klinisch geïndiceerd is (zie
rubriek 4.2 en 4.8).
Hemorragie
Hemorragie is gemeld bij patiënten tijdens de behandeling met panobinostat. Hemorragie van CTC
graad 3 of 4 werd gemeld bij 4,2% van de patiënten, waaronder gevallen van gastro-intestinale
bloeding en longbloeding met dodelijke afloop. Daarom dienen artsen en patiënten zich bewust te zijn
van het verhoogde risico van trombocytopenie en de mogelijkheid van hemorragie, met name bij
patiënten met coagulatiestoornissen of bij patiënten die chronisch behandeld worden met
antistollingsmiddelen.
Infectie
Gelokaliseerde en systemische infecties, waaronder pneumonie, andere bacteriële infecties, invasieve
schimmelinfecties, zoals aspergillose of candidiasis, en virusinfecties, waaronder hepatitis B en herpes
simplex, zijn gemeld bij patiënten die panobinostat innamen. Een aantal van deze infecties (bijv.
pneumonie) waren ernstig (ze leidden bijvoorbeeld tot sepsis of respiratoir falen of het falen van
meerdere organen) en hadden een dodelijke afloop (zie rubriek 4.8). NB: waar graad 3 en graad 4
neutropenie werd waargenomen bij respectievelijk 28% en 7% van de patiënten, werd febriele
neutropenie waargenomen bij 1% van de patiënten (zie rubriek 4.8). Artsen en patiënten dienen zich
bewust te zijn van het verhoogde risico op infectie met panobinostat.
Behandeling met Farydak mag niet worden gestart bij actieve infecties. Reeds bestaande infecties
dienen te worden behandeld voor het starten van de behandeling. Patiënten moeten gecontroleerd
worden op klachten en verschijnselen van infecties tijdens de behandeling met panobinostat; als een
infectie wordt gediagnosticeerd moet een passende behandeling tegen infecties direct worden gestart
en moet onderbreking of staken van Farydak overwogen worden.
Als een invasieve systemische schimmelinfectie wordt gediagnosticeerd, dient panobinostat gestaakt
te worden en een passende anti-schimmelbehandeling te worden gestart.

Ernstige misselijkheid, diarree, obstipatie en braken waarvoor soms het gebruik van een geneesmiddel
tegen misselijkheid of diarree nodig is, zijn gemeld bij met Farydak behandelde patiënten (zie
rubriek 4.8). Vocht- en elektrolytenniveaus in het bloed, met name kalium, magnesium en fosfaat,
dienen periodiek te worden gecontroleerd tijdens de behandeling en te worden gecorrigeerd zoals
klinisch geïndiceerd om mogelijke dehydratie en elektrolytstoornissen te voorkomen (zie rubriek 4.2).
Profylactische anti-emetica (bijv. prochloorperazine) kunnen naar het inzicht van de arts en in
overeenstemming met de lokale medische praktijk overwogen worden. Anti-emetische
geneesmiddelen met een bekend risico op QT-verlenging, zoals dolasetron, granisetron, ondansetron
en tropisetron dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt (zie rubriek 4.5).
Bij het eerste teken van maagkrampen, een dunner wordende ontlasting of het begin van diarree wordt
aanbevolen dat de patiënt wordt behandeld met een geneesmiddel tegen diarree (bijv. loperamide) of
een aanvullende behandeling overeenkomstig de lokale behandelrichtlijnen. Intraveneuze
substitutievloeistoffen en -elektrolyten kunnen zo nodig worden gebruikt. Geneesmiddelen met
laxerende eigenschappen dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt, vanwege mogelijke
verergering van diarree. Patiënten moet worden aangeraden contact op te nemen met hun arts om het
gebruik van een laxerend product te bespreken.
Veranderingen in het elektrocardiogram
Panobinostat kan de cardiale ventriculaire repolarisatie (QT-interval) verlengen.
Er werden geen gevallen van QTcF-verlenging >500 msec gemeld bij de dosis van 20 mg Farydak in
het klinische fase III-onderzoek, in combinatie met bortezomib en dexamethason. Gepoolde klinische
gegevens van meer dan 500 patiënten die alleen werden behandeld met panobinostat bij meerdere
indicaties en op verschillende dosisniveaus hebben aangetoond dat de incidentie van CTC graad 3
QTc-verlenging (QTcF >500 msec) in het totaal ongeveer 1% was en 5% of meer bij een dosis van
60 mg of hoger; er werden geen gevallen van torsade de pointes waargenomen.
Aanvullende analyse doet vermoeden dat het risico op verlengde QTc-tijd niet toeneemt met de tijd
(zie rubriek 4.2).
De QTcF-waarde moet <480 msec zijn voor start van de behandeling met Farydak.
Passende controle van elektrolyten (bijv. kalium, magnesium en fosfaat) en een ecg dienen uitgevoerd
te worden bij aanvang en periodiek tijdens de behandeling, met name bij patiënten met een ernstige
gastro-intestinale bijwerking (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten die al een verlengde QTc-tijd hebben of die een significant risico hebben op het
ontwikkelen hiervan, moet voorzichtig met het gebruik van Farydak worden omgegaan. Dit zijn onder
andere patiënten:
·
met lange-QT-syndroom;
·
met ongecontroleerde of significante hartaandoeningen, waaronder recent myocardinfarct,
congestief hartfalen, instabiele angina of klinisch significante bradycardie.
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze verlengde QTc-tijd
veroorzaken moet voorzichtig gebeuren (zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van middelen die de plasmaconcentraties van panobinostat kunnen verhogen,
zoals sterke CYP3A4-remmers, is aanpassing van de dosis noodzakelijk (zie rubriek 4.5 en 4.2).
Hepatotoxiciteit
Een leverfunctiestoornis, met name lichte, tijdelijke verhogingen van aminotransferasen en totaal
De leverfunctie moet voorafgaand aan en regelmatig tijdens behandeling gecontroleerd worden. Als de
resultaten van leverfunctieonderzoeken afwijkingen aantonen volgens de NCI-CTEP-classificatie,
worden dosisaanpassingen voor patiënten met een licht en matig verminderde leverfunctie aanbevolen
en dient de patiënt vervolgd te worden tot de waarden weer het normale niveau of het niveau van voor
de behandeling bereiken. Panobinostat dient niet te worden toegediend aan patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie, vanwege een gebrek aan ervaring met en veiligheidsgegevens over deze
patiëntengroep. Een aanpassing van de dosis bortezomib dient ook overwogen te worden (zie SPC van
bortezomib en tabel 6).
Ouderen
Het wordt aanbevolen patiënten ouder dan 65 jaar vaker te controleren, met name op trombocytopenie
en gastro-intestinale toxiciteit (zie rubriek 4.8 en rubriek 4.2).
Voor patiënten van >75 jaar oud kan, afhankelijk van de algehele gezondheid en comorbiditeit, een
aanpassing van de startdosis of het doseerschema van de bestanddelen van de combinatiebehandeling
overwogen worden (zie rubriek 4.2).
Sterke CYP3A4-inductoren
Sterke inductoren kunnen de werkzaamheid van panobinostat verminderen. Gelijktijdig gebruik van
sterke CYP3A4-inductoren, inclusief maar niet beperkt tot carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne,
rifabutine, rifampicine en sint-janskruid (Hypericum perforatum) dient daarom te worden vermeden
(zie rubriek 4.5).
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden en die panobinostat gebruiken in combinatie met bortezomib en
dexamethason moeten zeer effectieve anticonceptie gebruiken tot drie maanden nadat de behandeling
is gestaakt (zie rubriek 4.5 en 4.6 en de SPC van bortezomib en dexamethason). Vrouwen die
hormonale anticonceptiva gebruiken, dienen daarnaast ook een barrièremethode te gebruiken.
Hypothyreoïdie
Bij onderzoek D2308 werden bij 8 van de 381 patiënten die werden behandeld met panobinostat +
bortezomib + dexamethason voorvallen van hypothyreoïdie gemeld, waarvoor sommige patiënten
moesten worden behandeld. De schildklier- en hypofysefunctie dienen te worden gecontroleerd door
meting van de hormoonspiegels (d.w.z. vrij T4 en TSH), zoals klinisch geïndiceerd (zie rubriek 4.2).

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De metabolisering van Farydak vindt zowel via non-CYP- als via CYP-gemedieerde routes plaats.
Ongeveer 40% van panobinostat wordt via CYP3A4 gemetaboliseerd. Metabolisering via CYP2D6 en
2C19 was minder belangrijk. Daarom kunnen geneesmiddelen die de werking van het CYP3A4-
enzym kunnen beïnvloeden de farmacokinetiek van panobinostat veranderen. Panobinostat is een Pgp-
substraat.
Middelen die de plasmaconcentraties van panobinostat kunnen verhogen
Gelijktijdige toediening van een enkele dosis panobinostat van 20 mg met ketoconazol, een sterke
CYP3A-remmer, verhoogde de Cmax en AUC van panobinostat respectievelijk 1,6-voudig en 1,8-
voudig, in vergelijking met wanneer panobinostat alleen werd gegeven.
Bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken die sterke CYP3A- en/of Pgp-remmers zijn,
inclusief maar niet beperkt tot ketoconazol, itraconazol, voriconazol, ritonavir, saquinavir,
rubriek 4.2).
Patiënten moeten worden geïnstrueerd om sterfruit, grapefruit, grapefruitsap, granaatappel en
granaatappelsap te vermijden, omdat daarvan bekend is dat ze cytochroom-P450-3A-enzymen
remmen en de biologische beschikbaarheid van panobinostat kunnen verhogen.
Middelen waarvan wordt voorspeld dat ze de concentraties panobinostat verlagen
De fractie panobinostat die via CYP3A4 wordt gemetaboliseerd is ongeveer 40%. Tijdens klinische
onderzoeken bij multipel myeloom was de blootstelling aan panobinostat verminderd met ongeveer
20% door de gelijktijdige toediening van dexamethason, een dosisafhankelijke lichte/matige CYP3A4-
inductor. Er wordt verwacht dat sterke inductoren grotere effecten hebben en de werkzaamheid van
panobinostat kunnen verminderen; daarom dient het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-
inductoren, inclusief maar niet beperkt tot carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine,
rifampicine en sint-janskruid (hypericum perforatum), te worden vermeden.
Middelen waarvan de plasmaconcentraties kunnen worden verhoogd door panobinostat
Panobinostat verhoogde de Cmax en AUC van dextromethorfan (een CYP2D6-substraat) respectievelijk
1,8-voudig en 1,6-voudig en het kan niet worden uitgesloten dat het effect mogelijk groter is op een
gevoeliger CYP2D6-substraat. Vermijd het gebruik van panobinostat bij patiënten die CYP2D6-
substraten met een smalle therapeutische index krijgen (inclusief maar niet beperkt tot pimozide). Bij
gelijktijdige toediening van Farydak met gevoelige CYP2D6-substraten (bijv. atomoxetine,
dextromethorfan, metoprolol, nebivolol, perfenazine en pimozide) moeten de doses van afzonderlijke
CYP2D6-substraten worden getitreerd op basis van verdraagbaarheid en moeten patiënten regelmatig
gecontroleerd worden op bijwerkingen.
Middelen waarvan de plasmablootstelling kan worden verlaagd door panobinostat
Hormonale anticonceptiva
Het is op dit moment niet bekend of panobinostat de effectiviteit van hormonale
anticonceptiemiddelen kan verminderen. Wanneer panobinostat wordt gebruikt in combinatie met
dexamethason, waarvan bekend is dat het een zwakke tot matige inductor van CYP3A4 en andere
enzymen en transporteiwitten is, dient het risico van een verminderde werkzaamheid van orale
anticonceptiva overwogen te worden. Vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken
dienen daarom ook een barrièremethode te gebruiken.
Er zijn geen gegevens beschikbaar om het risico uit te sluiten dat panobinostat een zwakke inductor
van het CYP3A4-enzym in het maag-darmkanaal zou zijn. Dit zou potentieel kunnen leiden tot een
enigszins verhoogde blootstelling aan gevoelige CYP3A4-substraten.
Verwachte farmacodynamische interacties
Verlenging van het QT-interval
Gebaseerd op preklinische en klinische gegevens kan panobinostat het QT-interval verlengen.
Gelijktijdig gebruik van antiaritmica (inclusief maar niet beperkt tot amiodaron, disopyramide,
procaïnamide, kinidine en sotalol) en andere stoffen waarvan bekend is dat ze het QT-interval
verlengen (inclusief maar niet beperkt tot chloroquine, halofantrine, claritromycine, methadon,
moxifloxacine, bepridil en pimozide) wordt niet aanbevolen. Anti-emetische geneesmiddelen met een
bekend risico op verlengde QT-tijd, zoals dolasetron, granisetron, ondansetron en tropisetron dienen
met voorzichtigheid te worden gebruikt (zie rubriek 4.4).

Vrouwen die zwanger kunnen worden / anticonceptie bij mannen en vrouwen
Afgaande op bevindingen bij dieren wordt voorspeld dat de kans groot is, dat panobinostat bij
toediening aan zwangere vrouwen het risico verhoogt op zowel foetale sterfte als het ontwikkelen van
skeletafwijkingen. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten voor het starten van de behandeling
met Farydak eerst een zwangerschapstest doen en ze moeten zeer effectieve anticonceptie gebruiken
tijdens de behandeling en gedurende drie maanden na de laatste dosis Farydak. Vrouwen die
hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken, dienen ook een barrièremethode te gebruiken.
Vanwege het cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme kan panobinostat de kwaliteit
beïnvloeden van sperma dat tijdens de behandeling wordt gevormd. Seksueel actieve mannen die
Farydak gebruiken en hun vrouwelijke partners moeten een zeer effectieve anticonceptie gebruiken
tijdens de behandeling van de man en gedurende zes maanden na zijn laatste dosis Farydak.
Wanneer panobinostat wordt gebruikt in combinatie met dexamethason, waarvan bekend is dat het een
zwakke tot matige inductor van CYP3A4 en andere enzymen en transporteiwitten is, dient het risico
van een verminderde werkzaamheid van hormonale anticonceptiva overwogen te worden. Daarnaast is
het op dit moment niet bekend of panobinostat de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen
kan verminderen. Daarom dienen vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken ook een
barrièremethode te gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen klinische onderzoeken uitgevoerd naar het gebruik van Farydak bij zwangere patiënten.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit, embryonale en foetale toxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Gezien het cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme van panobinostat is het mogelijke risico
voor de foetus hoog. Farydak mag alleen tijdens de zwangerschap worden gebruikt als de verwachte
voordelen het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigen. Indien het tijdens de zwangerschap
gebruikt zou worden of als de patiënte zwanger raakt tijdens het gebruik ervan, moet de patiënte
ingelicht worden over het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of panobinostat in de moedermelk wordt uitgescheiden. Gezien het
cytostatische/cytotoxische werkingsmechanisme is borstvoeding gecontra-indiceerd tijdens de
behandeling met Farydak (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Volgens niet-klinische bevindingen kan de mannelijke vruchtbaarheid worden aangetast door
behandeling met Farydak (zie rubriek 5.3).

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Farydak heeft een geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Na toediening van Farydak kan duizeligheid optreden (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheidsgegevens van panobinostat zijn beoordeeld op basis van een totaal van 451 patiënten
met multipel myeloom behandeld met panobinostat in combinatie met bortezomib en dexamethason en
op basis van een totaal van 278 patiënten behandeld met panobinostat als enkelvoudig middel.
(Panorama 1) bij 381 patiënten met multipel myeloom die zijn behandeld met 20 mg panobinostat
eenmaal per dag drie keer per week, in een doseerschema van 2 weken wel en 1 week niet, in
combinatie met bortezomib en dexamethason.
De mediane blootstellingsduur bedroeg tijdens het onderzoek 5,0 maanden. 15,7% van de patiënten
werd blootgesteld aan de onderzoeksbehandeling gedurende 48 weken.
De meest voorkomende niet-hematologische bijwerkingen waren diarree, vermoeidheid, misselijkheid
en braken.
Tijdens de behandeling optredende hematologische toxiciteiten waren onder meer trombocytopenie,
anemie, neutropenie en lymfopenie.
Een QTcF >480 en <500 msec werd gemeten bij 1,3% van de patiënten en een verandering ten
opzichte van de uitgangswaarde van >60 msec werd gezien bij 0,8% van de patiënten. Geen enkele
patiënt had een absolute QTcF van >500 msec.
Cardiale voorvallen (met name atriumfibrilleren, tachycardie, hartkloppingen en sinustachycardie) zijn
gemeld bij 17,6% van de patiënten die werden behandeld met panobinostat + bortezomib +
dexamethason versus 9,8% van de patiënten die werden behandeld met placebo + bortezomib +
dexamethason. Voorvallen van syncope zijn gemeld bij respectievelijk 6,0% versus 2,4%.
Staken wegens bijwerkingen, onafhankelijk van een oorzakelijk verband, werd gezien bij 36,2% van
de patiënten. De meest voorkomende bijwerkingen die leidden tot staken van de behandeling waren
diarree (4,5%), asthenie en vermoeidheid (beide 2,9%) en pneumonie (1,3%).
Sterfgevallen tijdens de behandeling die niet veroorzaakt werden door de onderzoeksindicatie
(multipel myeloom) werden gemeld bij 6,8% van de patiënten die werden behandeld met panobinostat
+ bortezomib + dexamethason versus 3,2% van de patiënten die werden behandeld met placebo +
bortezomib + dexamethason.
Lijst van de bijwerkingen uit klinische onderzoeken in tabelvorm
Bijwerkingen uit het fase III-onderzoek (Panorama 1) worden weergegeven in tabel 7. Bijwerkingen
zijn gerangschikt volgens de MedDRA-systeem/orgaanklassen. Binnen elk(e) systeem/orgaanklasse
worden bijwerkingen gerangschikt volgens frequentie, met de meest voorkomende bijwerkingen eerst.
Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Daarnaast is de overeenkomende frequentiecategorie voor elke bijwerking gebaseerd op de volgende
afspraak (CIOMS III): zeer vaak (1/10); vaak (1/100, <1/10); soms (1/1.000, <1/100); zelden
(1/10.000, <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald).
Tabel 7 geeft onder meer bijwerkingen weer die optreden als gevolg van de toevoeging van
panobinostat aan de combinatie van bortezomib en dexamethason. De frequentiecategorie slaat op de
combinatie van alle geneesmiddelen, d.w.z. panobinostat + bortezomib + dexamethason. Raadpleeg
voor bijwerkingen die gerelateerd zijn aan bortezomib- of dexamethasonbehandeling de
desbetreffende SmPC.

Tabel 7
Bijwerkingen van panobinostat, waargenomen bij patiënten met multipel myeloom
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Bijwerking
Infecties en parasitaire
Zeer vaak
Bovensteluchtweginfectie, pneumonie
aandoeningen
Vaak
Septische shock, urineweginfectie, virale
infectie, orale herpes, Clostridium difficile-
colitis, otitis media, cellulitis, sepsis, gastro-
enteritis, ondersteluchtweginfectie, candidiasis
Soms
Pneumonie door schimmels, hepatitis B,
aspergillose
Bloed- en
Zeer vaak
Pancytopenie, trombocytopenie, anemie,
lymfestelselaandoeningen a
leukopenie, neutropenie, lymfopenie
Endocriene aandoeningen
Vaak
Hypothyreoïdie
Voedings- en
Zeer vaak
Verminderde eetlust, hypofosfatemie a,
stofwisselingsstoornissen
hyponatriëmie a, hypokaliëmie a
Vaak
Hyperglykemie, dehydratie,
hypoalbuminemie, vochtretentie,
hyperurikemie, hypocalciëmie,
hypomagnesiëmie
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Duizeligheid, hoofdpijn
Vaak
Intracraniële bloeding, syncope, tremor,
dysgeusie
Oogaandoeningen
Vaak
Conjunctivabloeding
Hartaandoeningen
Vaak
Bradycardie, atriumfibrilleren,
sinustachycardie, tachycardie, hartkloppingen
Soms
Myocardinfarct
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Hypotensie
Vaak
Hypertensie, hematoom, orthostatische
hypotensie
Soms
Hemorragische shock
Ademhalingsstelsel-, borstkas- Zeer vaak
Hoesten, dyspneu
en mediastinumaandoeningen Vaak
Respiratoir falen, ratelgeluiden, piepen,
bloedneus
Soms
Longbloeding, haemoptysis
Maagdarmstelselaandoeningen Zeer vaak
Diarree, nausea, braken, abdominale pijn,
dyspepsie
Vaak
Gastro-intestinale bloeding, bloederige feces,
gastritis, cheilitis, abdominale distensie, droge
mond, flatulentie
Soms
Colitis, bloedbraken, gastro-intestinale pijn
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Afwijkende leverfunctie, hyperbilirubinemie a
Huid- en
Vaak
Huidlaesies, huiduitslag, erytheem
onderhuidaandoeningen
Soms
Petechiën
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Gewrichtszwelling
bindweefselaandoeningen
Nier- en
Vaak
Nierfalen, hematurie, urine-incontinentie
urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Vermoeidheid, perifeer oedeem, pyrexie,
toedieningsplaatsstoornissen
asthenie
Vaak
Koude rillingen, malaise
Onderzoeken
Zeer vaak
Gewicht verlaagd
Vaak
Bloedureum verhoogd, glomerulaire
filtratiesnelheid verlaagd,
bloedalkalinefosfatase verhoogd,
bloedcreatinine verhoogd a, SGPT
alanineaminotransferase (ALAT) verhoogd a,
SGOT aspartaataminotransferase (ASAT)
verhoogd a
a Frequentie op basis van laboratoriumwaarden
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gastro-intestinaal
Gastro-intestinale toxiciteit, met name diarree, misselijkheid en braken, is een van de meest gemelde
bijwerkingen. Staken van de behandeling vanwege deze bijwerking werd echter bij een relatief klein
deel van de patiënten gemeld, met diarree bij 4,5% en misselijkheid en braken beide bij 0,5%.
Patiënten moeten het advies krijgen contact op te nemen met hun arts als ernstige gastro-intestinale
toxiciteit optreedt en een dosisaanpassing of staken nodig zou kunnen zijn (zie rubriek 4.4).
Trombocytopenie
Vanwege de aard van multipel myeloom en de bekende hematotoxiciteit van panobinostat en het
combinatiemiddel bortezomib, werd (doorgaans ernstige) trombocytopenie vaak waargenomen.
Trombocytopenie van CTC graad 3 of 4 trad op bij 256 patiënten, met een mediane tijd tot optreden
van één maand. Trombocytopenie is echter reversibel (mediane tijd tot herstel van 12 dagen) en kan
doorgaans worden behandeld met een dosisaanpassing en onderbreking met of zonder
plaatjestransfusie (zie rubriek 4.4). 33,3% van de patiënten in de groep met panobinostat + bortezomib
+ dexamethason en 10,3% van de patiënten in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason
kregen tijdens de behandeling een plaatjestransfusie.
Trombocytopenie leidt zelden tot staken van de behandeling (1,6% van de patiënten). De meeste
patiënten met trombocytopenie kregen geen hemorragie. 20,7% van de patiënten kreeg een
hemorragie, meestal een bloedneus (4,7%), hematoom (2,6%) en conjunctiva hemorragie (2,1%).
Hemorragie van CTC graad 3 of 4 werd gemeld bij 4,2% van de patiënten, met in de meeste gevallen
een gastro-intestinale bloeding. Vijf patiënten (1,3%) overleden als gevolg van voorvallen die verband
houden met hemorragie. Van de patiënten die overleden vanwege hemorragie had één patiënt
trombocytopenie graad 4, hadden drie patiënten trombocytopenie graad 3 en had één patiënt
trombocytopenie graad 1.
Neutropenie
Neutropenie werd vaak gemeld op basis van laboratoriumbevindingen die tijdens het onderzoek
werden bepaald (alle graden: 75%). De meeste nieuw optredende gevallen van ernstige neutropenie
waren graad 3 (28%), met aanzienlijk minder gevallen van graad 4 (6,6%). Hoewel veel patiënten
neutropenie ontwikkelden, trad febriele neutropenie slechts op in een fractie van de behandelde
patiënten (1,0%, zowel voor CTC alle graden als voor graad 3 en 4). Patiënten met neutropenie zijn
gevoelig voor infecties, met name bovensteluchtweginfectie of pneumonie. Bij slechts 0,3% van de
patiënten werd de behandeling gestaakt vanwege neutropenie.
Vermoeidheid en asthenie
Vermoeidheid en asthenie werden gemeld bij respectievelijk 41,2% en 22,0% van de patiënten.
Vermoeidheid van CTC graad 3 werd gemeld bij 15,7% van de patiënten en van graad 4 bij 1,3%.
Asthenie van graad 3 werd gemeld bij 9,4% van de patiënten en geen van de patiënten had last van
asthenie van CTC graad 4. Bij 2,9% van de patiënten werd de behandeling gestaakt vanwege
vermoeidheid en asthenie.
Infecties
Patiënten met recidief of refractair multipel myeloom lopen risico op infecties. Mogelijke factoren die
een rol spelen, zijn onder andere een voorgeschiedenis van chemotherapie, stamceltransplantatie, de
aard van de ziekte en neutropenie of lymfopenie die verband houdt met de behandeling met Farydak.
De meest gemelde infecties zijn onder andere bovensteluchtweginfectie, pneumonie en nasofaryngitis.
Sterfgevallen waarbij pneumonie of sepsis een rol speelde, zijn gemeld. Staken van de behandeling
Verlengde QTc-tijd en ecg-afwijkingen
Verlengde QTc-tijd werd waargenomen en was over het algemeen licht van aard: Een QTcF-interval
>450 msec en 480 msec werd gemeld bij 10,8% van de patiënten, met een maximale toename ten
opzichte van de uitgangswaarde van >30 msec en 60 msec bij 14,5% van de patiënten. QTcF
>500 msec werd bij geen enkele patiënt gemeld.
Afwijkingen in het ecg (elektrocardiogram) zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met
panobinostat + bortezomib + dexamethason, en betroffen voornamelijk ST-T-depressie (21,7%) en
veranderingen in de T-golf (39,6%). Ongeacht de chronologie van de voorvallen werd syncope gemeld
bij 9% van de patiënten met ST-T-depressie en bij 7,2% van de patiënten met veranderingen in de T-
golf en bij 4,9% van de patiënten met geen van deze ecg-afwijkingen. Ischemische hartaandoeningen
(inclusief myocardinfarct en ischemie) werden gemeld bij 4,5% van de patiënten met ST-T-depressie
en bij 4,8% van de patiënten met veranderingen in de T-golf en bij 2,7% van de patiënten met geen
van deze ecg-afwijkingen.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
De incidentie van sterfgevallen die geen verband hielden met de onderzoeksindicatie bij patiënten
65 jaar was 8,8% in vergelijking met 5,4% bij patiënten <65 jaar.
Bijwerkingen die leidden tot permanent staken van de behandeling traden op bij 30%, 44% en 47%
van de patiënten van respectievelijk <65 jaar, 65-75 jaar en 75 jaar. Bijwerkingen van graad 3-4 die
vaker werden waargenomen bij patiënten waren onder andere de volgende (percentages worden
gegeven voor patiënten van respectievelijk <65 jaar, 65-75 jaar en 75 jaar): trombocytopenie (60%,
74% en 91%), anemie (16%, 17% en 29%), diarree (21%, 27% en 47%) en vermoeidheid (18%, 28%
en 47%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Beperkte ervaring met overdosering is gemeld tijdens klinische onderzoeken. De waargenomen
bijwerkingen kwamen overeen met het veiligheidsprofiel, voorvallen die met name te maken hadden
met hematologische en gastro-intestinale aandoeningen, zoals trombocytopenie, pancytopenie, diarree,
misselijkheid, braken en anorexie. Cardiale controle en beoordeling van elektrolyten en het aantal
bloedplaatjes dienen uitgevoerd te worden en indien nodig dient ondersteunende zorg gegeven te
worden in geval van een overdosis. Het is niet bekend of panobinostat dialyseerbaar is.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: overige antineoplastische middelen, histondeacetylase
(HDAC)-remmers, ATC-code: L01XH03

Werkingsmechanisme
Farydak is een histondeacetylase(HDAC)-remmer die de enzymatische activiteit van HDAC's bij
lysineresiduen van histonen en bepaalde niet-histoneiwitten. Onderdrukking van de HDAC-activiteit
leidt tot een verhoogde acetylering van histoneiwitten, een epigenetische verandering die leidt tot een
afname van chromatine, wat transcriptionele activatie tot gevolg heeft. In vitro veroorzaakte
panobinostat de accumulatie van geacetyleerde histonen en andere eiwitten, wat stilstand van de
celcyclus en /of apoptose van sommige getransformeerde cellen veroorzaakte. Verhoogde spiegels van
geacetyleerde histonen zijn waargenomen bij xenotransplantaten van muizen die met panobinostat
werden behandeld. Panobinostat vertoont een grotere cytotoxiciteit ten opzichte van tumorcellen dan
van normale cellen.
Farmacodynamische effecten
Behandeling van tumorcellen met panobinostat leidde tot een dosisafhankelijke toename van de
acetylatie van de histonen H3 en H4 zowel bij in vitro-onderzoek als in preklinische
xenotransplantaatmodellen bij dieren, waarin remming van het `target' werd aangetoond. Daarnaast
werd een verhoogde expressie van het tumorsuppressorgen p21CDKNIA (cyclineafhankelijke
kinaseremmer 1/p21), een belangrijke mediator van G1-stilstand en -differentiatie, getriggerd door
blootstelling aan panobinostat.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Klinische werkzaamheid bij patiënten met recidief, en recidief en refractair multipel myeloom
(onderzoek D2308 ­ Panorama 1)
De werkzaamheid en veiligheid van panobinostat in combinatie met bortezomib en dexamethason
werden beoordeeld in een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd multicenter fase III-
onderzoek bij patiënten met recidief of recidief en refractair multipel myeloom die 1-3 voorafgaande
behandellijnen hadden gehad.
Patiënten kregen panobinostat (20 mg eenmaal per dag oraal ingenomen, drie keer per week, in een
doseerschema van 2 weken wel en 1 week niet) in combinatie met bortezomib (1,3 mg/m2 intraveneus
geïnjecteerd) en dexamethason (20 mg). De behandeling werd gedurende maximaal 16 cycli
toegediend (zie tabel 1 en 2).
In totaal werden 768 patiënten in een verhouding 1:1 gerandomiseerd naar de groep met panobinostat
+ bortezomib + dexamethason (n=387) of de groep met placebo + bortezomib + dexamethason
(n=381), gestratificeerd op eerder gebruik van bortezomib [Ja (n=336 (43,8%)), Nee (n=432 (56,3%))]
en het aantal voorafgaande behandellijnen tegen multipel myeloom [1 voorafgaande behandellijn
(n=352 (45,8%), 2 tot 3 voorafgaande behandellijnen (n=416 (54,2%))]. Demografische gegevens en
ziektekenmerken waren bij aanvang evenwichtig verdeeld over en vergelijkbaar tussen de
onderzoeksgroepen.
De mediane leeftijd was 63 jaar, spreiding 28-84; 42,1% van de patiënten was ouder dan 65 jaar. In
totaal waren 53,0% van de patiënten mannen. De onderzoekspopulatie bestond voor 65,0% uit
blanken, voor 30,2% uit Aziaten en voor 2,9% uit negroïden. De functionele status (ECOG) was 0-1
bij 93% van de patiënten. Het mediane aantal eerdere behandelingen was 1,0. Meer dan de helft
(57,2%) van de patiënten had een eerdere stamceltransplantatie ondergaan en 62,8% van de patiënten
had een recidief na voorafgaande antineoplastische therapieën (bijv. melfalan 79,6%, dexamethason
81,1%, thalidomide 51,2%, cyclofosfamide 45,3%, bortezomib 43,0%, bortezomib en dexamethason
gecombineerd 37,8%, lenalidomide 20,4%). Meer dan een derde (35,8%) van de patiënten had een
recidief en was refractair na eerdere behandeling.
De mediane follow-upduur bedroeg 28,75 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib +
dexamethason en 29,04 maanden in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason.
Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (progression free survival, PFS), volgens de
aangepaste criteria van de European Bone Marrow Transplant Group (mEBMT-criteria) en zoals
beoordeeld door de onderzoeker. In de totale patiëntenpopulatie was de PFS, gebaseerd op de
behandelgroepen (gestratificeerde log-ranktest p<0,0001, met een geschatte risicoreductie van 37% in
de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason in vergelijking met de groep met placebo +
bortezomib + dexamethason (hazardratio: 0,63 (95%-BI: 0,52-0,76)). De mediane PFS (95%-BI) was
respectievelijk 12,0 maanden (10,3; 12,9) en 8,1 maanden (7,6; 9,2).
Algehele overleving (overall survival, OS) was het belangrijkste secundaire eindpunt. OS was niet
statistisch significant verschillend tussen de twee behandelingsgroepen. De mediane OS was
40,3 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en 35,8 maanden in de
groep met placebo + bortezomib + dexamethason (hazard ratio: 0,94 (95% BI; 0,78; 1,14)).
Van de vooraf gespecificeerde subgroep van patiënten, met voorafgaande behandeling met bortezomib
en een immuunmodulerend middel, (N=193) had 76% van de patiënten minimaal twee eerdere
behandellijnen gekregen. In deze subgroep van patiënten (N=147) bedroeg de mediane
behandelingsduur 4,5 maanden in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en
4,8 maanden in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason. De mediane PFS (95%-BI)
bedroeg 12,5 maanden (7,26; 14,03) in de groep met panobinostat + bortezomib + dexamethason en
4,7 maanden (3,71; 6,05) in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason [HR: 0,47 (0,31;
0,72)]. Deze patiënten hadden een mediaan van drie eerdere therapieën. Resultaten van de
werkzaamheid zijn samengevat in tabel 8, de Kaplan-Meier-curven voor PFS zijn gegeven in figuur 2.

Tabel 8
Progressievrije overleving bij patiënten die minimaal twee eerdere behandel ijnen
kregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend middel

Farydak
Placebo
bortezomib en dexamethason
bortezomib en dexamethason

N=73
N=74
Progressievrije overleving

Mediaan, maanden [95%-
12,5 [7,26; 14,03]
4,7 [3,71; 6,05]
BI]
Hazardratio [95%-BI]1
0,47 (0,31; 0,72)
1 Hazardratio afgeleid uit gestratificeerd Cox-model

myeloom die minimaal twee eerdere behandellijnen kregen, waaronder bortezomib
en een immuunmodulerend middel

100
Hazardratio= 0,47
rije
95%-BI [0,31; 0,72]
Logrank p-value=0,0003
s
i
ev
80
Kaplan Meier-medianen

PAN+BTZ+Dex: 12,48 maanden
PBO+BTZ+Dex: 4,70 maanden
%)
60
progres
i
ng (
l
ev
40
lij
k
h
e
id
er
ov
20
aarschijn
Censuurtijdstippen
W
0
PAN+BTZ+Dex (n/N=44/73)
PBO+BTZ+Dex (n/N=54/74)
0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30
Tijd (in maanden)
Aantal patiënten at risk

Tijd (in maanden) 0 2 4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30
PAN+BTZ+Dex
73 57 42 36 32 25 20 15 10
6
4
3
2
2
1
0
PBO+BTZ+Dex 74 54 37 23 11 9
5
4
2
2
2
2
2
0
0
0
PAN= panobinostat
PBO= placebo
BTZ= bortezomib
Dex = dexamethason
In de subgroep van patiënten die minimaal twee eerdere behandellijnen hadden gekregen, waaronder
bortezomib en een immuunmodulerend middel (n=147), bedroeg het algehele responspercentage
volgens de aangepaste EBMT-criteria, 59% in de groep met panobinostat + bortezomib +
dexamethason en 39% in de groep met placebo + bortezomib + dexamethason. De responspercentages
zijn samengevat in tabel 9.

Tabel 9
Responspercentages van patiënten met multipel myeloom die minimaal twee eerdere
behandel ijnen gekregen, waaronder bortezomib en een immuunmodulerend middel

Farydak
Placebo
bortezomib en dexamethason
bortezomib en dexamethason

N=73
N=74
Algehele respons
43 (59%)
29 (39%)
[95%-BI]
(46,8; 70,3)
(28; 51,2)
Volledige respons
6 (8%)
0
Nagenoeg volledige
10 (14%)
6 (8%)
respons
Gedeeltelijke respons
27 (37%)
23 (31%)
Klinische werkzaamheid bij patiënten met bortezomib-refractair multipel myeloom (onderzoek DUS71
­ Panorama 2)
Onderzoek DUS71 was een tweedelig, open-label, multicenter fase II-onderzoek met één arm met
oraal panobinostat (20 mg) in combinatie met bortezomib (1,3 mg/m2) en dexamethason (20 mg) bij
55 patiënten met recidief en refractair multipel myeloom die bortezomib-refractair waren en ten
minste twee voorafgaande behandellijnen hadden gehad. Patiënten moesten blootgesteld zijn aan een
IMiD (lenalidomide of thalidomide). Refractair zijn aan bortezomib werd gedefinieerd als
ziekteprogressie op of binnen 60 dagen na de laatste behandellijn met bortezomib.
Het primaire eindpunt van het onderzoek was beoordeling van het algehele responspercentage (overall
Patiënten hadden eerder een zware behandeling ondergaan met meerdere voorgaande behandellijnen
(mediaan: 4; bereik: 2-11). Alle 55 patiënten waren eerder behandeld met bortezomib en ten minste
één IMiD (lenalidomide: 98,2%, thalidomide: 69,1%). De meerderheid van de patiënten had eerder
een transplantatie ondergaan (63,6%).
De mediane blootstellingsduur aan de onderzoeksbehandeling bedroeg 4,6 maanden (bereik: 0,1-24,1
maanden). Patiënten bereikten een ORR (PR (partiële respons)) van 34,5% en 52,7% ( MR
(minimale respons)). De mediane tijd tot respons bedroeg 1,4 maanden en de mediane responsduur
bedroeg 6,0 maanden. De mediane OS bedroeg 17,5 maanden.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor Farydak om de
resultaten in te dienen van onderzoek in alle subgroepen van pediatrische patiënten met multipel
myeloom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Panobinostat wordt snel en bijna volledig geabsorbeerd waarbij de Tmax wordt bereikt binnen 2 uur na
orale toediening bij patiënten met vergevorderde kanker. De absolute orale biologische
beschikbaarheid van panobinostat was ongeveer 21%. Na orale toediening lijkt de farmacokinetiek van
panobinostat lineair te zijn in het dosisbereik van 10-30 mg, maar bij hogere doses neemt de AUC
minder dan proportioneel toe met de dosis.
De algehele blootstelling aan panobinostat en de interpatiëntvariabiliteit bleef onveranderd met of
zonder voedsel, waarbij de Cmax werd verminderd met <45% en de Tmax werd verlengd met 1 tot
2,5 uur met voedsel (d.w.z. zowel normale ontbijt als ontbijt met veel vet). Omdat voedsel de algehele
biologische beschikbaarheid (AUC) niet veranderde, kan panobinostat onafhankelijk van voedsel
worden toegediend bij kankerpatiënten.
Distributie
Panobinostat wordt matig gebonden (ongeveer 90%) aan humane plasma-eiwitten. De fractie in de
erytrocyt is 0,60 in vitro, onafhankelijk van de concentratie. Het verdelingsvolume van panobinostat in
`steady state' (Vss) is ongeveer 1.000 liter, gebaseerd op definitieve parameterschattingen uit de
farmacokinetische populatieanalyse.
Biotransformatie
Panobinostat wordt in hoge mate gemetaboliseerd en een groot deel van de dosis wordt
gemetaboliseerd voor het de systemische circulatie bereikt. De relevante metabole routes die
betrokken zijn bij de biotransformatie van panobinostat zijn reductie-, hydrolyse-, oxidatie- en
glucuronidatieprocessen. Het oxidatieve metabolisme van panobinostat speelde een minder
prominente rol; ongeveer 40% van de dosis werd via deze route geëlimineerd. Cytochroom-P450-3A4
(CYP3A4) is het belangrijkste oxidatie-enzym, met een mogelijk minder belangrijke betrokkenheid
van CYP2D6 en 2C19.
Panobinostat vertegenwoordigde 6 tot 9% van de geneesmiddelgerelateerde blootstelling in plasma.
De oorspronkelijke stof wordt verantwoordelijk geacht voor de volledige farmacologische werking
van panobinostat.

Na een enkelvoudige orale dosis [14C]-panobinostat bij patiënten wordt 29 tot 51% van de toegediende
radioactiviteit uitgescheiden in de urine en 44 tot 77% in de feces. Het aandeel onveranderd
panobinostat was <2,5% van de dosis in urine en <3,5% van de dosis in feces. Verder betreft het
metabolieten. De schijnbare renale klaring van panobinostat (CLR/F) bleek te variëren van 2,4 tot
5,5 l/uur. Panobinostat heeft een terminale halfwaardetijd van ongeveer 37 uur, gebaseerd op de
definitieve parameterschatting uit de farmacokinetische populatieanalyse.
Speciale patiëntengroepen
Pediatrische patiënten
Panobinostat werd niet onderzocht bij patiënten met multipel myeloom jonger dan 18 jaar.
Ouderen
In het klinische fase III-onderzoek waren 162 van de 387 patiënten 65 jaar of ouder. De
plasmablootstelling van panobinostat bij patiënten van 65 jaar of jonger was vergelijkbaar met die van
patiënten ouder dan 65 jaar in de samenvoeging van onderzoeken waarbij panobinostat als
enkelvoudig middel werd toegediend in het dosisbereik tussen 10 mg en 80 mg.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Het effect van een verminderde leverfunctie op de farmacokinetiek van panobinostat werd onderzocht
in een fase I-onderzoek bij 24 patiënten met solide tumoren en verschillende graden van een
verminderde leverfunctie. Een licht tot matig verminderde leverfunctie volgens de NCI-CTEP-
classificatie verhoogde de plasmablootstelling van panobinostat met respectievelijk 43% en 105%.
Voor patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie zijn geen farmacokinetische gegevens
beschikbaar.
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Het effect van een verminderde nierfunctie op de farmacokinetiek van panobinostat werd onderzocht
in een fase I-onderzoek bij 37 patiënten met vergevorderde solide tumoren en verschillende graden
van een verminderde nierfunctie. Een licht, matig en ernstig verminderde nierfunctie gebaseerd op
urinaire creatinineklaring bij aanvang verhoogde de plasmablootstelling van panobinostat niet in de
lichte, matige en ernstige groepen.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsonderzoeken bij herhaalde dosering
De primaire doelorganen van toxiciteit na toediening van panobinostat aan ratten en honden werden
geïdentificeerd als de erytropoëtische, myelopoëtische en lymfatische systemen. Veranderingen van de
schildklier waaronder hormonale veranderingen bij honden (verlaging van tri-jodothyronine (T3)) en
ratten (verlaging van tri-jodothyronine (T3), thyroxine (T4) (mannen) en thyroïdstimulerend hormoon
(TSH)) werden waargenomen bij blootstellingen die overeenkomen met 0,07-2,2 keer de klinisch
waargenomen humane AUC.
Carcinogenese en mutagenese
Er zijn geen onderzoeken naar de carcinogeniteit uitgevoerd met panobinostat. Panobinostat heeft
mutageen potentieel aangetoond in de Ames-test en endo-reduplicatie-effecten in humane perifere
bloedlymfocyten in vitro. Daarnaast werd in vivo DNA-schade geobserveerd tijdens een COMET-
onderzoek in lymfoom L5178Y-cellen van muizen en tijdens een onderzoek naar dosisafhankelijke
moleculaire mechanismen in murine beenmergcellen. De in vitro en in vivo bevindingen worden
toegeschreven aan het farmacologische werkingsmechanisme.

Bij vrouwelijke ratten was een toename van het aantal gevallen van vroege resorptie te zien (doses
30 mg/kg). Prostaatatrofie gepaard gaande met verminderde secretoire granulen, testikeldegeneratie,
oligospermie en toegenomen epididymale débris werd waargenomen bij honden bij blootstellingen die
overeenkomen met 0,41-0,69 keer de humane klinische AUC en was niet volledig reversibel na een
herstelperiode van 4 weken.
Afgaande op gegevens bij dieren wordt voorspeld dat de kans groot is dat panobinostat het risico
verhoogt op foetale sterfte en het ontwikkelen van skeletafwijkingen. Embryonale en foetale letaliteit
en toename van het aantal skeletafwijkingen (extra sternebrae, extra ribben, toename van minder
ernstige skeletvarianten, vertraagde botvorming en varianten van sternebrae) werden gezien boven
blootstellingen die overeenkomen met 0,25 keer de humane klinische AUC.
De effecten van panobinostat op het baren en de postnatale groei en rijping werden niet beoordeeld
tijdens dieronderzoeken.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Magnesiumstearaat
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Gepregelatineerd zetmeel (mais)
Capsule-omhulsel
Farydak 10 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Briljantblauw FCF (E133)
Geel ijzeroxide (E172)
Farydak 15 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Geel ijzeroxide (E172)
Rood ijzeroxide (E172)
Farydak 20 mg harde capsules
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Drukinkt
Zwart ijzeroxide (E172)
Propyleenglycol (E1520)
Schellakglazuur

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
4 jaar.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakkingen van PVC/PCTFE/Alu met 6 capsules.
Verpakkingen met 6, 12 of 24 capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Farydak 10 mg harde capsules
EU/1/15/1023/001-003
Farydak 15 mg harde capsules
EU/1/15/1023/004-006
Farydak 20 mg harde capsules
EU/1/15/1023/007-009
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van de eerste vergunning: 28 augustus 2015
Datum van de laatste verlenging: 28 april 2020

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A. FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK

C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN
DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN

VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Siegfried Barbera, S.L.
1 Ronda DE Santa Maria, 158
08210 Barberà van Vallès
Barcelona, Spanje

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
·
Extra risicobeperkende maatregelen
Voordat Farydak op de markt wordt gebracht moet de vergunninghouder in iedere lidstaat
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde instantie over de inhoud en vorm van het
educatieve programma, inclusief communicatiemedia, distributiewijzen en andere aspecten van het
programma.
Het educatieve programma heeft als doel het risico op medicatiefouten te adresseren.
alle patiënten en zorgverleners van wie verwacht wordt dat ze Farydak gaan gebruiken, het
onderstaande educatieve pakket krijgen/hier toegang toe hebben:
·
Patiënten-informatiepakket

Het patiënten-informatiepakket moet het volgende bevatten:
o Bijsluiter
o Een therapietrouwkaart voor patiënten
·
De therapietrouwkaart voor patiënten zal instructies bevatten m.b.t. de onderstaande
kernboodschappen:
o Hoe men vertrouwd moet raken met de therapietrouwkaart: deze rubriek geeft een
algemeen overzicht van de therapietrouwkaart en zijn doel.
o Hoe de therapietrouwkaart gebruikt moet worden: deze rubriek geeft een algemeen
overzicht van hoe de therapietrouwkaart gebruikt moet worden.
o Hoe de medicatie volgens voorschrift gebruikt moet worden: deze rubriek geeft
uitleg over hoe de therapietrouwkaart ingevuld moet worden.
o Aanbeveling om de therapietrouwkaart bij iedere controle mee te nemen: deze
rubriek helpt de patiënt eraan herinneren de therapietrouwkaart bij iedere bezoek
aan de beroepsbeoefenaar mee te nemen.
o Een tabel die het doseerschema voor iedere dag van de cyclus beschrijft met ruimte
voor de patiënt om op te schrijven welke medicatie ze gebruikt hebben.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING

DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg harde capsules
panobinostat

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1023/001 6 capsules
EU/1/15/1023/002
12 capsules
EU/1/15/1023/003
24 capsules
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 10 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 10 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21


DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 15 mg harde capsules
panobinostat

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1023/004 6 capsules
EU/1/15/1023/005
12 capsules
EU/1/15/1023/006
24 capsules
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 15 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 15 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21


DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 20 mg harde capsules
panobinostat

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg panobinostat.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
6 capsules
12 capsules
24 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch: voorzichtigheid is geboden

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1023/007 6 capsules
EU/1/15/1023/008
12 capsules
EU/1/15/1023/009
24 capsules
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Farydak 20 mg

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farydak 20 mg capsules
panobinostat
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Secura Bio Limited
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Week 1
Week 2
Week 3
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21



B. BIJSLUITER

Farydak 10 mg harde capsules
Farydak 15 mg harde capsules
Farydak 20 mg harde capsules
panobinostat
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Farydak en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

1.
Wat is Farydak en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Wat is Farydak?
Farydak is een geneesmiddel tegen kanker met de werkzame stof panobinostat, die bij een groep
geneesmiddelen hoort die pan-deacetylaseremmers worden genoemd.

Waarvoor wordt Farydak gebruikt?
Farydak wordt gebruikt voor de behandeling van volwassen patiënten met een zeldzame vorm van
bloedkanker die multipel myeloom (ziekte van Kahler) wordt genoemd. Multipel myeloom is een
aandoening waarbij plasmacellen (een soort bloedcel) ongecontroleerd in het beenmerg groeien.
Farydak blokkeert de groei van kwaadaardige plasmacellen en verlaagt het aantal kankercellen.
Farydak wordt altijd samen met twee andere geneesmiddelen gebruikt: bortezomib en dexamethason.
Als u vragen heeft over hoe Farydak werkt of waarom u dit middel krijgt, neem dan contact op met uw
arts of apotheker.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U geeft borstvoeding.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Volg alle instructies van uw arts zorgvuldig op.
-
als u leverproblemen heeft of ooit een leverziekte heeft gehad;
-
als u hart- of hartslagproblemen heeft, zoals een onregelmatige hartslag of een aandoening die
lange-QT-syndroom wordt genoemd;
-
als u een bacteriële infectie, een virus- of schimmelinfectie heeft;
-
als u problemen in het maag-darmkanaal heeft, zoals diarree, misselijkheid of overgeven;
-
als u bloedstollingsproblemen (coagulatieaandoening) heeft.
Breng uw arts of apotheker onmiddellijk op de hoogte tijdens de behandeling met Farydak:
-
als u verschijnselen opmerkt van een probleem in het maag-darmkanaal;
-
als u verschijnselen opmerkt van een leverprobleem;
-
als u verschijnselen opmerkt van een infectie;
-
als u verschijnselen opmerkt van een hartprobleem.
De lijst van klachten die hiermee gepaard gaan, staat in rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen.
Als u last krijgt van bijwerkingen, kan het zijn dat uw arts uw dosis moet veranderen of uw
behandeling met Farydak tijdelijk of blijvend moet stoppen.

Controle tijdens uw behandeling met Farydak
Tijdens de behandeling met Farydak moet er regelmatig bloedonderzoek worden uitgevoerd om:
-
te controleren hoe goed uw lever werkt (door het meten van de hoeveelheid bilirubine en
transaminase in uw bloed; dit zijn stoffen die de lever aanmaakt);
-
de hoeveelheid van bepaalde bloedcellen te controleren (witte bloedcellen, rode bloedcellen en
bloedplaatjes);
-
de hoeveelheid elektrolyten (zoals kalium, magnesium, fosfaat) in uw lichaam te controleren;
-
te controleren hoe goed uw schildklier en hypofyse werken (door het meten van de hoeveelheid
schildklierhormonen in uw bloed).
Uw hartslag wordt ook gecontroleerd met een machine die de elektrische activiteit van het hart meet
(dit wordt een ecg genoemd).

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Farydak mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Farydak nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken, waaronder
geneesmiddelen die u zonder recept kunt krijgen, zoals vitamines of kruidensupplementen? Vertel dat
dan uw arts of apotheker, omdat deze de werking van Farydak kunnen beïnvloeden.
U moet het met name aan uw arts of apotheker vertellen als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt:
-
geneesmiddelen voor de behandeling van infecties, waaronder schimmelinfecties (zoals
ketoconazol, itraconazol, voriconazol of posaconazol) en bepaalde bacteriële infecties (zoals
antibiotica als claritromycine of telitromycine). Geneesmiddelen voor de behandeling van
tuberculose, zoals rifabutine of rifampicine;
-
geneesmiddelen die epileptische aanvallen of stuipen onderdrukken (anti-epileptica zoals
carbamazepine, perfenazine, fenobarbital of fenytoïne);
-
geneesmiddelen voor de behandeling van hiv, zoals ritonavir of saquinavir;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van depressie, zoals nefazodon;
-
sint-janskruid, een kruidengeneesmiddel voor de behandeling van depressie;
-
geneesmiddelen die bloedstolling tegengaan en die anticoagulantia worden genoemd, zoals
warfarine of heparine;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van hoesten, zoals dextromethorfan;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van een onregelmatige hartslag, zoals amiodaron,
disopyramide, procaïnamide, kinidine, propafenon of sotalol;
-
geneesmiddelen die misschien een ongewenst effect hebben op het hart (dit wordt QT-
pimozide;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van een hoge bloeddruk, zoals metoprolol of nebivolol;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van ernstige problemen met de psychische gezondheid,
zoals risperidon;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van borstkanker, zoals tamoxifen;
-
geneesmiddelen voor de behandeling van misselijkheid en overgeven, zoals dolasetron,
granisetron, ondansetron of tropisetron; deze hebben misschien ook een ongewenst effect op het
hart (QT-verlenging);
-
atomoxetine, een geneesmiddel voor de behandeling van ADHD.
Deze geneesmiddelen moeten tijdens uw behandeling met Farydak met zorg gebruikt worden of
moeten misschien zelfs vermeden worden. Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, schrijft uw
arts u misschien een ander middel voor tijdens uw behandeling met Farydak.
Raadpleeg uw arts of apotheker als u niet zeker weet of uw geneesmiddel een van de hierboven
genoemde middelen is.
Tijdens uw behandeling met Farydak moet u het uw arts of apotheker ook vertellen als u een ander
geneesmiddel krijgt voorgeschreven dat u nog niet gebruikte.

Waarop moet u letten met eten en drinken?
Eet geen sterfruit, granaatappel of grapefruit of drink geen granaatappel- of grapefruitsap
tijdens uw behandeling met Farydak, omdat hierdoor misschien de hoeveelheid geneesmiddel dat in
uw bloed terechtkomt toeneemt.

Zwangerschap en borstvoeding
Vanwege het mogelijke risico op overlijden van de foetus of het ontstaan van afwijkingen bij de
foetus, mag Farydak niet worden gebruikt in de volgende situaties:
-
Zwangerschap
Farydak mag niet ingenomen worden tijdens de zwangerschap tenzij het mogelijke voordeel voor de
moeder opweegt tegen het mogelijke risico voor de baby. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of
wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts. Uw arts zal de mogelijke risico's van het
innemen van Farydak tijdens de zwangerschap met u bespreken.
-
Borstvoeding
U mag Farydak niet innemen als u borstvoeding geeft.

Anticonceptie voor vrouwen en mannen
Vanwege het mogelijke risico op overlijden van de foetus of het ontstaan van afwijkingen bij de
foetus, moet u gedurende het gebruik van Farydak de volgende anticonceptiemethoden gebruiken:
-
Voor vrouwen die Farydak innemen
Als u een seksueel actieve vrouw bent, moet u een zwangerschapstest doen voordat u begint met
Farydak en u moet een zeer betrouwbare anticonceptiemethode gebruiken tijdens de behandeling met
Farydak. U moet dit ook nog drie maanden gebruiken nadat u bent gestopt met het innemen van
Farydak. Uw arts bespreekt met u wat de beste methode voor u is om te gebruiken. Als u een
hormonaal anticonceptiemiddel gebruikt, moet u ook nog een barrièremethode (zoals een condoom of
pessarium) als anticonceptiemiddel gebruiken.
-
Voor mannen die Farydak innemen
Als u een seksueel actieve man bent, moet u een condoom gebruiken tijdens de behandeling met
Farydak. U moet dit ook nog gedurende zes maanden blijven doen nadat u bent gestopt met het
innemen van Farydak. Als uw partner zwanger kan worden, moet zij ook een zeer betrouwbare
anticonceptiemethode gebruiken tijdens uw behandeling en de zes maanden daarna. Laat het uw arts
direct weten als uw partner zwanger raakt tijdens uw inname van Farydak of in de zes maanden na uw

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Farydak kan de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen licht beïnvloeden. Als u zich
duizelig voelt terwijl u dit middel gebruikt, ga dan niet autorijden en bedien geen apparaten of
machines.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Hoeveel moet u innemen?
-
Farydak wordt ingenomen in een periode van 21 dagen (2 weken wel en 1 week niet) ­ dit
wordt een behandelcyclus genoemd.
-
U neemt het geneesmiddel niet elke dag in.
-
Op basis van de aanbevelingen van uw arts is de dosering Farydak 20 mg of 15 mg of 10 mg,
eenmaal daags in te nemen op dag 1, 3, 5, 8, 10 en 12 van de cyclus van 21 dagen.
-
Neem in week 3 geen Farydak in.
-
Na week 3 begint u weer een nieuwe cyclus, zoals u kunt zien in tabel 1 en 2 hieronder.
Zie tabel 1 voor cyclus 1 t/m 8 en tabel 2 voor cyclus 9 t/m 16.

Tabel 1
Aanbevolen schema voor het innemen van Farydak in combinatie met bortezomib
en dexamethason (cyclus 1-8)
Cyclus 1-8
Week 1
Week 2
Week 3
(cycli van 3 weken)
Dag
Dag
Farydak
1
3
5
8 10
12
Rustperiode
Bortezomib
1
4

8
11

Rustperiode
Dexamethason
1 2
4 5
8 9
11 12
Rustperiode

Tabel 2
Aanbevolen schema voor het innemen van Farydak in combinatie met bortezomib
en dexamethason (cyclus 9-16)
Cyclus 9-16
Week 1
Week 2
Week 3
(cycli van 3 weken)
Dag
Dag
Farydak
1
3
5 8 10
12
Rustperiode
Bortezomib
1

8


Rustperiode
Dexamethason
1 2

8 9


Rustperiode
Uw arts zal u precies vertellen hoeveel capsules Farydak u moet innemen. Verander de dosis niet
zonder dit met uw arts te bespreken.
Neem Farydak alleen op de geplande dagen eenmaal per dag in op hetzelfde tijdstip.

Hoe moet u dit geneesmiddel innemen?
-
Slik de capsules in hun geheel door met een glas water.
-
Het geneesmiddel kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
-
Kauw niet op de capsules en maak ze niet fijn.
Als u overgeeft nadat u uw Farydak-capsules heeft ingenomen, dient u geen capsules meer in te nemen
tot uw volgende geplande dosis.

Eén blisterverpakking van Farydak = 3 weken = 1 cyclus
De dagen van de cyclus zijn genummerd op de
blisterverpakking.
Neem Farydak in op dag 1, 3 en 5 en op dag 8, 10, en 12.
Op dag 1, 3 en 5 van week 1 en op dag 8, 10 en 12 van week 2
drukt u de Farydak-capsule uit de verpakking.
Op dagen waarop u Farydak niet hoeft in te nemen, ook in de
rustperiode in week 3, bekrast u de relevante lege vakjes met
uw nagel om u te helpen uw geneesmiddelenschema bij te
houden.

Hoelang moet Farydak ingenomen worden?
Blijf Farydak innemen zolang als uw arts u het voorschrijft. Dit is een langdurige behandeling met
16 cycli (48 weken). Uw arts controleert uw toestand om te zien of de behandeling werkt. Als u vragen
heeft over hoelang u Farydak moet innemen, bespreek deze dan met uw arts of apotheker.

Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u per ongeluk meer capsules heeft ingenomen dan u zou moeten, of als iemand anders per ongeluk
uw geneesmiddel inneemt, neem dan direct contact op met een arts of ga direct naar een ziekenhuis.
Neem de verpakking en deze bijsluiter mee. Mogelijk moet u hiervoor medisch worden behandeld.

Bent u vergeten dit middel in te nemen?
-
Als er minder dan 12 uur voorbij zijn sinds u het geneesmiddel had moeten innemen, neemt u de
gemiste dosis in zodra u eraan denkt. Ga dan verder met het innemen van het geneesmiddel
zoals gebruikelijk.
-
Als er meer dan 12 uur voorbij zijn sinds u het geneesmiddel had moeten innemen, slaat u de
gemiste dosis over. Ga dan verder met het innemen van het geneesmiddel zoals gebruikelijk.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Neem nooit een gemiste dosis Farydak in op een van de 'niet'-dagen, waarop geen Farydak gepland
staat.
Meld uw arts welke doses u gemist heeft tijdens een behandelcyclus van 21 dagen.
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Sommige bijwerkingen kunnen ernstig zijn
STOP met het innemen van Farydak en schakel onmiddellijk medische hulp in als u last krijgt van een
van de volgende verschijnselen:
·
moeite met ademhalen of slikken, zwelling van gezicht, lippen, tong of keel, hevig jeukende
huid met rode huiduitslag of met bulten (mogelijke verschijnselen van een allergische reactie)
·
ernstige hoofdpijn, gevoel van zwakte of verlamming van ledematen of gezicht, moeite met
praten, plotseling bewustzijnsverlies (mogelijke verschijnselen van problemen met het
zenuwstelsel zoals bloeding of zwelling in de schedel of hersenen)
·
snelle ademhaling, duizelig gevoel
·
plotse en drukkende pijn op de borst, vermoeid gevoel, onregelmatige hartslag (mogelijke
verschijnselen van een hartaanval)
·
ophoesten van bloed, bloederig vocht uit de neus (verschijnselen van een bloeding in de longen)
·
overgeven van bloed, zwarte of bloederige ontlasting, verlies van vers bloed via de anus,
meestal in of bij de ontlasting (verschijnselen van een maag- of darmbloeding)
·
moeilijk ademen met blauwheid rond de mond, wat zou kunnen leiden tot bewustzijnsverlies
(verschijnsel van ernstige longproblemen)
·
koorts, pijn op de borst, verhoogde hartslag, verlaagde bloeddruk, kortademigheid of snelle
ademhaling (verschijnselen van bloedvergiftiging, ook wel bekend als sepsis)
·
pijn of een ongemakkelijk gevoel op de borst, veranderingen in de hartslag (sneller of
langzamer), hartkloppingen, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen, duizeligheid, blauwe
verkleuring van uw lippen, kortademigheid, zwelling van de benen of huid (verschijnselen van
hartproblemen).
Breng uw arts of apotheker onmiddellijk op de hoogte als u een van deze bijwerkingen opmerkt:
·
maag- of buikpijn, misselijkheid, diarree, overgeven, zwarte of bloederige ontlasting,
verstopping, maagzuur, zwelling of opzetten van de buik (verschijnselen van een probleem in
het maag-darmkanaal)nieuwe of verergerende klachten, zoals hoesten met of zonder slijm,
koorts, moeilijk of pijnlijk ademen, piepende ademhaling (wheezing), pijn in de borstkas bij het
ademen, kortademigheid of moeilijk ademen, pijn of brandend gevoel bij het plassen,
overdreven gevoel dat u moet plassen, bloed in de urine (verschijnselen van een infectie in de
longen of de urinewegen)
·
koorts, zere keel of mondzweren vanwege infecties (verschijnselen van een laag aantal witte
bloedcellen)
·
plotse bloeding of blauwe plekken onder de huid (verschijnselen van een laag aantal
bloedplaatjes)
·
diarree, buikpijn, koorts (verschijnselen van een darmontsteking)
·
licht gevoel in het hoofd, met name bij het opstaan (verschijnsel van een lage bloeddruk)
·
dorstig gevoel, weinig urineproductie, gewichtsverlies, droge en plots rood wordende huid,
prikkelbaarheid (verschijnselen van uitdroging)
·
gezwollen enkels (een verschijnsel van een lage hoeveelheid albumine in het bloed - dit staat
bekend als hypoalbuminemie)
·
moe gevoel, jeuk, geel worden van de huid en het oogwit, misselijkheid of overgeven, verlies
van eetlust, pijn aan de rechterkant van uw buik, donkere of bruine urine, makkelijker dan
normaal bloeden of blauwe plekken krijgen (verschijnselen van een probleem met de lever)
·
sterk verminderde urineproductie, zwelling van de benen (verschijnselen van een probleem met
de nieren)
·
spierzwakte, spierspasmen, ongebruikelijke hartslag (verschijnselen van veranderingen van de
Andere mogelijke bijwerkingen
Als een van de onderstaande bijwerkingen ernstig wordt, breng uw arts of apotheker hier dan van op
de hoogte.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
·
moe gevoel (vermoeidheid), bleke huid. Dit zouden verschijnselen kunnen zijn van een laag
aantal rode bloedcellen
·
verminderde eetlust of gewichtsverlies
·
problemen met inslapen of doorslapen (insomnia)
·
hoofdpijn
·
duizelig, moe of zwak gevoel
·
overgeven, misselijkheid, maagklachten, indigestie
·
zwelling van de benen of armen
·
verminderde hoeveelheid fosfaat of natrium in het bloed
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
·
uitslag waarbij kleine met vocht gevulde blaren verschijnen op rood geworden huid, mond of
tandvlees (verschijnselen van een mogelijk ernstige virusinfectie)
·
ontstoken oor, bloedneus of bloeding in het oogwit, blauwe plekken, ontstoken huid veroorzaakt
door infectie (huiduitslag, rode huid, dit staat ook bekend als erytheem)
·
buikpijn, diarree, zwelling of opzetten van de buik (verschijnselen van een ontsteking van de
maagwandbekleding)
·
spruw in de mond (gistinfectie van de mond)
·
dorstig gevoel, veel urineproductie, vergrote eetlust met gewichtsverlies (verschijnselen van een
hoog suikergehalte in het bloed)
·
snelle gewichtstoename, zwelling van handen, enkels, voeten of gezicht (verschijnselen van het
vasthouden van vocht)
·
verlaagde hoeveelheid calcium in het bloed, wat soms leidt tot krampen
·
oncontroleerbaar schudden van het lichaam
·
hartkloppingen
·
klikkend, ratelend of krakend geluid dat de longen maken bij het ademen
·
gesprongen, gekloofde lippen
·
droge mond of veranderingen in uw smaakwaarneming
·
winderigheid
·
gewrichtspijn of -ontsteking
·
bloed in de urine (een verschijnsel van een probleem met de nieren)
·
niet in staat uw plas op te houden vanwege een verlies van of zwakke blaascontrole
·
koude rillingen
·
gewichtstoename, vermoeid gevoel, haaruitval, spierzwakte, het koud hebben (verschijnselen
van een te traag werkende schildklier - dit staat bekend als hypothyroïdie)
·
algemeen gevoel van onwelbevinden
·
verhoogde hoeveelheid urinezuur in het bloed
·
verminderde hoeveelheid magnesium in het bloed
·
verhoogde hoeveelheid van het afvalproduct creatinine in het bloed
·
verhoogde hoeveelheden van de leverenzymen alanineaminotransferase (ALAT),
aspartaataminotransferase (ASAT) of alkalische fosfatase (ALP) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
·
rode of paarse vlakke vlekjes (`speldenknopjes') onder de huid.

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
doos en de blisterverpakking.
-
Bewaren beneden 30°C.
-
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
-
Neem dit geneesmiddel niet in als u ziet dat de verpakking beschadigd is of ermee geknoeid is.
-
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde
manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is panobinostat.
-
Elke harde capsule Farydak 10 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 10 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171),
briljantblauw FCF (E133), geel ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol
(E1520), schellakglazuur.
-
Elke harde capsule Farydak 15 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 15 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171), geel
ijzeroxide (E172), rood ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol (E1520),
schellakglazuur.
-
Elke harde capsule Farydak 20 mg bevat watervrij panobinostatlactaat gelijk aan 20 mg
panobinostat. De andere stoffen in dit middel zijn: magnesiumstearaat, mannitol,
microkristallijne cellulose, gepregelatineerd zetmeel, gelatine, titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol (E1520), schellakglazuur.

Hoe ziet Farydak eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Farydak 10 mg harde capsules zijn lichtgroene ondoorzichtige capsules (15,6­16,2 mm) die een wit tot
bijna wit poeder bevatten, met radiale opdruk 'LBH 10 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft
en twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
Farydak 15 mg harde capsules zijn oranje ondoorzichtige capsules (19,1­19,7 mm) die een wit tot
bijna wit poeder bevatten, met radiale opdruk 'LBH 15 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft
en twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
Farydak 20 mg harde capsules zijn rode ondoorzichtige capsules (19,1­19,7 mm) die een wit tot bijna
wit poeder bevatten, met radiale opdruk 'LBH 20 mg' in zwarte inkt op de bovenste capsulehelft en
twee radiale ringen in zwarte inkt op de onderste capsulehelft, geleverd in blisterverpakkingen.
De volgende verpakkingsgrootten zijn beschikbaar: blisterverpakkingen met 6, 12 of 24 capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Secura Bio Limited
32 Molesworth Street
Dublin 2
Ierland
Siegfried Barbera, S.L.
1 Ronda DE Santa Maria, 158
08210 Barberà van Vallès
Barcelona, Spanje

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Farydak 10 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Farydak 10 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Farydak 10 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG