Eprecis 20 mg/ml

Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
BIJSLUITER
Eprecis 20 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, schapen en geiten
1.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Ceva Santé Animale N.V. – Métrologielaan 6 – 1130 Brussel – België
Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:
Ceva Santé Animale
10. av. de La Ballastière
33500 Libourne
Frankrijk
2.
BENAMING VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Eprecis 20 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, schapen en geiten
Eprinomectine
3.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) EN OVERIGE BESTANDDE(E)L(EN)
Per ml:
Werkzaam bestanddeel:
Eprinomectine
20,0 mg
Hulpstoffen:
Butylhydroxytolueen (E321)
0,8 mg
Heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing
4.
INDICATIE(S)
Behandeling van besmettingen door interne en externe parasieten gevoelig voor
eprinomectine:
Rund
Volwasse
n
Gastro-intestinale
rondwormen
Ostertagia ostertagi
Ostertagia lyrata
Ostertagia
spp.
Cooperia oncophora
Cooperia pectinata
Cooperia surnabada
Cooperia punctata
Cooperia
spp.
Haemonchus placei
Trichostrongylus axei
L4
Geïnhibeerde
L4
Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
Trichostrongylus
colubriformis
Trichostrongylus
spp.
Bunostomun phlebotomum
Nematodirus helvetianus
Oesophagostomum radiatum
Oesophagostomum
spp.
Trichuris
spp.
Longwormen
Dictyocaulus viviparus
Zuigende luizen:
Haematopinus eurysternus, Linognathus vituli, Solenopotes capillatus
Hoornvliegen:
Haematobia irritans
Runderhorzellarven
(parasitaire stadia):
Hypoderma bovis, Hypoderma lineatum
Schurftmijten:
Sarcoptes scabiei
var.
bovis
Preventie van herbesmetting:
Het diergeneesmiddel beschermt behandelde dieren tegen herbesmettingen met:
-
Trichostrongylus
spp. (inclusief
Trichostrongylus axei
en
Trichostrongylus colubriformis),
Haemonchus placei, Cooperia
spp. (inclusief
Cooperia oncophora, Cooperia punctata, Cooperia
surnabada), Dictyocaulus viviparus, Oesophagostomum radiatum, Ostertagia
spp. (inclusief
Ostertagia ostertagi
en
Ostertagia lyrata)
en
Nematodirus Helvetiers
gedurende 14 dagen.
-
Haematobia irritans
gedurende ten minste 7 dagen.
Schaap
Gastrointestinal roundworms (volwassen)
Teladorsagia circumcincta (pinnata/trifurcata),Haemonchus contortus, Trichostrongylus axei,
Trichostrongylus colubriformis, Nematodirus battus, Cooperia curticei, Chabertia ovina,
Oesophagostomum venulosum
Longwormen (volwassen):
Dictyocaulus filaria
Geit
Gastrointestinal roundworms (volwassen)
Teladorsagia circumcincta (pinnata/trifurcata), Haemonchus contortus, Trichostrongylus axei,
Trichostrongylus colubriformis, Nematodirus battus, Cooperia curticei, Oesophagotomum venulosum
Longwormen (volwassen):
Dictyocaulus filaria
5.
CONTRA-INDICATIES
Niet gebruiken bij andere diersoorten.
Niet gebruiken bij bekende overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de
hulpstoffen.
Niet oraal of per intramusculaire of intraveneuze injectie toedienen.
6.
BIJWERKINGEN
Runderen:
Een matige tot ernstige zwelling op de plaats van injectie komt zeer vaak voor na behandeling.
Gewoonlijk verdwijnt de zwelling binnen zeven dagen, maar verharding (hardheid) kan aanhouden tot
meer dan 21 dagen. Zwelling kan worden geassocieerd met milde tot matige pijn.
Deze reactie verdwijnt zonder behandeling, en vermindert de veiligheid of werkzaamheid van het
diergeneesmiddel niet.
Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
Schapen en geiten:
Een lichte tot matige zwelling op de injectieplaats komt zeer vaak voor. Gewoonlijk verdwijnt de
zwelling binnen 16 tot 18 dagen.
De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd:
- Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 behandelde dieren vertonen bijwerking(en))
- Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 100 behandelde dieren)
- Soms (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 1.000 behandelde dieren)
- Zelden (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 10.000 behandelde dieren)
- Zeer zelden (minder dan 1 van de 10.000 behandelde dieren, inclusief geïsoleerde rapporten).
Indien u bijwerkingen vaststelt, zelfs wanneer die niet in deze bijsluiter worden vermeld, of u
vermoedt dat het diergeneesmiddel niet werkzaam is, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis
te stellen.
Als alternatief kunt u dit rapporteren via uw nationaal meldsysteem.
7.
DOELDIERSOORT(EN)
Rund, schaap en geit.
8.
DOSERING VOOR ELKE DOELDIERSOORT, TOEDIENINGSWEG(EN) EN WIJZE
VAN GEBRUIK.
Subcutaan gebruik. Uitsluitend voor eenmalige toediening.
Toediening van 0,2 mg eprinomectine per kg lichaamsgewicht; overeenkomend met
0,1 ml van het diergeneesmiddel per 10 kg lichaamsgewicht.
Bij geiten mag het volume per injectieplaats niet groter zijn dan 0,6 ml.
50 ml en 100 ml injectieflacons
Niet meer dan 30 keer aanprikken per injectieflacon. Als er meer dan 30 keer aangeprikt dient te
worden,
wordt het gebruik van een optreknaald aanbevolen.
250 ml en 500 ml injectieflacons
Niet meer dan 20 keer aanprikken per injectieflacon. Als er meer dan 20 keer aangeprikt dient te
worden,
wordt het gebruik van een optreknaald aanbevolen.
Teneinde een juiste dosering te berekenen, dient het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk te
worden bepaald; de nauwkeurigheid van het doseerhulpmiddel dient te worden nagegaan.
9.
AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING
10.
WACHTTIJD(EN)
Runderen:
Vlees en slachtafval: 63 dagen
Melk: nul uur.
Schapen:
Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
Vlees en slachtafval: 42 dagen.
Melk: nul uur.
Geiten:
Vlees en slachtafval: 42 dagen
Melk: nul uur.
11.
BIJZONDERE BEWAARVOORSCHIFTEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen bewaren.
Dit diergeneesmiddel vereist geen bijzondere bewaarvoorschriften.
Dit diergeneesmiddel niet gebruiken na de uiterste gebruiksdatum vermeld op de doos of het etiket na
EXP. De uiterste gebruiksdatum verwijst naar de laatste dag van de maand.
Houdbaarheid na opening van de primaire verpakking: 6 maanden.
12.
SPECIALE WAARSCHUWING(EN)
Speciale waarschuwingen voor elke doeldiersoort :
Runderen, schapen en geiten
De volgende situaties dienen vermeden te worden, omdat deze de ontwikkeling van resistentie
bevorderen en uiteindelijk kunnen leiden tot ondoeltreffendheid van de behandeling:
- Te frequent en herhaald gebruik van anthelmintica van eenzelfde groep gedurende een langere
periode,
- Onderdosering, door onderschatting van het lichaamsgewicht, onjuiste toediening van het
diergeneesmiddel of een niet of onjuist gekalibreerd doseerapparaat (indien van toepassing).
Vermoedelijke klinische gevallen van resistentie tegen anthelmintica moeten nader onderzocht worden
door middel van geschikte testen (bijv. Faecal Egg Count Reduction Test). Wanneer het resultaat van
de test(en) duidelijk wijst op resistentie tegen een bepaald anthelminticum, moet een anthelminticum
van een andere farmacologische groep met een ander werkingsmechanisme worden toegediend.
Indien er een risico op herinfectie bestaat, dient u een dierenarts te raadplegen over de noodzaak tot en
frequentie van herhaalde toediening.
Runderen
In de EU is resistentie van parasietsoorten bij runderen gemeld tegen andere macrocyclische
lactonen.
Derhalve dient het gebruik van dit diergeneesmiddel gebaseerd te worden op lokale epidemiologische
gegevens (regionaal en op, bedrijfsniveau) met betrekking tot de gevoeligheid van nematoden en
aanbevelingen over hoe een verdere selectie voor resistentieontwikkeling tegen anthelmintica beperkt
kan worden.
Schapen en geiten
In de EU is resistentie tegen eprinomectine bij parasietsoorten bij geiten en schapen gemeld.
Derhalve dient het gebruik van dit diergeneesmiddel gebaseerd te worden op lokale epidemiologische
gegevens (regionaal en op, bedrijfsniveau) met betrekking tot de gevoeligheid van nematoden en
aanbevelingen over hoe een verdere selectie voor resistentieontwikkeling tegen anthelmintica beperkt
kan worden.
.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren:
Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
Gebruikelijke aseptische handelingen voor toediening van een parenterale injectie moeten worden
gevolgd.
Niet gebruiken bij andere diersoorten; avermectines kunnen fatale gevolgen hebben bij honden,
voornamelijk Collies en Bobtails (Old English Sheepdogs), als ook aanverwante rassen en kruisingen
en bij land- en zeeschildpadden.
De dood van horzellarven in de slokdarm of de ruggengraat kan tot secundaire reacties leiden. Om
secundaire reacties als gevolg van de dood van
Hypoderma-larven
in de slokdarm of de wervelkolom
te voorkomen, wordt aanbevolen het diergeneesmiddel toe te dienen na het uitzwermen van de horzels
en voordat de larven hun rustplaats bereiken.
Speciale voorzorgsmaatregelen te nemen door de persoon die het diergeneesmiddel aan de dieren
toedient:
Personen met een bekende overgevoeligheid voor eprinomectine of één van de hulpstoffen, moeten
contact met het diergeneesmiddel vermijden.
Het diergeneesmiddel veroorzaakt ernstige oogirritatie. Vermijd contact met de ogen. Was eventuele
spetters in de ogen onmiddellijk weg met water.
Dit diergeneesmiddel kan neurotoxiciteit veroorzaken. Voorzichtigheid is geboden bij het hanteren van
het diergeneesmiddel om zelf-injectie te vermijden.
In geval van accidentele zelfinjectie dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de
bijsluiter of het etiket te worden getoond.
Vermijd contact met de huid. Was eventuele spetters op de huid onmiddellijk weg met water.
Vermijd orale blootstelling. Niet eten, drinken of roken tijdens toepassing van het diergeneesmiddel.
Handen wassen na gebruik.
De hulpstof glycerolformal kan schade toebrengen aan het ongeboren kind. Bovendien kan het
werkzame bestanddeel eprinomectine worden overgedragen via de moedermelk. Zwangere vrouwen/
vrouwen die borstvoeding geven en vrouwen van vruchtbare leeftijd moeten daarom blootstelling aan
dit diergeneesmiddel vermijden.
Overige voorzorgsmaatregelen
Eprinomectine is zeer giftig voor mestfauna en waterorganismen, is persistent in de bodem en kan zich
ophopen in sediment. Het risico voor waterecosystemen en mestfauna kan beperkt worden door het
vermijden van te frequent en herhaald gebruik van eprinomectine (en diergeneesmiddelen van dezelfde
anthelmintica klasse) in runderen, schapen en geiten.
Het risico voor het waterecosysteem kan verder beperkt worden door behandelde runderen, schapen en
geiten gedurende twee tot vijf weken na de behandeling uit de buurt te houden van oppervlaktewater.
Dracht en lactatie:
Runderen:
Kan tijdens de dracht en lactatie worden gebruikt.
Schapen en geiten:
De veiligheid van eprinomectine tijdens de dracht bij schapen en geiten is niet getest. Bij deze
diersoorten uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten/risicobeoordeling door de behandelende
dierenarts.
Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie:
Aangezien eprinomectine sterk bindt aan plasma-eiwitten, dient hiermee rekening te worden
gehouden indien dit diergeneesmiddel wordt gebruikt in combinatie met andere moleculen met
dezelfde eigenschappen.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota):
Runderen, schapen
Na subcutane toediening van vijf maal de aanbevolen dosering, werden geen bijwerkingen
waargenomen, met uitzondering van een voorbijgaande reactie (zwelling gevolgd door verharding) op
de injectieplaats.
Bijsluiter – NL Versie
EPRECIS 20 MG/ML
De veiligheid van het diergeneesmiddel bij geiten is niet aangetoond in onderzoeken naar
overdosering.
Onverenigbaarheden:
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, mag het diergeneesmiddel niet met
andere diergeneesmiddelen worden gemengd.
13.
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE DIERGENEESMIDDELEN OF EVENTUEEL AFVALMATERIAAL
Ongebruikte diergeneesmiddelen of restanten hiervan dienen in overeenstemming met de lokale vereisten
te worden verwijderd.
Zeer gevaarlijk voor vissen en andere waterorganismen. Het diergeneesmiddel of lege verpakkingen
dienen niet in het oppervlaktewater terecht te komen.
14.
DE DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST IS HERZIEN
Maart 2021
15.
OVERIGE INFORMATIE
Milieukenmerken
Net als andere macrocyclische lactonen, kan eprinomectine een nadelige invloed hebben op
niet-doeldieren. Na de behandeling kan uitscheiding van mogelijk toxische niveaus van
eprinomectine plaatsvinden gedurende een periode van enkele weken.
Feces die eprinomectine bevat en door behandelde dieren op het weiland wordt uitgescheiden kan de
hoeveelheid organismen die zich met mest voeden verminderen, hetgeen de mestafbraak kan
beïnvloeden.
Eprinomectine is zeer giftig voor mestfauna en waterorganismen, is persistent in de bodem en kan
ophopen in sediment.
Verpakkingsgrootten:
50 ml injectieflacon
100 ml injectieflacon
250 ml injectieflacon
500 ml injectieflacon
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
BE-V477511
KANALISATIE
Op diergeneeskundig voorschrift
EPRECIS 20 MG/ML
BIJSLUITER
Eprecis 20 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, schapen en geiten
1.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Ceva Santé Animale N.V. ­ Métrologielaan 6 ­ 1130 Brussel ­ België
Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:
Ceva Santé Animale
10. av. de La Ballastière
33500 Libourne
Frankrijk
2.
BENAMING VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Eprecis 20 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, schapen en geiten
Eprinomectine
3.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) EN OVERIGE BESTANDDE(E)L(EN)
Per ml:
Werkzaam bestanddeel:
Eprinomectine
20,0 mg
Hulpstoffen:
Butylhydroxytolueen (E321)
0,8 mg
Heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing
4.
INDICATIE(S)
Behandeling van besmettingen door interne en externe parasieten gevoelig voor
eprinomectine:
Rund

Volwasse


L4


Geïnhibeerde


n


L4

Gastro-intestinale
rondwormen
Ostertagia ostertagi



Ostertagia lyrata

Ostertagia spp.


Cooperia oncophora


Cooperia pectinata


Cooperia surnabada


Cooperia punctata


Cooperia spp.



Haemonchus placei


Trichostrongylus axei

EPRECIS 20 MG/ML
Trichostrongylus


colubriformis
Trichostrongylus
spp.


Bunostomun phlebotomum


Nematodirus helvetianus


Oesophagostomum radiatum


Oesophagostomum spp.

Trichuris spp.

Longwormen
Dictyocaulus viviparus


Zuigende luizen: Haematopinus eurysternus, Linognathus vituli, Solenopotes capillatus

Hoornvliegen: Haematobia irritans

Runderhorzellarven (parasitaire stadia): Hypoderma bovis, Hypoderma lineatum

Schurftmijten: Sarcoptes scabiei var. bovis
Preventie van herbesmetting:
Het diergeneesmiddel beschermt behandelde dieren tegen herbesmettingen met:
- Trichostrongylus spp. (inclusief Trichostrongylus axei en Trichostrongylus colubriformis),
Haemonchus placei, Cooperia spp. (inclusief Cooperia oncophora, Cooperia punctata, Cooperia
surnabada
), Dictyocaulus viviparus, Oesophagostomum radiatum, Ostertagia spp. (inclusief
Ostertagia ostertagi en Ostertagia lyrata) en Nematodirus Helvetiers gedurende 14 dagen.
- Haematobia irritans gedurende ten minste 7 dagen.
Schaap
Gastrointestinal roundworms (volwassen)
Teladorsagia circumcincta (pinnata/trifurcata),Haemonchus contortus, Trichostrongylus axei,
Trichostrongylus colubriformis, Nematodirus battus, Cooperia curticei, Chabertia ovina,
Oesophagostomum venulosum

Longwormen (volwassen): Dictyocaulus filaria
Geit
Gastrointestinal roundworms (volwassen)
Teladorsagia circumcincta (pinnata/trifurcata), Haemonchus contortus, Trichostrongylus axei,
Trichostrongylus colubriformis, Nematodirus battus, Cooperia curticei, Oesophagotomum venulosum

Longwormen (volwassen): Dictyocaulus filaria
5.
CONTRA-INDICATIES
Niet gebruiken bij andere diersoorten.
Niet gebruiken bij bekende overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de
hulpstoffen.
Niet oraal of per intramusculaire of intraveneuze injectie toedienen.
6.
BIJWERKINGEN
EPRECIS 20 MG/ML
Schapen en geiten:
Een lichte tot matige zwelling op de injectieplaats komt zeer vaak voor. Gewoonlijk verdwijnt de
zwelling binnen 16 tot 18 dagen.
De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd:
- Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 behandelde dieren vertonen bijwerking(en))
- Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 100 behandelde dieren)
- Soms (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 1.000 behandelde dieren)
- Zelden (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 10.000 behandelde dieren)
- Zeer zelden (minder dan 1 van de 10.000 behandelde dieren, inclusief geïsoleerde rapporten).
Indien u bijwerkingen vaststelt, zelfs wanneer die niet in deze bijsluiter worden vermeld, of u
vermoedt dat het diergeneesmiddel niet werkzaam is, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis
te stellen.
Als alternatief kunt u dit rapporteren via uw nationaal meldsysteem.
7.
DOELDIERSOORT(EN)
Rund, schaap en geit.
8.
DOSERING VOOR ELKE DOELDIERSOORT, TOEDIENINGSWEG(EN) EN WIJZE
VAN GEBRUIK.

Subcutaan gebruik. Uitsluitend voor eenmalige toediening.
Toediening van 0,2 mg eprinomectine per kg lichaamsgewicht; overeenkomend met
0,1 ml van het diergeneesmiddel per 10 kg lichaamsgewicht.
Bij geiten mag het volume per injectieplaats niet groter zijn dan 0,6 ml.
50 ml en 100 ml injectieflacons
Niet meer dan 30 keer aanprikken per injectieflacon. Als er meer dan 30 keer aangeprikt dient te
worden,
wordt het gebruik van een optreknaald aanbevolen.
250 ml en 500 ml injectieflacons
Niet meer dan 20 keer aanprikken per injectieflacon. Als er meer dan 20 keer aangeprikt dient te
worden,
wordt het gebruik van een optreknaald aanbevolen.
Teneinde een juiste dosering te berekenen, dient het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk te
worden bepaald; de nauwkeurigheid van het doseerhulpmiddel dient te worden nagegaan.
9.
AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING
10.
WACHTTIJD(EN)
Runderen:
Vlees en slachtafval: 63 dagen
Melk: nul uur.
EPRECIS 20 MG/ML
Vlees en slachtafval: 42 dagen.
Melk: nul uur.
Geiten:
Vlees en slachtafval: 42 dagen
Melk: nul uur.
11.
BIJZONDERE BEWAARVOORSCHIFTEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen bewaren.
Dit diergeneesmiddel vereist geen bijzondere bewaarvoorschriften.
Dit diergeneesmiddel niet gebruiken na de uiterste gebruiksdatum vermeld op de doos of het etiket na
EXP. De uiterste gebruiksdatum verwijst naar de laatste dag van de maand.
Houdbaarheid na opening van de primaire verpakking: 6 maanden.
12.
SPECIALE WAARSCHUWING(EN)
Speciale waarschuwingen voor elke doeldiersoort :
Runderen, schapen en geiten
De volgende situaties dienen vermeden te worden, omdat deze de ontwikkeling van resistentie
bevorderen en uiteindelijk kunnen leiden tot ondoeltreffendheid van de behandeling:
- Te frequent en herhaald gebruik van anthelmintica van eenzelfde groep gedurende een langere
periode,
- Onderdosering, door onderschatting van het lichaamsgewicht, onjuiste toediening van het
diergeneesmiddel of een niet of onjuist gekalibreerd doseerapparaat (indien van toepassing).
Vermoedelijke klinische gevallen van resistentie tegen anthelmintica moeten nader onderzocht worden
door middel van geschikte testen (bijv. Faecal Egg Count Reduction Test). Wanneer het resultaat van
de test(en) duidelijk wijst op resistentie tegen een bepaald anthelminticum, moet een anthelminticum
van een andere farmacologische groep met een ander werkingsmechanisme worden toegediend.
Indien er een risico op herinfectie bestaat, dient u een dierenarts te raadplegen over de noodzaak tot en
frequentie van herhaalde toediening.
Runderen
In de EU is resistentie van parasietsoorten bij runderen gemeld tegen andere macrocyclische
lactonen.
Derhalve dient het gebruik van dit diergeneesmiddel gebaseerd te worden op lokale epidemiologische
gegevens (regionaal en op, bedrijfsniveau) met betrekking tot de gevoeligheid van nematoden en
aanbevelingen over hoe een verdere selectie voor resistentieontwikkeling tegen anthelmintica beperkt
kan worden.
Schapen en geiten
In de EU is resistentie tegen eprinomectine bij parasietsoorten bij geiten en schapen gemeld.
Derhalve dient het gebruik van dit diergeneesmiddel gebaseerd te worden op lokale epidemiologische
gegevens (regionaal en op, bedrijfsniveau) met betrekking tot de gevoeligheid van nematoden en
aanbevelingen over hoe een verdere selectie voor resistentieontwikkeling tegen anthelmintica beperkt
kan worden.
.
EPRECIS 20 MG/ML
Gebruikelijke aseptische handelingen voor toediening van een parenterale injectie moeten worden
gevolgd.
Niet gebruiken bij andere diersoorten; avermectines kunnen fatale gevolgen hebben bij honden,
voornamelijk Collies en Bobtails (Old English Sheepdogs), als ook aanverwante rassen en kruisingen
en bij land- en zeeschildpadden.
De dood van horzellarven in de slokdarm of de ruggengraat kan tot secundaire reacties leiden. Om
secundaire reacties als gevolg van de dood van Hypoderma-larven in de slokdarm of de wervelkolom
te voorkomen, wordt aanbevolen het diergeneesmiddel toe te dienen na het uitzwermen van de horzels
en voordat de larven hun rustplaats bereiken.
Speciale voorzorgsmaatregelen te nemen door de persoon die het diergeneesmiddel aan de dieren
toedient:
Personen met een bekende overgevoeligheid voor eprinomectine of één van de hulpstoffen, moeten
contact met het diergeneesmiddel vermijden.
Het diergeneesmiddel veroorzaakt ernstige oogirritatie. Vermijd contact met de ogen. Was eventuele
spetters in de ogen onmiddellijk weg met water.
Dit diergeneesmiddel kan neurotoxiciteit veroorzaken. Voorzichtigheid is geboden bij het hanteren van
het diergeneesmiddel om zelf-injectie te vermijden.
In geval van accidentele zelfinjectie dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de
bijsluiter of het etiket te worden getoond.
Vermijd contact met de huid. Was eventuele spetters op de huid onmiddellijk weg met water.
Vermijd orale blootstelling. Niet eten, drinken of roken tijdens toepassing van het diergeneesmiddel.
Handen wassen na gebruik.
De hulpstof glycerolformal kan schade toebrengen aan het ongeboren kind. Bovendien kan het
werkzame bestanddeel eprinomectine worden overgedragen via de moedermelk. Zwangere vrouwen/
vrouwen die borstvoeding geven en vrouwen van vruchtbare leeftijd moeten daarom blootstelling aan
dit diergeneesmiddel vermijden.
Overige voorzorgsmaatregelen
Eprinomectine is zeer giftig voor mestfauna en waterorganismen, is persistent in de bodem en kan zich
ophopen in sediment. Het risico voor waterecosystemen en mestfauna kan beperkt worden door het
vermijden van te frequent en herhaald gebruik van eprinomectine (en diergeneesmiddelen van dezelfde
anthelmintica klasse) in runderen, schapen en geiten.
Het risico voor het waterecosysteem kan verder beperkt worden door behandelde runderen, schapen en
geiten gedurende twee tot vijf weken na de behandeling uit de buurt te houden van oppervlaktewater.
Dracht en lactatie:
Runderen:
Kan tijdens de dracht en lactatie worden gebruikt.
Schapen en geiten:
De veiligheid van eprinomectine tijdens de dracht bij schapen en geiten is niet getest. Bij deze
diersoorten uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten/risicobeoordeling door de behandelende
dierenarts.
Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie:
Aangezien eprinomectine sterk bindt aan plasma-eiwitten, dient hiermee rekening te worden
gehouden indien dit diergeneesmiddel wordt gebruikt in combinatie met andere moleculen met
dezelfde eigenschappen.
EPRECIS 20 MG/ML
De veiligheid van het diergeneesmiddel bij geiten is niet aangetoond in onderzoeken naar
overdosering.
Onverenigbaarheden:
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, mag het diergeneesmiddel niet met
andere diergeneesmiddelen worden gemengd.
13.
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE DIERGENEESMIDDELEN OF EVENTUEEL AFVALMATERIAAL

Ongebruikte diergeneesmiddelen of restanten hiervan dienen in overeenstemming met de lokale vereisten
te worden verwijderd.
Zeer gevaarlijk voor vissen en andere waterorganismen. Het diergeneesmiddel of lege verpakkingen
dienen niet in het oppervlaktewater terecht te komen.
14.
DE DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST IS HERZIEN
Maart 2021
15.
OVERIGE INFORMATIE
Milieukenmerken
Net als andere macrocyclische lactonen, kan eprinomectine een nadelige invloed hebben op
niet-doeldieren. Na de behandeling kan uitscheiding van mogelijk toxische niveaus van
eprinomectine plaatsvinden gedurende een periode van enkele weken.
Feces die eprinomectine bevat en door behandelde dieren op het weiland wordt uitgescheiden kan de
hoeveelheid organismen die zich met mest voeden verminderen, hetgeen de mestafbraak kan
beïnvloeden.
Eprinomectine is zeer giftig voor mestfauna en waterorganismen, is persistent in de bodem en kan
ophopen in sediment.
Verpakkingsgrootten:
50 ml injectieflacon
100 ml injectieflacon
250 ml injectieflacon
500 ml injectieflacon
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
BE-V477511

Heb je dit medicijn gebruikt? Eprecis 20 mg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Eprecis 20 mg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Eprecis 20 mg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG