Ecalta 100 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 100 mg anidulafungine.
De gereconstitueerde oplossing bevat 3,33 mg/ml anidulafungine en de verdunde oplossing bevat 0,77
mg/ml anidulafungine.
Hulpstof met bekend effect: ECALTA bevat 119 mg fructose per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Witte tot gebroken witte vaste stof.
De gereconstitueerde oplossing heeft een pH van 3,5 tot 5,5.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van invasieve candidiasis bij volwassen patiënten en kinderen in de leeftijd van 1 maand
tot <18 jaar (zie rubrieken 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met ECALTA dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de behandeling
van invasieve schimmelinfecties.
Dosering
Vóór het begin van de behandeling dienen monsters voor schimmelkweek te worden afgenomen.
Behandeling mag worden gestart voordat de resultaten van de kweek bekend zijn en kan worden
aangepast op basis van de resultaten zodra deze beschikbaar zijn.
Volwassenen (dosering en behandelduur)
Een eenmalige aanvangsdosis van 200 mg dient op dag 1 te worden toegediend, daarna gevolgd door
dagelijks 100 mg. De duur van de behandeling dient te worden gebaseerd op de klinische reactie van
de patiënt.
In het algemeen dient een antischimmelbehandeling tot ten minste 14 dagen na de laatste positieve
kweek te worden voortgezet.
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een behandeling van langer dan 35 dagen met de 100
mg dosis te onderbouwen.
Patiënten met een verminderde nier- en leverfunctie
Bij patiënten met een licht, matig of ernstig verminderde leverfunctie hoeft de dosis niet te worden
aangepast. Bij patiënten met een zekere mate van nierinsufficiëntie hoeft de dosis niet te worden
aangepast, ook niet bij patiënten die worden gedialyseerd. ECALTA kan worden gegeven ongeacht het
moment waarop de hemodialyse plaatsvindt (zie rubriek 5.2).
2
Andere speciale populaties
Bij volwassen patiënten hoeft de dosis niet te worden aangepast op grond van geslacht, gewicht,
etnische afkomst, HIV-besmetting of ouderen (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (1 maand tot <18 jaar) (dosering en behandelduur)
Op dag 1 dient een eenmalige aanvangsdosis van 3,0 mg/kg (niet hoger dan 200 mg) te worden
toegediend, daarna gevolgd door een dagelijkse onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg (niet hoger dan
100 mg).
De duur van de behandeling dient te worden gebaseerd op de klinische reactie van de patiënt.
In het algemeen dient de antischimmelbehandeling tot ten minste 14 dagen na de laatste positieve
kweek te worden voortgezet.
De veiligheid en werkzaamheid van ECALTA zijn niet vastgesteld bij pasgeborenen (<1 maand oud)
(zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
Alleen voor intraveneus gebruik.
ECALTA dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie tot een concentratie van 3,33
mg/ml en vervolgens te worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de uiteindelijke
oplossing voor infusie. Bij kinderen zal het volume van de oplossing voor infusie dat nodig is om de
dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van het kind. Voor instructies over
reconstitutie van het geneesmiddel voor toediening (zie rubriek 6.6).
Het wordt aanbevolen om ECALTA toe te dienen met een infusiesnelheid die niet hoger is dan 1,1
mg/minuut (overeenkomend met 1,4 ml/minuut wanneer gereconstitueerd en verdund conform
instructies). Infusie gerelateerde reacties komen weinig voor wanneer de snelheid waarmee
anidulafungine wordt geïnfundeerd niet hoger is dan 1,1 mg/minuut (zie rubriek 4.4).
ECALTA mag niet worden toegediend als een bolusinjectie.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere geneesmiddelen uit de groep van echinocandinen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
ECALTA is niet onderzocht bij patiënten met
Candida-endocarditis,
osteomyelitis of meningitis.
De werkzaamheid van ECALTA is alleen geëvalueerd in een beperkt aantal neutropene patiënten (zie
rubriek 5.1).
Pediatrische patiënten
Behandeling met ECALTA van pasgeborenen (<1 maand) wordt niet aanbevolen. Bij het behandelen
van pasgeborenen dient aandacht te worden besteed aan het spreidingsgebied van de gedissemineerde
candidiasis, met inbegrip van het centrale zenuwstelsel (CZS); niet-klinische infectiemodellen wijzen
erop dat hogere doses anidulafungine nodig zijn om voldoende doordringing in het CZS te verkrijgen
(zie rubriek 5.3), wat leidt tot hogere doses polysorbaat 80, een hulpstof van de formulering. Hoge
doses polysorbaten zijn in verband gebracht met potentieel levensbedreigende toxiciteiten bij
pasgeborenen, zoals gemeld in de literatuur.
3
Er zijn geen klinische gegevens die de werkzaamheid en veiligheid ondersteunen van hogere
doses anidulafungine dan de doses die worden aanbevolen in rubriek 4.2.
Effecten op de lever
Verhoogde waarden van leverenzymen zijn waargenomen bij gezonde personen en patiënten die met
anidulafungine werden behandeld. Bij een aantal patiënten met een ernstige onderliggende medische
aandoening die gelijktijdig meerdere geneesmiddelen kregen naast anidulafungine, zijn klinisch
significante leverafwijkingen opgetreden. Gevallen van significante leverstoornis, hepatitis en
leverfalen kwamen soms voor tijdens klinische onderzoeken. Bij patiënten met verhoogde
leverenzymen tijdens behandeling met anidulafungine dient te worden gecontroleerd op tekenen van
verslechterende leverfunctie en dient het risico/voordeel van voortzetting van behandeling met
anidulafungine geëvalueerd te worden.
Anafylactische reacties
Anafylactische reacties, waaronder shock, zijn gemeld bij het gebruik van anidulafungine. Indien deze
reacties voorkomen, dient de behandeling met anidulafungine te worden stopgezet en dient passende
behandeling te worden gegeven.
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde bijwerkingen zijn gemeld bij het gebruik van anidulafungine, waaronder uitslag,
urticaria, blozen, pruritus, dyspneu, bronchospasmen en hypotensie. Infusiegerelateerde bijwerkingen
komen weinig voor wanneer de snelheid waarmee anidulafungine wordt geïnfundeerd niet hoger is
dan 1,1 mg/minuut (zie rubriek 4.8).
Bij een niet-klinisch onderzoek bij ratten (zie rubriek 5.3) is een verergering van infusie-gerelateerde
reacties door gelijktijdige behandeling met anesthetica waargenomen. De klinische relevantie hiervan
is onbekend. Niettemin dient men voorzichtig te zijn bij het gelijktijdig toedienen van anidulafungine
en anesthetica.
Fructosegehalte
ECALTA bevat fructose.
Dit geneesmiddel mag niet worden toegediend aan patiënten met erfelijke fructose-intolerantie, tenzij
strikt noodzakelijk.
Bij zuigelingen en jonge kinderen (jonger dan 2 jaar) kan erfelijke fructose-intolerantie nog niet zijn
gediagnosticeerd. Intraveneus toegediende geneesmiddelen (die fructose bevatten) kunnen
levensbedreigend zijn en mogen niet aan deze patiëntengroep worden toegediend, tenzij er sprake is
van een dwingende klinische noodzaak en er geen alternatieven beschikbaar zijn.
Er moet bij iedere patiënt een uitgebreide anamnese met betrekking tot symptomen van erfelijke
fructose-intolerantie worden afgenomen voordat dit geneesmiddel wordt toegediend.
Natriumgehalte
ECALTA bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon. Patiënten die een natriumarm
dieet volgen, kunnen worden geïnformeerd dat dit geneesmiddel in wezen ‘natriumvrij’ is.
ECALTA kan worden verdund met oplossingen die natrium bevatten (zie rubriek 6.6) en hiermee
dient rekening te worden gehouden in verband met de totale hoeveelheid natrium van alle bronnen die
aan de patiënt zullen worden toegediend.
4
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Anidulafungine is geen klinisch relevant(e) substraat, inductor of remmer van cytochroom P450 iso-
enzymen (1A2, 2B6, 2C8, 2C9, 2C19, 2D6, 3A). Het is van belang om op te merken dat
in-vitro-
onderzoeken mogelijke
in-vivo-interacties
niet volledig uitsluiten.
Er zijn onderzoeken naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd met anidulafungine en andere
geneesmiddelen waarvan waarschijnlijk is dat ze gelijktijdig toegediend zullen worden. Er wordt geen
dosisaanpassing van één van beide geneesmiddelen aanbevolen wanneer anidulafungine gelijktijdig
wordt toegediend met ciclosporine, voriconazol of tacrolimus en er wordt geen dosisaanpassing
aanbevolen voor anidulafungine wanneer dit gelijktijdig wordt gebruikt met amphotericine B of
rifampicine.
Pediatrische patiënten
Interactieonderzoeken zijn alleen uitgevoerd bij volwassenen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van anidulafungine bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek
is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
ECALTA wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap tenzij het voordeel voor de
moeder duidelijk opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of anidulafungine in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit beschikbare
farmacodynamische/toxicologische gegevens bij dieren blijkt dat anidulafungine in melk wordt
uitgescheiden.
Risico voor zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet
worden gestaakt of dat behandeling met ECALTA moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Voor anidulafungine waren geen effecten op de vruchtbaarheid bij onderzoeken uitgevoerd op
mannelijke en vrouwelijke ratten (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Er zijn infusie-gerelateerde bijwerkingen gemeld bij het gebruik van anidulafungine in klinische
onderzoeken waaronder huiduitslag, pruritus, dyspneu, bronchospasme, hypotensie (vaak
voorkomende bijwerkingen), blozen, opvliegers en urticaria (soms voorkomende bijwerkingen),
samengevat in tabel 1 (zie rubriek 4.4).
5
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De volgende tabel vermeldt de bijwerkingen (volgens MedDRA), ongeacht de oorzaak, van 840
proefpersonen die 100 mg anidulafungine ontvingen, met een frequentie die overeenkomt met zeer
vaak (≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer
zelden (<1/10.000) en van spontane meldingen met frequentie niet bekend (kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar
afnemende ernst.
Tabel 1. Tabel van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Zeer
vaak
Bloed- en
lymfestelselaandoe-
ningen
Immuunsysteemaan-
doeningen
Vaak
Soms
Coagulop
a-thie
Anafy-
lactische
shock,
anafy-
lactische
reactie*
Hyper-glykemie
Convul-sie,
hoofd-pijn
Hypoten-sie,
hyper-tensie
Broncho-spasme,
dyspneu
Diarree,
misselijk-
heid
Braken
Ver-hoogde
alanine-amino-
transfe-rase,
ver-hoogde alkali-
sche fosfatase in
het bloed,
ver-hoogde
aspartaatamino-
transfe-rase ,
ver-hoogde
bilirubi-ne in het
bloed,
cholesta-se
Uitslag,
pruritus
Ver-hoogd creatini-
negehalte in het
bloed
Pijn in de
bovenbui
k
Verhoogd
e gamma-
glutamyl-
transferas
e
Zelde
n
Zeer
zelden
Niet
bekend
Voedings- en
stofwisselingsstoornis-
sen
Zenuwstelselaandoe-
ningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoe-
ningen
Maagdarmstelselaan-
doeningen
Lever- en
galaandoeningen
Hypoka-
liëmie
Blozen,
opvliegers
Huid- en onderhuidaan-
doeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
Urticaria
6
Tabel 1. Tabel van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Zeer
vaak
Algemene aandoeningen
en
toedieningsplaatsstoor-
nissen
* Zie rubriek 4.4
Vaak
Soms
Pijn op de
infusie-
plaats
Zelde
n
Zeer
zelden
Niet
bekend
Pediatrische patiënten
De veiligheid van anidulafungine is onderzocht bij 68 kinderen (1 maand tot <18 jaar) met ICC in een
prospectief, open-label, niet-vergelijkend pediatrisch onderzoek (zie rubriek 5.1). De frequenties van
bepaalde lever- en galbijwerkingen, waaronder verhoogde alanineaminotransferase (ALAT) en
verhoogde aspartaataminotransferase (ASAT), lagen bij deze kinderen hoger (7-10%) dan werd
waargenomen bij volwassenen (2%). Hoewel toeval of verschillen in ernst van onderliggende ziekten
hieraan hebben kunnen bijgedragen, kan niet worden uitgesloten dat lever- en galbijwerkingen bij
kinderen vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
Appendix V.
4.9
Overdosering
Zoals bij elke overdosering dienen, voor zover nodig, algemene ondersteunende maatregelen te
worden getroffen. In geval van een overdosering kunnen bijwerkingen optreden zoals vermeld in
rubriek 4.8.
Tijdens klinische onderzoeken is onbedoeld een enkele dosis van 400 mg anidulafungine toegediend
als een aanvangsdosis. Er werden geen klinische reacties gerapporteerd. Er werd geen dosis-
limiterende toxiciteit waargenomen bij een onderzoek met 10 gezonde personen die een aanvangsdosis
van 260 mg kregen toegediend, gevolgd door dagelijks 130 mg; 3 van de 10 personen ondervonden
voorbijgaande, asymptomatische transaminaseverhoging ( 3
bovengrens van de normaalwaarde
(ULN)).
Tijdens een pediatrisch klinisch onderzoek kreeg één proefpersoon twee doses anidulafungine die
143% van de verwachte dosis vormden. Er werden geen klinische reacties gerapporteerd.
ECALTA is niet dialyseerbaar.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antimycotica voor systemisch gebruik, andere antimycotica voor
systemisch gebruik. ATC-code: JO2 AX 06
Werkingsmechanisme
Anidulafungine is een semi-synthetische echinocandine, een lipopeptide dat gesynthetiseerd wordt uit
een fermentatieproduct van
Aspergillus nidulans.
7
Anidulafungine remt selectief de 1,3-β-D-glucan synthase, een enzym dat wel aanwezig is in
schimmel-, maar niet in zoogdiercellen. Hierdoor wordt de aanmaak van 1,3--D-glucan geremd, een
essentieel bestanddeel van de schimmelcelwand. Het is aangetoond dat anidulafungine een fungicide
werking tegen
Candida-soorten
heeft en een werking tegen gebieden van actieve hyfen-celgroei bij
Aspergillus fumigatus.
Activiteit
in vitro
Anidulafungine vertoonde
in-vitro-activiteit
tegen
C. albicans, C. glabrata, C. parapsilosis, C. krusei
en
C. tropicalis.
Voor de klinische relevantie van deze bevindingen zie “Klinische werkzaamheid en
veiligheid”.
Isolaten met mutaties in de kritieke gebieden van het doelgen zijn in verband gebracht met klinisch
falen of doorbraakinfecties. In de meeste klinische gevallen was er sprake van behandeling met
caspofungine. Bij dierproeven zorgen dergelijke mutaties echter voor kruisresistentie tegen alle drie de
echinocandinen en daarom worden dit soort isolaten geclassificeerd als echinocandine-resistent totdat
er meer klinische ervaring is met betrekking tot anidulafungine.
De
in-vitro-activiteit
van anidulafungine tegen
Candida-soorten
is niet uniform. Voor
C. parapsilosis
zijn de MIC’s van anidulafungine met name hoger dan die van andere
Candida-soorten.
Een
gestandaardiseerde techniek voor het testen van de gevoeligheid van
Candida-soorten
voor
anidulafungine alsook van de respectievelijk geïnterpreteerde breekpunten is vastgesteld door het
Europees Comité voor het testen op antimicrobiële gevoeligheid (EUCAST).
Tabel 2. Breekpunten volgens EUCAST
Candida-soort
MIC-breekpunt (mg/l)
≤S (gevoelig)
>R (resistent)
Candida albicans
0,03
0,03
Candida glabrata
0,06
0,06
Candida tropicalis
0,06
0,06
Candida krusei
0,06
0,06
Candida parapsilosis
4
4
1
Andere Candida-soorten
Onvoldoende bewijs
1
Niet-soortgerelateerde breekpunten werden hoofdzakelijk op basis van PK/PD
gegevens vastgesteld en zijn onafhankelijk van de MIC-distributies van specifieke
Candida-soorten.
Zij zijn slechts bruikbaar voor organismen die geen specifieke
breekpunten hebben.
Activiteit
in vivo
Parenteraal toegediend anidulafungine was werkzaam tegen
Candida-soorten
in immunocompetente
en immunogecompromitteerde muis- en konijnmodellen. Behandeling met anidulafungine verlengde
de overleving en verminderde ook de orgaanbelasting van
Candida-soorten,
bepaald met intervallen
van 24 tot 96 uur na de laatste behandeling.
Experimentele infecties behelsden gedissemineerde
C. albicans-infectie
bij neutropene konijnen,
oesofageale/orofaryngeale infectie bij neutropene konijnen met fluconazol-resistente
C. albicans
en
gedissemineerde infectie bij neutropene muizen met fluconazol-resistente
C. glabrata.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Candidemie en andere vormen van invasieve candidiasis
De veiligheid en werkzaamheid van anidulafungine zijn onderzocht in een centraal Fase 3,
gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, multinationaal onderzoek bij in de eerste plaats niet-
neutropene patiënten met candidemie en een beperkt aantal patiënten met diepgelegen
Candida-
infecties of met abcesvorming. Patiënten met
Candida-endocarditis,
-osteomyelitis of -meningitis, of
patiënten met een infectie veroorzaakt door
C. krusei
werden specifiek niet toegelaten tot de studie.
8
Patiënten kregen willekeurig anidulafungine (200 mg intraveneuze aanvangsdosis gevolgd door
dagelijks 100 mg intraveneus) of fluconazol (800 mg intraveneuze aanvangsdosis gevolgd door
dagelijks 400 mg intraveneus) en werden gestratificeerd naar APACHE II-score (≤20 en >20) en aan-
of afwezigheid van neutropenie. De behandeling duurde ten minste 14 maar niet langer dan 42 dagen.
Patiënten in beide onderzoeksarmen werd toegestaan om over te stappen op orale fluconazol na ten
minste 10 dagen intraveneuze behandeling, onder voorwaarde dat ze orale geneesmiddelen konden
verdragen, ten minste 24 uur koortsvrij waren en de meeste recente bloedkweken negatief voor
Candida-soorten
waren.
Patiënten die ten minste één dosis onderzoeksgeneesmiddel kregen en die vóór het begin van het
onderzoek een positieve kweek voor
Candida-soorten
hadden, afkomstig van een normaal gesproken
steriele plaats, werden opgenomen in de gemodificeerde intent-to-treat (MITT)-populatie. Bij de
analyse van primaire werkzaamheid, algemene respons in de MITT-populaties aan het einde van
intraveneuze behandeling, werd anidulafungine vergeleken met fluconazol in een vooraf
gespecificeerde, tweestaps statistische vergelijking (non-inferioriteit gevolgd door superioriteit). Een
succesvolle algemene respons vereiste klinische verbetering en microbiologische uitroeiing. Patiënten
werden gedurende zes weken na het einde van alle behandeling gevolgd.
Tweehonderd zesenvijftig patiënten, variërend in leeftijd van 16 tot 91 jaar, werden willekeurig in
behandelgroepen ingedeeld en kregen ten minste één dosis van de onderzoeksmedicatie. De meest
frequent geïsoleerde soorten aan het begin van de studie waren
C. albicans
(63,8% anidulafungine,
59,3% fluconazol), gevolgd door
C. glabrata
(15,7%, 25,4%),
C. parapsilosis
(10,2%, 13,6%) en
C. tropicalis
(11,8%, 9,3%) - met 20, 13 en 15 isolaten van de laatste 3 soorten, respectievelijk, in de
anidulafungine-groep. Het grootste gedeelte van de patiënten had een Apache II score van ≤ 20 en een
zeer klein aantal was neutropeen.
In tabel 3 hieronder worden gegevens over werkzaamheid gegeven, zowel in totaal als voor
verschillende subgroepen.
Tabel 3. Algemeen succes in de MITT-populatie: primaire en secundaire eindpunten
Anidulafungine
Fluconazol
Verschil tussen
groepen
a
(95% CI)
Einde van IV-behandeling (1º
96/127 (75,6%)
71/118 (60,2%)
15,42 (3,9; 27,0)
eindpunt)
14,7 (2,5; 26,9)
Uitsluitend candidemie
88/116 (75,9%)
63/103 (61,2%)
b
Andere steriele plaatsen
8/11 (72,7%)
8/15 (53,3%)
-
c
Peritoneaal vocht/IA -abces
6/8
5/8
Overig
2/3
3/7
d
C. albicans
60/74 (81,1%)
38/61 (62,3%)
-
d
Niet-albicans-soorten
32/45 (71,1%)
27/45 (60,0%)
-
Apache II score ≤ 20
82/101 (81,2%)
60/98 (61,2%)
-
Apache II score
20
14/26 (53,8%)
11/20 (55,0%)
-
3
Niet-neutropeen
(ANC, cellen/mm
94/124 (75,8%)
69/114 (60,5%)
-
500)
Neutropeen
(ANC, cellen/mm
3
< 500)
2/3
2/4
-
Bij andere eindpunten
Einde van alle behandeling
94/127 (74,0%)
67/118 (56,8%)
17,24 (2,9; 31,6)
e
Follow-up na 2 weken
82/127 (64,6%)
58/118 (49,2%)
15,41 (0,4; 30,4)
e
Follow-up na 6 weken
71/127 (55,9%)
52/118 (44,1%)
11,84 (-3,4; 27,0)
e
a
Berekend als anidulafungine minus fluconazol
Met of zonder gelijktijdige candidemie
c
Intra-abdominaal
d
Gegevens voor patiënten met één pathogeen bij studiestart.
e
98,3% betrouwbaarheidsintervallen, post hoc aangepast voor meerdere vergelijkingen van secundaire tijdpunten.
b
9
De mortaliteit in zowel de anidulafungine-arm als de fluconazol-arm is hieronder weergegeven in tabel
4.
Tabel 4. Mortaliteit
Ani-dulafungine
Totale mortaliteit bij de studie
Mortaliteit tijdens onderzoeksbehandeling
Mortaliteit toegeschreven aan
Candida-
infectie
29/127 (22,8%)
10/127 (7,9%)
2/127 (1,6%)
Fluconazol
37/118 (31,4%)
17/118 (14,4%)
5/118 (4,2%)
Aanvullende gegevens bij neutropene patiënten
De werkzaamheid van anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door dagelijks
100 mg intraveneus) bij volwassen neutropene patiënten (gedefinieerd als absoluut neutrofielenaantal
≤ 500 cellen/mm
3
, WBC ≤ 500 cellen/mm
3
of door de onderzoeker geclassificeerd als neutropeen bij
studiestart) met microbiologisch bevestigde invasieve candidiasis werd beoordeeld bij een analyse van
samengevoegde gegevens afkomstig van 5 prospectieve onderzoeken (1 vergelijkende versus
caspofungine en 4 open-label, niet-vergelijkende). Patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld.
Bij klinisch stabiele patiënten was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten
minste 5 tot 10 dagen behandeling met anidulafungine. Een totaal van 46 patiënten werd in de analyse
geïncludeerd. De meerderheid van de patiënten had alleen candidemie (84,8%; 39/46). De meest
voorkomende pathogenen die bij studiestart werden geïsoleerd waren
C. tropicalis
(34,8%; 16/46),
C.
krusei
(19,6%; 9/46),
C. parapsilosis
(17,4%; 8/46),
C. albicans
(15,2%; 7/46), en
C. glabrata
(15,2%;
7/46). Het succesvolle globale responspercentage bij het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair
eindpunt) was 26/46 (56,5%) en het Einde van Alle Behandeling was 24/46 (52,2%). De mortaliteit
ongeacht de oorzaak tot aan het einde van het onderzoek (6 weken follow-up bezoek) was 21/46
(45,7%).
De werkzaamheid van anidulafungine bij volwassen neutropene patiënten (gedefinieerd als absoluut
neutrofielenaantal ≤ 500 cellen/mm
3
bij studiestart) met invasieve candidiasis werd beoordeeld in een
prospectief, dubbelblind, gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek. Geschikte patiënten kregen hetzij
anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg intraveneus dagelijks) of
caspofungine (70 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 50 mg intraveneus dagelijks)
(randomisatie 2:1). Patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld. Bij klinisch stabiele patiënten
was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten minste 10 dagen
onderzoeksbehandeling. Een totaal van 14 neutropene patiënten met microbiologisch bevestigde
invasieve candidiasis (MITT-populatie) werd ingeschreven voor het onderzoek (11 anidulafungine; 3
caspofungine). De meerderheid van de patiënten had alleen candidemie. De meest voorkomende
pathogenen die bij studiestart werden geïsoleerd, waren
C. tropicalis
(4 anidulafungine, 0
caspofungine),
C. parapsilosis
(2 anidulafungine, 1 caspofungine),
C. krusei
(2 anidulafungine, 1
caspofungine) en
C. ciferrii
(2 anidulafungine, 0 caspofungine). Het succesvolle globale
responspercentage bij het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair eindpunt) was 8/11 (72,7%)
voor anidulafungine en 3/3 (100,0%) voor caspofungine (verschil -27,3; 95%-BI -80,9; 40,3); het
succesvolle globale responspercentage bij het Einde van Alle Behandeling was 8/11 (72,7%) voor
anidulafungine en 3/3 (100,0%) voor caspofungine (verschil -27,3; 95%-BI -80,9; 40,3). De mortaliteit
ongeacht de oorzaak tot aan het 6 weken follow-up bezoek voor anidulafungine (MITT-populatie) was
4/11 (36,4%) en 2/3 (66,7%) voor caspofungine.
Patiënten met microbiologisch bevestigde invasieve candidiasis (MITT-populatie) en neutropenie
waren geïdentificeerd in een analyse van samengevoegde gegevens afkomstig van 4 op vergelijkbare
wijze opgezette prospectieve, open-label, niet-vergelijkende onderzoeken. De werkzaamheid van
anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg intraveneus dagelijks) was
beoordeeld bij 35 volwassen neutropene patiënten, gedefinieerd als absoluut neutrofielenaantal ≤ 500
cellen/mm
3
of WBC ≤ 500 cellen/mm
3
, bij 22 patiënten of door de onderzoeker geclassificeerd als
neutropeen bij studiestart bij 13 patiënten. Alle patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld. Bij
klinisch stabiele patiënten was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten
10
minste 5 tot 10 dagen behandeling met anidulafungine. De meerderheid van de patiënten had alleen
candidemie (85,7%). De meest voorkomende pathogenen die bij studiestart werden geïsoleerd, waren
C. tropicalis
(12 patiënten),
C. albicans
(7 patiënten),
C. glabrata
(7 patiënten),
C. krusei
(7 patiënten)
en
C. parapsilosis
(6 patiënten). Het succesvolle globale responspercentage bij het Einde van
Intraveneuze Behandeling (primair eindpunt) was 18/35 (51,4%) en 16/35 (45,7%) bij het Einde van
Alle Behandeling. De mortaliteit ongeacht de oorzaak op dag 28 was 10/35 (28,6%). Het succesvolle
globale responspercentage aan het Einde van Intraveneuze Behandeling en Einde van Alle
Behandeling waren beide 7/13 (53,8%) bij de 13 patiënten met neutropenie onderzocht door de
onderzoeker bij studiestart.
Aanvullende gegevens bij patiënten met diepe weefselinfecties
De werkzaamheid van anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg
intraveneus dagelijks) bij volwassen patiënten met microbiologisch bevestigde diepe
weefselcandidiasis werd beoordeeld in een analyse van samengevoegde gegevens afkomstig van 5
prospectieve onderzoeken (1 vergelijkend en 4 open-label). Patiënten werden ten minste 14 dagen
behandeld. In de 4 open-label onderzoeken was het overstappen naar de orale azoolbehandeling
toegestaan na ten minste 5 tot 10 dagen behandeling met anidulafungine. Een totaal van 129 patiënten
werd geïncludeerd in de analyse. Eenentwintig (16,3%) hadden gelijktijdig candidemie. De
gemiddelde APACHE II-score was 14,9 (bereik, 2 - 44). De meest voorkomende infectieplaatsen
waren de buikholte (54,3%; 70 van 129), lever- en galwegen (7,0%; 9 van 129), pleuraholte (5,4%; 7
van 129) en nieren (3,1%; 4 van 129). De meest voorkomende pathogenen die bij studiestart uit een
diepe weefselplaats werden geïsoleerd, waren
C. albicans
(64,3%; 83 van 129),
C. glabrata
(31,0%;
40 van 129),
C. tropicalis
(11,6%; 15 van 129) en
C. krusei
(5,4%; 7 van 129). Het succesvolle
globale responspercentage aan het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair eindpunt) en Einde
van Alle Behandeling en de mortaliteit ongeacht de oorzaak tot aan het 6 weken follow-upbezoek is
weergegeven in tabel 5.
Tabel 5. Percentage succesvolle globale respons
a
en mortaliteit ongeacht oorzaak bij patiënten
met diepe weefselcandidiasis – Samengevoegde analyse
MITT-populatie
n/N (%)
b
Globale respons van succes bij EOIVT
Totaal
102/129 (79,1)
Buikholte
51/70 (72,9)
Lever en galwegen
7/9 (77,8)
Pleuraholte
6/7 (85,7)
Nieren
3/4 (75,0)
b
Globale respons van succes bij EOT
94/129 (72,9)
Mortaliteit ongeacht oorzaak
40/129 (31,0)
a
Een succesvolle globale respons was gedefinieerd als zowel klinisch als microbiologisch succes
EOIVT (End of Intravenous Treatment), Einde van Intraveneuze Behandeling; EOT (End of All Treatment),
Einde van Alle Behandeling
b
Pediatrische patiënten
Een prospectief, open-label, niet-vergelijkend, multinationaal onderzoek beoordeelde de veiligheid en
werkzaamheid van anidulafungine bij 68 kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar met
invasieve candidiasis, waaronder candidemie (ICC). Patiënten werden gestratificeerd naar leeftijd
(1 maand tot <2 jaar, 2 tot <5 jaar en 5 tot <18 jaar) en kregen eenmaal daags intraveneus
anidulafungine (aanvangsdosis van 3,0 mg/kg op dag 1, en onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg per dag
daarna) gedurende maximaal 35 dagen, gevolgd door een optionele overschakeling naar oraal
fluconazol (6-12 mg/kg/dag, maximaal 800 mg/dag). Er vond 2 en 6 weken na EOT een follow-up van
de patiënten plaats.
Van de 68 patiënten die anidulafungine kregen, hadden er 64 een microbiologisch bevestigde
Candida-infectie.
Zij werden beoordeeld op werkzaamheid in de gemodificeerde intent-to-treat
11
(MITT)-populatie. In totaal hadden 61 patiënten (92,2%)
Candida
geïsoleerd uit alleen bloed. De
meest frequent geïsoleerde pathogenen waren
Candida albicans
(25 patiënten [39,1%]), gevolgd door
Candida parapsilosis
(17 patiënten [26,6%]), en
Candida tropicalis
(9 patiënten [14,1%]). Een
succesvolle globale respons werd gedefinieerd als het hebben van zowel een klinische respons van
succes (genezing of verbetering) als een microbiologische respons van succes (uitroeiing of
veronderstelde uitroeiing). De totale succesvolle globale respons in de MITT-populatie staat
weergegeven in tabel 6.
Tabel 6. Samenvatting van succesvolle globale respons per leeftijdsgroep, MITT-populatie
Succesvolle globale respons, n (%)
Tijdspunt
Globale
1 maand tot <2 jaar
2 tot <5 jaar
5 tot <18 jaar
Totaal
respons
(N=16)
(N=18)
(N=30)
(N=64)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
EOIVT
Succes
11 (68,8)
14 (77,8)
20 (66,7)
45 (70,3)
95% BI
(41,3; 89,0)
(52,4; 93,6)
(47,2; 82,7)
(57,6; 81,1)
EOT
Succes
11 (68,8)
14 (77,8)
21 (70,0)
46 (71,9)
95% BI
(41,3; 89,0)
(52,4; 93,6)
(50,6; 85,3)
(59,2; 82,4)
FU na 2
Succes
11 (68,8)
13 (72,2)
22 (73,3)
46 (71,9)
weken
95% BI
(41,3; 89,0)
(46,5; 90,3)
(54,1; 87,7)
(59,2; 82,4)
FU na 6
Succes
11 (68,8)
12 (66,7)
20 (66,7)
43 (67,2)
weken
95% BI
(41,3; 89,0)
(41,0; 86,7)
(47,2; 82,7)
(54,3; 78,4)
95% BI = exact 95% betrouwbaarheidsinterval voor binomiale verdelingen met behulp van de
Clopper-Pearson-methode; EOIVT = (End of Intravenous Treatment) Einde van Intraveneuze
Behandeling; EOT = (End of All Treatment) Einde van Alle Behandeling; FU = follow-up; MITT =
gemodificeerde intent-to-treat; N = aantal proefpersonen in de populatie; n = aantal proefpersonen met
een respons
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Algemene farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van anidulafungine is gekarakteriseerd bij gezonde personen, speciale populaties
en patiënten. Er werd een lage interpersoonlijke variabiliteit in systemische blootstelling
(variatiecoëfficiënt ~25%) waargenomen. De steady state werd bereikt op de eerste dag na een
aanvangsdosis (tweemaal de dagelijkse onderhoudsdosis).
Distributie
De farmacokinetiek van anidulafungine wordt gekarakteriseerd door een snelle
distributiehalfwaardetijd (0,5-1 uur) en een distributievolume van 30-50 l, dat gelijk is aan het totale
volume lichaamsvocht. Anidulafungine bindt in sterke mate (> 99%) aan menselijke plasma-eiwitten.
Er zijn geen specifieke onderzoeken naar de weefseldistributie van anidulafungine bij de mens verricht.
Er is daarom geen informatie beschikbaar over het doordringen van anidulafungine in de
cerebrospinale vloeistof (CSV) en/of door de bloed-hersenbarrière.
Biotransformatie
Levermetabolisme van anidulafungine is niet waargenomen. Anidulafungine is geen klinisch
relevant(e) substraat, inductor of remmer van cytochroom P450 iso-enzymen. Het is niet
waarschijnlijk dat anidulafungine klinisch relevante effecten heeft op het metabolisme van
geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom P450 iso-enzymen.
Anidulafungine ondergaat langzame chemische degradatie bij fysiologische temperatuur en pH tot een
peptide met geopende ring dat geen antischimmelactiviteit vertoont. De
in-vitro
halfwaardetijd voor
degradatie van anidulafungine onder fysiologische omstandigheden bedraagt ongeveer 24 uur.
In-vivo
12
wordt het product met geopende ring vervolgens omgezet tot peptide-afbraakproducten en
voornamelijk via biliaire excretie geëlimineerd.
Eliminatie
De klaring van anidulafungine bedraagt ongeveer 1 l/uur. Anidulafungine heeft een predominante
eliminatiehalfwaardetijd van ongeveer 24 uur die het grootste gedeelte van het plasmaconcentratie-
tijdsprofiel karakteriseert, en een terminale halfwaardetijd van 40-50 uur die de terminale
eliminatiefase van het profiel karakteriseert.
Bij een klinisch onderzoek werd een enkele dosis radioactief gemerkt (
14
C) anidulafungine (~88 mg)
toegediend aan gezonde personen. Ongeveer 30% van de toegediende radioactieve dosis werd in de
loop van 9 dagen via de feces geëlimineerd; hiervan was minder dan 10% intact geneesmiddel. Minder
dan 1% van de toegediende radioactieve dosis werd in de urine uitgescheiden, wat op verwaarloosbare
renale klaring wijst. Zes dagen na het toedienen van de dosis daalden de anidulafungine-concentraties
tot onder de ondergrens van kwantificering. Acht weken na het toedienen van de dosis werden
verwaarloosbare hoeveelheden radioactiviteit die afkomstig waren van het geneesmiddel
teruggevonden in bloed, urine en feces.
Lineariteit
Anidulafungine vertoont lineaire farmacokinetiek binnen een breed bereik van eenmalige dagelijkse
doses (15-130 mg).
Speciale populaties
Patiënten met schimmelinfecties
De farmacokinetiek van anidulafungine bij patiënten met schimmelinfecties is vergelijkbaar met
die waargenomen bij gezonde personen, zo blijkt uit farmacokinetische analyses van populaties.
Met het dagelijkse doseringsregime van 200/100 mg bij een infusiesnelheid van 1,1 mg/min,
kunnen de steady state C
max
en de dalconcentraties (C
min
) respectievelijk ongeveer 7 en 3 mg/l
bereiken, met een gemiddelde steady state AUC van ongeveer 110 mguur/l.
Gewicht
Hoewel gewicht werd geïdentificeerd als een bron van variabiliteit in klaring bij farmacokinetische
analyse van populaties, heeft gewicht weinig klinische relevantie voor de farmacokinetiek van
anidulafungine.
Geslacht
De plasmaconcentraties van anidulafungine bij gezonde mannen en vrouwen waren vergelijkbaar. In
onderzoeken waarbij patiënten meervoudige doses kregen, bleek de geneesmiddelklaring bij mannen
iets sneller te verlopen (ongeveer 22%).
Ouderen
Farmacokinetische analyse van populaties liet zien dat de mediane klaring licht uiteenliep tussen de
ouderengroep (patiënten ≥ 65, CL mediaan = 1,07 l/uur) en de niet-ouderengroep (patiënten < 65, CL
mediaan = 1,22 l/uur). Het klaringsbereik was echter vergelijkbaar.
Etniciteit
De farmacokinetiek van anidulafungine was vergelijkbaar onder mensen van het blanke, zwarte,
aziatische en latijns-amerikaanse ras.
HIV-positiviteit
Aanpassingen van de dosering zijn niet noodzakelijk op basis van HIV-positiviteit, ongeacht of
gelijktijdig een antiretrovirale behandeling wordt gevolgd.
13
Leverinsufficiëntie
Anidulafungine wordt niet gemetaboliseerd door de lever. De farmocokinetiek van anidulafungine is
onderzocht bij patiënten met lichte tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A, B of C). De
anidulafungine-concentraties waren niet verhoogd bij patiënten met een zekere mate van
leverinsufficiëntie. Hoewel een lichte afname in AUC werd waargenomen bij patiënten met
leverinsufficiëntie (Child-Pugh C), bleef deze afname binnen de spreiding die gemeld is voor
populatieschattingen bij gezonde personen.
Nierinsufficiëntie
Anidulafungine vertoont een verwaarloosbare renale klaring (<1%). In een klinisch onderzoek bij
patiënten met lichte, matige, ernstige of terminale (dialyse-afhankelijke) nierinsufficiëntie, was de
farmacokinetiek van anidulafungine vergelijkbaar met die waargenomen bij personen met een
normale nierfunctie. Anidulafungine is niet dialyseerbaar en kan worden toegediend ongeacht het
moment waarop hemodialyse plaatsvindt.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van anidulafungine na ten minste 5 dagelijkse doses werd onderzocht bij 24
immuungecompromitteerde kinderen (2 tot 11 jaar oud) en adolescenten (12 tot 17 jaar oud) met
neutropenie. Steady state werd bereikt op de eerste dag na een aanvangsdosis (twee keer de
onderhoudsdosis) en steady state C
max
en AUC
ss
nemen evenredig met de dosis toe. Systemische
blootstelling na dagelijkse onderhoudsdoses van 0,75 en 1,5 mg/kg/dag in deze populatie was
vergelijkbaar met die waargenomen bij volwassenen na inname van respectievelijk 50 en 100 mg/dag.
Beide regimes werden goed verdragen door deze patiënten.
De farmacokinetiek van anidulafungine werd onderzocht bij 66 kinderen (1 maand tot <18 jaar) met
ICC in een prospectief, open-label, niet-vergelijkend pediatrisch onderzoek na toediening van een
aanvangsdosis van 3,0 mg/kg en een onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg/dag (zie rubriek 5.1). In een
populatie-farmacokinetische analyse van gecombineerde gegevens van volwassenen en kinderen met
ICC, waren de gemiddelde blootstellingsparameters (AUC
0-24,ss
en C
min,ss
) in steady state bij alle
kinderen in alle leeftijdsgroepen (1 maand tot <2 jaar, 2 tot <5 jaar en 5 tot <18 jaar) vergelijkbaar met
die bij volwassenen die een aanvangsdosis van 200 mg en een onderhoudsdosis van 100 mg/dag
kregen. De op basis van het lichaamsgewicht aangepaste CL (l/u/kg) en het distributievolume in steady
state (l/kg) waren in alle leeftijdsgroepen vergelijkbaar.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeken van 3 maanden werd bewijs waargenomen voor levertoxiciteit, waaronder verhoogde
enzymen en morfologische veranderingen, bij zowel ratten als apen bij doses 4 tot 6 keer hoger dan de
verwachte klinische therapeutische blootstelling.
In-vitro
en
in-vivo
genotoxiciteitsonderzoeken met
anidulafungine leverden geen bewijs op voor mogelijke genotoxiciteit. Er zijn geen
langetermijnstudies bij dieren verricht om mogelijke carcinogeniciteit van anidulafungine te
onderzoeken.
Toediening van anidulafungine aan ratten gaf geen aanwijzingen voor effecten op de reproductie,
inclusief mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid.
Anidulafungine passeerde de placenta bij ratten en werd gedetecteerd in foetaal plasma.
Embryo-foetale ontwikkelingsstudies werden uitgevoerd met doses tussen 0,2 en 2 maal (ratten) en
tussen 1 en 4 maal (konijnen) de voorgestelde therapeutische onderhoudsdosis van 100 mg/dag.
Anidulafungine veroorzaakte geen enkele geneesmiddelgerelateerde toxiciteit tijdens de ontwikkeling
bij de rat in de hoogste geteste dosis. Effecten op de ontwikkeling zoals waargenomen bij konijnen
(iets lager gewicht van de foetus), traden alleen op in de hoogste geteste dosis, een dosis die ook
maternale toxiciteit veroorzaakte.
Bij ongeïnfecteerde volwassen en pasgeboren ratten, was de concentratie anidulafungine in de
hersenen na een enkele dosis laag (hersenen-plasmaverhouding ongeveer 0,2), hoewel de concentraties
14
in de hersenen van ongeïnfecteerde pasgeboren ratten na vijf dagelijkse doseringen toenamen
(hersenen-plasmaverhouding ongeveer 0,7). In onderzoeken met meervoudige doseringen bij konijnen
met gedissemineerde candidiasis en bij muizen met een
Candida-infectie
aan het centrale zenuwstelsel
(CZS), is aangetoond dat anidulafungine de schimmelbelasting in de hersenen vermindert. De
resultaten van farmacokinetische-farmacodynamische onderzoeken in konijnmodellen met
gedissemineerde candidiasis en door hematogene
Candida-infectie
veroorzaakte meningo-encefalitis
duidden erop dat hogere doses anidulafungine nodig waren voor de optimale behandeling van infecties
van CZS-weefsels in vergelijking met niet-CZS-weefsels (zie rubriek 4.4).
De ratten werden behandeld met anidulafungine op drie dosisniveaus en binnen één uur verdoofd met
een combinatie van ketamine en xylazine. De ratten in de hooggedoseerde groep ondervonden infusie-
gerelateerde reacties die door anesthesie werden verergerd. Sommige ratten in de middelste dosisgroep
ondervonden soortgelijke reacties, maar uitsluitend na anesthesie. Er waren geen bijwerkingen bij de
laaggedoseerde dieren met of zonder anesthesie, en geen infusiegerelateerde reacties in de middelste
dosisgroep zonder anesthesie.
Onderzoeken bij jonge ratten wezen niet op een grotere gevoeligheid voor door anidulafungine
geïnduceerde hepatotoxiciteit dan bij volwassen dieren.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Fructose
Mannitol
Polysorbaat 80
Tartaarzuur
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen of elektrolyten dan die
vermeld zijn in rubriek 6.6.
6.3
3 jaar
Uitwijkingen bij temperaturen tot 25C gedurende maximaal 96 uur zijn toegestaan en het poeder kan
wederom in de koelkast bewaard worden.
Gereconstitueerde oplossing
Chemische en fysische 'in use'-stabiliteit van de gereconstitueerde oplossing gedurende 24 uur bij
25C is aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt kan, onder de juiste aseptische omstandigheden, de gereconstitueerde
oplossing tot 24 uur gebruikt worden wanneer deze bij 25
C
bewaard wordt.
Oplossing voor infusie
Niet bevriezen.
Chemische en fysische 'in use'-stabiliteit van de infusieoplossing gedurende 48 uur bij 25ºC zijn
aangetoond.
15
Houdbaarheid
Vanuit microbiologisch oogpunt kan, onder de juiste aseptische omstandigheden, de oplossing voor
infusie tot 48 uur na verdunning gebruikt worden wanneer deze bij 25
C
bewaard wordt.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
30 ml injectieflacon van type 1 glas met een stop van elastomeer (butyl rubber met een inert polymeer
coating op het productcontactoppervlak en glijmiddel op de bovenkant voor een makkelijkere
vervaardiging, of als alternatief bromobutyl rubber met een glijmiddel) en een aluminium verzegeling
met 'flip-off' dop.
Verpakkinggrootte van 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
ECALTA dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie en vervolgens UITSLUITEND te
worden verdund met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie of met 50 mg/ml (5%)
glucose voor infusie. De verenigbaarheid van gereconstitueerde ECALTA met intraveneuze stoffen,
toevoegingen of geneesmiddelen anders dan 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml
(5%) glucose voor infusie is niet vastgesteld. De infusieoplossing mag niet worden ingevroren.
Reconstitutie
Reconstitueer elke injectieflacon aseptisch met 30 ml water voor injectie om een concentratie van 3,33
mg/ml te krijgen. De reconstitutietijd is max. 5 minuten. De oplossing moet worden weggegooid als er
na verdere verdunning deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
Verdunning en infusie
Als de oplossing en verpakking dit mogelijk maken, dienen geneesmiddelen voor parenteraal
gebruik altijd vóór toediening visueel gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van deeltjes
en verkleuring. Gooi de oplossing weg als er deeltjes of verkleuring waargenomen worden.
Volwassen patiënten
Breng de inhoud van de gereconstitueerde injectieflacon(s) aseptisch over in een infuuszak (of -fles)
die of 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie bevat om
de juiste ECALTA-concentratie te verkrijgen. De onderstaande tabel geeft de verdunning tot een
concentratie van 0,77 mg/ml weer voor de uiteindelijke oplossing voor infusie en instructies voor
infusie voor elke dosis.
16
Verdunningsvoorschriften voor toedienen van ECALTA
Dosis
100 mg
200 mg
A
B
Aantal
poeder-
flacons
1
2
Totaal
gereconsti-
tueerd volume
30 ml
60 ml
Infusie-
volume
A
100 ml
200 ml
Totaal
infusie-
volume
B
130 ml
260 ml
Infusie-
snelheid
1,4 ml/min
of
84 ml/uur
1,4 ml/min
of
84 ml/uur
Minimale
infusie-
duur
90 min
180 min
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie.
Concentratie van de infuusoplossing is 0,77 mg / ml.
De infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/min (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
Kinderen
Voor kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar zal het volume van de oplossing voor infusie dat
nodig is om de dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van de patiënt. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de
uiteindelijke oplossing voor infusie. Een programmeerbare spuit of infuuspomp wordt aanbevolen.
De
infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/minuut (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen
(zie rubrieken 4.2 en 4.4).
1. Bereken de dosis voor de patiënt en reconstitueer de benodigde injectieflacon(s) volgens de
instructies voor reconstitutie om een concentratie van 3,33 mg/ml te verkrijgen (zie
rubrieken 2 en 4.2)
2. Bereken het benodigde volume (ml) gereconstitueerde anidulafungine:
Volume anidulafungine (ml) = Dosis anidulafungine (mg)
3,33 mg/ml
3. Bereken het totaal benodigde volume van de doseeroplossing (ml) om een uiteindelijke
concentratie van 0,77 mg/ml te verkrijgen:
Totaal volume van de doseeroplossing (ml) = Dosis anidulafungine (mg) ÷ 0,77 mg/ml
4. Bereken het benodigde volume van het verdunningsmiddel [5% dextrose-injectievloeistof,
USP of 0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing)]
om de doseeroplossing voor te bereiden:
Volume van het verdunningsmiddel (ml) = Totaal volume van de doseeroplossing
(ml) – Volume anidulafungine (ml)
5. Breng de benodigde volumes (ml) anidulafungine en 5% dextrose-injectievloeistof, USP of
0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing) aseptisch
over in een infusiespuit of i.v. infusiezak die nodig is voor toediening.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
17
7
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/416/002
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2007
Datum van laatste verlenging: 28 augustus 2017
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
18
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
19
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan bepertk medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
20
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
21
A. ETIKETTERING
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Kartonnen buitenverpakking
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
anidulafungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 100 mg anidulafungine.
De gereconstitueerde oplossing bevat 3,33 mg/ml anidulafungine en de verdunde oplossing bevat 0,77
mg/ml anidulafungine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fructose, mannitol, polysorbaat 80, tartaarzuur, NaOH en/of HCl.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Alleen voor intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP {MAAND - JJJJ}
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
23
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/416/002
13.
BATCHNUMMER
Charge: {nummer}
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
[Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.]
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
24
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Injectieflacon etiket
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
anidulafungine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP: {MAAND - JJJJ}
4.
BATCHNUMMER
LOT: {nummer}
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
Bewaren in de koelkast
25
B. BIJSLUITER
26
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Anidulafungine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u of uw kind last van bijwerkingen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. Zie
rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is ECALTA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken of moet u of uw kind er extra voorzichtig
mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is ECALTA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ECALTA bevat de werkzame stof anidulafungine en wordt voorgeschreven bij volwassenen en
kinderen in de leeftijd van 1 maand tot jonger dan 18 jaar voor de behandeling van een soort
schimmelinfectie van het bloed of andere inwendige organen die invasieve candidiasis wordt genoemd.
De infectie wordt veroorzaakt door schimmelcellen (gisten) die
Candida
worden genoemd.
ECALTA behoort tot een groep van geneesmiddelen die men aanduidt als echinocandinen. Deze
geneesmiddelen worden gebruikt om ernstige schimmelinfecties te behandelen.
ECALTA verhindert een normale ontwikkeling van de schimmelcelwand. In aanwezigheid van
ECALTA hebben schimmelcellen onvolledige of beschadigde celwanden, waardoor ze kwetsbaar zijn
of niet kunnen groeien.
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Uw arts kan beslissen
-
uw leverfunctie nauwkeuriger te controleren als u leverproblemen ontwikkelt tijdens uw
behandeling
27
-
-
-
-
u te controleren als aan u verdovingsmiddelen gegeven worden tijdens uw behandeling met
ECALTA
u te controleren op tekenen van een allergische reactie, zoals jeuk, piepende ademhaling of
vlekkerige huid
u te controleren op tekenen van een infusiegerelateerde reactie, zoals huiduitslag, netelroos, jeuk
of roodheid
u te controleren op kortademigheid/moeilijkheden met ademhalen, duizeligheid of een licht
gevoel in het hoofd
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
ECALTA mag niet aan patiënten jonger dan 1 maand worden gegeven.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u of uw kind naast ECALTA nog andere geneesmiddelen, heeft u of uw kind dat kort
geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat
gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Het effect van ECALTA bij zwangere vrouwen is niet bekend. Daarom wordt ECALTA niet
aanbevolen tijdens de zwangerschap. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen een effectief
anticonceptiemiddel te gebruiken. Waarschuw uw arts onmiddellijk als u zwanger wordt terwijl u
ECALTA gebruikt.
Het effect van ECALTA bij vrouwen die borstvoeding geven is niet bekend. Vraag uw arts of
apotheker om advies voordat u ECALTA gebruikt terwijl u borstvoeding geeft.
Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt.
ECALTA bevat fructose
Dit geneesmiddel bevat 119 mg fructose (een soort suiker) per injectieflacon. Indien uw arts u heeft
meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit
geneesmiddel gaat gebruiken.
Als u (of uw kind) erfelijke fructose-intolerantie heeft, een zeldzame erfelijke aandoening, mag u (of
uw kind) dit middel niet toegediend krijgen. Patiënten met erfelijke fructose-intolerantie kunnen de
fructose in dit middel niet afbreken. Dat kan ernstige bijwerkingen veroorzaken.
Als u (of uw kind) erfelijke fructose-intolerantie heeft, moet u dit aan uw arts melden, voordat u (of
uw kind) dit middel toegediend krijgt. Meld ook aan uw arts als uw kind zoete voedingsmiddelen of
dranken niet meer verdraagt doordat uw kind misselijk wordt of moet braken of doordat uw kind last
krijgt van onaangename verschijnselen zoals een opgeblazen gevoel, maagkrampen of diarree.
ECALTA bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
ECALTA wordt altijd bereid en aan u of uw kind toegediend door een arts of zorgverlener (meer
informatie over de wijze van bereiden vindt u aan het eind van de bijsluiter in de sectie die is bestemd
voor artsen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
28
Voor gebruik bij volwassenen begint de behandeling met 200 mg op de eerste dag (aanvangsdosis).
Hierna volgt een dagelijkse dosis van 100 mg (onderhoudsdosis).
Voor gebruik bij kinderen en jongeren (leeftijd van 1 maand tot jonger dan 18 jaar) begint de
behandeling met 3,0 mg/kg (niet hoger dan 200 mg) op de eerste dag (aanvangsdosis). Hierna volgt
een dagelijkse dosis van 1,5 mg/kg (niet hoger dan 100 mg) (onderhoudsdosis). De dosis die wordt
gegeven, hangt af van het gewicht van de patiënt.
ECALTA dient eenmaal per dag aan u te worden toegediend door middel van langzame infusie
(druppelinfuus) in uw ader. Bij volwassenen duurt dit minstens 1,5 uur voor de onderhoudsdosis en
3 uur voor de aanvangsdosis. Bij kinderen en jongeren duurt de infusie mogelijk korter, afhankelijk
van het gewicht van de patiënt.
Uw arts bepaalt de duur van uw behandeling en de hoeveelheid ECALTA die u elke dag ontvangt, en
controleert uw reactie en lichamelijke gesteldheid.
Uw behandeling dient over het algemeen ten minste 14 dagen na de laatste dag waarop
Candida
in uw
bloed is aangetroffen, te worden voortgezet.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel ECALTA toegediend heeft gekregen, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts
of een andere zorgverlener.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Aangezien u dit geneesmiddel krijgt toegediend onder nauwlettend medisch toezicht, is het
onwaarschijnlijk dat er een dosis wordt overgeslagen. Als u echter denkt dat er een dosis is vergeten,
vertel dit dan aan uw arts of apotheker.
U mag geen dubbele dosis gegeven worden door uw arts.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
U zou geen verschijnselen van ECALTA mogen ondervinden als uw arts de behandeling met
ECALTA stopt.
Uw arts kan een ander geneesmiddel voorschrijven na uw behandeling met ECALTA om de
behandeling van uw schimmelinfectie voort te zetten of om te voorkomen dat deze terugkeert.
Als uw oorspronkelijke symptomen terugkomen, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts of een andere
zorgverlener.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.Enkele van deze bijwerkingen zullen worden opgemerkt door uw arts tijdens de controle van
uw respons en conditie.
Levensbedreigende allergische reacties, die mogelijk gepaard gaan met ademhalingsmoeilijkheden
met piepende ademhaling of het verergeren van een bestaande huiduitslag, zijn zelden gemeld bij het
gebruik van Ecalta.
29
Ernstige bijwerkingen – Vertel direct aan uw arts of aan een andere beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg als u een van de volgende verschijnselen bemerkt:
Toevallen/stuipen (convulsies)
Blozen
Uitslag, pruritis (jeuk)
Opvliegers
Netelroos
Plotselinge samentrekkingen van de spieren rond de luchtwegen wat resulteert in piepende en
hijgende ademhaling en hoesten
Moeilijkheden met ademhalen
Andere bijwerkingen
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (die bij meer dan 1 op de 10 mensen kunnen voorkomen)
zijn:
Laag kaliumgehalte in het bloed (hypokaliëmie)
Diarree
Misselijkheid
Vaak voorkomende bijwerkingen (die bij maximaal 1 op de 10 mensen kunnen voorkomen) zijn:
Toevallen/stuipen (convulsies)
Hoofdpijn
Braken
Veranderingen bij bloedonderzoek naar de leverfunctie
Huiduitslag, jeuk (pruritus)
Veranderingen bij bloedonderzoek naar de nierfunctie
Abnormale galafvoer vanuit de galblaas naar de darm (cholestase)
Hoog bloedsuikergehalte
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Plotselinge samentrekkingen van de spieren rond de luchtwegen die piepende ademhaling of
hoesten veroorzaakt
Ademhalingsmoeilijkheden
Soms voorkomende bijwerkingen (die bij maximaal 1 op de 100 mensen kunnen voorkomen)
zijn:
Bloedstollingsstoornis
Blozen
Opvliegers
Buikpijn
Galbulten
Pijn op de injectieplaats
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Levensbedreigende allergische reacties
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
30
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
Appendix V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
De gereconstitueerde oplossing kan tot 24 uur tot 25°C bewaard worden.
De oplossing voor infusie kan 48 uur bij 25°C (kamertemperatuur) bewaard worden (niet bevriezen)
en moet binnen 48 uur worden toegediend bij 25°C (kamertemperatuur).
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is anidulafungine. Elke poederflacon bevat 100 mg
anidulafungine.
De andere stoffen in dit middel zijn: fructose (zie rubriek 2 “ECALTA bevat fructose”),
mannitol, polysorbaat 80, tartaarzuur, natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (zie rubriek 2
“ECALTA bevat natrium”), zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Hoe ziet ECALTA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ECALTA wordt geleverd als een doosje met 1 injectieflacon met 100 mg poeder voor concentraat
voor oplossing voor infusie.
Het poeder is wit tot gebroken wit.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG, Boulevard de la Plaine 17, 1050 Brussel, België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV, Rijksweg 12, 2870 Puurs, België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
31
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½ България
Тел.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420-283-004-111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer ΕΛΛΑΣ A.E.
Τηλ.: +30 210 6785 800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: + 385 1 3908 777
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL
filialas Lietuvoje
Tel. +3705 2514000
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel. + 36 1 488 37 00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel : +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.,
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: + 351 214 235 500
România
Pfizer România S.R.L
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)152 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: +421-2-3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: +44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.,
Sími: + 354 540 8000
32
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Kύπρος
Pfizer ΕΛΛΑΣ Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL
Filiāle Latvijā
Tel: +371 670 35 775
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 5505 2000
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0)1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt
alleen voor de enkele injectieflacon ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor
infusie:
De inhoud van het injectieflacon dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie en
vervolgens UITSLUITEND te worden verdund met 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of
met 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie. De verenigbaarheid van gereconstitueerde ECALTA met
intraveneuze stoffen, toevoegingen of geneesmiddelen anders dan 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride
voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie is niet vastgesteld. De infusieoplossing mag niet
worden ingevroren.
Reconstitutie
Reconstitueer elke injectieflacon aseptisch met 30 ml water voor injectie om een concentratie van
3,33 mg/ml te krijgen. De reconstitutietijd is max. 5 minuten. De oplossing moet worden weggegooid
als er na verdere verdunning deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
De gereconstitueerde oplossing kan tot 24 uur tot 25°C bewaard worden, voordat deze verder wordt
verdund.
Verdunning en infusie
Als de oplossing en verpakking dit mogelijk maken, dienen geneesmiddelen voor parenteraal
gebruik altijd vóór toediening visueel gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van deeltjes
en verkleuring. Gooi de oplossing weg als er deeltjes of verkleuring waargenomen worden.
Volwassen patiënten
Breng de inhoud van de gereconstitueerde injectieflacon(s) aseptisch over in een infuuszak (of -fles)
die of 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie bevat om
de juiste anidulafungine-concentratie te verkrijgen. De onderstaande tabel geeft de verdunning tot een
concentratie van 0,77 mg/ml weer voor de uiteindelijke oplossing voor infusie en instructies voor
infusie voor elke dosis.
33
Verdunningsvoorschriften voor toedienen van ECALTA
Dosis
100 mg
200 mg
A
B
Aantal
poeder-
flacons
1
2
Totaal
gereconstitu-
eerd volume
30 ml
60 ml
Infusie-
volume
A
100 ml
200 ml
Totaal
infusie-
volume
B
130 ml
260 ml
Infusiesnelheid
1,4 ml/min of
84 ml/uur
1,4 ml/min of
84 ml/uur
Minimale
infusie-
duur
90 min
180 min
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie.
Concentratie van de infuusoplossing is 0,77 mg/ml.
De infuussnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/min (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen.
Kinderen
Voor kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar zal het volume van de oplossing voor infusie dat
nodig is om de dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van de patiënt. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de
uiteindelijke oplossing voor infusie. Een programmeerbare spuit of infuuspomp wordt aanbevolen.
De
infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/minuut (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen.
1. Bereken de dosis voor de patiënt en reconstitueer de benodigde injectieflacon(s) volgens de
instructies voor reconstitutie om een concentratie van 3,33 mg/ml te verkrijgen
2. Bereken het benodigde volume (ml) gereconstitueerde anidulafungine:
Volume anidulafungine (ml) = Dosis anidulafungine (mg)
3,33 mg/ml
3. Bereken het totaal benodigde volume van de doseeroplossing (ml) om een uiteindelijke
concentratie van 0,77 mg/ml te verkrijgen:
Totaal volume van de doseeroplossing (ml) = Dosis anidulafungine (mg) ÷ 0,77 mg/ml
4. Bereken het benodigde volume van het verdunningsmiddel [5% dextrose-injectievloeistof,
USP of 0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing)]
om de doseeroplossing voor te bereiden:
Volume van het verdunningsmiddel (ml) = Totaal volume van de doseeroplossing
(ml) – Volume anidulafungine (ml)
5. Breng de benodigde volumes (ml) anidulafungine en 5% dextrose-injectievloeistof, USP of
0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing) aseptisch
over in een infusiespuit of i.v. infusiezak die nodig is voor toediening.
Voor eenmalig gebruik. Afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
34

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 100 mg anidulafungine.
De gereconstitueerde oplossing bevat 3,33 mg/ml anidulafungine en de verdunde oplossing bevat 0,77
mg/ml anidulafungine.
Hulpstof met bekend effect: ECALTA bevat 119 mg fructose per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Witte tot gebroken witte vaste stof.
De gereconstitueerde oplossing heeft een pH van 3,5 tot 5,5.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Behandeling van invasieve candidiasis bij volwassen patiënten en kinderen in de leeftijd van 1 maand
tot <18 jaar (zie rubrieken 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met ECALTA dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de behandeling
van invasieve schimmelinfecties.
Dosering
Vóór het begin van de behandeling dienen monsters voor schimmelkweek te worden afgenomen.
Behandeling mag worden gestart voordat de resultaten van de kweek bekend zijn en kan worden
aangepast op basis van de resultaten zodra deze beschikbaar zijn.
Volwassenen (dosering en behandelduur)
Een eenmalige aanvangsdosis van 200 mg dient op dag 1 te worden toegediend, daarna gevolgd door
dagelijks 100 mg. De duur van de behandeling dient te worden gebaseerd op de klinische reactie van
de patiënt.
In het algemeen dient een antischimmelbehandeling tot ten minste 14 dagen na de laatste positieve
kweek te worden voortgezet.
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een behandeling van langer dan 35 dagen met de 100
mg dosis te onderbouwen.
Patiënten met een verminderde nier- en leverfunctie
Bij patiënten met een licht, matig of ernstig verminderde leverfunctie hoeft de dosis niet te worden
aangepast. Bij patiënten met een zekere mate van nierinsufficiëntie hoeft de dosis niet te worden
aangepast, ook niet bij patiënten die worden gedialyseerd. ECALTA kan worden gegeven ongeacht het
moment waarop de hemodialyse plaatsvindt (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (1 maand tot <18 jaar) (dosering en behandelduur)
Op dag 1 dient een eenmalige aanvangsdosis van 3,0 mg/kg (niet hoger dan 200 mg) te worden
toegediend, daarna gevolgd door een dagelijkse onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg (niet hoger dan
100 mg).
De duur van de behandeling dient te worden gebaseerd op de klinische reactie van de patiënt.
In het algemeen dient de antischimmelbehandeling tot ten minste 14 dagen na de laatste positieve
kweek te worden voortgezet.
De veiligheid en werkzaamheid van ECALTA zijn niet vastgesteld bij pasgeborenen (<1 maand oud)
(zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
Alleen voor intraveneus gebruik.
ECALTA dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie tot een concentratie van 3,33
mg/ml en vervolgens te worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de uiteindelijke
oplossing voor infusie. Bij kinderen zal het volume van de oplossing voor infusie dat nodig is om de
dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van het kind. Voor instructies over
reconstitutie van het geneesmiddel voor toediening (zie rubriek 6.6).
Het wordt aanbevolen om ECALTA toe te dienen met een infusiesnelheid die niet hoger is dan 1,1
mg/minuut (overeenkomend met 1,4 ml/minuut wanneer gereconstitueerd en verdund conform
instructies). Infusie gerelateerde reacties komen weinig voor wanneer de snelheid waarmee
anidulafungine wordt geïnfundeerd niet hoger is dan 1,1 mg/minuut (zie rubriek 4.4).
ECALTA mag niet worden toegediend als een bolusinjectie.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere geneesmiddelen uit de groep van echinocandinen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
ECALTA is niet onderzocht bij patiënten met Candida-endocarditis, osteomyelitis of meningitis.
De werkzaamheid van ECALTA is alleen geëvalueerd in een beperkt aantal neutropene patiënten (zie
rubriek 5.1).
Pediatrische patiënten
Behandeling met ECALTA van pasgeborenen (<1 maand) wordt niet aanbevolen. Bij het behandelen
van pasgeborenen dient aandacht te worden besteed aan het spreidingsgebied van de gedissemineerde
candidiasis, met inbegrip van het centrale zenuwstelsel (CZS); niet-klinische infectiemodellen wijzen
erop dat hogere doses anidulafungine nodig zijn om voldoende doordringing in het CZS te verkrijgen
(zie rubriek 5.3), wat leidt tot hogere doses polysorbaat 80, een hulpstof van de formulering. Hoge
doses polysorbaten zijn in verband gebracht met potentieel levensbedreigende toxiciteiten bij
pasgeborenen, zoals gemeld in de literatuur.
Effecten op de lever
Verhoogde waarden van leverenzymen zijn waargenomen bij gezonde personen en patiënten die met
anidulafungine werden behandeld. Bij een aantal patiënten met een ernstige onderliggende medische
aandoening die gelijktijdig meerdere geneesmiddelen kregen naast anidulafungine, zijn klinisch
significante leverafwijkingen opgetreden. Gevallen van significante leverstoornis, hepatitis en
leverfalen kwamen soms voor tijdens klinische onderzoeken. Bij patiënten met verhoogde
leverenzymen tijdens behandeling met anidulafungine dient te worden gecontroleerd op tekenen van
verslechterende leverfunctie en dient het risico/voordeel van voortzetting van behandeling met
anidulafungine geëvalueerd te worden.
Anafylactische reacties
Anafylactische reacties, waaronder shock, zijn gemeld bij het gebruik van anidulafungine. Indien deze
reacties voorkomen, dient de behandeling met anidulafungine te worden stopgezet en dient passende
behandeling te worden gegeven.
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde bijwerkingen zijn gemeld bij het gebruik van anidulafungine, waaronder uitslag,
urticaria, blozen, pruritus, dyspneu, bronchospasmen en hypotensie. Infusiegerelateerde bijwerkingen
komen weinig voor wanneer de snelheid waarmee anidulafungine wordt geïnfundeerd niet hoger is
dan 1,1 mg/minuut (zie rubriek 4.8).
Bij een niet-klinisch onderzoek bij ratten (zie rubriek 5.3) is een verergering van infusie-gerelateerde
reacties door gelijktijdige behandeling met anesthetica waargenomen. De klinische relevantie hiervan
is onbekend. Niettemin dient men voorzichtig te zijn bij het gelijktijdig toedienen van anidulafungine
en anesthetica.
Fructosegehalte
ECALTA bevat fructose.
Dit geneesmiddel mag niet worden toegediend aan patiënten met erfelijke fructose-intolerantie, tenzij
strikt noodzakelijk.
Bij zuigelingen en jonge kinderen (jonger dan 2 jaar) kan erfelijke fructose-intolerantie nog niet zijn
gediagnosticeerd. Intraveneus toegediende geneesmiddelen (die fructose bevatten) kunnen
levensbedreigend zijn en mogen niet aan deze patiëntengroep worden toegediend, tenzij er sprake is
van een dwingende klinische noodzaak en er geen alternatieven beschikbaar zijn.
Er moet bij iedere patiënt een uitgebreide anamnese met betrekking tot symptomen van erfelijke
fructose-intolerantie worden afgenomen voordat dit geneesmiddel wordt toegediend.
Natriumgehalte
ECALTA bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon. Patiënten die een natriumarm
dieet volgen, kunnen worden geïnformeerd dat dit geneesmiddel in wezen `natriumvrij' is.
ECALTA kan worden verdund met oplossingen die natrium bevatten (zie rubriek 6.6) en hiermee
dient rekening te worden gehouden in verband met de totale hoeveelheid natrium van alle bronnen die
aan de patiënt zullen worden toegediend.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Anidulafungine is geen klinisch relevant(e) substraat, inductor of remmer van cytochroom P450 iso-
enzymen (1A2, 2B6, 2C8, 2C9, 2C19, 2D6, 3A). Het is van belang om op te merken dat in-vitro-
onderzoeken mogelijke in-vivo-interacties niet volledig uitsluiten.
Er zijn onderzoeken naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd met anidulafungine en andere
geneesmiddelen waarvan waarschijnlijk is dat ze gelijktijdig toegediend zullen worden. Er wordt geen
dosisaanpassing van één van beide geneesmiddelen aanbevolen wanneer anidulafungine gelijktijdig
wordt toegediend met ciclosporine, voriconazol of tacrolimus en er wordt geen dosisaanpassing
aanbevolen voor anidulafungine wanneer dit gelijktijdig wordt gebruikt met amphotericine B of
rifampicine.
Pediatrische patiënten
Interactieonderzoeken zijn alleen uitgevoerd bij volwassenen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van anidulafungine bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek
is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
ECALTA wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap tenzij het voordeel voor de
moeder duidelijk opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of anidulafungine in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit beschikbare
farmacodynamische/toxicologische gegevens bij dieren blijkt dat anidulafungine in melk wordt
uitgescheiden.
Risico voor zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet
worden gestaakt of dat behandeling met ECALTA moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Voor anidulafungine waren geen effecten op de vruchtbaarheid bij onderzoeken uitgevoerd op
mannelijke en vrouwelijke ratten (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Er zijn infusie-gerelateerde bijwerkingen gemeld bij het gebruik van anidulafungine in klinische
onderzoeken waaronder huiduitslag, pruritus, dyspneu, bronchospasme, hypotensie (vaak
voorkomende bijwerkingen), blozen, opvliegers en urticaria (soms voorkomende bijwerkingen),
samengevat in tabel 1 (zie rubriek 4.4).
De volgende tabel vermeldt de bijwerkingen (volgens MedDRA), ongeacht de oorzaak, van 840
proefpersonen die 100 mg anidulafungine ontvingen, met een frequentie die overeenkomt met zeer
vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden (1/10.000, <1/1.000), zeer
zelden (<1/10.000) en van spontane meldingen met frequentie niet bekend (kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar
afnemende ernst.
Tabel 1. Tabel van bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse

Zeer
Vaak
Soms
Zelde
Zeer
Niet
vaak
n
zelden
bekend
Bloed- en
Coagulop
lymfestelselaandoe-
a-thie
ningen
Immuunsysteemaan-
Anafy-
doeningen
lactische
shock,
anafy-
lactische
reactie*
Voedings- en
Hypoka-
Hyper-glykemie
stofwisselingsstoornis-
liëmie
sen
Zenuwstelselaandoe-
Convul-sie,
ningen
hoofd-pijn
Bloedvataandoeningen
Hypoten-sie,
Blozen,
hyper-tensie
opvliegers
Ademhalingsstelsel-,
Broncho-spasme,
borstkas- en
dyspneu
mediastinumaandoe-
ningen
Maagdarmstelselaan-
Diarree,
Braken
Pijn in de
doeningen
misselijk-
bovenbui
heid
k
Lever- en
Ver-hoogde
Verhoogd
galaandoeningen
alanine-amino-
e gamma-
transfe-rase,
glutamyl-
ver-hoogde alkali-
transferas
sche fosfatase in
e
het bloed,
ver-hoogde
aspartaatamino-
transfe-rase ,
ver-hoogde
bilirubi-ne in het
bloed,
cholesta-se
Huid- en onderhuidaan-
Uitslag,
Urticaria
doeningen
pruritus
Nier- en
Ver-hoogd creatini-
urinewegaandoeningen
negehalte in het
bloed
Zeer
Vaak
Soms
Zelde
Zeer
Niet
vaak
n
zelden
bekend
Algemene aandoeningen
Pijn op de
en
infusie-
toedieningsplaatsstoor-
plaats
nissen
* Zie rubriek 4.4
Pediatrische patiënten
De veiligheid van anidulafungine is onderzocht bij 68 kinderen (1 maand tot <18 jaar) met ICC in een
prospectief, open-label, niet-vergelijkend pediatrisch onderzoek (zie rubriek 5.1). De frequenties van
bepaalde lever- en galbijwerkingen, waaronder verhoogde alanineaminotransferase (ALAT) en
verhoogde aspartaataminotransferase (ASAT), lagen bij deze kinderen hoger (7-10%) dan werd
waargenomen bij volwassenen (2%). Hoewel toeval of verschillen in ernst van onderliggende ziekten
hieraan hebben kunnen bijgedragen, kan niet worden uitgesloten dat lever- en galbijwerkingen bij
kinderen vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in Appendix V.
4.9
Overdosering
Zoals bij elke overdosering dienen, voor zover nodig, algemene ondersteunende maatregelen te
worden getroffen. In geval van een overdosering kunnen bijwerkingen optreden zoals vermeld in
rubriek 4.8.
Tijdens klinische onderzoeken is onbedoeld een enkele dosis van 400 mg anidulafungine toegediend
als een aanvangsdosis. Er werden geen klinische reacties gerapporteerd. Er werd geen dosis-
limiterende toxiciteit waargenomen bij een onderzoek met 10 gezonde personen die een aanvangsdosis
van 260 mg kregen toegediend, gevolgd door dagelijks 130 mg; 3 van de 10 personen ondervonden
voorbijgaande, asymptomatische transaminaseverhoging ( 3 bovengrens van de normaalwaarde
(ULN)).
Tijdens een pediatrisch klinisch onderzoek kreeg één proefpersoon twee doses anidulafungine die
143% van de verwachte dosis vormden. Er werden geen klinische reacties gerapporteerd.
ECALTA is niet dialyseerbaar.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antimycotica voor systemisch gebruik, andere antimycotica voor
systemisch gebruik. ATC-code: JO2 AX 06
Werkingsmechanisme
Anidulafungine is een semi-synthetische echinocandine, een lipopeptide dat gesynthetiseerd wordt uit
een fermentatieproduct van Aspergillus nidulans.
Activiteit in vitro
Anidulafungine vertoonde in-vitro-activiteit tegen C. albicans, C. glabrata, C. parapsilosis, C. krusei
en C. tropicalis. Voor de klinische relevantie van deze bevindingen zie 'Klinische werkzaamheid en
veiligheid'.
Isolaten met mutaties in de kritieke gebieden van het doelgen zijn in verband gebracht met klinisch
falen of doorbraakinfecties. In de meeste klinische gevallen was er sprake van behandeling met
caspofungine. Bij dierproeven zorgen dergelijke mutaties echter voor kruisresistentie tegen alle drie de
echinocandinen en daarom worden dit soort isolaten geclassificeerd als echinocandine-resistent totdat
er meer klinische ervaring is met betrekking tot anidulafungine.
De in-vitro-activiteit van anidulafungine tegen Candida-soorten is niet uniform. Voor C. parapsilosis
zijn de MIC's van anidulafungine met name hoger dan die van andere Candida-soorten. Een
gestandaardiseerde techniek voor het testen van de gevoeligheid van Candida-soorten voor
anidulafungine alsook van de respectievelijk geïnterpreteerde breekpunten is vastgesteld door het
Europees Comité voor het testen op antimicrobiële gevoeligheid (EUCAST).
Tabel 2. Breekpunten volgens EUCAST
Candida-soort

MIC-breekpunt (mg/l)
S (gevoelig)
>R (resistent)
Candida albicans
0,03
0,03
Candida glabrata
0,06
0,06
Candida tropicalis
0,06
0,06
Candida krusei
0,06
0,06
Candida parapsilosis
4
4
Andere Candida-soorten1
Onvoldoende bewijs
1 Niet-soortgerelateerde breekpunten werden hoofdzakelijk op basis van PK/PD
gegevens vastgesteld en zijn onafhankelijk van de MIC-distributies van specifieke
Candida-soorten. Zij zijn slechts bruikbaar voor organismen die geen specifieke
breekpunten hebben.
Activiteit in vivo
Parenteraal toegediend anidulafungine was werkzaam tegen Candida-soorten in immunocompetente
en immunogecompromitteerde muis- en konijnmodellen. Behandeling met anidulafungine verlengde
de overleving en verminderde ook de orgaanbelasting van Candida-soorten, bepaald met intervallen
van 24 tot 96 uur na de laatste behandeling.
Experimentele infecties behelsden gedissemineerde C. albicans-infectie bij neutropene konijnen,
oesofageale/orofaryngeale infectie bij neutropene konijnen met fluconazol-resistente C. albicans en
gedissemineerde infectie bij neutropene muizen met fluconazol-resistente C. glabrata.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Candidemie en andere vormen van invasieve candidiasis
De veiligheid en werkzaamheid van anidulafungine zijn onderzocht in een centraal Fase 3,
gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, multinationaal onderzoek bij in de eerste plaats niet-
neutropene patiënten met candidemie en een beperkt aantal patiënten met diepgelegen Candida-
infecties of met abcesvorming. Patiënten met Candida-endocarditis, -osteomyelitis of -meningitis, of
patiënten met een infectie veroorzaakt door C. krusei werden specifiek niet toegelaten tot de studie.
Patiënten die ten minste één dosis onderzoeksgeneesmiddel kregen en die vóór het begin van het
onderzoek een positieve kweek voor Candida-soorten hadden, afkomstig van een normaal gesproken
steriele plaats, werden opgenomen in de gemodificeerde intent-to-treat (MITT)-populatie. Bij de
analyse van primaire werkzaamheid, algemene respons in de MITT-populaties aan het einde van
intraveneuze behandeling, werd anidulafungine vergeleken met fluconazol in een vooraf
gespecificeerde, tweestaps statistische vergelijking (non-inferioriteit gevolgd door superioriteit). Een
succesvolle algemene respons vereiste klinische verbetering en microbiologische uitroeiing. Patiënten
werden gedurende zes weken na het einde van alle behandeling gevolgd.
Tweehonderd zesenvijftig patiënten, variërend in leeftijd van 16 tot 91 jaar, werden willekeurig in
behandelgroepen ingedeeld en kregen ten minste één dosis van de onderzoeksmedicatie. De meest
frequent geïsoleerde soorten aan het begin van de studie waren C. albicans (63,8% anidulafungine,
59,3% fluconazol), gevolgd door C. glabrata (15,7%, 25,4%), C. parapsilosis (10,2%, 13,6%) en
C. tropicalis (11,8%, 9,3%) - met 20, 13 en 15 isolaten van de laatste 3 soorten, respectievelijk, in de
anidulafungine-groep. Het grootste gedeelte van de patiënten had een Apache II score van 20 en een
zeer klein aantal was neutropeen.
In tabel 3 hieronder worden gegevens over werkzaamheid gegeven, zowel in totaal als voor
verschillende subgroepen.
Tabel 3. Algemeen succes in de MITT-populatie: primaire en secundaire eindpunten
Anidulafungine
Fluconazol
Verschil tussen
groepen a
(95% CI)
Einde van IV-behandeling (1º
96/127 (75,6%)
71/118 (60,2%)
15,42 (3,9; 27,0)
eindpunt)
Uitsluitend candidemie
88/116 (75,9%)
63/103 (61,2%)
14,7 (2,5; 26,9)
Andere steriele plaatsenb
8/11 (72,7%)
8/15 (53,3%)
- Peritoneaal vocht/IAc-abces
6/8
5/8
Overig
2/3
3/7
C. albicansd
60/74 (81,1%)
38/61 (62,3%)
- Niet-albicans-soortend
32/45 (71,1%)
27/45 (60,0%)
- Apache II score 20
82/101 (81,2%)
60/98 (61,2%)
- Apache II score 20
14/26 (53,8%)
11/20 (55,0%)
- Niet-neutropeen
(ANC, cellen/mm3
94/124 (75,8%)
69/114 (60,5%)
-
500)
Neutropeen
(ANC, cellen/mm3 < 500)
2/3
2/4
-
Bij andere eindpunten
Einde van alle behandeling
94/127 (74,0%)
67/118 (56,8%)
17,24 (2,9; 31,6)e
Follow-up na 2 weken
82/127 (64,6%)
58/118 (49,2%)
15,41 (0,4; 30,4)e
Follow-up na 6 weken
71/127 (55,9%)
52/118 (44,1%)
11,84 (-3,4; 27,0)e
a Berekend als anidulafungine minus fluconazol
b Met of zonder gelijktijdige candidemie
c Intra-abdominaal
d Gegevens voor patiënten met één pathogeen bij studiestart.
e 98,3% betrouwbaarheidsintervallen, post hoc aangepast voor meerdere vergelijkingen van secundaire tijdpunten.
Tabel 4. Mortaliteit
Ani-dulafungine
Fluconazol
Totale mortaliteit bij de studie
29/127 (22,8%)
37/118 (31,4%)
Mortaliteit tijdens onderzoeksbehandeling
10/127 (7,9%)
17/118 (14,4%)
Mortaliteit toegeschreven aan Candida-
2/127 (1,6%)
5/118 (4,2%)
infectie
Aanvullende gegevens bij neutropene patiënten
De werkzaamheid van anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door dagelijks
100 mg intraveneus) bij volwassen neutropene patiënten (gedefinieerd als absoluut neutrofielenaantal
500 cellen/mm3, WBC 500 cellen/mm3 of door de onderzoeker geclassificeerd als neutropeen bij
studiestart) met microbiologisch bevestigde invasieve candidiasis werd beoordeeld bij een analyse van
samengevoegde gegevens afkomstig van 5 prospectieve onderzoeken (1 vergelijkende versus
caspofungine en 4 open-label, niet-vergelijkende). Patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld.
Bij klinisch stabiele patiënten was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten
minste 5 tot 10 dagen behandeling met anidulafungine. Een totaal van 46 patiënten werd in de analyse
geïncludeerd. De meerderheid van de patiënten had alleen candidemie (84,8%; 39/46). De meest
voorkomende pathogenen die bij studiestart werden geïsoleerd waren C. tropicalis (34,8%; 16/46), C.
krusei
(19,6%; 9/46), C. parapsilosis (17,4%; 8/46), C. albicans (15,2%; 7/46), en C. glabrata (15,2%;
7/46). Het succesvolle globale responspercentage bij het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair
eindpunt) was 26/46 (56,5%) en het Einde van Alle Behandeling was 24/46 (52,2%). De mortaliteit
ongeacht de oorzaak tot aan het einde van het onderzoek (6 weken follow-up bezoek) was 21/46
(45,7%).
De werkzaamheid van anidulafungine bij volwassen neutropene patiënten (gedefinieerd als absoluut
neutrofielenaantal 500 cellen/mm3 bij studiestart) met invasieve candidiasis werd beoordeeld in een
prospectief, dubbelblind, gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek. Geschikte patiënten kregen hetzij
anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg intraveneus dagelijks) of
caspofungine (70 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 50 mg intraveneus dagelijks)
(randomisatie 2:1). Patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld. Bij klinisch stabiele patiënten
was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten minste 10 dagen
onderzoeksbehandeling. Een totaal van 14 neutropene patiënten met microbiologisch bevestigde
invasieve candidiasis (MITT-populatie) werd ingeschreven voor het onderzoek (11 anidulafungine; 3
caspofungine). De meerderheid van de patiënten had alleen candidemie. De meest voorkomende
pathogenen die bij studiestart werden geïsoleerd, waren C. tropicalis (4 anidulafungine, 0
caspofungine), C. parapsilosis (2 anidulafungine, 1 caspofungine), C. krusei (2 anidulafungine, 1
caspofungine) en C. ciferrii (2 anidulafungine, 0 caspofungine). Het succesvolle globale
responspercentage bij het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair eindpunt) was 8/11 (72,7%)
voor anidulafungine en 3/3 (100,0%) voor caspofungine (verschil -27,3; 95%-BI -80,9; 40,3); het
succesvolle globale responspercentage bij het Einde van Alle Behandeling was 8/11 (72,7%) voor
anidulafungine en 3/3 (100,0%) voor caspofungine (verschil -27,3; 95%-BI -80,9; 40,3). De mortaliteit
ongeacht de oorzaak tot aan het 6 weken follow-up bezoek voor anidulafungine (MITT-populatie) was
4/11 (36,4%) en 2/3 (66,7%) voor caspofungine.
Patiënten met microbiologisch bevestigde invasieve candidiasis (MITT-populatie) en neutropenie
waren geïdentificeerd in een analyse van samengevoegde gegevens afkomstig van 4 op vergelijkbare
wijze opgezette prospectieve, open-label, niet-vergelijkende onderzoeken. De werkzaamheid van
anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg intraveneus dagelijks) was
beoordeeld bij 35 volwassen neutropene patiënten, gedefinieerd als absoluut neutrofielenaantal 500
cellen/mm3 of WBC 500 cellen/mm3, bij 22 patiënten of door de onderzoeker geclassificeerd als
neutropeen bij studiestart bij 13 patiënten. Alle patiënten werden ten minste 14 dagen behandeld. Bij
klinisch stabiele patiënten was het overstappen naar de orale azoolbehandeling toegestaan na ten
Aanvullende gegevens bij patiënten met diepe weefselinfecties
De werkzaamheid van anidulafungine (200 mg intraveneuze oplaaddosis gevolgd door 100 mg
intraveneus dagelijks) bij volwassen patiënten met microbiologisch bevestigde diepe
weefselcandidiasis werd beoordeeld in een analyse van samengevoegde gegevens afkomstig van 5
prospectieve onderzoeken (1 vergelijkend en 4 open-label). Patiënten werden ten minste 14 dagen
behandeld. In de 4 open-label onderzoeken was het overstappen naar de orale azoolbehandeling
toegestaan na ten minste 5 tot 10 dagen behandeling met anidulafungine. Een totaal van 129 patiënten
werd geïncludeerd in de analyse. Eenentwintig (16,3%) hadden gelijktijdig candidemie. De
gemiddelde APACHE II-score was 14,9 (bereik, 2 - 44). De meest voorkomende infectieplaatsen
waren de buikholte (54,3%; 70 van 129), lever- en galwegen (7,0%; 9 van 129), pleuraholte (5,4%; 7
van 129) en nieren (3,1%; 4 van 129). De meest voorkomende pathogenen die bij studiestart uit een
diepe weefselplaats werden geïsoleerd, waren C. albicans (64,3%; 83 van 129), C. glabrata (31,0%;
40 van 129), C. tropicalis (11,6%; 15 van 129) en C. krusei (5,4%; 7 van 129). Het succesvolle
globale responspercentage aan het Einde van Intraveneuze Behandeling (primair eindpunt) en Einde
van Alle Behandeling en de mortaliteit ongeacht de oorzaak tot aan het 6 weken follow-upbezoek is
weergegeven in tabel 5.
Tabel 5. Percentage succesvolle globale responsa en mortaliteit ongeacht oorzaak bij patiënten
met diepe weefselcandidiasis ­ Samengevoegde analyse

MITT-populatie
n/N (%)
Globale respons van succes bij EOIVTb
Totaal
102/129 (79,1)
Buikholte
51/70 (72,9)
Lever en galwegen
7/9 (77,8)
Pleuraholte
6/7 (85,7)
Nieren
3/4 (75,0)
Globale respons van succes bij EOTb
94/129 (72,9)
Mortaliteit ongeacht oorzaak
40/129 (31,0)
a Een succesvolle globale respons was gedefinieerd als zowel klinisch als microbiologisch succes
b EOIVT (End of Intravenous Treatment), Einde van Intraveneuze Behandeling; EOT (End of All Treatment),
Einde van Alle Behandeling
Pediatrische patiënten
Een prospectief, open-label, niet-vergelijkend, multinationaal onderzoek beoordeelde de veiligheid en
werkzaamheid van anidulafungine bij 68 kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar met
invasieve candidiasis, waaronder candidemie (ICC). Patiënten werden gestratificeerd naar leeftijd
(1 maand tot <2 jaar, 2 tot <5 jaar en 5 tot <18 jaar) en kregen eenmaal daags intraveneus
anidulafungine (aanvangsdosis van 3,0 mg/kg op dag 1, en onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg per dag
daarna) gedurende maximaal 35 dagen, gevolgd door een optionele overschakeling naar oraal
fluconazol (6-12 mg/kg/dag, maximaal 800 mg/dag). Er vond 2 en 6 weken na EOT een follow-up van
de patiënten plaats.
Van de 68 patiënten die anidulafungine kregen, hadden er 64 een microbiologisch bevestigde
Candida-infectie. Zij werden beoordeeld op werkzaamheid in de gemodificeerde intent-to-treat
Tabel 6. Samenvatting van succesvolle globale respons per leeftijdsgroep, MITT-populatie
Succesvolle globale respons, n (%)
Tijdspunt
Globale
1 maand tot <2 jaar
2 tot <5 jaar
5 tot <18 jaar
Totaal
respons
(N=16)
(N=18)
(N=30)
(N=64)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
n (n/N, %)
EOIVT
Succes
11 (68,8)
14 (77,8)
20 (66,7)
45 (70,3)
95% BI
(41,3; 89,0)
(52,4; 93,6)
(47,2; 82,7)
(57,6; 81,1)
EOT
Succes
11 (68,8)
14 (77,8)
21 (70,0)
46 (71,9)
95% BI
(41,3; 89,0)
(52,4; 93,6)
(50,6; 85,3)
(59,2; 82,4)
FU na 2
Succes
11 (68,8)
13 (72,2)
22 (73,3)
46 (71,9)
weken
95% BI
(41,3; 89,0)
(46,5; 90,3)
(54,1; 87,7)
(59,2; 82,4)
FU na 6
Succes
11 (68,8)
12 (66,7)
20 (66,7)
43 (67,2)
weken
95% BI
(41,3; 89,0)
(41,0; 86,7)
(47,2; 82,7)
(54,3; 78,4)
95% BI = exact 95% betrouwbaarheidsinterval voor binomiale verdelingen met behulp van de
Clopper-Pearson-methode; EOIVT = (End of Intravenous Treatment) Einde van Intraveneuze
Behandeling; EOT = (End of All Treatment) Einde van Alle Behandeling; FU = follow-up; MITT =
gemodificeerde intent-to-treat; N = aantal proefpersonen in de populatie; n = aantal proefpersonen met
een respons
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Algemene farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van anidulafungine is gekarakteriseerd bij gezonde personen, speciale populaties
en patiënten. Er werd een lage interpersoonlijke variabiliteit in systemische blootstelling
(variatiecoëfficiënt ~25%) waargenomen. De steady state werd bereikt op de eerste dag na een
aanvangsdosis (tweemaal de dagelijkse onderhoudsdosis).
Distributie
De farmacokinetiek van anidulafungine wordt gekarakteriseerd door een snelle
distributiehalfwaardetijd (0,5-1 uur) en een distributievolume van 30-50 l, dat gelijk is aan het totale
volume lichaamsvocht. Anidulafungine bindt in sterke mate (> 99%) aan menselijke plasma-eiwitten.
Er zijn geen specifieke onderzoeken naar de weefseldistributie van anidulafungine bij de mens verricht.
Er is daarom geen informatie beschikbaar over het doordringen van anidulafungine in de
cerebrospinale vloeistof (CSV) en/of door de bloed-hersenbarrière.
Biotransformatie
Levermetabolisme van anidulafungine is niet waargenomen. Anidulafungine is geen klinisch
relevant(e) substraat, inductor of remmer van cytochroom P450 iso-enzymen. Het is niet
waarschijnlijk dat anidulafungine klinisch relevante effecten heeft op het metabolisme van
geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom P450 iso-enzymen.
Anidulafungine ondergaat langzame chemische degradatie bij fysiologische temperatuur en pH tot een
peptide met geopende ring dat geen antischimmelactiviteit vertoont. De in-vitro halfwaardetijd voor
degradatie van anidulafungine onder fysiologische omstandigheden bedraagt ongeveer 24 uur. In-vivo
Eliminatie
De klaring van anidulafungine bedraagt ongeveer 1 l/uur. Anidulafungine heeft een predominante
eliminatiehalfwaardetijd van ongeveer 24 uur die het grootste gedeelte van het plasmaconcentratie-
tijdsprofiel karakteriseert, en een terminale halfwaardetijd van 40-50 uur die de terminale
eliminatiefase van het profiel karakteriseert.
Bij een klinisch onderzoek werd een enkele dosis radioactief gemerkt (14C) anidulafungine (~88 mg)
toegediend aan gezonde personen. Ongeveer 30% van de toegediende radioactieve dosis werd in de
loop van 9 dagen via de feces geëlimineerd; hiervan was minder dan 10% intact geneesmiddel. Minder
dan 1% van de toegediende radioactieve dosis werd in de urine uitgescheiden, wat op verwaarloosbare
renale klaring wijst. Zes dagen na het toedienen van de dosis daalden de anidulafungine-concentraties
tot onder de ondergrens van kwantificering. Acht weken na het toedienen van de dosis werden
verwaarloosbare hoeveelheden radioactiviteit die afkomstig waren van het geneesmiddel
teruggevonden in bloed, urine en feces.
Lineariteit
Anidulafungine vertoont lineaire farmacokinetiek binnen een breed bereik van eenmalige dagelijkse
doses (15-130 mg).
Speciale populaties
Patiënten met schimmelinfecties
De farmacokinetiek van anidulafungine bij patiënten met schimmelinfecties is vergelijkbaar met
die waargenomen bij gezonde personen, zo blijkt uit farmacokinetische analyses van populaties.
Met het dagelijkse doseringsregime van 200/100 mg bij een infusiesnelheid van 1,1 mg/min,
kunnen de steady state Cmax en de dalconcentraties (Cmin) respectievelijk ongeveer 7 en 3 mg/l
bereiken, met een gemiddelde steady state AUC van ongeveer 110 mguur/l.
Gewicht
Hoewel gewicht werd geïdentificeerd als een bron van variabiliteit in klaring bij farmacokinetische
analyse van populaties, heeft gewicht weinig klinische relevantie voor de farmacokinetiek van
anidulafungine.
Geslacht
De plasmaconcentraties van anidulafungine bij gezonde mannen en vrouwen waren vergelijkbaar. In
onderzoeken waarbij patiënten meervoudige doses kregen, bleek de geneesmiddelklaring bij mannen
iets sneller te verlopen (ongeveer 22%).
Ouderen
Farmacokinetische analyse van populaties liet zien dat de mediane klaring licht uiteenliep tussen de
ouderengroep (patiënten 65, CL mediaan = 1,07 l/uur) en de niet-ouderengroep (patiënten < 65, CL
mediaan = 1,22 l/uur). Het klaringsbereik was echter vergelijkbaar.
Etniciteit
De farmacokinetiek van anidulafungine was vergelijkbaar onder mensen van het blanke, zwarte,
aziatische en latijns-amerikaanse ras.
HIV-positiviteit
Aanpassingen van de dosering zijn niet noodzakelijk op basis van HIV-positiviteit, ongeacht of
gelijktijdig een antiretrovirale behandeling wordt gevolgd.
Nierinsufficiëntie
Anidulafungine vertoont een verwaarloosbare renale klaring (<1%). In een klinisch onderzoek bij
patiënten met lichte, matige, ernstige of terminale (dialyse-afhankelijke) nierinsufficiëntie, was de
farmacokinetiek van anidulafungine vergelijkbaar met die waargenomen bij personen met een
normale nierfunctie. Anidulafungine is niet dialyseerbaar en kan worden toegediend ongeacht het
moment waarop hemodialyse plaatsvindt.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van anidulafungine na ten minste 5 dagelijkse doses werd onderzocht bij 24
immuungecompromitteerde kinderen (2 tot 11 jaar oud) en adolescenten (12 tot 17 jaar oud) met
neutropenie. Steady state werd bereikt op de eerste dag na een aanvangsdosis (twee keer de
onderhoudsdosis) en steady state Cmax en AUCss nemen evenredig met de dosis toe. Systemische
blootstelling na dagelijkse onderhoudsdoses van 0,75 en 1,5 mg/kg/dag in deze populatie was
vergelijkbaar met die waargenomen bij volwassenen na inname van respectievelijk 50 en 100 mg/dag.
Beide regimes werden goed verdragen door deze patiënten.
De farmacokinetiek van anidulafungine werd onderzocht bij 66 kinderen (1 maand tot <18 jaar) met
ICC in een prospectief, open-label, niet-vergelijkend pediatrisch onderzoek na toediening van een
aanvangsdosis van 3,0 mg/kg en een onderhoudsdosis van 1,5 mg/kg/dag (zie rubriek 5.1). In een
populatie-farmacokinetische analyse van gecombineerde gegevens van volwassenen en kinderen met
ICC, waren de gemiddelde blootstellingsparameters (AUC0-24,ss en Cmin,ss) in steady state bij alle
kinderen in alle leeftijdsgroepen (1 maand tot <2 jaar, 2 tot <5 jaar en 5 tot <18 jaar) vergelijkbaar met
die bij volwassenen die een aanvangsdosis van 200 mg en een onderhoudsdosis van 100 mg/dag
kregen. De op basis van het lichaamsgewicht aangepaste CL (l/u/kg) en het distributievolume in steady
state (l/kg) waren in alle leeftijdsgroepen vergelijkbaar.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeken van 3 maanden werd bewijs waargenomen voor levertoxiciteit, waaronder verhoogde
enzymen en morfologische veranderingen, bij zowel ratten als apen bij doses 4 tot 6 keer hoger dan de
verwachte klinische therapeutische blootstelling. In-vitro en in-vivo genotoxiciteitsonderzoeken met
anidulafungine leverden geen bewijs op voor mogelijke genotoxiciteit. Er zijn geen
langetermijnstudies bij dieren verricht om mogelijke carcinogeniciteit van anidulafungine te
onderzoeken.
Toediening van anidulafungine aan ratten gaf geen aanwijzingen voor effecten op de reproductie,
inclusief mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid.
Anidulafungine passeerde de placenta bij ratten en werd gedetecteerd in foetaal plasma.
Embryo-foetale ontwikkelingsstudies werden uitgevoerd met doses tussen 0,2 en 2 maal (ratten) en
tussen 1 en 4 maal (konijnen) de voorgestelde therapeutische onderhoudsdosis van 100 mg/dag.
Anidulafungine veroorzaakte geen enkele geneesmiddelgerelateerde toxiciteit tijdens de ontwikkeling
bij de rat in de hoogste geteste dosis. Effecten op de ontwikkeling zoals waargenomen bij konijnen
(iets lager gewicht van de foetus), traden alleen op in de hoogste geteste dosis, een dosis die ook
maternale toxiciteit veroorzaakte.
Bij ongeïnfecteerde volwassen en pasgeboren ratten, was de concentratie anidulafungine in de
hersenen na een enkele dosis laag (hersenen-plasmaverhouding ongeveer 0,2), hoewel de concentraties
De ratten werden behandeld met anidulafungine op drie dosisniveaus en binnen één uur verdoofd met
een combinatie van ketamine en xylazine. De ratten in de hooggedoseerde groep ondervonden infusie-
gerelateerde reacties die door anesthesie werden verergerd. Sommige ratten in de middelste dosisgroep
ondervonden soortgelijke reacties, maar uitsluitend na anesthesie. Er waren geen bijwerkingen bij de
laaggedoseerde dieren met of zonder anesthesie, en geen infusiegerelateerde reacties in de middelste
dosisgroep zonder anesthesie.
Onderzoeken bij jonge ratten wezen niet op een grotere gevoeligheid voor door anidulafungine
geïnduceerde hepatotoxiciteit dan bij volwassen dieren.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Fructose
Mannitol
Polysorbaat 80
Tartaarzuur
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen of elektrolyten dan die
vermeld zijn in rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar
Uitwijkingen bij temperaturen tot 25C gedurende maximaal 96 uur zijn toegestaan en het poeder kan
wederom in de koelkast bewaard worden.
Gereconstitueerde oplossing
Chemische en fysische 'in use'-stabiliteit van de gereconstitueerde oplossing gedurende 24 uur bij
25C is aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt kan, onder de juiste aseptische omstandigheden, de gereconstitueerde
oplossing tot 24 uur gebruikt worden wanneer deze bij 25 C bewaard wordt.
Oplossing voor infusie
Niet bevriezen.
Chemische en fysische 'in use'-stabiliteit van de infusieoplossing gedurende 48 uur bij 25ºC zijn
aangetoond.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
30 ml injectieflacon van type 1 glas met een stop van elastomeer (butyl rubber met een inert polymeer
coating op het productcontactoppervlak en glijmiddel op de bovenkant voor een makkelijkere
vervaardiging, of als alternatief bromobutyl rubber met een glijmiddel) en een aluminium verzegeling
met 'flip-off' dop.
Verpakkinggrootte van 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
ECALTA dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie en vervolgens UITSLUITEND te
worden verdund met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie of met 50 mg/ml (5%)
glucose voor infusie. De verenigbaarheid van gereconstitueerde ECALTA met intraveneuze stoffen,
toevoegingen of geneesmiddelen anders dan 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml
(5%) glucose voor infusie is niet vastgesteld. De infusieoplossing mag niet worden ingevroren.
Reconstitutie
Reconstitueer elke injectieflacon aseptisch met 30 ml water voor injectie om een concentratie van 3,33
mg/ml te krijgen. De reconstitutietijd is max. 5 minuten. De oplossing moet worden weggegooid als er
na verdere verdunning deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
Verdunning en infusie
Als de oplossing en verpakking dit mogelijk maken, dienen geneesmiddelen voor parenteraal
gebruik altijd vóór toediening visueel gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van deeltjes
en verkleuring. Gooi de oplossing weg als er deeltjes of verkleuring waargenomen worden.

Volwassen patiënten
Breng de inhoud van de gereconstitueerde injectieflacon(s) aseptisch over in een infuuszak (of -fles)
die of 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie bevat om
de juiste ECALTA-concentratie te verkrijgen. De onderstaande tabel geeft de verdunning tot een
concentratie van 0,77 mg/ml weer voor de uiteindelijke oplossing voor infusie en instructies voor
infusie voor elke dosis.
Dosis
Aantal
Totaal
Infusie-
Totaal
Infusie-
Minimale
poeder-
gereconsti-
volume A
infusie-
snelheid
infusie-
flacons
tueerd volume
volumeB
duur
100 mg
1
30 ml
100 ml
130 ml
1,4 ml/min
90 min
of
84 ml/uur
200 mg
2
60 ml
200 ml
260 ml
1,4 ml/min
180 min
of
84 ml/uur
A 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie.
B Concentratie van de infuusoplossing is 0,77 mg / ml.
De infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/min (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
Kinderen
Voor kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar zal het volume van de oplossing voor infusie dat
nodig is om de dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van de patiënt. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de
uiteindelijke oplossing voor infusie. Een programmeerbare spuit of infuuspomp wordt aanbevolen.
De
infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/minuut (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen
(zie rubrieken 4.2 en 4.4).
1. Bereken de dosis voor de patiënt en reconstitueer de benodigde injectieflacon(s) volgens de
instructies voor reconstitutie om een concentratie van 3,33 mg/ml te verkrijgen (zie
rubrieken 2 en 4.2)
2. Bereken het benodigde volume (ml) gereconstitueerde anidulafungine:
Volume anidulafungine (ml) = Dosis anidulafungine (mg) 3,33 mg/ml
3. Bereken het totaal benodigde volume van de doseeroplossing (ml) om een uiteindelijke
concentratie van 0,77 mg/ml te verkrijgen:
Totaal volume van de doseeroplossing (ml) = Dosis anidulafungine (mg) ÷ 0,77 mg/ml
4. Bereken het benodigde volume van het verdunningsmiddel [5% dextrose-injectievloeistof,
USP of 0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing)]
om de doseeroplossing voor te bereiden:
Volume van het verdunningsmiddel (ml) = Totaal volume van de doseeroplossing
(ml) ­ Volume anidulafungine (ml)
5. Breng de benodigde volumes (ml) anidulafungine en 5% dextrose
-injectievloeistof, USP of
0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing) aseptisch
over in een infusiespuit of i.v. infusiezak die nodig is voor toediening.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/416/002
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2007
Datum van laatste verlenging: 28 augustus 2017
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan bepertk medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
Kartonnen buitenverpakking
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
anidulafungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 100 mg anidulafungine.
De gereconstitueerde oplossing bevat 3,33 mg/ml anidulafungine en de verdunde oplossing bevat 0,77
mg/ml anidulafungine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fructose, mannitol, polysorbaat 80, tartaarzuur, NaOH en/of HCl.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Alleen voor intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP {MAAND - JJJJ}
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/416/002
13.
BATCHNUMMER
Charge: {nummer}
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
[Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.]
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
Injectieflacon etiket
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
anidulafungine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP: {MAAND - JJJJ}
4.
BATCHNUMMER
LOT: {nummer}
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
Bewaren in de koelkast
ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Anidulafungine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat
belangrijke informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Krijgt u of uw kind last van bijwerkingen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. Zie
rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ECALTA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken of moet u of uw kind er extra voorzichtig
mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ECALTA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ECALTA bevat de werkzame stof anidulafungine en wordt voorgeschreven bij volwassenen en
kinderen in de leeftijd van 1 maand tot jonger dan 18 jaar voor de behandeling van een soort
schimmelinfectie van het bloed of andere inwendige organen die invasieve candidiasis wordt genoemd.
De infectie wordt veroorzaakt door schimmelcellen (gisten) die Candida worden genoemd.
ECALTA behoort tot een groep van geneesmiddelen die men aanduidt als echinocandinen. Deze
geneesmiddelen worden gebruikt om ernstige schimmelinfecties te behandelen.
ECALTA verhindert een normale ontwikkeling van de schimmelcelwand. In aanwezigheid van
ECALTA hebben schimmelcellen onvolledige of beschadigde celwanden, waardoor ze kwetsbaar zijn
of niet kunnen groeien.
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Uw arts kan beslissen
- uw leverfunctie nauwkeuriger te controleren als u leverproblemen ontwikkelt tijdens uw
behandeling
u te controleren als aan u verdovingsmiddelen gegeven worden tijdens uw behandeling met
ECALTA
- u te controleren op tekenen van een allergische reactie, zoals jeuk, piepende ademhaling of
vlekkerige huid
- u te controleren op tekenen van een infusiegerelateerde reactie, zoals huiduitslag, netelroos, jeuk
of roodheid
- u te controleren op kortademigheid/moeilijkheden met ademhalen, duizeligheid of een licht
gevoel in het hoofd
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
ECALTA mag niet aan patiënten jonger dan 1 maand worden gegeven.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u of uw kind naast ECALTA nog andere geneesmiddelen, heeft u of uw kind dat kort
geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat
gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Het effect van ECALTA bij zwangere vrouwen is niet bekend. Daarom wordt ECALTA niet
aanbevolen tijdens de zwangerschap. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen een effectief
anticonceptiemiddel te gebruiken. Waarschuw uw arts onmiddellijk als u zwanger wordt terwijl u
ECALTA gebruikt.
Het effect van ECALTA bij vrouwen die borstvoeding geven is niet bekend. Vraag uw arts of
apotheker om advies voordat u ECALTA gebruikt terwijl u borstvoeding geeft.
Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt.
ECALTA bevat fructose
Dit geneesmiddel bevat 119 mg fructose (een soort suiker) per injectieflacon. Indien uw arts u heeft
meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit
geneesmiddel gaat gebruiken.
Als u (of uw kind) erfelijke fructose-intolerantie heeft, een zeldzame erfelijke aandoening, mag u (of
uw kind) dit middel niet toegediend krijgen. Patiënten met erfelijke fructose-intolerantie kunnen de
fructose in dit middel niet afbreken. Dat kan ernstige bijwerkingen veroorzaken.
Als u (of uw kind) erfelijke fructose-intolerantie heeft, moet u dit aan uw arts melden, voordat u (of
uw kind) dit middel toegediend krijgt. Meld ook aan uw arts als uw kind zoete voedingsmiddelen of
dranken niet meer verdraagt doordat uw kind misselijk wordt of moet braken of doordat uw kind last
krijgt van onaangename verschijnselen zoals een opgeblazen gevoel, maagkrampen of diarree.
ECALTA bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
ECALTA wordt altijd bereid en aan u of uw kind toegediend door een arts of zorgverlener (meer
informatie over de wijze van bereiden vindt u aan het eind van de bijsluiter in de sectie die is bestemd
voor artsen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
Voor gebruik bij kinderen en jongeren (leeftijd van 1 maand tot jonger dan 18 jaar) begint de
behandeling met 3,0 mg/kg (niet hoger dan 200 mg) op de eerste dag (aanvangsdosis). Hierna volgt
een dagelijkse dosis van 1,5 mg/kg (niet hoger dan 100 mg) (onderhoudsdosis). De dosis die wordt
gegeven, hangt af van het gewicht van de patiënt.
ECALTA dient eenmaal per dag aan u te worden toegediend door middel van langzame infusie
(druppelinfuus) in uw ader. Bij volwassenen duurt dit minstens 1,5 uur voor de onderhoudsdosis en
3 uur voor de aanvangsdosis. Bij kinderen en jongeren duurt de infusie mogelijk korter, afhankelijk
van het gewicht van de patiënt.
Uw arts bepaalt de duur van uw behandeling en de hoeveelheid ECALTA die u elke dag ontvangt, en
controleert uw reactie en lichamelijke gesteldheid.
Uw behandeling dient over het algemeen ten minste 14 dagen na de laatste dag waarop Candida in uw
bloed is aangetroffen, te worden voortgezet.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u denkt dat u te veel ECALTA toegediend heeft gekregen, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts
of een andere zorgverlener.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Aangezien u dit geneesmiddel krijgt toegediend onder nauwlettend medisch toezicht, is het
onwaarschijnlijk dat er een dosis wordt overgeslagen. Als u echter denkt dat er een dosis is vergeten,
vertel dit dan aan uw arts of apotheker.
U mag geen dubbele dosis gegeven worden door uw arts.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
U zou geen verschijnselen van ECALTA mogen ondervinden als uw arts de behandeling met
ECALTA stopt.
Uw arts kan een ander geneesmiddel voorschrijven na uw behandeling met ECALTA om de
behandeling van uw schimmelinfectie voort te zetten of om te voorkomen dat deze terugkeert.
Als uw oorspronkelijke symptomen terugkomen, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts of een andere
zorgverlener.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.Enkele van deze bijwerkingen zullen worden opgemerkt door uw arts tijdens de controle van
uw respons en conditie.
Levensbedreigende allergische reacties, die mogelijk gepaard gaan met ademhalingsmoeilijkheden
met piepende ademhaling of het verergeren van een bestaande huiduitslag, zijn zelden gemeld bij het
gebruik van Ecalta.
Toevallen/stuipen (convulsies)
Blozen
Uitslag, pruritis (jeuk)
Opvliegers
Netelroos
Plotselinge samentrekkingen van de spieren rond de luchtwegen wat resulteert in piepende en
hijgende ademhaling en hoesten
Moeilijkheden met ademhalen
Andere bijwerkingen
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (die bij meer dan 1 op de 10 mensen kunnen voorkomen)
zijn:

Laag kaliumgehalte in het bloed (hypokaliëmie)
Diarree
Misselijkheid
Vaak voorkomende bijwerkingen (die bij maximaal 1 op de 10 mensen kunnen voorkomen) zijn:
Toevallen/stuipen (convulsies)
Hoofdpijn
Braken
Veranderingen bij bloedonderzoek naar de leverfunctie
Huiduitslag, jeuk (pruritus)
Veranderingen bij bloedonderzoek naar de nierfunctie
Abnormale galafvoer vanuit de galblaas naar de darm (cholestase)
Hoog bloedsuikergehalte
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Plotselinge samentrekkingen van de spieren rond de luchtwegen die piepende ademhaling of
hoesten veroorzaakt
Ademhalingsmoeilijkheden
Soms voorkomende bijwerkingen (die bij maximaal 1 op de 100 mensen kunnen voorkomen)
zijn:

Bloedstollingsstoornis
Blozen
Opvliegers
Buikpijn
Galbulten
Pijn op de injectieplaats
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Levensbedreigende allergische reacties
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
De gereconstitueerde oplossing kan tot 24 uur tot 25°C bewaard worden.
De oplossing voor infusie kan 48 uur bij 25°C (kamertemperatuur) bewaard worden (niet bevriezen)
en moet binnen 48 uur worden toegediend bij 25°C (kamertemperatuur).
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is anidulafungine. Elke poederflacon bevat 100 mg
anidulafungine.
De andere stoffen in dit middel zijn: fructose (zie rubriek 2 'ECALTA bevat fructose'),
mannitol, polysorbaat 80, tartaarzuur, natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (zie rubriek 2
'ECALTA bevat natrium'), zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Hoe ziet ECALTA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ECALTA wordt geleverd als een doosje met 1 injectieflacon met 100 mg poeder voor concentraat
voor oplossing voor infusie.
Het poeder is wit tot gebroken wit.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG, Boulevard de la Plaine 17, 1050 Brussel, België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV, Rijksweg 12, 2870 Puurs, België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer NV/SA
filialas Lietuvoje
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Tel. +3705 2514000

Magyarország
,
Pfizer Kft.
.: +359 2 970 4333
Tel. + 36 1 488 37 00
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420-283-004-111
Tel : +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Deutschland
Norge
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0

Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.,
.: +30 210 6785 800
Tel.: +48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: + 351 214 235 500
France
România
Pfizer
Pfizer România S.R.L
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: + 385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)152 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: +421-2-3355 5500
Tel: +44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.,
Pfizer Oy
Sími: + 354 540 8000
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 5505 2000
K
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
: +357 22 817690
Tel: +44 (0)1304 616161
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL
Filile Latvij
Tel: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt
alleen voor de enkele injectieflacon ECALTA 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor
infusie:
De inhoud van het injectieflacon dient te worden gereconstitueerd met water voor injectie en
vervolgens UITSLUITEND te worden verdund met 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of
met 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie. De verenigbaarheid van gereconstitueerde ECALTA met
intraveneuze stoffen, toevoegingen of geneesmiddelen anders dan 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride
voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie is niet vastgesteld. De infusieoplossing mag niet
worden ingevroren.
Reconstitutie
Reconstitueer elke injectieflacon aseptisch met 30 ml water voor injectie om een concentratie van
3,33 mg/ml te krijgen. De reconstitutietijd is max. 5 minuten. De oplossing moet worden weggegooid
als er na verdere verdunning deeltjes of verkleuring worden waargenomen.
De gereconstitueerde oplossing kan tot 24 uur tot 25°C bewaard worden, voordat deze verder wordt
verdund.
Verdunning en infusie

Als de oplossing en verpakking dit mogelijk maken, dienen geneesmiddelen voor parenteraal
gebruik altijd vóór toediening visueel gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van deeltjes
en verkleuring. Gooi de oplossing weg als er deeltjes of verkleuring waargenomen worden.

Volwassen patiënten
Breng de inhoud van de gereconstitueerde injectieflacon(s) aseptisch over in een infuuszak (of -fles)
die of 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie bevat om
de juiste anidulafungine-concentratie te verkrijgen. De onderstaande tabel geeft de verdunning tot een
concentratie van 0,77 mg/ml weer voor de uiteindelijke oplossing voor infusie en instructies voor
infusie voor elke dosis.
Dosis
Aantal
Totaal
Infusie-
Totaal
Minimale
poeder-
gereconstitu-
volume A
infusie-
Infusiesnelheid
infusie-
flacons
eerd volume
volumeB
duur
100 mg
1
30 ml
100 ml
130 ml
1,4 ml/min of
90 min
84 ml/uur
200 mg
2
60 ml
200 ml
260 ml
1,4 ml/min of
180 min
84 ml/uur
A 9 mg/ml (0,9%) natriumchloride voor infusie of 50 mg/ml (5%) glucose voor infusie.
BConcentratie van de infuusoplossing is 0,77 mg/ml.
De infuussnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/min (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen.
Kinderen
Voor kinderen in de leeftijd van 1 maand tot <18 jaar zal het volume van de oplossing voor infusie dat
nodig is om de dosis toe te dienen, variëren afhankelijk van het gewicht van de patiënt. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund tot een concentratie van 0,77 mg/ml voor de
uiteindelijke oplossing voor infusie. Een programmeerbare spuit of infuuspomp wordt aanbevolen.
De
infusiesnelheid dient niet meer dan 1,1 mg/minuut (gelijk aan 1,4 ml/min of 84 ml/uur wanneer
gereconstitueerd en verdund volgens de voorschriften) te bedragen
.
1. Bereken de dosis voor de patiënt en reconstitueer de benodigde injectieflacon(s) volgens de
instructies voor reconstitutie om een concentratie van 3,33 mg/ml te verkrijgen
2. Bereken het benodigde volume (ml) gereconstitueerde anidulafungine:
Volume anidulafungine (ml) = Dosis anidulafungine (mg) 3,33 mg/ml
3. Bereken het totaal benodigde volume van de doseeroplossing (ml) om een uiteindelijke
concentratie van 0,77 mg/ml te verkrijgen:
Totaal volume van de doseeroplossing (ml) = Dosis anidulafungine (mg) ÷ 0,77 mg/ml
4. Bereken het benodigde volume van het verdunningsmiddel [5% dextrose-injectievloeistof,
USP of 0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing)]
om de doseeroplossing voor te bereiden:
Volume van het verdunningsmiddel (ml) = Totaal volume van de doseeroplossing
(ml) ­ Volume anidulafungine (ml)
5. Breng de benodigde volumes (ml) anidulafungine en 5% dextrose
-injectievloeistof, USP of
0,9% natriumchloride-injectievloeistof, USP (normale fysiologische zoutoplossing) aseptisch
over in een infusiespuit of i.v. infusiezak die nodig is voor toediening.
Voor eenmalig gebruik. Afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

Heb je dit medicijn gebruikt? Ecalta 100 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Ecalta 100 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Ecalta 100 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG