Conbriza 20 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat bazedoxifenacetaat overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 142,8 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Witte tot gebroken witte, capsulevormige, filmomhulde tablet met aan één kant de inscriptie “WY20”.
De lengte van de tablet is ongeveer 1,5 cm.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
CONBRIZA is geïndiceerd voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose bij vrouwen met
een verhoogd risico op fracturen. Er is een significante afname in de incidentie van vertebrale
fracturen aangetoond; werkzaamheid bij heupfracturen is niet aangetoond.
Wanneer voor een individuele postmenopauzale vrouw de keuze wordt gemaakt voor CONBRIZA of
andere behandelingen, inclusief oestrogenen, moeten de menopauzale symptomen, effecten op uterus-
en borstweefsel en cardiovasculaire risico’s en voordelen worden overwogen (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosis CONBRIZA is één tablet per dag, op een willekeurig moment van de dag, met of
zonder voedsel (zie rubriek 5.2).
Doses van meer dan 20 mg worden niet aanbevolen, omdat deze geen aantoonbaar hogere
werkzaamheid hebben en omdat hogere doses bijkomende risico’s kunnen hebben (zie rubriek 5.1).
Calcium- en/of vitamine D supplementen dienen aan het dieet te worden toegevoegd indien de
dagelijkse inname onvoldoende is.
Speciale populaties
Nierinsufficiëntie
Bazedoxifen is niet voldoende onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie; voorzichtigheid
dient in acht te worden genomen bij deze populatie (zie rubrieken 4.4 en 5.2). Het is niet nodig de
dosis aan te passen voor patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie.
2
Leverinsufficiëntie
De veiligheid en werkzaamheid van bazedoxifen zijn niet onderzocht bij patiënten met
leverinsufficiëntie; gebruik bij deze populatie wordt niet aanbevolen (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Oudere patiënten
Dosisaanpassing op basis van leeftijd is niet noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van bazedoxifen bij pediatrische patiënten..
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Huidige veneuze trombo-embolische gebeurtenissen of geschiedenis van veneuze trombo-embolische
gebeurtenissen, waaronder diepe veneuze trombose, pulmonaire embolie en retinale veneuze
trombose.
CONBRIZA is alleen geïndiceerd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Bazedoxifen mag niet
gebruikt worden door vrouwen die zwanger kunnen worden (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Baarmoederlijke bloeding met onbekende oorzaak.
Patiënten met tekenen of symptomen van endometriumkanker. De veiligheid voor deze patiëntengroep
is niet voldoende onderzocht.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Het gebruik van CONBRIZA wordt niet aanbevolen bij vrouwen met een verhoogd risico op veneuze
trombo-embolische gebeurtenissen. CONBRIZA wordt geassocieerd met een verhoogd risico op
veneuze trombo-embolie (VTE). In klinische onderzoeken werden de meeste gevallen van VTE in het
eerste behandelingsjaar waargenomen met een relatief risico van 2,69 vergeleken met placebo. Na 3
jaar was het relatieve risico 1,63 en na een studieperiode van 5 jaar was het relatieve risico 1,50; na 7
jaar was het relatieve risico 1,51 (zie rubrieken 4.8 en 5.1). De risicofactoren geassocieerd met VTE-
gevallen in klinische studies waren onder andere: hogere leeftijd, obesitas, immobilisatie, chirurgische
ingreep, ernstig trauma en maligniteit. CONBRIZA dient gestopt te worden vóór en tijdens langdurige
immobilisatie (bijv. postoperatief herstel, langdurige bedrust) en de behandeling dient pas weer
voortgezet te worden als de patiënt weer geheel ambulant is. Bovendien dient vrouwen die
CONBRIZA innemen, geadviseerd te worden om regelmatig te bewegen tijdens langdurige reizen.
Bazedoxifen is niet bij premenopauzale vrouwen onderzocht. De veiligheid in premenopauzale
vrouwen is niet vastgesteld, en het gebruik wordt niet aanbevolen in deze populatie.
Er is geen bewijs van endometriale proliferatie. Elke uteriene bloeding tijdens de behandeling met
CONBRIZA is onverwacht en dient volledig onderzocht te worden.
Bazedoxifen is niet bestudeerd bij vrouwen met triglyceridenwaarden > 300 mg/dl (> 3,4 mmol/liter).
Het kan de serumtriglyceridenwaarden verhogen; daarom dient voorzichtigheid in acht genomen te
worden bij patiënten met bekende hypertriglyceridemie (zie rubriek 5.1).
De veiligheid van CONBRIZA bij patiënten met borstkanker is niet bestudeerd. Er zijn geen gegevens
beschikbaar over het gelijktijdig gebruik met middelen die gebruikt worden voor de behandeling van
3
borstkanker in het begin- of gevorderd stadium. Daarom wordt bazedoxifen niet aanbevolen voor de
behandeling of preventie van borstkanker.
Bazedoxifen is niet voldoende onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie; voorzichtigheid
is geboden bij deze populatie.
Patiënten met leverinsufficiëntie lieten een 4,3-voudige verhoging van gebied onder de curve (AUC)
[gemiddeld] zien vergeleken met de controlegroep. Gebruik in deze populatie wordt niet aanbevolen
(zie rubriek 4.2 en 5.2)
Hulpstof met bekend effect
CONBRIZA bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke problemen van galactose-intolerantie,
algehele lactase-deficiëntie of glucose-galactose-malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
In een 30 dagen durende studie verhoogde bazedoxifen hormoonbindende globulineconcentraties,
inclusief corticosteroïde-bindend globuline (CBG), geslachtshormoonbindend globuline (SHBG) en
thyroxinebindend globuline (TBG).
Bazedoxifen wordt gemetaboliseerd door uridine-difosfaat-glucoronosyltransferase (UGT)- enzymen
in het darmkanaal en de lever (zie rubriek 5.2). Het metabolisme van bazedoxifen kan worden
versneld door het gelijktijdig gebruik van stoffen waarvan bekend is dat zij UGT’s induceren, zoals
rifampicine, fenobarbital, carbamazepine en fenytoïne, wat mogelijk kan leiden tot verlaagde
systemische concentraties van bazedoxifen.
Bazedoxifen ondergaat weinig tot geen cytochroom P450-(CYP)-gemediëerd metabolisme.
Bazedoxifen induceert of remt geen activiteiten van belangrijke CYP isoenzymen.
In vitro
gegevens
suggereren dat het onwaarschijnlijk is dat er interactie ontstaat tussen bazedoxifen en gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen via een CYP metabolisme.
Er waren geen significante farmacokinetische interacties van bazedoxifen met de volgende
geneesmiddelen: ibuprofen, atorvastatine, azithromycine, of een antacide-bevattend aluminium en
magnesiumhydroxide. Gebaseerd op
in vitro
plasmaeiwit-bindende karakteristieken van bazedoxifen,
zijn geneesmiddelinteracties met warfarine, digoxine en diazepam onwaarschijnlijk.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
CONBRIZA is alleen bestemd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Het is gecontra-indiceerd
bij vrouwen die zwanger kunnen worden (zie rubriek 4.3). Er zijn geen gegevens over het gebruik van
bazedoxifen door zwangere vrouwen. Studies met konijnen lieten reproductieve toxiciteit zien (zie
rubriek 5.3). Het potentiële risico voor mensen is niet bekend.
Borstvoeding
Het is niet bekend of bazedoxifen wordt uitgescheiden in de moedermelk. CONBRIZA is alleen
geïndiceerd voor het gebruik bij postmenopauzale vrouwen (zie rubriek 4.3) en mag niet worden
gebruikt door door vrouwen die borstvoeding geven.
4
Vruchtbaarheid
Studies met ratten lieten bijwerkingen op de vruchtbaarheid zien (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico
voor mensen is niet bekend.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
CONBRIZA heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
In klinische studies werd slaperigheid gemeld als een bijwerking en patiënten dienen geadviseerd te
worden over het mogelijke effect op rijvaardigheid en het bedienen van machines.
Patiënten kunnen visuele symptomen ervaren zoals verstoring in de gezichtsscherpte of wazig zien.
Wanneer deze symptomen zich voordoen, dienen patiënten het rijden of het gebruik van machines
waarbij accurate visuele waarneming nodig is, te vermijden, totdat de symptomen verdwenen zijn, of
totdat zij medisch advies hebben gekregen dat het veilig is om dat te doen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van CONBRIZA is onderzocht in twee multicenter, dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebo en actief gecontroleerde fase 3 studies: 7492 te evalueren postmenopauzale vrouwen in een 3
jaar durende osteoporose-behandelingsstudie (1886 vrouwen kregen bazedoxifen 20 mg; 1872
vrouwen kregen bazedoxifen 40 mg; 1849 vrouwen kregen raloxifen; 1885 vrouwen kregen placebo)
en 1583 te evalueren postmenopauzale vrouwen in een 2-jaar durende osteoporose-preventiestudie
(321 vrouwen kregen bazedoxifen 10 mg; 322 vrouwen kregen bazedoxifen 20 mg; 319 vrouwen
kregen bazedoxifen 40 mg; 311 vrouwen kregen raloxifen; 310 vrouwen kregen placebo).
Het grootste deel van de bijwerkingen die tijdens de klinische studies voorkwamen was mild tot matig
in ernst en leidde niet tot staken van de behandeling.
De meest frequente geneesmiddel-gerelateerde bijwerkingen in dubbelblinde, gerandomiseerde studies
waren opvliegers en spierspasmen (inclusief beenkramp).
Tabel met bijwerkingen
De veiligheidsinformatie in de onderstaande tabel is afgeleid van zowel klinische studies als spontane
postmarketingmeldingen.
Bijwerkingen zijn gerangschikt volgens de volgende frequenties: zeer vaak (1/10); vaak (1/100 tot
1/10);
soms (1/1.000 tot
1/100);
zelden (1/10.000 tot
1/1.000);
niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaan-
klasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Immuunsysteem-
aandoeningen
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Oogaandoeningen
Overgevoelig-
heid
Slaperigheid
Retinale
veneuze
5
Visusstoor
nissen/oculaire
Systeem/orgaan-
klasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
trombose*
Hartaandoeningen
Bloedvat-
aandoeningen
Ademhalings-
stelsel-, borstkas-
en mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Huid-en
onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel-
en
bindweefsel-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Onderzoeken
Opvliegers
Diep veneuze
trombose *,
tromboflebitis
oppervlakkig
Pulmonaire
embolie *
Droge mond
Urticaria,
uitslag,
pruritus
Spier-
spasmen
(inclusief
beenkramp)
Oedeem
perifeer
Verhoogde
bloed-
triglyceriden,
verhoogd
alanine-amino-
transferase;
verhoogd
aspartaat-
aminotrans-
ferase
Niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
voorvallen
#
Palpitaties
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
*In de osteoporose-behandelingsstudie met 7492 evalueerbare patiënten (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), hadden de met bazedoxifen behandelde vrouwen een verhoogd risico op veneuze trombo-
embolie (diepe veneuze trombose, longembolie en retinale veneuze trombose). Het aantal per 1000
vrouwjaren tijdens de studieperiode van 3 jaar was 2,86 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,76 in de
placebogroep en in de 5 jaar durende studieperiode bedroeg dit aantal 2,34 in de bazedoxifen 20 mg-
groep en 1,56 in de placebogroep. Het aantal per 1000 vrouwjaren tijdens de 7 jaar durende
studieperiode was 2,06 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,36 in de placebogroep. Het aantal VTE
was in het eerste jaar het hoogst met een relatief risico van 2,69. Na 3 jaar was het relatieve risico 1,63
en na een studieperiode van 5 jaar was het relatieve risico 1,50. Na een studieperiode van 7 jaar was
het relatieve risico 1,51 (zie rubriek 5.1). Andere veneuze trombo-embolische gebeurtenissen konden
zich ook voordoen.
6
Na het op de markt brengen van het geneesmiddel zijn andere bijwerkingen aan het oog gemeld dan
trombose in de netvliesader. Deze meldingen betroffen onder andere een vermindering van de
gezichtsscherpte, wazig zien, fotopsie, gezichtsveldstoornis, visusvermindering, droog oog,
ooglidoedeem, blefarospasme, oogpijn en zwelling van het oog. De onderliggende aard van deze
bijwerkingen is onzeker. Als oogsymptomen zich voordoen, dient patiënten te worden aangeraden een
arts te raadplegen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
#
In geval van overdosering is er geen specifiek tegengif en de behandeling dient symptomatisch te zijn.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geslachtshormonen en modulatoren van het genitale stelsel,
selectieve oestrogeen receptor modulator (SERM), ATC-code: G03XC02.
Werkingsmechanisme
Bazedoxifen behoort tot een klasse van verbindingen die selectieve oestrogeen receptor modulators
(SERMs) worden genoemd. Bazedoxifen handelt zowel als een oestrogeen receptor agonist als
antagonist, afhankelijk van het cel- en weefseltype en targetgenen. Bazedoxifen vermindert
botresorptie en verlaagt biochemische markers van botomzetting tot de premenopauzale range. Deze
effecten van botomvorming leiden tot een verhoging van de minerale dichtheid van het bot (BMD),
wat dan weer bijdraagt aan een verkleining van het risico op fracturen. Bazedoxifen werkt
hoofdzakelijk als een oestrogeen-receptor antagonist in uterus- en borstweefsels.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid van bazedoxifen werd vastgesteld in twee multicenter, dubbelblinde,
gerandomiseerde, placebo- en actief gecontroleerde fase 3 studies: een 3 jaar durende osteoporose-
behandelingsstudie en een 2 jaar durende osteoporose-preventiestudie.
Osteoporose behandelingsstudie
In de osteoporose behandelingsstudie kregen 7492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd 66
jaar; spreiding 50 tot 85 jaar en een gemiddelde tijd van 19,5 jaar sinds de menopauze) bazedoxifen
(dagelijks 20 of 40 mg), raloxifen (dagelijks 60 mg), of placebo om de incidentie van nieuwe
vertebrale fracturen te evalueren gedurende een periode van 3 jaar (kernstudie van 3 jaar). De
kernstudie van 3 jaar werd twee maal verlengd, met twee 2 jaar durende dubbelblinde
placebogecontroleerde verlengingen, resulterend in een totale behandelingsduur van 7 jaar (studie van
7 jaar). In totaal namen 3.146 proefpersonen deel aan de eerste 2 jaar durende verlenging (bazedoxifen
20 mg: n=1.047, bazedoxifen 40/20 mg: n=1.041, placebo: n=1.058). De 40 mg bazedoxifendosis
werd na ongeveer 4 jaar verlaagd naar een dosis van 20 mg. De raloxifengroep werd stopgezet tijdens
de eerste verlenging van 2 jaar. Een totaal van 1.732 proefpersonen ging verder in de tweede 2 jaar
durende verlenging (bazedoxifen 20 mg: n=560, bazedoxifen 40/20 mg: n=582, en placebo: n=590).
Alle vrouwen kregen dagelijks 1200 mg elementaire calcium en 400 IE vitamine D.
7
In deze studie werden voornamelijk blanke (87,3%) patiënten geïncludeerd die bij het uitgangspunt
ofwel osteoporose hadden zonder vertebrale fractuur (BMD T-score bij lumbale wervelkolom (LS) of
femurhals (FN) tussen -2,5 en -4,0) ofwel osteoporose hadden met tenminste 1 vertebrale fractuur. De
gemiddelde LS en FN T-scores waren aan het begin respectievelijk –2,4 en –1,7.
Er was een significante afname in de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen na 3 jaar behandeling
met bazedoxifen 20 mg (42%), bazedoxifen 40 mg (37%) en raloxifen 60 mg (42%) vergeleken met
placebo. De afname in de incidentie van vertebrale fracturen was vergelijkbaar tussen de bazedoxifen
en raloxifen behandelingsgroepen. Het effect van de behandeling was vergelijkbaar onder vrouwen
met en zonder prevalente vertebrale fracturen (Tabel 1).
Tabel 1: Effect van bazedoxifen op risico op vertebrale fracturen na 3 jaar behandeling
Aantal patiënten
Absolute
Relatieve
risicoreductie
risicoreductie
Bazedoxifen
Placebo
(95% CI)
20 mg
Totaal aantal patiënten
n=1724
n=1741
Aantal (%)
a
patiënten met
nieuwe vertebrale fractuur
Patiënten zonder baseline
fractuur
Aantal (%)
a
patiënten met ≥1
nieuwe vertebrale fractuur
Patiënten met ≥1 baseline
fractuur
Aantal (%)
a
patiënten met ≥1
nieuwe vertebrale fractuur
a
Kaplan-Meier schattingen
b
p-waarde=0,015
c
p-waarde=0,22
d
p-waarde=0,035
35 (2,34%)
n=757
13 (1,98%)
n=967
22 (2,63%)
59 (4,07%)
n=760
20 (3,13%)
n=981
39 (4,80%)
2,17%
45%
d
(6%, 68%)
1,15%
35%
c
1,73%
42%
b
(11%, 62%)
Na 5 jaar behandeling bleef de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen lager in de bazedoxifen 20
mg-groep (4,49%) in vergelijking met placebo (6,82%), met een relatieve risicoreductie van 36%
(p=0,014).
Na 7 jaar behandeling bleef de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen lager in de bazedoxifen 20
mg-groep (7,64%) in vergelijking met placebo (9,90%), met een relatief risicoreductie van 30%
(p=0,022).
De incidentie van non-vertebrale osteoporose-gerelateerde fracturen was vergelijkbaar onder de
bazedoxifen 20 mg- (5,68%), raloxifen 60 mg- (5,8%) en placebo (6,26%)-groepen. In een post-hoc
analyse werd de 10 jaar fractuur-waarschijnlijkheid als een index van baseline fractuurrisico bepaald.
De gemiddelde 10 jaar fractuur-waarschijnlijkheid van een ernstige osteoporotische fractuur was voor
de gehele studiepopulatie 11%. Bij patiënten behandeld met bazedoxifen was de incidentie van
fracturen gerelateerd aan het baseline fractuurrisico: hoe hoger het fractuurrisico, hoe groter het
voordeel van de behandeling met bazedoxifen. Bij patiënten met 10-jaar fractuur-waarschijnlijkheden
van 16% of meer werd bazedoxifen geassocieerd met een significante verkleining van het risico op
alle klinische fracturen.
In een post-hoc analyse verminderde het relatieve risico op non-vertebrale fracturen bij met
bazedoxifen behandelde patiënten met verhoogde fractuurwaarschijnlijkheid. Bij patiënten met een
fractuur-waarschijnlijkheid van 20% of meer (n=618), verminderde het risico op non-vertebrale
fracturen bij met bazedoxifen behandelde patiënten met 55% (95% CI: 18-76) vergeleken met de met
placebo behandelde patiënten.
8
De verhoging in LS BMD bij placebo vergeleken met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg was
significant na 6 maanden (respectievelijk 1,02% en 1,29%) en werd gehandhaafd gedurende 3 jaar
(respectievelijk 1,32% en 2,08%). Het effect van bazedoxifen op BMD op andere plaatsen van het
skelet was vergelijkbaar. De stijging van de BMD bleef in alle delen van het skelet gedurende de
behandeling van 5 jaar met bazedoxifen statistisch significant ten opzichte van placebo.
Na een behandelingsduur van 7 jaar met bazedoxifen bleven de verhogingen van de BMD in
vergelijking met placebo statistisch significant voor de femurhals, femurtrochanter en gehele heup. De
verhoging vanaf baseline van de BMD in de lumbale wervelkolom was statistisch niet groter in de
groep met 20 mg bazedoxifen dan in de placebogroep.
Terugtrekking uit de studie was noodzakelijk wanneer excessief botverlies of incidentele vertebrale
fracturen voorkwamen. Een dergelijke terugtrekking kwam statistisch significant vaker voor in de
placebogroep (4,0%) dan in de bazedoxifen 20 mg- (2,8%) of raloxifen (2,1%)-groepen.
Osteoporose preventiestudie
De preventiestudie (1583 patiënten, gemiddelde leeftijd 58 jaar, gemiddeld aantal jaren sinds de
menopauze: 11) vergeleek BMD effecten van bazedoxifen (dagelijks 10, 20, of 40 mg), raloxifen
(dagelijks 60 mg) en placebo. Alle patiënten kregen dagelijks calciumsupplementen; de meesten
kregen dagelijks 600 mg calcium (bijv. Caltrate), terwijl sommigen dagelijks tot 1200 mg per dag
kregen. In deze studie werden patiënten geïncludeerd die een LS of FN BMD T-score hadden van niet
minder dan -2,5. De mediane T-score varieerde van –0,6 tot –1,4, afhankelijk van de plaats in het
skelet.
BMD bleef behouden bij patiënten die werden behandeld met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg,
terwijl een significant verlies in BMD werd waargenomen bij patiënten die placebo kregen. De
verhoging in LS BMD met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg, vergeleken met placebo was
significant na 6 maanden (respectievelijk 1,14% en 1,26%) en bleef gedurende 2 jaar behouden
(respectievelijk 1,41% en 1,49%). Het effect van bazedoxifen op BMD op andere plaatsen van het
skelet was vergelijkbaar.
Klinische veiligheid
Beoordeling van bothistomorfometrie en botomzetting
In de osteoporose behandelingsstudie met 7492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd 66
jaar), werden 121 botbiopsies verkregen van de bovenkant van het os ileum na toediening van een
fluorochroomlabel van de patiënten in de bazedoxifen-, raloxifen- en placebogroepen (bazedoxifen 20
mg = 28, bazedoxifen 40 mg = 29, raloxifen 60 mg = 32, placebo = 32) na ongeveer 2 of 3 jaar van
behandeling. Histologische beoordeling van botbiopsies uit alle behandelingsgroepen liet de formatie
van normaal lamellair bot zien in alle behandelde patiënten. Er was geen bewijs van osteomalacie,
peritrabeculaire- of mergfibrose, cellulaire toxiciteit of gevlochten bot in enige van de
botbiopsiemonsters in alle de behandelingsgroepen. Histomorfometrisch onderzoek liet normale
mineralisatie zien, aangetoond door de aanwezigheid van normale osteoïd-dikte, normale mineralisatie
vertragingstijd, en minerale appositiesnelheid.
In de osteoporose preventiestudie resulteerde behandeling met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg
in een significante afname van serummarkers van botresorptie (C-telopeptide) en botformatie
(osteocalcine) vergeleken met placebo, wat op een afname in botomzetting wijst. Mediane reducties
ten opzichte van baseline van meer dan 25% voor C-telpeptide en osteocalcine werden waargenomen
bij behandeling met bazedoxifen. Vergelijkbare reducties in de snelheid van botomzetting werden
waargenomen in de osteoporose preventiestudie.
Effecten op het lipidenmetabolisme en het cardiovasculaire systeem
In de osteoporose behandelingsstudie vertoonden bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg na 3 jaar
behandeling een significantie afname in totaal serumcholesterol, low density lipoproteïn (LDL)
cholesterol en een significante toename in high density lipoproteïn (HDL) cholesterol vergeleken met
9
placebo. De mediane procentuele verandering van totaal cholesterol, LDL cholesterol en HDL
cholesterol met bazedoxifen 20 mg ten opzichte van baseline was respectievelijk -3,75%, -5,36% en -
5,10% en was vergelijkbaar met de observaties met raloxifen 60 mg. Het effect op triglyceriden in de
bazedoxifen 20 mg- en raloxifen 60 mg-groepen was vergelijkbaar met placebo. Dit lipidenprofiel
werd gedurende de 7 jaar van de behandeling behouden. Het behandelingseffect op lipiden was
vergelijkbaar in de osteoporose preventiestudie. De klinische relevantie van deze veranderingen is niet
vastgesteld.
In de osteoporose-behandelingsstudie met 7.492 proefpersonen (gemiddelde leeftijd = 66 jaar), hadden
de met bazedoxifen behandelde vrouwen een verhoogd risico op VTE (diep veneuze trombose,
longembolie en retinale veneuze trombose) (zie rubriek 4.8). Het hoogste aantal gevallen van VTE per
1.000 vrouwjaren van follow-up werd waargenomen in het eerste jaar: 4,64 in de bazedoxifen 20 mg-
groep en 1,73 in de placebogroep (relatieve risico 2,69). Het aantal gevallen per 1.000 vrouwjaren na
3 jaar bedroeg 2,86 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,76 in de placebogroep (relatieve risico 1,63).
Het aantal per 1.000 vrouwjaren na 5 jaar was 2,34 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,56 in de
placebogroep (relatieve risico 1,50). Na 7 jaar was het aantal gevallen per 1.000 vrouwjaren 2,06 in de
bazedoxifen 20 mg-groep en 1,36 in de placebogroep (relatief risico 1,51).
Cerebrovasculaire effecten
In de kernstudie van 3 jaar was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren
vergelijkbaar in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,98) en de placebogroep (2,2) en hoger in de
bazedoxifen 40 mg-groep (2,72). Het aantal voorbijgaande ischemische aanvallen (TIA) per 1.000
vrouwjaren was vergelijkbaar in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,1) en de placebogroep (0,88) en hoger
in de bazedoxifen 40 mg-groep (1,59).
Na 5 jaar behandeling was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren vergelijkbaar
in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,87) en de placebogroepen (2,02). Het aantal TIA’s per 1.000
vrouwjaren was hoger in de bazedoxifen 20 mg-groep (0,94) dan in de placebogroep (0,62).
Na 7 jaar behandeling was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren hetzelfde in
de bazedoxifen 20 mg-groep (1,78) en de placebogroepen (1,78). Het aantal TIA’s per 1.000
vrouwjaren was hoger in de bazedoxifen 20 mg-groep (0,96) dan in de placebogroep (0,55).
Effecten op de uterus
In de osteoporose behandelingsstudie liet transvaginale ultrasonografie (TVU) na 2 jaar minimale
veranderingen in de endometriumdikte zien in de met placebo (-0,08 mm, n=131), bazedoxifen 20 mg
(-0,07 mm, n=129) en raloxifen 60 mg (0,16 mm, n=110) behandelde groepen. Na 3 jaar waren er
geen gevallen van endometriumkanker en 1 geval (0,1%) van endometriumhyperplasie onder de met
bazedoxifen 20 mg behandelde patiënten. Er was 1 geval (0.1%) van endometriumkanker, 1 geval
(0.1%) van sarcoom, en 1 geval (0.1%) van endometriumhyperplasie onder de met raloxifen 60 mg
behandelde patiënten. Er waren 3 gevallen (0.2%) van endometriumkanker en 1 geval (0.1%) van
endometriumhyperplasie in de placebogroep. Endometriumpoliepen werden gediagnosticeerd bij 10
patiënten in de bazedoxifen 20 mg-groep, 17 patiënten in de raloxifen 60 mg-groep, en 11 patiënten in
de placebobehandelingsgroep in 36 maanden.
Na 5 jaar behandeling was de endometriumdikte in de bazedoxifen 20 mg-groep onveranderd en nog
steeds vergelijkbaar met placebo; er waren geen gevallen van endometriumkanker in de bazedoxifen
20 mg-groep in vergelijking met 6 gevallen in de placebogroep (p<0,05).
Na 7 jaar behandeling was de endometriumdikte in de bazedoxifen 20 mg-groep onveranderd en nog
steeds vergelijkbaar met placebo; er waren geen gevallen van endometriumkanker in de bazedoxifen
20 mg-groep in vergelijking met 7 gevallen in de placebogroep (p<0,008).
In de osteoporose preventiestudie toonde TVU minimale veranderingen aan ten opzichte van baseline
in endometriumdikte in de met placebo (-0,24 mm, n=154), bazedoxifen 20 mg (-0,06 mm, n=158) en
raloxifen 60 mg (0,01 mm, n=154) behandelde groepen na 2 jaar. Er werden geen gevallen van
hyperplasie of endometriummaligniteiten ontdekt bij de met bazedoxifen of raloxifen behandelde
patiënten.
10
Effecten op de borst
In de osteoporose behandelingsstudie was de incidentie van borst-gerelateerde bijwerkingen na 3 jaar
in de bazedoxifengroep vergelijkbaar met placebo. Er waren 5 gevallen van borstkanker per 4591
persoon-jaren bij follow-up in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,09 per 1000), 7 gevallen van
borstkanker per 4526 persoon-jaren van follow-up in de raloxifen 60 mg-groep (1,55 per 1000) en 8
gevallen van borstkanker per 4604 persoon-jaren van follow-up in de placebogroep (1,74 per 1000).
Na 5 jaar behandeling waren er 9 gevallen van borstkanker in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,40 per
1.000 vrouwjaren) en 10 gevallen in de placebogroep (1,56 per 1.000 vrouwjaren). Na 7 jaar
behandeling waren er 13 gevallen van borstkanker in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,78 per 1.000
vrouwjaren) en 11 gevallen in de placebogroep (1,50 per 1.000 vrouwjaren).
In de osteoporose preventiestudie was de incidentie van borst-gerelateerde bijwerkingen (gevoeligheid
van de borst, pijn, borstkanker, benigne borstneoplasma) in de bazedoxifen 20 mg- en raloxifen 60
mg-groepen vergelijkbaar met placebo.
In het onderzoek naar de borstdichtheid, dat aanvullend op de osteoporose behandelingsstudie werd
verricht, werden 444 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 59 jaar) met osteoporose en
afkomstig uit alle 4 behandelingsgroepen na 24 maanden onderzocht op veranderingen in de
mammografische borstdichtheid. De gemiddelde veranderingen in de mammografische borstdichtheid
in de bazedoxifen 20 mg-groep waren ten opzichte van baseline significant gedaald (-1,45
procentpunten, p<0,05) terwijl er geen veranderingen werden waargenomen in de placebogroep (-0,15
procentpunten).
Effecten op maligniteiten van de schildklier en het ovarium
In de osteoporose-behandelingsstudie met 7.492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), waren er na een behandelingsduur van 7 jaar onder 1.886 proefpersonen behandeld met
bazedoxifen (20 mg) 5 gevallen van schildklierkanker (0,69 per 1.000) en was er onder 1.885
proefpersonen behandeld met placebo 1 geval van schildklierkanker (0,14 per 1.000). Er waren geen
gevallen van schildklierkanker in de groep die gedurende 5 jaar met 40 mg werd behandeld.
In de osteoporose-behandelingsstudie met 7.492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), waren er na een behandelingsduur van 7 jaar onder 1.886 proefpersonen behandeld met
bazedoxifen (20 mg) 5 gevallen van ovariumkanker (0,69 per 1.000) en waren er onder 1.885
proefpersonen behandeld met placebo 0 gevallen van ovariumkanker. Er was één geval van
ovariumkanker in de groep die gedurende 5 jaar met 40 mg werd behandeld.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De gemiddelde farmacokinetische parameters van bazedoxifen na meervoudige doses bij gezonde
postmenopauzale ambulante vrouwen die natuurlijk postmenopauzaal waren of die bilaterale
ovariëctomie hadden ondergaan zijn samengevat in tabel 2.
Tabel 2. Gemiddelde ± SD farmacokinetische parameters van bazedoxifen (n=23)
C
max
t
max
t
½
AUC
Cl/F
(ng/ml)
(u)
(u)
(ngu/ml)
(l/u/kg)
Meervoudige dosis
20 mg/dag
6,2 ± 2,2
1,7 ± 1,8 28 ± 11
82 ± 37
4,1 ± 1,7
Absorptie
Bazedoxifen wordt snel geabsorbeerd met een t
max
van ongeveer 2 uur en vertoont een lineaire
verhoging in plasmaconcentraties voor enkele doses van 0,5 mg tot 120 mg en voor meervoudige
dagelijkse doses van 1 mg tot 80 mg. De absolute biologische beschikbaarheid van bazedoxifen is
ongeveer 6%.
11
Wanneer enkelvoudige doses van 20 mg bazedoxifen werden toegediend met een vetrijke maaltijd,
namen de C
max
en AUC met respectievelijk 28% en 22% toe. Een additionele studie die de effecten
van een gestandaardiseerd matig vette maaltijd op de farmacokinetiek van bazedoxifen bij steady-state
bestudeerde liet een 42% en 35% verhoging van respectievelijk C
max
en AUC zien wanneer 20 mg
bazedoxifen werd toegediend met voedsel. Omdat deze veranderingen niet klinisch relevant worden
geacht, kan bazedoxifen worden toegediend zonder rekening te houden met maaltijden.
Distributie
Na intraveneuze toediening van een 3 mg dosis bazedoxifen is het distributievolume 14,7 ± 3,9 l/kg.
Bazedoxifen wordt
in vitro
in hoge mate gebonden (98% - 99%) aan plasma-eiwitten.
Biotransformatie
De metabole dispositie van bazedoxifen bij postmenopauzale vrouwen is bepaald na orale toediening
van 20 mg radioactief-gelabeld bazedoxifen. Bazedoxifen wordt extensief gemetaboliseerd bij
vrouwen. Glucuronidatie is de belangrijkste metabole weg. Er is weinig of geen cytochroom P450-
gemedieerd metabolisme. Bazedoxifen-5-glucuronide is de belangrijkste circulatiemetaboliet. De
concentraties van deze glucuronide zijn ongeveer 10 maal hoger dan die van het onveranderde
werkzame bestanddeel in plasma.
Eliminatie
Bazedoxifen wordt geëlimineerd met een halfwaardetijd van ongeveer 30 uur. Steady-state
concentraties worden verkregen in de tweede week van eenmaal daagse toediening. De schijnbare
orale klaring van bazedoxifen is ongeveer 4 tot 5 l/u/kg. De belangrijkste excretieroute van
radioactief-gelabelde bazedoxifen is via de ontlasting, en minder dan 1% van de dosis wordt
geëlimineerd via de urine.
Speciale populaties
Leverbeschadiging
De dispositie van een enkele dosis van 20 mg bazedoxifen werd vergeleken bij patiënten met
leverinsufficiëntie [Child-Pugh Klasse A (n=6), B (n=6), en C (n=6)] en patiënten met normale
leverfunctie (n=18). Gemiddeld vertoonden patiënten met leverinsufficiëntie een 4,3-voudige
verhoging van AUC vergeleken met de controlegroep. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet verder
bestudeerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Gebruik bij deze populatie wordt niet aanbevolen (zie
rubrieken 4.2 en 4.4).
Nierbeschadiging
Er zijn beperkte klinische gegeven beschikbaar (n=5) van patiënten met matige nierinsufficiëntie
(CrCl
50 ml/min). Er werd een enkele 20 mg dosis bazedoxifen toegediend aan deze patiënten.
Verwaarloosbare hoeveelheden bazedoxifen werden geëlimineerd via de urine. Verminderde
nierfunctie had weinig of geen invloed op de farmacokinetiek van bazedoxifen, en dosisaanpassingen
zijn niet nodig.
Oudere patiënten
De farmacokinetiek van een 20 mg enkele dosis bazedoxifen werd onderzocht in een studie met 26
gezonde postmenopauzale vrouwen. Gemiddeld lieten vrouwen van 65 tot 74 jaar (n=8) een 1,5-
voudige verhoging in AUC zien vergeleken met vrouwen van 51 tot 64 jaar (n=8) en vrouwen > 75
jaar (n=8) lieten een 2,3-voudige verhoging van AUC zien. Deze verhoging hangt zeer waarschijnlijk
samen met aan leeftijd gerelateerde veranderingen in leverfunctie. Er is geen dosisaanpassing nodig op
basis van leeftijd.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van bazedoxifen is niet bestudeerd in de pediatrische populatie.
12
Ras
Er zijn geen farmacokinetische verschillen gebaseerd op etnische afkomst waargenomen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In studies met konijnen waren abortus en verhoogde incidentie van abnormaliteiten van het hart
(ventriculair septisch defect) en skeletsysteem (ossificatievertragingen, misvormde of ontzette botten,
voornamelijk van de ruggengraat en het skelet) in foetussen aanwezig bij toxische doses van de
moeder van
0,5
mg/kg/dag (1,5 keer de blootstelling bij mensen). Behandeling van ratten met
toxische dosis van de moeder
1
mg/kg/dag (0,3 keer de blootstelling bij mensen) resulteerde in
verminderde aantallen levende foetussen en/of vermindering in foetaal lichaamsgewicht. Er werden
geen ontwikkelingsabnormaliteiten waargenomen bij foetussen.
Vrouwelijke ratten kregen dagelijkse doses toegediend van 0,3 tot 30 mg/kg (0,03 tot 8 maal de
menselijke blootstelling) vóór en tijdens het paren met onbehandelde mannetjes. Oestrogene cyclus en
fertiliteit werden nadelig beïnvloed in alle met bazedoxifen behandelde vrouwelijke groepen.
De effecten van behandeling met bazedoxifen op bot, uterus en borstklier werden onderzocht in ratten
waarvan de eierstokken verwijderd waren (0,15 tot 1,5 bazedoxifen mg/kg/dag) en non-humane
primaten [Cynomolgus
macaques]
(0,2 tot 25,0 bazedoxifen mg/kg/dag). Bij ratten voorkwam een
ongeveer één jaar durende behandeling met bazedoxifen gedeeltelijk de effecten van ovariëctomie op
een aantal parameters die betrekking hebben op het skelet (mineraalgehalte van bot, minerale
dichtheid van bot en de architectuur). Bovendien was het natte uterusgewicht afgenomen vergeleken
met onbehandelde dieren en histologische evaluatie vertoonde weinig tot geen verschil met de
onbehandelde controlegroep. Bij apen resulteerde een 18 maanden durende behandeling met
bazedoxifen in gedeeltelijk behoud van corticale en poreuze botmassa bepaald door middel van BMD
metingen. De gedeeltelijke preservatie van botmassa werd bereikt door afname van de door
ovariëctomie geïnduceerde verhogingen in botomzetting, geëvalueerd door middel van biochemische
markers van botomzetting en histomorfometrische indices gemeten in poreus en corticaal bot. Van
belang is dat bij beide species, de toediening van bazedoxifen geen schadelijke effecten op de
botkwaliteit had. Evenals de resultaten met knaagdieren resulteerde de behandeling met bazedoxifen
in niet-humane primaten in uterus- en borstklieratrofie zonder andere histologische differentiatie van
onbehandelde dieren.
Herhaalde-dosis studies in knaagdieren en cynomolgus apen met een normale cyclus vertoonde een
duidelijke stimulatie van ovariumfollikelgroei zonder ovulatie, die leidde tot gedeeltelijk
hemorrhagische-ovarium cysten en duidelijk verhoogde oestradiol spiegels. Dit farmacologische effect
van bazedoxifen kan ook verwacht worden bij premenopauzale vrouwen, maar wordt klinisch
irrelevant geacht bij postmenopauzale vrouwen.
In 6-maanden durende carcinogeniciteitsstudies in transgene muizen, was er een verhoogde incidentie
van benigne, ovarium granulosa-cel tumoren in vrouwelijke muizen die 150 of 500 mg/kg/dag hadden
gekregen. Systemische blootstelling (AUC) aan bazedoxifen was in deze groepen 35 en 69 keer de
blootstelling van postmenopauzale vrouwen die 20 mg/dag toegediend kregen gedurende 14 dagen.
In een 2 jaar durende carcinogeniciteitsstudie met ratten, werd een verhoogde incidentie van benigne,
ovarium granulosa-cel tumoren waargenomen bij vrouwelijke ratten bij dieet concentraties van 0,03 en
0,1%. Systemische blootstelling (AUC) aan bazedoxifen in deze groepen was 2,6 en 6,6 keer de
blootstelling die werd waargenomen bij postmenopauzale vrouwen die 20 mg/dag toegediend kregen
gedurende 14 dagen.
De observatie van benigne, ovarium granulosa-cel tumoren in vrouwelijke muizen en ratten die
bazedoxifen toegediend kregen is een klasse effect van SERMs, gerelateerd aan de farmacologie bij
knaagdieren wanneer deze behandeld werden tijdens hun reproductieve levens, wanneer hun
eierstokken functioneel zijn en reageren op hormonale stimulatie.
13
Bazedoxifen was niet genotoxisch of mutageen in een reeks van testen, inclusief
in vitro
bacteriële
omgekeerde mutatie assay,
in vitro
zoogdiercel voorwaartse mutatie assay op de thymidine kinase
(TK±) locus in L5178Y lymfoom cellen van muizen,
in vitro
chromosoom aberratie assay in Chinese
hamster ovarium (CHO) cellen, en
in vivo
muizen micronucleus assay.
Bazedoxifen veroorzaakte corticomedullaire nefrocalcinose en verergerde spontane chronische
progressieve neuropathie (CPN) in mannelijke ratten. Urineparameters werden pathologisch
veranderd. In lange-termijn studies werden niertumoren (adenomen en carcinomen) waargenomen bij
alle geteste doses, naar alle waarschijnlijkheid als gevolg van deze chronische nierschade. In de 2 jaar
durende carcinogeniciteitsstudie, resulteerde oraal in het dieet toegediende bazedoxifen aan ratten bij
dosissen van 0, 0,003%, 0,01%, 0,03%, of 0,1%, in blootstellingen, gebaseerd op oppervlaktegebied
(mg/m
2
) van ongeveer 0,6 tot 23 keer en 0,9 tot 31 keer de klinische dosis van 20 mg in respectievelijk
mannetjes en vrouwtjes. Aangezien chronische progressieve nefropathie en corticomedullaire
nefrocalcinose zeer waarschijnlijk rat-specifieke nefropathieën zijn, worden deze bevindingen niet
relevant geacht voor mensen.
In een 18-maanden durende boteffectiviteitsstudie bij oude cynomolgus apen, resulteerde bazedoxifen,
oraal toegediend aan apen in dosissen van 0, 0,2, 0,5, 1, 5, of 25 mg/kg/dag, in blootstellingen,
gebaseerd op oppervlaktegebied (mg/m
2
) van ongeveer 0,2 tot 24 keer de klinische dosis van 20 mg.
Niercelcarcinomen werden in deze studie waargenomen. Deze tumoren worden als spontane
niercelcarcinomen beschouwd waarvan bekend is dat ze voorkomen in niet-humane primaten en
waarvan niet waarschijnlijk is dat deze relevant zijn voor mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactosemonohydraat
Microcrystallijne cellulose
Gepregelatiniseerd zetmeel (maïs)
Natriumzetmeelglycolaat
Natriumlaurylsulfaat
Colloïdaal watervrij silica
Magnesiumstearaat
Ascorbinezuur
Filmomhulling
Hypromellose
Titaandioxide (E171)
Macrogol 400
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
18 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25C.
14
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/Aclar blisterverpakkingen van 7, 28, 30, 84, en 90 filmomhulde tabletten.
Het is mogelijk dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/511/001
EU/1/09/511/002
EU/1/09/511/003
EU/1/09/511/004
EU/1/09/511/005
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 april 2009
Datum van laatste verlenging: 17 april 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
15
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
16
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
County Kildare
Ireland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
17
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
18
A. ETIKETTERING
19
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat bazedoxifenacetaat, overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook lactose.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
7 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
20
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25ºC.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/511/001 28 tabletten
EU/1/09/511/002 30 tabletten
EU/1/09/511/003 84 tabletten
EU/1/09/511/004 90 tabletten
EU/1/09/511/005 7 tabletten
13.
Lot
14.
BATCHNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
CONBRIZA
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
21
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
BATCHNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
23
B. BIJSLUITER
24
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is CONBRIZA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is CONBRIZA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
CONBRIZA bevat als werkzame stof bazedoxifen, en is een geneesmiddel dat behoort tot een groep
van niet-hormonale geneesmiddelen die Selectieve Oestrogeen Receptor Modulators (SERM’s)
worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van osteoporose (botontkalking) bij
vrouwen nadat zij de menopauze (overgang) hebben bereikt, wanneer zij een verhoogd risico op
fracturen hebben. Het werkt door het dunner worden van het bot bij deze vrouwen te vertragen of te
stoppen. Dit geneesmiddel dient niet gebruikt te worden voor de behandeling van osteoporose bij
mannen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
-
-
-
-
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Als u een bloedstolsel heeft of heeft gehad (bijvoorbeeld in de bloedvaten in uw benen, longen,
of ogen).
Als u zwanger bent of nog zwanger zou kunnen worden. Dit geneesmiddel kan schadelijk zijn
voor uw ongeboren kind wanneer het wordt ingenomen tijdens de zwangerschap.
Als u onverklaarbare vaginale bloedingen heeft. Dit moet door uw arts onderzocht worden.
Als u actieve baarmoederkanker heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt
-
omdat het uw risico op het ontwikkelen van bloedstolsels kan vergroten. Hoewel zeer zeldzaam,
kunnen deze stolsels ernstige medische problemen, invaliditeit of de dood veroorzaken. Overleg
met uw arts om te bespreken of u een verhoogd risico op bloedstolsels hebt.
25
-
-
-
-
-
-
als u voor enige tijd immobiel bent (niet kunt bewegen), zoals rolstoelgebonden zijn, lange tijd
zitten of in bed moeten blijven om te herstellen van een operatie of ziekte. Als u lang op reis
bent, dient u met regelmatige intervallen rond te lopen en uw benen en voeten te bewegen. Dit is
omdat lange tijd in dezelfde positie zitten een goede bloedcirculatie kan belemmeren en uw
risico op bloedstolsels kan verhogen. Als u langere tijd immobiel dient te blijven of een operatie
gepland staat, is het belangrijk om met uw arts te praten over manieren om het risico op
bloedstolsels te verminderen.
als u nog niet in de overgang (premenopauzaal) bent. CONBRIZA is alleen onderzocht bij
vrouwen die de overgang bereikt hebben, en wordt daarom niet aanbevolen voor vrouwen die
nog niet in de overgang zijn.
als u in het verleden verhoogde triglyceridenwaarden (een type vet dat in uw bloed wordt
gevonden) heeft gehad.
als u lever- of ernstige nierproblemen heeft.
als u enige vaginale bloedingen heeft terwijl u CONBRIZA gebruikt, dient u contact op te
nemen met uw arts.
als u borstkanker heeft, aangezien er onvoldoende ervaring is opgedaan met het gebruik van dit
geneesmiddel bij vrouwen met borstkanker.
Het bovenstaande zijn enkele redenen waarom dit geneesmiddel mogelijk niet geschikt is voor u. Als
een van deze redenen betrekking heeft op u, raadpleeg dan uw arts voordat u dit geneesmiddel
inneemt.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast CONBRIZA nog andere geneesmiddelen in, of heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat
dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
CONBRIZA is alleen bestemd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Het mag niet gebruikt
worden door vrouwen die zwanger zijn of nog een kind zouden kunnen krijgen. Gebruik dit
geneesmiddel niet als u borstvoeding geeft, omdat het niet bekend is of het in de moedermelk wordt
uitgescheiden.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Als u zich slaperig voelt na het innemen van dit geneesmiddel, dient u het rijden of het bedienen van
machines te vermijden.
U kunt problemen ervaren met uw gezichtsvermogen zoals wazig zien wanneer u dit geneesmiddel
gebruikt. Wanneer dit gebeurt, dient u het rijden of bedienen van machines te vermijden tot uw arts
aangeeft dat het veilig is om dat te doen.
CONBRIZA bevat lactose en natrium
Dit geneesmiddel bevat lactose (een soort suiker). Als uw arts u heeft verteld dat u sommige suikers
niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. U dient door te gaan met het
26
innemen van dit geneesmiddel zolang uw arts u dit vraagt. Voor de behandeling van osteoporose met
dit geneesmiddel dient het dagelijks ingenomen te worden.
-
-
-
De aanbevolen dosis is dagelijks één tablet via de mond. Het innemen van meer dan één tablet
per dag verhoogt de werkzaamheid niet en kan bijkomende risico’s met zich meebrengen.
U kunt de tablet op een willekeurig tijdstip van de dag innemen, met of zonder voedsel.
Dit geneesmiddel dient te worden ingenomen met een voldoende hoeveelheid calcium en
vitamine D. Raadpleeg uw arts om te zien of de calcium en vitamine D inname met uw dieet
toereikend zijn en of u calcium of vitamine D supplementen nodig heeft. Als u calcium en/of
vitamine D supplementen inneemt, kunnen deze tegelijk met dit geneesmiddel worden
ingenomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem contact op met uw arts of apotheker wanneer u per ongeluk meer CONBRIZA heeft ingenomen
dan u zou moeten.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u vergeten heeft een tablet in te nemen, neem het dan direct als u er aan denkt. Als het echter bijna
tijd is om uw volgende dosis van dit geneesmiddel in te nemen, sla dan de gemiste dosis over en neem
alleen de volgende reguliere dosis. Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Indien u besluit om met dit middel te stoppen voordat de voorgeschreven behandelingsduur is
afgelopen, dient u dit eerst te overleggen met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen – stop met het gebruik van CONBRIZA en ga direct naar een arts
Soms
(bij meer dan 1 op de 1000 personen):
Wanneer u verschijnselen heeft die duiden op een bloedstolsel in de benen of longen, zoals een
pijnlijke zwelling en rode verkleuring van de benen, plotselinge pijn op de borst, of
moeilijkheden met de ademhaling;
Wanneer u verschijnselen heeft die duiden op een bloedstolsel in het oog (retinale ader), zoals
eenzijdige gezichtsstoornis of vermindering van het gezichtsvermogen of vervaging of verlies
van het gezichtsvermogen in één oog;
Wanneer u één of meerdere van de symptomen krijgt uit de lijst onder “Wanneer
mag u dit
middel niet gebruiken?”
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Wanneer u andere symptomen heeft die het oog en/of het gezichtsvermogen aantasten
(lichtvonken of lichtflitsen zien, vernauwing van het gezichtsveld, en zwelling van het oog of
het ooglid)
27
Andere bijwerkingen
Sommige patiënten hebben de volgende bijwerkingen ervaren tijdens het gebruik van CONBRIZA:
Zeer vaak
(bij meer dan 1 op de 10 personen):
-
-
-
Spierkrampen (inclusief kramp in het been)
Opvliegers
Zwelling van de handen, voeten en benen (perifeer oedeem)
Vaak
(bij meer dan 1 op de 100 personen):
-
-
-
-
-
-
Allergische reactie (inclusief overgevoeligheid en netelroos)
Uitslag, jeuk
Droge mond
Verhoogde bloedtriglyceriden (vet dat in uw bloed wordt gevonden)
Verhoogde leverenzymen
Slaperigheid
Niet bekend (frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
-
Palpitaties (bewust zijn van uw hartslag)
Droog oog, oogpijn, verminderde gezichtsscherpte, vermindering van het gezichtsvermogen,
blefarospasme (abnormaal, onwillekeurig knipperen of krampachtig sluiten van de oogleden).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
-
De werkzame stof in dit middel is bazedoxifen. Elke filmomhulde tablet bevat
bazedoxifenacetaat overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microcrystallijne cellulose,
gepregelatiniseerd zetmeel (maïs), natriumzetmeelglycolaat, natriumlaurylsulfaat, colloïdaal
watervrij silica, magnesiumstearaat, ascorbinezuur, hypromellose, titaandioxide (E171) en
macrogol 400 (zie rubriek 2 “Conbriza bevat lactose en natrium”).
28
Hoe ziet CONBRIZA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
CONBRIZA wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, capsulevormige, filmomhulde tablet
bedrukt met “WY20”. De lengte van de tablet is ongeveer 1,5 cm. De tabletten zijn verpakt in
PVC/Aclar blisters en zijn verkrijgbaar als verpakkingen van 7, 28, 30, 84 of 90 tabletten.
Het is mogelijk dat niet alle genoemde verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell Newbridge
County Kildare,
Ierland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ,
Кло½ България
Teл.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420-283-004-111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer Ελλάς A.E.
Τηλ: +30 210 6785 800
Latvijā
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel.: + 371 670 35 775
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas
Lietuvoje
Tel: + 370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft
Tel.: +36 1 488 3700
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer BV
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 526 100
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
29
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s
področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Kύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22 817690
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
30

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat bazedoxifenacetaat overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 142,8 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Witte tot gebroken witte, capsulevormige, filmomhulde tablet met aan één kant de inscriptie 'WY20'.
De lengte van de tablet is ongeveer 1,5 cm.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
CONBRIZA is geïndiceerd voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose bij vrouwen met
een verhoogd risico op fracturen. Er is een significante afname in de incidentie van vertebrale
fracturen aangetoond; werkzaamheid bij heupfracturen is niet aangetoond.
Wanneer voor een individuele postmenopauzale vrouw de keuze wordt gemaakt voor CONBRIZA of
andere behandelingen, inclusief oestrogenen, moeten de menopauzale symptomen, effecten op uterus-
en borstweefsel en cardiovasculaire risico's en voordelen worden overwogen (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosis CONBRIZA is één tablet per dag, op een willekeurig moment van de dag, met of
zonder voedsel (zie rubriek 5.2).
Doses van meer dan 20 mg worden niet aanbevolen, omdat deze geen aantoonbaar hogere
werkzaamheid hebben en omdat hogere doses bijkomende risico's kunnen hebben (zie rubriek 5.1).
Calcium- en/of vitamine D supplementen dienen aan het dieet te worden toegevoegd indien de
dagelijkse inname onvoldoende is.
Speciale populaties
Nierinsufficiëntie
Bazedoxifen is niet voldoende onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie; voorzichtigheid
dient in acht te worden genomen bij deze populatie (zie rubrieken 4.4 en 5.2). Het is niet nodig de
dosis aan te passen voor patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie.
Oudere patiënten
Dosisaanpassing op basis van leeftijd is niet noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van bazedoxifen bij pediatrische patiënten..
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Huidige veneuze trombo-embolische gebeurtenissen of geschiedenis van veneuze trombo-embolische
gebeurtenissen, waaronder diepe veneuze trombose, pulmonaire embolie en retinale veneuze
trombose.
CONBRIZA is alleen geïndiceerd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Bazedoxifen mag niet
gebruikt worden door vrouwen die zwanger kunnen worden (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Baarmoederlijke bloeding met onbekende oorzaak.
Patiënten met tekenen of symptomen van endometriumkanker. De veiligheid voor deze patiëntengroep
is niet voldoende onderzocht.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Het gebruik van CONBRIZA wordt niet aanbevolen bij vrouwen met een verhoogd risico op veneuze
trombo-embolische gebeurtenissen. CONBRIZA wordt geassocieerd met een verhoogd risico op
veneuze trombo-embolie (VTE). In klinische onderzoeken werden de meeste gevallen van VTE in het
eerste behandelingsjaar waargenomen met een relatief risico van 2,69 vergeleken met placebo. Na 3
jaar was het relatieve risico 1,63 en na een studieperiode van 5 jaar was het relatieve risico 1,50; na 7
jaar was het relatieve risico 1,51 (zie rubrieken 4.8 en 5.1). De risicofactoren geassocieerd met VTE-
gevallen in klinische studies waren onder andere: hogere leeftijd, obesitas, immobilisatie, chirurgische
ingreep, ernstig trauma en maligniteit. CONBRIZA dient gestopt te worden vóór en tijdens langdurige
immobilisatie (bijv. postoperatief herstel, langdurige bedrust) en de behandeling dient pas weer
voortgezet te worden als de patiënt weer geheel ambulant is. Bovendien dient vrouwen die
CONBRIZA innemen, geadviseerd te worden om regelmatig te bewegen tijdens langdurige reizen.
Bazedoxifen is niet bij premenopauzale vrouwen onderzocht. De veiligheid in premenopauzale
vrouwen is niet vastgesteld, en het gebruik wordt niet aanbevolen in deze populatie.
Er is geen bewijs van endometriale proliferatie. Elke uteriene bloeding tijdens de behandeling met
CONBRIZA is onverwacht en dient volledig onderzocht te worden.
Bazedoxifen is niet bestudeerd bij vrouwen met triglyceridenwaarden > 300 mg/dl (> 3,4 mmol/liter).
Het kan de serumtriglyceridenwaarden verhogen; daarom dient voorzichtigheid in acht genomen te
worden bij patiënten met bekende hypertriglyceridemie (zie rubriek 5.1).
De veiligheid van CONBRIZA bij patiënten met borstkanker is niet bestudeerd. Er zijn geen gegevens
beschikbaar over het gelijktijdig gebruik met middelen die gebruikt worden voor de behandeling van
Patiënten met leverinsufficiëntie lieten een 4,3-voudige verhoging van gebied onder de curve (AUC)
[gemiddeld] zien vergeleken met de controlegroep. Gebruik in deze populatie wordt niet aanbevolen
(zie rubriek 4.2 en 5.2)
Hulpstof met bekend effect
CONBRIZA bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke problemen van galactose-intolerantie,
algehele lactase-deficiëntie of glucose-galactose-malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
In een 30 dagen durende studie verhoogde bazedoxifen hormoonbindende globulineconcentraties,
inclusief corticosteroïde-bindend globuline (CBG), geslachtshormoonbindend globuline (SHBG) en
thyroxinebindend globuline (TBG).
Bazedoxifen wordt gemetaboliseerd door uridine-difosfaat-glucoronosyltransferase (UGT)- enzymen
in het darmkanaal en de lever (zie rubriek 5.2). Het metabolisme van bazedoxifen kan worden
versneld door het gelijktijdig gebruik van stoffen waarvan bekend is dat zij UGT's induceren, zoals
rifampicine, fenobarbital, carbamazepine en fenytoïne, wat mogelijk kan leiden tot verlaagde
systemische concentraties van bazedoxifen.
Bazedoxifen ondergaat weinig tot geen cytochroom P450-(CYP)-gemediëerd metabolisme.
Bazedoxifen induceert of remt geen activiteiten van belangrijke CYP isoenzymen. In vitro gegevens
suggereren dat het onwaarschijnlijk is dat er interactie ontstaat tussen bazedoxifen en gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen via een CYP metabolisme.
Er waren geen significante farmacokinetische interacties van bazedoxifen met de volgende
geneesmiddelen: ibuprofen, atorvastatine, azithromycine, of een antacide-bevattend aluminium en
magnesiumhydroxide. Gebaseerd op in vitro plasmaeiwit-bindende karakteristieken van bazedoxifen,
zijn geneesmiddelinteracties met warfarine, digoxine en diazepam onwaarschijnlijk.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
CONBRIZA is alleen bestemd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Het is gecontra-indiceerd
bij vrouwen die zwanger kunnen worden (zie rubriek 4.3). Er zijn geen gegevens over het gebruik van
bazedoxifen door zwangere vrouwen. Studies met konijnen lieten reproductieve toxiciteit zien (zie
rubriek 5.3). Het potentiële risico voor mensen is niet bekend.
Borstvoeding
Het is niet bekend of bazedoxifen wordt uitgescheiden in de moedermelk. CONBRIZA is alleen
geïndiceerd voor het gebruik bij postmenopauzale vrouwen (zie rubriek 4.3) en mag niet worden
gebruikt door door vrouwen die borstvoeding geven.
Studies met ratten lieten bijwerkingen op de vruchtbaarheid zien (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico
voor mensen is niet bekend.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
CONBRIZA heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
In klinische studies werd slaperigheid gemeld als een bijwerking en patiënten dienen geadviseerd te
worden over het mogelijke effect op rijvaardigheid en het bedienen van machines.
Patiënten kunnen visuele symptomen ervaren zoals verstoring in de gezichtsscherpte of wazig zien.
Wanneer deze symptomen zich voordoen, dienen patiënten het rijden of het gebruik van machines
waarbij accurate visuele waarneming nodig is, te vermijden, totdat de symptomen verdwenen zijn, of
totdat zij medisch advies hebben gekregen dat het veilig is om dat te doen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van CONBRIZA is onderzocht in twee multicenter, dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebo en actief gecontroleerde fase 3 studies: 7492 te evalueren postmenopauzale vrouwen in een 3
jaar durende osteoporose-behandelingsstudie (1886 vrouwen kregen bazedoxifen 20 mg; 1872
vrouwen kregen bazedoxifen 40 mg; 1849 vrouwen kregen raloxifen; 1885 vrouwen kregen placebo)
en 1583 te evalueren postmenopauzale vrouwen in een 2-jaar durende osteoporose-preventiestudie
(321 vrouwen kregen bazedoxifen 10 mg; 322 vrouwen kregen bazedoxifen 20 mg; 319 vrouwen
kregen bazedoxifen 40 mg; 311 vrouwen kregen raloxifen; 310 vrouwen kregen placebo).
Het grootste deel van de bijwerkingen die tijdens de klinische studies voorkwamen was mild tot matig
in ernst en leidde niet tot staken van de behandeling.
De meest frequente geneesmiddel-gerelateerde bijwerkingen in dubbelblinde, gerandomiseerde studies
waren opvliegers en spierspasmen (inclusief beenkramp).
Tabel met bijwerkingen
De veiligheidsinformatie in de onderstaande tabel is afgeleid van zowel klinische studies als spontane
postmarketingmeldingen.
Bijwerkingen zijn gerangschikt volgens de volgende frequenties: zeer vaak (1/10); vaak (1/100 tot
1/10); soms (1/1.000 tot 1/100); zelden (1/10.000 tot 1/1.000); niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaan-
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
klasse
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Immuunsysteem-
Overgevoelig-
aandoeningen
heid
Zenuwstelsel-
Slaperigheid
aandoeningen
Oogaandoeningen
Retinale
Visusstoor
veneuze
nissen/oculaire
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
klasse
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
trombose*
voorvallen#
Hartaandoeningen
Palpitaties
Bloedvat-
Opvliegers
Diep veneuze
aandoeningen
trombose *,
tromboflebitis
oppervlakkig
Ademhalings-
Pulmonaire
stelsel-, borstkas-
embolie *
en mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
Droge mond
aandoeningen
Huid-en
Urticaria,
onderhuid-
uitslag,
aandoeningen
pruritus
Skeletspierstelsel-
Spier-
en
spasmen
bindweefsel-
(inclusief
aandoeningen
beenkramp)
Algemene
Oedeem
aandoeningen en
perifeer
toedieningsplaats-
stoornissen
Onderzoeken
Verhoogde
bloed-
triglyceriden,
verhoogd
alanine-amino-
transferase;
verhoogd
aspartaat-
aminotrans-
ferase
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
*In de osteoporose-behandelingsstudie met 7492 evalueerbare patiënten (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), hadden de met bazedoxifen behandelde vrouwen een verhoogd risico op veneuze trombo-
embolie (diepe veneuze trombose, longembolie en retinale veneuze trombose). Het aantal per 1000
vrouwjaren tijdens de studieperiode van 3 jaar was 2,86 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,76 in de
placebogroep en in de 5 jaar durende studieperiode bedroeg dit aantal 2,34 in de bazedoxifen 20 mg-
groep en 1,56 in de placebogroep. Het aantal per 1000 vrouwjaren tijdens de 7 jaar durende
studieperiode was 2,06 in de bazedoxifen 20 mg-groep en 1,36 in de placebogroep. Het aantal VTE
was in het eerste jaar het hoogst met een relatief risico van 2,69. Na 3 jaar was het relatieve risico 1,63
en na een studieperiode van 5 jaar was het relatieve risico 1,50. Na een studieperiode van 7 jaar was
het relatieve risico 1,51 (zie rubriek 5.1). Andere veneuze trombo-embolische gebeurtenissen konden
zich ook voordoen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
In geval van overdosering is er geen specifiek tegengif en de behandeling dient symptomatisch te zijn.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geslachtshormonen en modulatoren van het genitale stelsel,
selectieve oestrogeen receptor modulator (SERM), ATC-code: G03XC02.
Werkingsmechanisme
Bazedoxifen behoort tot een klasse van verbindingen die selectieve oestrogeen receptor modulators
(SERMs) worden genoemd. Bazedoxifen handelt zowel als een oestrogeen receptor agonist als
antagonist, afhankelijk van het cel- en weefseltype en targetgenen. Bazedoxifen vermindert
botresorptie en verlaagt biochemische markers van botomzetting tot de premenopauzale range. Deze
effecten van botomvorming leiden tot een verhoging van de minerale dichtheid van het bot (BMD),
wat dan weer bijdraagt aan een verkleining van het risico op fracturen. Bazedoxifen werkt
hoofdzakelijk als een oestrogeen-receptor antagonist in uterus- en borstweefsels.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid van bazedoxifen werd vastgesteld in twee multicenter, dubbelblinde,
gerandomiseerde, placebo- en actief gecontroleerde fase 3 studies: een 3 jaar durende osteoporose-
behandelingsstudie en een 2 jaar durende osteoporose-preventiestudie.
Osteoporose behandelingsstudie
In de osteoporose behandelingsstudie kregen 7492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd 66
jaar; spreiding 50 tot 85 jaar en een gemiddelde tijd van 19,5 jaar sinds de menopauze) bazedoxifen
(dagelijks 20 of 40 mg), raloxifen (dagelijks 60 mg), of placebo om de incidentie van nieuwe
vertebrale fracturen te evalueren gedurende een periode van 3 jaar (kernstudie van 3 jaar). De
kernstudie van 3 jaar werd twee maal verlengd, met twee 2 jaar durende dubbelblinde
placebogecontroleerde verlengingen, resulterend in een totale behandelingsduur van 7 jaar (studie van
7 jaar). In totaal namen 3.146 proefpersonen deel aan de eerste 2 jaar durende verlenging (bazedoxifen
20 mg: n=1.047, bazedoxifen 40/20 mg: n=1.041, placebo: n=1.058). De 40 mg bazedoxifendosis
werd na ongeveer 4 jaar verlaagd naar een dosis van 20 mg. De raloxifengroep werd stopgezet tijdens
de eerste verlenging van 2 jaar. Een totaal van 1.732 proefpersonen ging verder in de tweede 2 jaar
durende verlenging (bazedoxifen 20 mg: n=560, bazedoxifen 40/20 mg: n=582, en placebo: n=590).
Alle vrouwen kregen dagelijks 1200 mg elementaire calcium en 400 IE vitamine D.
Er was een significante afname in de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen na 3 jaar behandeling
met bazedoxifen 20 mg (42%), bazedoxifen 40 mg (37%) en raloxifen 60 mg (42%) vergeleken met
placebo. De afname in de incidentie van vertebrale fracturen was vergelijkbaar tussen de bazedoxifen
en raloxifen behandelingsgroepen. Het effect van de behandeling was vergelijkbaar onder vrouwen
met en zonder prevalente vertebrale fracturen (Tabel 1).
Tabel 1: Effect van bazedoxifen op risico op vertebrale fracturen na 3 jaar behandeling
Aantal patiënten
Absolute
Relatieve
Bazedoxifen
Placebo
risicoreductie
risicoreductie
20 mg
(95% CI)
Totaal aantal patiënten
n=1724
n=1741
Aantal (%)a patiënten met
35 (2,34%)
59 (4,07%)
1,73%
42%b
nieuwe vertebrale fractuur
(11%, 62%)
Patiënten zonder baseline
n=757
n=760
fractuur
Aantal (%)a patiënten met 1
13 (1,98%)
20 (3,13%)
1,15%
35%c
nieuwe vertebrale fractuur
Patiënten met 1 baseline
n=967
n=981
fractuur
Aantal (%)a patiënten met 1
22 (2,63%)
39 (4,80%)
2,17%
45%d
nieuwe vertebrale fractuur
(6%, 68%)
a Kaplan-Meier schattingen
b p-waarde=0,015
c p-waarde=0,22
d p-waarde=0,035
Na 5 jaar behandeling bleef de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen lager in de bazedoxifen 20
mg-groep (4,49%) in vergelijking met placebo (6,82%), met een relatieve risicoreductie van 36%
(p=0,014).
Na 7 jaar behandeling bleef de incidentie van nieuwe vertebrale fracturen lager in de bazedoxifen 20
mg-groep (7,64%) in vergelijking met placebo (9,90%), met een relatief risicoreductie van 30%
(p=0,022).
De incidentie van non-vertebrale osteoporose-gerelateerde fracturen was vergelijkbaar onder de
bazedoxifen 20 mg- (5,68%), raloxifen 60 mg- (5,8%) en placebo (6,26%)-groepen. In een post-hoc
analyse werd de 10 jaar fractuur-waarschijnlijkheid als een index van baseline fractuurrisico bepaald.
De gemiddelde 10 jaar fractuur-waarschijnlijkheid van een ernstige osteoporotische fractuur was voor
de gehele studiepopulatie 11%. Bij patiënten behandeld met bazedoxifen was de incidentie van
fracturen gerelateerd aan het baseline fractuurrisico: hoe hoger het fractuurrisico, hoe groter het
voordeel van de behandeling met bazedoxifen. Bij patiënten met 10-jaar fractuur-waarschijnlijkheden
van 16% of meer werd bazedoxifen geassocieerd met een significante verkleining van het risico op
alle klinische fracturen.
In een post-hoc analyse verminderde het relatieve risico op non-vertebrale fracturen bij met
bazedoxifen behandelde patiënten met verhoogde fractuurwaarschijnlijkheid. Bij patiënten met een
fractuur-waarschijnlijkheid van 20% of meer (n=618), verminderde het risico op non-vertebrale
fracturen bij met bazedoxifen behandelde patiënten met 55% (95% CI: 18-76) vergeleken met de met
placebo behandelde patiënten.
Na een behandelingsduur van 7 jaar met bazedoxifen bleven de verhogingen van de BMD in
vergelijking met placebo statistisch significant voor de femurhals, femurtrochanter en gehele heup. De
verhoging vanaf baseline van de BMD in de lumbale wervelkolom was statistisch niet groter in de
groep met 20 mg bazedoxifen dan in de placebogroep.
Terugtrekking uit de studie was noodzakelijk wanneer excessief botverlies of incidentele vertebrale
fracturen voorkwamen. Een dergelijke terugtrekking kwam statistisch significant vaker voor in de
placebogroep (4,0%) dan in de bazedoxifen 20 mg- (2,8%) of raloxifen (2,1%)-groepen.
Osteoporose preventiestudie
De preventiestudie (1583 patiënten, gemiddelde leeftijd 58 jaar, gemiddeld aantal jaren sinds de
menopauze: 11) vergeleek BMD effecten van bazedoxifen (dagelijks 10, 20, of 40 mg), raloxifen
(dagelijks 60 mg) en placebo. Alle patiënten kregen dagelijks calciumsupplementen; de meesten
kregen dagelijks 600 mg calcium (bijv. Caltrate), terwijl sommigen dagelijks tot 1200 mg per dag
kregen. In deze studie werden patiënten geïncludeerd die een LS of FN BMD T-score hadden van niet
minder dan -2,5. De mediane T-score varieerde van ­0,6 tot ­1,4, afhankelijk van de plaats in het
skelet.
BMD bleef behouden bij patiënten die werden behandeld met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg,
terwijl een significant verlies in BMD werd waargenomen bij patiënten die placebo kregen. De
verhoging in LS BMD met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg, vergeleken met placebo was
significant na 6 maanden (respectievelijk 1,14% en 1,26%) en bleef gedurende 2 jaar behouden
(respectievelijk 1,41% en 1,49%). Het effect van bazedoxifen op BMD op andere plaatsen van het
skelet was vergelijkbaar.
Klinische veiligheid
Beoordeling van bothistomorfometrie en botomzetting
In de osteoporose behandelingsstudie met 7492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd 66
jaar), werden 121 botbiopsies verkregen van de bovenkant van het os ileum na toediening van een
fluorochroomlabel van de patiënten in de bazedoxifen-, raloxifen- en placebogroepen (bazedoxifen 20
mg = 28, bazedoxifen 40 mg = 29, raloxifen 60 mg = 32, placebo = 32) na ongeveer 2 of 3 jaar van
behandeling. Histologische beoordeling van botbiopsies uit alle behandelingsgroepen liet de formatie
van normaal lamellair bot zien in alle behandelde patiënten. Er was geen bewijs van osteomalacie,
peritrabeculaire- of mergfibrose, cellulaire toxiciteit of gevlochten bot in enige van de
botbiopsiemonsters in alle de behandelingsgroepen. Histomorfometrisch onderzoek liet normale
mineralisatie zien, aangetoond door de aanwezigheid van normale osteoïd-dikte, normale mineralisatie
vertragingstijd, en minerale appositiesnelheid.
In de osteoporose preventiestudie resulteerde behandeling met bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg
in een significante afname van serummarkers van botresorptie (C-telopeptide) en botformatie
(osteocalcine) vergeleken met placebo, wat op een afname in botomzetting wijst. Mediane reducties
ten opzichte van baseline van meer dan 25% voor C-telpeptide en osteocalcine werden waargenomen
bij behandeling met bazedoxifen. Vergelijkbare reducties in de snelheid van botomzetting werden
waargenomen in de osteoporose preventiestudie.
Effecten op het lipidenmetabolisme en het cardiovasculaire systeem
In de osteoporose behandelingsstudie vertoonden bazedoxifen 20 mg en raloxifen 60 mg na 3 jaar
behandeling een significantie afname in totaal serumcholesterol, low density lipoproteïn (LDL)
cholesterol en een significante toename in high density lipoproteïn (HDL) cholesterol vergeleken met
Cerebrovasculaire effecten
In de kernstudie van 3 jaar was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren
vergelijkbaar in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,98) en de placebogroep (2,2) en hoger in de
bazedoxifen 40 mg-groep (2,72). Het aantal voorbijgaande ischemische aanvallen (TIA) per 1.000
vrouwjaren was vergelijkbaar in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,1) en de placebogroep (0,88) en hoger
in de bazedoxifen 40 mg-groep (1,59).
Na 5 jaar behandeling was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren vergelijkbaar
in de bazedoxifen 20 mg-groep (1,87) en de placebogroepen (2,02). Het aantal TIA's per 1.000
vrouwjaren was hoger in de bazedoxifen 20 mg-groep (0,94) dan in de placebogroep (0,62).
Na 7 jaar behandeling was het aantal ischemische herseninfarcten per 1.000 vrouwjaren hetzelfde in
de bazedoxifen 20 mg-groep (1,78) en de placebogroepen (1,78). Het aantal TIA's per 1.000
vrouwjaren was hoger in de bazedoxifen 20 mg-groep (0,96) dan in de placebogroep (0,55).
Effecten op de uterus
In de osteoporose behandelingsstudie liet transvaginale ultrasonografie (TVU) na 2 jaar minimale
veranderingen in de endometriumdikte zien in de met placebo (-0,08 mm, n=131), bazedoxifen 20 mg
(-0,07 mm, n=129) en raloxifen 60 mg (0,16 mm, n=110) behandelde groepen. Na 3 jaar waren er
geen gevallen van endometriumkanker en 1 geval (0,1%) van endometriumhyperplasie onder de met
bazedoxifen 20 mg behandelde patiënten. Er was 1 geval (0.1%) van endometriumkanker, 1 geval
(0.1%) van sarcoom, en 1 geval (0.1%) van endometriumhyperplasie onder de met raloxifen 60 mg
behandelde patiënten. Er waren 3 gevallen (0.2%) van endometriumkanker en 1 geval (0.1%) van
endometriumhyperplasie in de placebogroep. Endometriumpoliepen werden gediagnosticeerd bij 10
patiënten in de bazedoxifen 20 mg-groep, 17 patiënten in de raloxifen 60 mg-groep, en 11 patiënten in
de placebobehandelingsgroep in 36 maanden.
Na 5 jaar behandeling was de endometriumdikte in de bazedoxifen 20 mg-groep onveranderd en nog
steeds vergelijkbaar met placebo; er waren geen gevallen van endometriumkanker in de bazedoxifen
20 mg-groep in vergelijking met 6 gevallen in de placebogroep (p<0,05).
Na 7 jaar behandeling was de endometriumdikte in de bazedoxifen 20 mg-groep onveranderd en nog
steeds vergelijkbaar met placebo; er waren geen gevallen van endometriumkanker in de bazedoxifen
20 mg-groep in vergelijking met 7 gevallen in de placebogroep (p<0,008).
In de osteoporose preventiestudie toonde TVU minimale veranderingen aan ten opzichte van baseline
in endometriumdikte in de met placebo (-0,24 mm, n=154), bazedoxifen 20 mg (-0,06 mm, n=158) en
raloxifen 60 mg (0,01 mm, n=154) behandelde groepen na 2 jaar. Er werden geen gevallen van
hyperplasie of endometriummaligniteiten ontdekt bij de met bazedoxifen of raloxifen behandelde
patiënten.
In de osteoporose preventiestudie was de incidentie van borst-gerelateerde bijwerkingen (gevoeligheid
van de borst, pijn, borstkanker, benigne borstneoplasma) in de bazedoxifen 20 mg- en raloxifen 60
mg-groepen vergelijkbaar met placebo.
In het onderzoek naar de borstdichtheid, dat aanvullend op de osteoporose behandelingsstudie werd
verricht, werden 444 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 59 jaar) met osteoporose en
afkomstig uit alle 4 behandelingsgroepen na 24 maanden onderzocht op veranderingen in de
mammografische borstdichtheid. De gemiddelde veranderingen in de mammografische borstdichtheid
in de bazedoxifen 20 mg-groep waren ten opzichte van baseline significant gedaald (-1,45
procentpunten, p<0,05) terwijl er geen veranderingen werden waargenomen in de placebogroep (-0,15
procentpunten).
Effecten op maligniteiten van de schildklier en het ovarium
In de osteoporose-behandelingsstudie met 7.492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), waren er na een behandelingsduur van 7 jaar onder 1.886 proefpersonen behandeld met
bazedoxifen (20 mg) 5 gevallen van schildklierkanker (0,69 per 1.000) en was er onder 1.885
proefpersonen behandeld met placebo 1 geval van schildklierkanker (0,14 per 1.000). Er waren geen
gevallen van schildklierkanker in de groep die gedurende 5 jaar met 40 mg werd behandeld.
In de osteoporose-behandelingsstudie met 7.492 postmenopauzale vrouwen (gemiddelde leeftijd = 66
jaar), waren er na een behandelingsduur van 7 jaar onder 1.886 proefpersonen behandeld met
bazedoxifen (20 mg) 5 gevallen van ovariumkanker (0,69 per 1.000) en waren er onder 1.885
proefpersonen behandeld met placebo 0 gevallen van ovariumkanker. Er was één geval van
ovariumkanker in de groep die gedurende 5 jaar met 40 mg werd behandeld.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De gemiddelde farmacokinetische parameters van bazedoxifen na meervoudige doses bij gezonde
postmenopauzale ambulante vrouwen die natuurlijk postmenopauzaal waren of die bilaterale
ovariëctomie hadden ondergaan zijn samengevat in tabel 2.
Tabel 2. Gemiddelde ± SD farmacokinetische parameters van bazedoxifen (n=23)
Cmax
tmax

AUC
Cl/F
(ng/ml)
(u)
(u)
(ngu/ml)
(l/u/kg)
Meervoudige dosis
20 mg/dag
6,2 ± 2,2
1,7 ± 1,8
28 ± 11
82 ± 37
4,1 ± 1,7
Absorptie
Bazedoxifen wordt snel geabsorbeerd met een tmax van ongeveer 2 uur en vertoont een lineaire
verhoging in plasmaconcentraties voor enkele doses van 0,5 mg tot 120 mg en voor meervoudige
dagelijkse doses van 1 mg tot 80 mg. De absolute biologische beschikbaarheid van bazedoxifen is
ongeveer 6%.
Distributie
Na intraveneuze toediening van een 3 mg dosis bazedoxifen is het distributievolume 14,7 ± 3,9 l/kg.
Bazedoxifen wordt in vitro in hoge mate gebonden (98% - 99%) aan plasma-eiwitten.
Biotransformatie
De metabole dispositie van bazedoxifen bij postmenopauzale vrouwen is bepaald na orale toediening
van 20 mg radioactief-gelabeld bazedoxifen. Bazedoxifen wordt extensief gemetaboliseerd bij
vrouwen. Glucuronidatie is de belangrijkste metabole weg. Er is weinig of geen cytochroom P450-
gemedieerd metabolisme. Bazedoxifen-5-glucuronide is de belangrijkste circulatiemetaboliet. De
concentraties van deze glucuronide zijn ongeveer 10 maal hoger dan die van het onveranderde
werkzame bestanddeel in plasma.
Eliminatie
Bazedoxifen wordt geëlimineerd met een halfwaardetijd van ongeveer 30 uur. Steady-state
concentraties worden verkregen in de tweede week van eenmaal daagse toediening. De schijnbare
orale klaring van bazedoxifen is ongeveer 4 tot 5 l/u/kg. De belangrijkste excretieroute van
radioactief-gelabelde bazedoxifen is via de ontlasting, en minder dan 1% van de dosis wordt
geëlimineerd via de urine.
Speciale populaties
Leverbeschadiging
De dispositie van een enkele dosis van 20 mg bazedoxifen werd vergeleken bij patiënten met
leverinsufficiëntie [Child-Pugh Klasse A (n=6), B (n=6), en C (n=6)] en patiënten met normale
leverfunctie (n=18). Gemiddeld vertoonden patiënten met leverinsufficiëntie een 4,3-voudige
verhoging van AUC vergeleken met de controlegroep. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet verder
bestudeerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Gebruik bij deze populatie wordt niet aanbevolen (zie
rubrieken 4.2 en 4.4).
Nierbeschadiging
Er zijn beperkte klinische gegeven beschikbaar (n=5) van patiënten met matige nierinsufficiëntie
(CrCl 50 ml/min). Er werd een enkele 20 mg dosis bazedoxifen toegediend aan deze patiënten.
Verwaarloosbare hoeveelheden bazedoxifen werden geëlimineerd via de urine. Verminderde
nierfunctie had weinig of geen invloed op de farmacokinetiek van bazedoxifen, en dosisaanpassingen
zijn niet nodig.
Oudere patiënten
De farmacokinetiek van een 20 mg enkele dosis bazedoxifen werd onderzocht in een studie met 26
gezonde postmenopauzale vrouwen. Gemiddeld lieten vrouwen van 65 tot 74 jaar (n=8) een 1,5-
voudige verhoging in AUC zien vergeleken met vrouwen van 51 tot 64 jaar (n=8) en vrouwen > 75
jaar (n=8) lieten een 2,3-voudige verhoging van AUC zien. Deze verhoging hangt zeer waarschijnlijk
samen met aan leeftijd gerelateerde veranderingen in leverfunctie. Er is geen dosisaanpassing nodig op
basis van leeftijd.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van bazedoxifen is niet bestudeerd in de pediatrische populatie.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In studies met konijnen waren abortus en verhoogde incidentie van abnormaliteiten van het hart
(ventriculair septisch defect) en skeletsysteem (ossificatievertragingen, misvormde of ontzette botten,
voornamelijk van de ruggengraat en het skelet) in foetussen aanwezig bij toxische doses van de
moeder van 0,5 mg/kg/dag (1,5 keer de blootstelling bij mensen). Behandeling van ratten met
toxische dosis van de moeder 1 mg/kg/dag (0,3 keer de blootstelling bij mensen) resulteerde in
verminderde aantallen levende foetussen en/of vermindering in foetaal lichaamsgewicht. Er werden
geen ontwikkelingsabnormaliteiten waargenomen bij foetussen.
Vrouwelijke ratten kregen dagelijkse doses toegediend van 0,3 tot 30 mg/kg (0,03 tot 8 maal de
menselijke blootstelling) vóór en tijdens het paren met onbehandelde mannetjes. Oestrogene cyclus en
fertiliteit werden nadelig beïnvloed in alle met bazedoxifen behandelde vrouwelijke groepen.
De effecten van behandeling met bazedoxifen op bot, uterus en borstklier werden onderzocht in ratten
waarvan de eierstokken verwijderd waren (0,15 tot 1,5 bazedoxifen mg/kg/dag) en non-humane
primaten [Cynomolgus macaques] (0,2 tot 25,0 bazedoxifen mg/kg/dag). Bij ratten voorkwam een
ongeveer één jaar durende behandeling met bazedoxifen gedeeltelijk de effecten van ovariëctomie op
een aantal parameters die betrekking hebben op het skelet (mineraalgehalte van bot, minerale
dichtheid van bot en de architectuur). Bovendien was het natte uterusgewicht afgenomen vergeleken
met onbehandelde dieren en histologische evaluatie vertoonde weinig tot geen verschil met de
onbehandelde controlegroep. Bij apen resulteerde een 18 maanden durende behandeling met
bazedoxifen in gedeeltelijk behoud van corticale en poreuze botmassa bepaald door middel van BMD
metingen. De gedeeltelijke preservatie van botmassa werd bereikt door afname van de door
ovariëctomie geïnduceerde verhogingen in botomzetting, geëvalueerd door middel van biochemische
markers van botomzetting en histomorfometrische indices gemeten in poreus en corticaal bot. Van
belang is dat bij beide species, de toediening van bazedoxifen geen schadelijke effecten op de
botkwaliteit had. Evenals de resultaten met knaagdieren resulteerde de behandeling met bazedoxifen
in niet-humane primaten in uterus- en borstklieratrofie zonder andere histologische differentiatie van
onbehandelde dieren.
Herhaalde-dosis studies in knaagdieren en cynomolgus apen met een normale cyclus vertoonde een
duidelijke stimulatie van ovariumfollikelgroei zonder ovulatie, die leidde tot gedeeltelijk
hemorrhagische-ovarium cysten en duidelijk verhoogde oestradiol spiegels. Dit farmacologische effect
van bazedoxifen kan ook verwacht worden bij premenopauzale vrouwen, maar wordt klinisch
irrelevant geacht bij postmenopauzale vrouwen.
In 6-maanden durende carcinogeniciteitsstudies in transgene muizen, was er een verhoogde incidentie
van benigne, ovarium granulosa-cel tumoren in vrouwelijke muizen die 150 of 500 mg/kg/dag hadden
gekregen. Systemische blootstelling (AUC) aan bazedoxifen was in deze groepen 35 en 69 keer de
blootstelling van postmenopauzale vrouwen die 20 mg/dag toegediend kregen gedurende 14 dagen.
In een 2 jaar durende carcinogeniciteitsstudie met ratten, werd een verhoogde incidentie van benigne,
ovarium granulosa-cel tumoren waargenomen bij vrouwelijke ratten bij dieet concentraties van 0,03 en
0,1%. Systemische blootstelling (AUC) aan bazedoxifen in deze groepen was 2,6 en 6,6 keer de
blootstelling die werd waargenomen bij postmenopauzale vrouwen die 20 mg/dag toegediend kregen
gedurende 14 dagen.
De observatie van benigne, ovarium granulosa-cel tumoren in vrouwelijke muizen en ratten die
bazedoxifen toegediend kregen is een klasse effect van SERMs, gerelateerd aan de farmacologie bij
knaagdieren wanneer deze behandeld werden tijdens hun reproductieve levens, wanneer hun
eierstokken functioneel zijn en reageren op hormonale stimulatie.
Bazedoxifen veroorzaakte corticomedullaire nefrocalcinose en verergerde spontane chronische
progressieve neuropathie (CPN) in mannelijke ratten. Urineparameters werden pathologisch
veranderd. In lange-termijn studies werden niertumoren (adenomen en carcinomen) waargenomen bij
alle geteste doses, naar alle waarschijnlijkheid als gevolg van deze chronische nierschade. In de 2 jaar
durende carcinogeniciteitsstudie, resulteerde oraal in het dieet toegediende bazedoxifen aan ratten bij
dosissen van 0, 0,003%, 0,01%, 0,03%, of 0,1%, in blootstellingen, gebaseerd op oppervlaktegebied
(mg/m2) van ongeveer 0,6 tot 23 keer en 0,9 tot 31 keer de klinische dosis van 20 mg in respectievelijk
mannetjes en vrouwtjes. Aangezien chronische progressieve nefropathie en corticomedullaire
nefrocalcinose zeer waarschijnlijk rat-specifieke nefropathieën zijn, worden deze bevindingen niet
relevant geacht voor mensen.
In een 18-maanden durende boteffectiviteitsstudie bij oude cynomolgus apen, resulteerde bazedoxifen,
oraal toegediend aan apen in dosissen van 0, 0,2, 0,5, 1, 5, of 25 mg/kg/dag, in blootstellingen,
gebaseerd op oppervlaktegebied (mg/m2) van ongeveer 0,2 tot 24 keer de klinische dosis van 20 mg.
Niercelcarcinomen werden in deze studie waargenomen. Deze tumoren worden als spontane
niercelcarcinomen beschouwd waarvan bekend is dat ze voorkomen in niet-humane primaten en
waarvan niet waarschijnlijk is dat deze relevant zijn voor mensen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactosemonohydraat
Microcrystallijne cellulose
Gepregelatiniseerd zetmeel (maïs)
Natriumzetmeelglycolaat
Natriumlaurylsulfaat
Colloïdaal watervrij silica
Magnesiumstearaat
Ascorbinezuur
Filmomhulling
Hypromellose
Titaandioxide (E171)
Macrogol 400
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
18 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25C.
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/Aclar blisterverpakkingen van 7, 28, 30, 84, en 90 filmomhulde tabletten.
Het is mogelijk dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/511/001
EU/1/09/511/002
EU/1/09/511/003
EU/1/09/511/004
EU/1/09/511/005
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 april 2009
Datum van laatste verlenging: 17 april 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
County Kildare
Ireland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat bazedoxifenacetaat, overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook lactose.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
7 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25ºC.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/511/001 28 tabletten
EU/1/09/511/002 30 tabletten
EU/1/09/511/003 84 tabletten
EU/1/09/511/004 90 tabletten
EU/1/09/511/005 7 tabletten
13.
BATCHNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
CONBRIZA
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
BATCHNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
CONBRIZA 20 mg filmomhulde tabletten
bazedoxifen
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is CONBRIZA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is CONBRIZA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
CONBRIZA bevat als werkzame stof bazedoxifen, en is een geneesmiddel dat behoort tot een groep
van niet-hormonale geneesmiddelen die Selectieve Oestrogeen Receptor Modulators (SERM's)
worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van osteoporose (botontkalking) bij
vrouwen nadat zij de menopauze (overgang) hebben bereikt, wanneer zij een verhoogd risico op
fracturen hebben. Het werkt door het dunner worden van het bot bij deze vrouwen te vertragen of te
stoppen. Dit geneesmiddel dient niet gebruikt te worden voor de behandeling van osteoporose bij
mannen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- Als u een bloedstolsel heeft of heeft gehad (bijvoorbeeld in de bloedvaten in uw benen, longen,
of ogen).
- Als u zwanger bent of nog zwanger zou kunnen worden. Dit geneesmiddel kan schadelijk zijn
voor uw ongeboren kind wanneer het wordt ingenomen tijdens de zwangerschap.
- Als u onverklaarbare vaginale bloedingen heeft. Dit moet door uw arts onderzocht worden.
- Als u actieve baarmoederkanker heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt
- omdat het uw risico op het ontwikkelen van bloedstolsels kan vergroten. Hoewel zeer zeldzaam,
kunnen deze stolsels ernstige medische problemen, invaliditeit of de dood veroorzaken. Overleg
met uw arts om te bespreken of u een verhoogd risico op bloedstolsels hebt.
als u voor enige tijd immobiel bent (niet kunt bewegen), zoals rolstoelgebonden zijn, lange tijd
zitten of in bed moeten blijven om te herstellen van een operatie of ziekte. Als u lang op reis
bent, dient u met regelmatige intervallen rond te lopen en uw benen en voeten te bewegen. Dit is
omdat lange tijd in dezelfde positie zitten een goede bloedcirculatie kan belemmeren en uw
risico op bloedstolsels kan verhogen. Als u langere tijd immobiel dient te blijven of een operatie
gepland staat, is het belangrijk om met uw arts te praten over manieren om het risico op
bloedstolsels te verminderen.
- als u nog niet in de overgang (premenopauzaal) bent. CONBRIZA is alleen onderzocht bij
vrouwen die de overgang bereikt hebben, en wordt daarom niet aanbevolen voor vrouwen die
nog niet in de overgang zijn.
- als u in het verleden verhoogde triglyceridenwaarden (een type vet dat in uw bloed wordt
gevonden) heeft gehad.
- als u lever- of ernstige nierproblemen heeft.
- als u enige vaginale bloedingen heeft terwijl u CONBRIZA gebruikt, dient u contact op te
nemen met uw arts.
- als u borstkanker heeft, aangezien er onvoldoende ervaring is opgedaan met het gebruik van dit
geneesmiddel bij vrouwen met borstkanker.
Het bovenstaande zijn enkele redenen waarom dit geneesmiddel mogelijk niet geschikt is voor u. Als
een van deze redenen betrekking heeft op u, raadpleeg dan uw arts voordat u dit geneesmiddel
inneemt.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast CONBRIZA nog andere geneesmiddelen in, of heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat
dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
CONBRIZA is alleen bestemd voor gebruik bij postmenopauzale vrouwen. Het mag niet gebruikt
worden door vrouwen die zwanger zijn of nog een kind zouden kunnen krijgen. Gebruik dit
geneesmiddel niet als u borstvoeding geeft, omdat het niet bekend is of het in de moedermelk wordt
uitgescheiden.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Als u zich slaperig voelt na het innemen van dit geneesmiddel, dient u het rijden of het bedienen van
machines te vermijden.
U kunt problemen ervaren met uw gezichtsvermogen zoals wazig zien wanneer u dit geneesmiddel
gebruikt. Wanneer dit gebeurt, dient u het rijden of bedienen van machines te vermijden tot uw arts
aangeeft dat het veilig is om dat te doen.
CONBRIZA bevat lactose en natrium
Dit geneesmiddel bevat lactose (een soort suiker). Als uw arts u heeft verteld dat u sommige suikers
niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. U dient door te gaan met het
- De aanbevolen dosis is dagelijks één tablet via de mond. Het innemen van meer dan één tablet
per dag verhoogt de werkzaamheid niet en kan bijkomende risico's met zich meebrengen.
- U kunt de tablet op een willekeurig tijdstip van de dag innemen, met of zonder voedsel.
- Dit geneesmiddel dient te worden ingenomen met een voldoende hoeveelheid calcium en
vitamine D. Raadpleeg uw arts om te zien of de calcium en vitamine D inname met uw dieet
toereikend zijn en of u calcium of vitamine D supplementen nodig heeft. Als u calcium en/of
vitamine D supplementen inneemt, kunnen deze tegelijk met dit geneesmiddel worden
ingenomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem contact op met uw arts of apotheker wanneer u per ongeluk meer CONBRIZA heeft ingenomen
dan u zou moeten.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u vergeten heeft een tablet in te nemen, neem het dan direct als u er aan denkt. Als het echter bijna
tijd is om uw volgende dosis van dit geneesmiddel in te nemen, sla dan de gemiste dosis over en neem
alleen de volgende reguliere dosis. Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Indien u besluit om met dit middel te stoppen voordat de voorgeschreven behandelingsduur is
afgelopen, dient u dit eerst te overleggen met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen ­ stop met het gebruik van CONBRIZA en ga direct naar een arts
Soms (bij meer dan 1 op de 1000 personen):
Wanneer u verschijnselen heeft die duiden op een bloedstolsel in de benen of longen, zoals een
pijnlijke zwelling en rode verkleuring van de benen, plotselinge pijn op de borst, of
moeilijkheden met de ademhaling;
Wanneer u verschijnselen heeft die duiden op een bloedstolsel in het oog (retinale ader), zoals
eenzijdige gezichtsstoornis of vermindering van het gezichtsvermogen of vervaging of verlies
van het gezichtsvermogen in één oog;
Wanneer u één of meerdere van de symptomen krijgt uit de lijst onder '
Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken
?'
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Wanneer u andere symptomen heeft die het oog en/of het gezichtsvermogen aantasten
(lichtvonken of lichtflitsen zien, vernauwing van het gezichtsveld, en zwelling van het oog of
het ooglid)
Sommige patiënten hebben de volgende bijwerkingen ervaren tijdens het gebruik van CONBRIZA:
Zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 personen):
- Spierkrampen (inclusief kramp in het been)
- Opvliegers
- Zwelling van de handen, voeten en benen (perifeer oedeem)
Vaak (bij meer dan 1 op de 100 personen):
- Allergische reactie (inclusief overgevoeligheid en netelroos)
- Uitslag, jeuk
- Droge mond
- Verhoogde bloedtriglyceriden (vet dat in uw bloed wordt gevonden)
- Verhoogde leverenzymen
- Slaperigheid
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
- Palpitaties (bewust zijn van uw hartslag)
- Droog oog, oogpijn, verminderde gezichtsscherpte, vermindering van het gezichtsvermogen,
blefarospasme (abnormaal, onwillekeurig knipperen of krampachtig sluiten van de oogleden).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is bazedoxifen. Elke filmomhulde tablet bevat
bazedoxifenacetaat overeenkomend met 20 mg bazedoxifen.
- De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microcrystallijne cellulose,
gepregelatiniseerd zetmeel (maïs), natriumzetmeelglycolaat, natriumlaurylsulfaat, colloïdaal
watervrij silica, magnesiumstearaat, ascorbinezuur, hypromellose, titaandioxide (E171) en
macrogol 400 (zie rubriek 2 'Conbriza bevat lactose en natrium').
CONBRIZA wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, capsulevormige, filmomhulde tablet
bedrukt met 'WY20'. De lengte van de tablet is ongeveer 1,5 cm. De tabletten zijn verpakt in
PVC/Aclar blisters en zijn verkrijgbaar als verpakkingen van 7, 28, 30, 84 of 90 tabletten.
Het is mogelijk dat niet alle genoemde verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell Newbridge
County Kildare,
Ierland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Latvij
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Pfizer NV/SA
Tel.: + 371 670 35 775
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11

Lietuva
,
Pfizer Luxembourg SARL filialas
Lietuvoje
Te.: +359 2 970 4333
Tel: + 370 52 51 4000
Ceská republika
Magyarország
Pfizer, spol. s r.o.
Pfizer Kft
Tel: +420-283-004-111
Tel.: +36 1 488 3700
Danmark
Malta
Pfizer ApS
Vivian Corporation Ltd.
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +356 21344610
Deutschland
Nederland
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer BV
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Eesti
Norge
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer AS
Tel: +372 666 7500
Tlf: +47 67 526 100

Österreich
Pfizer A.E.
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
: +30 210 6785 800
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer, S.L.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel.: +48 22 335 61 00
France
Portugal
Pfizer
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +351 21 423 5500
Hrvatska
România
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +385 1 3908 777
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Ireland
Slovenija
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Pfizer, podruznica za svetovanje s
+44 (0)1304 616161
podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)1 52 11 400
Ísland
Slovenská republika
Icepharma hf.
Pfizer Luxembourg SARL,
Sími: +354 540 8000
organizacná zlozka
Tel: +421 2 3355 5500
Italia
Suomi/Finland
Pfizer S.r.l.
Pfizer Oy
Tel: +39 06 33 18 21
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
K
Sverige
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer AB
: +357 22 817690
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ
}
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).

Heb je dit medicijn gebruikt? Conbriza 20 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Conbriza 20 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Conbriza 20 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG