Comirnaty 10 µg/dose

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een paarse dop voor meervoudige dosering en de inhoud moet vóór
gebruik worden verdund.
Eén injectieflacon (0,45 ml) bevat na verdunning 6 doses van 0,3 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,3 ml) bevat 30 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5’-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor dispersie voor injectie (steriel concentraat).
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve
immunisatie bij personen van 12 jaar en ouder ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt
door het SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Primaire vaccinatiekuur
Personen van 12 jaar en ouder
Na verdunning wordt Comirnaty intramusculair toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk
0,3 ml). Het wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te dienen (zie
rubriek 4.4 en 5.1).
2
Ernstig immuungecompromitteerde personen van 12 jaar en ouder
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Onderlinge verwisselbaarheid
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Doses van Comirnaty 30 microgram/dosis, concentraat voor dispersie voor injectie na verdunning
(geleverd in een injectieflacon met een paarse dop) en Comirnaty 30 microgram/dosis, dispersie voor
injectie (geleverd in een injectieflacon met een grijze dop), worden als onderling verwisselbaar
beschouwd.
Boosterdosis
Bij personen van 12 jaar en ouder dient al vanaf 3 maanden na de primaire kuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty intramusculair te worden toegediend.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire kuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of een
adenovirusvectorvaccin.
Pediatrische patiënten
Er is een pediatrische formulering beschikbaar voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot
jonger dan 12 jaar). Raadpleeg voor details de Samenvatting van de productkenmerken voor
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Oudere patiënten
Bij oudere personen ≥
65 jaar is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.
Wijze van toediening
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie moet na verdunning
intramusculair worden toegediend (zie rubriek 6.6).
Na verdunning bevatten de injectieflacons van Comirnaty 6 vaccindoses van 0,3 ml. Om 6 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode
ruimte worden gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal
35 microliter zijn. Als standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende
volume om een zesde dosis uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en
naald:
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin bevatten.
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,3 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.
3
Voor te nemen voorzorgen voorafgaand aan toediening van het vaccin, zie rubriek 4.4.
Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
Na vaccinatie is een nauwlettende observatie gedurende ten minste 15 minuten aanbevolen. Een
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
4
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
stollingsstoornis (zoals hemofilie), omdat zich bij deze personen een bloeding of blauwe plek kan
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals beschreven in de
literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
Beperkingen van de effectiviteit van het vaccin
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.
Hulpstoffen
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol kalium (39 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘kaliumvrij’ is.
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
5
op negatieve effecten bij met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen. Comirnaty kan tijdens
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder respectievelijk
138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep). In totaal
kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16
jaar en ouder gedurende ≥
4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773
placebo) gevolgd gedurende ≥
4 maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
6
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na een boosterdosis
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
In onderzoek 4, een placebogecontroleerd boosteronderzoek, kregen deelnemers van 16 jaar en ouder
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
boosterdosis tot de afsluitende datum (5 oktober 2021). Er werden geen nieuwe bijwerkingen van
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (≥1/10),
vaak (≥1/100, <1/10),
soms (≥1/1.000, <1/100),
zelden (≥1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1:
Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(≥1/10)
(≥1/100
(≥1/1.000,
(≥1/10.000,
(<1/10.000) (kan met de
, <1/10)
<1/100)
<1/1.000)
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Bloed- en
Lymfadeno-
lymfestelsel-
pathie
a
aandoeningen
Immuunsysteem-
Overgevoelig-
Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticaria
b
,
angio-oedeem
b
)
Voedings- en
Verminderde
stofwisselings-
eetlust
stoornissen
7
Psychische
stoornissen
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Insomnia
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
perifere
gelaats-
paralyse
c
Myocarditis;
d
pericarditis
d
Diarree
d
Nausea;
braken
d
Hyperhidrose;
nachtzweten
Artralgie;
myalgie
Injectie-
plaatspijn;
vermoeid-
heid; koude
rillingen;
pyrexie
f
;
zwelling
van
injectie-
plaats
Injectie-
plaats-
roodhei
d
Pijn in
extremiteit
e
Asthenie;
malaise;
injectieplaats-
pruritus
Uitgebreide
zwelling van
de
gevaccineer
de
ledemaat
d
;
zwelling van
het gezicht
g
Erythema
multiforme
d
Paresthesie
d
,
hypo-
esthesie
d
Hartaandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is ‘zelden’.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (‘fillers’) hebben gebruikt.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
8
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V en het
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.
4.9
Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
In geval van overdosering moeten de vitale functies worden gemonitord en wordt een mogelijke
symptomatische behandeling aanbevolen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van ≥
56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
9
De populatie voor de analyse van het primaire werkzaamheidseindpunt bestond uit 36.621 deelnemers
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
Op het moment van de analyse van de primaire werkzaamheid waren de deelnemers voor
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
Er waren geen betekenisvolle klinische verschillen in de algemene werkzaamheid van het vaccin bij
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma,
body mass index
(BMI) ≥
30 kg/m
2
, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 18.325
N = 18.198
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI)
e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
*
Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
10
Tabel 2:
a.
b.
c.
d.
e.
De werkzaamheid van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
deelnemers met medische comorbiditeiten die gepaard gaan met een hoog risico op ernstige
COVID-19.
Bijgewerkte analyses van de werkzaamheid zijn uitgevoerd met aanvullende, bevestigde gevallen van
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.
Tabel 3:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde follow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 21.096
N = 20.998
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
e
)
Alle deelnemers
f
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
11
dosis 2, vergeleken met placebo, 91,1% (95%-BI van 88,8% tot 93,0%) bij deelnemers in de
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
Werkzaamheid tegen ernstige COVID-19
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.
Tabel 4:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde follow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
a
a
n1
n1
van vaccin %
b
b
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
c
)
Na dosis 1
d
1
30
96,7
e
e
8,439 (22.505)
8,288 (22.435)
(80,3; 99,9)
f
7 dagen na dosis 2
1
21
95,3
g
g
6,522 (21.649)
6,404 (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30 ademhalingen per minuut,
hartslag ≥
125
slagen per minuut, zuurstofsaturatie ≤
93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
opname op een intensivecareafdeling;
overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste
intention-to-treat)
die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
12
f.
Werkzaamheid beoordeeld op basis van de evalueerbare populatie voor de werkzaamheid (7 dagen) die
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 jaar en ouder – na een boosterdosis
De werkzaamheid van een boosterdosis van Comirnaty is gebaseerd op een beoordeling van 50%
neutraliserende antistoftiters (NT50) tegen SARS-CoV-2 (USA_WA1/2020) in onderzoek 2. In dit
onderzoek werd de boosterdosis 5 tot 8 maanden (mediaan 7 maanden) na de tweede dosis toegediend.
Analyses van NT50 1 maand na de boosterdosis, vergeleken met 1 maand na de primaire reeks bij
personen van 18 tot en met 55 jaar oud, die geen serologisch of virologisch bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie hadden tot en met 1 maand na vaccinatie van de boosterdosis, toonden
niet-inferioriteit aan voor zowel geometrisch gemiddelde ratio (GMR) als verschil in percentages voor
serologische respons. De serologische respons voor een deelnemer werd gedefinieerd als het bereiken
van een ≥
4-voudige stijging van NT50 ten opzichte van de uitgangssituatie (vóór de primaire reeks).
Deze analyses worden samengevat in tabel 5.
13
Tabel 5:
Neutralisatietest voor SARS-CoV-2 – NT50 (titer)
(SARS-CoV-2 USA_WA1/2020) –
vergelijking van 1 maand na een boosterdosis met 1 maand na de primaire reeks
voor GMT en percentage serologische respons – deelnemers van 18 tot en met
55 jaar zonder bewijs van infectie tot 1 maand na de boosterdosis* – evalueerbare
immunogeniciteitspopulatie met boosterdosis
±
1 maand na
boosterdosis/
1 maand na
Doelstelling
primaire
bereikt voor
1 maand na
1 maand na
reeks
niet-inferioriteit
boosterdosis
primaire reeks
N
(95%-BI)
(95%-BI)
(97,5%-BI)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde 50%
750,6
b
2.466,0
b
3,29
c
neutraliserende
212
a
(2.202,6; 2.760,8) (656,2; 858,6)
(2,77; 3,90)
J
d
titer (GMT
b
)
Percentage
serologische
respons (%) voor
199
f
196
f
50%
99,5%
98,0%
1,5%
g
neutraliserende
200
e
(97,2%; 100,0%) (95,0%; 99,5%) (-0,7; 3,7%
h
)
J
i
titer
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ =
lower limit of quantitation
(onderste grens van kwantificatie);
N-bindend = nucleoproteïnebindend voor SARS-CoV-2; NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50%
neutraliserende titer; SARS-CoV-2 =
severe acute respiratory syndrome-coronavirus
2; J/N = ja/nee.
NT50 voor SARS-CoV-2 werd bepaald met behulp van de
mNeonGreen Virus Microneutralization Assay
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na toediening van een boosterdosis
van Comirnaty) van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende
antistof en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT (neusswab) en bij ieder ongepland
bezoek tot 1 maand na de boosterdosis een negatieve NAAT (neusswab) hadden, werden in de analyse
opgenomen.
± Alle in aanmerking komende deelnemers, die zoals aanvankelijk gerandomiseerd 2 doses Comirnaty
hadden gekregen, waarbij dosis 2 binnen de vooraf vastgelegde marge (binnen 19 tot 42 dagen na dosis 1)
werd toegediend, kregen een boosterdosis van Comirnaty, hadden na de boosterdosis ten minste 1 geldig
en vastgesteld immunogeniciteitsresultaat op basis van een bloedafname binnen een gepaste marge (binnen
28 tot 42 dagen na de boosterdosis) en hadden volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van
het protocol.
a. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten bij beide tijdpunten voor bloedafname
binnen de gespecificeerde marge.
b. GMT’s en 2-zijdige 95%-BI’s zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
c. GMR’s en 2-zijdige 97,5%-BI’s zijn berekend door de machtsverheffing van de gemiddelde verschillen in
de logaritmen van de test en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op de t-distributie van Student).
d. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor de GMR > 0,67 is en
de puntschatting van de GMR ≥
0,80 is.
e. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten voor de gespecificeerde test bij de
uitgangssituatie, 1 maand na dosis 2 en 1 maand na de boosterdosis binnen de gespecificeerde marge. Deze
waarden zijn de noemers voor de procentuele berekeningen.
f. Aantal deelnemers met een serologische respons voor de specifieke test op het specifieke tijdpunt voor de
toegediende dosis/bloedafname. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
g. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (1 maand na de boosterdosis – 1 maand na dosis 2).
h. Aangepast 2-zijdig BI volgens Wald voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten.
i. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor het procentuele
verschil > -10% is.
14
Relatieve werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers van 16 jaar en ouder – na een boosterdosis
Een tussentijdse analyse van de werkzaamheid van onderzoek 4, een placebogecontroleerd
boosteronderzoek dat is uitgevoerd met ongeveer 10.000 deelnemers van 16 jaar en ouder die werden
gerekruteerd uit onderzoek 2, evalueerde bevestigde gevallen van COVID-19 die werden verzameld
vanaf ten minste 7 dagen na vaccinatie met een booster tot en met de afsluitende datum van de
gegevens, 5 oktober 2021. Dit vertegenwoordigt een mediane follow-up van 2,5 maanden na een
booster. De boosterdosis werd 5 tot 13 maanden (mediaan 11 maanden) na de tweede dosis
toegediend. De werkzaamheid van het vaccin bij een boosterdosis van Comirnaty na de primaire reeks
werd beoordeeld ten opzichte van de groep met een placebobooster die slechts de doses van de
primaire reeks kreeg.
De informatie over de relatieve werkzaamheid van het vaccin voor deelnemers van 16 jaar en ouder
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 wordt weergegeven in tabel 6. De relatieve
werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 bedroeg 94,6% (95%-betrouwbaarheidsinterval van 88,5% tot 97,9%), vergelijkbaar
met wat werd waargenomen bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie. Bij de gevallen van
primaire COVID-19 die vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster werden waargenomen, waren er
7 primaire gevallen in de groep met Comirnaty en 124 primaire gevallen in de placebogroep.
Tabel 6:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
vaccinatie met een booster – deelnemers van 16 jaar en ouder zonder bewijs van
infectie – evalueerbare populatie voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na een boosterdosis bij deelnemers zonder
bewijs van eerdere SARS-CoV-2-infectie*
Comirnaty
Placebo
a
N = 4.695
N
a
= 4.671
Relatieve
Gevallen
Gevallen
werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin
e
%
Bewakingsperiode
c
(n2
d
) Bewakingsperiode
c
(n2
d
)
(95%-BI
f
)
Eerste optreden van
COVID-19 vanaf
7 dagen na vaccinatie
6
123
95,3
met een booster
0,823 (4.659)
0,792 (4.614)
(89,5; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van vaccinatie met een
booster) van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij
bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij bezoek 1 en een negatieve
NAAT [neusswab] hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na vaccinatie met een booster), werden in
de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Relatieve werkzaamheid van het vaccin voor de groep met een booster van Comirnaty ten opzichte van de
placebogroep (zonder booster).
f. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de relatieve werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op
basis van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
Immunogeniciteit van een boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd
COVID-19-vaccin
De effectiviteit van een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg) bij personen die de primaire vaccinatie
hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe boosterdosis), is afgeleid
van immunogeniciteitsgegevens van een onafhankelijk klinisch, open-label fase 1/2-onderzoek van
National Institutes of Health
(NIH) (NCT04889209), dat in de Verenigde Staten is uitgevoerd. In dit
15
onderzoek kregen volwassenen (bereik: 19 tot 80 jaar oud) die ten minste 12 weken vóór de
rekrutering een primaire vaccinatie hadden voltooid van een reeks van 2 doses Moderna 100 mcg
(N = 51, gemiddelde leeftijd 54 ± 17), een enkele dosis Janssen (N = 53, gemiddelde leeftijd 48 ± 14)
of een reeks van 2 doses Comirnaty 30 mcg (N = 50, gemiddelde leeftijd 50 ± 18) en die geen
voorgeschiedenis meldden van infectie met SARS-CoV-2, een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg).
De booster met Comirnaty induceerde een 36-, 12- en 20-voudige stijging van neutraliserende titers na
primaire doses van respectievelijk Janssen, Moderna en Comirnaty.
Een heterologe booster met Comirnaty werd ook geëvalueerd in het CoV-BOOST-onderzoek
(EudraCT 2021-002175-19), een multicenter, gerandomiseerd, gecontroleerd fase 2-onderzoek naar
vaccinatie met een derde booster tegen COVID-19, waarbij 107 volwassen deelnemers (mediane
leeftijd 71 jaar, interkwartiel bereik: 54 tot 77 jaar) ten minste 70 dagen na 2 doses COVID-19-vaccin
van AstraZeneca werden gerandomiseerd. Bij een heterologe booster van Comirnaty (n = 95) na de
primaire reeks met het COVID-19-vaccin van AstraZeneca steeg de GMR voor
pseudovirus-neutraliserende antistof (wildtype) NT50 met een factor 21,6.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
16
waarbij de periode liep van dag 21 voorafgaand aan het paren tot dag 20 van de dracht).
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
nakomelingen. Er waren geen vaccingerelateerde effecten op de vrouwelijke vruchtbaarheid, de dracht
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Kaliumchloride
Kaliumdiwaterstoffosfaat
Natriumchloride
Dinatriumfosfaatdihydraat
Sucrose
Water voor injectie
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
15 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Binnen de houdbaarheid van 15 maanden kunnen ongeopende injectieflacons worden bewaard en
getransporteerd bij -25 °C tot -15 °C gedurende een enkele periode van maximaal 2 weken en kunnen
opnieuw bij -90 °C tot -60 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
195 injectieflacons gedurende 3 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
1 maand bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 15 maanden.
Binnen deze houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot 8 °C mag maximaal 48 uur worden gebruikt voor
transport.
Vóór gebruik kan de ongeopende injectieflacon maximaal 2 uur bij temperaturen tot 30 °C worden
bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Wanneer het vaccin ontdooid is, mag het niet opnieuw worden ingevroren.
17
Afhandeling van temperatuurafwijkingen na verwijderen uit de vriezer
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik gedurende
maximaal:
24 uur indien bewaard bij temperaturen van -3 °C tot +2 °C
in totaal 4 uur indien bewaard bij temperaturen van 8 °C tot 30 °C; dit is inclusief de 2 uur tot
30 °C, zoals hierboven vermeld
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij
ultralage temperatuur (< -60 °C) worden genomen, mogen maximaal 5 minuten bij temperaturen
tot 25 °C blijven.
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
worden genomen, mogen gedurende maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Wanneer trays met injectieflacons na blootstelling aan een temperatuur tot 25 °C opnieuw in
diepvriesopslag worden geplaatst, moeten deze gedurende ten minste 2 uur in diepvriesopslag
blijven voordat ze daar weer uit kunnen worden gehaald.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij -25 °C tot -15 °C
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C
tot -15 °C) worden genomen, mogen maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C tot -15 °C) worden genomen,
mogen gedurende maximaal 1 minuut bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Nadat een injectieflacon uit een tray met injectieflacons is genomen, moet die worden ontdooid voor
gebruik.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning in natriumchlorideoplossing (9 mg/ml; 0,9%) voor injectie zijn chemische en fysische
stabiliteit tijdens gebruik, inclusief tijdens transport, aangetoond gedurende 6 uur bij 2 °C tot 30 °C.
Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de methode
voor verdunning het risico op microbiële verontreiniging uitsluit. Als het niet onmiddellijk wordt
gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden en -condities de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
0,45 ml concentraat in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml
met een stop (synthetisch broombutylrubber) en een paarse plastic flip-offdop met aluminium
verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootte: 195 injectieflacons
18
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
Controleer of de injectieflacon een
Paarse dop
paarse plastic dop heeft.
Als de injectieflacon een grijze plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
Na verdunning
Als de injectieflacon een oranje plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
19
ONTDOOIEN VOORAFGAAND AAN VERDUNNEN VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
De injectieflacon voor meervoudige
dosering wordt bevroren bewaard en
de inhoud moet vóór verdunning
worden ontdooid. Breng bevroren
injectieflacons over naar een
Niet langer dan
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
ontdooien; het kan 3 uur duren om een
2 uur bij
verpakking met 195 injectieflacons te
kamertemperatuur
ontdooien. Als alternatief kunnen
(tot 30 °C).
bevroren injectieflacons ook
gedurende 30 minuten bij
temperaturen tot 30 °C worden
ontdooid voor onmiddellijk gebruik.
De ongeopende injectieflacon kan
maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot
8 °C mag maximaal 48 uur worden
gebruikt voor transport.
Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen. Vóór
gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 2 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
Keer de injectieflacon voorafgaand
aan verdunning 10 maal om. Niet
schudden.
Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
20
VERDUNNEN VAN COMIRNATY 30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,8 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge of
dunner en aseptische technieken.
1,8 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie.
Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,8 ml lucht
op te trekken in de lege spuit voor
verdunningsmiddel.
Trek de zuiger terug tot 1,8 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.
21
Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
Het verdunde vaccin moet een
gebroken witte dispersie zijn waarin
geen deeltjes zichtbaar zijn. Gebruik
het verdunde vaccin niet als er
vreemde deeltjes aanwezig zijn of als
er sprake is van verkleuring.
Voorzichtig × 10
Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 6 uur,
inclusief alle transporttijd.
Vries de verdunde dispersie niet in en
schud er niet mee. Laat de verdunde
dispersie, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Tijdstip voor
weggooien
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 6 uur gebruiken.
22
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
Na verdunning bevat de injectieflacon
2,25 ml, waaruit 6 doses van 0,3 ml
kunnen worden opgetrokken.
Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
Gooi ongebruikt vaccin binnen 6 uur
na verdunning weg.
0,3 ml verdund vaccin
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/001
23
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
24
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een grijze dop voor meervoudige dosering. Niet verdunnen vóór gebruik.
Eén injectieflacon (2,25 ml) bevat 6 doses van 0,3 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,3 ml) bevat 30 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5’-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Dispersie voor injectie.
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve immunisatie bij
personen van 12 jaar en ouder ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt door het
SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Primaire vaccinatiekuur
Personen van 12 jaar en ouder
Comirnaty wordt intramusculair toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk 0,3 ml). Het
wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te dienen (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Ernstig immuungecompromitteerde personen van 12 jaar en ouder
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
25
Onderlinge verwisselbaarheid
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Doses van Comirnaty 30 microgram/dosis, concentraat voor dispersie voor injectie na verdunning
(geleverd in een injectieflacon met een paarse dop) en Comirnaty 30 microgram/dosis, dispersie voor
injectie (geleverd in een injectieflacon met een grijze dop), worden als onderling verwisselbaar
beschouwd.
Boosterdosis
Bij personen van 12 jaar en ouder dient al vanaf 3 maanden na de primaire kuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty intramusculair te worden toegediend.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire kuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of een
adenovirusvectorvaccin.
Pediatrische patiënten
Er is een pediatrische formulering beschikbaar voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot
jonger dan 12 jaar). Raadpleeg voor details de Samenvatting van de productkenmerken voor
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Oudere patiënten
Bij oudere personen ≥
65 jaar is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.
Wijze van toediening
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie moet intramusculair worden toegediend (zie
rubriek 6.6). Niet verdunnen vóór gebruik.
De injectieflacons van Comirnaty bevatten 6 vaccindoses van 0,3 ml. Om 6 doses uit een enkele
injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode ruimte worden
gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal 35 microliter zijn. Als
standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende volume om een
zesde dosis uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en naald:
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin bevatten.
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,3 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.
Voor te nemen voorzorgen voorafgaand aan toediening van het vaccin, zie rubriek 4.4.
Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.
26
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
Na vaccinatie is een nauwlettende observatie gedurende ten minste 15 minuten aanbevolen. Een
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
27
stollingsstoornis (zoals hemofilie), omdat zich bij deze personen een bloeding of blauwe plek kan
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals beschreven in de
literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
Beperkingen van de effectiviteit van het vaccin
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
op negatieve effecten bij met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen. Comirnaty kan tijdens
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
28
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder respectievelijk
138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep). In totaal
kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16
jaar en ouder gedurende ≥
4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773 placebo) gevolgd gedurende
4
maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na een boosterdosis
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
29
In onderzoek 4, een placebogecontroleerd boosteronderzoek, kregen deelnemers van 16 jaar en ouder
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
boosterdosis tot de afsluitende datum (5 oktober 2021). Er werden geen nieuwe bijwerkingen van
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (≥1/10),
vaak (≥1/100, <1/10),
soms (≥1/1.000, <1/100),
zelden (≥1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1:
Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(≥1/10)
(≥1/100,
(≥1/1.000,
(≥1/10.000,
(<1/10.000) (kan met de
beschikbare
<1/10)
<1/100)
<1/1.000)
gegevens niet
worden
bepaald)
Bloed- en
Lymfadeno-
lymfestelsel-
pathie
a
aandoeningen
Immuunsysteem-
Overgevoelig-
Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticaria
b
,
angio-oedeem
b
)
Voedings- en
Verminderde
stofwisselings-
eetlust
stoornissen
Psychische
Insomnia
stoornissen
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
Paresthesie
d
,
aandoeningen
perifere
hypo-
gelaats-
esthesie
d
paralyse
c
Hartaandoeningen
Myocarditis;
d
pericarditis
d
Maagdarmstelsel- Diarree
d
Nausea;
aandoeningen
braken
d
30
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Hyperhidrose;
nachtzweten
Artralgie;
myalgie
Injectie-
plaatspijn;
vermoeid-
heid; koude
rillingen;
pyrexie
f
;
zwelling
van
injectie-
plaats
Injectie-
plaats-
roodheid
Pijn in
extremiteit
e
Asthenie;
malaise;
injectieplaats-
pruritus
Erythema
multiforme
d
Uitgebreide
zwelling
van de
gevaccineer
de
ledemaat
d
;
zwelling
van het
gezicht
g
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is ‘zelden’.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (‘fillers’) hebben gebruikt.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V en het
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.
4.9
Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
31
In geval van overdosering moeten de vitale functies worden gemonitord en wordt een mogelijke
symptomatische behandeling aanbevolen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van ≥
56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
De populatie voor de analyse van het primaire werkzaamheidseindpunt bestond uit 36.621 deelnemers
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
32
Op het moment van de analyse van de primaire werkzaamheid waren de deelnemers voor
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
Er waren geen betekenisvolle klinische verschillen in de algemene werkzaamheid van het vaccin bij
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma,
body mass index
(BMI) ≥
30 kg/m
2
, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 18.325
N = 18.198
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI)
e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
*
Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
Tabel 2:
a.
b.
c.
d.
e.
De werkzaamheid van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
33
deelnemers met medische comorbiditeiten die gepaard gaan met een hoog risico op ernstige
COVID-19.
Bijgewerkte analyses van de werkzaamheid zijn uitgevoerd met aanvullende, bevestigde gevallen van
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.
Tabel 3:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde follow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 21.096
N = 20.998
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
e
)
Alle deelnemers
f
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, vergeleken met placebo, 91,1% (95%-BI van 88,8% tot 93,0%) bij deelnemers in de
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
34
Werkzaamheid tegen ernstige COVID-19
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.
Tabel 4:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde follow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
a
a
n1
n1
van vaccin %
b
b
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
c
)
Na dosis 1
d
1
30
96,7
e
e
8,439 (22.505)
8,288 (22.435)
(80,3; 99,9)
7 dagen na dosis 2
f
1
21
95,3
g
g
6,522 (21.649)
6,404 (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30
ademhalingen per minuut, hartslag ≥
125
slagen per minuut, zuurstofsaturatie ≤
93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
opname op een intensivecareafdeling;
overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste
intention-to-treat)
die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
f. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de evalueerbare populatie voor de werkzaamheid (7 dagen) die
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
35
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 jaar en ouder – na een boosterdosis
De werkzaamheid van een boosterdosis van Comirnaty is gebaseerd op een beoordeling van 50%
neutraliserende antistoftiters (NT50) tegen SARS-CoV-2 (USA_WA1/2020) in onderzoek 2. In dit
onderzoek werd de boosterdosis 5 tot 8 maanden (mediaan 7 maanden) na de tweede dosis toegediend.
Analyses van NT50 1 maand na de boosterdosis, vergeleken met 1 maand na de primaire reeks bij
personen van 18 tot en met 55 jaar oud, die geen serologisch of virologisch bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie hadden tot en met 1 maand na vaccinatie van de boosterdosis, toonden
niet-inferioriteit aan voor zowel geometrisch gemiddelde ratio (GMR) als verschil in percentages voor
serologische respons. De serologische respons voor een deelnemer werd gedefinieerd als het bereiken
van een ≥
4-voudige stijging van NT50 ten opzichte van de uitgangssituatie (vóór de primaire reeks).
Deze analyses worden samengevat in tabel 5.
36
Tabel 5:
Neutralisatietest voor SARS-CoV-2 – NT50 (titer)
(SARS-CoV-2 USA_WA1/2020) –
vergelijking van 1 maand na een boosterdosis met 1 maand na de primaire reeks
voor GMT en percentage serologische respons – deelnemers van 18 tot en met
55 jaar zonder bewijs van infectie tot 1 maand na de boosterdosis* – evalueerbare
immunogeniciteitspopulatie met boosterdosis
±
1 maand na
boosterdosis/
1 maand na
Doelstelling
primaire
bereikt voor
1 maand na
1 maand na
reeks
niet-inferioriteit
boosterdosis
primaire reeks
n
(95%-BI)
(95%-BI)
(97,5%-BI)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde 50%
750,6
b
2.466,0
b
3,29
c
neutraliserende
212
a
(2.202,6; 2.760,8) (656,2; 858,6)
(2,77; 3,90)
J
d
titer (GMT
b
)
Percentage
serologische
respons (%) voor
199
f
196
f
50%
99,5%
98,0%
1,5%
g
neutraliserende
200
e
(97,2%; 100,0%) (95,0%; 99,5%) (-0,7; 3,7%
h
)
J
i
titer
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ =
lower limit of quantitation
(onderste grens van kwantificatie);
N-bindend = nucleoproteïnebindend voor SARS-CoV-2; NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50%
neutraliserende titer; SARS-CoV-2 =
severe acute respiratory syndrome-coronavirus
2; J/N = ja/nee.
NT50 voor SARS-CoV-2 werd bepaald met behulp van de
mNeonGreen Virus Microneutralization Assay
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na toediening van een boosterdosis
van Comirnaty) van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende
antistof en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT (neusswab) en bij ieder ongepland
bezoek tot 1 maand na de boosterdosis een negatieve NAAT (neusswab) hadden, werden in de analyse
opgenomen.
± Alle in aanmerking komende deelnemers, die zoals aanvankelijk gerandomiseerd 2 doses Comirnaty
hadden gekregen, waarbij dosis 2 binnen de vooraf vastgelegde marge (binnen 19 tot 42 dagen na dosis 1)
werd toegediend, kregen een boosterdosis van Comirnaty, hadden na de boosterdosis ten minste 1 geldig
en vastgesteld immunogeniciteitsresultaat op basis van een bloedafname binnen een gepaste marge (binnen
28 tot 42 dagen na de boosterdosis) en hadden volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van
het protocol.
a. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten bij beide tijdpunten voor bloedafname
binnen de gespecificeerde marge.
b. GMT’s en 2-zijdige 95%-BI’s zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
c. GMR’s en 2-zijdige 97,5%-BI’s zijn berekend door de machtsverheffing van de gemiddelde verschillen in
de logaritmen van de test en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op de t-distributie van Student).
d. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor de GMR > 0,67 is en
de puntschatting van de GMR ≥
0,80 is.
e. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten voor de gespecificeerde test bij de
uitgangssituatie, 1 maand na dosis 2 en 1 maand na de boosterdosis binnen de gespecificeerde marge. Deze
waarden zijn de noemers voor de procentuele berekeningen.
f. Aantal deelnemers met een serologische respons voor de specifieke test op het specifieke tijdpunt voor de
toegediende dosis/bloedafname. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
g. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (1 maand na de boosterdosis – 1 maand na dosis 2).
h. Aangepast 2-zijdig BI volgens Wald voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten.
i. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor het procentuele
verschil > -10% is.
37
Relatieve werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers van 16 jaar en ouder – na een boosterdosis
Een tussentijdse analyse van de werkzaamheid van onderzoek 4, een placebogecontroleerd
boosteronderzoek dat is uitgevoerd met ongeveer 10.000 deelnemers van 16 jaar en ouder die werden
gerekruteerd uit onderzoek 2, evalueerde bevestigde gevallen van COVID-19 die werden verzameld
vanaf ten minste 7 dagen na vaccinatie met een booster tot en met de afsluitende datum van de
gegevens, 5 oktober 2021. Dit vertegenwoordigt een mediane follow-up van 2,5 maanden na een
booster. De boosterdosis werd 5 tot 13 maanden (mediaan 11 maanden) na de tweede dosis
toegediend. De werkzaamheid van het vaccin bij een boosterdosis van Comirnaty na de primaire reeks
werd beoordeeld ten opzichte van de groep met een placebobooster die slechts de doses van de
primaire reeks kreeg.
De informatie over de relatieve werkzaamheid van het vaccin voor deelnemers van 16 jaar en ouder
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 wordt weergegeven in tabel 6. De relatieve
werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 bedroeg 94,6% (95%-betrouwbaarheidsinterval van 88,5% tot 97,9%), vergelijkbaar
met wat werd waargenomen bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie. Bij de gevallen van
primaire COVID-19 die vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster werden waargenomen, waren er
7 primaire gevallen in de groep met Comirnaty en 124 primaire gevallen in de placebogroep.
Tabel 6:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
vaccinatie met een booster – deelnemers van 16 jaar en ouder zonder bewijs van
infectie – evalueerbare populatie voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na een boosterdosis bij deelnemers zonder
bewijs van eerdere SARS-CoV-2-infectie*
Comirnaty
Placebo
a
N = 4.695
N
a
= 4.671
Relatieve
Gevallen
Gevallen
werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin
e
%
Bewakingsperiode
c
(n2
d
) Bewakingsperiode
c
(n2
d
)
(95%-BI
f
)
Eerste optreden van
COVID-19 vanaf
7 dagen na vaccinatie
6
123
95,3
met een booster
0,823 (4.659)
0,792 (4.614)
(89,5; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van vaccinatie met een
booster) van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij
bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij bezoek 1 en een negatieve
NAAT [neusswab] hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na vaccinatie met een booster), werden in
de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Relatieve werkzaamheid van het vaccin voor de groep met een booster van Comirnaty ten opzichte van de
placebogroep (zonder booster).
f. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de relatieve werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op
basis van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
Immunogeniciteit van een boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd
COVID-19-vaccin
De effectiviteit van een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg) bij personen die de primaire vaccinatie
hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe boosterdosis), is afgeleid
van immunogeniciteitsgegevens van een onafhankelijk klinisch, open-label fase 1/2-onderzoek van
National Institutes of Health
(NIH) (NCT04889209), dat in de Verenigde Staten is uitgevoerd. In dit
38
onderzoek kregen volwassenen (bereik: 19 tot 80 jaar oud) die ten minste 12 weken vóór de
rekrutering een primaire vaccinatie hadden voltooid van een reeks van 2 doses Moderna 100 mcg
(N = 51, gemiddelde leeftijd 54 ± 17), een enkele dosis Janssen (N = 53, gemiddelde leeftijd 48 ± 14)
of een reeks van 2 doses Comirnaty 30 mcg (N = 50, gemiddelde leeftijd 50 ± 18) en die geen
voorgeschiedenis meldden van infectie met SARS-CoV-2, een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg).
De booster met Comirnaty induceerde een 36-, 12- en 20-voudige stijging van neutraliserende titers na
primaire doses van respectievelijk Janssen, Moderna en Comirnaty.
Een heterologe booster met Comirnaty werd ook geëvalueerd in het CoV-BOOST-onderzoek
(EudraCT 2021-002175-19), een multicenter, gerandomiseerd, gecontroleerd fase 2-onderzoek naar
vaccinatie met een derde booster tegen COVID-19, waarbij 107 volwassen deelnemers (mediane
leeftijd 71 jaar, interkwartiel bereik: 54 tot 77 jaar) ten minste 70 dagen na 2 doses COVID-19-vaccin
van AstraZeneca werden gerandomiseerd. Bij een heterologe booster van Comirnaty (n = 95) na de
primaire reeks met het COVID-19-vaccin van AstraZeneca steeg de GMR voor
pseudovirus-neutraliserende antistof (wildtype) NT50 met een factor 21,6.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
39
waarbij de periode liep van dag 21 voorafgaand aan het paren tot dag 20 van de dracht).
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
nakomelingen. Er waren geen vaccingerelateerde effecten op de vrouwelijke vruchtbaarheid, de dracht
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Trometamol
Trometamolhydrochloride
Sucrose
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
12 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 6 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
Bewaring en transport gedurende 10 weken bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 12 maanden.
Wanneer het product naar een bewaring bij 2 °C tot 8 °C wordt verplaatst, moet op de omdoos
de bijgewerkte houdbaarheidsdatum worden genoteerd en moet het vaccin vóór de bijgewerkte
houdbaarheidsdatum worden gebruikt of dan worden weggegooid. De oorspronkelijke
houdbaarheidsdatum moet worden doorgestreept.
Als het vaccin bij 2 °C tot 8 °C wordt ontvangen, moet het bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
De houdbaarheidsdatum op de omdoos moet zijn bijgewerkt, zodat deze de gekoelde
houdbaarheidsdatum weergeeft, en de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum moet zijn
doorgestreept.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij een temperatuur tussen 8 °C
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
40
Wanneer het vaccin ontdooid is, mag het niet opnieuw worden ingevroren.
Afhandeling van temperatuurafwijkingen tijdens gekoelde bewaring
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik
gedurende maximaal 10 weken indien bewaard bij temperaturen van -2 °C tot +2 °C, binnen de
bewaarperiode van 10 weken tussen 2 °C en 8 °C.
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat de injectieflacon maximaal 24 uur kan worden bewaard bij
temperaturen van 8 °C tot 30 °C, inclusief de maximaal 12 uur na de eerste keer te zijn
aangeprikt.
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Geopende injectieflacon
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 12 uur bij 2 °C tot 30 °C,
inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Vanuit microbiologisch standpunt moet het product
onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de methode voor opening de risico’s op microbiële
verontreiniging uitsluit. Als het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden
en -condities de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en opening, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
2,25 ml dispersie in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml met
een stop (synthetisch broombutylrubber) en een grijze plastic flip-offdop met aluminium verzegeling.
Elke injectieflacon bevat 6 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
41
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Controleer of de injectieflacon een
grijze plastic dop heeft.
Als de injectieflacon een paarse plastic
Grijze dop
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
Als de injectieflacon een oranje plastic
Niet verdunnen
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
AFHANDELING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren wordt
Bewaren
bewaard, moet de inhoud vóór gebruik
gedurende
worden ontdooid. Breng bevroren
maximaal
injectieflacons over naar een
10 weken bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
2 °C tot 8 °C;
ontdooien; het kan 6 uur duren om een
houdbaarheids-
verpakking met 10 injectieflacons te
datum op doos
ontdooien. Zorg ervoor dat de
bijwerken.
injectieflacons vóór gebruik volledig
zijn ontdooid.
Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden.
Als alternatief kunnen afzonderlijke
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot 30 °C
worden ontdooid.
Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
42
Meng voorzichtig door de
injectieflacons vóór gebruik 10 maal
om te keren. Niet schudden.
Vóór het mengen kan de ontdooide
dispersie witte of gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
Na het mengen moet het vaccin een
witte tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het vaccin niet als er vreemde
deeltjes aanwezig zijn of als er sprake
is van verkleuring.
Voorzichtig × 10
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Reinig op aseptische wijze de stop van
de injectieflacon met een antiseptisch
doekje voor eenmalig gebruik.
Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
Noteer de betreffende datum/het
betreffende tijdstip op de
injectieflacon. Gooi ongebruikt vaccin
12 uur nadat de injectieflacon voor het
eerst is aangeprikt, weg.
0,3 ml vaccin
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
43
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/002
EU/1/20/1528/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
44
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een oranje dop voor meervoudige dosering en de inhoud moet vóór
gebruik worden verdund.
Eén injectieflacon (1,3 ml) bevat na verdunning 10 doses van 0,2 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5’-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor dispersie voor injectie (steriel concentraat).
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve
immunisatie bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt
door het SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar)
Na verdunning wordt Comirnaty 10 microgram/dosis intramusculair toegediend als een primaire kuur
van 2 doses (van elk 0,2 ml). Het wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te
dienen (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Ernstig immuungecompromitteerde personen van 5 jaar en ouder
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
45
Onderlinge verwisselbaarheid
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Comirnaty 10 microgram/dosis mag uitsluitend worden gebruikt voor kinderen van 5 tot en met
11 jaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Wijze van toediening
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie moet na verdunning
intramusculair worden toegediend (zie rubriek 6.6).
Na verdunning bevatten de injectieflacons van Comirnaty 10 vaccindoses van 0,2 ml. Om 10 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode
ruimte worden gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal
35 microliter zijn. Als standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende
volume om 10 doses uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en naald:
Elke dosis moet 0,2 ml vaccin bevatten.
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,2 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.
Voor te nemen voorzorgen voorafgaand aan toediening van het vaccin, zie rubriek 4.4.
Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
46
Na vaccinatie is een nauwlettende observatie gedurende ten minste 15 minuten aanbevolen. Een
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
stollingsstoornis (zoals hemofilie), omdat zich bij deze personen een bloeding of blauwe plek kan
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
volwassen patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals
beschreven in de literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
47
Beperkingen van de effectiviteit van het vaccin
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
op negatieve effecten bij met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen. Comirnaty kan tijdens
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar) – na
2 doses
In onderzoek 3 kregen in totaal 1.518 kinderen van 5 tot en met 11 jaar ten minste 1 dosis Comirnaty
10 microgram en kregen in totaal 750 kinderen van 5 tot en met 11 jaar een placebo. Op het moment
van de analyse van fase 2/3 onderzoek 3, met gegevens tot en met de afsluitende datum van
6 september 2021, werden 2.158 (95,1%) (1.444 Comirnaty 10 microgram en 714 placebo) kinderen
gedurende ten minste 2 maanden na de tweede dosis Comirnaty 10 microgram gevolgd. Een analyse
van de gegevens over bijwerkingen van fase 2/3 onderzoek 3 omvatte nog eens 2.379 deelnemers
[1.591 Comirnaty 10 microgram en 788 placebo], van wie 71,2% een follow-upperiode had van ten
minste 2 weken na dosis 2 tot en met de afsluitende datum van 8 oktober 2021. De
veiligheidsevaluatie voor onderzoek 3 loopt nog.
48
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij deelnemers van 5 tot 15 jaar was vergelijkbaar met
het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar waren injectieplaatspijn (> 80%),
vermoeidheid (> 50%), hoofdpijn (> 30%), injectieplaatsroodheid en zwelling van injectieplaats
(> 20%), myalgie en koude rillingen (> 10%).
Adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773
placebo) gevolgd gedurende ≥
4 maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
30 microgram en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder
respectievelijk 138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep).
In totaal kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16
jaar en ouder gedurende ≥
4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Deelnemers van 16 jaar en ouder – na een boosterdosis
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
In onderzoek 4, een placebogecontroleerd boosteronderzoek, kregen deelnemers van 16 jaar en ouder
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
49
boosterdosis tot de afsluitende datum (5 oktober 2021). Er werden geen nieuwe bijwerkingen van
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld.
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 5 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (≥1/10),
vaak (≥1/100, <1/10),
soms (≥1/1.000, <1/100),
zelden (≥1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1:
Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 5 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(≥1/10)
(≥1/100,
(≥1/1.000,
(≥1/10.000,
(<1/10.000) (kan met de
beschikbare
<1/10)
<1/100)
<1/1.000)
gegevens
niet worden
bepaald)
Bloed- en
Lymfadeno-
lymfestelsel-
pathie
a
aandoeningen
Immuunsysteem-
Overgevoelig-
Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticaria
b
,
angio-oedeem
b
)
Voedings- en
Verminderde
stofwisselings-
eetlust
stoornissen
Psychische
Insomnia
stoornissen
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
Paresthesie
d
,
aandoeningen
perifere
hypo-
gelaats-
esthesie
d
paralyse
c
Hartaandoeningen
Myocarditis;
d
pericarditis
d
Maagdarmstelsel- Diarree
d
Nausea;
aandoeningen
braken
d
Huid- en
Hyperhidrose;
Erythema
onderhuid-
nachtzweten
multiforme
d
aandoeningen
50
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Artralgie;
myalgie
Injectie-
plaatspijn;
vermoeid-
heid; koude
rillingen;
pyrexie
f
;
zwelling
van
injectie-
plaats
Injectie-
plaats-
roodheid
h
Pijn in
extremiteit
e
Asthenie;
malaise;
injectieplaats-
pruritus
Uitgebreid
e zwelling
van de
gevaccinee
rde
ledemaat
d
;
zwelling
van het
gezicht
g
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is ‘zelden’.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (‘fillers’) hebben gebruikt.
h. Injectieplaatsroodheid kwam met een hogere frequentie (zeer vaak) voor bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V en het
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.
4.9
Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
In geval van overdosering moeten de vitale functies worden gemonitord en wordt een mogelijke
symptomatische behandeling aanbevolen.
51
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van ≥
56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder – na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
De populatie voor de analyse van het primaire werkzaamheidseindpunt bestond uit 36.621 deelnemers
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
Op het moment van de analyse van de primaire werkzaamheid waren de deelnemers voor
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
52
Er waren geen betekenisvolle klinische verschillen in de algemene werkzaamheid van het vaccin bij
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma,
body mass index
(BMI) ≥
30 kg/m
2
, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 18.325
N = 18.198
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI)
e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
*
Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
Tabel 2:
a.
b.
c.
d.
e.
De werkzaamheid van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
deelnemers met medische comorbiditeiten die gepaard gaan met een hoog risico op ernstige
COVID-19.
53
Bijgewerkte analyses van de werkzaamheid zijn uitgevoerd met aanvullende, bevestigde gevallen van
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.
Tabel 3:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep – deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 – evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde follow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
a
a
N = 21.096
N = 20.998
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Subgroep
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
e
)
Alle deelnemers
f
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, vergeleken met placebo, 91,1% (95%-BI van 88,8% tot 93,0%) bij deelnemers in de
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
54
Werkzaamheid tegen ernstige COVID-19
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.
Tabel 4:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde follow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
a
a
n1
n1
van vaccin %
b
b
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI
c
)
Na dosis 1
d
1
30
96,7
e
e
8,439 (22.505)
8,288 (22.435)
(80,3; 99,9)
f
7 dagen na dosis 2
1
21
95,3
g
g
6,522 (21.649)
6,404 (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30
ademhalingen per minuut, hartslag ≥
125
slagen per minuut, zuurstofsaturatie ≤
93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
opname op een intensivecareafdeling;
overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste
intention-to-treat)
die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
f. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de evalueerbare populatie voor de werkzaamheid (7 dagen) die
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
55
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij adolescenten van 12 tot 15 jaar – na 2 doses
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan
12 jaar) – na 2 doses
Onderzoek 3 is een fase 1/2/3-onderzoek dat bestond uit een open-label, dosisbepalend deel voor het
vaccin (fase 1) en een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd (met
fysiologische zoutoplossing), waarnemergeblindeerd deel naar de werkzaamheid (fase 2/3) waarin
deelnemers van 5 tot en met 11 jaar werden opgenomen. De meerderheid (94,4%) van de deelnemers
die gerandomiseerd werden naar ontvangst van het vaccin, ontving de tweede dosis 19 dagen tot
23 dagen na dosis 1.
De beschrijvende werkzaamheidsresultaten van het vaccin bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar zonder
bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 worden gegeven in tabel 5. Bij deelnemers met bewijs
van eerdere infectie met SARS-CoV-2 zijn er geen gevallen van COVID-19 waargenomen in de
vaccingroep of in de placebogroep.
56
Tabel 5:
Werkzaamheid van het vaccin – eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2: zonder bewijs van infectie vóór 7 dagen na dosis 2 – fase 2/3 –evalueerbare
populatie van kinderen van 5 tot en met 11 jaar voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2*
COVID-19-mRNA-
vaccin
10 microgram/dosis
Placebo
a
N = 1.305
N
a
= 663
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
b
b
n1
n1
van vaccin %
c
d
c
d
Bewakingsperiode (n2 ) Bewakingsperiode (n2 )
(95%-BI)
Kinderen van 5 tot
3
16
90,7
en met 11 jaar
0,322 (1.273)
0,159 (637)
(67,7; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van
Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction
(RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts;
nieuwe of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen
spierpijn; nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na
dosis 2, werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen
elke groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19
loopt vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
In onderzoek 3 toonde een analyse van 50% neutraliserende titers (NT50) voor SARS-CoV-2 1 maand
na dosis 2 bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers effectiviteit aan door
immuunoverbrugging van immuunresponsen. Daarbij werden kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z.
van 5 tot jonger dan 12 jaar) in het fase 2/3 gedeelte van onderzoek 3 vergeleken met deelnemers van
16 tot 25 jaar in het fase 2/3 deel van onderzoek 3 voor wie er geen serologisch of virologisch bewijs
was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2, waarbij voldaan
werd aan de vooraf gespecificeerde criteria voor immuunoverbrugging voor zowel geometrisch
gemiddelde ratio (GMR) als verschil in serologische respons. De serologische respons werd
gedefinieerd als het bereiken van een ten minste 4-voudige stijging van NT50 voor SARS-CoV-2 ten
opzichte van de uitgangssituatie (vóór dosis 1).
De GMR van de NT50 voor SARS-CoV-2 1 maand na dosis 2 bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar
(d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar) ten opzichte van die bij jongvolwassenen van 16 tot 25 jaar was
1,04 (2-zijdig 95%-BI: 0,93; 1,18). Bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 tot 1 maand na dosis 2 had 99,2% van de kinderen van 5 tot en met 11 jaar en 99,2%
van de deelnemers van 16 tot 25 jaar 1 maand na dosis 2 een serologische respons. Het verschil in
percentages van deelnemers met een serologische respons tussen de 2 leeftijdsgroepen (kinderen –
jongvolwassenen) was 0,0% (2-zijdig 95%-BI: -2,0%; 2,2%). Deze informatie wordt gegeven in
tabel 6.
57
Tabel 6:
Samenvatting van geometrisch gemiddelde ratio voor 50% neutraliserende titer en
verschil in percentages van deelnemers met serologische respons – vergelijking van
kinderen van 5 tot en met 11 jaar (onderzoek 3) met deelnemers van 16 tot 25 jaar
(onderzoek 2) – deelnemers zonder bewijs van infectie tot 1 maand na dosis 2 –
subgroep met immuunoverbrugging – fase 2/3 – evalueerbare populatie voor
immunogeniciteit
COVID-19-mRNA-vaccin
30 microgram/dosi
10 microgram/dosis
s
5 tot 11 jaar
16 tot 25 jaar
5 tot en met 11 jaar/
a
a
N = 264
N = 253
16 tot 25 jaar
Doelstelling
bereikt voor
immuun-
c
c
d
overbrugging
e
GMT
GMT
GMR
Tijdpunt
b
(95%-BI
c
)
(95%-BI
c
)
(95%-BI
d
)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde
voor 50%
neutralise-
1.197,6
1.146,5
1,04
rende titer
f
1 maand
c
na dosis 2 (1.106,1; 1.296,6) (1.045,5; 1.257,2) (0,93; 1,18)
J
(GMT )
Doelstelling
bereikt voor
immuun-
g
g
i
n (%)
n (%)
Verschil % overbrugging
k
Tijdpunt
b
(95%-BI
h
)
(95%-BI
h
)
(95%-BI
j
)
(J/N)
Percentage
serologische
respons (%)
voor 50%
1 maand
262 (99,2)
251 (99,2)
0,0
neutralise-
f
na dosis 2
(97,3; 99,9)
(97,2; 99,9)
(-2,0; 2,2)
J
rende titer
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ =
lower limit of quantitation
(onderste grens van kwantificatie);
NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50% neutraliserende titer; SARS-CoV-2 =
severe acute
respiratory syndrome-coronavirus
2.
Opmerking: Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na de bloedafname na dosis 2)
van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij het bezoek van
dosis 1 en 1 maand na dosis 2, SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij de
bezoeken van dosis 1 en dosis 2, bij ieder ongepland bezoek tot 1 maand na de bloedafname na dosis 2 een
negatieve NAAT (neusswab) en geen medische voorgeschiedenis van COVID-19 hadden, werden in de analyse
opgenomen.
Opmerking: Serologische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een ≥
4-voudige stijging ten opzichte
van de uitgangssituatie (vóór dosis 1). Als de meting in de uitgangssituatie lager is dan de LLOQ, wordt een
testresultaat van ≥
4 × LLOQ na vaccinatie beschouwd als een serologische respons.
a. N = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten vóór vaccinatie en 1 maand na dosis 2.
Deze waarden zijn ook de noemers die worden gebruikt bij de procentuele berekeningen voor percentages
van serologische respons.
b. In het protocol gespecificeerd tijdstip voor bloedafname.
c. GMT’s en 2-zijdige 95%-BI’s zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
d. GMR’s en 2-zijdige 95%-BI’s zijn berekend door de machtsverheffing van het gemiddelde verschil in de
logaritmen van de titers (5 tot en met 11 jaar min 16 tot 25 jaar) en de overeenkomstige BI’s (gebaseerd op
de t-distributie van Student).
e. Immuunoverbrugging, gebaseerd op de GMT, wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI
voor de GMR groter is dan 0,67 en de puntschatting van de GMR ≥
0,8 is.
58
NT50 voor SARS-CoV-2 werd bepaald met behulp van de
mNeonGreen Virus Microneutralization Assay
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
g. n = aantal deelnemers met serologische respons, gebaseerd op NT50 1 maand na dosis 2.
h. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
i. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (5 tot en met 11 jaar min 16 tot 25 jaar).
j. 2-zijdig BI, gebaseerd op de Miettinen-Nurminen-methode voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in
procenten.
k. Immuunoverbrugging, gebaseerd op percentage serologische respons, wordt verklaard als de ondergrens
van het 2-zijdige 95%-BI voor het verschil in serologische respons groter is dan -10,0%.
f.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
waarbij de periode liep van dag 21 voorafgaand aan het paren tot dag 20 van de dracht).
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
59
nakomelingen. Er waren geen vaccingerelateerde effecten op de vrouwelijke vruchtbaarheid, de dracht
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Trometamol
Trometamolhydrochloride
Sucrose
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
12 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 4 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
Bewaring en transport gedurende 10 weken bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 12 maanden.
Wanneer het vaccin naar een bewaring bij 2 °C tot 8 °C wordt verplaatst, moet op de omdoos de
bijgewerkte houdbaarheidsdatum worden genoteerd en moet het vaccin vóór de bijgewerkte
houdbaarheidsdatum worden gebruikt of dan worden weggegooid. De oorspronkelijke
houdbaarheidsdatum moet worden doorgestreept.
Als het vaccin bij 2 °C tot 8 °C wordt ontvangen, moet het bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
De houdbaarheidsdatum op de omdoos moet zijn bijgewerkt, zodat deze de gekoelde
houdbaarheidsdatum weergeeft, en de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum moet zijn
doorgestreept.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij temperaturen tussen 8 °C en
30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
60
Wanneer het vaccin ontdooid is, mag het niet opnieuw worden ingevroren.
Afhandeling van temperatuurafwijkingen tijdens gekoelde bewaring
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik
gedurende maximaal 10 weken indien bewaard bij temperaturen van -2 °C tot +2 °C, en binnen
de bewaarperiode van 10 weken tussen 2 °C en 8 °C.
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat de injectieflacon maximaal 24 uur kan worden bewaard bij
temperaturen van 8 °C tot 30 °C, inclusief de maximaal 12 uur na de eerste keer te zijn
aangeprikt.
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning met natriumchlorideoplossing (9 mg/ml; 0,9%) voor injectie zijn chemische en
fysische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond gedurende 12 uur bij 2 °C tot 30 °C, inclusief een
transporttijd van maximaal 6 uur. Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk
worden gebruikt, tenzij de methode voor verdunning het risico op microbiële verontreiniging uitsluit.
Als het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden en -condities de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
1,3 ml concentraat voor dispersie in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering
(type I-glas) van 2 ml met een stop (synthetisch broombutylrubber) en een oranje plastic flip-offdop
met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 10 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor hanteren
Comirnaty 10 microgram/dosis moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden
bereid met een aseptische techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
61
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
Controleer of de injectieflacon een
oranje plastic dop heeft.
Oranje dop
Als de injectieflacon een paarse
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
Als de injectieflacon een grijze
Na verdunning
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
10 mcg
HANTERING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren
wordt bewaard, moet de inhoud vóór
Bewaren
gebruik worden ontdooid. Breng
gedurende
bevroren injectieflacons over naar
maximaal
een omgeving van 2 °C tot 8 °C om
10 weken bij
te ontdooien; het kan 4 uur duren om
2 °C tot 8 °C.
een verpakking met
10 injectieflacons te ontdooien. Zorg
ervoor dat de injectieflacons vóór
gebruik volledig zijn ontdooid.
Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte
uiterste houdbaarheidsdatum (EXP)
mag niet worden overschreden.
Als alternatief kunnen afzonderlijke,
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid.
Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij
een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
62
MENGEN VÓÓR VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen en keer de
injectieflacon voorafgaand aan
verdunning voorzichtig 10 maal om.
Niet schudden.
Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
Voorzichtig × 10
VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,3 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge
of dunner en aseptische technieken.
1,3 ml natriumchloride 0,9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie
63
Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,3 ml
lucht op te trekken in de lege spuit
voor verdunningsmiddel.
Trek de zuiger terug tot 1,3 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.
Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
Het verdunde vaccin moet een witte
tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het verdunde vaccin niet als
er vreemde deeltjes aanwezig zijn of
als er sprake is van verkleuring.
Voorzichtig × 10
64
Tijdstip voor
weggooien
Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 12 uur.
Vries de verdunde dispersie niet in
en schud er niet mee. Laat de
verdunde dispersie, indien gekoeld,
vóór gebruik op kamertemperatuur
komen.
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 12 uur gebruiken.
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,2 ML COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,6 ml, waaruit
10 doses van 0,2 ml kunnen worden
opgetrokken.
Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
Trek 0,2 ml Comirnaty op voor
kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 10 doses
uit een enkele injectieflacon te
kunnen optrekken. De dode ruimte
van de combinatie van spuit en naald
mag maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om tien doses uit
een enkele injectieflacon op te
trekken.
Elke dosis moet 0,2 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,2 ml kan
opleveren.
Gooi ongebruikt vaccin binnen
12 uur na verdunning weg.
0,2 ml verdund vaccin
65
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/004
EU/1/20/1528/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
66
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOFFEN EN FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
B.
C.
D.
E.
67
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOFFEN EN
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof(fen)
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
BioNTech Manufacturing Marburg GmbH
Emil-von-Behring-Strasse 76
35401 Marburg
Duitsland
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Grange Castle Business Park
Clondalkin
Dublin 22
Ierland
Rentschler Biopharma SE
Erwin-Rentschler-Strasse 21
88471 Laupheim
Duitsland
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
1 Burtt Road
Andover, MA 01810
VS
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.
68
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14, lid 7 van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Ter bevestiging van de werkzaamheid en veiligheid van Comirnaty, moet de
vergunninghouder het laatste klinische onderzoeksrapport voor het
gerandomiseerde, placebogecontroleerde, waarnemergeblindeerde onderzoek
C4591001 indienen.
Ter bevestiging van de werkzaamheid en veiligheid van Comirnaty, moet de
vergunninghouder het laatste klinische onderzoeksrapport voor het
gerandomiseerde, placebogecontroleerde, waarnemergeblindeerde onderzoek
C4591007 indienen.
Uiterste
datum
December
2023
Juli 2024
69
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
70
A. ETIKETTERING
71
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na verdunning bevat elke injectieflacon 6 doses van 0,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, kaliumchloride, kaliumdiwaterstoffosfaat,
natriumchloride, dinatriumfosfaatdihydraat, sucrose, water voor injectie, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor dispersie voor injectie
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Scan de QR-code voor meer informatie.
Verdunnen vóór gebruik: verdun elke injectieflacon met 1,8 ml natriumchlorideoplossing (9 mg/ml;
0,9%) voor injectie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: ……………..
(Maximaal 1 maand. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
72
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Vóór verdunning bewaren bij -90 °C tot -60 °C in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming
tegen licht.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 6 uur worden gebruikt.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/001
13.
LOT
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
73
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 30 microgram steriel concentraat
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
LOT
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6 doses van 30 microgram na verdunning
6.
OVERIGE
Tijdstip voor weggooien:
74
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 6 doses van 0,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, trometamol, trometamolhydrochloride,
sucrose, water voor injectie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Dispersie voor injectie
10 injectieflacons voor meervoudige dosering
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik.
Niet verdunnen vóór gebruik.
Scan de QR-code voor meer informatie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: ……………..
(Maximaal 10 weken. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
75
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Na ontvangst bewaren bij 2 °C tot 8 °C. Na ontdooien niet opnieuw invriezen.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Lees de bijsluiter vóór het gebruik en voor aanvullende informatie over de bewaring.
Na voor het eerst te zijn aangeprikt, bewaren bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur gebruiken.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/002 10 injectieflacons voor meervoudige dosering
EU/1/20/1528/003 195 injectieflacons voor meervoudige dosering
13.
LOT
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
76
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 30 microgram injectie
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Niet verdunnen.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
LOT
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6 doses van 30 microgram
6.
OVERIGE
Tijdstip voor weggooien:
77
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na verdunning bevat elke injectieflacon 10 doses van 0,2 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, trometamol, trometamolhydrochloride,
sucrose, water voor injectie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor dispersie voor injectie
10 injectieflacons voor meervoudige dosering
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik na verdunning.
Lees de bijsluiter vóór het gebruik en voor aanvullende informatie over de bewaring.
Scan de QR-code voor meer informatie.
Verdunnen vóór gebruik: verdun elke injectieflacon met 1,3 ml natriumchlorideoplossing (9 mg/ml;
0,9%) voor injectie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
78
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: ……………..
(Maximaal 10 weken. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Na ontvangst bewaren bij 2 °C tot 8 °C. Na ontdooien niet opnieuw invriezen.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/004 10 injectieflacons voor meervoudige dosering
EU/1/20/1528/005 195 injectieflacons voor meervoudige dosering
13.
LOT
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
79
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
80
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 10 microgram steriel concentraat
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
LOT
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 doses van 10 microgram na verdunning
6.
OVERIGE
Datum/tijdstip voor weggooien:
81
B. BIJSLUITER
82
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin toegediend krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt gegeven aan
volwassenen en jongeren van 12 jaar en ouder.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij u geen
COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit vaccin toegediend krijgt als
u:
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat u in het verleden Comirnaty heeft gekregen
zenuwachtig bent voor het vaccinatieproces of ooit bent flauwgevallen na een naaldprik
83
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. U kunt echter wel uw vaccinatie
krijgen als u lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een verkoudheid,
heeft
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
een verzwakte afweer van uw lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van uw lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat u een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het afweersysteem van
het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van Comirnaty, zelfs na een
derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen blijven toepassen om
COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals gebruikelijk
gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts bespreken.
Kinderen
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt niet aanbevolen voor
kinderen jonger dan 12 jaar.
Er is een pediatrische presentatie beschikbaar voor kinderen van 5 tot 11 jaar oud. Zie voor meer
informatie de bijsluiter voor Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan, bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of heeft u kort geleden een
ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of denkt u zwanger te zijn? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of
apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op uw rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen voordat u een voertuig bestuurt of machines bedient.
Comirnaty bevat kalium en natrium
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol kalium (39 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘kaliumvrij’ is.
84
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt na verdunning toegediend als een injectie van 0,3 ml in een spier van uw bovenarm.
U krijgt 2 injecties toegediend.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van uw lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat u ten minste 28 dagen
na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin. Neem contact op met uw medische zorgverlener om na te gaan of u in
aanmerking komt voor de boosterdosis, en wanneer die moet worden gegeven.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
pijn en zwelling op de plaats van injectie
vermoeidheid
hoofdpijn
spierpijn
koude rillingen
gewrichtspijn
diarree
koorts
Sommige van deze bijwerkingen kwamen enigszins vaker voor bij jongeren van 12 tot 15 jaar dan bij
volwassenen.
Vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
roodheid op de plaats van injectie
misselijkheid
overgeven
Soms voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
zich onwel voelen
pijn in de arm
slapeloosheid
jeuk op de plaats van injectie
85
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
minder trek in eten
heel erg veel zweten
nachtzweten
Zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 gebruikers
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
ernstige allergische reactie
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (‘fillers’) toegediend hebben gekregen)
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C. Ongeopende injectieflacons kunnen worden bewaard en
getransporteerd bij -25 °C tot -15 °C gedurende een enkele periode van maximaal 2 weken en kunnen
opnieuw bij -90 °C tot -60 °C worden bewaard; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum (EXP) mag
niet worden overschreden.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
195 injectieflacons gedurende 3 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
86
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij
ultralage temperatuur (< -60 °C) worden genomen, mogen maximaal 5 minuten bij temperaturen
tot 25 °C blijven.
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
worden genomen, mogen gedurende maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Wanneer trays met injectieflacons na blootstelling aan een temperatuur tot 25 °C opnieuw in
diepvriesopslag worden geplaatst, moeten deze gedurende ten minste 2 uur in diepvriesopslag
blijven voordat ze daar weer uit kunnen worden gehaald.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij -25 °C tot -15 °C
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C
tot -15 °C) worden genomen, mogen maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C tot -15 °C) worden genomen,
mogen gedurende maximaal 1 minuut bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Nadat een injectieflacon uit een tray met injectieflacons is genomen, moet die worden ontdooid voor
gebruik.
Na ontdooien moet het vaccin onmiddellijk worden verdund en gebruikt. Stabiliteitsgegevens tijdens
gebruik hebben echter aangetoond dat het onverdunde vaccin na verwijdering uit de vriezer,
voorafgaand aan gebruik, kan worden bewaard gedurende maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C; de
gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot 8 °C mag maximaal 48 uur worden gebruikt voor transport.
Vóór gebruik kan het ongeopende vaccin maximaal 2 uur bij een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard en getransporteerd bij 2 °C tot 30 °C en binnen 6 uur
worden gebruikt. Ongebruikt vaccin moet worden weggegooid.
Na verwijdering uit de vriezer en verdunning moet op de injectieflacons de nieuwe datum en het
nieuwe tijdstip voor weggooien worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden
ingevroren.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes in de verdunning ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
Na verdunning bevat de injectieflacon 6 doses van 0,3 ml met elk 30 microgram tozinameran.
De andere stoffen in dit middel zijn:
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
cholesterol
87
kaliumchloride
kaliumdiwaterstoffosfaat
natriumchloride
dinatriumfosfaatdihydraat
sucrose
water voor injectie
natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
zoutzuur (voor aanpassing van de pH)
Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een paarse
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses.
Verpakkingsgrootte: 195 injectieflacons
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer S.A./N.V.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Teл: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel. +370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +35621 344610
88
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 201 100
Deutschland
BioNTech Manufacturing GmbH
Tel: +49 6131 90840
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer
Ελλάς
A.E.
Τηλ.: +30 210 6785 800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34914909900
France
Pfizer
Tél +33 1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 526 100
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf
Simi: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Tηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel.: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
89
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Na verdunning moet Comirnaty intramusculair worden toegediend als een primaire kuur van 2 doses
(van elk 0,3 ml) met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
90
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
Controleer of de injectieflacon een
Paarse dop
paarse plastic dop heeft.
Als de injectieflacon een grijze plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
Als de injectieflacon een oranje
Na verdunning
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
91
ONTDOOIEN VOORAFGAAND AAN VERDUNNEN VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
De injectieflacon voor meervoudige
dosering wordt bevroren bewaard en
de inhoud moet vóór verdunning
worden ontdooid. Breng bevroren
Niet langer dan
injectieflacons over naar een
2 uur bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
kamertemperatuur
ontdooien; het kan 3 uur duren om
(tot 30 °C).
een verpakking met
195 injectieflacons te ontdooien. Als
alternatief kunnen bevroren
injectieflacons ook gedurende
30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid voor
onmiddellijk gebruik.
De ongeopende injectieflacon kan
maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C;
de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C
tot 8 °C mag maximaal 48 uur
worden gebruikt voor transport.
Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen. Vóór
gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 2 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
Keer de injectieflacon voorafgaand
aan verdunning 10 maal om. Niet
schudden.
Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
92
VERDUNNEN VAN COMIRNATY 30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,8 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge of
dunner en aseptische technieken.
1,8 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie.
Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,8 ml lucht
op te trekken in de lege spuit voor
verdunningsmiddel.
Trek de zuiger terug tot 1,8 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.
93
Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
Het verdunde vaccin moet een
gebroken witte dispersie zijn waarin
geen deeltjes zichtbaar zijn. Gebruik
het verdunde vaccin niet als er
vreemde deeltjes aanwezig zijn of als
er sprake is van verkleuring.
Voorzichtig × 10
Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 6 uur,
inclusief alle transporttijd.
Vries de verdunde dispersie niet in en
schud er niet mee. Laat de verdunde
dispersie, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Tijdstip voor
weggooien
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 6 uur gebruiken.
94
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,25 ml, waaruit
6 doses van 0,3 ml kunnen worden
opgetrokken.
Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 6 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een
zesde dosis uit een enkele
injectieflacon op te trekken.
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
Gooi ongebruikt vaccin binnen 6 uur
na verdunning weg.
0,3 ml verdund vaccin
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
95
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin toegediend krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie wordt gegeven aan volwassenen en jongeren
van 12 jaar en ouder.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij u geen
COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit vaccin toegediend krijgt als
u:
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat u in het verleden Comirnaty heeft gekregen
zenuwachtig bent voor het vaccinatieproces of ooit bent flauwgevallen na een naaldprik
96
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. U kunt echter wel uw vaccinatie
krijgen als u lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een verkoudheid,
heeft
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
een verzwakte afweer van uw lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van uw lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat u een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het afweersysteem van
het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van Comirnaty, zelfs na een
derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen blijven toepassen om
COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals gebruikelijk
gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts bespreken.
Kinderen
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan
12 jaar.
Er is een pediatrische presentatie beschikbaar voor kinderen van 5 tot 11 jaar oud. Zie voor meer
informatie de bijsluiter voor Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan, bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of heeft u kort geleden een
ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of denkt u zwanger te zijn? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of
apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op uw rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen voordat u een voertuig bestuurt of machines bedient.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt toegediend als een injectie van 0,3 ml in een spier van uw bovenarm.
97
U krijgt 2 injecties toegediend.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van uw lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat u ten minste 28 dagen
na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin. Neem contact op met uw medische zorgverlener om na te gaan of u in
aanmerking komt voor de boosterdosis, en wanneer die moet worden gegeven.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
pijn en zwelling op de plaats van injectie
vermoeidheid
hoofdpijn
spierpijn
koude rillingen
gewrichtspijn
diarree
koorts
Sommige van deze bijwerkingen kwamen enigszins vaker voor bij jongeren van 12 tot 15 jaar dan bij
volwassenen.
Vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
roodheid op de plaats van injectie
misselijkheid
overgeven
Soms voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
zich onwel voelen
pijn in de arm
slapeloosheid
jeuk op de plaats van injectie
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
minder trek in eten
heel erg veel zweten
nachtzweten
98
Zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 gebruikers
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
ernstige allergische reactie
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (‘fillers’) toegediend hebben gekregen)
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 6 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Na verwijdering uit de vriezer kan de ongeopende injectieflacon gekoeld bij 2 °C tot 8 °C worden
bewaard en getransporteerd gedurende maximaal 10 weken; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum
(EXP) mag niet worden overschreden. Op de omdoos moet de nieuwe datum voor weggooien bij 2 °C
tot 8 °C worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden ingevroren.
99
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij een temperatuur tussen 8 °C
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Nadat de injectieflacon voor het eerst is aangeprikt, moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot
30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt, inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Ongebruikt
vaccin moet worden weggegooid.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
De injectieflacon bevat 6 doses van 0,3 ml met elk 30 microgram tozinameran.
De andere stoffen in dit middel zijn:
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
cholesterol
trometamol
trometamolhydrochloride
sucrose
water voor injectie
Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een grijze
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
100
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer S.A./N.V.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Teл: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 201 100
Deutschland
BioNTech Manufacturing GmbH
Tel: +49 6131 90840
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer
Ελλάς
A.E.
Τηλ.: +30 210 6785 800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34914909900
France
Pfizer
Tél +33 1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel. +370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +35621 344610
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 526 100
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
101
Ísland
Icepharma hf
Simi: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Tηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel.: +371 670 35 775
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Comirnaty moet intramusculair worden toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk 0,3 ml)
met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin.
102
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Controleer of de injectieflacon een
grijze plastic dop heeft.
Als de injectieflacon een paarse plastic
Grijze dop
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
Als de injectieflacon een oranje plastic
Niet verdunnen
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
103
AFHANDELING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren wordt
Bewaren
bewaard, moet de inhoud vóór gebruik
gedurende
worden ontdooid. Breng bevroren
maximaal
injectieflacons over naar een
10 weken bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
2 °C tot 8 °C;
ontdooien; het kan 6 uur duren om een
houdbaarheids-
verpakking met 10 injectieflacons te
datum op doos
ontdooien. Zorg ervoor dat de
bijwerken.
injectieflacons vóór gebruik volledig
zijn ontdooid.
Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden.
Als alternatief kunnen afzonderlijke
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot 30 °C
worden ontdooid.
Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
Meng voorzichtig door de
injectieflacons vóór gebruik 10 maal
om te keren. Niet schudden.
Vóór het mengen kan de ontdooide
dispersie witte of gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
Na het mengen moet het vaccin een
witte tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het vaccin niet als er vreemde
deeltjes aanwezig zijn of als er sprake
is van verkleuring.
Voorzichtig × 10
104
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
Reinig op aseptische wijze de stop van
de injectieflacon met een antiseptisch
doekje voor eenmalig gebruik.
Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
Noteer de betreffende datum/het
betreffende tijdstip op de
injectieflacon. Gooi ongebruikt vaccin
12 uur nadat de injectieflacon voor het
eerst is aangeprikt, weg.
0,3 ml vaccin
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
105
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die uw kind eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt
doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat uw kind dit vaccin toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt gegeven aan kinderen
van 5 tot en met 11 jaar.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij uw kind
geen COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig
mee zijn?
Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
Uw kind is allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
106
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat uw kind dit vaccin toegediend
krijgt als uw kind:
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat uw kind in het verleden Comirnaty heeft gekregen
zenuwachtig is voor het vaccinatieproces of ooit is flauwgevallen na een naaldprik
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. Uw kind kan echter wel de vaccinatie
krijgen als hij/zij lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een
verkoudheid, heeft
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
een verzwakte afweer van het lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van het lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat uw kind een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het
afweersysteem van het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van
Comirnaty, zelfs na een derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen
blijven toepassen om COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals
gebruikelijk gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts
bespreken.
Kinderen
Comirnaty wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 5 jaar.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan, bestaat de mogelijkheid dat uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of
heeft uw kind kort geleden een ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Is uw kind zwanger? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker voordat uw kind
dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op het vermogen om machines te bedienen of het uitvoeren van
activiteiten zoals fietsen. Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen alvorens activiteiten te
hervatten waarbij de volledige aandacht nodig is.
107
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt na verdunning toegediend als een injectie van 0,2 ml in een spier van de bovenarm.
Uw kind krijgt 2 injecties toegediend.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van het lichaam van uw kind minder goed werkt, is het mogelijk dat hij of zij
ten minste 28 dagen na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
pijn, zwelling en roodheid op de plaats van injectie
vermoeidheid
hoofdpijn
spierpijn
koude rillingen
gewrichtspijn
diarree
koorts
Vaak voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
overgeven
Soms voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
zich onwel voelen
pijn in de arm
slapeloosheid
jeuk op de plaats van injectie
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
minder trek in eten
heel erg veel zweten
nachtzweten
Zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 gebruikers
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen:
komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst
108
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
ernstige allergische reactie
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (‘fillers’) toegediend hebben gekregen)
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt uw kind last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 4 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Na verwijdering uit de vriezer kan de ongeopende injectieflacon gekoeld bij 2 °C tot 8 °C worden
bewaard en getransporteerd gedurende maximaal 10 weken; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum
(EXP) mag niet worden overschreden. Op de omdoos moet de nieuwe datum voor weggooien bij 2 °C
tot 8 °C worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden ingevroren.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij een temperatuur tussen 8 °C
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt,
inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Ongebruikt vaccin moet worden weggegooid.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes in de verdunning ziet.
109
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
Na verdunning bevat de injectieflacon 10 doses van 0,2 ml met elk 10 microgram tozinameran.
De andere stoffen in dit middel zijn:
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
cholesterol
trometamol
trometamolhydrochloride
sucrose
water voor injectie
Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een oranje
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 10 doses.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
110
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer S.A./N.V.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Teл: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 201 100
Deutschland
BioNTech Manufacturing GmbH
Tel: +49 6131 90840
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer
Ελλάς
A.E.
Τηλ.: +30 210 6785 800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34914909900
France
Pfizer
Tél +33 1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel. +370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +35621 344610
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 526 100
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf
Simi: +354 540 8000
111
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
Pfizer
Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Tηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel.: +371 670 35 775
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Na verdunning moet Comirnaty intramusculair worden toegediend als een kuur van 2 doses (van elk
0,2 ml) met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Instructies voor hanteren
Comirnaty 10 microgram/dosis moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden
bereid met een aseptische techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
112
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
Controleer of de injectieflacon een
oranje plastic dop heeft.
Oranje dop
Als de injectieflacon een paarse
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat
voor dispersie voor injectie.
Als de injectieflacon een grijze
Na verdunning
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
10 mcg
HANTERING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren
wordt bewaard, moet de inhoud
Bewaren
vóór gebruik worden ontdooid.
gedurende
Breng bevroren injectieflacons
maximaal
over naar een omgeving van 2 °C
10 weken bij
tot 8 °C om te ontdooien; het kan
2 °C tot 8 °C.
4 uur duren om een verpakking
met 10 injectieflacons te
ontdooien. Zorg ervoor dat de
injectieflacons vóór gebruik
volledig zijn ontdooid.
Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
Ongeopende injectieflacons
kunnen maximaal 10 weken bij
2 °C tot 8 °C worden bewaard; de
gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag
niet worden overschreden.
Als alternatief kunnen
afzonderlijke, bevroren
injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid.
Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij
een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
113
MENGEN VÓÓR VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen en keer
de injectieflacon voorafgaand aan
verdunning voorzichtig 10 maal
om. Niet schudden.
Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
Voorzichtig × 10
VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Verdun het ontdooide vaccin in
zijn oorspronkelijke injectieflacon
met 1,3 ml
natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge
of dunner en aseptische
technieken.
1,3 ml natriumchloride 0,9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie
114
Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,3 ml
lucht op te trekken in de lege spuit
voor verdunningsmiddel.
Trek de zuiger terug tot 1,3 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.
Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
Het verdunde vaccin moet een
witte tot gebroken witte dispersie
zijn waarin geen deeltjes zichtbaar
zijn. Gebruik het verdunde vaccin
niet als er vreemde deeltjes
aanwezig zijn of als er sprake is
van verkleuring.
Voorzichtig × 10
115
Tijdstip voor
weggooien
Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende
datum en het betreffende tijdstip.
Bewaar ze na verdunning bij 2 °C
tot 30 °C en gebruik ze binnen
12 uur.
Vries de verdunde dispersie niet in
en schud er niet mee. Laat de
verdunde dispersie, indien gekoeld,
vóór gebruik op kamertemperatuur
komen.
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 12 uur gebruiken.
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,2 ML COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,6 ml, waaruit
10 doses van 0,2 ml kunnen worden
opgetrokken.
Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
Trek 0,2 ml Comirnaty op voor
kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 10 doses
uit een enkele injectieflacon te
kunnen optrekken. De dode ruimte
van de combinatie van spuit en
naald mag maximaal 35 microliter
zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om tien doses uit
een enkele injectieflacon op te
trekken.
Elke dosis moet 0,2 ml vaccin
bevatten.
Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,2 ml kan
opleveren.
Gooi ongebruikt vaccin binnen
12 uur na verdunning weg.
0,2 ml verdund vaccin
116
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
117

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een paarse dop voor meervoudige dosering en de inhoud moet vóór
gebruik worden verdund.
Eén injectieflacon (0,45 ml) bevat na verdunning 6 doses van 0,3 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,3 ml) bevat 30 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5'-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor dispersie voor injectie (steriel concentraat).
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve
immunisatie bij personen van 12 jaar en ouder ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt
door het SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering

Primaire vaccinatiekuur

Personen van 12 jaar en ouder
Na verdunning wordt Comirnaty intramusculair toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk
0,3 ml). Het wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te dienen (zie
rubriek 4.4 en 5.1).
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Onderlinge verwisselbaarheid
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Doses van Comirnaty 30 microgram/dosis, concentraat voor dispersie voor injectie na verdunning
(geleverd in een injectieflacon met een paarse dop) en Comirnaty 30 microgram/dosis, dispersie voor
injectie (geleverd in een injectieflacon met een grijze dop), worden als onderling verwisselbaar
beschouwd.
Boosterdosis
Bij personen van 12 jaar en ouder dient al vanaf 3 maanden na de primaire kuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty intramusculair te worden toegediend.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire kuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of een
adenovirusvectorvaccin.
Pediatrische patiënten
Er is een pediatrische formulering beschikbaar voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot
jonger dan 12 jaar). Raadpleeg voor details de Samenvatting van de productkenmerken voor
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Oudere patiënten
Bij oudere personen 65 jaar is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.
Wijze van toediening
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie moet na verdunning
intramusculair worden toegediend (zie rubriek 6.6).
Na verdunning bevatten de injectieflacons van Comirnaty 6 vaccindoses van 0,3 ml. Om 6 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode
ruimte worden gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal
35 microliter zijn. Als standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende
volume om een zesde dosis uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en
naald:
·
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin bevatten.
·
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,3 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
·
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.

Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
Na vaccinatie is een nauwlettende observatie gedurende ten minste 15 minuten aanbevolen. Een
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
stollingsstoornis (zoals hemofilie), omdat zich bij deze personen een bloeding of blauwe plek kan
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals beschreven in de
literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
Beperkingen van de effectiviteit van het vaccin
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.
Hulpstoffen
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol kalium (39 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`kaliumvrij' is.
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel Deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder respectievelijk
138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep). In totaal
kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16 jaar en ouder gedurende 4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Adolescenten van 12 tot 15 jaar ­ na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773 placebo) gevolgd gedurende 4 maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
In onderzoek 4, een placebogecontroleerd boosteronderzoek, kregen deelnemers van 16 jaar en ouder
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
boosterdosis tot de afsluitende datum (5 oktober 2021). Er werden geen nieuwe bijwerkingen van
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (1/10),
vaak (1/100, <1/10),
soms (1/1.000, <1/100),
zelden (1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).

Tabel 1: Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(1/10)
(1/100
(1/1.000,
(1/10.000, (<1/10.000) (kan met de
, <1/10)
<1/100)
<1/1.000)
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Bloed- en

Lymfadeno-

lymfestelsel-
pathiea
aandoeningen
Immuunsysteem-

Overgevoelig-

Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticariab,
angio-oedeemb)
Voedings- en

Verminderde

stofwisselings-
eetlust
stoornissen

Insomnia

stoornissen
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
Paresthesied,
aandoeningen
perifere
hypo-
gelaats-
esthesied
paralysec
Hartaandoeningen

Myocarditis;d
pericarditisd
Maagdarmstelsel- Diarreed
Nausea;

aandoeningen
brakend
Huid- en

Hyperhidrose;

Erythema
onderhuid-
nachtzweten
multiformed
aandoeningen
Skeletspierstelsel- Artralgie;
Pijn in

en bindweefsel-
myalgie
extremiteite
aandoeningen
Algemene
Injectie-
Injectie- Asthenie;

Uitgebreide
aandoeningen en
plaatspijn; plaats-
malaise;
zwelling van
toedieningsplaats- vermoeid-
roodhei injectieplaats-
de
stoornissen
heid; koude d
pruritus
gevaccineer
rillingen;
de
pyrexief;
ledemaatd;
zwelling
zwelling van
van
het gezichtg
injectie-
plaats
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is `zelden'.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (`fillers') hebben gebruikt.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.

4.9 Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
In geval van overdosering moeten de vitale functies worden gemonitord en wordt een mogelijke
symptomatische behandeling aanbevolen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van 56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
Op het moment van de analyse van de primaire werkzaamheid waren de deelnemers voor
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
Er waren geen betekenisvolle klinische verschillen in de algemene werkzaamheid van het vaccin bij
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma, body mass index (BMI) 30 kg/m2, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.

Tabel 2:
Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 18.198
Na = 18.325
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BI)e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
deelnemers met medische comorbiditeiten die gepaard gaan met een hoog risico op ernstige
COVID-19.
Bijgewerkte analyses van de werkzaamheid zijn uitgevoerd met aanvullende, bevestigde gevallen van
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.

Tabel 3: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde fol ow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 20.998
Na = 21.096
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BIe)
Alle deelnemersf
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
Werkzaamheid tegen ernstige COVID-19
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.

Tabel 4: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde fol ow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1a
n1a
van vaccin %

Bewakingsperiode (n2b)
Bewakingsperiode (n2b)
(95%-BIc)
Na dosis 1d
1
30
96,7
8,439e (22.505)
8,288e (22.435)
(80,3; 99,9)
7 dagen na dosis 2f
1
21
95,3
6,522g (21.649)
6,404g (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
· klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30 ademhalingen per minuut, hartslag 125 slagen per minuut, zuurstofsaturatie 93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
· ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
· bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
· significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
· opname op een intensivecareafdeling;
· overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste intention-to-treat) die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij adolescenten van 12 tot 15 jaar ­ na 2 doses
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 jaar en ouder ­ na een boosterdosis
De werkzaamheid van een boosterdosis van Comirnaty is gebaseerd op een beoordeling van 50%
neutraliserende antistoftiters (NT50) tegen SARS-CoV-2 (USA_WA1/2020) in onderzoek 2. In dit
onderzoek werd de boosterdosis 5 tot 8 maanden (mediaan 7 maanden) na de tweede dosis toegediend.
Analyses van NT50 1 maand na de boosterdosis, vergeleken met 1 maand na de primaire reeks bij
personen van 18 tot en met 55 jaar oud, die geen serologisch of virologisch bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie hadden tot en met 1 maand na vaccinatie van de boosterdosis, toonden
niet-inferioriteit aan voor zowel geometrisch gemiddelde ratio (GMR) als verschil in percentages voor
serologische respons. De serologische respons voor een deelnemer werd gedefinieerd als het bereiken
van een 4-voudige stijging van NT50 ten opzichte van de uitgangssituatie (vóór de primaire reeks).
Deze analyses worden samengevat in tabel 5.

vergelijking van 1 maand na een boosterdosis met 1 maand na de primaire reeks
voor GMT en percentage serologische respons ­ deelnemers van 18 tot en met
55 jaar zonder bewijs van infectie tot 1 maand na de boosterdosis* ­ evalueerbare
immunogeniciteitspopulatie met boosterdosis±
1 maand na
boosterdosis/
1 maand na
Doelstelling
1 maand na
1 maand na
primaire
bereikt voor
boosterdosis
primaire reeks
reeks
niet-inferioriteit

N
(95%-BI)
(95%-BI)
(97,5%-BI)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde 50%

neutraliserende
2.466,0b
750,6b
3,29c
titer (GMTb)
212a (2.202,6; 2.760,8) (656,2; 858,6) (2,77; 3,90)
Jd
Percentage
serologische
respons (%) voor
50%
199f
196f
neutraliserende
99,5%
98,0%
1,5%g
titer
200e (97,2%; 100,0%) (95,0%; 99,5%) (-0,7; 3,7%h)
Ji
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ = lower limit of quantitation (onderste grens van kwantificatie);
N-bindend = nucleoproteïnebindend voor SARS-CoV-2; NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50%
neutraliserende titer; SARS-CoV-2 = severe acute respiratory syndrome-coronavirus 2; J/N = ja/nee.
NT50 voor SARS-CoV-2 werd bepaald met behulp van de mNeonGreen Virus Microneutralization Assay
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na toediening van een boosterdosis
van Comirnaty) van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende
antistof en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT (neusswab) en bij ieder ongepland
bezoek tot 1 maand na de boosterdosis een negatieve NAAT (neusswab) hadden, werden in de analyse
opgenomen.
± Alle in aanmerking komende deelnemers, die zoals aanvankelijk gerandomiseerd 2 doses Comirnaty
hadden gekregen, waarbij dosis 2 binnen de vooraf vastgelegde marge (binnen 19 tot 42 dagen na dosis 1)
werd toegediend, kregen een boosterdosis van Comirnaty, hadden na de boosterdosis ten minste 1 geldig
en vastgesteld immunogeniciteitsresultaat op basis van een bloedafname binnen een gepaste marge (binnen
28 tot 42 dagen na de boosterdosis) en hadden volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van
het protocol.
a. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten bij beide tijdpunten voor bloedafname
binnen de gespecificeerde marge.
b. GMT's en 2-zijdige 95%-BI's zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
c. GMR's en 2-zijdige 97,5%-BI's zijn berekend door de machtsverheffing van de gemiddelde verschillen in
de logaritmen van de test en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op de t-distributie van Student).
d. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor de GMR > 0,67 is en
de puntschatting van de GMR 0,80 is.
e. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten voor de gespecificeerde test bij de
uitgangssituatie, 1 maand na dosis 2 en 1 maand na de boosterdosis binnen de gespecificeerde marge. Deze
waarden zijn de noemers voor de procentuele berekeningen.
f. Aantal deelnemers met een serologische respons voor de specifieke test op het specifieke tijdpunt voor de
toegediende dosis/bloedafname. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
g. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (1 maand na de boosterdosis ­ 1 maand na dosis 2).
h. Aangepast 2-zijdig BI volgens Wald voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten.
i. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor het procentuele
verschil > -10% is.
Een tussentijdse analyse van de werkzaamheid van onderzoek 4, een placebogecontroleerd
boosteronderzoek dat is uitgevoerd met ongeveer 10.000 deelnemers van 16 jaar en ouder die werden
gerekruteerd uit onderzoek 2, evalueerde bevestigde gevallen van COVID-19 die werden verzameld
vanaf ten minste 7 dagen na vaccinatie met een booster tot en met de afsluitende datum van de
gegevens, 5 oktober 2021. Dit vertegenwoordigt een mediane follow-up van 2,5 maanden na een
booster. De boosterdosis werd 5 tot 13 maanden (mediaan 11 maanden) na de tweede dosis
toegediend. De werkzaamheid van het vaccin bij een boosterdosis van Comirnaty na de primaire reeks
werd beoordeeld ten opzichte van de groep met een placebobooster die slechts de doses van de
primaire reeks kreeg.
De informatie over de relatieve werkzaamheid van het vaccin voor deelnemers van 16 jaar en ouder
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 wordt weergegeven in tabel 6. De relatieve
werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 bedroeg 94,6% (95%-betrouwbaarheidsinterval van 88,5% tot 97,9%), vergelijkbaar
met wat werd waargenomen bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie. Bij de gevallen van
primaire COVID-19 die vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster werden waargenomen, waren er
7 primaire gevallen in de groep met Comirnaty en 124 primaire gevallen in de placebogroep.

Tabel 6:
Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
vaccinatie met een booster ­ deelnemers van 16 jaar en ouder zonder bewijs van
infectie ­ evalueerbare populatie voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na een boosterdosis bij deelnemers zonder
bewijs van eerdere SARS-CoV-2-infectie*
Comirnaty
Placebo
Na = 4.695
Na = 4.671
Relatieve
Gevallen
Gevallen
werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccine %

Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BIf)
Eerste optreden van

COVID-19 vanaf

7 dagen na vaccinatie
6
123
95,3
met een booster
0,823 (4.659)
0,792 (4.614)
(89,5; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van vaccinatie met een
booster) van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij
bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij bezoek 1 en een negatieve
NAAT [neusswab] hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na vaccinatie met een booster), werden in
de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Relatieve werkzaamheid van het vaccin voor de groep met een booster van Comirnaty ten opzichte van de
placebogroep (zonder booster).
f. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de relatieve werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op
basis van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
Immunogeniciteit van een boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd
COVID-19-vaccin
De effectiviteit van een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg) bij personen die de primaire vaccinatie
hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe boosterdosis), is afgeleid
van immunogeniciteitsgegevens van een onafhankelijk klinisch, open-label fase 1/2-onderzoek van
National Institutes of Health (NIH) (NCT04889209), dat in de Verenigde Staten is uitgevoerd. In dit
rekrutering een primaire vaccinatie hadden voltooid van een reeks van 2 doses Moderna 100 mcg
(N = 51, gemiddelde leeftijd 54 ± 17), een enkele dosis Janssen (N = 53, gemiddelde leeftijd 48 ± 14)
of een reeks van 2 doses Comirnaty 30 mcg (N = 50, gemiddelde leeftijd 50 ± 18) en die geen
voorgeschiedenis meldden van infectie met SARS-CoV-2, een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg).
De booster met Comirnaty induceerde een 36-, 12- en 20-voudige stijging van neutraliserende titers na
primaire doses van respectievelijk Janssen, Moderna en Comirnaty.
Een heterologe booster met Comirnaty werd ook geëvalueerd in het CoV-BOOST-onderzoek
(EudraCT 2021-002175-19), een multicenter, gerandomiseerd, gecontroleerd fase 2-onderzoek naar
vaccinatie met een derde booster tegen COVID-19, waarbij 107 volwassen deelnemers (mediane
leeftijd 71 jaar, interkwartiel bereik: 54 tot 77 jaar) ten minste 70 dagen na 2 doses COVID-19-vaccin
van AstraZeneca werden gerandomiseerd. Bij een heterologe booster van Comirnaty (n = 95) na de
primaire reeks met het COVID-19-vaccin van AstraZeneca steeg de GMR voor
pseudovirus-neutraliserende antistof (wildtype) NT50 met een factor 21,6.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
nakomelingen. Er waren geen vaccingerelateerde effecten op de vrouwelijke vruchtbaarheid, de dracht
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Kaliumchloride
Kaliumdiwaterstoffosfaat
Natriumchloride
Dinatriumfosfaatdihydraat
Sucrose
Water voor injectie
Natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
Zoutzuur (voor aanpassing van de pH)

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
15 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Binnen de houdbaarheid van 15 maanden kunnen ongeopende injectieflacons worden bewaard en
getransporteerd bij -25 °C tot -15 °C gedurende een enkele periode van maximaal 2 weken en kunnen
opnieuw bij -90 °C tot -60 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
195 injectieflacons gedurende 3 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
1 maand bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 15 maanden.
Binnen deze houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot 8 °C mag maximaal 48 uur worden gebruikt voor
transport.
Vóór gebruik kan de ongeopende injectieflacon maximaal 2 uur bij temperaturen tot 30 °C worden
bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.

Wanneer het vaccin ontdooid is, mag het niet opnieuw worden ingevroren.
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik gedurende
maximaal:
·
24 uur indien bewaard bij temperaturen van -3 °C tot +2 °C
·
in totaal 4 uur indien bewaard bij temperaturen van 8 °C tot 30 °C; dit is inclusief de 2 uur tot
30 °C, zoals hierboven vermeld
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
·
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij
ultralage temperatuur (< -60 °C) worden genomen, mogen maximaal 5 minuten bij temperaturen
tot 25 °C blijven.
·
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
worden genomen, mogen gedurende maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
·
Wanneer trays met injectieflacons na blootstelling aan een temperatuur tot 25 °C opnieuw in
diepvriesopslag worden geplaatst, moeten deze gedurende ten minste 2 uur in diepvriesopslag
blijven voordat ze daar weer uit kunnen worden gehaald.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij -25 °C tot -15 °C
·
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C
tot -15 °C) worden genomen, mogen maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
·
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C tot -15 °C) worden genomen,
mogen gedurende maximaal 1 minuut bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Nadat een injectieflacon uit een tray met injectieflacons is genomen, moet die worden ontdooid voor
gebruik.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning in natriumchlorideoplossing (9 mg/ml; 0,9%) voor injectie zijn chemische en fysische
stabiliteit tijdens gebruik, inclusief tijdens transport, aangetoond gedurende 6 uur bij 2 °C tot 30 °C.
Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de methode
voor verdunning het risico op microbiële verontreiniging uitsluit. Als het niet onmiddellijk wordt
gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden en -condities de verantwoordelijkheid van de gebruiker.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en verdunning, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
0,45 ml concentraat in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml
met een stop (synthetisch broombutylrubber) en een paarse plastic flip-offdop met aluminium
verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootte: 195 injectieflacons

Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· Controleer of de injectieflacon een
Paarse dop
paarse plastic dop heeft.
· Als de injectieflacon een grijze plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
Na verdunning
· Als de injectieflacon een oranje plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.


ONTDOOIEN VOORAFGAAND AAN VERDUNNEN VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· De injectieflacon voor meervoudige
dosering wordt bevroren bewaard en
de inhoud moet vóór verdunning
worden ontdooid. Breng bevroren
injectieflacons over naar een
Niet langer dan
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
2 uur bij
ontdooien; het kan 3 uur duren om een
kamertemperatuur
verpakking met 195 injectieflacons te
ontdooien. Als alternatief kunnen
(tot 30 °C).
bevroren injectieflacons ook
gedurende 30 minuten bij

temperaturen tot 30 °C worden
ontdooid voor onmiddellijk gebruik.
· De ongeopende injectieflacon kan
maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot
8 °C mag maximaal 48 uur worden
gebruikt voor transport.
· Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen. Vóór
gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 2 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
· Keer de injectieflacon voorafgaand
aan verdunning 10 maal om. Niet
schudden.
· Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,8 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge of
dunner en aseptische technieken.
1,8 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie.


· Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,8 ml lucht
op te trekken in de lege spuit voor
verdunningsmiddel.

Trek de zuiger terug tot 1,8 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.

· Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
· Het verdunde vaccin moet een
gebroken witte dispersie zijn waarin
geen deeltjes zichtbaar zijn. Gebruik
het verdunde vaccin niet als er
vreemde deeltjes aanwezig zijn of als
er sprake is van verkleuring.

Voorzichtig × 10


· Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
· Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 6 uur,
inclusief alle transporttijd.
· Vries de verdunde dispersie niet in en
schud er niet mee. Laat de verdunde
dispersie, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Tijdstip voor

weggooien
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 6 uur gebruiken.

BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· Na verdunning bevat de injectieflacon
2,25 ml, waaruit 6 doses van 0,3 ml
kunnen worden opgetrokken.
· Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
· Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
0,3 ml verdund vaccin
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
· Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
· Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
· Gooi ongebruikt vaccin binnen 6 uur
na verdunning weg.

Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/001

DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een grijze dop voor meervoudige dosering. Niet verdunnen vóór gebruik.
Eén injectieflacon (2,25 ml) bevat 6 doses van 0,3 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,3 ml) bevat 30 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5'-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Dispersie voor injectie.
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve immunisatie bij
personen van 12 jaar en ouder ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt door het
SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering

Primaire vaccinatiekuur

Personen van 12 jaar en ouder
Comirnaty wordt intramusculair toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk 0,3 ml). Het
wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te dienen (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Ernstig immuungecompromitteerde personen van 12 jaar en ouder
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Doses van Comirnaty 30 microgram/dosis, concentraat voor dispersie voor injectie na verdunning
(geleverd in een injectieflacon met een paarse dop) en Comirnaty 30 microgram/dosis, dispersie voor
injectie (geleverd in een injectieflacon met een grijze dop), worden als onderling verwisselbaar
beschouwd.
Boosterdosis
Bij personen van 12 jaar en ouder dient al vanaf 3 maanden na de primaire kuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty intramusculair te worden toegediend.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire kuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of een
adenovirusvectorvaccin.
Pediatrische patiënten
Er is een pediatrische formulering beschikbaar voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot
jonger dan 12 jaar). Raadpleeg voor details de Samenvatting van de productkenmerken voor
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Oudere patiënten
Bij oudere personen 65 jaar is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.
Wijze van toediening
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie moet intramusculair worden toegediend (zie
rubriek 6.6). Niet verdunnen vóór gebruik.
De injectieflacons van Comirnaty bevatten 6 vaccindoses van 0,3 ml. Om 6 doses uit een enkele
injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode ruimte worden
gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal 35 microliter zijn. Als
standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende volume om een
zesde dosis uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en naald:
·
Elke dosis moet 0,3 ml vaccin bevatten.
·
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,3 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
·
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.
Voor te nemen voorzorgen voorafgaand aan toediening van het vaccin, zie rubriek 4.4.
Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
Na vaccinatie is een nauwlettende observatie gedurende ten minste 15 minuten aanbevolen. Een
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals beschreven in de
literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
Beperkingen van de effectiviteit van het vaccin
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
op negatieve effecten bij met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen. Comirnaty kan tijdens
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).

Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel Deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder respectievelijk
138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep). In totaal
kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16 jaar en ouder gedurende 4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Adolescenten van 12 tot 15 jaar ­ na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773 placebo) gevolgd gedurende 4 maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
Deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na een boosterdosis
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
boosterdosis tot de afsluitende datum (5 oktober 2021). Er werden geen nieuwe bijwerkingen van
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (1/10),
vaak (1/100, <1/10),
soms (1/1.000, <1/100),
zelden (1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).

Tabel 1: Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 12 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(1/10)
(1/100,
(1/1.000,
(1/10.000, (<1/10.000) (kan met de
<1/10)
<1/100)
<1/1.000)
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Bloed- en

Lymfadeno-

lymfestelsel-
pathiea
aandoeningen
Immuunsysteem-

Overgevoelig-

Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticariab,
angio-oedeemb)
Voedings- en

Verminderde

stofwisselings-
eetlust
stoornissen
Psychische

Insomnia

stoornissen
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
Paresthesied,
aandoeningen
perifere
hypo-
gelaats-
esthesied
paralysec
Hartaandoeningen

Myocarditis;d
pericarditisd
Maagdarmstelsel- Diarreed
Nausea;

aandoeningen
brakend

Hyperhidrose;

Erythema
onderhuid-
nachtzweten
multiformed
aandoeningen
Skeletspierstelsel- Artralgie;
Pijn in

en bindweefsel-
myalgie
extremiteite
aandoeningen
Algemene
Injectie-
Injectie- Asthenie;

Uitgebreide
aandoeningen en
plaatspijn; plaats-
malaise;
zwelling
toedieningsplaats- vermoeid-
roodheid injectieplaats-
van de
stoornissen
heid; koude
pruritus
gevaccineer
rillingen;
de
pyrexief;
ledemaatd;
zwelling
zwelling
van
van het
injectie-
gezichtg
plaats
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is `zelden'.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (`fillers') hebben gebruikt.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V en het
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.

4.9 Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
symptomatische behandeling aanbevolen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van 56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
De populatie voor de analyse van het primaire werkzaamheidseindpunt bestond uit 36.621 deelnemers
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
Er waren geen betekenisvolle klinische verschillen in de algemene werkzaamheid van het vaccin bij
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma, body mass index (BMI) 30 kg/m2, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.

Tabel 2:
Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 18.198
Na = 18.325
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BI)e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
De werkzaamheid van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
COVID-19.
Bijgewerkte analyses van de werkzaamheid zijn uitgevoerd met aanvullende, bevestigde gevallen van
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.

Tabel 3: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde fol ow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 20.998
Na = 21.096
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BIe)
Alle deelnemersf
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, vergeleken met placebo, 91,1% (95%-BI van 88,8% tot 93,0%) bij deelnemers in de
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.

Tabel 4: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde fol ow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1a
n1a
van vaccin %

Bewakingsperiode (n2b)
Bewakingsperiode (n2b)
(95%-BIc)
Na dosis 1d
1
30
96,7
8,439e (22.505)
8,288e (22.435)
(80,3; 99,9)
7 dagen na dosis 2f
1
21
95,3
6,522g (21.649)
6,404g (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
· klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30 ademhalingen per minuut, hartslag 125 slagen per minuut, zuurstofsaturatie 93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
· ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
· bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
· significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
· opname op een intensivecareafdeling;
· overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste intention-to-treat) die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
f. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de evalueerbare populatie voor de werkzaamheid (7 dagen) die
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 jaar en ouder ­ na een boosterdosis
De werkzaamheid van een boosterdosis van Comirnaty is gebaseerd op een beoordeling van 50%
neutraliserende antistoftiters (NT50) tegen SARS-CoV-2 (USA_WA1/2020) in onderzoek 2. In dit
onderzoek werd de boosterdosis 5 tot 8 maanden (mediaan 7 maanden) na de tweede dosis toegediend.
Analyses van NT50 1 maand na de boosterdosis, vergeleken met 1 maand na de primaire reeks bij
personen van 18 tot en met 55 jaar oud, die geen serologisch of virologisch bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie hadden tot en met 1 maand na vaccinatie van de boosterdosis, toonden
niet-inferioriteit aan voor zowel geometrisch gemiddelde ratio (GMR) als verschil in percentages voor
serologische respons. De serologische respons voor een deelnemer werd gedefinieerd als het bereiken
van een 4-voudige stijging van NT50 ten opzichte van de uitgangssituatie (vóór de primaire reeks).
Deze analyses worden samengevat in tabel 5.

vergelijking van 1 maand na een boosterdosis met 1 maand na de primaire reeks
voor GMT en percentage serologische respons ­ deelnemers van 18 tot en met
55 jaar zonder bewijs van infectie tot 1 maand na de boosterdosis* ­ evalueerbare
immunogeniciteitspopulatie met boosterdosis±
1 maand na
boosterdosis/
1 maand na
Doelstelling
1 maand na
1 maand na
primaire
bereikt voor
boosterdosis
primaire reeks
reeks
niet-inferioriteit

n
(95%-BI)
(95%-BI)
(97,5%-BI)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde 50%

neutraliserende
2.466,0b
750,6b
3,29c
titer (GMTb)
212a (2.202,6; 2.760,8) (656,2; 858,6) (2,77; 3,90)
Jd
Percentage
serologische
respons (%) voor
50%
199f
196f
neutraliserende
99,5%
98,0%
1,5%g
titer
200e (97,2%; 100,0%) (95,0%; 99,5%) (-0,7; 3,7%h)
Ji
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ = lower limit of quantitation (onderste grens van kwantificatie);
N-bindend = nucleoproteïnebindend voor SARS-CoV-2; NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50%
neutraliserende titer; SARS-CoV-2 = severe acute respiratory syndrome-coronavirus 2; J/N = ja/nee.
NT50 voor SARS-CoV-2 werd bepaald met behulp van de mNeonGreen Virus Microneutralization Assay
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na toediening van een boosterdosis
van Comirnaty) van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende
antistof en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT (neusswab) en bij ieder ongepland
bezoek tot 1 maand na de boosterdosis een negatieve NAAT (neusswab) hadden, werden in de analyse
opgenomen.
± Alle in aanmerking komende deelnemers, die zoals aanvankelijk gerandomiseerd 2 doses Comirnaty
hadden gekregen, waarbij dosis 2 binnen de vooraf vastgelegde marge (binnen 19 tot 42 dagen na dosis 1)
werd toegediend, kregen een boosterdosis van Comirnaty, hadden na de boosterdosis ten minste 1 geldig
en vastgesteld immunogeniciteitsresultaat op basis van een bloedafname binnen een gepaste marge (binnen
28 tot 42 dagen na de boosterdosis) en hadden volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van
het protocol.
a. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten bij beide tijdpunten voor bloedafname
binnen de gespecificeerde marge.
b. GMT's en 2-zijdige 95%-BI's zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
c. GMR's en 2-zijdige 97,5%-BI's zijn berekend door de machtsverheffing van de gemiddelde verschillen in
de logaritmen van de test en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op de t-distributie van Student).
d. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor de GMR > 0,67 is en
de puntschatting van de GMR 0,80 is.
e. n = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten voor de gespecificeerde test bij de
uitgangssituatie, 1 maand na dosis 2 en 1 maand na de boosterdosis binnen de gespecificeerde marge. Deze
waarden zijn de noemers voor de procentuele berekeningen.
f. Aantal deelnemers met een serologische respons voor de specifieke test op het specifieke tijdpunt voor de
toegediende dosis/bloedafname. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
g. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (1 maand na de boosterdosis ­ 1 maand na dosis 2).
h. Aangepast 2-zijdig BI volgens Wald voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten.
i. Niet-inferioriteit wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 97,5%-BI voor het procentuele
verschil > -10% is.
Een tussentijdse analyse van de werkzaamheid van onderzoek 4, een placebogecontroleerd
boosteronderzoek dat is uitgevoerd met ongeveer 10.000 deelnemers van 16 jaar en ouder die werden
gerekruteerd uit onderzoek 2, evalueerde bevestigde gevallen van COVID-19 die werden verzameld
vanaf ten minste 7 dagen na vaccinatie met een booster tot en met de afsluitende datum van de
gegevens, 5 oktober 2021. Dit vertegenwoordigt een mediane follow-up van 2,5 maanden na een
booster. De boosterdosis werd 5 tot 13 maanden (mediaan 11 maanden) na de tweede dosis
toegediend. De werkzaamheid van het vaccin bij een boosterdosis van Comirnaty na de primaire reeks
werd beoordeeld ten opzichte van de groep met een placebobooster die slechts de doses van de
primaire reeks kreeg.
De informatie over de relatieve werkzaamheid van het vaccin voor deelnemers van 16 jaar en ouder
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 wordt weergegeven in tabel 6. De relatieve
werkzaamheid van het vaccin bij deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 bedroeg 94,6% (95%-betrouwbaarheidsinterval van 88,5% tot 97,9%), vergelijkbaar
met wat werd waargenomen bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie. Bij de gevallen van
primaire COVID-19 die vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster werden waargenomen, waren er
7 primaire gevallen in de groep met Comirnaty en 124 primaire gevallen in de placebogroep.

Tabel 6:
Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
vaccinatie met een booster ­ deelnemers van 16 jaar en ouder zonder bewijs van
infectie ­ evalueerbare populatie voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na een boosterdosis bij deelnemers zonder
bewijs van eerdere SARS-CoV-2-infectie*
Comirnaty
Placebo
Na = 4.695
Na = 4.671
Relatieve
Gevallen
Gevallen
werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccine %

Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BIf)
Eerste optreden van

COVID-19 vanaf

7 dagen na vaccinatie
6
123
95,3
met een booster
0,823 (4.659)
0,792 (4.614)
(89,5; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van vaccinatie met een
booster) van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij
bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij bezoek 1 en een negatieve
NAAT [neusswab] hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na vaccinatie met een booster), werden in
de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na vaccinatie met een booster tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Relatieve werkzaamheid van het vaccin voor de groep met een booster van Comirnaty ten opzichte van de
placebogroep (zonder booster).
f. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de relatieve werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op
basis van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
Immunogeniciteit van een boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd
COVID-19-vaccin
De effectiviteit van een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg) bij personen die de primaire vaccinatie
hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe boosterdosis), is afgeleid
van immunogeniciteitsgegevens van een onafhankelijk klinisch, open-label fase 1/2-onderzoek van
National Institutes of Health (NIH) (NCT04889209), dat in de Verenigde Staten is uitgevoerd. In dit
rekrutering een primaire vaccinatie hadden voltooid van een reeks van 2 doses Moderna 100 mcg
(N = 51, gemiddelde leeftijd 54 ± 17), een enkele dosis Janssen (N = 53, gemiddelde leeftijd 48 ± 14)
of een reeks van 2 doses Comirnaty 30 mcg (N = 50, gemiddelde leeftijd 50 ± 18) en die geen
voorgeschiedenis meldden van infectie met SARS-CoV-2, een boosterdosis van Comirnaty (30 mcg).
De booster met Comirnaty induceerde een 36-, 12- en 20-voudige stijging van neutraliserende titers na
primaire doses van respectievelijk Janssen, Moderna en Comirnaty.
Een heterologe booster met Comirnaty werd ook geëvalueerd in het CoV-BOOST-onderzoek
(EudraCT 2021-002175-19), een multicenter, gerandomiseerd, gecontroleerd fase 2-onderzoek naar
vaccinatie met een derde booster tegen COVID-19, waarbij 107 volwassen deelnemers (mediane
leeftijd 71 jaar, interkwartiel bereik: 54 tot 77 jaar) ten minste 70 dagen na 2 doses COVID-19-vaccin
van AstraZeneca werden gerandomiseerd. Bij een heterologe booster van Comirnaty (n = 95) na de
primaire reeks met het COVID-19-vaccin van AstraZeneca steeg de GMR voor
pseudovirus-neutraliserende antistof (wildtype) NT50 met een factor 21,6.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
nakomelingen. Er waren geen vaccingerelateerde effecten op de vrouwelijke vruchtbaarheid, de dracht
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Trometamol
Trometamolhydrochloride
Sucrose
Water voor injectie

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
12 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 6 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
Bewaring en transport gedurende 10 weken bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 12 maanden.
·
Wanneer het product naar een bewaring bij 2 °C tot 8 °C wordt verplaatst, moet op de omdoos
de bijgewerkte houdbaarheidsdatum worden genoteerd en moet het vaccin vóór de bijgewerkte
houdbaarheidsdatum worden gebruikt of dan worden weggegooid. De oorspronkelijke
houdbaarheidsdatum moet worden doorgestreept.
·
Als het vaccin bij 2 °C tot 8 °C wordt ontvangen, moet het bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
De houdbaarheidsdatum op de omdoos moet zijn bijgewerkt, zodat deze de gekoelde
houdbaarheidsdatum weergeeft, en de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum moet zijn
doorgestreept.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij een temperatuur tussen 8 °C
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.

Afhandeling van temperatuurafwijkingen tijdens gekoelde bewaring
·
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik
gedurende maximaal 10 weken indien bewaard bij temperaturen van -2 °C tot +2 °C, binnen de
bewaarperiode van 10 weken tussen 2 °C en 8 °C.
·
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat de injectieflacon maximaal 24 uur kan worden bewaard bij
temperaturen van 8 °C tot 30 °C, inclusief de maximaal 12 uur na de eerste keer te zijn
aangeprikt.
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Geopende injectieflacon
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 12 uur bij 2 °C tot 30 °C,
inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Vanuit microbiologisch standpunt moet het product
onmiddellijk worden gebruikt, tenzij de methode voor opening de risico's op microbiële
verontreiniging uitsluit. Als het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden
en -condities de verantwoordelijkheid van de gebruiker.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en opening, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
2,25 ml dispersie in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml met
een stop (synthetisch broombutylrubber) en een grijze plastic flip-offdop met aluminium verzegeling.
Elke injectieflacon bevat 6 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.

VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)


· Controleer of de injectieflacon een
grijze plastic dop heeft.
· Als de injectieflacon een paarse plastic
Grijze dop
dop heeft, raadpleeg dan de

Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
· Als de injectieflacon een oranje plastic
Niet verdunnen
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor

dispersie voor injectie.

AFHANDELING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren wordt
Bewaren
bewaard, moet de inhoud vóór gebruik
gedurende
worden ontdooid. Breng bevroren
maximaal
injectieflacons over naar een
10 weken bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
2 °C tot 8 °C;
ontdooien; het kan 6 uur duren om een
houdbaarheids-
verpakking met 10 injectieflacons te
datum op doos
ontdooien. Zorg ervoor dat de
bijwerken.
injectieflacons vóór gebruik volledig
zijn ontdooid.
· Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
· Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden.
· Als alternatief kunnen afzonderlijke
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot 30 °C
worden ontdooid.
· Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
· Meng voorzichtig door de
injectieflacons vóór gebruik 10 maal
om te keren. Niet schudden.
· Vóór het mengen kan de ontdooide
dispersie witte of gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
· Na het mengen moet het vaccin een
witte tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het vaccin niet als er vreemde
deeltjes aanwezig zijn of als er sprake
is van verkleuring.

Voorzichtig × 10

BEREIDEN VAN AFZO
NDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Reinig op aseptische wijze de stop van
de injectieflacon met een antiseptisch
doekje voor eenmalig gebruik.
· Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
· Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
0,3 ml vaccin
· Gooi de injectieflacon en het

overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
· Noteer de betreffende datum/het
betreffende tijdstip op de
injectieflacon. Gooi ongebruikt vaccin
12 uur nadat de injectieflacon voor het
eerst is aangeprikt, weg.
Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/002
EU/1/20/1528/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Dit is een injectieflacon met een oranje dop voor meervoudige dosering en de inhoud moet vóór
gebruik worden verdund.
Eén injectieflacon (1,3 ml) bevat na verdunning 10 doses van 0,2 ml; zie rubriek 4.2 en 6.6.
Eén dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram tozinameran, een COVID-19-mRNA-vaccin (ingebed in
lipidenanodeeltjes).
Tozinameran is een enkelstrengs, 5'-capped boodschapper-RNA (mRNA), geproduceerd met behulp
van een celvrije in-vitrotranscriptie van de overeenkomende DNA-sjablonen, die voor het virale
spike-eiwit (S-eiwit) van SARS-CoV-2 coderen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor dispersie voor injectie (steriel concentraat).
Het vaccin is een witte tot gebroken witte, bevroren dispersie (pH: 6,9 - 7,9).
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie is geïndiceerd voor actieve
immunisatie bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar ter preventie van COVID-19 die wordt veroorzaakt
door het SARS-CoV-2-virus.
Het gebruik van dit vaccin dient te gebeuren in overeenstemming met de officiële aanbevelingen.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering

Kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar)

Na verdunning wordt Comirnaty 10 microgram/dosis intramusculair toegediend als een primaire kuur
van 2 doses (van elk 0,2 ml). Het wordt aanbevolen de tweede dosis 3 weken na de eerste dosis toe te
dienen (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Ernstig immuungecompromitteerde personen van 5 jaar en ouder
Bij personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis van de primaire kuur intramusculair worden toegediend (zie rubriek 4.4).
De onderlinge verwisselbaarheid van Comirnaty met COVID-19-vaccins van andere fabrikanten om
de primaire kuur te voltooien, is niet vastgesteld. Personen die een dosis Comirnaty hebben gekregen,
moeten Comirnaty blijven krijgen om de primaire kuur te voltooien.
Comirnaty 10 microgram/dosis mag uitsluitend worden gebruikt voor kinderen van 5 tot en met
11 jaar.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Comirnaty bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Wijze van toediening
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie moet na verdunning
intramusculair worden toegediend (zie rubriek 6.6).
Na verdunning bevatten de injectieflacons van Comirnaty 10 vaccindoses van 0,2 ml. Om 10 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen optrekken, moeten spuiten en/of naalden met een kleine dode
ruimte worden gebruikt. De dode ruimte van de combinatie van spuit en naald mag maximaal
35 microliter zijn. Als standaardspuiten en -naalden worden gebruikt, is er mogelijk niet voldoende
volume om 10 doses uit een enkele injectieflacon op te trekken. Ongeacht het type spuit en naald:
·
Elke dosis moet 0,2 ml vaccin bevatten.
·
Als de hoeveelheid vaccin die in de injectieflacon overblijft, geen volledige dosis van 0,2 ml
kan opleveren, moeten de injectieflacon en het overblijvende volume worden weggegooid.
·
Overblijvend vaccin van meerdere injectieflacons mag niet worden samengevoegd.
De plaats is bij voorkeur de deltaspier van de bovenarm.
Het vaccin mag niet intravasculair, subcutaan of intradermaal worden toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere vaccins of geneesmiddelen.
Voor te nemen voorzorgen voorafgaand aan toediening van het vaccin, zie rubriek 4.4.
Voor instructies over ontdooien, hanteren en verwijderen van het vaccin, zie rubriek 6.6.

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Algemene aanbevelingen
Overgevoeligheid en anafylaxie
Voorvallen van anafylaxie zijn gemeld. Medisch toezicht en een gepaste medische behandeling
moeten altijd onmiddellijk beschikbaar zijn voor het geval dat zich een anafylactische reactie voordoet
na de toediening van het vaccin.
volgende dosis van het vaccin mag niet worden gegeven aan personen die anafylaxie ondervonden na
een eerdere dosis Comirnaty.
Myocarditis en pericarditis
Er is een verhoogd risico op myocarditis en pericarditis na vaccinatie met Comirnaty. Deze
aandoeningen kunnen binnen enkele dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor
binnen 14 dagen. Ze werden vaker waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en
jonge mannen (zie rubriek 4.8). Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het verloop van myocarditis en
pericarditis na vaccinatie niet verschilt van dat van myocarditis of pericarditis in het algemeen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten alert zijn op de tekenen en symptomen van
myocarditis en pericarditis. Gevaccineerde personen (waaronder ouders of zorgverleners) moeten
worden geïnstrueerd om onmiddellijk medische hulp in te roepen indien zij symptomen ontwikkelen
die wijzen op myocarditis of pericarditis zoals (acute en aanhoudende) pijn op de borst,
kortademigheid of hartkloppingen na vaccinatie.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moeten de richtlijnen en/of specialisten raadplegen om
deze aandoening te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op myocarditis na een derde dosis Comirnaty is nog niet gekarakteriseerd.
Angstgerelateerde reacties
Angstgerelateerde reacties, waaronder vasovagale reacties (syncope), hyperventilatie of
stressgerelateerde reacties (bijvoorbeeld duizeligheid, hartkloppingen, versnelde hartslag,
veranderingen in bloeddruk, paresthesie, hypo-esthesie en zweten), kunnen zich in verband met het
vaccinatieproces zelf voordoen. Stressgerelateerde reacties zijn tijdelijk van aard en verdwijnen
vanzelf. Personen moeten worden geadviseerd dat ze de vaccinatieverlener van de symptomen op de
hoogte moeten stellen voor evaluatie. Het is belangrijk dat voorzorgen worden genomen om letsel als
gevolg van flauwvallen te voorkomen.
Gelijktijdige ziekte
Bij personen die een acute ernstige ziekte hebben, die gepaard gaat met koorts, of een acute infectie,
moet de vaccinatie worden uitgesteld. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of laaggradige
koorts hoeft de vaccinatie niet worden uitgesteld.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Zoals met andere intramusculaire injecties is voorzichtigheid geboden bij toediening van het vaccin bij
personen die met anticoagulantia worden behandeld of personen met trombocytopenie of een
stollingsstoornis (zoals hemofilie), omdat zich bij deze personen een bloeding of blauwe plek kan
voordoen na een intramusculaire toediening.
Immuungecompromitteerde personen
De werkzaamheid en veiligheid van het vaccin zijn niet beoordeeld bij immuungecompromitteerde
personen, waaronder personen die met immunosuppressiva worden behandeld. De werkzaamheid van
Comirnaty kan minder zijn bij immuungecompromitteerde personen.
De aanbeveling om een derde dosis te overwegen bij ernstig immuungecompromitteerde personen is
gebaseerd op beperkt serologisch bewijs uit een reeks casussen van de klinische behandeling van
volwassen patiënten met iatrogene immuniteitsstoornis na solide orgaantransplantatie zoals
beschreven in de literatuur (zie rubriek 4.2).
Duur van de bescherming
De duur van de bescherming die het vaccin biedt is niet bekend, omdat dit met lopende klinische
onderzoeken nog wordt bepaald.
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Comirnaty niet bij alle gevaccineerden
bescherming biedt. Personen zijn mogelijk pas 7 dagen na hun tweede dosis van het vaccin volledig
beschermd.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Er is geen onderzoek naar gelijktijdige toediening van Comirnaty met andere vaccins uitgevoerd.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Uit een grote hoeveelheid observationele gegevens over zwangere vrouwen die tijdens het tweede en
derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijkt geen toegenomen aantal negatieve
zwangerschapsuitkomsten. Hoewel op dit moment gegevens over zwangerschapsuitkomsten na
vaccinatie in het eerste trimester beperkt zijn, is er geen verhoogd risico op een miskraam
waargenomen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten
voor de zwangerschap, de ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of postnatale
ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Borstvoeding
Er worden geen effecten op met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen verwacht aangezien
de systemische blootstelling van de borstvoeding gevende vrouw aan Comirnaty verwaarloosbaar is.
Observationele gegevens over vrouwen die borstvoeding gaven na vaccinatie wezen niet op een risico
op negatieve effecten bij met moedermelk gevoede pasgeborenen/zuigelingen. Comirnaty kan tijdens
borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Comirnaty heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bepaalde bijwerkingen die in rubriek 4.8 worden vermeld, kunnen echter
tijdelijk een invloed hebben op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
het veiligheidsprofiel Kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar) ­ na
2 doses
In onderzoek 3 kregen in totaal 1.518 kinderen van 5 tot en met 11 jaar ten minste 1 dosis Comirnaty
10 microgram en kregen in totaal 750 kinderen van 5 tot en met 11 jaar een placebo. Op het moment
van de analyse van fase 2/3 onderzoek 3, met gegevens tot en met de afsluitende datum van
6 september 2021, werden 2.158 (95,1%) (1.444 Comirnaty 10 microgram en 714 placebo) kinderen
gedurende ten minste 2 maanden na de tweede dosis Comirnaty 10 microgram gevolgd. Een analyse
van de gegevens over bijwerkingen van fase 2/3 onderzoek 3 omvatte nog eens 2.379 deelnemers
[1.591 Comirnaty 10 microgram en 788 placebo], van wie 71,2% een follow-upperiode had van ten
minste 2 weken na dosis 2 tot en met de afsluitende datum van 8 oktober 2021. De
veiligheidsevaluatie voor onderzoek 3 loopt nog.
het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar waren injectieplaatspijn (> 80%),
vermoeidheid (> 50%), hoofdpijn (> 30%), injectieplaatsroodheid en zwelling van injectieplaats
(> 20%), myalgie en koude rillingen (> 10%).
Adolescenten van 12 tot 15 jaar ­ na 2 doses
In een analyse van langetermijn-veiligheidsfollow-up in onderzoek 2 waren 2.260 adolescenten
(1.131 Comirnaty en 1.129 placebo) 12 tot 15 jaar oud. Van hen werden 1.559 adolescenten
(786 Comirnaty en 773 placebo) gevolgd gedurende 4 maanden na de tweede dosis Comirnaty. De
evaluatie van de veiligheid van onderzoek 2 loopt nog.
Het algemene veiligheidsprofiel van Comirnaty bij adolescenten van 12 tot 15 jaar was vergelijkbaar
met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij deelnemers van 16 jaar en ouder. De meest frequent
voorkomende bijwerkingen bij adolescenten van 12 tot 15 jaar die 2 doses hadden gekregen, waren
injectieplaatspijn (> 90%), vermoeidheid en hoofdpijn (> 70%), myalgie en koude rillingen (> 40%),
artralgie en pyrexie (> 20%).
Deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In onderzoek 2 kregen in totaal 22.026 deelnemers van 16 jaar of ouder ten minste 1 dosis Comirnaty
30 microgram en kregen in totaal 22.021 deelnemers van 16 jaar of ouder een placebo (waaronder
respectievelijk 138 en 145 adolescenten van 16 en 17 jaar oud in de vaccingroep en de placebogroep).
In totaal kregen 20.519 deelnemers van 16 jaar of ouder 2 doses Comirnaty.
Op het moment van de analyse van onderzoek 2, met de afsluitende datum van 13 maart 2021 voor de
gegevens van de placebogecontroleerde, geblindeerde follow-upperiode tot en met de datum van
opheffen van de blindering voor de deelnemers, werden in totaal 25.651 (58,2%) deelnemers
(13.031 Comirnaty en 12.620 placebo) van 16 jaar en ouder gedurende 4 maanden na de tweede
dosis gevolgd. Deze analyse omvatte in totaal 15.111 (7.704 Comirnaty en 7.407 placebo) deelnemers
van 16 tot en met 55 jaar oud en in totaal 10.540 (5.327 Comirnaty en 5.213 placebo) deelnemers van
56 jaar en ouder.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 16 jaar en ouder die 2 doses hadden
gekregen, waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 50%), myalgie
(> 40%), koude rillingen (> 30%), artralgie (> 20%), pyrexie en zwelling van injectieplaats (> 10%);
ze waren doorgaans licht of matig intens en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie. Een iets
lagere frequentie van reactogeniciteitsvoorvallen ging gepaard met een hogere leeftijd.
Het veiligheidsprofiel bij 545 deelnemers van 16 jaar en ouder die Comirnaty kregen en seropositief
waren voor SARS-CoV-2 in de uitgangssituatie was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is
waargenomen bij de algemene populatie.
Deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na een boosterdosis
Een subgroep van deelnemers van fase 2/3 onderzoek 2 met daarin 306 volwassenen van 18 tot 55 jaar
oud, die de oorspronkelijke kuur van 2 doses Comirnaty hadden voltooid, kregen ongeveer 6 maanden
(bereik van 4,8 tot 8,0 maanden) na toediening van dosis 2 een boosterdosis van Comirnaty.
Het algemene veiligheidsprofiel voor de boosterdosis was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel
waargenomen na 2 doses. De meest frequent voorkomende bijwerkingen bij deelnemers van 18 tot
55 jaar oud waren injectieplaatspijn (> 80%), vermoeidheid (> 60%), hoofdpijn (> 40%), myalgie
(> 30%), koude rillingen en artralgie (> 20%).
In onderzoek 4, een placebogecontroleerd boosteronderzoek, kregen deelnemers van 16 jaar en ouder
die uit onderzoek 2 werden gerekruteerd ten minste 6 maanden na de tweede dosis Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty (5.081 deelnemers) of placebo (5.044 deelnemers). Voor deelnemers die
een boosterdosis kregen, bedroeg de mediane follow-upperiode in het algemeen 2,5 maanden na de
Comirnaty vastgesteld.
Boosterdosis na primaire vaccinatie met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin
In 5 onafhankelijke onderzoeken naar het gebruik van een boosterdosis van Comirnaty bij personen
die de primaire vaccinatie hadden voltooid met een ander goedgekeurd COVID-19-vaccin (heterologe
boosterdosis), werden geen nieuwe veiligheidsproblemen vastgesteld.
Lijst in tabelvorm van bijwerkingen afkomstig van klinische onderzoeken en van ervaring na
verlening van de handelsvergunning bij personen van 5 jaar en ouder
Bijwerkingen die zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken worden hieronder vermeld
overeenkomstig de volgende frequentiecategorieën:
zeer vaak (1/10),
vaak (1/100, <1/10),
soms (1/1.000, <1/100),
zelden (1/10.000, <1/1.000),
zeer zelden (<1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).

Tabel 1: Bijwerkingen van Comirnaty in klinische onderzoeken en bij ervaring na verlening
van de handelsvergunning bij personen van 5 jaar en ouder
Systeem/
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden Niet bekend
orgaanklasse
(1/10)
(1/100,
(1/1.000,
(1/10.000, (<1/10.000) (kan met de
<1/10)
<1/100)
<1/1.000)
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)
Bloed- en

Lymfadeno-

lymfestelsel-
pathiea
aandoeningen
Immuunsysteem-

Overgevoelig-

Anafylaxie
aandoeningen
heidsreacties
(bijv. rash,
pruritus,
urticariab,
angio-oedeemb)
Voedings- en

Verminderde

stofwisselings-
eetlust
stoornissen
Psychische

Insomnia

stoornissen
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Lethargie
Acute
Paresthesied,
aandoeningen
perifere
hypo-
gelaats-
esthesied
paralysec
Hartaandoeningen

Myocarditis;d
pericarditisd
Maagdarmstelsel- Diarreed
Nausea;

aandoeningen
brakend
Huid- en

Hyperhidrose;

Erythema
onderhuid-
nachtzweten
multiforme
aandoeningen
d
Pijn in

en bindweefsel-
myalgie
extremiteite
aandoeningen
Algemene
Injectie-
Injectie- Asthenie;

Uitgebreid
aandoeningen en
plaatspijn; plaats-
malaise;
e zwelling
toedieningsplaats- vermoeid-
roodheid injectieplaats-
van de
stoornissen
heid; koude h
pruritus
gevaccinee
rillingen;
rde
pyrexief;
ledemaatd;
zwelling
zwelling
van
van het
injectie-
gezichtg
plaats
a. Een hogere frequentie van lymfadenopathie (2,8% versus 0,4%) werd waargenomen bij deelnemers die in onderzoek 4 een
boosterdosis hadden gekregen in vergelijking met deelnemers die 2 doses hadden gekregen.
b. De frequentiecategorie voor urticaria en angio-oedeem is `zelden'.
c. Gedurende de follow-upperiode voor de veiligheid van het klinische onderzoek tot 14 november 2020 is acute perifere
gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld door vier deelnemers in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin. De
gelaatsparalyse startte op dag 37 na dosis 1 (die deelnemer kreeg dosis 2 niet) en op dag 3, 9 en 48 na dosis 2. Er zijn geen
gevallen van acute perifere gelaatsparalyse (of verlamming) gemeld in de placebogroep.
d. Bijwerkingen vastgesteld na verlening van de handelsvergunning.
e. Verwijst naar de gevaccineerde arm.
f. Een hogere frequentie van pyrexie is waargenomen na de tweede dosis in vergelijking met de eerste dosis.
g. In de postmarketingfase is melding gemaakt van zwelling van het gezicht bij personen die het vaccin toegediend kregen die
eerder huidvullers (`fillers') hebben gebruikt.
h. Injectieplaatsroodheid kwam met een hogere frequentie (zeer vaak) voor bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myocarditis
Het verhoogde risico op myocarditis na vaccinatie met Comirnaty is het grootst bij jongens en jonge
mannen (zie rubriek 4.4).
In twee grote Europese farmaco-epidemiologische studies werd het extra risico bij jongens en jonge
mannen na de tweede dosis Comirnaty geraamd. Uit één studie bleek dat er bij mannen van 12-29 jaar
in een periode van 7 dagen na de tweede dosis ongeveer 0,265 (95% BI 0,255 - 0,275) meer gevallen
van myocarditis per 10.000 personen optraden dan bij niet-blootgestelde personen. In een andere
studie traden er bij mannen van 16-24 jaar in een periode van 28 dagen na de tweede dosis 0,57 (95%
BI 0,39 - 0,75) meer gevallen van myocarditis per 10.000 personen op dan bij niet-blootgestelde
personen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V en het
batchnummer/lotnummer te vermelden, indien beschikbaar.

4.9 Overdosering
Gegevens over overdosering zijn beschikbaar van 52 deelnemers die in het klinische onderzoek waren
opgenomen en die door een fout in de verdunning 58 microgram Comirnaty toegediend kregen. De
gevaccineerden meldden geen toename van reactogeniciteit of bijwerkingen.
In geval van overdosering moeten de vitale functies worden gemonitord en wordt een mogelijke
symptomatische behandeling aanbevolen.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, andere virale vaccins, ATC-code: J07BX03
Werkingsmechanisme
Het nucleoside-gemodificeerde boodschapper-RNA in Comirnaty is geformuleerd in
lipidenanodeeltjes, waardoor afgifte van het niet-replicerende RNA in gastcellen mogelijk is om het
S-antigeen van SARS-CoV-2 tot transiënte expressie te brengen. Het mRNA codeert voor het in de
membraan verankerde S-eiwit over de volledige lengte met tweepuntsmutaties binnen de centrale
helix. Mutatie van deze twee aminozuren tot proline vergrendelt het antigeen S in een prefusie-
conformatie die nodig is om een juiste immuunrespons op te wekken. Het vaccin leidt tot zowel
neutraliserende antistoffen als cellulaire immuunresponsen op het spike-(S)-antigeen, wat mogelijk
bijdraagt tot de bescherming tegen COVID-19.
Werkzaamheid
Onderzoek 2 is een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd,
waarnemergeblindeerd, dosisbepalend fase 1/2/3-onderzoek naar de werkzaamheid, met selectie van
een kandidaat-vaccin, bij deelnemers van 12 jaar en ouder. De randomisatie werd volgens leeftijd
gestratificeerd: 12 tot en met 15 jaar oud, 16 tot en met 55 jaar oud of 56 jaar en ouder, waarbij ten
minste 40% van de deelnemers in de groep van 56 jaar werd ingedeeld. Deelnemers werden
uitgesloten van het onderzoek als ze immuungecompromitteerd waren en als ze eerder een klinische of
microbiologische diagnose van COVID-19 hadden. Deelnemers met een reeds bestaande, stabiele
ziekte, gedefinieerd als een ziekte waarvoor geen wijziging van de therapie of ziekenhuisopname
vanwege verergering van de ziekte tijdens de 6 weken voorafgaand aan de inschrijving noodzakelijk
was, werden opgenomen in het onderzoek evenals deelnemers met een bekende, stabiele infectie met
het humaan immunodeficiëntievirus (hiv), hepatitis C-virus (HCV) of hepatitis B-virus (HBV).
Werkzaamheid bij deelnemers van 16 jaar en ouder ­ na 2 doses
In het fase 2/3-deel van onderzoek 2 werden, op basis van gegevens die zijn verzameld tot en met
14 november 2020, ongeveer 44.000 deelnemers in gelijke mate gerandomiseerd; ze moesten 2 doses
van het COVID-19-mRNA-vaccin of een placebo krijgen. De werkzaamheidsanalyses omvatten
deelnemers die hun tweede vaccinatie binnen 19 tot 42 dagen na hun eerste vaccinatie kregen. De
meerderheid (93,1%) van de gevaccineerden kreeg de tweede dosis 19 dagen tot 23 dagen na dosis 1.
Volgens de planning worden de deelnemers gedurende maximaal 24 maanden na dosis 2 gevolgd,
voor beoordelingen van de veiligheid en werkzaamheid tegen COVID-19. In het klinische onderzoek
moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 14 dagen vóór en na toediening van een
influenzavaccin in acht nemen om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen. In het
klinische onderzoek moesten de deelnemers een minimale tussenperiode van 60 dagen vóór en na
ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobulinen in acht nemen gedurende het gehele
onderzoek en tot voltooiing ervan om ofwel placebo of het COVID-19-mRNA-vaccin te krijgen.
De populatie voor de analyse van het primaire werkzaamheidseindpunt bestond uit 36.621 deelnemers
van 12 jaar en ouder (18.242 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 18.379 in de
placebogroep) voor wie er geen bewijzen waren voor een eerdere infectie met SARS-CoV-2 tot en met
7 dagen na de tweede dosis. Verder waren 134 deelnemers 16 tot en met 17 jaar oud (66 in de groep
met het COVID-19-mRNA-vaccin en 68 in de placebogroep) en waren 1.616 deelnemers 75 jaar en
ouder (804 in de groep met het COVID-19-mRNA-vaccin en 812 in de placebogroep).
Op het moment van de analyse van de primaire werkzaamheid waren de deelnemers voor
symptomatische COVID-19 gevolgd gedurende in totaal 2.214 persoonsjaren voor het
COVID-19-mRNA-vaccin en in totaal 2.222 persoonsjaren in de placebogroep.
deelnemers die risico liepen op een ernstige vorm van COVID-19, waaronder deelnemers met 1 of
meer comorbiditeiten die het risico op een ernstige vorm van COVID-19 verhogen (bijvoorbeeld
astma, body mass index (BMI) 30 kg/m2, chronische longziekte, diabetes mellitus, hypertensie).
Informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 2.

Tabel 2:
Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van infectie vóór
7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor werkzaamheid (7 dagen)
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij deelnemers zonder bewijs van
eerdere SARS-CoV-2-infectie*
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 18.198
Na = 18.325
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BI)e
Alle deelnemers
8
162
95,0
2,214 (17.411)
2,222 (17.511)
(90,0; 97,9)
16 tot en met 64 jaar
7
143
95,1
1,706 (13.549)
1,710 (13.618)
(89,6; 98,1)
65 jaar en ouder
1
19
94,7
0,508 (3.848)
0,511 (3.880)
(66,7; 99,9)
65 tot en met 74 jaar
1
14
92,9
0,406 (3.074)
0,406 (3.095)
(53,1; 99,8)
75 jaar en ouder
0
5
100,0
0,102 (774)
0,106 (785)
(-13,1; 100,0)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase
Chain Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (*definitie van
casus: [ten minste 1 van] koorts, nieuwe of toegenomen hoest, nieuwe of toegenomen kortademigheid,
koude rillingen, nieuwe of toegenomen spierpijn, nieuw verlies van smaakzin of reukzin, keelpijn,
diarree of braken.)
* Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (vóór 7 dagen na ontvangst van de laatste dosis) van
een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij bezoek 1 en
SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van nucleïnezuuramplificatietests [NAAT] [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode. BI niet aangepast voor multipliciteit.
De werkzaamheid van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van
COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2, vergeleken met placebo, was 94,6%
(95%-betrouwbaarheidsinterval van 89,6% tot 97,6%) bij deelnemers van 16 jaar en ouder met of
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2.
Subgroepanalyses van het primaire werkzaamheidseindpunt duidden bovendien op vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst en
deelnemers met medische comorbiditeiten die gepaard gaan met een hoog risico op ernstige
COVID-19.
COVID-19 die zijn verzameld tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-up; ze geven bij
de populatie voor de werkzaamheid een periode tot 6 maanden na dosis 2 weer.
De bijgewerkte informatie over de werkzaamheid van het vaccin wordt gegeven in tabel 3.

Tabel 3: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, volgens leeftijdssubgroep ­ deelnemers zonder bewijs van eerdere
SARS-CoV-2-infectie* vóór 7 dagen na dosis 2 ­ evalueerbare populatie voor
werkzaamheid (7 dagen) tijdens de placebogecontroleerde fol ow-upperiode
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Na = 20.998
Na = 21.096
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %
Subgroep
Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BIe)
Alle deelnemersf
77
850
91,3
6,247 (20.712)
6,003 (20.713)
(89,0; 93,2)
16 tot en met 64 jaar
70
710
90,6
4,859 (15.519)
4,654 (15.515)
(87,9; 92,7)
65 jaar en ouder
7
124
94,5
1,233 (4.192)
1,202 (4.226)
(88,3; 97,8)
65 tot en met 74 jaar
6
98
94,1
0,994 (3.350)
0,966 (3.379)
(86,6; 97,9)
75 jaar en ouder
1
26
96,2
0,239 (842)
0,237 (847)
(76,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na dosis 2,
werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
e. Het tweezijdige 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis
van de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
f. Omvatte bevestigde gevallen bij deelnemers van 12 tot en met 15 jaar: 0 in de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin; 16 in de placebogroep.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse bedroeg de werkzaamheid van het
COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van het eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na
dosis 2, vergeleken met placebo, 91,1% (95%-BI van 88,8% tot 93,0%) bij deelnemers in de
evalueerbare populatie voor de werkzaamheid met of zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2.
Bovendien toonden de bijgewerkte werkzaamheidsanalyses volgens subgroep vergelijkbare
puntschattingen voor de werkzaamheid aan voor alle groepen van geslacht, etnische afkomst,
geografie en deelnemers met medische comorbiditeiten en obesitas die gepaard gaan met een hoog
risico op ernstige COVID-19.
Bijgewerkte werkzaamheidsanalyses van secundaire werkzaamheidseindpunten ondersteunden het
voordeel van het COVID-19-mRNA-vaccin voor preventie van ernstige COVID-19.
Vanaf 13 maart 2021 wordt werkzaamheid van het vaccin tegen ernstige COVID-19 uitsluitend
gegeven voor deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 (tabel 4), omdat het aantal
gevallen van COVID-19 bij deelnemers zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 hetzelfde was als
dat bij deelnemers met of zonder eerdere infectie met SARS-CoV-2 bij zowel de groep met het
COVID-19-mRNA-vaccin als de placebogroep.

Tabel 4: Werkzaamheid van het vaccin ­ eerste optreden van ernstige COVID-19 bij
deelnemers met of zonder eerdere SARS-CoV-2-infectie volgens definitie van de
Food and Drug Administration (FDA)* na dosis 1 of vanaf 7 dagen na dosis 2 in de
placebogecontroleerde fol ow-up
COVID-19-mRNA-
vaccin
Placebo
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1a
n1a
van vaccin %

Bewakingsperiode (n2b)
Bewakingsperiode (n2b)
(95%-BIc)
Na dosis 1d
1
30
96,7
8,439e (22.505)
8,288e (22.435)
(80,3; 99,9)
7 dagen na dosis 2f
1
21
95,3
6,522g (21.649)
6,404g (21.730)
(70,9; 99,9)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts; nieuwe
of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen spierpijn;
nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van
ten minste 1 van de volgende:
· klinische tekenen in rusttoestand die duiden op een ernstige systemische ziekte (ademhalingsritme
30 ademhalingen per minuut, hartslag 125 slagen per minuut, zuurstofsaturatie 93% bij
kamerlucht op zeeniveau, of verhouding van partiële druk van arteriële zuurstof ten opzichte van
fractionele geïnspireerde zuurstof < 300 mmHg);
· ademhalingsfalen (gedefinieerd als noodzaak van high-flow zuurstof, niet-invasieve beademing,
kunstmatige beademing of extracorporele membraanoxygenatie [ECMO]);
· bewijs van shock (systolische bloeddruk < 90 mmHg, diastolische bloeddruk < 60 mmHg of noodzaak
van vasopressoren);
· significante acute nier-, lever- of neurologische disfunctie;
· opname op een intensivecareafdeling;
· overlijden.
a. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
b. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
c. Het tweezijdige betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de werkzaamheid van het vaccin is afgeleid op basis van
de voor de bewakingsperiode aangepaste Clopper-Pearson-methode.
d. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de gehele beschikbare populatie voor de werkzaamheid van dosis 1
(aangepaste intention-to-treat) die bestond uit alle gerandomiseerde deelnemers die ten minste 1 dosis van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen.
e. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf dosis 1 tot het einde van de bewakingsperiode.
f. Werkzaamheid beoordeeld op basis van de evalueerbare populatie voor de werkzaamheid (7 dagen) die
bestond uit alle in aanmerking komende, gerandomiseerde deelnemers die alle doses van het
onderzoeksmiddel hadden gekregen, zoals gerandomiseerd binnen de vooraf vastgelegde marge, en die
volgens de clinicus geen andere belangrijke afwijkingen van het protocol hadden.
g. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen elke
groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19 loopt
vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
In een initiële analyse van onderzoek 2 bij adolescenten van 12 tot 15 jaar (met een mediane follow-
upduur van > 2 maanden na dosis 2) zonder bewijs van eerdere infectie waren er geen gevallen bij de
1.005 deelnemers die het vaccin kregen en waren er 16 gevallen van de 978 die placebo kregen. De
puntschatting voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 75,3; 100,0). Bij
deelnemers met of zonder bewijs van eerdere infectie waren er 0 gevallen bij de 1.119 die het vaccin
kregen en 18 gevallen bij de 1.110 deelnemers die placebo kregen. Ook dit duidt erop dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 78,1; 100,0).
De bijgewerkte werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd met aanvullende bevestigde COVID-19-
gevallen die waren ontstaan tijdens de geblindeerde, placebogecontroleerde follow-upperiode die liep
tot 6 maanden na dosis 2, in de werkzaamheidspopulatie.
In de bijgewerkte werkzaamheidsanalyse van onderzoek 2, bij adolescenten van 12 tot en met 15 jaar
zonder tekenen van eerdere infectie, kwamen geen gevallen voor onder de 1.057 deelnemers die het
vaccin hadden gekregen en 28 gevallen onder de 1.030 die placebo hadden gekregen. De puntschatting
voor de werkzaamheid is 100% (95%-betrouwbaarheidsinterval 86,8; 100,0). Bij deelnemers met of
zonder tekenen van eerdere infectie kwamen 0 gevallen voor onder de 1.119 deelnemers die het vaccin
hadden gekregen en 30 gevallen onder de 1.109 die placebo hadden gekregen. Dit geeft ook aan dat de
puntschatting voor de werkzaamheid 100% is (95%-betrouwbaarheidsinterval 87,5; 100,0).
In onderzoek 2 werd 1 maand na dosis 2 een analyse van neutraliserende titers voor SARS-CoV-2
uitgevoerd bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers voor wie er geen serologisch of
virologisch bewijs was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2,
waarbij de respons bij adolescenten van 12 tot 15 jaar oud (n = 190) werd vergeleken met de respons
bij deelnemers van 16 tot 25 jaar oud (n = 170).
De verhouding van de geometrisch gemiddelde titers (GMT) bij de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar tot
de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar was 1,76, met een 2-zijdig 95%-BI van 1,47 tot 2,10. Daarom is
voldaan aan het criterium van de 1,5-voudige niet-inferioriteit aangezien de onderste grens van het
2-zijdig 95%-BI voor de geometrisch gemiddelde ratio (GMR) > 0,67 was.
Werkzaamheid en immunogeniciteit bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z. van 5 tot jonger dan
12 jaar) ­ na 2 doses
Onderzoek 3 is een fase 1/2/3-onderzoek dat bestond uit een open-label, dosisbepalend deel voor het
vaccin (fase 1) en een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, placebogecontroleerd (met
fysiologische zoutoplossing), waarnemergeblindeerd deel naar de werkzaamheid (fase 2/3) waarin
deelnemers van 5 tot en met 11 jaar werden opgenomen. De meerderheid (94,4%) van de deelnemers
die gerandomiseerd werden naar ontvangst van het vaccin, ontving de tweede dosis 19 dagen tot
23 dagen na dosis 1.
De beschrijvende werkzaamheidsresultaten van het vaccin bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar zonder
bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2 worden gegeven in tabel 5. Bij deelnemers met bewijs
van eerdere infectie met SARS-CoV-2 zijn er geen gevallen van COVID-19 waargenomen in de
vaccingroep of in de placebogroep.

dosis 2: zonder bewijs van infectie vóór 7 dagen na dosis 2 ­ fase 2/3 ­evalueerbare
populatie van kinderen van 5 tot en met 11 jaar voor werkzaamheid
Eerste optreden van COVID-19 vanaf 7 dagen na dosis 2 bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar
zonder bewijs van eerdere infectie met SARS-CoV-2*
COVID-19-mRNA-
vaccin
10 microgram/dosis
Placebo
Na = 1.305
Na = 663
Gevallen
Gevallen
Werkzaamheid
n1b
n1b
van vaccin %

Bewakingsperiodec (n2d)
Bewakingsperiodec (n2d)
(95%-BI)
Kinderen van 5 tot
3
16
90,7
en met 11 jaar
0,322 (1.273)
0,159 (637)
(67,7; 98,3)
Opmerking: Bevestigde gevallen werden bepaald met behulp van Reverse Transcription-Polymerase Chain
Reaction (RT-PCR); ten minste 1 symptoom stemde overeen met COVID-19 (symptomen waren: koorts;
nieuwe of toegenomen hoest; nieuwe of toegenomen kortademigheid; koude rillingen; nieuwe of toegenomen
spierpijn; nieuw verlies van smaakzin of reukzin; keelpijn; diarree; braken).
* Deelnemers die geen bewijs van een eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor
N-bindende antistof bij bezoek 1 en SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij
bezoek 1 en 2) en een negatieve NAAT (neusswab) hadden bij een ongepland bezoek vóór 7 dagen na
dosis 2, werden in de analyse opgenomen.
a. N = aantal deelnemers in de gespecificeerde groep.
b. n1 = aantal deelnemers die voldoen aan de definitie voor het eindpunt.
c. Totale bewakingsperiode in 1.000 persoonsjaren voor het gegeven eindpunt voor alle deelnemers binnen
elke groep die risico lopen op het eindpunt. De periode voor het verzamelen van gevallen van COVID-19
loopt vanaf 7 dagen na dosis 2 tot het einde van de bewakingsperiode.
d. n2 = aantal deelnemers die risico lopen op het eindpunt.
In onderzoek 3 toonde een analyse van 50% neutraliserende titers (NT50) voor SARS-CoV-2 1 maand
na dosis 2 bij een willekeurig geselecteerde subgroep van deelnemers effectiviteit aan door
immuunoverbrugging van immuunresponsen. Daarbij werden kinderen van 5 tot en met 11 jaar (d.w.z.
van 5 tot jonger dan 12 jaar) in het fase 2/3 gedeelte van onderzoek 3 vergeleken met deelnemers van
16 tot 25 jaar in het fase 2/3 deel van onderzoek 3 voor wie er geen serologisch of virologisch bewijs
was van een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie tot en met 1 maand na dosis 2, waarbij voldaan
werd aan de vooraf gespecificeerde criteria voor immuunoverbrugging voor zowel geometrisch
gemiddelde ratio (GMR) als verschil in serologische respons. De serologische respons werd
gedefinieerd als het bereiken van een ten minste 4-voudige stijging van NT50 voor SARS-CoV-2 ten
opzichte van de uitgangssituatie (vóór dosis 1).
De GMR van de NT50 voor SARS-CoV-2 1 maand na dosis 2 bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar
(d.w.z. van 5 tot jonger dan 12 jaar) ten opzichte van die bij jongvolwassenen van 16 tot 25 jaar was
1,04 (2-zijdig 95%-BI: 0,93; 1,18). Bij deelnemers zonder bewijs van eerdere infectie met
SARS-CoV-2 tot 1 maand na dosis 2 had 99,2% van de kinderen van 5 tot en met 11 jaar en 99,2%
van de deelnemers van 16 tot 25 jaar 1 maand na dosis 2 een serologische respons. Het verschil in
percentages van deelnemers met een serologische respons tussen de 2 leeftijdsgroepen (kinderen ­
jongvolwassenen) was 0,0% (2-zijdig 95%-BI: -2,0%; 2,2%). Deze informatie wordt gegeven in
tabel 6.

verschil in percentages van deelnemers met serologische respons ­ vergelijking van
kinderen van 5 tot en met 11 jaar (onderzoek 3) met deelnemers van 16 tot 25 jaar
(onderzoek 2) ­ deelnemers zonder bewijs van infectie tot 1 maand na dosis 2 ­
subgroep met immuunoverbrugging ­ fase 2/3 ­ evalueerbare populatie voor
immunogeniciteit

COVID-19-mRNA-vaccin
30 microgram/dosi
10 microgram/dosis
s
5 tot 11 jaar
16 tot 25 jaar
5 tot en met 11 jaar/
Na = 264
Na = 253
16 tot 25 jaar
Doelstelling
bereikt voor
immuun-
GMTc
GMTc
GMRd
overbrugginge

Tijdpuntb
(95%-BIc)
(95%-BIc)
(95%-BId)
(J/N)
Geometrisch
gemiddelde
voor 50%
neutralise-
rende titerf 1 maand
1.197,6
1.146,5
1,04
(GMTc)
na dosis 2 (1.106,1; 1.296,6) (1.045,5; 1.257,2) (0,93; 1,18)
J
Doelstelling
bereikt voor
immuun-
ng (%)
ng (%)
Verschil %i overbruggingk

Tijdpuntb
(95%-BIh)
(95%-BIh)
(95%-BIj)
(J/N)
Percentage
serologische
respons (%)
voor 50%
neutralise-
1 maand
262 (99,2)
251 (99,2)
0,0
rende titerf na dosis 2
(97,3; 99,9)
(97,2; 99,9)
(-2,0; 2,2)
J
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMR = geometrisch gemiddelde ratio; GMT = geometrisch
gemiddelde titer; LLOQ = lower limit of quantitation (onderste grens van kwantificatie);
NAAT = nucleïnezuuramplificatietest; NT50 = 50% neutraliserende titer; SARS-CoV-2 = severe acute
respiratory syndrome-coronavirus 2.
Opmerking: Deelnemers die geen serologisch of virologisch bewijs (tot 1 maand na de bloedafname na dosis 2)
van eerdere SARS-CoV-2-infectie hadden (d.w.z. [serum-]negatief voor N-bindende antistof bij het bezoek van
dosis 1 en 1 maand na dosis 2, SARS-CoV-2 niet gedetecteerd met behulp van NAAT [neusswab] bij de
bezoeken van dosis 1 en dosis 2, bij ieder ongepland bezoek tot 1 maand na de bloedafname na dosis 2 een
negatieve NAAT (neusswab) en geen medische voorgeschiedenis van COVID-19 hadden, werden in de analyse
opgenomen.
Opmerking: Serologische respons wordt gedefinieerd als het bereiken van een 4-voudige stijging ten opzichte
van de uitgangssituatie (vóór dosis 1). Als de meting in de uitgangssituatie lager is dan de LLOQ, wordt een
testresultaat van 4 × LLOQ na vaccinatie beschouwd als een serologische respons.
a. N = aantal deelnemers met geldige en vastgestelde testresultaten vóór vaccinatie en 1 maand na dosis 2.
Deze waarden zijn ook de noemers die worden gebruikt bij de procentuele berekeningen voor percentages
van serologische respons.
b. In het protocol gespecificeerd tijdstip voor bloedafname.
c. GMT's en 2-zijdige 95%-BI's zijn berekend door middel van de machtsverheffing van de gemiddelde
logaritme van de titers en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op de t-distributie van Student).
Testresultaten lager dan de LLOQ werden vastgelegd op 0,5 × LLOQ.
d. GMR's en 2-zijdige 95%-BI's zijn berekend door de machtsverheffing van het gemiddelde verschil in de
logaritmen van de titers (5 tot en met 11 jaar min 16 tot 25 jaar) en de overeenkomstige BI's (gebaseerd op
de t-distributie van Student).
e. Immuunoverbrugging, gebaseerd op de GMT, wordt verklaard als de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI
voor de GMR groter is dan 0,67 en de puntschatting van de GMR 0,8 is.
voor SARS-CoV-2. De test maakt gebruik van een fluorescent reportervirus afkomstig van de
USA_WA1/2020-stam en virusneutralisatie wordt afgelezen op monolagen van Vero-cellen. Het monster
met NT50 wordt gedefinieerd als de omgekeerde serumverdunning waarbij 50% van het virus wordt
geneutraliseerd.
g. n = aantal deelnemers met serologische respons, gebaseerd op NT50 1 maand na dosis 2.
h. Exact 2-zijdig BI, gebaseerd op de Clopper-Pearson-methode.
i. Verschil in aantallen, uitgedrukt in procenten (5 tot en met 11 jaar min 16 tot 25 jaar).
j. 2-zijdig BI, gebaseerd op de Miettinen-Nurminen-methode voor het verschil in aantallen, uitgedrukt in
procenten.
k. Immuunoverbrugging, gebaseerd op percentage serologische respons, wordt verklaard als de ondergrens
van het 2-zijdige 95%-BI voor het verschil in serologische respons groter is dan -10,0%.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Comirnaty bij pediatrische patiënten ter preventie van
COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Algemene toxiciteit
Ratten die Comirnaty intramusculair toegediend kregen (ze kregen eenmaal per week 3 volledige
humane doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in
lichaamsgewicht), vertoonden licht injectieplaatsoedeem en -erytheem en toenames van witte
bloedcellen (waaronder basofielen en eosinofielen), wat overeenstemde met een ontstekingsreactie,
alsook vacuolisatie van portale hepatocyten zonder bewijs van leverletsel. Alle effecten waren
omkeerbaar.
Genotoxiciteit/carcinogeniciteit
Er is geen onderzoek naar genotoxiciteit of carcinogeniciteit uitgevoerd. De componenten van het
vaccin (lipiden en mRNA) hebben naar verwachting geen genotoxisch potentieel.
Reproductietoxiciteit
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit zijn onderzocht bij ratten in een gecombineerd onderzoek naar
de vruchtbaarheid en ontwikkelingstoxiciteit, waarbij vrouwtjesratten Comirnaty intramusculair
toegediend kregen voorafgaand aan het paren en tijdens de dracht (ze kregen 4 volledige humane
doses, wat leidde tot relatief hogere waarden bij ratten vanwege de verschillen in lichaamsgewicht,
waarbij de periode liep van dag 21 voorafgaand aan het paren tot dag 20 van de dracht).
Neutraliserende antistofresponsen op SARS-CoV-2 waren aanwezig bij de moederdieren van vóór het
paren tot het einde van het onderzoek op dag 21 na de geboorte, evenals bij foetussen en
of de ontwikkeling van embryo/foetus of nakomelingen. Er zijn geen gegevens van Comirnaty
beschikbaar met betrekking tot de overdracht van het vaccin via de placenta of de uitscheiding in de
moedermelk.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
Cholesterol
Trometamol
Trometamolhydrochloride
Sucrose
Water voor injectie

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
Bevroren injectieflacon
12 maanden indien bewaard bij -90 °C tot -60 °C.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 4 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Ontdooide injectieflacon
Bewaring en transport gedurende 10 weken bij 2 °C tot 8 °C binnen de houdbaarheid van 12 maanden.
·
Wanneer het vaccin naar een bewaring bij 2 °C tot 8 °C wordt verplaatst, moet op de omdoos de
bijgewerkte houdbaarheidsdatum worden genoteerd en moet het vaccin vóór de bijgewerkte
houdbaarheidsdatum worden gebruikt of dan worden weggegooid. De oorspronkelijke
houdbaarheidsdatum moet worden doorgestreept.
·
Als het vaccin bij 2 °C tot 8 °C wordt ontvangen, moet het bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
De houdbaarheidsdatum op de omdoos moet zijn bijgewerkt, zodat deze de gekoelde
houdbaarheidsdatum weergeeft, en de oorspronkelijke houdbaarheidsdatum moet zijn
doorgestreept.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij temperaturen tussen 8 °C en
30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.

Afhandeling van temperatuurafwijkingen tijdens gekoelde bewaring
·
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat het ongeopende vaccin geschikt blijft voor gebruik
gedurende maximaal 10 weken indien bewaard bij temperaturen van -2 °C tot +2 °C, en binnen
de bewaarperiode van 10 weken tussen 2 °C en 8 °C.
·
Stabiliteitsgegevens duiden erop dat de injectieflacon maximaal 24 uur kan worden bewaard bij
temperaturen van 8 °C tot 30 °C, inclusief de maximaal 12 uur na de eerste keer te zijn
aangeprikt.
Deze informatie is uitsluitend bedoeld als richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in
geval van een tijdelijke temperatuurafwijking.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning met natriumchlorideoplossing (9 mg/ml; 0,9%) voor injectie zijn chemische en
fysische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond gedurende 12 uur bij 2 °C tot 30 °C, inclusief een
transporttijd van maximaal 6 uur. Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk
worden gebruikt, tenzij de methode voor verdunning het risico op microbiële verontreiniging uitsluit.
Als het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn bij gebruik de bewaartijden en -condities de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Tijdens bewaring moet blootstelling aan kamerlicht tot een minimum worden beperkt en moet
blootstelling aan direct zonlicht en ultraviolet licht worden vermeden.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na ontdooien en verdunning, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
1,3 ml concentraat voor dispersie in een heldere injectieflacon voor meervoudige dosering
(type I-glas) van 2 ml met een stop (synthetisch broombutylrubber) en een oranje plastic flip-offdop
met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 10 doses; zie rubriek 6.6.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor hanteren
Comirnaty 10 microgram/dosis moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden
bereid met een aseptische techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.

CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)

· Controleer of de injectieflacon een
oranje plastic dop heeft.
Oranje dop
· Als de injectieflacon een paarse
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
· Als de injectieflacon een grijze
Na verdunning
plastic dop heeft, raadpleeg dan de

Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.

10 mcg

HANTERING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY

10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren
Bewaren
wordt bewaard, moet de inhoud vóór
gedurende
gebruik worden ontdooid. Breng
maximaal
bevroren injectieflacons over naar
10 weken bij
een omgeving van 2 °C tot 8 °C om
2 °C tot 8 °C.
te ontdooien; het kan 4 uur duren om
een verpakking met
10 injectieflacons te ontdooien. Zorg
ervoor dat de injectieflacons vóór
gebruik volledig zijn ontdooid.
· Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
· Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte
uiterste houdbaarheidsdatum (EXP)
mag niet worden overschreden.
· Als alternatief kunnen afzonderlijke,
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid.
· Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij
een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
· Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen en keer de
injectieflacon voorafgaand aan
verdunning voorzichtig 10 maal om.
Niet schudden.
· Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.

Voorzichtig × 10

VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,3 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge
of dunner en aseptische technieken.
1,3 ml natriumchloride 0,9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie
· Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,3 ml
lucht op te trekken in de lege spuit
voor verdunningsmiddel.

Trek de zuiger terug tot 1,3 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.

· Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
· Het verdunde vaccin moet een witte
tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het verdunde vaccin niet als
er vreemde deeltjes aanwezig zijn of
als er sprake is van verkleuring.

Voorzichtig × 10
· Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
· Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 12 uur.
· Vries de verdunde dispersie niet in
en schud er niet mee. Laat de
verdunde dispersie, indien gekoeld,
vóór gebruik op kamertemperatuur
komen.
Tijdstip voor

weggooien
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 12 uur gebruiken.
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,2 ML COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,6 ml, waaruit
10 doses van 0,2 ml kunnen worden
opgetrokken.
· Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
· Trek 0,2 ml Comirnaty op voor
kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 10 doses
uit een enkele injectieflacon te
kunnen optrekken. De dode ruimte
van de combinatie van spuit en naald
mag maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om tien doses uit
een enkele injectieflacon op te
0,2 ml verdund vaccin
trekken.

· Elke dosis moet 0,2 ml vaccin
bevatten.
· Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,2 ml kan
opleveren.
· Gooi ongebruikt vaccin binnen
12 uur na verdunning weg.

Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/004
EU/1/20/1528/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 december 2020
Datum van laatste verlenging: 3 november 2021
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOFFEN EN FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof(fen)
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
BioNTech Manufacturing Marburg GmbH
Emil-von-Behring-Strasse 76
35401 Marburg
Duitsland
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Grange Castle Business Park
Clondalkin
Dublin 22
Ierland
Rentschler Biopharma SE
Erwin-Rentschler-Strasse 21
88471 Laupheim
Duitsland
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
1 Burtt Road
Andover, MA 01810
VS
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
·
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.

HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen

De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14, lid 7 van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Ter bevestiging van de werkzaamheid en veiligheid van Comirnaty, moet de
December
vergunninghouder het laatste klinische onderzoeksrapport voor het
2023
gerandomiseerde, placebogecontroleerde, waarnemergeblindeerde onderzoek
C4591001 indienen.
Ter bevestiging van de werkzaamheid en veiligheid van Comirnaty, moet de
Juli 2024
vergunninghouder het laatste klinische onderzoeksrapport voor het
gerandomiseerde, placebogecontroleerde, waarnemergeblindeerde onderzoek
C4591007 indienen.


BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

A. ETIKETTERING


ETIKET KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na verdunning bevat elke injectieflacon 6 doses van 0,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, kaliumchloride, kaliumdiwaterstoffosfaat,
natriumchloride, dinatriumfosfaatdihydraat, sucrose, water voor injectie, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor dispersie voor injectie
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Scan de QR-code voor meer informatie.
Verdunnen vóór gebruik: verdun elke injectieflacon met 1,8 ml natriumchlorideoplossing (9 mg/ml;
0,9%) voor injectie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: .................
(Maximaal 1 maand. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Vóór verdunning bewaren bij -90 °C tot -60 °C in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming
tegen licht.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 6 uur worden gebruikt.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/001
13. PARTIJNUMMER
LOT
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN


WORDEN VERMELD

ETIKET INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 30 microgram steriel concentraat
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
LOT
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6 doses van 30 microgram na verdunning
6.
OVERIGE
Tijdstip voor weggooien:


DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 6 doses van 0,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, trometamol, trometamolhydrochloride,
sucrose, water voor injectie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Dispersie voor injectie
10 injectieflacons voor meervoudige dosering
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik.
Niet verdunnen vóór gebruik.
Scan de QR-code voor meer informatie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: .................
(Maximaal 10 weken. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Na ontvangst bewaren bij 2 °C tot 8 °C. Na ontdooien niet opnieuw invriezen.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Lees de bijsluiter vóór het gebruik en voor aanvullende informatie over de bewaring.
Na voor het eerst te zijn aangeprikt, bewaren bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur gebruiken.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/002 10 injectieflacons voor meervoudige dosering
EU/1/20/1528/003 195 injectieflacons voor meervoudige dosering
13. PARTIJNUMMER
LOT
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN


WORDEN VERMELD

ETIKET INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 30 microgram injectie
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Niet verdunnen.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
LOT
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6 doses van 30 microgram
6.
OVERIGE
Tijdstip voor weggooien:


DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
COMIRNATY 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na verdunning bevat elke injectieflacon 10 doses van 0,2 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ALC-0315, ALC-0159, DSPC, cholesterol, trometamol, trometamolhydrochloride,
sucrose, water voor injectie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor dispersie voor injectie
10 injectieflacons voor meervoudige dosering
195 injectieflacons voor meervoudige dosering
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair gebruik na verdunning.
Lees de bijsluiter vóór het gebruik en voor aanvullende informatie over de bewaring.
Scan de QR-code voor meer informatie.
Verdunnen vóór gebruik: verdun elke injectieflacon met 1,3 ml natriumchlorideoplossing (9 mg/ml;
0,9%) voor injectie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP (bij -90 °C tot -60 °C)
Uiterste houdbaarheidsdatum bij 2 °C tot 8 °C: .................
(Maximaal 10 weken. De eerdere houdbaarheidsdatum doorstrepen.)
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaring:
Na ontvangst bewaren bij 2 °C tot 8 °C. Na ontdooien niet opnieuw invriezen.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz, Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1528/004 10 injectieflacons voor meervoudige dosering
EU/1/20/1528/005 195 injectieflacons voor meervoudige dosering

13. PARTIJNUMMER
LOT
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN


WORDEN VERMELD

ETIKET INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
COMIRNATY 10 microgram steriel concentraat
COVID-19-mRNA-vaccin
tozinameran
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
LOT
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 doses van 10 microgram na verdunning
6.
OVERIGE
Datum/tijdstip voor weggooien:


B. BIJSLUITER


Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin toegediend krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt gegeven aan
volwassenen en jongeren van 12 jaar en ouder.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij u geen
COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?

Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
·
U bent allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit vaccin toegediend krijgt als
u:
·
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat u in het verleden Comirnaty heeft gekregen
·
zenuwachtig bent voor het vaccinatieproces of ooit bent flauwgevallen na een naaldprik
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. U kunt echter wel uw vaccinatie
krijgen als u lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een verkoudheid,
heeft
·
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
·
een verzwakte afweer van uw lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van uw lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat u een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het afweersysteem van
het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van Comirnaty, zelfs na een
derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen blijven toepassen om
COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals gebruikelijk
gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts bespreken.

Kinderen
Comirnaty 30 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt niet aanbevolen voor
kinderen jonger dan 12 jaar.
Er is een pediatrische presentatie beschikbaar voor kinderen van 5 tot 11 jaar oud. Zie voor meer
informatie de bijsluiter voor Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan, bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of heeft u kort geleden een
ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of apotheker.

Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of denkt u zwanger te zijn? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of
apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op uw rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen voordat u een voertuig bestuurt of machines bedient.

Comirnaty bevat kalium en natrium
Dit vaccin bevat minder dan 1 mmol kalium (39 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`kaliumvrij' is.
`natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt na verdunning toegediend als een injectie van 0,3 ml in een spier van uw bovenarm.
U krijgt 2 injecties toegediend.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van uw lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat u ten minste 28 dagen
na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin. Neem contact op met uw medische zorgverlener om na te gaan of u in
aanmerking komt voor de boosterdosis, en wanneer die moet worden gegeven.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
·
pijn en zwelling op de plaats van injectie
·
vermoeidheid
·
hoofdpijn
·
spierpijn
·
koude rillingen
·
gewrichtspijn
·
diarree
·
koorts
Sommige van deze bijwerkingen kwamen enigszins vaker voor bij jongeren van 12 tot 15 jaar dan bij
volwassenen.

Vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
·
roodheid op de plaats van injectie
·
misselijkheid
·
overgeven

Soms voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
·
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
·
zich onwel voelen
·
pijn in de arm
·
slapeloosheid
·
jeuk op de plaats van injectie
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
·
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
·
minder trek in eten
·
heel erg veel zweten
·
nachtzweten

Zelden voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 gebruikers
·
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
·
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht

Zeer zelden voorkomende bijwerkingen: komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
·
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst

Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
·
ernstige allergische reactie
·
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
·
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (`fillers') toegediend hebben gekregen)
·
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
·
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
·
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C. Ongeopende injectieflacons kunnen worden bewaard en
getransporteerd bij -25 °C tot -15 °C gedurende een enkele periode van maximaal 2 weken en kunnen
opnieuw bij -90 °C tot -60 °C worden bewaard; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum (EXP) mag
niet worden overschreden.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
195 injectieflacons gedurende 3 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
·
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij
ultralage temperatuur (< -60 °C) worden genomen, mogen maximaal 5 minuten bij temperaturen
tot 25 °C blijven.
·
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag bij ultralage temperatuur (< -60 °C)
worden genomen, mogen gedurende maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
·
Wanneer trays met injectieflacons na blootstelling aan een temperatuur tot 25 °C opnieuw in
diepvriesopslag worden geplaatst, moeten deze gedurende ten minste 2 uur in diepvriesopslag
blijven voordat ze daar weer uit kunnen worden gehaald.
Overdrachten van bevroren injectieflacons, bewaard bij -25 °C tot -15 °C
·
Trays met gesloten deksel die 195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C
tot -15 °C) worden genomen, mogen maximaal 3 minuten bij temperaturen tot 25 °C blijven.
·
Trays met open deksel die injectieflacons bevatten, of trays met injectieflacons die minder dan
195 injectieflacons bevatten en die uit diepvriesopslag (-25 °C tot -15 °C) worden genomen,
mogen gedurende maximaal 1 minuut bij temperaturen tot 25 °C blijven.
Nadat een injectieflacon uit een tray met injectieflacons is genomen, moet die worden ontdooid voor
gebruik.
Na ontdooien moet het vaccin onmiddellijk worden verdund en gebruikt. Stabiliteitsgegevens tijdens
gebruik hebben echter aangetoond dat het onverdunde vaccin na verwijdering uit de vriezer,
voorafgaand aan gebruik, kan worden bewaard gedurende maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C; de
gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C tot 8 °C mag maximaal 48 uur worden gebruikt voor transport.
Vóór gebruik kan het ongeopende vaccin maximaal 2 uur bij een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard en getransporteerd bij 2 °C tot 30 °C en binnen 6 uur
worden gebruikt. Ongebruikt vaccin moet worden weggegooid.
Na verwijdering uit de vriezer en verdunning moet op de injectieflacons de nieuwe datum en het
nieuwe tijdstip voor weggooien worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden
ingevroren.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes in de verdunning ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
Na verdunning bevat de injectieflacon 6 doses van 0,3 ml met elk 30 microgram tozinameran.
·
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
-
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
-
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
-
cholesterol
kaliumchloride
-
kaliumdiwaterstoffosfaat
-
natriumchloride
-
dinatriumfosfaatdihydraat
-
sucrose
-
water voor injectie
-
natriumhydroxide (voor aanpassing van de pH)
-
zoutzuur (voor aanpassing van de pH)

Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een paarse
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses.
Verpakkingsgrootte: 195 injectieflacons

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de

Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer S.A./N.V.
Tel. +370 52 51 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11


Magyarország
,
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Te: +359 2 970 4333

Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +35621 344610

Norge
Pfizer ApS
Pfizer AS
Tlf: +45 44 201 100
Tlf: +47 67 526 100


Deutschland
Nederland
BioNTech Manufacturing GmbH
Pfizer bv
Tel: +49 6131 90840
Tel: +31 (0)10 406 43 01


Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0



Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
.: +30 210 6785 800
Tel.: +48 22 335 61 00


España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34914909900
Tel: +351 21 423 5500


France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L
Tél +33 1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00



Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400


Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL,
Tel: 1800 633 363 (toll free)
organizacná zlozka
+44 (0)1304 616161
Tel: +421 2 3355 5500


Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf
Pfizer Oy
Simi: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040


Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00



United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
T: +357 22 817690
Tel: +44 (0) 1304 616161

Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel.: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Na verdunning moet Comirnaty intramusculair worden toegediend als een primaire kuur van 2 doses
(van elk 0,3 ml) met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.

Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.

30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· Controleer of de injectieflacon een
Paarse dop
paarse plastic dop heeft.
· Als de injectieflacon een grijze plastic
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.
Na verdunning
· Als de injectieflacon een oranje
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.



ONTDOOIEN VOORAFGAAND AAN VERDUNNEN VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· De injectieflacon voor meervoudige
dosering wordt bevroren bewaard en
de inhoud moet vóór verdunning
worden ontdooid. Breng bevroren
Niet langer dan
injectieflacons over naar een
2 uur bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
kamertemperatuur
ontdooien; het kan 3 uur duren om
(tot 30 °C).
een verpakking met

195 injectieflacons te ontdooien. Als
alternatief kunnen bevroren
injectieflacons ook gedurende

30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid voor
onmiddellijk gebruik.
· De ongeopende injectieflacon kan
maximaal 1 maand bij 2 °C tot 8 °C;
de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden. Binnen deze
houdbaarheid van 1 maand bij 2 °C
tot 8 °C mag maximaal 48 uur
worden gebruikt voor transport.
· Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen. Vóór
gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 2 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
· Keer de injectieflacon voorafgaand
aan verdunning 10 maal om. Niet
schudden.
· Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Verdun het ontdooide vaccin in zijn
oorspronkelijke injectieflacon met
1,8 ml natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge of
dunner en aseptische technieken.
1,8 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie.


· Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,8 ml lucht
op te trekken in de lege spuit voor
verdunningsmiddel.

Trek de zuiger terug tot 1,8 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.

· Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
· Het verdunde vaccin moet een
gebroken witte dispersie zijn waarin
geen deeltjes zichtbaar zijn. Gebruik
het verdunde vaccin niet als er
vreemde deeltjes aanwezig zijn of als
er sprake is van verkleuring.

Voorzichtig × 10


· Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende datum
en het betreffende tijdstip.
· Bewaar ze na verdunning bij 2 °C tot
30 °C en gebruik ze binnen 6 uur,
inclusief alle transporttijd.
· Vries de verdunde dispersie niet in en
schud er niet mee. Laat de verdunde
dispersie, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Tijdstip voor

weggooien
Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 6 uur gebruiken.

BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,3 ML COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(12 JAAR EN OUDER)
· Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,25 ml, waaruit
6 doses van 0,3 ml kunnen worden
opgetrokken.
· Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
· Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 6 doses uit
een enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
0,3 ml verdund vaccin
voldoende volume om een
zesde dosis uit een enkele
injectieflacon op te trekken.
· Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
· Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
· Gooi ongebruikt vaccin binnen 6 uur
na verdunning weg.

Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie
Volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin toegediend krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie wordt gegeven aan volwassenen en jongeren
van 12 jaar en ouder.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij u geen
COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?

Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
·
U bent allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze
stoffen kunt u vinden in rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit vaccin toegediend krijgt als
u:
·
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat u in het verleden Comirnaty heeft gekregen
·
zenuwachtig bent voor het vaccinatieproces of ooit bent flauwgevallen na een naaldprik
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. U kunt echter wel uw vaccinatie
krijgen als u lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een verkoudheid,
heeft
·
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
·
een verzwakte afweer van uw lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van uw lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat u een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het afweersysteem van
het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van Comirnaty, zelfs na een
derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen blijven toepassen om
COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals gebruikelijk
gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts bespreken.

Kinderen
Comirnaty 30 microgram/dosis dispersie voor injectie wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan
12 jaar.
Er is een pediatrische presentatie beschikbaar voor kinderen van 5 tot 11 jaar oud. Zie voor meer
informatie de bijsluiter voor Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan, bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of heeft u kort geleden een
ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of apotheker.

Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of denkt u zwanger te zijn? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of
apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op uw rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen voordat u een voertuig bestuurt of machines bedient.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt toegediend als een injectie van 0,3 ml in een spier van uw bovenarm.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van uw lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat u ten minste 28 dagen
na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin. Neem contact op met uw medische zorgverlener om na te gaan of u in
aanmerking komt voor de boosterdosis, en wanneer die moet worden gegeven.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
·
pijn en zwelling op de plaats van injectie
·
vermoeidheid
·
hoofdpijn
·
spierpijn
·
koude rillingen
·
gewrichtspijn
·
diarree
·
koorts
Sommige van deze bijwerkingen kwamen enigszins vaker voor bij jongeren van 12 tot 15 jaar dan bij
volwassenen.

Vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
·
roodheid op de plaats van injectie
·
misselijkheid
·
overgeven

Soms voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
·
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
·
zich onwel voelen
·
pijn in de arm
·
slapeloosheid
·
jeuk op de plaats van injectie
·
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
·
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
·
minder trek in eten
·
heel erg veel zweten
·
nachtzweten
·
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
·
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht

Zeer zelden voorkomende bijwerkingen: komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
·
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst

Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
·
ernstige allergische reactie
·
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
·
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (`fillers') toegediend hebben gekregen)
·
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
·
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
·
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 6 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Na verwijdering uit de vriezer kan de ongeopende injectieflacon gekoeld bij 2 °C tot 8 °C worden
bewaard en getransporteerd gedurende maximaal 10 weken; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum
(EXP) mag niet worden overschreden. Op de omdoos moet de nieuwe datum voor weggooien bij 2 °C
tot 8 °C worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden ingevroren.
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Nadat de injectieflacon voor het eerst is aangeprikt, moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot
30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt, inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Ongebruikt
vaccin moet worden weggegooid.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes ziet.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
De injectieflacon bevat 6 doses van 0,3 ml met elk 30 microgram tozinameran.
·
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
-
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
-
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
-
cholesterol
-
trometamol
-
trometamolhydrochloride
-
sucrose
-
water voor injectie

Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een grijze
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 6 doses.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de

Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer S.A./N.V.
Tel. +370 52 51 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11


Magyarország
,
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Te: +359 2 970 4333

Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +35621 344610

Danmark
Norge
Pfizer ApS
Pfizer AS
Tlf: +45 44 201 100
Tlf: +47 67 526 100


Deutschland
Nederland
BioNTech Manufacturing GmbH
Pfizer bv
Tel: +49 6131 90840
Tel: +31 (0)10 406 43 01


Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0



Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
.: +30 210 6785 800
Tel.: +48 22 335 61 00


España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34914909900
Tel: +351 21 423 5500


France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L
Tél +33 1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00



Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400


Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL,
Tel: 1800 633 363 (toll free)
organizacná zlozka
+44 (0)1304 616161
Tel: +421 2 3355 5500


Suomi/Finland
Icepharma hf
Pfizer Oy
Simi: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040


Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00



United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
T: +357 22 817690
Tel: +44 (0) 1304 616161

Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel.: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Comirnaty moet intramusculair worden toegediend als een primaire kuur van 2 doses (van elk 0,3 ml)
met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Personen van 12 jaar en ouder dienen al 3 maanden na de primaire vaccinatiekuur met Comirnaty een
boosterdosis van Comirnaty te krijgen.
Comirnaty kan ook als een boosterdosis worden gegeven aan personen van 18 jaar en ouder die een
primaire vaccinatiekuur hebben gekregen die bestond uit een ander mRNA-vaccin of
adenovirusvectorvaccin.

Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.

Instructies voor hanteren
Comirnaty moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden bereid met een aseptische
techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.
VERIFICATIE VAN DE INJECTIEFLACON VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)


· Controleer of de injectieflacon een
grijze plastic dop heeft.
· Als de injectieflacon een paarse plastic
Grijze dop
dop heeft, raadpleeg dan de

Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat voor
dispersie voor injectie.
· Als de injectieflacon een oranje plastic
Niet verdunnen
dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
10 microgram/dosis concentraat voor

dispersie voor injectie.

AFHANDELING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY
30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren wordt
Bewaren
bewaard, moet de inhoud vóór gebruik
gedurende
worden ontdooid. Breng bevroren
maximaal
injectieflacons over naar een
10 weken bij
omgeving van 2 °C tot 8 °C om te
2 °C tot 8 °C;
ontdooien; het kan 6 uur duren om een
houdbaarheids-
verpakking met 10 injectieflacons te
datum op doos
ontdooien. Zorg ervoor dat de
bijwerken.
injectieflacons vóór gebruik volledig
zijn ontdooid.
· Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
· Ongeopende injectieflacons kunnen
maximaal 10 weken bij 2 °C tot 8 °C
worden bewaard; de gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag niet
worden overschreden.
· Als alternatief kunnen afzonderlijke
bevroren injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot 30 °C
worden ontdooid.
· Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij een
temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
· Meng voorzichtig door de
injectieflacons vóór gebruik 10 maal
om te keren. Niet schudden.
· Vóór het mengen kan de ontdooide
dispersie witte of gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.
· Na het mengen moet het vaccin een
witte tot gebroken witte dispersie zijn
waarin geen deeltjes zichtbaar zijn.
Gebruik het vaccin niet als er vreemde
deeltjes aanwezig zijn of als er sprake
is van verkleuring.

Voorzichtig × 10


30 MICROGRAM/DOSIS DISPERSIE VOOR INJECTIE (12 JAAR EN OUDER)
· Reinig op aseptische wijze de stop van
de injectieflacon met een antiseptisch
doekje voor eenmalig gebruik.
· Trek 0,3 ml Comirnaty op.
Gebruik spuiten en/of naalden met een
kleine dode ruimte om 6 doses uit een
enkele injectieflacon te kunnen
optrekken. De dode ruimte van de
combinatie van spuit en naald mag
maximaal 35 microliter zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om een zesde dosis
uit een enkele injectieflacon op te
trekken.
· Elke dosis moet 0,3 ml vaccin
bevatten.
0,3 ml vaccin
· Gooi de injectieflacon en het

overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,3 ml kan
opleveren.
· Noteer de betreffende datum/het
betreffende tijdstip op de
injectieflacon. Gooi ongebruikt vaccin
12 uur nadat de injectieflacon voor het
eerst is aangeprikt, weg.

Verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.


Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar
COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd)
tozinameran
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die uw kind eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt
doen.

Lees goed de hele bijsluiter voordat uw kind dit vaccin toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
·
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Comirnaty en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Comirnaty is een vaccin dat wordt gebruikt om COVID-19, veroorzaakt door het coronavirus
(SARS-CoV-2-virus), te voorkomen.
Comirnaty 10 microgram/dosis concentraat voor dispersie voor injectie wordt gegeven aan kinderen
van 5 tot en met 11 jaar.
Het vaccin zet het immuunsysteem (de natuurlijke afweer van het lichaam) aan tot het produceren van
antistoffen en bloedcellen die tegen het virus werken, waardoor bescherming wordt geboden tegen
COVID-19.
Aangezien Comirnaty niet het virus zelf bevat om voor de immuniteit te zorgen, kan het bij uw kind
geen COVID-19 veroorzaken.
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig
mee zijn?

Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
·
Uw kind is allergisch voor de werkzame stof of voor een van de stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat uw kind dit vaccin toegediend
krijgt als uw kind:
·
ooit een ernstige allergische reactie of moeite met ademen heeft gehad na injectie van een ander
vaccin of nadat uw kind in het verleden Comirnaty heeft gekregen
·
zenuwachtig is voor het vaccinatieproces of ooit is flauwgevallen na een naaldprik
·
een ernstige ziekte of een infectie heeft met hoge koorts. Uw kind kan echter wel de vaccinatie
krijgen als hij/zij lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen, zoals een
verkoudheid, heeft
·
een bloedingsprobleem heeft, snel blauwe plekken krijgt of een geneesmiddel gebruikt dat
bloedstolsels voorkomt
·
een verzwakte afweer van het lichaam heeft door een ziekte zoals een hiv-infectie, of door een
geneesmiddel zoals corticosteroïde dat invloed heeft op de afweer van het lichaam
Er is een verhoogd risico op myocarditis (ontsteking van de hartspier) en pericarditis (ontsteking van
het hartzakje) na vaccinatie met Comirnaty (zie rubriek 4). Deze aandoeningen kunnen binnen enkele
dagen na vaccinatie optreden en deden zich voornamelijk voor binnen 14 dagen. Ze werden vaker
waargenomen na de tweede vaccinatie, en vaker bij jongens en jonge mannen. Na vaccinatie moet u
alert zijn op tekenen van myocarditis en pericarditis, zoals kortademigheid, hartkloppingen en pijn op
de borst, en onmiddellijk medische hulp inroepen indien deze optreden.
Zoals met elk vaccin is het mogelijk dat Comirnaty geen volledige bescherming biedt bij alle
personen die het vaccin toegediend krijgen. Ook is het niet bekend hoelang u beschermd zult zijn.
Het is mogelijk dat uw kind een derde dosis Comirnaty krijgt. Bij personen bij wie het
afweersysteem van het lichaam minder goed werkt, is het mogelijk dat de werkzaamheid van
Comirnaty, zelfs na een derde dosis, minder is. In die gevallen moet u fysieke voorzorgsmaatregelen
blijven toepassen om COVID-19 te helpen vermijden. Bovendien moeten uw nauwe contacten zoals
gebruikelijk gevaccineerd zijn. U moet de gepaste persoonlijke aanbevelingen met uw arts
bespreken.

Kinderen
Comirnaty wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 5 jaar.

Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast Comirnaty nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan, bestaat de mogelijkheid dat uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken of
heeft uw kind kort geleden een ander vaccin toegediend gekregen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.

Zwangerschap en borstvoeding
Is uw kind zwanger? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker voordat uw kind
dit vaccin toegediend krijgt.
Comirnaty kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Uit een grote hoeveelheid informatie over
zwangere vrouwen die tijdens het tweede en derde trimester gevaccineerd zijn met Comirnaty blijken
geen negatieve effecten op de zwangerschap of de pasgeboren baby. Hoewel informatie over effecten
op de zwangerschap of de pasgeboren baby na vaccinatie in het eerste trimester beperkt is, is er geen
verhoogd risico op een miskraam waargenomen.
Comirnaty kan worden toegediend tijdens borstvoeding.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige bijwerkingen van de vaccinatie die in rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) worden genoemd,
kunnen tijdelijk invloed hebben op het vermogen om machines te bedienen of het uitvoeren van
activiteiten zoals fietsen. Wacht tot deze bijwerkingen zijn verdwenen alvorens activiteiten te
hervatten waarbij de volledige aandacht nodig is.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Comirnaty wordt na verdunning toegediend als een injectie van 0,2 ml in een spier van de bovenarm.
Uw kind krijgt 2 injecties toegediend.
Het wordt aanbevolen om de tweede dosis van hetzelfde vaccin 3 weken na de eerste dosis toegediend
te krijgen om de vaccinatiekuur te voltooien.
Als het afweersysteem van het lichaam van uw kind minder goed werkt, is het mogelijk dat hij of zij
ten minste 28 dagen na de tweede dosis een derde dosis Comirnaty krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van Comirnaty? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook Comirnaty bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
·
pijn, zwelling en roodheid op de plaats van injectie
·
vermoeidheid
·
hoofdpijn
·
spierpijn
·
koude rillingen
·
gewrichtspijn
·
diarree
·
koorts

Vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
·
misselijkheid
·
overgeven

Soms voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
·
vergrote lymfeklieren (meer waargenomen na de boosterdosis (derde dosis))
·
zich onwel voelen
·
pijn in de arm
·
slapeloosheid
·
jeuk op de plaats van injectie
·
allergische reacties zoals huiduitslag of jeuk
·
gevoel van zwakte, gebrek aan energie, slaperigheid
·
minder trek in eten
·
heel erg veel zweten
·
nachtzweten

Zelden voorkomende bijwerkingen: komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 gebruikers
·
tijdelijk afhangend gezicht aan één zijde
·
allergische reacties zoals uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos) of zwelling
van het gezicht

Zeer zelden voorkomende bijwerkingen: komen voor bij maximaal 1 op de 10.000 gebruikers
·
ontsteking van de hartspier (myocarditis) of ontsteking van het hartzakje (pericarditis) die kan
leiden tot kortademigheid, hartkloppingen of pijn op de borst
·
ernstige allergische reactie
·
uitgebreide zwelling van de arm waar het vaccin is toegediend
·
zwelling van het gezicht (zwelling van het gezicht kan optreden bij patiënten die eerder
huidvullers (`fillers') toegediend hebben gekregen)
·
een huidreactie die rode vlekken of plekken op de huid veroorzaakt die eruit kunnen zien als een
schietschijf met een donkerrood centrum omgeven door blekere rode ringen (erythema
multiforme)
·
een ongewoon gevoel in de huid, zoals een tintelend of kriebelend gevoel (paresthesie)
·
minder gevoel in of gevoeligheid van met name de huid bij aanraken (hypo-esthesie)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt uw kind last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. U moet het
batchnummer/lotnummer vermelden als dat beschikbaar is. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe wordt dit middel bewaard?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
De volgende informatie over bewaren, uiterste houdbaarheidsdatum en gebruik en hanteren is bestemd
voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de vriezer bij -90 °C tot -60 °C.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het vaccin wordt bevroren bij -90 °C tot -60 °C ontvangen. Bevroren vaccin kan na ontvangst
bij -90 °C tot -60 °C of bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard.
Wanneer het vaccin bevroren bij -90 °C tot -60 °C wordt bewaard, kunnen verpakkingen met
10 injectieflacons gedurende 4 uur worden ontdooid bij 2 °C tot 8 °C of kunnen afzonderlijke
injectieflacons gedurende 30 minuten worden ontdooid bij kamertemperatuur (maximaal 30 °C).
Na verwijdering uit de vriezer kan de ongeopende injectieflacon gekoeld bij 2 °C tot 8 °C worden
bewaard en getransporteerd gedurende maximaal 10 weken; de gedrukte uiterste houdbaarheidsdatum
(EXP) mag niet worden overschreden. Op de omdoos moet de nieuwe datum voor weggooien bij 2 °C
tot 8 °C worden genoteerd. Na ontdooien mag het vaccin niet opnieuw worden ingevroren.
Vóór gebruik kunnen de ongeopende injectieflacons maximaal 12 uur bij een temperatuur tussen 8 °C
en 30 °C worden bewaard.
Ontdooide injectieflacons kunnen bij kamerlichtcondities worden gehanteerd.
Na verdunning moet het vaccin worden bewaard bij 2 °C tot 30 °C en binnen 12 uur worden gebruikt,
inclusief een transporttijd van maximaal 6 uur. Ongebruikt vaccin moet worden weggegooid.
Gebruik dit vaccin niet als u verkleuring of vreemde deeltjes in de verdunning ziet.
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is het mRNA-vaccin tegen COVID-19, tozinameran genaamd.
Na verdunning bevat de injectieflacon 10 doses van 0,2 ml met elk 10 microgram tozinameran.
·
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
((4-hydroxybutyl)azaandiyl)bis(hexaan-6,1-diyl)bis(2-hexyldecanoaat) (ALC-0315)
-
2-[(polyethyleenglycol)-2000]-N,N-ditetradecylacetamide (ALC-0159)
-
1,2-distearoyl-sn-glycero-3-fosfocholine (DSPC)
-
cholesterol
-
trometamol
-
trometamolhydrochloride
-
sucrose
-
water voor injectie

Hoe ziet Comirnaty eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte tot gebroken witte dispersie (pH: 6,9 - 7,9) geleverd in een heldere
injectieflacon voor meervoudige dosering (type I-glas) van 2 ml, met een rubberen stop en een oranje
plastic flip-offdop met aluminium verzegeling. Elke injectieflacon bevat 10 doses.
Verpakkingsgrootten: 10 injectieflacons of 195 injectieflacons
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BioNTech Manufacturing GmbH
An der Goldgrube 12
55131 Mainz
Duitsland
Telefoon: +49 6131 9084-0
Fax: +49 6131 9084-2121
service@biontech.de

Fabrikanten
BioNTech Manufacturing GmbH
Kupferbergterrasse 17 - 19
55116 Mainz
Duitsland
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer S.A./N.V.
Tel. +370 52 51 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11


Magyarország
,
Pfizer Kft
Tel: +36 1 488 3700
Te: +359 2 970 4333

Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +35621 344610

Danmark
Norge
Pfizer ApS
Pfizer AS
Tlf: +45 44 201 100
Tlf: +47 67 526 100


Deutschland
Nederland
BioNTech Manufacturing GmbH
Pfizer bv
Tel: +49 6131 90840
Tel: +31 (0)10 406 43 01


Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0



Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
.: +30 210 6785 800
Tel.: +48 22 335 61 00


España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34914909900
Tel: +351 21 423 5500


France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L
Tél +33 1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00



Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0) 1 52 11 400


Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL,
Tel: 1800 633 363 (toll free)
organizacná zlozka
+44 (0)1304 616161
Tel: +421 2 3355 5500


Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf
Pfizer Oy
Simi: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040


Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00



United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
T: +357 22 817690
Tel: +44 (0) 1304 616161

Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel.: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel toestel om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
URL: www.comirnatyglobal.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Na verdunning moet Comirnaty intramusculair worden toegediend als een kuur van 2 doses (van elk
0,2 ml) met een tussenperiode van 3 weken.
Aan personen die ernstig immuungecompromitteerd zijn, kan ten minste 28 dagen na de tweede dosis
een derde dosis worden gegeven.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.

Instructies voor hanteren
Comirnaty 10 microgram/dosis moet door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg worden
bereid met een aseptische techniek om de steriliteit van de bereide dispersie te verzekeren.

CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)

· Controleer of de injectieflacon een
oranje plastic dop heeft.
Oranje dop
· Als de injectieflacon een paarse
plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis concentraat
voor dispersie voor injectie.
Na verdunning
· Als de injectieflacon een grijze

plastic dop heeft, raadpleeg dan de
Samenvatting van de
productkenmerken voor Comirnaty
30 microgram/dosis dispersie voor
injectie.

10 mcg

HANTERING VOORAFGAAND AAN GEBRUIK VAN COMIRNATY

10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Als de injectieflacon voor
meervoudige dosering bevroren
Bewaren
wordt bewaard, moet de inhoud
gedurende
vóór gebruik worden ontdooid.
maximaal
Breng bevroren injectieflacons
10 weken bij
over naar een omgeving van 2 °C
2 °C tot 8 °C.
tot 8 °C om te ontdooien; het kan
4 uur duren om een verpakking
met 10 injectieflacons te
ontdooien. Zorg ervoor dat de
injectieflacons vóór gebruik
volledig zijn ontdooid.
· Wanneer de injectieflacons naar
bewaring bij 2 °C tot 8 °C worden
verplaatst, moet de
houdbaarheidsdatum op de doos
worden bijgewerkt.
· Ongeopende injectieflacons
kunnen maximaal 10 weken bij
2 °C tot 8 °C worden bewaard; de
gedrukte uiterste
houdbaarheidsdatum (EXP) mag
niet worden overschreden.
· Als alternatief kunnen
afzonderlijke, bevroren
injectieflacons gedurende
30 minuten bij temperaturen tot
30 °C worden ontdooid.
· Vóór gebruik kan de ongeopende
injectieflacon maximaal 12 uur bij
een temperatuur tot 30 °C worden
bewaard. Ontdooide injectieflacons
kunnen bij kamerlichtcondities
worden gehanteerd.
CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET
11 JAAR)
· Laat de ontdooide injectieflacon op
kamertemperatuur komen en keer
de injectieflacon voorafgaand aan
verdunning voorzichtig 10 maal
om. Niet schudden.
· Vóór verdunning kan de ontdooide
dispersie witte tot gebroken witte,
ondoorzichtige, amorfe deeltjes
bevatten.

Voorzichtig × 10

VERDUNNEN VAN COMIRNATY 10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR
DISPERSIE VOOR INJECTIE (KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Verdun het ontdooide vaccin in
zijn oorspronkelijke injectieflacon
met 1,3 ml
natriumchlorideoplossing
(9 mg/ml; 0,9%) voor injectie met
behulp van een naald van 21 gauge
of dunner en aseptische
technieken.
1,3 ml natriumchloride 0,9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie
· Maak, alvorens de naald te
verwijderen uit de stop van de
injectieflacon, de druk in de
injectieflacon gelijk door 1,3 ml
lucht op te trekken in de lege spuit
voor verdunningsmiddel.

Trek de zuiger terug tot 1,3 ml om lucht uit
de injectieflacon te verwijderen.

· Keer de verdunde dispersie
voorzichtig 10 maal om. Niet
schudden.
· Het verdunde vaccin moet een
witte tot gebroken witte dispersie
zijn waarin geen deeltjes zichtbaar
zijn. Gebruik het verdunde vaccin
niet als er vreemde deeltjes
aanwezig zijn of als er sprake is
van verkleuring.

Voorzichtig × 10
· Noteer na verdunning op de
injectieflacons de betreffende
datum en het betreffende tijdstip.
· Bewaar ze na verdunning bij 2 °C
tot 30 °C en gebruik ze binnen
12 uur.
· Vries de verdunde dispersie niet in
en schud er niet mee. Laat de
verdunde dispersie, indien gekoeld,
vóór gebruik op kamertemperatuur
Tijdstip voor
komen.
weggooien

Noteer de betreffende datum en het
betreffende tijdstip.
Na verdunning binnen 12 uur gebruiken.
BEREIDEN VAN AFZONDERLIJKE DOSES VAN 0,2 ML COMIRNATY
10 MICROGRAM/DOSIS CONCENTRAAT VOOR DISPERSIE VOOR INJECTIE
(KINDEREN VAN 5 TOT EN MET 11 JAAR)
· Na verdunning bevat de
injectieflacon 2,6 ml, waaruit
10 doses van 0,2 ml kunnen worden
opgetrokken.
· Reinig op aseptische wijze de stop
van de injectieflacon met een
antiseptisch doekje voor eenmalig
gebruik.
· Trek 0,2 ml Comirnaty op voor
kinderen van 5 tot en met 11 jaar.
Gebruik spuiten en/of naalden met
een kleine dode ruimte om 10 doses
uit een enkele injectieflacon te
kunnen optrekken. De dode ruimte
van de combinatie van spuit en
naald mag maximaal 35 microliter
zijn.
Als standaardspuiten en -naalden
worden gebruikt, is er mogelijk niet
voldoende volume om tien doses uit
0,2 ml verdund vaccin
een enkele injectieflacon op te

trekken.
· Elke dosis moet 0,2 ml vaccin
bevatten.
· Gooi de injectieflacon en het
overblijvende volume weg als de
hoeveelheid vaccin die in de
injectieflacon overblijft, geen
volledige dosis van 0,2 ml kan
opleveren.
· Gooi ongebruikt vaccin binnen
12 uur na verdunning weg.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

Heb je dit medicijn gebruikt? Comirnaty 10 µg/dose te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Comirnaty 10 µg/dose te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Comirnaty 10 µg/dose

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG