Caprelsa 100 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Caprelsa 100 mg tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg vandetanib.
Caprelsa 300 mg tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 300 mg vandetanib.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Caprelsa 100 mg tabletten
Caprelsa 100 mg tabletten zijn ronde, biconvexe, witte, filmomhulde tabletten waarin aan één kant
‘Z100’ gedrukt staat.
Caprelsa 300 mg tabletten
Caprelsa 300 mg tabletten zijn ovale, biconvexe, witte, filmomhulde tabletten waarin aan één kant
‘Z300’ gedrukt staat.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Caprelsa is geïndiceerd voor de behandeling van agressieve en symptomatische medullaire
schildklierkanker (MTC) bij patiënten met niet-reseceerbare lokaal gevorderde of gemetastaseerde
ziekte.
Caprelsa is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen, kinderen en adolescenten in de leeftijd van
5 jaar en ouder.
Voor patiënten waarvan de RET-mutatie-status (Rearranged during Transfection) niet bekend of
negatief is, moet er rekening gehouden worden met een mogelijk, kleiner voordeel voordat de
beslissing over de individuele behandeling wordt genomen (zie belangrijke informatie in rubrieken 4.4
en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden gestart en gecontroleerd door een arts met ervaring in het behandelen
van MTC, het gebruik van anti-kankergeneesmiddelen en het beoordelen van elektrocardiogrammen
(ECG).
Er is slechts één aflevering per voorschrift toegestaan. Voor een nieuwe aflevering is een nieuw
voorschrift vereist.
2
Als een dosis vergeten is, moet deze zodra de patiënt het zich herinnert worden ingenomen. De patiënt
moet de vergeten dosis niet innemen indien het minder dan 12 uur duurt voordat de volgende dosis
moet worden ingenomen. Patiënten moeten geen dubbele dosis innemen (twee doses tegelijk) om de
vergeten dosis in te halen.
Aan patiënten die met Caprelsa worden behandeld moet de Waarschuwingskaart voor patiënten
worden overhandigd en ze dienen over de risico's van Caprelsa te worden ingelicht (zie ook de
bijsluiter).
Dosering voor MTC bij volwassen patiënten
De aanbevolen dosering is één keer per dag 300 mg, ingenomen met of zonder voedsel op ongeveer
hetzelfde tijdstip van iedere dag.
Dosisaanpassingen bij volwassen patiënten met MTC
Het QTc-interval moet zorgvuldig worden beoordeeld vóór de start van de behandeling. Wanneer een
geval van CTCAE graad 3 (Common Terminology Criteria for Adverse Events schaal) of een hogere
toxiciteit optreedt, of wanneer een verlenging van het QTc-interval in het ECG optreedt, moet de
toediening van vandetanib in ieder geval tijdelijk worden gestaakt en met een lagere dosis worden
hervat wanneer de toxiciteit verdwenen is of verbeterd is tot CTCAE graad 1 (zie rubriek 4.4). De
dagelijkse dosis van 300 mg kan worden verlaagd tot 200 mg (twee 100 mg tabletten) en daarna tot
100 mg, indien nodig. De patiënt moet op passende wijze worden gecontroleerd. Bijwerkingen, met
inbegrip van een langer QTc-interval, verdwijnen vanwege de halfwaardetijd van 19 dagen, niet altijd
snel (zie rubriek 4.4).
Dosering bij pediatrische patiënten met MTC
Dosering bij pediatrische patiënten dient gebaseerd te worden op lichaamsoppervlak (BSA) in mg/m
2
.
Pediatrische patiënten die met Caprelsa behandeld worden en hun zorgverleners dienen de
doseringshandleiding te krijgen en op de hoogte gesteld te worden van de correcte dosis die bij het
eerste voorschrift genomen dient te worden en bij iedere verdere dosisaanpassing. Tabel 1 geeft een
overzicht van de aanbevolen doseringsschema’s en dosisaanpassingen.
Tabel 1: Diagram inzake dosering bij pediatrische patiënten met MTC
BSA (m
2
)
Begindosis (mg)
a
Dosistoename (mg)
b
indien goed getolereerd na
8 weken toediening van de
begindosis
0,7 - < 0,9
100 om de andere dag
100 per dag
0,9 - < 1,2
100 per dag
Schema voor 7 dagen:
100-200-100-200-100-200-
100
1,2 - < 1,6
200 per dag
Schema voor 7 dagen:
100-200-100-200-100-
200-100
≥ 1,6
200 per dag
300 per dag
Dosisvermindering
(mg)
c
-
100 om de andere dag
100 per dag
Schema voor 7 dagen:
100-200-100-200-100-
200-100
a
De begindosis is de dosis waarmee de behandeling gestart dient te worden.
b
Hogere vandetanib doses dan 150 mg/m
2
werden niet gebruikt in klinische studies met pediatrische patiënten.
c
Patiënten met een bijwerking die een dosisvermindering vereist, mogen vandetanib ten minste een week niet meer nemen.
Als de patiënt volledig van de bijwerking hersteld is, kan de dosering achteraf hervat worden met een verminderde dosis.
Dosisaanpassingen bij pediatrische patiënten met MTC
Wanneer een geval van CTCAE graad 3 (Common Terminology Criteria for Adverse Events
schaal) of een hogere toxiciteit optreedt, of wanneer een verlenging van het QTc-interval in
het ECG optreedt, moet de toediening van vandetanib in ieder geval tijdelijk worden gestaakt
3
en met een verminderde dosis worden hervat wanneer de toxiciteit verdwenen is of verbeterd
is tot CTCAE graad 1.
Patiënten die de begindosis nemen (
a
in Tabel 1) dienen te herbeginnen met de verminderde
dosis (
c
in Tabel 1).
Patiënten die de verhoogde dosis nemen (
b
in Tabel 1) dienen te herbeginnen met de
begindosis (
a
in Tabel 1). Wanneer een ander geval van Common Terminology Criteria for
Adverse Events (CTCAE) graad 3 of een hogere toxiciteit optreedt, of wanneer een verlenging
van het QTc-interval in het ECG optreedt, moet de toediening van Caprelsa in ieder geval
tijdelijk worden gestaakt en met een verminderde dosis worden hervat (
c
in Tabel 1) wanneer
de toxiciteit verdwenen is of verbeterd is tot CTCAE graad 1.
Wanneer nogmaals een geval van CTCAE graad 3 of een hogere toxiciteit optreedt, of
wanneer een verlenging van het QTc-interval in het ECG optreedt, moet de toediening van
vandetanib permanent worden gestaakt.
De patiënt moet op passende wijze worden gecontroleerd. Bijwerkingen, met inbegrip van een langer
QTc-interval, verdwijnen vanwege de halfwaardetijd van 19 dagen niet altijd snel (zie rubriek 4.4).
Duur
Vandetanib mag worden toegediend totdat de ziekte erger wordt of totdat de voordelen van het
voortzetten van de behandeling niet meer opwegen tegen de risico’s, waarbij rekening gehouden wordt
met de ernst van bijwerkingen (zie rubriek 4.8) in verhouding tot de mate van klinische stabilisatie van
de status van de tumor.
Speciale patiëntengroepen
Pediatrische patiënten
Caprelsa mag niet worden gegeven aan kinderen jonger dan 5 jaar. De veiligheid en werkzaamheid
van Caprelsa bij kinderen in de leeftijd van 5 jaar of jonger zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Er is geen ervaring met pediatrische patiënten jonger dan 9 jaar die erfelijke MTC hebben (zie
rubriek 5.1). Patiënten in de leeftijd van 5 tot 18 jaar dienen doses toegediend te krijgen op basis van
het diagram in Tabel 1. Hogere vandetanib doses dan 150 mg/m
2
werden niet gebruikt in klinische
studies met pediatrische patiënten.
Ouderen
Er is geen aanpassing van de begindosis nodig bij oudere patiënten. Er zijn beperkte klinische
gegevens over vandetanib bij patiënten met MTC ouder dan 75 jaar.
Nierfunctiestoornis bij volwassen patiënten met MTC
Een farmacokinetisch onderzoek bij vrijwilligers met lichte, matige en ernstige nierinsufficiëntie toont
aan dat blootstelling aan vandetanib na een enkelvoudige dosis respectievelijk 1,5 maal, 1,6 maal en 2
maal zo hoog is geworden ten opzichte van de beginsituatie (zie rubriek 5.2) bij patiënten met lichte,
matige (creatinineklaring ≥ 30 tot < 50 ml/min) en ernstige (klaring minder dan 30 ml/min)
nierinsufficiëntie. Klinische gegevens wijzen er op dat geen verandering in begindosis nodig is bij
patiënten met lichte nierinsufficiëntie. Er zijn beperkte gegevens met 300 mg bij patiënten met matige
nierinsufficiëntie: de dosis moest worden verlaagd tot 200 mg bij 5 op 6 patiënten vanwege een
bijwerking van QT-verlenging. De begindosis moet tot 200 mg worden verlaagd bij patiënten met
matige nierinsufficiëntie; veiligheid en werkzaamheid werden echter met 200 mg niet vastgesteld (zie
rubriek 4.4). Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, aangezien er beperkte gegevens beschikbaar zijn bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, en de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Nierfunctiestoornis bij pediatrische patiënten met MTC
Er is geen ervaring met het gebruik van vandetanib bij pediatrische patiënten met een
nierfunctiestoornis.
Met inachtname van de beschikbare gegevens inzake nierinsufficiëntie bij volwassen patiënten met
MTC:
4
Een wijziging van de begindosis wordt niet aanbevolen bij pediatrische patiënten met lichte
nierinsufficiëntie.
De verminderde dosis zoals beschreven in Tabel 1 moet toegepast worden bij pediatrische
patiënten met matige nierinsufficiëntie. De patiënt dient individueel door de arts gecontroleerd
te worden, vooral bij pediatrische patiënten met een laag BSA.
Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij pediatrische patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie.
Leverfunctiestoornis
Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij volwassen en pediatrische patiënten met een
leverfunctiestoornis (serumbilirubine meer dan 1,5 maal de bovengrens van het referentiebereik
(ULRR), dit criterium is niet van toepassing op patiënten met het Syndroom van Gilbert,
alanineaminotransferase (ALAT), aspartaataminotransferase (ASAT), of alkalische fosfatase (AF) meer
dan 2,5 maal de ULRR, of meer dan 5,0 maal de ULRR indien de arts van oordeel is dat dit verband houdt
met uitzaaiingen in de lever), aangezien er beperkte gegevens beschikbaar zijn bij patiënten met
leverinsufficiëntie en de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld (zie rubriek 4.4).
Farmacokinetische gegevens van vrijwilligers wijzen er op dat er geen verandering in de startdosering
is vereist bij patiënten met lichte, matige of ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Wijze van toediening
Patiënten die moeite hebben met slikken kunnen de vandetanib tabletten oplossen in een half glas niet-
koolzuurhoudend water. Andere vloeistoffen mogen niet worden gebruikt. De tablet moet zonder te
worden verbrijzeld in het water worden gedaan en geroerd (ongeveer 10 minuten) tot deze volledig
uiteengevallen is; de resulterende suspensie moet meteen worden doorgeslikt. Eventuele resten die in
het glas achterblijven moeten met een half glas water worden gemengd en doorgeslikt. De vloeistof
kan ook door middel van een neus-maag- of gastrostomiesonde worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Aangeboren lang QTc-syndroom.
Patiënten met een QTc-interval van meer dan 480 msec.
Gelijktijdig gebruik van vandetanib met de volgende geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze
het QTc-interval verlengen en/of Torsade de pointes induceren: arsenicum, cisapride,
erytromycine intraveneus (IV), toremifeen, mizolastine, moxifloxacine, antiaritmica van klasse
IA en III (zie rubriek 4.5).
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
4.4
Met het oog op de geassocieerde risico’s is het belangrijk de behandeling met vandetanib te beperken
tot patiënten die echt behandeling nodig hebben, d.w.z. met een symptomatisch-agressief
ziekteverloop. Symptomatische ziekte of progressieve ziekte alleen maakt een behandeling met
vandetanib niet noodzakelijk. De mate van verandering in biomarkerconcentraties zoals calcitonine
(CTN) en/of carcino-embryonaal antigeen (CEA), alsook de mate van verandering in tumorvolume
tijdens waakzaam afwachten, kunnen helpen bij het identificeren van niet alleen de patiënten die
behoefte hebben aan de behandeling, maar ook van het optimale moment om de behandeling met
vandetanib te starten.
QTc-verlenging en Torsade de Pointes
Vandetanib in een dosis van 300 mg is geassocieerd met een aanzienlijke en concentratieafhankelijke
QTc-verlenging (gemiddeld 28 msec, mediaan 35 msec). De eerste QTc-verlengingen traden meestal
op tijdens de eerste 3 maanden van de behandeling, maar konden ook na deze periode voor de eerste
keer optreden. De halfwaardetijd van vandetanib (19 dagen) maakt deze verlenging van het QTc-
5
interval bijzonder problematisch (zie rubriek 4.8). Bij een dosis van 300 mg per dag voor MTC werd
ECG QTc-verlenging tot meer dan 500 msec waargenomen bij 11% van de patiënten in een fase III
studie. ECG QTc-verlenging lijkt dosisafhankelijk te zijn. Torsade de pointes en ventriculaire
tachycardie werden soms gerapporteerd bij patiënten die 300 mg vandetanib per dag toegediend
kregen. Het risico op Torsade kan verhoogd zijn bij patiënten met een verstoring van de
elektrolytenbalans (zie rubriek 4.8).
Behandeling met vandetanib mag niet worden begonnen bij patiënten waarvan het ECG QTc-interval
langer duurt dan 480 msec. Vandetanib mag niet worden gegeven aan patiënten met een
voorgeschiedenis van Torsade de pointes. Vandetanib is niet onderzocht bij patiënten met ventriculaire
aritmieën of een recent myocardinfarct.
Een ECG en serumspiegels van kalium, calcium, magnesium en schildklierstimulerend hormoon
(TSH) moeten worden vastgesteld bij het begin van de behandeling en bij 1, 3, 6 en 12 weken na het
begin van de behandeling en vervolgens elke 3 maanden gedurende ten minste een jaar daarna. Dit
schema is van toepassing op de periode na dosisvermindering vanwege QTc-verlenging en na een
toedieningsonderbreking van meer dan twee weken. Tijdens deze periode en daarna moeten ook
ECG's en bloedonderzoek worden uitgevoerd wanneer dat klinisch geïndiceerd is. Er moet worden
doorgegaan met regelmatige controles van het QTc-interval d.m.v. ECG’s.
Serumspiegels van kalium, magnesium en calcium moeten binnen normale waarden worden gehouden
om het risico van ECG QTc-verlenging te verminderen.
Aanvullende controle van QTc, elektrolyten en nierfunctie zijn vereist, vooral bij diarree, verergering
van diarree/dehydratie, verstoring van de elektrolytenbalans en/of nierinsufficiëntie. Als het QTc
duidelijk in duur toeneemt maar onder 500 msec blijft, moet advies van een cardioloog worden
gezocht.
De toediening van vandetanib samen met stoffen waarvan bekend is dat ze het ECG QTc-interval
verlengen is gecontra-indiceerd of niet aanbevolen (zie rubrieken 4.3 en 4.5).
Het gelijktijdig gebruik van vandetanib en ondansetron wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Patiënten, waarbij eenmalig een QTc-intervalwaarde van ≥ 500 msec is vastgesteld, moeten
stoppen met het nemen van vandetanib. De dosering kan met een lagere dosis worden hervat na
de bevestiging dat het QTc-interval weer naar de waarde van voor de behandeling is
teruggekeerd en de mogelijke verstoring van de elektrolytenbalans is gecorrigeerd.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom, PRES (reversibel posterieur leuko-
encefalopathiesyndroom - RPLS)
PRES, een syndroom met subcorticaal vasogeen oedeem dat wordt vastgesteld m.b.v. een MRI van de
hersenen, werd in sommige gevallen waargenomen bij behandeling met vandetanib in combinatie met
chemotherapie. PRES werd ook waargenomen bij patiënten die vandetanib als monotherapie kregen.
Met dit syndroom moet rekening worden gehouden bij elke patiënt met toevallen, hoofdpijn,
gezichtsstoornissen, verwardheid of veranderde mentale functie. Er moet een MRI van de hersenen
worden gemaakt bij elke patiënt met toevallen, verwardheid of veranderde geestestoestand.
RET-status (rearranged during transfection)
Patiënten zonder RET-mutatie kunnen minder voordeel hebben van een behandeling met vandetanib
en daarom kan de risk-benefit-verhouding voor deze patiëntengroep verschillen van die van de groep
met RET-mutaties. Bij patiënten waarvan de RET-mutatie-status negatief zou kunnen zijn, moet
rekening worden gehouden met een mogelijk minder voordeel voordat beslissingen worden genomen
over individuele behandeling, het gebruik van vandetanib moet zorgvuldig worden overwogen
vanwege de risico’s verbonden aan de behandeling. Daarom wordt het testen op RET-mutaties
aangeraden. Bij het vaststellen van de RET-mutatie-status, is het beter om weefselmonsters bij
aanvang van de behandeling te nemen, dan op het moment van de diagnose (zie rubrieken 4.1 en 5.1).
6
Huidreacties
Huiduitslag en andere huidreacties met inbegrip van lichtgevoeligheidsreacties en palmoplantair
erytrodysesthesiesyndroom zijn waargenomen bij patiënten die vandetanib kregen.
Lichte tot matige huidreacties kunnen behandeld worden met symptomatische behandeling of door de
dosis te verlagen of te onderbreken. Voor ernstigere huidreacties (zoals Stevens-Johnson-syndroom)
moet de patiënt dringend worden doorverwezen naar de relevante medische hulp.
Voorzichtigheid is geboden bij blootstelling aan de zon door beschermende kleding te dragen en/of
zonnebrandcrème te gebruiken vanwege het mogelijke risico van fototoxiciteitsreacties die verband
houdt met de vandetanib-behandeling.
Diarree
Diarree is zowel een ziekte-gerelateerd symptoom als een bekende bijwerking van vandetanib.
Gebruikelijke anti-diarreemiddelen worden aanbevolen voor de behandeling van diarree. QTc en
serumelektrolyten moeten vaker worden gecontroleerd. Als zich ernstige diarree (CTCAE graad 3-4)
ontwikkelt, moet men met vandetanib stoppen totdat de diarree minder wordt. Na verbetering moet de
behandeling met een verlaagde dosis worden hervat (zie rubrieken 4.2 en 4.8).
Bloedingen
Voorzichtigheid is geboden wanneer vandetanib wordt toegediend aan patiënten met
hersenmetastasen, aangezien intracraniële bloedingen zijn gemeld.
Hartfalen
Bij patiënten die met vandetanib werden behandeld is hartfalen waargenomen. Tijdelijk of permanent
stopzetten van de therapie kan nodig zijn bij patiënten met hartfalen. Dit is mogelijk niet omkeerbaar
na het stoppen met vandetanib. Sommige gevallen waren dodelijk.
Hoge bloeddruk
Hoge bloeddruk, met inbegrip van een hypertensieve crisis, is waargenomen bij patiënten die met
vandetanib behandeld werden. Patiënten moeten gecontroleerd worden op hypertensie en op afdoende
wijze worden behandeld. Als de hoge bloeddruk door medische interventies niet afdoende kan worden
behandeld, moet niet opnieuw met vandetanib worden begonnen totdat de bloeddruk medicamenteus
onder controle is gebracht. Een verlaging van de dosis kan nodig zijn (zie rubriek 4.8).
Complicaties bij wondgenezing
Er zijn geen formele studies uitgevoerd naar het effect van vandetanib op wondgenezing. Er kan
verminderde wondgenezing optreden bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die de VEGF-
signaalroute remmen; dit is gemeld bij patiënten die vandetanib kregen. Hoewel het bewijs voor een
optimale duur van behandelingsonderbreking voorafgaand aan geplande chirurgie zeer beperkt is,
moet tijdelijke onderbreking van vandetanib gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan electieve
chirurgie worden overwogen, op basis van individuele risico-batenbeoordeling. De beslissing om
vandetanib te hervatten na een grote chirurgische ingreep dient te worden gebaseerd op het klinisch
oordeel van adequate wondgenezing.
7
Aneurysma's en arteriële dissecties
Het gebruik van remmers van de VEGF-route bij patiënten met of zonder hypertensie kan de vorming
van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen.Voordat een behandeling met Caprelsa wordt
gestart, moet dit risico zorgvuldig worden afgewogen bij patiënten met risicofactoren zoals
hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma.
Nierfalen
Nierfalen is gemeld bij patiënten die met vandetanib werden behandeld (zie rubriek 4.8 Bijwerkingen).
Onderbreking, aanpassing of stopzetting van de dosis kan noodzakelijk zijn (zie rubriek 4.2).
De blootstelling aan vandetanib is verhoogd bij patiënten met een verminderde nierfunctie. De
startdosering vandetanib moet worden verlaagd tot 200 mg bij patiënten met een matige
nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 30 tot < 50 ml/min) en het QT-interval moet nauwlettend
worden gecontroleerd.
Gebruik van vandetanib wordt niet aanbevolen bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (klaring
onder 30 ml/min) (zie rubrieken 4.2, 5.1 en 5.2). Er is geen informatie beschikbaar over patiënten met
eindstadium nierziekte die dialyse nodig hebben.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met leverinsufficiëntie (serumbilirubine
meer dan 1,5 maal de normale bovengrens) aangezien er beperkte gegevens beschikbaar zijn bij
patiënten met leverinsufficiëntie en de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Farmacokinetische gegevens van vrijwilligers wijzen er op dat er geen verandering in de startdosering
is vereist bij patiënten met lichte, matige of ernstige leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Verhogingen in alanineaminotransferase
Verhogingen in alanineaminotransferase komen vaak voor bij patiënten die met vandetanib worden
behandeld. De verhogingen verdwijnen in de meeste gevallen tijdens het voortzetten van de
behandeling, andere verdwijnen meestal na een 1- tot 2-weekse onderbreking in de behandeling.
Periodieke controle van alanineaminotransferase wordt aanbevolen.
Interstitiële longziekte
Interstitiële longziekte (ILD) is waargenomen bij patiënten die met vandetanib worden behandeld en
was in sommige gevallen dodelijk. Als zich bij een patiënt ademhalingsproblemen zoals dyspneu,
hoesten en koorts voordoen moet de behandeling met vandetanib worden onderbroken en moet
onmiddellijk onderzoek ingesteld worden. Als ILD wordt bevestigd moet het gebruik van vandetanib
permanent worden gestaakt en moet de patiënt op de juiste wijze worden behandeld.
CYP3A4-inductoren
Het gelijktijdig gebruik van vandetanib met sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, Sint-
Janskruid, carbamazepine, fenobarbital) moet worden vermeden (zie rubriek 4.5).
CTN minder dan 500 pg/ml
Het voordeel van vandetanib bij patiënten met CTN van minder dan 500 pg/ml is niet vastgesteld, en
daarom moet het gebruik bij patiënten met CTN < 500 pg/ml zorgvuldig worden afgewogen vanwege
de aan de behandeling verbonden risico's van vandetanib.
Waarschuwingskaart voor Patiënten
Alle artsen die Caprelsa voorschrijven moeten vertrouwd zijn met de artseninformatie en
behandelrichtlijnen. De arts moet de risico's verbonden aan Caprelsa-therapie met de patiënt
bespreken. De Waarschuwingskaart voor Patiënten moet bij elk voorschrift overhandigd
worden aan de patiënt.
Pediatrische patiënten
8
Gebaseerd op lengtemetingen bij ieder bezoek vertoonden alle kinderen en adolescenten in een
pediatrische studie een lineaire groei tijdens de behandeling met vandetanib. Er zijn echter geen
gegevens beschikbaar over de veiligheid op lange termijn bij pediatrische patiënten.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacokinetische interacties
Effect van vandetanib op andere geneesmiddelen
Bij gezonde personen werd de blootstelling aan midazolam (CYP3A4 substraat) niet beïnvloed bij
gelijktijdige toediening van een enkelvoudige dosis vandetanib van 800 mg.
Vandetanib is een remmer van de organische kationtransporter 2 (OCT2). Bij gezonde personen met
OTC2 wild type stegen de AUC
(0-t)
en C
max
voor metformine (OCT2 substraat) met respectievelijk
74% en 50%, en daalde de CL
R
van metformine met 52% bij gelijktijdige toediening van vandetanib.
Een gepaste klinische opvolging en/of monitoring van de laboratoriumwaarden wordt aanbevolen voor
patiënten die gelijktijdig metformine en vandetanib krijgen toegediend en het is mogelijk dat deze
patiënten een lagere dosis metformine nodig hebben.
Bij gezonde personen stegen de AUC
(0-t)
en C
max
voor digoxine (P-gp substraat) met respectievelijk
23% en 29% bij gelijktijdige toediening als gevolg van de P-gp remming door vandetanib. Bovendien
kan het bradycardiale effect van digoxine het risico op QTc intervalverlenging en Torsade de Pointes
door vandetanib doen toenemen. Daarom is een gepaste klinische opvolging en/of monitoring van de
laboratoriumwaarden aanbevolen voor patiënten die gelijktijdig digoxine en vandetanib krijgen
toegediend en het is mogelijk dat deze patiënten een lagere dosis digoxine nodig hebben (voor de
monitoring van vandetanib zie rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening en rubriek 4.4 Bijzondere
waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Ten aanzien van andere P-gp substraten, zoals dabigatran, wordt klinische monitoring aanbevolen bij
combinatie met vandetanib.
Effect van andere geneesmiddelen op vandetanib
Bij gezonde personen werd geen klinisch significante interactie waargenomen tussen vandetanib
(enkelvoudige dosis van 300 mg) en de krachtige CYP3A4 remmer itraconazol (herhaalde doses van
200 mg, eenmaal daags). Bij gezonde mannelijke personen werd de blootstelling aan vandetanib met
40% gereduceerd wanneer het tegelijk met de krachtige CYP3A4-inductor rifampicine werd
toegediend. Gelijktijdige toediening van vandetanib met krachtige CYP3A4 inductoren dient te
worden vermeden.
Bij gelijktijdige toediening van omeprazol en vandetanib aan gezonde personen was voor vandetanib
de C
max
verminderd met 15% terwijl de AUC
(0-t)
niet veranderde. Noch de C
max
noch de AUC
(0-t)
voor
vandetanib veranderde bij gelijktijdige toediening met ranitidine. Daarom is er geen aanpassing van de
dosis van vandetanib nodig wanneer het gelijktijdig wordt toegediend met omeprazol of ranitidine.
Farmacodynamische interacties
Het via de gal uitscheiden van onveranderd vandetanib is één van de manieren waarop vandetanib
wordt uitgescheiden. Vandetanib is geen substraat voor het multidrugresistentie-eiwit 2 (MRP2), p-
glycoproteïne (Pgp) of borstkankerresistentie-eiwit (BCRP).
Geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QTc-interval verlengen
Het is aangetoond dat vandetanib het ECG QTc-interval verlengt; Torsade de pointes werd in
sommige gevallen gemeld. Het gelijktijdige gebruik van vandetanib en geneesmiddelen waarvan
bekend is dat ze het QTc-interval ook verlengen en/of Torsade de pointes veroorzaken, is gecontra-
indiceerd of niet aanbevolen, afhankelijk van het bestaan van alternatieve behandelingen.
9
Gecontra-indiceerde combinaties (zie rubriek 4.3): cisapride, erytromycine intraveneus (IV),
toremifeen, mizolastine, moxifloxacine, arsenicum, antiaritmica van klasse IA en III
Niet-aanbevolen combinaties: methadon, haloperidol, amisulpride, chloorpromazine, sulpiride,
zuclopentixol, halofantrine, pentamidine en lumefantrine.
Als er geen geschikte alternatieve behandeling is, kunnen niet-aanbevolen combinaties met vandetanib
worden toegediend met extra ECG-toezicht op het QTc-interval, evaluatie van elektrolyten en verdere
controle bij het optreden of verslechteren van diarree.
Uit de resultaten van een farmacodynamisch en farmacokinetisch interactie-onderzoek bleek
gelijktijdige toediening met ondansetron bij gezonde patiënten weinig effect te hebben op de
farmacokinetiek van vandetanib, maar het had wel een klein, additief effect op het verlengen van het
QTc-interval met ongeveer 10 ms. Daarom is gelijktijdig gebruik van ondansetron met vandetanib niet
aanbevolen. Indien ondansetron tegelijk met vandetanib wordt toegediend, is een striktere controle van
serumelektrolyten en ECG’s en een daadkrachtige aanpak van afwijkingen vereist.
Vitamine-K-antagonisten
Wegens het toegenomen risico op trombose bij patiënten met kanker worden antistollingsmiddelen
vaak gebruikt. Met inachtneming van de hoge intra-individuele variabiliteit van de respons op
antistolling, en de mogelijkheid van interactie tussen vitamine-K-antagonisten en chemotherapie,
wordt een veelvuldiger controle van de INR (International Normalised Ratio) aanbevolen, als wordt
besloten om de patiënt met vitamine-K-antagonisten te behandelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en gedurende
minimaal vier maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Er is een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van vandetanib tijdens zwangerschap. Zoals
te verwachten uit de farmacologische werking heeft vandetanib belangrijke effecten op alle stadia van
de vrouwelijke voortplanting bij ratten vertoond (zie rubriek 5.3).
Als vandetanib wordt gebruikt tijdens zwangerschap of als de patiënt zwanger wordt tijdens de
behandeling met vandetanib moet zij op de hoogte worden gebracht van de mogelijke foetale
afwijkingen of het verlies van de vrucht. Behandeling mag alleen worden voortgezet bij zwangere
vrouwen als het mogelijke voordeel voor de moeder groter is dan het risico voor de foetus.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens over het gebruik van vandetanib door vrouwen die borstvoeding geven.
Vandetanib en/of de metabolieten daarvan worden in de melk bij ratten uitgescheiden en gevonden in
het plasma van de jongen na toediening aan zogende ratten (zie rubriek 5.3).
Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens vandetanib therapie.
Vruchtbaarheid
Vandetanib had geen effect op de mannelijke vruchtbaarheid bij ratten maar verminderde wel de
vruchtbaarheid van de vrouwtjes (zie rubriek 5.3).
Het effect op de voortplanting van pediatrische patiënten die met vandetanib behandeld worden, is niet
bekend.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
10
Er zijn geen studies uitgevoerd naar de effecten van vandetanib op de rijvaardigheid en het gebruik
van machines. Er is echter vermoeidheid en wazig zien gerapporteerd en patiënten die deze
symptomen ervaren dienen voorzichtig te zijn bij het rijden en het gebruik van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende gemelde bijwerkingen zijn diarree, rash, nausea, hypertensie en hoofdpijn.
Bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn in klinisch onderzoek vastgesteld bij patiënten die vandetanib als
behandeling voor MTC ontvangen. De frequentie is weergegeven in Tabel 2, Bijwerkingen, met
gebruik van de Council for International Organizations of Medical Sciences (CIOMS III) en
gerangschikt per MedDRA systeem/orgaanklasse (SOC), met de aanbevolen terminologie en dan
gerangschikt op frequentie. Frequenties van voorkomen van bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd:
zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000),
zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Deze
rubriek bevat alleen gegevens afkomstig uit voltooide studies waar de blootstelling van de patiënt
bekend is.
Tabel 2: Bijwerkingen en systeem/orgaanklasse
Systeem/orgaan-
Zeer vaak
Vaak
klasse
Infecties en
Nasofaryngitis,
Pneumonie, sepsis,
parasitaire
bronchitis,
griep, cystitis,
aandoeningen
hogeluchtweg-
sinusitis, laryngitis,
infecties,
folliculitis, furunkel,
urineweginfecties schimmelinfectie,
pyelonefritis
Endocriene
Hypothyreoïdie
aandoeningen
Voedings- en
Verminderde
Hypokaliëmie,
stofwisselingsstoor-
eetlust,
hypercalciëmie,
nissen
hypocalciëmie
hyperglykemie,
uitdroging,
hyponatriëmie
Psychische
Insomnia,
Angst
stoornissen
depressie
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn,
Tremor, lethargie,
aandoeningen
paresthesie,
bewustzijnsverlies,
dysesthesie,
evenwichtsstoornis-
duizeligheid
sen, dysgeusie
Oogaandoeningen
Gezichtsvermo-
Gezichtsvermogen
gen wazig,
afgenomen,
hoornvlies-
halovisie, fotopsie,
structuur-
glaucoom,
veranderingen
conjunctivitis, droog
(waaronder
oog, keratopathie
corneaneerslag en
cornea-opaciteit)
Hartaandoeningen
Verlenging van
het ECG QTc-
interval(*) (**)
Soms
Appendicitis,
stafylokokkeninfect
ie, diverticulitis,
cellulitis,
buikwandabces
Niet bekend
Ondervoeding
Convulsies, clonus,
hersenoedeem
Cataract,
accommodatie-
stoornissen
Hartfalen, acuut
hartfalen,
frequentie- en
ritmeaandoeningen,
hartgeleidingsstoor-
nissen,
ventriculaire
11
aritmie en
hartstilstand
Bloedvat-
aandoeningen
Ademhalingsstelsel-
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Hypertensie
Hypertensieve crisis,
ischemische
cerebrovasculaire
aandoeningen
Bloedneus,
haemoptysis,
pneumonitis
Colitis, droge mond,
stomatitis, dysfagie,
constipatie, gastritis,
gastro-intestinale
bloeding
Cholelithiase
Palmoplantair
erytrodysesthesie-
syndroom, alopecia
Aneurysma's en
arteriële dissecties
Respiratoir falen,
aspiratiepneumonie
Pancreatitis,
peritonitis, ileus,
gastro-intestinale
perforatie, fecale
incontinentie
Bulleuze dermatitis
Abdominale pijn,
diarree, nausea,
braken, dyspepsie
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
Nier- en urineweg-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Onderzoeken
Fotosensitiviteits-
reactie, rash en
andere
huidreacties
(zoals acne, droge
huid, dermatitis,
pruritus), nagel-
aandoeningen
Proteïnurie,
nefrolithiase
Asthenie,
vermoeidheid,
pijn, oedeem
Verlengd ECG
QTc-interval
Dysurie, hematurie,
nierfalen, pollakiurie,
dringende
urinelozing
Pyrexie
Chromaturie,
anurie
Verstoorde heling
Verhoogd serum-
ALAT en -ASAT,
gewicht verlaagd,
verhoogd
bloedcreatinine
Verhoogde
hemoglobine,
verhoogde
serumamylase
* 13,4% van de vandetanib-patiënten had QTc (Bazett) ≥ 500 ms vergeleken met 1,0% van de placebopatiënten.
QTcF-verlenging was > 20 ms bij meer dan 91% van de patiënten, > 60 ms bij 35%, > 100 ms bij 1,7%. Bij 8%
van de patiënten werd de dosis verlaagd wegens QTc-verlenging.
** inclusief twee sterfgevallen van patiënten met QTc > 550 ms (één door sepsis en één door hartfalen)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gevallen van Torsade de pointes, Stevens-Johnson-syndroom, erythema multiforme, interstitiële
longziekte (soms fataal) en PRES (RPLS) hebben zich voorgedaan bij patiënten die werden behandeld
met vandetanib-monotherapie. De verwachting is dat deze bijwerkingen zich soms voor kunnen doen
bij patiënten die met vandetanib voor MTC worden behandeld.
Oogaandoeningen zoals wazig gezichtsvermogen komen vaak voor bij patiënten die werden behandeld
met vandetanib voor MTC. Uit gepland spleetlamponderzoek is gebleken dat cornea-opaciteit
(vortexkeratopathieën) voorkomt bij de behandelde patiënten; routinematig spleetlamponderzoek is
echter niet vereist voor patiënten die vandetanib krijgen.
12
Bij verschillende blootstellingsduren, waren de mediane hemoglobineconcentraties bij met vandetanib
behandelde patiënten verhoogd met 0,5-1,5 g/dl ten opzichte van de concentraties vóór de
behandeling.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Pediatrische patiënten:
Klinische onderzoeksgegevens over het gebruik van vandetanib bij pediatrische patiënten met MTC
(zie rubriek 5.1) verkregen tijdens de ontwikkeling van het geneesmiddel zijn beperkt tot 16 patiënten
in de leeftijd van 9 tot 17 jaar met erfelijke medullaire schildklierkanker (Studie IRUSZACT0098).
Ondanks de beperkte omvang van de studie, die te wijten is aan de zeldzaamheid van het voorkomen
van MTC bij kinderen, wordt de studie toch als representatief voor de doelgroep beschouwd. De
bevindingen omtrent veiligheid afkomstig uit deze studie komen overeen met het veiligheidsprofiel
van vandetanib bij volwassen patiënten met MTC. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de
veiligheid op lange termijn bij pediatrische patiënten.
4.9
Overdosering
Er is geen specifieke behandeling in het geval van een overdosis vandetanib en mogelijke symptomen
van een overdosis zijn niet vastgesteld. In studies met gezonde vrijwilligers en bij patiënten is een
toename in de frequentie en ernst van sommige bijwerkingen, zoals rash, diarree en hoge bloeddruk
waargenomen bij meervoudige doses van of hoger dan 300 mg. Daarnaast moet er rekening worden
gehouden met de mogelijkheid op QTc-verlenging en Torsade de pointes. Hogere vandetanib doses
dan 150 mg/m
2
werden niet gebruikt in klinische studies met pediatrische patiënten.
Bijwerkingen geassocieerd met overdosering moeten symptomatisch worden behandeld; vooral
ernstige diarree moet op passende wijze worden behandeld. In het geval van een overdosis moet
verdere toediening worden onderbroken, en passende maatregelen moeten worden genomen om zeker
te stellen dat een bijwerking zich niet heeft voorgedaan, d.w.z. een ECG, binnen 24 uur om QTc-
verlenging vast te kunnen stellen. Bijwerkingen geassocieerd met overdosering kunnen langer
aanhouden wegens de lange halfwaardetijd van vandetanib (zie rubriek 5.2).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastisch middel, proteïnekinaseremmer, ATC-code:
L01XE12
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Vandetanib is een krachtige remmer van de vasculaire endotheliale groeifactorreceptor-2 (VEGFR-2,
ook bekend als ‘kinase insert domain containing receptor’ [KDR]), epidermale groeifactorreceptor
(EGFR) en RET-tyrosinekinases. Vandetanib is ook een sub-micromolaire remmer van de vasculaire
endotheliale receptor-3-tyrosinekinase.
Vandetanib remt de door VEGF gestimuleerde endotheliale celmigratie, proliferatie, overleving en
vorming van nieuwe bloedvaten in
in vitro
modellen van angiogenese. Bovendien remt vandetanib de
door epidermale groeifactor (EGF) gestimuleerde EGF-receptortyrosinekinase in tumorcellen en
endotheelcellen. Vandetanib remt de EGFR-afhankelijke cel-proliferatie en overleving van cellen
in
vitro.
Vandetanib remt ook zowel wild-type als het merendeel van gemuteerde, geactiveerde vormen
van RET, en remt significant de proliferatie van MTC-cellijnen
in vitro.
13
Toediening van vandetanib
in vivo
verminderde de tumorcel-geïnduceerde angiogenese,
tumorbloedvatpermeabiliteit, tumormicrovatdichtheid en remde tumorgroei van een scala aan
menselijke xeno-transplantaattumormodellen in athymische muizen. Vandetanib remde
in vivo
ook de
groei van MTC-xeno-transplantaattumoren.
Het precieze werkingsmechanisme van vandetanib bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde MTC is
niet bekend.
Klinische werkzaamheid bij volwassenen
Klinische gegevens van MTC
Een gerandomiseerd, dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek (Studie 58) werd uitgevoerd om
de veiligheid en werkzaamheid van 300 mg vandetanib ten opzichte van placebo aan te tonen. Deze
studie omvatte 331 patiënten met niet-reseceerbare lokaal gevorderde of gemetastaseerde MTC.
Alleen patiënten met CTN ≥ 500 pg/ml (conventionele eenheden) of ≥ 146,3 pmol/l (internationale
standaardeenheden) werden in de studie opgenomen. Van de patiënten die in de studie waren
ingesloten, hadden er 10 die vandetanib kregen, en 4 die een placebo kregen (4% van alle patiënten),
een Wereldgezondheidsorganisatieprestatiestatusscore (WHO PS) van ≥ 2, en 28 (12,1%) patiënten die
vandetanib kregen en 10 (10,1%) die een placebo kregen hadden een hartfunctiestoornis.
Hartfunctiestoornis was gedefinieerd als patiënten met een bestaande cardiovasculaire abnormaliteit.
Het primaire doel van deze studie was om een verbetering van de progressievrije overleving (PFS) met
vandetanib ten opzichte van placebo aan te tonen. De secundaire eindpunten waren de evaluatie van
het totale objectieve-responspercentage (ORR), het percentage ziektecontrole (DCR) gedefinieerd als
partiële respons (PR), volledige respons (CR) of een stabiele ziekte (SD) van tenminste 24 weken, de
duur van de respons (DOR), tijd tot verergering van de pijn op basis van de ‘Brief Pain Inventory’
(BPI) schaal voor ergste pijn, en de totale overleving (OS). Het primaire eindpunt PFS en de ORR en
DCR waren gebaseerd op gecentraliseerde, onafhankelijk geblindeerde beoordeling van de
beeldgegevens. De biochemische respons op vandetanib ten opzichte van placebo, zoals gemeten met
CTN en CEA, werd ook als secundair eindpunt beoordeeld.
Patiënten werden met vandetanib of placebo behandeld tot het bereiken van objectieve
ziekteprogressie. Wanneer volgens de beoordeling van de onderzoeker een objectieve ziekteprogressie
was bereikt, werden de patiënten uit de geblindeerde onderzoeksbehandeling gehaald en de
mogelijkheid gegeven om open label vandetanib te krijgen. Achtentwintig van de 231 patiënten
(12,1%) die vandetanib kregen en 3 van de 99 (3,0%) die een placebo kregen staakten de behandeling
vanwege een bijwerking. Veertien van de 28 patiënten (50%) die met vandetanib staakten vanwege
een bijwerking stopten zonder een verlaging van de dosis. Voor vijf van de 6 patiënten (83%) met
matige nierinsufficiëntie die met vandetanib werden behandeld werd de dosis verlaagd tot 200 mg
wegens een bijwerking; voor 1 patiënt moest de dosis verder worden verlaagd tot 100 mg.
De resultaten van de primaire analyse van de PFS toonden een statistisch significante verbetering in
PFS bij patiënten die naar vandetanib gerandomiseerd waren, vergeleken met placebo (Hazard Ratio
(HR) = 0,46; 95% Betrouwbaarheidsinterval (CI) = 0,31-0,69; p=0,0001).
De mediane PFS van patiënten die naar vandetanib gerandomiseerd waren was niet bereikt; echter, op
basis van de statistische modellering van de gegevens die tot het 43
ste
percentiel zijn waargenomen,
wordt de mediane PFS voorspeld 30,5 maanden te zijn, met een 95% betrouwbaarheidsinterval van
25,5 tot 36,5 maanden. De mediane PFS voor patiënten die gerandomiseerd waren naar placebo was
19,3 maanden. Na 12 maanden was het aantal patiënten dat nog in leven en progressie-vrij was 192
(83%) voor patiënten die naar vandetanib gerandomiseerd waren en 63 (63%) voor patiënten die
gerandomiseerd waren naar placebo. In de vandetanib-groep was er progressie bij in totaal 73 (32%)
patiënten; 64 (28%) daarvan hadden volgens evaluatiecriteria voor respons in vaste tumoren (RECIST)
progressie en 9 (4%) waren overleden in afwezigheid van progressie. De overige 158 patiënten (68%)
werden voor de PFS-analyse gecensureerd. In de placebo-groep was er progressie bij in totaal 51
14
(51%) patiënten; 46 (46%) had progressie volgens RECIST en 5 (5%) waren overleden in afwezigheid
van progressie. De overige 49 patiënten (49%) werden voor de PFS-analyse gecensureerd.
Figuur 1: Kaplan-Meier-curve van PFS
maanden
0
n-vandetanib 231
n-placebo
100
6
196
71
12
169
57
18
140
45
24
40
13
30
1
0
36
0
0
____ vandetanib 300 mg, ------ placebo, y-as = PFS, x-as = tijd in maanden, n-vandetanib = aantal
risicopatiënten met vandetanib, n-placebo = aantal risicopatiënten met placebo
HR = 0,46, 95% CI (0,31-0,69), p = 0,0001
PFS
N
Mediaan PFS
Vandetanib 300 mg 73/231
Niet bereikt
(32%)
(voorspeld
30,5 maand)
Placebo
51/100
(51%)
19,3 maand
HR
0,46
95% CI
0,31, 0,69
p waarde
0,0001
De overlevingsstatus en de mediane totale overleving (81,6 maanden in de vandetanib-groep en 80,4
maanden in de placebo-groep) waren vergelijkbaar in beide behandelingsgroepen. Er was geen
statistisch significant verschil in de finale OS (HR 0,99, 95,002% CI 0,72, 1,38, p=0,9750). De
resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden wegens het hoge percentage van
patiënten in de placebo-groep die overgingen naar open-label vandetanib (79,0% [79/100] van de
patiënten).
De meeste patiënten (95%) hadden gemetastaseerde ziekte. Veertien patiënten die met vandetanib
werden behandeld en 3 patiënten die placebo kregen hadden alleen niet-reseceerbare lokaal
gevorderde ziekte. De klinische ervaring met vandetanib, bij patiënten met niet-reseceerbare lokaal
gevorderde ziekte en zonder metastase, is beperkt.
Voor vandetanib werden statistisch significante voordelen waargenomen met betrekking tot de
secundaire eindpunten van het responspercentage, percentage ziektecontrole en biochemische respons.
15
Tabel 3: Samenvatting van andere werkzaamheidsbevindingen in studie 58
ORR
a
Vandetanib 300 mg
Placebo
DCR
a
Vandetanib 300 mg
Placebo
CTN-respons
Vandetanib 300 mg
Placebo
CEA-respons
Vandetanib 300 mg
Placebo
ALGEHELE
OVERLEVING
Vandetanib 300 mg
Placebo
N
104/231
13/100
N
200/231
71/100
N
160/231
3/100
N
119/231
2/100
N
116/231
52/100
Respons-
percentage
45%
13%
Respons-
percentage
87%
71%
Respons-
percentage
69%
3%
Respons-
percentage
52%
2%
Mediane OS
81,6 maanden
80,4 maanden
OR
b
95% CI
p-waarde
5,48
OR
b
2,64
OR
b
72,9
OR
b
52,0
HR
c
0,99
2,99, 10,79
95% CI
1,48, 4,69
95% CI
26,2, 303,2
95% CI
16,0, 320,3
95% CI
0,72, 1,38
<0,0001
p-waarde
0,001
p-waarde
<0,0001
p-waarde
<0,0001
p-waarde
0,9750
__________________________________________________________________________________________
a
Totale responspercentage = volledige + partiële respons. Percentage ziektecontrole = responspercentage +
stabiele ziekte bij 24 weken. Intentie-tot-behandelen (ITT) analyse omvat patiënten die open label
vandetanib kregen voordat de progressie was vastgesteld bij centrale analyse.
b
OR=Odds Ratio (kansverhouding). Een waarde > 1 is in het voordeel van vandetanib. De analyse was
uitgevoerd met gebruik van een logistisch regressiemodel met behandeling als de enige factor.
c
HR= Hazard Ratio (hazardratio). Een waarde <1 is in het voordeel van vandetanib. De analyse werd
uitgevoerd aan de hand van een log-ranktest met behandeling als enige factor.
N = Aantal voorvallen/aantal gerandomiseerde patiënten
Er werd een statistisch significant voordeel waargenomen voor vandetanib voor het secundaire
eindpunt van tijd tot verslechtering van de pijn (afgeleid als een samengesteld eindpunt waarbij
gebruik wordt gemaakt van de ergste pijnscore van BPI en door de patiënt gemeld gebruik van opioïde
pijnstillers) (vandetanib 49%, placebo 57% HR 0,61, CI 97,5%: 0,43-0,87, p < 0,006: 8 vs. 3
maanden). Er werden geen statistisch significante verschillen waargenomen voor het verkennend
eindpunt van diarree (gemeld als stoelgangfrequentie).
RET-mutatie-status in Studie 58
In Studie 58 werd getest op RET-mutaties met behulp van de op de Polymerase Chain Reaction (PCR)
gebaseerde Amplification Refractory Mutation System (ARMS) test voor de M918T-mutatie, en bij
alle sporadische patiënten waarvan DNA beschikbaar was (297/298) werd direct DNA sequencing
gebruikt voor mutaties in exons 10, 11, 13, 14, 15 en 16 (plaats van de M918T-mutatie).
Bij een groot deel van de patiënten kon de RET-status echter niet worden bepaald (vooral vanwege de
niet beschikbare resultaten van direct DNA sequencing) en het responspercentage was enigszins lager
bij patiënten met een onbekende RET-status in vergelijking met een RET-mutatie-positieve status:
16
respectievelijk 51,8% versus 35,9%. Bij de blinde vergelijking van vandetanib versus placebo,
ontvingen slechts 2 patiënten, waarvan bekend is dat ze RET-negatief zijn voor alle 6 exons,
vandetanib en niemand vertoonde een respons.
Van kernstudie 58 is een post-hoc subgroepanalyse uitgevoerd van de RET-negatieve status,
gebaseerd op de afwezigheid van de M918T-mutatie. Een patiënt was geacht de RET-mutatie te
hebben als een M918T-mutatie, aangetoond door de ARMS-test, of een sequenced RET-mutatie in één
of meerdere exons aanwezig was in de tumor. Er zijn nu feitelijk 79 patiënten geïdentificeerd op grond
van de afwezigheid van een M918T-mutatie, en waarbij geen RET-mutatie gevonden is in één of
meerdere van de andere 6 geteste exons, maar in 71 van deze patiënten was sequencing van de 6 exons
onvolledig. De M918T-mutatie is de meest waargenomen mutatie bij patiënten met sporadische MTC,
maar het kan niet worden uitgesloten dat sommige patiënten, die RET-negatief zijn getest voor de
M918T-mutatie, positief kunnen zijn voor een mutatie in andere exons.
Resultaten met betrekking tot RET-status (positief, onbekend en RET M918T-mutatie negatief) zijn
weergegeven in Tabel 4.
Tabel 4: Samenvatting van de werkzaamheidbevindingen in relatie tot RET-mutatie-status bij
een deel van de patiënten
Patiënten met een
gedocumenteerde RET-
mutatie (n=187)
Patiënten zonder
M918T-mutatie en
andere niet-geteste
mutaties of negatief
(n=79)*
35%
Objectieve-
responspercentage
(vandetanib arm)
Eindpunt werkzaamheid
PFS HR (95%)
betrouwbaarheidsinterval
*
52%
0,45 (0,26, 0,78)
0,57 (0,29, 1,13)
RET-mutatie-status werd in een meerderheid van de patiënten verkregen ten tijde van de diagnose en kan
sindsdien veranderd zijn
.
Klinische werkzaamheid bij pediatrische patiënten
Een fase I/II monocenter, open-label studie met één onderzoeksgroep (Studie IRUSZACT0098)
evalueerde de werking van vandetanib bij 16 patiënten met niet-reseceerbare lokaal gevorderde of
gemetastaseerde erfelijke MTC. De patiënten hadden bij aanvang van de studie de volgende
kenmerken: gemiddelde leeftijd 14,2 jaar (van 9 tot 17 jaar), 50% vrouw, 50% man, 93,8% blank,
26,7% hispanic en 6,3% zwart. De meeste patiënten (81,3%) hadden een volledige of gedeeltelijke
thyroïdectomie ondergaan alvorens aan de studie deel te nemen. De begindosis vandetanib was
100 mg/m
2
/dag voor alle patiënten, behalve voor één patiënt die begon met een dosis van
150 mg/m
2
/dag. Na een goede verdraagbaarheid van de eerste 1-2 behandelingscycli (1 cyclus =
28 dagen) zetten de overgebleven patiënten de behandeling voort met een dosis van 100 mg/m
2
. Het
primaire eindpunt voor werkzaamheid was ORR (objectieve-responspercentage) volgens RECIST
(evaluatiecriteria voor respons in vaste tumoren) v 1.0. Het vastgestelde objectieve-responspercentage
was 43,8%, waarbij alle respons partieel was. 31,3% van de patiënten had een stabiele ziekte van ten
minste 8 weken. Het percentage ziektecontrole inclusief beste respons of stabiele ziekte > 24 weken
was 75,0%. Er is geen ervaring met Caprelsa bij patiënten in de leeftijd van 5 tot 8 jaar in deze studie.
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ’voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
17
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
De absorptie van vandetanib na orale toediening is langzaam waarbij piekplasmaconcentraties meestal
worden bereikt na een mediane duur van 6 uur, met een bereik van 4 - 10 uur, na de toediening.
Vandetanib accumuleert ongeveer 8-voudig na meervoudige doseringen met een steady-state die na
ongeveer 2 maanden wordt bereikt.
Distributie
Vandetanib bindt zich aan menselijk serumalbumine en alfa-1-zuur-glycoproteïne met een
in vitro
eiwitbinding van ongeveer 90%. De gemiddelde eiwitbinding was 93,7% (bereik 92,2 tot 95,7%) in
ex-vivo
plasmamonsters van patiënten met colorectale kanker bij steady-state blootstelling na 300 mg
eenmaal daags. De farmacokinetiek van vandetanib bij de 300 mg-dosis in MTC-patiënten wordt
gekarakteriseerd door een distributievolume van ongeveer 7450 liter.
Biotransformatie
Na orale toediening van
14
C-vandetanib werd onveranderde vandetanib en de metabolieten vandetanib-
N-oxide en N-desmethyl-vandetanib in plasma, urine en ontlasting aangetroffen. Een
glucuronideconjugaat werd als een minder belangrijke metaboliet alleen in de ontlasting gevonden. N-
desmethyl-vandetanib wordt voornamelijk geproduceerd door CYP3A4, en vandetanib-N-oxide door
flavine-bevattende mono-oxygenase-enzymen (FM01 en FMO3). N-desmethyl-vandetanib en
vandetanib-N-oxide circuleren met concentraties van ongeveer 11% en 1,4% van die van vandetanib.
Eliminatie
De farmacokinetiek van vandetanib bij de 300 mg-dosis in MTC-patiënten wordt gekenmerkt door een
klaring van ongeveer 13,2 liter per uur en een plasmahalfwaardetijd van ongeveer 19 dagen.
Gedurende een 21-daagse collectieperiode werd na een enkelvoudige dosis
14
C-vandetanib ongeveer
69% teruggevonden, waarvan 44% in de ontlasting en 25% in de urine. Uitscheiding van de dosis was
langzaam en verdere uitscheiding na 21 dagen verloopt naar verwachting op basis van de
plasmahalfwaardetijd.
Speciale patiëntengroepen
Nierfunctiestoornis
Een farmacokinetische studie met een enkelvoudige dosis bij vrijwilligers gaf aan dat de blootstelling
aan vandetanib verhoogd is (tot 1,5 maal, 1,6 maal en 2 maal zo hoog) bij respectievelijk patiënten met
lichte, matige en ernstige nierinsufficiëntie, in vergelijking tot personen met een normale nierfunctie
(zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.5).
Leverfunctiestoornis
Een farmacokinetische studie met een enkelvoudige dosis bij vrijwilligers gaf aan dat
leverinsufficiëntie de blootstelling aan vandetanib niet beïnvloedde. Er zijn beperkte gegevens bij
patiënten met een leverinsufficiëntie (serumbilirubine hoger dan 1,5 keer de normale bovengrens) (zie
rubrieken 4.2 en 4.4).
Effect van voedsel
De blootstelling aan vandetanib wordt niet beïnvloed door voedsel.
Farmacokinetiek bij pediatrische patiënten
De farmacokinetische parameters van vandetanib bij pediatrische MTC-patiënten van 9 tot 17 jaar
waren gelijkaardig aan die bij volwassenen. De blootstelling aan vandetanib bij kinderen van 5 tot
8 jaar die glioomindicaties vertoonden, was vergelijkbaar met MTC-patiënten van 9 tot 18 jaar. Bij
pediatrische patiënten levert een dosis van 100 mg/m
2
/dag van de geïndiceerde dosering (gebaseerd op
het BSA) een gelijkaardige blootstelling op als die verkregen wordt bij volwassenen met een dosis van
300 mg per dag.
18
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Vandetanib is niet mutageen of clastogeen gebleken.
In toxiciteitsstudies met herhaalde doseringen gedurende maximaal 9 maanden omvatten de effecten
braken, gewichtsverlies en diarree bij honden, epifyse-dysplasie bij jonge honden en ratten met open
groeischijven. In ratten werden effecten op tanden, nieren en huid gezien. Deze bevindingen traden op
bij klinisch relevante plasmaconcentraties, waren grotendeels omkeerbaar binnen 4 weken na het
beëindigen van de toediening en waren toe te schrijven aan de remming van de vasculaire endotheliale
groeifactorreceptor (VEGFR) of EGFR.
De effecten die in andere studies werden waargenomen waren onder andere remming van de
menselijke ether-à-go-go gerelateerde gen- (hERG-) stroom en verlenging van het QTc-interval bij
honden. Verhoging van de systolische en diastolische bloeddruk werd bij ratten en honden
waargenomen. In muizen is aangetoond dat vandetanib wondgenezing vertraagt maar niet verhindert.
Vandetanib toonde ook aan potentieel fototoxisch te zijn in een
in vitro
cytotoxiciteitstest. In een
diermodel voor wondgenezing hadden muizen, die vandetanib kregen, verminderde huid-breeksterkte
in vergelijking met de controlegroep. Dit wijst er op dat vandetanib wondheling vertraagt maar niet
verhindert. Het juiste interval tussen het staken van een behandeling met vandetanib en
daaropvolgende electieve chirurgie, nodig om de risico’s van verminderde wondgenezing te
voorkomen is nog niet vastgesteld. In klinisch onderzoek onderging een klein aantal patiënten een
operatie terwijl ze met vandetanib werden behandeld en er waren geen gemelde complicaties met
betrekking tot wondgenezing.
Reproductietoxiciteit
Vandetanib had geen effect op de vruchtbaarheid van mannelijke ratten. In een vrouwelijk
vruchtbaarheidsonderzoek was er een tendens naar toenemende onregelmatigheid in de oestruscyclus,
een lichte afname van het aantal zwangerschappen en een toename van implantatieverlies. In een
toxiciteitsonderzoek bij herhaalde dosering bij ratten met herhaalde doseringen was er een afname in
het aantal
corpora lutea
in de eierstokken van ratten die gedurende 1 maand vandetanib kregen
toegediend.
Bij ratten werd embryofoetale toxiciteit waargenomen, vertraagde ontwikkeling van de foetus,
afwijkingen in de bloedvaten van het hart en vroegtijdige ossificatie van sommige schedelbeenderen.
In een pre- en postnatale ontwikkelingsstudie bij de rat veroorzaakte vandetanib een toename in het
verlies van de foetus en een afname in de groei van de jongen na de geboorte, bij doseringen die
maternale toxiciteit tijdens de zwangerschap en/of lactatie veroorzaken. Vandetanib werd
uitgescheiden in de melk van ratten en gevonden in het plasma van de jongen na toediening aan
zogende ratten.
Carcinogeniteit
Vandetanib vertoonde geen potentieel carcinogeen effect in een 6 maanden durend
carcinogeniciteitsonderzoek in transgene rasH2-muizen. Een 2 jaar durend
carcinogeniciteitsonderzoek in ratten werd beperkt door een lage overleving in de hooggedoseerde
vrouwelijke groep en een beperkte blootstelling aan vandetanib van de dieren; in de overblijvende
dieren werden er echter geen carcinogene effecten waargenomen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Calciumwaterstoffosfaatdihydraat
Microkristallijn cellulose
Crospovidon (type A)
19
Povidon (K 29-32)
Magnesiumstearaat
Filmomhulling
Hypromellose
Macrogol (300)
Titaniumdioxide (E171)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 30°C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/PVDC/Alu blisterverpakkingen, afgesloten met aluminiumfolie, elk met 30 filmomhulde
tabletten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25, 1105 BP Amsterdam, Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/001
EU/1/11/749/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 januari 2019
Datum van laatste verlenging: 11 januari 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
20
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG
EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
D.
E.
21
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Genzyme Ireland Ltd.
IDA Industrial Park,
Old Kilmeaden Road,
Waterford
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Vóór het op de markt brengen van CAPRELSA in elke lidstaat, moet de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen de inhoud en opmaak van het educatieve programma - inclusief
communicatiemedia, distributiewijze en elk ander aspect van het programma -overeenkomen met de
nationaal bevoegde instantie.
22
De vergunninghouder moet in elke lidstaat waar Caprelsa in de handel gebracht wordt, ervoor zorgen
dat alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten/zorgverleners die naar verwachting
CAPRELSA zullen voorschrijven, verdelen en gebruiken, toegang hebben tot of voorzien worden van
een
Educatiepakket
met als inhoud:
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
De samenvatting van de productkenmerken (SKP);
Het educatief materiaal, met inbegrip van:
o
Informatie over de risico’s geassocieerd met CAPRELSA:
- QTc-verlenging en Torsade de pointes
- posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)
- afwijkende ontwikkeling van de tanden en botten bij pediatrische patiënten
- medicatiefouten in de pediatrische populatie
o
De handleiding voor de arts inzake dosering en monitoring bij pediatrische patiënten;
De handleiding inzake dosering en monitoring voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners;
De bijsluiter;
De waarschuwingskaart voor patiënten.
Patiënten/zorgverleners
De handleiding inzake dosering en monitoring voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners;
De bijsluiter;
De waarschuwingskaart voor patiënten.
Het educatief materiaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
moet de volgende
hoofdzaken bevatten:
QTc-verlenging en Torsade de pointes
CAPRELSA verlengt het QTc-interval en kan Torsade de pointes en plotseling overlijden
veroorzaken
Een behandeling met CAPRELSA mag niet worden opgestart bij patiënten:
o
Waarvan het ECG QTc-interval langer is dan 480 msec
o
Die een aangeboren lang QTc-syndroom hebben
o
Die een voorgeschiedenis van Torsade de pointes hebben tenzij alle
risicofactoren die bijdragen aan Torsade de pointes verholpen zijn
De noodzaak voor een ECG, serumspiegels van kalium, calcium, magnesium en
schildklierstimulerend hormoon (TSH), en de tijdstippen wanneer en omstandigheden waarbij
deze moeten worden bepaald;
Patiënten die één enkele waarde van minstens 500 msec van gecorrigeerd ECG QTc-interval
ontwikkelen, moeten stoppen met het innemen van CAPRELSA. De toediening kan worden
hervat met een lagere dosis nadat bevestigd is dat het ECG QTc-interval weer dezelfde waarde
heeft als vóór de behandeling en de eventuele verstoring van de elektrolytenbalans is
gecorrigeerd;
Als de QTc duidelijk toeneemt maar onder de 500 msec blijft, moet een cardioloog worden
geraadpleegd;
Details van geneesmiddelen waarvan de gelijktijdige toediening met CAPRELSA ofwel
gecontra-indiceerd is of niet aanbevolen is;
De rol en het gebruik van de waarschuwingskaart voor patiënten.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), ook bekend als reversibel posterieur
leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS)
Er moet rekening worden gehouden met PRES bij elke patiënt met toevallen, hoofdpijn,
zichtstoornissen, verwardheid of veranderde geestestoestand. Als een patiënt lijdt aan toevallen,
verwardheid of veranderde geestestoestand moet een MRI van de hersenen worden gemaakt;
23
De noodzaak om patiënten te adviseren over het risico van verlengd QTc en PRES en de
noodzaak om ze te informeren over de symptomen en klachten waarop moet worden gelet en
wat dan gedaan moet worden;
De rol en het gebruik van de waarschuwingskaart voor patiënten.
Afwijkende ontwikkeling van de tanden en botten bij pediatrische patiënten
In klinische studies bij kinderen en adolescenten werd aangetoond dat vandetanib geen negatief
effect heeft op de lineaire groei;
Vandetanib vertoonde een negatief effect op groeiweefsel dat steunt op vascularisatie zoals
tanden en groeischijven in niet-klinische studies;
In de pediatrische populatie moet nauwgezet gecontroleerd worden op afwijkingen in de
ontwikkeling van tanden en botten;
Medicatiefouten in de pediatrische populatie
De
handleiding voor de arts inzake dosering en monitoring bij pediatrische patiënten
moet de
volgende hoofdzaken bevatten:
Hoe de dosis CAPRELSA voor baby’s en adolescenten wordt berekend
De doseringsschema’s volgens het lichaamsoppervlak van de patiënt (BSA), inclusief een
visuele voorstelling van het doseringsschema van twee weken volgens BSA;
Hoe CAPRELSA wordt gebruikt / toegediend
Instructies over een juist gebruik van de handleiding inzake dosering en monitoring en de
dagelijkse tracker voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners.
De
handleiding inzake dosering en monitoring voor patiënten en hun zorgverleners
moet de
volgende hoofdzaken bevatten:
Wat CAPRELSA is, waarvoor het wordt gebruikt en hoe het wordt toegediend;
Hoe de dosis CAPRELSA wordt berekend;
Welke bijwerkingen geassocieerd worden met CAPRELSA en welke controles verzocht
worden;
Hoe de dagelijkse tracker tabel gebruikt moet worden (inclusief voorbeelden van een ingevulde
dagelijkse tracker);
De algemene dagelijkse tracker voor 14 dagen en blanco kopieën van de dagelijkse tracker.
De
waarschuwingskaart voor patiënten
moet de volgende hoofdzaken bevatten:
Informatie over de risico’s van QTc-verlenging, Torsades de pointes en Posterieur reversibel
encefalopathiesyndroom (PRES);
De tekenen of symptomen van de veiligheidsrisico’s en wanneer het advies van een
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg ingewonnen moet worden
Dat de behandeling met CAPRELSA niet stopgezet mag worden, noch de dosis aangepast mag
worden zonder de voorschrijver te raadplegen;
De contactgegevens van de voorschrijver van CAPRELSA.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG) nr.
726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen
nakomen:
Beschrijving
Om de werkzaamheid en veiligheid van Caprelsa bij RET-negatieve patiënten te
bevestigen, moet de MAH het volgende indienen:
-
het klinisch onderzoeksrapport van studie D4200C00104, een observationele
studie inclusief een retrospectieve arm ter evaluatie van het voordeel/risico van
vandetanib (CAPRELSA) 300 mg bij RET mutatienegatieve en RET
24
Uiterste datum
Vooruitgaand –
opleverings-
datum maart
2021
mutatiepositieve patiënten met symptomatische, agressieve, sporadische, niet-
reseceerbare, lokaal gevorderde/gemetastaseerde schildklierkanker (MTC).
- De herevaluatie van de werkzaamheid van de behandeling bij RET-negatieve
patiënten gebaseerd op de heranalyse van gearchiveerde tumorstalen uit de pivotale
D4200C00058 studie.
25
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
26
A. ETIKETTERING
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS VAN CAPRELSA 100 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
vandetanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg vandetanib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
28
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam, Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Caprelsa 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
29
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VAN CAPRELSA 100 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg tabletten
vandetanib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
30
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS VAN CAPRELSA 300 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
vandetanib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 300 mg vandetanib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
31
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25, 1105 BP Amsterdam, Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Caprelsa 300 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VAN CAPRELSA 300 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 300 mg tabletten
vandetanib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
33
B. BIJSLUITER
34
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
Vandetanib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
In aanvulling op deze bijsluiter krijgt u de Waarschuwingskaart voor Patiënten, die belangrijke
veiligheidsinformatie bevat die u moet weten voordat u Caprelsa krijgt en tijdens de behandeling met
Caprelsa.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter en de Waarschuwingskaart voor Patiënten. Misschien heeft u ze later
weer nodig.
-
Het is belangrijk dat u de Waarschuwingskaart gedurende de behandeling bij u houdt.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Caprelsa en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Caprelsa en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Caprelsa is een behandeling voor volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met:
Medullaire schildklierkanker, die niet met een operatie kan worden verwijderd of die zich heeft
verspreid naar andere delen van het lichaam.
Caprelsa werkt door de groei van nieuwe bloedvaten in tumoren (kanker) te vertragen. Dit beperkt de
toevoer van voedsel en zuurstof naar de tumor. Caprelsa kan ook rechtstreeks op kankercellen
inwerken door ze te doden of hun groei te vertragen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een aangeboren hartprobleem dat 'congenitaal lang QTc-syndroom' heet. Dit kan
worden gezien op een elektrocardiogram (ECG).
-
U geeft borstvoeding.
-
U gebruikt één of meerdere van de volgende geneesmiddelen: arsenicum, cisapride (ter
behandeling van brandend maagzuur), erytromycine intraveneus en moxifloxacine (ter
35
behandeling van infecties), toremifeen (ter behandeling van borstkanker), mizolastine (ter
behandeling van allergieën), antiaritmica van klasse IA en III (ter regulering van het hartritme).
U mag Caprelsa niet innemen als ten minste één van de bovenstaande punten op u van toepassing is.
Raadpleeg uw arts als u twijfelt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt:
Als u gevoelig voor zonlicht bent. Sommige mensen die Caprelsa innemen worden gevoeliger
voor zonlicht. Dit kan leiden tot zonnebrand. Als u Caprelsa inneemt dient u zich, als u naar
buiten gaat, altijd te beschermen met zonnebrandcrème en door het dragen van kleding, om
blootstelling aan de zon te voorkomen.
Als u hoge bloeddruk heeft.
Als u een vergroting en verzwakking van een bloedvatwand (aneurysma) of een scheur in een
bloedvatwand (arteriële dissectie) heeft of heeft gehad.
Als u een chirurgische ingreep moet ondergaan. Uw arts kan overwegen om Caprelsa te stoppen
als u een grote chirurgische ingreep zult ondergaan, omdat Caprelsa van invloed kan zijn op de
wondgenezing. Zodra voldoende wondgenezing is vastgesteld, kan weer gestart worden met
Caprelsa.
Als u nierproblemen heeft.
Controleren van uw bloed en hart
Uw arts of verpleegkundige moet tests uitvoeren om de bloedspiegels van kalium, calcium,
magnesium en schildklier-stimulerend hormoon (TSH) te controleren, en de elektrische activiteit van
uw hart meten met een zogenaamd elektrocardiogram (ECG). U dient deze onderzoeken te ondergaan:
Alvorens met Caprelsa te beginnen
Regelmatig gedurende de behandeling met Caprelsa
1, 3 en 6 weken na met Caprelsa te zijn begonnen
12 weken na met Caprelsa te zijn begonnen
Daarna elke 3 maanden
Als uw arts uw dosis Caprelsa verandert
Als u geneesmiddelen gaat nemen die invloed hebben op uw hart
Op instructie van uw arts
Kinderen
Caprelsa dient niet te worden gegeven aan kinderen jonger dan 5 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Caprelsa nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt kopen en voor
kruidengeneesmiddelen. Caprelsa kan namelijk invloed hebben op de werking van andere
geneesmiddelen en sommige geneesmiddelen kunnen een effect hebben op Caprelsa.
Vertel het uw arts of apotheker als u één of meerdere van de volgende geneesmiddelen inneemt:
itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine, rifampicine en moxifloxacine
(geneesmiddelen die gebruikt worden om infecties te behandelen)
carbamazepine en fenobarbital (gebruikt om epileptische aanvallen onder controle te houden)
ondansetron (gebruikt om misselijkheid en braken te behandelen)
cisapride (gebruikt om brandend maagzuur te behandelen), pimozide (gebruikt om
ongecontroleerde herhaalde bewegingen van het lichaam en verbale uitbarstingen te
behandelen) en halofantrine en lumefantrine (gebruikt voor de behandeling van malaria)
methadon (ter behandeling van verslaving), haloperidol, chloorpromazine, sulpiride,
amisulpride en zuclopentixol (ter behandeling van geestesziekte)
pentamidine (ter behandeling van infecties)
vitamine-K-antagonisten en dabigatran, vaak aangeduid als 'bloedverdunners'
36
ciclosporine en tacrolimus (gebruikt om afstoting van transplantaten te behandelen), digoxine
(gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen), en metformine (gebruikt om uw
bloedglucose onder controle te houden)
protonpompremmers (ter behandeling van brandend maagzuur)
U vindt deze informatie ook in de Waarschuwingskaart voor Patiënten die uw arts u gegeven heeft.
Het is belangrijk dat u deze Waarschuwingskaart voor Patiënten bewaart en aan uw partner of
verzorgers laat zien.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Caprelsa kan namelijk schadelijk zijn
voor een ongeboren kind. Uw arts zal dan ook de voordelen en risico's van het nemen van Caprelsa
tijdens deze periode met u bespreken.
Als u zwanger zou kunnen worden dan moet u effectieve contraceptie gebruiken wanneer u
Caprelsa gebruikt en gedurende tenminste vier maanden na de laatste dosis Caprelsa.
Voor de veiligheid van uw baby mag u geen borstvoeding geven gedurende de behandeling met
Caprelsa.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wees voorzichtig als u rijdt of machines gebruikt. Houd er rekening mee dat Caprelsa u moe en zwak
kan maken, of een wazig zicht kan veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik bij volwassenen
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is 300 mg per dag.
Neem Caprelsa elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
Caprelsa kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Gebruik bij kinderen
Uw arts zal u vertellen hoeveel tabletten Caprelsa uw kind moet krijgen. De hoeveelheid Caprelsa die
toegediend wordt, zal afhangen van het lichaamsgewicht en de grootte van uw kind. De totale
dagelijkse dosering bij kinderen mag niet hoger zijn dan 300 mg. Uw kind kan behandeld worden met
één enkele dosis per dag, een dosis om de andere dag of een herhaald doseringsschema van 7 dagen
zoals beschreven in de doseringshandleiding die u van uw arts gekregen heeft. Het is belangrijk dat u
deze doseringshandleiding bewaart en aan uw zorgverlener toont.
Als u moeite heeft de tablet door te slikken
Als u moeite heeft de tablet door te slikken, kunt u deze als volgt met water mengen:
Neem een half glas (niet-koolzuurhoudend) water. Gebruik alleen water, geen andere
vloeistoffen.
Plaats de tablet in het water.
Roer totdat de tablet in het water uiteengevallen is. Dit kan ongeveer 10 minuten duren.
Daarna drinkt u het meteen op.
Om er voor te zorgen dat er geen medicijn in het glas achterblijft, moet u het glas weer half met water
vullen en het opdrinken.
Als u bijwerkingen ervaart
Als u bijwerkingen ervaart moet u dit altijd aan uw arts vertellen. Uw arts kan u vertellen om een
lagere of hogere dosis Caprelsa te nemen (zoals twee 100 mg tabletten of één 100 mg tablet). Uw arts
37
kan u ook andere geneesmiddelen voorschrijven om de bijwerkingen onder controle te houden. De
bijwerkingen van Caprelsa zijn in rubriek 4 vermeld.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer Caprelsa heeft ingenomen dan u was voorgeschreven, moet u contact opnemen met een
arts of meteen naar een ziekenhuis gaan.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wat u moet doen als u een tablet vergeten bent hangt af van hoe lang het nog duurt tot uw volgende
dosis.
Als het minstens 12 uur tot uw volgende dosis is:
Neem de tablet in zodra u eraan denkt.
Daarna neemt u de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in.
Als het minder dan 12 uur tot uw volgende dosis is:
Sla de vergeten dosis over. Daarna neemt
u de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in.
Neem geen dubbele dosis (twee doses tegelijk) om een vergeten tablet in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. Als u bijwerkingen krijgt kan uw arts u een lagere dosis Caprelsa voorschrijven. Uw arts kan
u ook andere geneesmiddelen voorschrijven om de bijwerkingen onder controle te houden.
Vertel uw arts onmiddellijk als u één van de volgende bijwerkingen bemerkt - u kunt dringende
medische behandeling nodig hebben:
Flauwvallen, duizeligheid of veranderingen in hartritme. Dit kunnen verschijnselen zijn van een
verandering in de elektrische activiteit van uw hart. Dit komt voor bij 8% van de mensen die
Caprelsa voor medullaire schildklierkanker gebruiken. Uw arts kan aanbevelen dat u een lagere
dosis Caprelsa neemt of stopt met het gebruiken van Caprelsa. Caprelsa is soms in verband
gebracht met levensbedreigende veranderingen in hartritme.
Ernstige huidreacties over grote delen van het lichaam. De verschijnselen kunnen bestaan uit
roodheid, pijn, zweren, blaren en afstoten van de huid. De lippen, neus, ogen en geslachtsdelen
kunnen ook worden aangetast. Deze verschijnselen kunnen, afhankelijk van het soort
huidreactie, vaak (bij minder dan 1 op 10 mensen) of soms (bij minder dan 1 op 100 mensen)
voorkomen.
Ernstige diarree.
Ernstige kortademigheid, of plotselinge verergering van kortademigheid, eventueel met een
hoest of een hoge temperatuur (koorts). Dit kan betekenen dat u een ontsteking van de longen
heeft, die ‘interstitiële longziekte’ genoemd wordt. Dit gebeurt soms (bij minder dan 1 op 100
mensen), maar kan levensbedreigend zijn.
Toevallen, hoofdpijn, verwardheid of moeite met concentreren. Dit kunnen verschijnselen zijn
van een aandoening die RPLS heet (reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom). Deze
verdwijnen meestal na het stoppen met Caprelsa. RPLS komt soms voor (bij minder dan 1 op
100 mensen).
Vertel uw arts onmiddellijk als u een van de bovengenoemde bijwerkingen bemerkt.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op 10 mensen):
Diarree. Uw arts kan een geneesmiddel voorschrijven om dit te behandelen. Als het ernstig
wordt moet u meteen contact opnemen met uw arts.
Buikpijn.
Huiduitslag of acne.
Depressie.
38
Vermoeidheid.
Misselijkheid.
Maagklachten (dyspepsie).
Nagelaandoeningen.
Braken.
Verlies van eetlust (anorexia).
Zwakte (asthenie).
Hoge bloeddruk. Uw arts kan een geneesmiddel voorschrijven om dit te behandelen.
Hoofdpijn.
Vermoeidheid.
Moeite met slapen (insomnia).
Ontsteking van de neusdoorgangen.
Ontsteking van de belangrijkste luchtwegen naar de longen.
Infecties van de bovenste luchtwegen.
Urineweginfecties.
Gevoelloosheid of een tintelend gevoel in de huid.
Abnormale gewaarwording in de huid.
Duizeligheid.
Pijn.
Zwelling veroorzaakt door overmatig vocht (oedeem).
Stenen of calciumafzettingen in de urinewegen (nierstenen).
Wazig zien, met inbegrip van lichte veranderingen in de ogen die tot wazig zien kunnen leiden
(vertroebeling van het hoornvlies).
Gevoeligheid van de huid voor zonlicht. Terwijl u Caprelsa gebruikt dient u zich altijd te
beschermen met zonnebrandcrème en door kleding te dragen om blootstelling aan de zon te
voorkomen wanneer u naar buiten gaat.
Vaak (komt voor bij minder dan 1 op 10 mensen)
Uitdroging.
Ernstige hoge bloeddruk.
Gewichtsverlies.
Beroerte of andere aandoeningen waarbij de hersenen niet voldoende bloed krijgen.
Een soort uitslag op de handen en voeten (hand-voet syndroom).
Mondzweren (stomatitis).
Droge mond.
Longontsteking.
Gifstoffen in het bloed als een complicatie van infectie.
Griep.
Ontsteking van de urineblaas.
Ontsteking van de sinussen.
Ontsteking van het strottenhoofd (larynx).
Ontsteking van een follikel, vooral een haarfollikel.
Steenpuist.
Schimmelinfectie.
Nierinfectie.
Verlies van lichaamsvocht (uitdroging).
Angst.
Tremor.
Slaperigheid.
Flauwvallen.
Onstabiel gevoel.
Verhoogde druk in het oog (glaucoom).
Ophoesten van bloed.
Ontsteking van het longweefsel.
39
Slikproblemen.
Verstopping.
Ontsteking van de binnenbekleding van de maag (gastritis).
Maagdarmbloeding.
Galstenen (cholelithiase).
Pijn bij het plassen.
Nierinsufficiëntie.
Vaak plassen.
Grote drang om te plassen.
Koorts.
Neusbloeding (epistaxis).
Droge ogen.
Een irritatie van de ogen (conjunctivitis).
Slechtziendheid.
Halovisie.
Het zien van lichtflitsen (fotopsie).
Aandoening van het hoornvlies van het oog (keratopathie).
Een soort diarree (colitis).
Verlies van hoofdhaar of lichaamshaar (alopecia).
Veranderingen in de smaak van voedingsmiddelen (dysgeusie).
Soms (komt voor bij minder dan 1 op 100 mensen)
Hartfalen.
Blindedarmontsteking (appendicitis).
Bacteriële infectie.
Ontsteking van de diverticula (kleine uitpuilende zakjes die zich in uw spijsverteringsstelsel
kunnen vormen).
Bacteriële huidinfectie.
Buikwand-abces.
Ondervoeding.
Onwillekeurige spiersamentrekkingen (convulsies).
Snel afwisselende spiersamentrekking en spierontspanning (clonus).
Zwelling van de hersenen.
Vertroebeling van de ooglens.
Hartslag- en hartritmestoornissen.
Verlies van hartfunctie.
Falen van de longen om naar behoren te functioneren.
Longontsteking doordat u vreemde stoffen in uw longen inademt.
Darmverstopping.
Een gaatje in uw darm.
Onvermogen om uw stoelgang te controleren.
Abnormale kleur van de urine.
Ontbreken van urine.
Slechte wondgenezing.
Ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
Blaarvorming van de huid (bulleuze dermatitis).
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Een vergroting en verzwakking van een bloedvatwand (aneurysma) of een scheur in een
bloedvatwand (arteriële dissectie).
De volgende bijwerkingen kunnen aangetoond worden in tests die door uw arts kunnen worden
uitgevoerd:
Eiwit of bloed in de urine (te zien in een urinetest).
40
Veranderingen in hartritme (te zien op een ECG). Uw arts kan u vertellen te stoppen met het
nemen van Caprelsa of een lagere dosis Caprelsa te nemen.
Afwijkingen in de lever of alvleesklier (te zien in bloedonderzoek). Deze leiden meestal niet tot
symptomen maar het kan zijn dat uw arts dit wil controleren.
Daling van het calciumgehalte in uw bloed. Uw arts kan u een schildklierbehandeling
voorschrijven of deze veranderen.
Daling van het kaliumgehalte in uw bloed.
Stijging van het calciumgehalte in uw bloed.
Stijging van het glucosegehalte in uw bloed.
Daling van het natriumgehalte in uw bloed.
Afname van de schildklierfunctie.
Toename in het aantal rode bloedcellen.
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter
staat? Neem dan
onmiddellijk
contact op met uw arts of apotheker.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
blisterverpakking en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30°C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is vandetanib. Elke tablet bevat 100 mg of 300 mg vandetanib.
De andere stoffen in dit middel zijn calciumwaterstoffosfaat-dihydraat, microkristallijn
cellulose, crospovidon (type A), povidon (K29-32), magnesiumstearaat, hypromellose,
macrogol en titaniumdioxide (E171).
Hoe ziet Caprelsa eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Caprelsa 100 mg is een witte, ronde, filmomhulde tablet waarin aan één kant "Z100" gedrukt staat.
Caprelsa 300 mg is een witte, ovale, filmomhulde tablet waarin aan één kant "Z300" gedrukt staat.
Caprelsa wordt geleverd in blisterverpakkingen van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
41
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam, Nederland
Fabrikant
Genzyme Ireland Ltd., IDA Industrial Park, Old Kilmeaden Road, Waterford, Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien/
Luxembourg/Luxemburg
Sanofi Belgium
Tél/Tel: + 32 (0) 2 710 54 00
България
Swixx Biopharma EOOD
Тел.: +359 (0)2 4942 480
Česká republika
sanofi-aventis, s.r.o.
Tel: +420 233 086 111
Danmark
Sanofi A/S
Tlf: +45 45 16 70 00
Deutschland
Sanofi-Aventis DeutschlandGmbH
Tel.: 0800 52 52 010
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 21 131
Eesti
Swixx Biopharma OÜ
Tel: +372 640 10 30
Ελλάδα
sanofi-aventis AEBE
Τηλ: +30 210 900 1600
España
sanofi-aventis, S.A.
Tel: +34 93 485 94 00
sanofi-aventis, S.A.
Tel: +34 93 485 94 00
France
sanofi-aventis France
Tél: 0 800 222 555
Appel depuis l’étranger: +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +385 1 2078 500
Ireland
42
Magyarország
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Tel: +36 1 505 0050
Malta
Sanofi S.r.l.
Tel: +39 02 39394275
Nederland
Genzyme Europe B.V.
Tel: +31 20 245 4000
Norge
sanofi-aventis Norge AS
Tlf: + 47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis GmbH
Tel: + 43 1 80 185 - 0
Polska
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 280 00 00
Portugal
Sanofi – Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 21 35 89 400
România
Sanofi Romania SRL
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Slovenija
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +386 1 235 51 00
Slovenská republika
Swixx Biopharma s.r.o.
Tel: +421 2 208 33 600
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Sanofi S.r.l.
Tel: 800 536 389
Κύπρος
C.A. Papaellinas Ltd.
Τηλ: +357 22 741741
Latvija
Swixx Biopharma SIA
Tel: +371 6 616 47 50
Lietuva
Swixx Biopharma UAB
Tel: +370 5 236 91 40
United Kingdom (Northern Ireland)
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +44 (0) 800 035 2525
Suomi/Finland
Sanofi Oy
Puh/Tel: + 358 (0) 201 200 300
Sverige
Sanofi AB
Tel: +46 (0)8 634 50 00
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel.
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar nieuwe informatie over het geneesmiddel
beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden aangepast.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
43











BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Caprelsa 100 mg tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg vandetanib.
Caprelsa 300 mg tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 300 mg vandetanib.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Caprelsa 100 mg tabletten
Caprelsa 100 mg tabletten zijn ronde, biconvexe, witte, filmomhulde tabletten waarin aan één kant
`Z100' gedrukt staat.
Caprelsa 300 mg tabletten
Caprelsa 300 mg tabletten zijn ovale, biconvexe, witte, filmomhulde tabletten waarin aan één kant
`Z300' gedrukt staat.

4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Caprelsa is geïndiceerd voor de behandeling van agressieve en symptomatische medullaire
schildklierkanker (MTC) bij patiënten met niet-reseceerbare lokaal gevorderde of gemetastaseerde
ziekte.
Caprelsa is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen, kinderen en adolescenten in de leeftijd van
5 jaar en ouder.
Voor patiënten waarvan de RET-mutatie-status (Rearranged during Transfection) niet bekend of
negatief is, moet er rekening gehouden worden met een mogelijk, kleiner voordeel voordat de
beslissing over de individuele behandeling wordt genomen (zie belangrijke informatie in rubrieken 4.4
en 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden gestart en gecontroleerd door een arts met ervaring in het behandelen
van MTC, het gebruik van anti-kankergeneesmiddelen en het beoordelen van elektrocardiogrammen
(ECG).
Er is slechts één aflevering per voorschrift toegestaan. Voor een nieuwe aflevering is een nieuw
voorschrift vereist.
BSA (m2)
Begindosis (mg)a
Dosistoename (mg)b
Dosisvermindering
indien goed getolereerd na (mg)c
8 weken toediening van de
begindosis
0,7 - < 0,9
100 om de andere dag
100 per dag
-
0,9 - < 1,2
100 per dag
Schema voor 7 dagen:
100 om de andere dag
100-200-100-200-100-200-
100
1,2 - < 1,6
Schema voor 7 dagen:
200 per dag
100 per dag
100-200-100-200-100-
200-100
1,6
200 per dag
300 per dag
Schema voor 7 dagen:
100-200-100-200-100-
200-100
a De begindosis is de dosis waarmee de behandeling gestart dient te worden.
b Hogere vandetanib doses dan 150 mg/m2 werden niet gebruikt in klinische studies met pediatrische patiënten.
c Patiënten met een bijwerking die een dosisvermindering vereist, mogen vandetanib ten minste een week niet meer nemen.
Als de patiënt volledig van de bijwerking hersteld is, kan de dosering achteraf hervat worden met een verminderde dosis.
Dosisaanpassingen bij pediatrische patiënten met MTC
Wanneer een geval van CTCAE graad 3 (Common Terminology Criteria for Adverse Events
schaal) of een hogere toxiciteit optreedt, of wanneer een verlenging van het QTc-interval in
het ECG optreedt, moet de toediening van vandetanib in ieder geval tijdelijk worden gestaakt
Patiënten die de begindosis nemen (a in Tabel 1) dienen te herbeginnen met de verminderde
dosis (c in Tabel 1).
Patiënten die de verhoogde dosis nemen (b in Tabel 1) dienen te herbeginnen met de
begindosis (a in Tabel 1). Wanneer een ander geval van Common Terminology Criteria for
Adverse Events (CTCAE) graad 3 of een hogere toxiciteit optreedt, of wanneer een verlenging
van het QTc-interval in het ECG optreedt, moet de toediening van Caprelsa in ieder geval
tijdelijk worden gestaakt en met een verminderde dosis worden hervat (c in Tabel 1) wanneer
de toxiciteit verdwenen is of verbeterd is tot CTCAE graad 1.
Wanneer nogmaals een geval van CTCAE graad 3 of een hogere toxiciteit optreedt, of
wanneer een verlenging van het QTc-interval in het ECG optreedt, moet de toediening van
vandetanib permanent worden gestaakt.
De patiënt moet op passende wijze worden gecontroleerd. Bijwerkingen, met inbegrip van een langer
QTc-interval, verdwijnen vanwege de halfwaardetijd van 19 dagen niet altijd snel (zie rubriek 4.4).
Duur
Vandetanib mag worden toegediend totdat de ziekte erger wordt of totdat de voordelen van het
voortzetten van de behandeling niet meer opwegen tegen de risico's, waarbij rekening gehouden wordt
met de ernst van bijwerkingen (zie rubriek 4.8) in verhouding tot de mate van klinische stabilisatie van
de status van de tumor.
Speciale patiëntengroepen
Pediatrische patiënten
Caprelsa mag niet worden gegeven aan kinderen jonger dan 5 jaar. De veiligheid en werkzaamheid
van Caprelsa bij kinderen in de leeftijd van 5 jaar of jonger zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens
beschikbaar.
Er is geen ervaring met pediatrische patiënten jonger dan 9 jaar die erfelijke MTC hebben (zie
rubriek 5.1). Patiënten in de leeftijd van 5 tot 18 jaar dienen doses toegediend te krijgen op basis van
het diagram in Tabel 1. Hogere vandetanib doses dan 150 mg/m2 werden niet gebruikt in klinische
studies met pediatrische patiënten.
Ouderen
Er is geen aanpassing van de begindosis nodig bij oudere patiënten. Er zijn beperkte klinische
gegevens over vandetanib bij patiënten met MTC ouder dan 75 jaar.
Nierfunctiestoornis bij volwassen patiënten met MTC
Een farmacokinetisch onderzoek bij vrijwilligers met lichte, matige en ernstige nierinsufficiëntie toont
aan dat blootstelling aan vandetanib na een enkelvoudige dosis respectievelijk 1,5 maal, 1,6 maal en 2
maal zo hoog is geworden ten opzichte van de beginsituatie (zie rubriek 5.2) bij patiënten met lichte,
matige (creatinineklaring 30 tot < 50 ml/min) en ernstige (klaring minder dan 30 ml/min)
nierinsufficiëntie. Klinische gegevens wijzen er op dat geen verandering in begindosis nodig is bij
patiënten met lichte nierinsufficiëntie. Er zijn beperkte gegevens met 300 mg bij patiënten met matige
nierinsufficiëntie: de dosis moest worden verlaagd tot 200 mg bij 5 op 6 patiënten vanwege een
bijwerking van QT-verlenging. De begindosis moet tot 200 mg worden verlaagd bij patiënten met
matige nierinsufficiëntie; veiligheid en werkzaamheid werden echter met 200 mg niet vastgesteld (zie
rubriek 4.4). Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, aangezien er beperkte gegevens beschikbaar zijn bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, en de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Nierfunctiestoornis bij pediatrische patiënten met MTC
Er is geen ervaring met het gebruik van vandetanib bij pediatrische patiënten met een
nierfunctiestoornis.
Met inachtname van de beschikbare gegevens inzake nierinsufficiëntie bij volwassen patiënten met
MTC:
nierinsufficiëntie.
De verminderde dosis zoals beschreven in Tabel 1 moet toegepast worden bij pediatrische
patiënten met matige nierinsufficiëntie. De patiënt dient individueel door de arts gecontroleerd
te worden, vooral bij pediatrische patiënten met een laag BSA.
Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij pediatrische patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie.
Leverfunctiestoornis
Vandetanib wordt niet aanbevolen voor gebruik bij volwassen en pediatrische patiënten met een
leverfunctiestoornis (serumbilirubine meer dan 1,5 maal de bovengrens van het referentiebereik
(ULRR), dit criterium is niet van toepassing op patiënten met het Syndroom van Gilbert,
alanineaminotransferase (ALAT), aspartaataminotransferase (ASAT), of alkalische fosfatase (AF) meer
dan 2,5 maal de ULRR, of meer dan 5,0 maal de ULRR indien de arts van oordeel is dat dit verband houdt
met uitzaaiingen in de lever), aangezien er beperkte gegevens beschikbaar zijn bij patiënten met
leverinsufficiëntie en de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld (zie rubriek 4.4).
Farmacokinetische gegevens van vrijwilligers wijzen er op dat er geen verandering in de startdosering
is vereist bij patiënten met lichte, matige of ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Wijze van toediening
Patiënten die moeite hebben met slikken kunnen de vandetanib tabletten oplossen in een half glas niet-
koolzuurhoudend water. Andere vloeistoffen mogen niet worden gebruikt. De tablet moet zonder te
worden verbrijzeld in het water worden gedaan en geroerd (ongeveer 10 minuten) tot deze volledig
uiteengevallen is; de resulterende suspensie moet meteen worden doorgeslikt. Eventuele resten die in
het glas achterblijven moeten met een half glas water worden gemengd en doorgeslikt. De vloeistof
kan ook door middel van een neus-maag- of gastrostomiesonde worden toegediend.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Aangeboren lang QTc-syndroom.
Patiënten met een QTc-interval van meer dan 480 msec.
Gelijktijdig gebruik van vandetanib met de volgende geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze
het QTc-interval verlengen en/of Torsade de pointes induceren: arsenicum, cisapride,
erytromycine intraveneus (IV), toremifeen, mizolastine, moxifloxacine, antiaritmica van klasse
IA en III (zie rubriek 4.5).
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Met het oog op de geassocieerde risico's is het belangrijk de behandeling met vandetanib te beperken
tot patiënten die echt behandeling nodig hebben, d.w.z. met een symptomatisch-agressief
ziekteverloop. Symptomatische ziekte of progressieve ziekte alleen maakt een behandeling met
vandetanib niet noodzakelijk. De mate van verandering in biomarkerconcentraties zoals calcitonine
(CTN) en/of carcino-embryonaal antigeen (CEA), alsook de mate van verandering in tumorvolume
tijdens waakzaam afwachten, kunnen helpen bij het identificeren van niet alleen de patiënten die
behoefte hebben aan de behandeling, maar ook van het optimale moment om de behandeling met
vandetanib te starten.
QTc-verlenging en Torsade de Pointes
Vandetanib in een dosis van 300 mg is geassocieerd met een aanzienlijke en concentratieafhankelijke
QTc-verlenging (gemiddeld 28 msec, mediaan 35 msec). De eerste QTc-verlengingen traden meestal
op tijdens de eerste 3 maanden van de behandeling, maar konden ook na deze periode voor de eerste
keer optreden. De halfwaardetijd van vandetanib (19 dagen) maakt deze verlenging van het QTc-
RET-status (rearranged during transfection)
Patiënten zonder RET-mutatie kunnen minder voordeel hebben van een behandeling met vandetanib
en daarom kan de risk-benefit-verhouding voor deze patiëntengroep verschillen van die van de groep
met RET-mutaties. Bij patiënten waarvan de RET-mutatie-status negatief zou kunnen zijn, moet
rekening worden gehouden met een mogelijk minder voordeel voordat beslissingen worden genomen
over individuele behandeling, het gebruik van vandetanib moet zorgvuldig worden overwogen
vanwege de risico's verbonden aan de behandeling. Daarom wordt het testen op RET-mutaties
aangeraden. Bij het vaststellen van de RET-mutatie-status, is het beter om weefselmonsters bij
aanvang van de behandeling te nemen, dan op het moment van de diagnose (zie rubrieken 4.1 en 5.1).
Gecontra-indiceerde combinaties (zie rubriek 4.3): cisapride, erytromycine intraveneus (IV),
toremifeen, mizolastine, moxifloxacine, arsenicum, antiaritmica van klasse IA en III
Niet-aanbevolen combinaties: methadon, haloperidol, amisulpride, chloorpromazine, sulpiride,
zuclopentixol, halofantrine, pentamidine en lumefantrine.
Als er geen geschikte alternatieve behandeling is, kunnen niet-aanbevolen combinaties met vandetanib
worden toegediend met extra ECG-toezicht op het QTc-interval, evaluatie van elektrolyten en verdere
controle bij het optreden of verslechteren van diarree.
Uit de resultaten van een farmacodynamisch en farmacokinetisch interactie-onderzoek bleek
gelijktijdige toediening met ondansetron bij gezonde patiënten weinig effect te hebben op de
farmacokinetiek van vandetanib, maar het had wel een klein, additief effect op het verlengen van het
QTc-interval met ongeveer 10 ms. Daarom is gelijktijdig gebruik van ondansetron met vandetanib niet
aanbevolen. Indien ondansetron tegelijk met vandetanib wordt toegediend, is een striktere controle van
serumelektrolyten en ECG's en een daadkrachtige aanpak van afwijkingen vereist.
Vitamine-K-antagonisten
Wegens het toegenomen risico op trombose bij patiënten met kanker worden antistollingsmiddelen
vaak gebruikt. Met inachtneming van de hoge intra-individuele variabiliteit van de respons op
antistolling, en de mogelijkheid van interactie tussen vitamine-K-antagonisten en chemotherapie,
wordt een veelvuldiger controle van de INR (International Normalised Ratio) aanbevolen, als wordt
besloten om de patiënt met vitamine-K-antagonisten te behandelen.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en gedurende
minimaal vier maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Er is een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van vandetanib tijdens zwangerschap. Zoals
te verwachten uit de farmacologische werking heeft vandetanib belangrijke effecten op alle stadia van
de vrouwelijke voortplanting bij ratten vertoond (zie rubriek 5.3).
Als vandetanib wordt gebruikt tijdens zwangerschap of als de patiënt zwanger wordt tijdens de
behandeling met vandetanib moet zij op de hoogte worden gebracht van de mogelijke foetale
afwijkingen of het verlies van de vrucht. Behandeling mag alleen worden voortgezet bij zwangere
vrouwen als het mogelijke voordeel voor de moeder groter is dan het risico voor de foetus.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens over het gebruik van vandetanib door vrouwen die borstvoeding geven.
Vandetanib en/of de metabolieten daarvan worden in de melk bij ratten uitgescheiden en gevonden in
het plasma van de jongen na toediening aan zogende ratten (zie rubriek 5.3).
Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens vandetanib therapie.
Vruchtbaarheid
Vandetanib had geen effect op de mannelijke vruchtbaarheid bij ratten maar verminderde wel de
vruchtbaarheid van de vrouwtjes (zie rubriek 5.3).
Het effect op de voortplanting van pediatrische patiënten die met vandetanib behandeld worden, is niet
bekend.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Tabel 2: Bijwerkingen en systeem/orgaanklasse
Systeem/orgaan-
Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
klasse
Infecties en
Nasofaryngitis,
Pneumonie, sepsis,
Appendicitis,
parasitaire
bronchitis,
griep, cystitis,
stafylokokkeninfect
aandoeningen
hogeluchtweg-
sinusitis, laryngitis,
ie, diverticulitis,
infecties,
folliculitis, furunkel,
cellulitis,
urineweginfecties schimmelinfectie,
buikwandabces
pyelonefritis
Endocriene
Hypothyreoïdie

aandoeningen
Voedings- en
Verminderde
Hypokaliëmie,
Ondervoeding
stofwisselingsstoor-
eetlust,
hypercalciëmie,
nissen
hypocalciëmie
hyperglykemie,
uitdroging,
hyponatriëmie
Psychische
Insomnia,
Angst

stoornissen
depressie
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn,
Tremor, lethargie,
Convulsies, clonus,
aandoeningen
paresthesie,
bewustzijnsverlies,
hersenoedeem
dysesthesie,
evenwichtsstoornis-
duizeligheid
sen, dysgeusie
Oogaandoeningen
Gezichtsvermo-
Gezichtsvermogen
Cataract,
gen wazig,
afgenomen,
accommodatie-
hoornvlies-
halovisie, fotopsie,
stoornissen
structuur-
glaucoom,
veranderingen
conjunctivitis, droog
(waaronder
oog, keratopathie
corneaneerslag en
cornea-opaciteit)
Hartaandoeningen
Verlenging van
Hartfalen, acuut

het ECG QTc-
hartfalen,
interval(*) (**)
frequentie- en
ritmeaandoeningen,
hartgeleidingsstoor-
nissen,
ventriculaire
Bloedvat-
Hypertensie
Hypertensieve crisis,
Aneurysma's en
aandoeningen
ischemische
arteriële dissecties
cerebrovasculaire
aandoeningen
Ademhalingsstelsel-
Bloedneus,
Respiratoir falen,
borstkas- en
haemoptysis,
aspiratiepneumonie
mediastinum-
pneumonitis
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
Abdominale pijn,
Colitis, droge mond,
Pancreatitis,
aandoeningen
diarree, nausea,
stomatitis, dysfagie,
peritonitis, ileus,
braken, dyspepsie constipatie, gastritis,
gastro-intestinale
gastro-intestinale
perforatie, fecale
bloeding
incontinentie
Lever- en
Cholelithiase

galaandoeningen
Huid- en
Fotosensitiviteits-
Palmoplantair
Bulleuze dermatitis
onderhuid-
reactie, rash en
erytrodysesthesie-
aandoeningen
andere
syndroom, alopecia
huidreacties
(zoals acne, droge
huid, dermatitis,
pruritus), nagel-
aandoeningen
Nier- en urineweg-
Proteïnurie,
Dysurie, hematurie,
Chromaturie,
aandoeningen
nefrolithiase
nierfalen, pollakiurie, anurie
dringende
urinelozing
Algemene
Asthenie,
Pyrexie
Verstoorde heling
aandoeningen en
vermoeidheid,
toedieningsplaats-
pijn, oedeem
stoornissen
Onderzoeken
Verlengd ECG
Verhoogd serum-
Verhoogde

QTc-interval
ALAT en -ASAT,
hemoglobine,
gewicht verlaagd,
verhoogde
verhoogd
serumamylase
bloedcreatinine
* 13,4% van de vandetanib-patiënten had QTc (Bazett) 500 ms vergeleken met 1,0% van de placebopatiënten.
QTcF-verlenging was > 20 ms bij meer dan 91% van de patiënten, > 60 ms bij 35%, > 100 ms bij 1,7%. Bij 8%
van de patiënten werd de dosis verlaagd wegens QTc-verlenging.
** inclusief twee sterfgevallen van patiënten met QTc > 550 ms (één door sepsis en één door hartfalen)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gevallen van Torsade de pointes, Stevens-Johnson-syndroom, erythema multiforme, interstitiële
longziekte (soms fataal) en PRES (RPLS) hebben zich voorgedaan bij patiënten die werden behandeld
met vandetanib-monotherapie. De verwachting is dat deze bijwerkingen zich soms voor kunnen doen
bij patiënten die met vandetanib voor MTC worden behandeld.
Oogaandoeningen zoals wazig gezichtsvermogen komen vaak voor bij patiënten die werden behandeld
met vandetanib voor MTC. Uit gepland spleetlamponderzoek is gebleken dat cornea-opaciteit
(vortexkeratopathieën) voorkomt bij de behandelde patiënten; routinematig spleetlamponderzoek is
echter niet vereist voor patiënten die vandetanib krijgen.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastisch middel, proteïnekinaseremmer, ATC-code:
L01XE12
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Vandetanib is een krachtige remmer van de vasculaire endotheliale groeifactorreceptor-2 (VEGFR-2,
ook bekend als `kinase insert domain containing receptor' [KDR]), epidermale groeifactorreceptor
(EGFR) en RET-tyrosinekinases. Vandetanib is ook een sub-micromolaire remmer van de vasculaire
endotheliale receptor-3-tyrosinekinase.
Vandetanib remt de door VEGF gestimuleerde endotheliale celmigratie, proliferatie, overleving en
vorming van nieuwe bloedvaten in in vitro modellen van angiogenese. Bovendien remt vandetanib de
door epidermale groeifactor (EGF) gestimuleerde EGF-receptortyrosinekinase in tumorcellen en
endotheelcellen. Vandetanib remt de EGFR-afhankelijke cel-proliferatie en overleving van cellen in
vitro. Vandetanib remt ook zowel wild-type als het merendeel van gemuteerde, geactiveerde vormen
van RET, en remt significant de proliferatie van MTC-cellijnen in vitro.
(51%) patiënten; 46 (46%) had progressie volgens RECIST en 5 (5%) waren overleden in afwezigheid
van progressie. De overige 49 patiënten (49%) werden voor de PFS-analyse gecensureerd.
Figuur 1: Kaplan-Meier-curve van PFS

maanden
0
6
12
18
24 30 36
n-vandetanib 231 196 169 140 40 1 0
n-placebo
100 71
57
45
13 0 0
____ vandetanib 300 mg, ------ placebo, y-as = PFS, x-as = tijd in maanden, n-vandetanib = aantal
risicopatiënten met vandetanib, n-placebo = aantal risicopatiënten met placebo
HR = 0,46, 95% CI (0,31-0,69), p = 0,0001
PFS
N
Mediaan PFS
HR
95% CI
p waarde
Vandetanib 300 mg 73/231
Niet bereikt


(32%)
(voorspeld


30,5 maand)
0,46
0,31, 0,69
0,0001



Placebo
51/100
19,3 maand

(51%)
De overlevingsstatus en de mediane totale overleving (81,6 maanden in de vandetanib-groep en 80,4
maanden in de placebo-groep) waren vergelijkbaar in beide behandelingsgroepen. Er was geen
statistisch significant verschil in de finale OS (HR 0,99, 95,002% CI 0,72, 1,38, p=0,9750). De
resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden wegens het hoge percentage van
patiënten in de placebo-groep die overgingen naar open-label vandetanib (79,0% [79/100] van de
patiënten).
De meeste patiënten (95%) hadden gemetastaseerde ziekte. Veertien patiënten die met vandetanib
werden behandeld en 3 patiënten die placebo kregen hadden alleen niet-reseceerbare lokaal
gevorderde ziekte. De klinische ervaring met vandetanib, bij patiënten met niet-reseceerbare lokaal
gevorderde ziekte en zonder metastase, is beperkt.
Voor vandetanib werden statistisch significante voordelen waargenomen met betrekking tot de
secundaire eindpunten van het responspercentage, percentage ziektecontrole en biochemische respons.
ORRa
N
Respons-
ORb
95% CI
p-waarde
percentage
Vandetanib 300 mg
104/231
45%
5,48
2,99, 10,79
<0,0001
Placebo
13/100
13%
DCRa
N
Respons-
ORb
95% CI
p-waarde
percentage
Vandetanib 300 mg
200/231
87%
2,64
1,48, 4,69
0,001
Placebo
71/100
71%
CTN-respons
N
Respons-
ORb
95% CI
p-waarde
percentage
Vandetanib 300 mg
160/231
69%
72,9
26,2, 303,2
<0,0001
Placebo
3/100
3%
CEA-respons
N
Respons-
ORb
95% CI
p-waarde
percentage
Vandetanib 300 mg
119/231
52%
52,0
16,0, 320,3
<0,0001
Placebo
2/100
2%
ALGEHELE
N
Mediane OS
HRc
95% CI
p-waarde
OVERLEVING
Vandetanib 300 mg
116/231
81,6 maanden
0,99
0,72, 1,38
0,9750
Placebo
52/100
80,4 maanden
__________________________________________________________________________________________
a
Totale responspercentage = volledige + partiële respons. Percentage ziektecontrole = responspercentage +
stabiele ziekte bij 24 weken. Intentie-tot-behandelen (ITT) analyse omvat patiënten die open label
vandetanib kregen voordat de progressie was vastgesteld bij centrale analyse.
b
OR=Odds Ratio (kansverhouding). Een waarde > 1 is in het voordeel van vandetanib. De analyse was
uitgevoerd met gebruik van een logistisch regressiemodel met behandeling als de enige factor.
c
HR= Hazard Ratio (hazardratio). Een waarde <1 is in het voordeel van vandetanib. De analyse werd
uitgevoerd aan de hand van een log-ranktest met behandeling als enige factor.
N = Aantal voorvallen/aantal gerandomiseerde patiënten
Er werd een statistisch significant voordeel waargenomen voor vandetanib voor het secundaire
eindpunt van tijd tot verslechtering van de pijn (afgeleid als een samengesteld eindpunt waarbij
gebruik wordt gemaakt van de ergste pijnscore van BPI en door de patiënt gemeld gebruik van opioïde
pijnstillers) (vandetanib 49%, placebo 57% HR 0,61, CI 97,5%: 0,43-0,87, p < 0,006: 8 vs. 3
maanden). Er werden geen statistisch significante verschillen waargenomen voor het verkennend
eindpunt van diarree (gemeld als stoelgangfrequentie).
RET-mutatie-status in Studie 58
In Studie 58 werd getest op RET-mutaties met behulp van de op de Polymerase Chain Reaction (PCR)
gebaseerde Amplification Refractory Mutation System (ARMS) test voor de M918T-mutatie, en bij
alle sporadische patiënten waarvan DNA beschikbaar was (297/298) werd direct DNA sequencing
gebruikt voor mutaties in exons 10, 11, 13, 14, 15 en 16 (plaats van de M918T-mutatie).
Bij een groot deel van de patiënten kon de RET-status echter niet worden bepaald (vooral vanwege de
niet beschikbare resultaten van direct DNA sequencing) en het responspercentage was enigszins lager
bij patiënten met een onbekende RET-status in vergelijking met een RET-mutatie-positieve status:
Patiënten met een
Patiënten zonder
gedocumenteerde RET-
M918T-mutatie en
mutatie (n=187)
andere niet-geteste
mutaties of negatief
(n=79)*
Objectieve-
52%
35%
responspercentage
(vandetanib arm)
Eindpunt werkzaamheid
0,45 (0,26, 0,78)
0,57 (0,29, 1,13)
PFS HR (95%)
betrouwbaarheidsinterval
*RET-mutatie-status werd in een meerderheid van de patiënten verkregen ten tijde van de diagnose en kan
sindsdien veranderd zijn.

Klinische werkzaamheid bij pediatrische patiënten
Een fase I/II monocenter, open-label studie met één onderzoeksgroep (Studie IRUSZACT0098)
evalueerde de werking van vandetanib bij 16 patiënten met niet-reseceerbare lokaal gevorderde of
gemetastaseerde erfelijke MTC. De patiënten hadden bij aanvang van de studie de volgende
kenmerken: gemiddelde leeftijd 14,2 jaar (van 9 tot 17 jaar), 50% vrouw, 50% man, 93,8% blank,
26,7% hispanic en 6,3% zwart. De meeste patiënten (81,3%) hadden een volledige of gedeeltelijke
thyroïdectomie ondergaan alvorens aan de studie deel te nemen. De begindosis vandetanib was
100 mg/m2/dag voor alle patiënten, behalve voor één patiënt die begon met een dosis van
150 mg/m2/dag. Na een goede verdraagbaarheid van de eerste 1-2 behandelingscycli (1 cyclus =
28 dagen) zetten de overgebleven patiënten de behandeling voort met een dosis van 100 mg/m2. Het
primaire eindpunt voor werkzaamheid was ORR (objectieve-responspercentage) volgens RECIST
(evaluatiecriteria voor respons in vaste tumoren) v 1.0. Het vastgestelde objectieve-responspercentage
was 43,8%, waarbij alle respons partieel was. 31,3% van de patiënten had een stabiele ziekte van ten
minste 8 weken. Het percentage ziektecontrole inclusief beste respons of stabiele ziekte > 24 weken
was 75,0%. Er is geen ervaring met Caprelsa bij patiënten in de leeftijd van 5 tot 8 jaar in deze studie.
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten 'voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Calciumwaterstoffosfaatdihydraat
Microkristallijn cellulose
Crospovidon (type A)
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25, 1105 BP Amsterdam, Nederland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/001
EU/1/11/749/002

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 januari 2019
Datum van laatste verlenging: 11 januari 2022

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu

BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG
EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Genzyme Ireland Ltd.
IDA Industrial Park,
Old Kilmeaden Road,
Waterford
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Vóór het op de markt brengen van CAPRELSA in elke lidstaat, moet de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen de inhoud en opmaak van het educatieve programma - inclusief
communicatiemedia, distributiewijze en elk ander aspect van het programma -overeenkomen met de
nationaal bevoegde instantie.
De samenvatting van de productkenmerken (SKP);
Het educatief materiaal, met inbegrip van:
o Informatie over de risico's geassocieerd met CAPRELSA:
- QTc-verlenging en Torsade de pointes
- posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)
- afwijkende ontwikkeling van de tanden en botten bij pediatrische patiënten
- medicatiefouten in de pediatrische populatie
o De handleiding voor de arts inzake dosering en monitoring bij pediatrische patiënten;
De handleiding inzake dosering en monitoring voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners;
De bijsluiter;
De waarschuwingskaart voor patiënten.
Patiënten/zorgverleners
De handleiding inzake dosering en monitoring voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners;
De bijsluiter;
De waarschuwingskaart voor patiënten.
Het educatief materiaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg moet de volgende
hoofdzaken bevatten:
QTc-verlenging en Torsade de pointes
CAPRELSA verlengt het QTc-interval en kan Torsade de pointes en plotseling overlijden
veroorzaken
Een behandeling met CAPRELSA mag niet worden opgestart bij patiënten:
o Waarvan het ECG QTc-interval langer is dan 480 msec
o Die een aangeboren lang QTc-syndroom hebben
o Die een voorgeschiedenis van Torsade de pointes hebben tenzij alle
risicofactoren die bijdragen aan Torsade de pointes verholpen zijn
De noodzaak voor een ECG, serumspiegels van kalium, calcium, magnesium en
schildklierstimulerend hormoon (TSH), en de tijdstippen wanneer en omstandigheden waarbij
deze moeten worden bepaald;
Patiënten die één enkele waarde van minstens 500 msec van gecorrigeerd ECG QTc-interval
ontwikkelen, moeten stoppen met het innemen van CAPRELSA. De toediening kan worden
hervat met een lagere dosis nadat bevestigd is dat het ECG QTc-interval weer dezelfde waarde
heeft als vóór de behandeling en de eventuele verstoring van de elektrolytenbalans is
gecorrigeerd;
Als de QTc duidelijk toeneemt maar onder de 500 msec blijft, moet een cardioloog worden
geraadpleegd;
Details van geneesmiddelen waarvan de gelijktijdige toediening met CAPRELSA ofwel
gecontra-indiceerd is of niet aanbevolen is;
De rol en het gebruik van de waarschuwingskaart voor patiënten.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), ook bekend als reversibel posterieur
leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS)
Er moet rekening worden gehouden met PRES bij elke patiënt met toevallen, hoofdpijn,
zichtstoornissen, verwardheid of veranderde geestestoestand. Als een patiënt lijdt aan toevallen,
verwardheid of veranderde geestestoestand moet een MRI van de hersenen worden gemaakt;
De noodzaak om patiënten te adviseren over het risico van verlengd QTc en PRES en de
noodzaak om ze te informeren over de symptomen en klachten waarop moet worden gelet en
wat dan gedaan moet worden;
De rol en het gebruik van de waarschuwingskaart voor patiënten.
Afwijkende ontwikkeling van de tanden en botten bij pediatrische patiënten
In klinische studies bij kinderen en adolescenten werd aangetoond dat vandetanib geen negatief
effect heeft op de lineaire groei;
Vandetanib vertoonde een negatief effect op groeiweefsel dat steunt op vascularisatie zoals
tanden en groeischijven in niet-klinische studies;
In de pediatrische populatie moet nauwgezet gecontroleerd worden op afwijkingen in de
ontwikkeling van tanden en botten;
Medicatiefouten in de pediatrische populatie
De handleiding voor de arts inzake dosering en monitoring bij pediatrische patiënten moet de
volgende hoofdzaken bevatten:
Hoe de dosis CAPRELSA voor baby's en adolescenten wordt berekend
De doseringsschema's volgens het lichaamsoppervlak van de patiënt (BSA), inclusief een
visuele voorstelling van het doseringsschema van twee weken volgens BSA;
Hoe CAPRELSA wordt gebruikt / toegediend
Instructies over een juist gebruik van de handleiding inzake dosering en monitoring en de
dagelijkse tracker voor pediatrische patiënten en hun zorgverleners.
De handleiding inzake dosering en monitoring voor patiënten en hun zorgverleners moet de
volgende hoofdzaken bevatten:
Wat CAPRELSA is, waarvoor het wordt gebruikt en hoe het wordt toegediend;
Hoe de dosis CAPRELSA wordt berekend;
Welke bijwerkingen geassocieerd worden met CAPRELSA en welke controles verzocht
worden;
Hoe de dagelijkse tracker tabel gebruikt moet worden (inclusief voorbeelden van een ingevulde
dagelijkse tracker);
De algemene dagelijkse tracker voor 14 dagen en blanco kopieën van de dagelijkse tracker.
De waarschuwingskaart voor patiënten moet de volgende hoofdzaken bevatten:
Informatie over de risico's van QTc-verlenging, Torsades de pointes en Posterieur reversibel
encefalopathiesyndroom (PRES);
De tekenen of symptomen van de veiligheidsrisico's en wanneer het advies van een
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg ingewonnen moet worden
Dat de behandeling met CAPRELSA niet stopgezet mag worden, noch de dosis aangepast mag
worden zonder de voorschrijver te raadplegen;
De contactgegevens van de voorschrijver van CAPRELSA.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG) nr.
726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen
nakomen:
Beschrijving
Uiterste datum
Om de werkzaamheid en veiligheid van Caprelsa bij RET-negatieve patiënten te
Vooruitgaand ­
bevestigen, moet de MAH het volgende indienen:
opleverings-
datum maart
- het klinisch onderzoeksrapport van studie D4200C00104, een observationele
2021
studie inclusief een retrospectieve arm ter evaluatie van het voordeel/risico van
vandetanib (CAPRELSA) 300 mg bij RET mutatienegatieve en RET
- De herevaluatie van de werkzaamheid van de behandeling bij RET-negatieve
patiënten gebaseerd op de heranalyse van gearchiveerde tumorstalen uit de pivotale
D4200C00058 studie.

BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
vandetanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg vandetanib.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)

NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam, Nederland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/001

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Caprelsa 100 mg

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 100 mg tabletten
vandetanib

2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
OVERIGE

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
vandetanib

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 300 mg vandetanib.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.

10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)

NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V., Paasheuvelweg 25, 1105 BP Amsterdam, Nederland

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/749/002

13.
PARTIJNUMMER
Lot

14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.

15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Caprelsa 300 mg

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Caprelsa 300 mg tabletten
vandetanib

2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
OVERIGE

B. BIJSLUITER

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Caprelsa 100 mg filmomhulde tabletten
Caprelsa 300 mg filmomhulde tabletten
Vandetanib

Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
In aanvulling op deze bijsluiter krijgt u de Waarschuwingskaart voor Patiënten, die belangrijke
veiligheidsinformatie bevat die u moet weten voordat u Caprelsa krijgt en tijdens de behandeling met
Caprelsa.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter en de Waarschuwingskaart voor Patiënten. Misschien heeft u ze later
weer nodig.
-
Het is belangrijk dat u de Waarschuwingskaart gedurende de behandeling bij u houdt.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Caprelsa en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Caprelsa en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Caprelsa is een behandeling voor volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met:
Medullaire schildklierkanker, die niet met een operatie kan worden verwijderd of die zich heeft
verspreid naar andere delen van het lichaam.
Caprelsa werkt door de groei van nieuwe bloedvaten in tumoren (kanker) te vertragen. Dit beperkt de
toevoer van voedsel en zuurstof naar de tumor. Caprelsa kan ook rechtstreeks op kankercellen
inwerken door ze te doden of hun groei te vertragen.

2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een aangeboren hartprobleem dat 'congenitaal lang QTc-syndroom' heet. Dit kan
worden gezien op een elektrocardiogram (ECG).
-
U geeft borstvoeding.
-
U gebruikt één of meerdere van de volgende geneesmiddelen: arsenicum, cisapride (ter
behandeling van brandend maagzuur), erytromycine intraveneus en moxifloxacine (ter
U mag Caprelsa niet innemen als ten minste één van de bovenstaande punten op u van toepassing is.
Raadpleeg uw arts als u twijfelt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt:
Als u gevoelig voor zonlicht bent. Sommige mensen die Caprelsa innemen worden gevoeliger
voor zonlicht. Dit kan leiden tot zonnebrand. Als u Caprelsa inneemt dient u zich, als u naar
buiten gaat, altijd te beschermen met zonnebrandcrème en door het dragen van kleding, om
blootstelling aan de zon te voorkomen.
Als u hoge bloeddruk heeft.
Als u een vergroting en verzwakking van een bloedvatwand (aneurysma) of een scheur in een
bloedvatwand (arteriële dissectie) heeft of heeft gehad.
Als u een chirurgische ingreep moet ondergaan. Uw arts kan overwegen om Caprelsa te stoppen
als u een grote chirurgische ingreep zult ondergaan, omdat Caprelsa van invloed kan zijn op de
wondgenezing. Zodra voldoende wondgenezing is vastgesteld, kan weer gestart worden met
Caprelsa.
Als u nierproblemen heeft.
Controleren van uw bloed en hart
Uw arts of verpleegkundige moet tests uitvoeren om de bloedspiegels van kalium, calcium,
magnesium en schildklier-stimulerend hormoon (TSH) te controleren, en de elektrische activiteit van
uw hart meten met een zogenaamd elektrocardiogram (ECG). U dient deze onderzoeken te ondergaan:
Alvorens met Caprelsa te beginnen
Regelmatig gedurende de behandeling met Caprelsa
1, 3 en 6 weken na met Caprelsa te zijn begonnen
12 weken na met Caprelsa te zijn begonnen
Daarna elke 3 maanden
Als uw arts uw dosis Caprelsa verandert
Als u geneesmiddelen gaat nemen die invloed hebben op uw hart
Op instructie van uw arts
Kinderen
Caprelsa dient niet te worden gegeven aan kinderen jonger dan 5 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Caprelsa nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt kopen en voor
kruidengeneesmiddelen. Caprelsa kan namelijk invloed hebben op de werking van andere
geneesmiddelen en sommige geneesmiddelen kunnen een effect hebben op Caprelsa.
Vertel het uw arts of apotheker als u één of meerdere van de volgende geneesmiddelen inneemt:
itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine, rifampicine en moxifloxacine
(geneesmiddelen die gebruikt worden om infecties te behandelen)
carbamazepine en fenobarbital (gebruikt om epileptische aanvallen onder controle te houden)
ondansetron (gebruikt om misselijkheid en braken te behandelen)
cisapride (gebruikt om brandend maagzuur te behandelen), pimozide (gebruikt om
ongecontroleerde herhaalde bewegingen van het lichaam en verbale uitbarstingen te
behandelen) en halofantrine en lumefantrine (gebruikt voor de behandeling van malaria)
methadon (ter behandeling van verslaving), haloperidol, chloorpromazine, sulpiride,
amisulpride en zuclopentixol (ter behandeling van geestesziekte)
pentamidine (ter behandeling van infecties)
vitamine-K-antagonisten en dabigatran, vaak aangeduid als 'bloedverdunners'
ciclosporine en tacrolimus (gebruikt om afstoting van transplantaten te behandelen), digoxine
(gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen), en metformine (gebruikt om uw
bloedglucose onder controle te houden)
protonpompremmers (ter behandeling van brandend maagzuur)
U vindt deze informatie ook in de Waarschuwingskaart voor Patiënten die uw arts u gegeven heeft.
Het is belangrijk dat u deze Waarschuwingskaart voor Patiënten bewaart en aan uw partner of
verzorgers laat zien.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Caprelsa kan namelijk schadelijk zijn
voor een ongeboren kind. Uw arts zal dan ook de voordelen en risico's van het nemen van Caprelsa
tijdens deze periode met u bespreken.
Als u zwanger zou kunnen worden dan moet u effectieve contraceptie gebruiken wanneer u
Caprelsa gebruikt en gedurende tenminste vier maanden na de laatste dosis Caprelsa.
Voor de veiligheid van uw baby mag u geen borstvoeding geven gedurende de behandeling met
Caprelsa.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wees voorzichtig als u rijdt of machines gebruikt. Houd er rekening mee dat Caprelsa u moe en zwak
kan maken, of een wazig zicht kan veroorzaken.

3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik bij volwassenen
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

De aanbevolen dosering is 300 mg per dag.
Neem Caprelsa elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
Caprelsa kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Gebruik bij kinderen
Uw arts zal u vertellen hoeveel tabletten Caprelsa uw kind moet krijgen. De hoeveelheid Caprelsa die
toegediend wordt, zal afhangen van het lichaamsgewicht en de grootte van uw kind. De totale
dagelijkse dosering bij kinderen mag niet hoger zijn dan 300 mg. Uw kind kan behandeld worden met
één enkele dosis per dag, een dosis om de andere dag of een herhaald doseringsschema van 7 dagen
zoals beschreven in de doseringshandleiding die u van uw arts gekregen heeft. Het is belangrijk dat u
deze doseringshandleiding bewaart en aan uw zorgverlener toont.
Als u moeite heeft de tablet door te slikken
Als u moeite heeft de tablet door te slikken, kunt u deze als volgt met water mengen:
Neem een half glas (niet-koolzuurhoudend) water. Gebruik alleen water, geen andere
vloeistoffen.
Plaats de tablet in het water.
Roer totdat de tablet in het water uiteengevallen is. Dit kan ongeveer 10 minuten duren.
Daarna drinkt u het meteen op.
Om er voor te zorgen dat er geen medicijn in het glas achterblijft, moet u het glas weer half met water
vullen en het opdrinken.
Als u bijwerkingen ervaart
Als u bijwerkingen ervaart moet u dit altijd aan uw arts vertellen. Uw arts kan u vertellen om een
lagere of hogere dosis Caprelsa te nemen (zoals twee 100 mg tabletten of één 100 mg tablet). Uw arts
Als het minstens 12 uur tot uw volgende dosis is: Neem de tablet in zodra u eraan denkt.
Daarna neemt u de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in.
Als het minder dan 12 uur tot uw volgende dosis is: Sla de vergeten dosis over. Daarna neemt
u de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in.
Neem geen dubbele dosis (twee doses tegelijk) om een vergeten tablet in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. Als u bijwerkingen krijgt kan uw arts u een lagere dosis Caprelsa voorschrijven. Uw arts kan
u ook andere geneesmiddelen voorschrijven om de bijwerkingen onder controle te houden.
Vertel uw arts onmiddellijk als u één van de volgende bijwerkingen bemerkt - u kunt dringende
medische behandeling nodig hebben:
Flauwvallen, duizeligheid of veranderingen in hartritme. Dit kunnen verschijnselen zijn van een
verandering in de elektrische activiteit van uw hart. Dit komt voor bij 8% van de mensen die
Caprelsa voor medullaire schildklierkanker gebruiken. Uw arts kan aanbevelen dat u een lagere
dosis Caprelsa neemt of stopt met het gebruiken van Caprelsa. Caprelsa is soms in verband
gebracht met levensbedreigende veranderingen in hartritme.
Ernstige huidreacties over grote delen van het lichaam. De verschijnselen kunnen bestaan uit
roodheid, pijn, zweren, blaren en afstoten van de huid. De lippen, neus, ogen en geslachtsdelen
kunnen ook worden aangetast. Deze verschijnselen kunnen, afhankelijk van het soort
huidreactie, vaak (bij minder dan 1 op 10 mensen) of soms (bij minder dan 1 op 100 mensen)
voorkomen.
Ernstige diarree.
Ernstige kortademigheid, of plotselinge verergering van kortademigheid, eventueel met een
hoest of een hoge temperatuur (koorts). Dit kan betekenen dat u een ontsteking van de longen
heeft, die `interstitiële longziekte' genoemd wordt. Dit gebeurt soms (bij minder dan 1 op 100
mensen), maar kan levensbedreigend zijn.
Toevallen, hoofdpijn, verwardheid of moeite met concentreren. Dit kunnen verschijnselen zijn
van een aandoening die RPLS heet (reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom). Deze
verdwijnen meestal na het stoppen met Caprelsa. RPLS komt soms voor (bij minder dan 1 op
100 mensen).
Vertel uw arts onmiddellijk als u een van de bovengenoemde bijwerkingen bemerkt.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op 10 mensen):
Diarree. Uw arts kan een geneesmiddel voorschrijven om dit te behandelen. Als het ernstig
wordt moet u meteen contact opnemen met uw arts.
Buikpijn.
Huiduitslag of acne.
Depressie.
Vermoeidheid.
Misselijkheid.
Maagklachten (dyspepsie).
Nagelaandoeningen.
Braken.
Verlies van eetlust (anorexia).
Zwakte (asthenie).
Hoge bloeddruk. Uw arts kan een geneesmiddel voorschrijven om dit te behandelen.
Hoofdpijn.
Vermoeidheid.
Moeite met slapen (insomnia).
Ontsteking van de neusdoorgangen.
Ontsteking van de belangrijkste luchtwegen naar de longen.
Infecties van de bovenste luchtwegen.
Urineweginfecties.
Gevoelloosheid of een tintelend gevoel in de huid.
Abnormale gewaarwording in de huid.
Duizeligheid.
Pijn.
Zwelling veroorzaakt door overmatig vocht (oedeem).
Stenen of calciumafzettingen in de urinewegen (nierstenen).
Wazig zien, met inbegrip van lichte veranderingen in de ogen die tot wazig zien kunnen leiden
(vertroebeling van het hoornvlies).
Gevoeligheid van de huid voor zonlicht. Terwijl u Caprelsa gebruikt dient u zich altijd te
beschermen met zonnebrandcrème en door kleding te dragen om blootstelling aan de zon te
voorkomen wanneer u naar buiten gaat.
Vaak (komt voor bij minder dan 1 op 10 mensen)
Uitdroging.
Ernstige hoge bloeddruk.
Gewichtsverlies.
Beroerte of andere aandoeningen waarbij de hersenen niet voldoende bloed krijgen.
Een soort uitslag op de handen en voeten (hand-voet syndroom).
Mondzweren (stomatitis).
Droge mond.
Longontsteking.
Gifstoffen in het bloed als een complicatie van infectie.
Griep.
Ontsteking van de urineblaas.
Ontsteking van de sinussen.
Ontsteking van het strottenhoofd (larynx).
Ontsteking van een follikel, vooral een haarfollikel.
Steenpuist.
Schimmelinfectie.
Nierinfectie.
Verlies van lichaamsvocht (uitdroging).
Angst.
Tremor.
Slaperigheid.
Flauwvallen.
Onstabiel gevoel.
Verhoogde druk in het oog (glaucoom).
Ophoesten van bloed.
Ontsteking van het longweefsel.
Slikproblemen.
Verstopping.
Ontsteking van de binnenbekleding van de maag (gastritis).
Maagdarmbloeding.
Galstenen (cholelithiase).
Pijn bij het plassen.
Nierinsufficiëntie.
Vaak plassen.
Grote drang om te plassen.
Koorts.
Neusbloeding (epistaxis).
Droge ogen.
Een irritatie van de ogen (conjunctivitis).
Slechtziendheid.
Halovisie.
Het zien van lichtflitsen (fotopsie).
Aandoening van het hoornvlies van het oog (keratopathie).
Een soort diarree (colitis).
Verlies van hoofdhaar of lichaamshaar (alopecia).
Veranderingen in de smaak van voedingsmiddelen (dysgeusie).
Soms (komt voor bij minder dan 1 op 100 mensen)
Hartfalen.
Blindedarmontsteking (appendicitis).
Bacteriële infectie.
Ontsteking van de diverticula (kleine uitpuilende zakjes die zich in uw spijsverteringsstelsel
kunnen vormen).
Bacteriële huidinfectie.
Buikwand-abces.
Ondervoeding.
Onwillekeurige spiersamentrekkingen (convulsies).
Snel afwisselende spiersamentrekking en spierontspanning (clonus).
Zwelling van de hersenen.
Vertroebeling van de ooglens.
Hartslag- en hartritmestoornissen.
Verlies van hartfunctie.
Falen van de longen om naar behoren te functioneren.
Longontsteking doordat u vreemde stoffen in uw longen inademt.
Darmverstopping.
Een gaatje in uw darm.
Onvermogen om uw stoelgang te controleren.
Abnormale kleur van de urine.
Ontbreken van urine.
Slechte wondgenezing.
Ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
Blaarvorming van de huid (bulleuze dermatitis).
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Een vergroting en verzwakking van een bloedvatwand (aneurysma) of een scheur in een
bloedvatwand (arteriële dissectie).
De volgende bijwerkingen kunnen aangetoond worden in tests die door uw arts kunnen worden
uitgevoerd:
Eiwit of bloed in de urine (te zien in een urinetest).
Veranderingen in hartritme (te zien op een ECG). Uw arts kan u vertellen te stoppen met het
nemen van Caprelsa of een lagere dosis Caprelsa te nemen.
Afwijkingen in de lever of alvleesklier (te zien in bloedonderzoek). Deze leiden meestal niet tot
symptomen maar het kan zijn dat uw arts dit wil controleren.
Daling van het calciumgehalte in uw bloed. Uw arts kan u een schildklierbehandeling
voorschrijven of deze veranderen.
Daling van het kaliumgehalte in uw bloed.
Stijging van het calciumgehalte in uw bloed.
Stijging van het glucosegehalte in uw bloed.
Daling van het natriumgehalte in uw bloed.
Afname van de schildklierfunctie.
Toename in het aantal rode bloedcellen.
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter
staat? Neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
blisterverpakking en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30°C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is vandetanib. Elke tablet bevat 100 mg of 300 mg vandetanib.
De andere stoffen in dit middel zijn calciumwaterstoffosfaat-dihydraat, microkristallijn
cellulose, crospovidon (type A), povidon (K29-32), magnesiumstearaat, hypromellose,
macrogol en titaniumdioxide (E171).
Hoe ziet Caprelsa eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Caprelsa 100 mg is een witte, ronde, filmomhulde tablet waarin aan één kant "Z100" gedrukt staat.
Caprelsa 300 mg is een witte, ovale, filmomhulde tablet waarin aan één kant "Z300" gedrukt staat.
Caprelsa wordt geleverd in blisterverpakkingen van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
België/Belgique/Belgien/
Magyarország
Luxembourg/Luxemburg
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Sanofi Belgium
Tel: +36 1 505 0050
Tél/Tel: + 32 (0) 2 710 54 00

Malta
Swixx Biopharma EOOD
Sanofi S.r.l.
.: +359 (0)2 4942 480
Tel: +39 02 39394275

Ceská republika
Nederland
sanofi-aventis, s.r.o.
Genzyme Europe B.V.
Tel: +420 233 086 111
Tel: +31 20 245 4000
Danmark
Norge
Sanofi A/S
sanofi-aventis Norge AS
Tlf: +45 45 16 70 00
Tlf: + 47 67 10 71 00

Deutschland
Österreich
Sanofi-Aventis DeutschlandGmbH
sanofi-aventis GmbH
Tel.: 0800 52 52 010
Tel: + 43 1 80 185 - 0
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 21 131
Eesti
Polska
Swixx Biopharma OÜ
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel: +372 640 10 30
Tel.: +48 22 280 00 00

Portugal
sanofi-aventis AEBE
Sanofi ­ Produtos Farmacêuticos, Lda.
: +30 210 900 1600
Tel: +351 21 35 89 400
España
România
sanofi-aventis, S.A.
Sanofi Romania SRL
Tel: +34 93 485 94 00
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
sanofi-aventis, S.A.
Tel: +34 93 485 94 00

France
Slovenija
sanofi-aventis France
Swixx Biopharma d.o.o.
Tél: 0 800 222 555
Tel: +386 1 235 51 00
Appel depuis l'étranger: +33 1 57 63 23 23

Hrvatska
Slovenská republika
Swixx Biopharma d.o.o.
Swixx Biopharma s.r.o.
Tel: +385 1 2078 500
Tel: +421 2 208 33 600

Ireland
Suomi/Finland
Vistor hf.
Sanofi Oy
Sími: +354 535 7000
Puh/Tel: + 358 (0) 201 200 300
Italia
Sverige
Sanofi S.r.l.
Sanofi AB
Tel: 800 536 389
Tel: +46 (0)8 634 50 00

C.A. Papaellinas Ltd.
: +357 22 741741
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Swixx Biopharma SIA
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +371 6 616 47 50
Tel: +44 (0) 800 035 2525

Lietuva
Swixx Biopharma UAB
Tel: +370 5 236 91 40

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel.
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar nieuwe informatie over het geneesmiddel
beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden aangepast.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Caprelsa 100 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Caprelsa 100 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Caprelsa 100 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG