Brukinsa 80 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
FARMACEUTISCHE
VORM
3.
Harde capsule.
Witte tot gebroken witte ondoorzichtige harde capsule met een lengte van 22 mm, gemarkeerd met
“ZANU 80” in zwarte inkt
KLINISCHE
GEGEVENS
Therapeutische indicaties
4.
4.1
BRUKINSA is als monotherapie geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met
macroglobulinemie van Waldenström (WM) die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad, of
voor de eerstelijnsbehandeling voor patiënten die niet geschikt zijn voor chemo-immunotherapie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met dit geneesmiddel moet worden gestart en plaatsvinden onder toezicht van een arts
met ervaring in het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
Dosering
De aanbevolen totale dagelijkse dosis zanubrutinib is 320 mg. De dagelijkse dosis kan eenmaal per
dag (vier capsules van 80 mg) of tweemaal per dag verdeeld over twee doses van 160 mg (twee
capsules van 80 mg) worden ingenomen.
Dosisaanpassing voor bijwerkingen
Aanbevolen dosisaanpassingen van zanubrutinib voor bijwerkingen van graad 3 of hoger staan
vermeld in tabel 1.
2
Tabel 1: aanbevolen dosisaanpassingen voor bijwerkingen
Bijwerking
Optreden
Dosisaanpassing
van de
(aanvangsdosis: 320 mg eenmaal daags
bijwerking
of 160 mg tweemaal daags)
Niet-hematologische toxiciteiten
Eerste
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
≥ graad 3
Zodra toxiciteit is verminderd tot ≤
graad 1 of baseline; hervat op 320 mg
Febriele neutropenie graad 3
eenmaal daags of 160 mg tweemaal daags
Trombocytopenie graad 3 met
significante bloeding
Neutropenie graad 4 (duur
van > 10 opeenvolgende dagen)
Trombocytopenie graad 4 (duur
van > 10 opeenvolgende dagen)
Vierde
Tweede
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
Zodra toxiciteit is verminderd tot ≤
graad 1 of baseline; hervat op 160 mg
eenmaal daags of 80 mg tweemaal daags
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
Zodra toxiciteit is verminderd tot ≤
graad 1 of baseline; hervat op 80 mg eenmaal
daags
Stop met het gebruik van BRUKINSA
Derde
Asymptomatische lymfocytose mag niet worden beschouwd als een bijwerking en deze patiënten
moeten BRUKINSA blijven gebruiken.
Dosisaanpassing voor gelijktijdige behandeling
Dosisaanpassing voor gebruik met CYP3A-remmers of -inductoren (zie rubriek 4.4, 4.5 en 5.2):
Tabel 2: aanbevolen doseringsaanpassing bij gelijktijdige toediening met andere geneesmiddelen
CYP3A
Gelijktijdig toegediend geneesmiddel
Aanbevolen dosering
Remming
Krachtige CYP3A-remmer (bijv. posaconazol,
80 mg eenmaal daags
voriconazol, ketoconazol, itraconazol,
claritromycine, indinavir, lopinavir, ritonavir,
telaprevir)
Matige CYP3A-remmer (bijv. erytromycine,
80 mg tweemaal daags
ciprofloxacine, diltiazem, dronedaron, fluconazol,
verapamil, aprepitant, imatinib, grapefruitsap,
Sevilla-sinaasappels)
Inductie
Krachtige CYP3A-inductor (bijv. carbamazepine,
Vermijd gelijktijdig gebruik;
fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid)
overweeg alternatieve
middelen met minder
Matige CYP3A-inductor (bijv. bosentan, efavirenz,
CYP3A-inductie
etravirine, modafinil, nafcilline)
Gemiste dosis
Er mag geen dubbele dosis genomen worden om een vergeten dosis in te halen. Als een dosis niet op
het geplande tijdstip is ingenomen, moet de volgende dosis volgens het normale schema worden
genomen.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Voor oudere patiënten (leeftijd ≥ 65 jaar) is geen specifieke dosisaanpassing vereist.
3
Nierfunctiestoornis
Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornis
(CrCl ≥ 30 ml/min, berekend met de Cockcroft-Gault-formule). De gegevens over patiënten met
ernstige nierfunctiestoornis en ESRD (n = 5) zijn beperkt. Patiënten met ernstige nierfunctiestoornis
(CrCl < 30 ml/min) of met dialyse moeten worden gecontroleerd op bijwerkingen (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Dosisaanpassingen zijn niet nodig bij patiënten met lichte (Child-Pugh-klasse A) of matige (Child-
Pugh-klasse B) leverfunctiestoornis. Er zijn in klinische onderzoeken patiënten met lichte of matige
leverfunctiestoornis met BRUKINSA behandeld. De aanbevolen dosis BRUKINSA voor patiënten
met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) is 80 mg oraal tweemaal daags. De veiligheid
van BRUKINSA is niet beoordeeld bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie. Controleer deze
patiënten nauwkeurig op bijwerkingen van BRUKINSA (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van BRUKINSA bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
BRUKINSA is voor oraal gebruik. De harde capsules kunnen met of zonder voedsel worden
ingenomen. Patiënten moeten worden geïnstrueerd om de capsules in hun geheel met water in te
slikken en de capsules niet te openen, te breken of stuk te kauwen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hemorragie
Ernstige en fatale bloedingsvoorvallen zijn opgetreden bij patiënten die werden behandeld met
BRUKINSA-monotherapie. Bloedingsvoorvallen van graad 3 of hoger, waaronder intracraniële en
gastro-intestinale bloedingen, hematurie en hemothorax, zijn bij patiënten gemeld (zie rubriek 4.8).
Bloedingen van elke graad, inclusief purpura en petechiën, zijn opgetreden bij patiënten met
hematologische maligniteiten. Het mechanisme van de bloedingsvoorvallen wordt niet goed begrepen.
BRUKINSA kan het risico op bloedingen verhogen bij patiënten die trombocytenaggregatieremmers
of anticoagulantia krijgen en patiënten moeten worden gecontroleerd op tekenen van bloedingen.
Dosisaanpassing volgens de aanbevelingen kan nodig zijn voor bijwerkingen van graad 3 of hoger (zie
rubriek 4.2). Warfarine en andere vitamine-K-antagonisten mogen niet gelijktijdig met BRUKINSA
worden toegediend. Patiënten moeten worden gecontroleerd op klachten en symptomen van bloeding
en het volledige bloedbeeld moet regelmatig worden bepaald. Houd rekening met de risico’s en
voordelen van behandeling met anticoagulantia of bloedplaatjesaggregatieremmers indien gelijktijdig
toegediend met BRUKINSA.
Infecties
Er zijn dodelijke en niet-dodelijke infecties (waaronder bacteriële, virus- of schimmelinfecties)
opgetreden bij patiënten die werden behandeld met BRUKINSA-monotherapie. Er zijn bij patiënten
infecties van graad 3 of hoger opgetreden (zie rubriek 4.8). De meest voorkomende infectie van
graad 3 of hoger was longontsteking. Er zijn ook infecties als gevolg van reactivering van het hepatitis
B-virus (HBV) opgetreden. Voordat er met de behandeling met BRUKINSA wordt begonnen, moet de
4
HBV-status van de patiënt worden vastgesteld. Overleg met een arts die deskundig is op het gebied
van leverziekten voordat er met de behandeling wordt begonnen, wordt aanbevolen voor patiënten met
een positieve testuitslag voor HBV of een positieve hepatitis-B-serologie. Patiënten moeten worden
gecontroleerd en behandeld volgens de medische richtlijnen ter voorkoming van heractivering van
hepatitis B. Overweeg profylaxe volgens de zorgstandaard bij patiënten met een grotere kans op
infecties. Patiënten moeten worden gecontroleerd op klachten en symptomen van infectie en op
passende wijze behandeld.
Cytopenieën
Cytopenieën van graad 3 of 4, waaronder neutropenie, trombocytopenie en anemie op basis van
laboratoriumonderzoek, zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met BRUKINSA-
monotherapie (zie rubriek 4.8). Controleer tijdens de behandeling maandelijks het volledige
bloedbeeld (zie rubriek 4.2).
Tweede primaire maligniteit
Een tweede primaire maligniteit, waaronder niet-huidkanker, is vastgesteld bij patiënten behandeld met
BRUKINSA als monotherapie. De vaakst voorkomende tweede primaire maligniteit was huidkanker
(basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom van de huid). Adviseer patiënten om zich te beschermen
tegen de zon.
Boezemfibrilleren en -flutter
Boezemfibrilleren en -flutter zijn vastgesteld bij patiënten behandeld met BRUKINSA als
monotherapie, hoofdzakelijk bij patiënten met risicofactoren voor een hartziekte, hoge bloeddruk en
acute infecties. Bewaak patiënten op klachten en symptomen van boezemfibrilleren en -flutter en
behandel zoals aangewezen.
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens het gebruik van BRUKINSA uiterst effectieve
anticonceptiemiddelen gebruiken (zie rubriek 4.6).
BRUKINSA bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Zanubrutinib wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door cytochroom P450-enzym 3A (CYP3A).
Middelen die de plasmaconcentraties van zanubrutinib kunnen verhogen
Gelijktijdig gebruik van BRUKINSA en krachtige of matige CYP3A-remmers kan de blootstelling aan
zanubrutinib verhogen.
Krachtige CYP3A-remmers
De gelijktijdige toediening van meerdere doses van itraconazol (krachtige CYP3A-remmer) zorgde
voor een 2,6-voudige verhoogde C
max
van zanubrutinib en een 3,8-voudige verhoogde AUC bij
gezonde proefpersonen.
Als er een krachtige CYP3A-remmer moet worden gebruikt (bijv. posaconazol, voriconazol,
ketoconazol, itraconazol, claritromycine, indinavir, lopinavir, ritonavir, telaprevir), dient de dosis
BRUKINSA gedurende het gebruik van de remmer tot 80 mg (één capsule) te worden verlaagd.
5
Controleer de patiënt nauwlettend op toxiciteit en volg zo nodig het dosisaanpassingsadvies (zie
rubriek 4.2).
Matige CYP3A-remmers
Fysiologisch gebaseerde farmacokinetische (PBPK) simulaties geven aan dat gelijktijdige toediening
van meerdere doses van een matige CYP3A-remmer de C
max
en AUC van zanubrutinib ongeveer 2-
voudig kan verhogen. Als er een matige CYP3A-remmer moet worden gebruikt (bijv. erytromycine,
ciprofloxacine, diltiazem, dronedaron, fluconazol, verapamil, aprepitant, imatinib, grapefruitsap,
Sevilla-sinaasappels), dient de dosis BRUKINSA gedurende het gebruik van de remmer tot 160 mg
(twee capsules) te worden verlaagd. Controleer patiënten nauwlettend op toxiciteit en volg zo nodig
het dosisaanpassingsadvies (zie rubriek 4.2).
Milde CYP3A-remmers
Simulaties onder nuchtere omstandigheden wijzen erop dat de milde CYP3A-remmers (bijv.
cyclosporine en fluvoxamine) de AUC van zanubrutinib < 1,5-voudig kunnen verhogen. Er is in
combinatie met milde remmers geen dosisaanpassing vereist. Controleer patiënten nauwlettend op
toxiciteit en volg zo nodig het dosisaanpassingsadvies.
Er dient tijdens de behandeling met BRUKINSA te worden opgepast met het gebruik van grapefruits
en Sevilla-sinaasappels, want deze bevatten matige CYP3A-remmers (zie rubriek 4.2).
Middelen die de plasmaconcentraties van zanubrutinib kunnen verlagen
Gelijktijdig gebruik van zanubrutinib en krachtige of matige CYP3A-inductoren kan de
plasmaconcentraties van zanubrutinib verlagen.
CYP3A-inductoren
Gelijktijdige toediening van meerdere doses rifampicine (krachtige CYP3A-inductor) zorgde voor een
daling van de C
max
van zanubrutinib met 92% en een daling van de AUC van zanubrutinib met 93% bij
gezonde proefpersonen. Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A-inductoren (bijv. carbamazepine,
fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) en matige CYP3A-inductoren (bijv. bosentan, efavirenz,
etravirine, modafinil, nafcilline) moet worden vermeden (zie rubriek 4.2). Gelijktijdige toediening van
meerdere doses rifabutine (matige CYP3A-inductor) leidde tot verlaging van de C
max
van zanubrutinib
met 48% en de AUC van zanubrutinib met 44% bij gezonde proefpersonen. Milde CYP3A-inductoren
kunnen bij de behandeling met BRUKINSA met voorzichtigheid worden gebruikt.
Maagzuurremmers
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van zanubrutinib waargenomen
bij gelijktijdige toediening met maagzuurremmers (protonpompremmers, H2-receptorantagonisten).
Middelen waarvan de plasmaconcentratie door zanubrutinib kan worden veranderd
Zanubrutinib is een milde inductor van CYP3A en CYP2C19. Gelijktijdig gebruik van zanubrutinib
kan de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die substraat zijn van deze enzymen, verlagen.
CYP3A-substraten
Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verlaagde de C
max
van midazolam (CYP3A-
substraat) met 30% en de AUC met 47%. Geneesmiddelen met een smalle therapeutische index die
door CYP3A worden gemetaboliseerd (bijv. alfentanil, cyclosporine, dihydro-ergotamine, ergotamine,
fentanyl, pimozide, kinidine, sirolimus en tacrolimus) moeten met voorzichtigheid worden gebruikt,
want zanubrutinib kan de plasmablootstelling van deze geneesmiddelen verlagen.
6
CYP2C19-substraten
Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verlaagde de C
max
van omeprazol
(CYP2C19-substraat) met 20% en de AUC met 36%. Geneesmiddelen met een smalle therapeutische
index die door CYP2C19 worden gemetaboliseerd (bijv. S-mefenytoïne) moeten met voorzichtigheid
worden gebruikt, want zanubrutinib kan de plasmablootstelling van deze geneesmiddelen verlagen.
Andere CYP-substraten
Bij gelijktijdige toediening van zanubrutinib werden er met betrekking tot de farmacokinetiek van S-
warfarine (CYP2C9-substraat) geen klinisch significante verschillen waargenomen.
Gelijktijdige toediening met transportsubstraten/-remmers
Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verhoogde de C
max
van digoxine (P-gp-
substraat) met 34% en de AUC met 11%. Bij gelijktijdige toediening van zanubrutinib werden er geen
klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van rosuvastatine (BCRP-substraat)
waargenomen.
Gelijktijdige toediening van orale P-gp-substraten met een smalle therapeutische index (bijv. digoxine)
dient met voorzichtigheid te worden gedaan, want zanubrutinib kan de concentraties daarvan
verhogen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij vrouwen
Op basis van bevindingen bij dieren kan BRUKINSA schade aan de foetus veroorzaken wanneer het
wordt toegediend aan zwangere vrouwen (zie rubriek 5.3). Vrouwen moeten tijdens gebruik van
BRUKINSA en gedurende maximaal 1 maand na de behandeling voorkomen dat ze zwanger worden.
Daarom moeten vrouwen die zwanger kunnen worden tijdens gebruik van BRUKINSA en tot 1 maand
na het stoppen van de behandeling uiterst effectieve anticonceptiemiddelen gebruiken. Op dit moment
is het niet bekend of zanubrutinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen.
Daarom dienen vrouwen die hormonale anticonceptiva gebruiken een barrièremethode toe te voegen.
Zwangerschap
BRUKINSA mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Er zijn geen gegevens over het
gebruik van BRUKINSA bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken
(zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of zanubrutinib of zijn metabolieten worden uitgescheiden in moedermelk en er zijn
geen niet-klinische onderzoeken uitgevoerd. Een risico voor kinderen die borstvoeding krijgen, kan
niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens de behandeling met BRUKINSA.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid bij ratten vastgesteld, maar er
werden morfologische afwijkingen in sperma en verhoogd verlies na innesteling waargenomen
bij 300 mg/kg/dag (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
BRUKINSA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij sommige patiënten die BRUKINSA gebruikten, is vermoeidheid,
7
duizeligheid en asthenie gemeld. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de beoordeling van
de rijvaardigheid en het vermogen van een patiënt om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen (≥ 20%) waren neutropenie
(56,2%), trombocytopenie
(45,1%), infectie van de bovenste luchtwegen (44,3%), hemorragie/hematoom
§
(32,2%), huiduitslag
§
(29,8%), blauwe plekken
§
(29,1%), anemie
(28,9%), skeletspierstelselpijn
§
(24,3%), diarree (23,6%),
pneumonie
§
(22,1%) en hoesten (21,7%).
De meest voorkomende bijwerkingen van graad 3 of hoger (> 5%) waren neutropenie
(28,0%),
pneumonie
§
(11,6%), trombocytopenie
(11,4%) en anemie
(6,9%).
Van de 779 met zanubrutinib behandelde patiënten stopte 3,6% met de behandeling vanwege
bijwerkingen. De meest voorkomende bijwerking die leidde tot stopzetting van de behandeling was
pneumonie
§
(1,8%). Bijwerkingen die leidden tot dosisverlaging, traden op bij 4,9% van de patiënten.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Het veiligheidsprofiel is gebaseerd op gepoolde gegevens van 779 patiënten met B-cel-maligniteiten
die behandeld zijn met BRUKINSA in klinische onderzoeken met een mediane duur van de
blootstelling van 30,3 maanden.
Bijwerkingen bij patiënten die werden behandeld met BRUKINSA voor B-cel-maligniteiten worden
hieronder weergegeven per systeem-/orgaanklasse en frequentie. De frequenties zijn als volgt
gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10) soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000 tot < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens
niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt naar
afnemende ernst.
Tabel 3: bijwerkingen gemeld in klinische onderzoeken bij patiënten met B-cel-maligniteiten
MedDRA-systeem-
/orgaanklasse
MedDRA-termen
Infecties van de bovenste
luchtwegen
§
Pneumonie
§
#
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Pneumonie
Infecties van de onderste
luchtwegen
Urineweginfectie
Heractivering van hepatitis B
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Hartaandoeningen
Neutropenie†
Trombocytopenie†
Anemie†
Duizeligheid
§
Atriumfibrilleren
Blauwe plekken
§
Bloedvataandoeningen
Kneuzing
Petechiën
Ecchymose
8
Alle graden*(%)
Zeer vaak (44,3)
Zeer vaak (22,1)
Zeer vaak (16,3)
Vaak (6,2)
Zeer vaak (15,5)
Vaak (1,2)
Zeer vaak (56,2)
Zeer vaak (45,1)
Zeer vaak (28,9)
Zeer vaak (11,7)
Vaak (3,2)
Zeer vaak (29,1)
Zeer vaak (21,1)
Vaak (5,6)
Vaak (2,3)
Graad 3 of hoger
(%)
2,6
11,6
10,1
0,8
2,3
0,8
28,0
11,4
6,9
0,4
1,0
0,1
0,0
0,0
0,1
Hemorragie/hematoom
§
#
Hematurie
Bloedneus
Maag-darmstelselbloedingen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Hoesten
Maag-
darmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Diarree
Obstipatie
Huiduitslag
§
Skelet- en spierpijn
§
Rugpijn
Artralgie
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsaandoeningen
Vermoeidheid
Asthenie
Vermoeidheid
§
Zeer vaak (32,2)
Zeer vaak (14,5)
Vaak (8,5)
Soms (0,5)
Zeer vaak (21,7)
Zeer vaak (23,6)
Zeer vaak (15,0)
Zeer vaak (29,8)
Zeer vaak (24,3)
Zeer vaak (11,7)
Zeer vaak (10,9)
Zeer vaak (19,8)
Zeer vaak (15,3)
Vaak (3,6)
3,1
0,6
0,1
0,3
0,1
1,8
0,4
0,4
2,4
1,0
1,0
1,5
1,2
0,3
* Graden werden beoordeeld op basis van de National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (NCI-CTCAE)
versie 4.03.
Op basis van laboratoriumonderzoek
§
Omvat terminologie voor meerdere bijwerkingen
# Inclusief bijwerkingen met fatale afloop
Andere speciale populaties
Ouderen
Van de 779 patiënten die werden behandeld met BRUKINSA was 52% 65 jaar of ouder. De incidentie
van bijwerkingen van graad 3 of hoger was iets hoger bij oudere patiënten die werden behandeld met
zanubrutinib (71% van de patiënten van ≥ 65 jaar versus 64% van de patiënten < 65 jaar). Er zijn geen
klinisch relevante verschillen betreffende de veiligheid waargenomen tussen patiënten ≥ 65 jaar en
jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van BRUKINSA bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn
niet vastgesteld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen specifiek antidotum voor BRUKINSA. Patiënten met een overdosering moeten nauwlettend
worden gecontroleerd en een passende ondersteunende behandeling krijgen.
9
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, Bruton’s-tyrosinekinaseremmers,
ATC-code: L01EL03.
Werkingsmechanisme
Zanubrutinib is een remmer van Bruton’s tyrosinekinase (BTK). Zanubrutinib maakt een covalente
binding met een cysteïneresidu op de BTK-actieve locatie, wat leidt tot remming van de BTK-
activiteit. BTK is een signaleringsmolecuul van de B-cel-antigeenreceptor- (BCR) en
cytokinereceptorroutes. In B-cellen leidt BTK-signalering tot activering van routes die nodig zijn voor
proliferatie, circulatie, chemotaxis en hechting van B-cellen.
Farmacodynamische effecten
BTK-bezetting in PBMC’s en lymfeklierbiopten
De gemiddelde BTK-bezetting bij steady state in mononucleaire cellen van perifeer bloed bleef
gedurende 24 uur gehandhaafd op 100% bij een totale dagelijkse dosis van 320 mg bij patiënten met
B-cel-maligniteiten. De gemiddelde BTK-bezetting bij steady state in de lymfeklieren
was 94% tot 100% na de aanbevolen dosering.
Effect op QT-/QTc-interval en cardiale elektrofysiologie
Bij de aanbevolen doses (320 mg eenmaal daags of 160 mg tweemaal daags) waren er geen klinisch
relevante effecten op het QTc-interval. Bij een enkele dosis van 1,5 keer de maximaal aanbevolen
dosering (480 mg) zorgde zanubrutinib niet voor een klinisch relevante verlenging van het QT-interval
(d.w.z. ≥ 10 msec).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid van BRUKINSA bij WM zijn beoordeeld in een gerandomiseerd,
open-label, multicentrisch onderzoek waarin zanubrutinib en ibrutinib werden vergeleken (ASPEN-
onderzoek) bij patiënten die niet eerder met een BTK-remmer waren behandeld. Patiënten die in
aanmerking kwamen, waren ten minste 18 jaar oud met een klinische en definitieve histologische
diagnose van gerecidiveerde/refractaire WM of behandelingsnaïeve patiënten die volgens hun
behandelend arts ongeschikt waren voor standaard chemo-immunotherapie. Patiënten moesten aan ten
minste één criterium voor de behandeling voldoen, volgens de criteria van het consensuspanel van de
zevende International Workshop on Waldenström Macroglobulinemia (IWWM) en meetbare ziekte
hebben, zoals gedefinieerd door een IgM-serumspiegel van > 0,5 g/dl. Patiënten met MYD88-mutatie
(MYD88
MUT
) werden toegewezen aan cohort 1 (N = 201) en werden 1:1 gerandomiseerd naar ofwel
zanubrutinib 160 mg tweemaal daags (groep A) of ibrutinib 420 mg eenmaal daags (groep B) tot aan
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Proefpersonen die op basis van gensequentiebepaling
MYD88-wildtype (MYD88
WT
) bleken te hebben (naar schatting aanwezig bij ongeveer 10% van de
ingeschreven proefpersonen), werden ingeschreven in cohort 2 (N = 28) en kregen
zanubrutinib 160 mg tweemaal daags in een derde, niet-gerandomiseerde onderzoeksgroep (groep C).
De mediane leeftijd in cohort 1 (MYD88
MUT
) was 70 jaar (bereik: 38 tot 90 jaar),
waarbij 71% en 60% van de patiënten die met respectievelijk ibrutinib en zanubrutinib werden
behandeld > 65 jaar was. 33% van de patiënten in de zanubrutinibgroep en 22% in de ibrutinibgroep
was > 75 jaar. 67% was man en 91% was blank. Bij toetreding tot het onderzoek had 44% van de
patiënten in de ibrutinibgroep en 46% van de patiënten in de zanubrutinibgroep een hoge score op het
International Prognostic Scoring System (IPSS). Honderdvierenzestig patiënten hadden recidiverende
of refractaire ziekte; het mediane aantal eerdere behandelingen was 1 (bereik: 1 tot 8).
10
De primaire uitkomstmaat was het percentage met een volledige respons (CR) of een zeer goede
partiële respons (VGPR), zoals beoordeeld door een onafhankelijke toetsingscommissie (IRC), met
aanpassing van de responscriteria die bij de zesde IWWM waren bijgewerkt. De secundaire
eindpunten voor cohort 1 zijn het percentage met een aanzienlijke respons (MRR), duur van de
respons, door onderzoeker bepaalde percentage met CR of VGPR en progressievrije overleving (PFS).
Voor het toetsen van de superioriteit met betrekking tot het primaire eindpunt percentage VGPR of CR
was toetsing met betrekking tot de analyseset voor recidiverend/refractair voorafgaand aan toetsing
met betrekking tot de ITT-analyseset vereist. De mediane follow-up bedroeg 19,4 maanden. Bij de
recidiverende/refractaire patiënten werd 19,8% en 28,9% VGPR dan wel CR bereikt in respectievelijk
de ibrutinib- en zanubrutinibgroep. Het primaire werkzaamheidseindpunt was niet significant in de
analyseset voor recidiverend/refractair (2-zijdige p = 0,1160). Tabel 4 biedt een overzicht van de
responsen volgens de beoordeling van de IRC voor de analyseset voor recidiverend/refractair en de
ITT-analyseset. Met betrekking tot zanubrutinib werden er in alle subgroepen responsen
waargenomen, inclusief bij MYD88
WT
-patiënten (cohort 2), bij wie een VGPR- of CR-percentage
van 26,9% en een MRR-percentage van 50% werd bereikt.
Tabel 4: Primaire analyse van ziekterespons door onafhankelijke toetsingscommissie (ASPEN-
onderzoek)
Responscategorie
Mediane follow-uptijd, maanden
(bereik)
CR
VGPR
PR
VGPR- of CR-percentage, n (%)
95%-BI
a
Risicoverschil (%)
b
95%-BI
a
p-waarde
c
MRR (PR of beter), n (%)
95%-BI
a
Risicoverschil (%)
b
95%-BI
Duur van aanzienlijke respons
Percentage voorvalvrij bij
18 maanden, % (95%-BI)
d
Recidiverend/refractair
Ibrutinib
Zanubrutinib
N = 81
N = 83
18,79
18,73
(0,5, 30,0)
(0,4, 28,7)
0 (0,0)
16 (19,8)
49 (60,5)
16 (19
,
8)
(11,7, 30,1)
0 (0,0)
24 (28,9)
41 (49,4)
24 (28,9)
(19,5, 39,9)
ITT
Ibrutinib
N = 99
19,38
(0,5, 31,1)
0 (0,0)
19 (19,2)
58 (58,6)
19 (19,2)
(12,0, 28,3)
Zanubrutinib
N = 102
19,47
(0,4, 31,2)
0 (0,0)
29 (28,4)
50 (49,0)
29 (28,4)
(19,9, 38,2)
10,7
(-2,5, 23,9)
0,1160
65 (80,2)
(69,9, 88,3)
65 (78,3)
(67,9, 86,6)
10,2
(-1,5, 22,0)
77 (77,8)
(68,3, 85,5)
79 (77,5)
(68,1, 85,1)
-3,5
(-16,0, 9,0)
-0,5
(-12,2, 11,1)
87,9
(77,0, 93,8)
85,2
(71,7, 92,6)
85,6
(73,1, 92,6)
87,0
(72,5, 94,1)
De percentages zijn gebaseerd op N.
a
Tweezijdig 95%-betrouwbaarheidsinterval volgens Clopper-Pearson.
b
Vaak voorkomend risicoverschil met het 95%-betrouwbaarheidsinterval volgens Mantel-Haenszel, berekend met behulp
van een normale approximatie en de standaardfout van Sato, gestratificeerd conform de stratificatiefactoren per IRT
(CXCR4 WT- en ONBK-strata zijn gecombineerd) en leeftijdsgroep (≤ 65 en > 65). Ibrutinib is de referentiegroep.
c
Gebaseerd op de CMH-test, gestratificeerd conform de stratificatiefactoren per IRT (CXCR4 WT- en ONBK-strata zijn
gecombineerd) en leeftijdsgroep (≤ 65 en > 65)
d
Percentages voor voorvalvrij worden berekend volgens de methode van Kaplan-Meier met 95%-BI's die worden berekend
met de formule van Greenwood.
Op basis van een bijgewerkte afsluitingsdatum van de gegevens was het percentage
progressievrije overleving voorvalvrij na 30 maanden naar het oordeel van de onderzoeker
77,6% vs. 84,9% (ibrutinib vs. zanubrutinib), met een berekende algehele hazardratio van 0,734
(95%-BI: 0,380, 1,415).
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met BRUKINSA in alle subgroepen van pediatrische
11
patiënten voor de behandeling van lymfoplasmacytisch lymfoom (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met BRUKINSA in een of meer subgroepen van
pediatrische patiënten bij de behandeling van rijp B-cellymfoom. Zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De maximale plasmaconcentratie (C
max
) van zanubrutinib en het gebied onder de curve voor
plasmaconcentratie van het geneesmiddel over tijd (AUC) nemen proportioneel toe bij een dosisbereik
van 40 mg tot 320 mg (0,13 tot 1 keer de aanbevolen totale dagelijkse dosis). Beperkte systemische
accumulatie van zanubrutinib werd waargenomen na herhaalde toediening gedurende één week.
Het geometrisch gemiddelde (%CV) van zanubrutinib in steady state voor dagelijks AUC
is 2.099 (42%) ng·u/ml na 160 mg tweemaal daags en 1.917 (59%) ng·u/ml na 320 mg eenmaal daags.
Het geometrisch gemiddelde (%CV) van zanubrutinib in steady state voor C
max
is 299 (56%) ng/ml
na 160 mg tweemaal daags en 533 (55%) ng/ml na 320 mg eenmaal daags.
Absorptie
De mediane t
max
van zanubrutinib is 2 uur. Er werden geen significante klinische verschillen in
zanubrutinib voor AUC of C
max
waargenomen na toediening van een vetrijke maaltijd
(ongeveer 1.000 calorieën met 50% van het totale caloriegehalte afkomstig uit vet) bij gezonde
proefpersonen.
Distributie
Het geometrisch gemiddelde (%CV) schijnbare steady-state distributievolume van zanubrutinib tijdens
de terminale fase (Vz/F) was 522 l (71%). De plasma-eiwitbinding van zanubrutinib is
ongeveer 94% en de bloed-plasmaverhouding was 0,7-0,8.
Biotransformatie
Zanubrutinib wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door cytochroom P450(CYP)3A.
Eliminatie
De gemiddelde halfwaardetijd (t
½
) van zanubrutinib is ongeveer 2 tot 4 uur na één enkele orale dosis
zanubrutinib van 160 mg of 320 mg. De geometrisch gemiddelde (%CV) schijnbare orale klaring
(CL/F) van zanubrutinib tijdens de terminale fase was 128 (61%) l/u. Na een eenmalige radioactief
gelabelde dosis zanubrutinib van 320 mg bij gezonde proefpersonen werd ongeveer 87% van de dosis
teruggevonden in de feces (38% onveranderd) en 8% in de urine (minder dan 1% onveranderd).
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
De leeftijd (19 tot 90 jaar; gemiddelde leeftijd 62 ± 14,5) had geen klinisch relevant effect op de
farmacokinetiek van zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse (N = 632).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische onderzoeken uitgevoerd met zanubrutinib bij patiënten jonger
dan 18 jaar.
12
Geslacht
Geslacht (444 mannen en 188 vrouwen) had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van
zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse.
Ras
Ras (428 blank, 146 Aziatisch, 26 zwart en 19 gecategoriseerd als Anders) had geen klinisch relevant
effect op de farmacokinetiek van zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse.
Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht (36 tot 144 kg, gemiddeld gewicht 76,5 ± 16,9 kg) had geen klinisch relevant effect
op de farmacokinetiek van zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse (N = 632).
Nierfunctiestoornis
Zanubrutinib ondergaat een minimale renale eliminatie. Op basis van PK-populatieanalyse hadden
lichte en matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring [CrCl] ≥ 30 ml/min, zoals bepaald met behulp
van de Cockcroft-Gault-vergelijking) geen invloed op de blootstelling aan zanubrutinib. De analyse
was gebaseerd op 204 patiënten met een normale nierfunctie, 231 met lichte
nierfunctiestoornis, 96 met matige nierfunctiestoornis, 10 met ernstige nierfunctiestoornis en één met
ESRD. De effecten van ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) en dialyse op de
farmacokinetiek van zanubrutinib zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
De totale AUC van zanubrutinib nam met 11% toe bij proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse A), met 21% bij proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
klasse B) en met 60% bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) ten
opzichte van proefpersonen met een normale leverfunctie. De ongebonden AUC van zanubrutinib nam
met 23% toe bij proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A), met 43% bij
proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) en met 194% bij patiënten met
ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) ten opzichte van proefpersonen met een normale
leverfunctie. Er is een significante correlatie waargenomen tussen de AUC van niet-gebonden
zanubrutinib en de Child-Pugh-score, baseline-serumalbumine, baseline-serumbilirubine en baseline-
protrombinetijd.
In-vitro-onderzoeken
CYP-enzymen
Zanubrutinib is een zwakke inductor van CYP2B6 en CYP2C8. Zanubrutinib is geen inductor van
CYP1A2.
Gelijktijdige toediening met transportsubstraten/-remmers
Zanubrutinib is waarschijnlijk een substraat van P-gp. Zanubrutinib is geen substraat of remmer van
OAT1, OAT3, OCT2, OATP1B1 of OATP1B3.
Farmacodynamische relaties
Uit een
in-vitro-onderzoek
bleek dat de mogelijke farmacodynamische interactie tussen zanubrutinib en
rituximab gering is en dat er weinig kans bestaat dat zanubrutinib het door de antilichamen tegen
CD20 geïnduceerde ADCC-effect verstoort.
Uit
in-vitro-, ex-vivo-
en dieronderzoeken is gebleken dat zanubrutinib geen of minimale effecten heeft
op de activering van bloedplaatjes, expressie van glycoproteïnen en trombusvorming.
13
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Algemene toxiciteit
De kenmerken van het algemene toxicologische profiel van zanubrutinib zijn bepaald bij orale
toediening gedurende maximaal 6 maanden aan laboratoriumratten en bij orale toediening gedurende
maximaal 9 maanden aan beaglehonden.
In onderzoeken bij ratten die een herhaalde dosis kregen gedurende een behandeling van
maximaal 6 maanden werd de aan het onderzoeksmiddel gerelateerde mortaliteit gedocumenteerd voor
een dosis van 1000 mg/kg/dag (81 x klinische AUC [gebied onder de curve]) met histopathologische
bevindingen in het maag-darmkanaal. Andere bevindingen werden hoofdzakelijk gezien in de
alvleesklier (atrofie, fibroplasie, hemorragie en/of inflammatoire celinfiltratie) in de doses
≥ 30 mg/kg/dag (3 x klinische AUC), in de huid rond de neus/mond/ogen (inflammatoire celinfiltratie,
erosie/zweer) bij de dosis 300 mg/kg/dag (16 x klinische AUC) en in de longen (aanwezigheid van
alveolaire macrofagen) bij de dosis 300 mg/kg/dag. Al deze bevindingen verdwenen geheel of
gedeeltelijk na een herstel van 6 weken, met uitzondering van de bevindingen in de alvleesklier die niet
als klinisch relevant werden beschouwd.
In onderzoeken bij honden die een herhaalde dosis kregen gedurende een behandeling van
maximaal 9 maanden werden aan het onderzoeksmiddel gerelateerde bevindingen hoofdzakelijk gezien
in het maag-darmkanaal (zachte/waterige/slijmerige ontlasting), de huid (huiduitslag, rode verkleuring
en verdikte/afschilferende huid) en in de mesenteriale, mandibulaire en aan de darmen geassocieerde
lymfeklieren en de milt (lymfoïde depletie of erythrofagocytose) bij doses van 10 mg/kg/dag (3 x
klinische AUC) tot 100 mg/kg/dag (18 x klinische AUC). Al deze bevindingen verdwenen geheel of
gedeeltelijk na een herstel van 6 weken.
Carcinogeniciteit/genotoxiciteit
Onderzoeken van de carcinogeniciteit met zanubrutinib zijn niet uitgevoerd.
Zanubrutinib was niet mutageen in een bacteriële mutageniciteitstest (Ames), was niet clastogeen in een
test op chromosoomafwijkingen in cellen van zoogdieren (CHO, eierstokken van Chinese hamster),
noch was het clastogeen in een beenmergmicronucleustest
in vivo
op ratten.
Toxiciteit voor voortplanting en ontwikkeling
Er is bij ratten een gecombineerd onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid en vroege
embryonale ontwikkeling uitgevoerd met orale doseringen van zanubrutinib van 30, 100 en
300 mg/kg/dag. Er werd geen effect op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen,
maar bij de hoogste doseringen die zijn onderzocht, werden morfologische afwijkingen in sperma en
een toenemend verlies na innesteling geconstateerd. De dosis van 100 mg/kg/dag is circa 13 keer
hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen.
Onderzoeken naar embryofoetale ontwikkelingstoxiciteit zijn uitgevoerd bij zowel ratten als konijnen.
Zanubrutinib werd oraal toegediend aan zwangere ratten tijdens de periode van organogenese in doses
van 30, 75 en 150 mg/kg/dag. Afwijkingen aan het hart (harten met 2 of 3 kamers met een incidentie
van 0,3%-1,5%) werden bij afwezigheid van maternale toxiciteit waargenomen bij alle dosisniveaus.
De dosis van 30 mg/kg/dag is ongeveer 5 keer hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen.
Toediening van zanubrutinib aan zwangere konijnen tijdens de periode van organogenese in een
dosering van 30, 70 en 150 mg/kg/dag leidde bij de hoogste dosis tot verlies na innesteling. De dosis
van 70 mg/kg is ongeveer 25 keer hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen en ging
gepaard met maternale toxiciteit.
In een onderzoek naar pre- en postnatale ontwikkelingstoxiciteit werd zanubrutinib oraal toegediend
aan ratten in doses van 30, 75 en 150 mg/kg/dag vanaf de implantatie tot aan het spenen. De
14
nakomelingen van de groepen met een middelhoge en hoge dosis hadden een afgenomen
lichaamsgewicht vóór het spenen en alle dosisgroepen hadden ongewenste oogbevindingen (bijv.
cataract, uitpuilend oog). De dosis van 30 mg/kg/dag is ongeveer 5 keer hoger dan de therapeutische
blootstelling bij mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Microkristallijne cellulose
Croscarmellosenatrium
Natriumlaurylsulfaat (E487)
Siliciumdioxide, colloïdaal, watervrij
Magnesiumstearaat
Capsulehuls
Gelatine
Titaniumdioxide (E171)
Drukinkt
Schellakglazuur (E904)
IJzeroxide zwart (E172)
Propyleenglycol (E1520)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
HDPE-flessen met een kindveilige polypropyleen dop. Elke fles bevat 120 harde capsules.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited.
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380
15
Ierland
Tel.
+353 1 566 7660
E-mail
bg.ireland@beigene.com
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
22 november 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
17
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Millmount Healthcare Limited
Block-7, City Noord Business Campus, Stamullen, Co Meath,
K32 YD60
Ierland
BeiGene Germany GmbH
Georges-Köhler-Str. 2, 79539 Lörrach
Duitsland
BeiGene Netherlands B.V.
Evert van de Beekstraat 1, 104, 1118 CL Schiphol
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel
binnen 6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
18
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
19
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
20
A. ETIKETTERING
21
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules
zanubrutinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsules
120 harde capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
22
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380, Ierland
Tel. +353 1 566 7660
E-mail
bg.ireland@beigene.com
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
BRUKINSA
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
23
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD
FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules
zanubrutinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsules
120 harde capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
24
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380, Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
B. BIJSLUITER
26
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
BRUKINSA 80 mg harde capsules
Zanubrutinib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is BRUKINSA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is BRUKINSA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
BRUKINSA is een middel tegen kanker dat de werkzame stof zanubrutinib bevat. Het behoort tot de
klasse van geneesmiddelen die proteïnekinaseremmers worden genoemd. Dit geneesmiddel werkt door
het blokkeren van Bruton’s tyrosinekinase, een eiwit dat helpt bij de groei en overleving van
kankercellen. Door het blokkeren van dit eiwit (proteïne) vermindert BRUKINSA het aantal
kankercellen en vertraagt het de verergering van de kanker.
BRUKINSA wordt gebruikt voor de behandeling van macroglobulinemie van Waldenström (ook
bekend als lymfoplasmacytisch lymfoom). Dit is een vorm van kanker met betrekking tot een soort
witte bloedcellen, B-lymfocyten geheten, die te veel van een eiwit met de naam IgM aanmaken.
Dit geneesmiddel wordt gebruikt wanneer de ziekte is teruggekomen, wanneer de behandeling niet
heeft gewerkt of bij patiënten die niet tegelijkertijd met chemotherapie en een antistof kunnen worden
behandeld.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt:
als u ooit een ongebruikelijke bloeduitstorting of bloeding heeft gehad of geneesmiddelen of
supplementen gebruikt die uw risico op bloeden verhogen (zie rubriek
“Neemt u nog andere
geneesmiddelen in?”).
Als u onlangs een operatie heeft gehad of een operatie moet ondergaan,
kan uw arts u vragen om vóór en na de operatie of tandheelkundige ingreep voor korte tijd
27
(3 tot 7 dagen) te stoppen met het gebruiken van BRUKINSA;
als uw hartslag onregelmatig is, of als u een medische voorgeschiedenis hebt van
onregelmatige hartslag of een ernstige hartziekte, of als u een van de volgende klachten hebt:
kortademigheid, zwakte, duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen of bijna
flauwvallen, pijn op de borst of gezwollen benen;
als u ooit is verteld dat u een hoger risico heeft op infecties;
als u ooit hepatitis B heeft gehad of nu hepatitis B heeft. Dit komt omdat BRUKINSA ervoor
kan zorgen dat hepatitis B opnieuw actief wordt. Patiënten worden vóór aanvang van de
behandeling nauwkeurig door hun arts gecontroleerd op tekenen van deze infectie;
als u lever- of nierproblemen heeft;
als u onlangs een operatie heeft ondergaan, vooral als dat van invloed is op de manier waarop
voedings- of geneesmiddelen uit uw maag of darmen worden opgenomen;
als het aantal rode bloedcellen, infectiebestrijdende cellen of bloedplaatjes in uw bloed onlangs
laag is geweest;
als u in het verleden andere kankers hebt gehad, inclusief huidkanker (bv. basaalcelcarcinoom
of plaveiselcelcarcinoom). Gebruik zonnebrandmiddelen.
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Onderzoeken en controles vóór en tijdens de behandeling
Tijdens de eerste weken van de behandeling kan uit laboratoriumonderzoek blijken dat u lymfocytose
heeft, waarbij uw bloed een verhoogd aantal witte bloedcellen (lymfocyten) bevat. Dit wordt
verwacht en kan een paar maanden duren. Dit hoeft niet te betekenen dat uw bloedkanker erger
wordt. Uw arts zal uw bloedbeeld vóór en tijdens de behandeling controleren en uw arts kan u in
zeldzame gevallen een ander geneesmiddel geven. Bespreek met uw arts wat uw testresultaten
betekenen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
BRUKINSA mag niet door kinderen en jongeren tot 18 jaar worden gebruikt. Bij deze
leeftijdsgroepen is dit middel namelijk niet onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast BRUKINSA nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn,
kruidengeneesmiddelen en supplementen. Dit komt omdat BRUKINSA invloed kan hebben op de
manier waarop sommige geneesmiddelen werken. Sommige geneesmiddelen kunnen ook invloed
hebben op de manier waarop BRUKINSA werkt.
BRUKINSA kan ervoor zorgen dat u gemakkelijker bloedt.
Dit betekent dat u het uw arts moet
vertellen als u andere geneesmiddelen gebruikt die het risico op bloeden vergroten. Dit zijn onder
andere geneesmiddelen zoals:
acetylsalicylzuur (aspirine) en niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID’s) zoals ibuprofen en
naproxen;
antistollingsmiddelen zoals warfarine, heparine en andere geneesmiddelen voor de behandeling
of preventie van bloedstolsels;
supplementen die het risico op bloeden verhogen, zoals visolie, vitamine E of lijnzaad.
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u BRUKINSA inneemt.
28
Informeer uw arts ook als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt
– De effecten van
BRUKINSA of andere geneesmiddelen kunnen worden beïnvloed als u BRUKINSA samen met
een van de volgende andere geneesmiddelen gebruikt:
antibiotica voor de behandeling van bacteriële infecties – ciprofloxacine,
claritromycine, erytromycine, nafcilline of rifampicine;
geneesmiddelen voor schimmelinfecties – fluconazol, itraconazol, ketoconazol,
posaconazol, voriconazol;
geneesmiddelen voor hiv-infectie – efavirenz, etravirine, indinavir, lopinavir, ritonavir,
telaprevir;
geneesmiddelen ter voorkoming van misselijkheid en braken in verband met chemotherapie -
aprepitant;
geneesmiddelen voor depressie – fluvoxamine, sint-janskruid;
geneesmiddelen voor de behandeling van andere soorten kanker, kinaseremmers geheten –
imatinib;
geneesmiddelen voor hoge bloeddruk of pijn op de borst – bosentan, diltiazem, verapamil;
hartgeneesmiddelen/antiaritmica– digoxine, dronedaron, kinidine;
geneesmiddelen ter voorkoming van epileptische aanvallen, voor de behandeling van
epilepsie of voor de behandeling van een pijnlijke aandoening van het gezicht,
trigeminusneuralgie geheten – carbamazepine, mefenytoïne, fenytoïne;
geneesmiddelen voor migraine en clusterhoofdpijn - dihydro-ergotamine, ergotamine;
geneesmiddel voor extreme slaperigheid en andere slaapproblemen – modafinil;
geneesmiddel voor psychose en de ziekte van Tourette – pimozide;
geneesmiddelen voor verdoving – alfentanil, fentanyl;
geneesmiddelen, immuunsuppressiva geheten – ciclosporine, sirolimus, tacrolimus.
Waarop moet u letten met eten?
Pas op met het gebruik van grapefruits en Sevilla-sinaasappels (bittersinaasappels) rond de tijd dat
u BRUKINSA inneemt, omdat ze de hoeveelheid BRUKINSA in uw bloed kunnen verhogen.
Zwangerschap en borstvoeding
Zorg dat u tijdens gebruik van dit geneesmiddel niet zwanger wordt. BRUKINSA mag niet tijdens de
zwangerschap worden gebruikt. Het is niet bekend of BRUKINSA schadelijk is voor het ongeboren
kind.
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling met BRUKINSA en tot ten
minste één week na de behandeling ermee een uiterst effectieve anticonceptiemethode gebruiken. Er
moet een anticonceptieve barrièremethode (bijv. condooms) in combinatie met hormonale
anticonceptiemiddelen, zoals de pil of een hormoonspiraaltje, worden gebruikt.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u zwanger wordt.
Geef geen borstvoeding terwijl u dit geneesmiddel gebruikt. BRUKINSA kan in moedermelk
terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
U kunt zich vermoeid of duizelig voelen nadat u BRUKINSA heeft gebruikt. Dat kan invloed hebben
op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te gebruiken.
BRUKINSA bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
29
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is elke dag 320 mg (4 capsules), namelijk 4 capsules eenmaal daags dan
wel 2 capsules tweemaal daags (2 capsules in de ochtend en 2 in de avond).
Uw arts kan de dosis aanpassen.
Neem de capsules via de mond in met een glas water, tijdens een maaltijd of tussen maaltijden.
Neem de capsules elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
BRUKINSA werkt het best als het heel wordt ingeslikt. Slik de capsules dus heel in. Niet openen,
breken of erop kauwen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer BRUKINSA heeft ingenomen dan u zou moeten, neem dan onmiddellijk contact op met
uw arts. Neem de capsuleverpakking en deze bijsluiter met u mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis misloopt, neem die dan op het volgende geplande tijdstip in en daarna weer volgens
het normale schema. Als u eenmaal per dag BRUKINSA inneemt, neem uw volgende dosis dan de
volgende dag in. Als u het geneesmiddel tweemaal per dag inneemt en u bent het ’s ochtends vergeten,
neemt u uw volgende dosis ’s avonds in. Neem geen dubbele dosis om een vergeten capsule in te
halen. Als u het niet zeker weet, overleg dan met uw arts, apotheker of verpleegkundige wanneer u uw
volgende dosis moet innemen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van dit geneesmiddel, tenzij uw arts u zegt dit te doen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Stop met het innemen van BRUKINSA en vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de
volgende bijwerkingen opmerkt:
jeukende bultige huiduitslag, ademhalingsproblemen, zwelling van gezicht, lippen, tong of keel –
mogelijk heeft u een allergische reactie op het medicijn.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
koorts, rillingen, pijn in het lichaam, vermoeidheid, verkoudheid of griepachtige symptomen,
kortademigheid, frequent plassen en pijn bij het plassen – dit kunnen symptomen zijn van een
infectie (virus-, bacteriële of schimmelinfectie). Hierbij kan het gaan om infecties van de neus,
neusholte of keel (infectie van de bovenste luchtwegen), longontsteking of urineweginfectie
duizeligheid
hoesten
blauwe plek of sneller blauwe plek krijgen; kneuzingen
bloeding
bloed in de urine
30
diarree; uw arts geeft u mogelijk een middel voor het aanvullen van vocht en zout of een ander
geneesmiddel
verstopping (obstipatie)
huiduitslag
spier- en botpijn
vermoeidheid
uit bloedonderzoek blijkt een afname van het aantal bloedcellen. Uw arts moet tijdens de
behandeling met BRUKINSA bloedonderzoek doen om het aantal cellen in uw bloed te
controleren.
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
longinfectie (infectie van de onderste luchtwegen)
heractivering van hepatitis B (als u hepatitis B hebt gehad, kan deze terugkomen)
bloedende vlekjes onder de huid
bloedneus
snelle hartslag, overgeslagen hartslagen, zwakke of ongelijkmatige polsslag, licht gevoel in het
hoofd, kortademigheid, ongemak op de borst (symptomen van hartritmeproblemen)
zwakte
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
darmbloeding (bloed in de ontlasting)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
-
De werkzame stof in dit middel is zanubrutinib. Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib.
De andere stoffen in dit middel zijn:
- inhoud van de capsule: microkristallijne cellulose, croscarmellosenatrium, natriumlaurylsulfaat
(E487), watervrij colloïdaal siliciumdioxide, magnesiumstearaat (zie rubriek 2 “BRUKINSA
bevat natrium”)
31
- capsulehuls: gelatine en titaniumdioxide (E171)
- drukinkt: schellakglazuur (E904), ijzeroxide zwart (E172) en propyleenglycol (E1520).
Hoe ziet BRUKINSA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
BRUKINSA is een witte tot gebroken witte harde capsule, aan één kant gemarkeerd met “ZANU 80”
in zwarte inkt.
De capsules worden geleverd in een plastic fles met een kindveilige dop. Elke fles bevat 120 harde
capsules.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BeiGene Ireland Ltd.
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380
Ierland
Tel.
+353 1 566 7660
E-mail
bg.ireland@beigene.com
Fabrikant
Millmount Healthcare Limited
Block-7, City Noord Business Campus, Stamullen, Co Meath,
K32 YD60. Ierland
BeiGene Germany GmbH
Georges-Köhler-Str. 2, 79539 Lörrach
Duitsland
BeiGene Netherlands B.V.
Evert van de Beekstraat 1, 104
1118 CL Schiphol, Nederland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
32

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule.
Witte tot gebroken witte ondoorzichtige harde capsule met een lengte van 22 mm, gemarkeerd met
'ZANU 80' in zwarte inkt

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
BRUKINSA is als monotherapie geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met
macroglobulinemie van Waldenström (WM) die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad, of
voor de eerstelijnsbehandeling voor patiënten die niet geschikt zijn voor chemo-immunotherapie.
4.2 Dosering en wijze van toediening

Behandeling met dit geneesmiddel moet worden gestart en plaatsvinden onder toezicht van een arts
met ervaring in het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
Dosering
De aanbevolen totale dagelijkse dosis zanubrutinib is 320 mg. De dagelijkse dosis kan eenmaal per
dag (vier capsules van 80 mg) of tweemaal per dag verdeeld over twee doses van 160 mg (twee
capsules van 80 mg) worden ingenomen.
Dosisaanpassing voor bijwerkingen

Aanbevolen dosisaanpassingen van zanubrutinib voor bijwerkingen van graad 3 of hoger staan
vermeld in tabel 1.
Bijwerking
Optreden
Dosisaanpassing
van de
(aanvangsdosis: 320 mg eenmaal daags
bijwerking
of 160 mg tweemaal daags)
Niet-hematologische toxiciteiten
Eerste
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
graad 3
Zodra toxiciteit is verminderd tot
graad 1 of baseline; hervat op 320 mg
Febriele neutropenie graad 3
eenmaal daags of 160 mg tweemaal daags

Trombocytopenie graad 3 met
Tweede
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
significante bloeding
Zodra toxiciteit is verminderd tot
graad 1 of baseline; hervat op 160 mg
Neutropenie graad 4 (duur
eenmaal daags of 80 mg tweemaal daags
van > 10 opeenvolgende dagen)
Derde
Onderbreek het gebruik van BRUKINSA
Zodra toxiciteit is verminderd tot
Trombocytopenie graad 4 (duur
graad 1 of baseline; hervat op 80 mg eenmaal
van > 10 opeenvolgende dagen)
daags
Vierde
Stop met het gebruik van BRUKINSA
Asymptomatische lymfocytose mag niet worden beschouwd als een bijwerking en deze patiënten
moeten BRUKINSA blijven gebruiken.
Dosisaanpassing voor gelijktijdige behandeling
Dosisaanpassing voor gebruik met CYP3A-remmers of -inductoren (zie rubriek 4.4, 4.5 en 5.2):
Tabel 2: aanbevolen doseringsaanpassing bij gelijktijdige toediening met andere geneesmiddelen
CYP3A
Gelijktijdig toegediend geneesmiddel
Aanbevolen dosering
Remming
Krachtige CYP3A-remmer (bijv. posaconazol,
80 mg eenmaal daags
voriconazol, ketoconazol, itraconazol,
claritromycine, indinavir, lopinavir, ritonavir,
telaprevir)
Matige CYP3A-remmer (bijv. erytromycine,
80 mg tweemaal daags
ciprofloxacine, diltiazem, dronedaron, fluconazol,
verapamil, aprepitant, imatinib, grapefruitsap,
Sevilla-sinaasappels)
Inductie
Krachtige CYP3A-inductor (bijv. carbamazepine,
Vermijd gelijktijdig gebruik;
fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid)
overweeg alternatieve
middelen met minder
Matige CYP3A-inductor (bijv. bosentan, efavirenz,
CYP3A-inductie
etravirine, modafinil, nafcilline)
Gemiste dosis
Er mag geen dubbele dosis genomen worden om een vergeten dosis in te halen. Als een dosis niet op
het geplande tijdstip is ingenomen, moet de volgende dosis volgens het normale schema worden
genomen.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Voor oudere patiënten (leeftijd 65 jaar) is geen specifieke dosisaanpassing vereist.
Matige CYP3A-remmers

Fysiologisch gebaseerde farmacokinetische (PBPK) simulaties geven aan dat gelijktijdige toediening
van meerdere doses van een matige CYP3A-remmer de Cmax en AUC van zanubrutinib ongeveer 2-
voudig kan verhogen. Als er een matige CYP3A-remmer moet worden gebruikt (bijv. erytromycine,
ciprofloxacine, diltiazem, dronedaron, fluconazol, verapamil, aprepitant, imatinib, grapefruitsap,
Sevilla-sinaasappels), dient de dosis BRUKINSA gedurende het gebruik van de remmer tot 160 mg
(twee capsules) te worden verlaagd. Controleer patiënten nauwlettend op toxiciteit en volg zo nodig
het dosisaanpassingsadvies (zie rubriek 4.2).
Milde CYP3A-remmers
Simulaties onder nuchtere omstandigheden wijzen erop dat de milde CYP3A-remmers (bijv.
cyclosporine en fluvoxamine) de AUC van zanubrutinib < 1,5-voudig kunnen verhogen. Er is in
combinatie met milde remmers geen dosisaanpassing vereist. Controleer patiënten nauwlettend op
toxiciteit en volg zo nodig het dosisaanpassingsadvies.
Er dient tijdens de behandeling met BRUKINSA te worden opgepast met het gebruik van grapefruits
en Sevilla-sinaasappels, want deze bevatten matige CYP3A-remmers (zie rubriek 4.2).
Middelen die de plasmaconcentraties van zanubrutinib kunnen verlagen
Gelijktijdig gebruik van zanubrutinib en krachtige of matige CYP3A-inductoren kan de
plasmaconcentraties van zanubrutinib verlagen.
CYP3A-inductoren
Gelijktijdige toediening van meerdere doses rifampicine (krachtige CYP3A-inductor) zorgde voor een
daling van de Cmax van zanubrutinib met 92% en een daling van de AUC van zanubrutinib met 93% bij
gezonde proefpersonen. Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A-inductoren (bijv. carbamazepine,
fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) en matige CYP3A-inductoren (bijv. bosentan, efavirenz,
etravirine, modafinil, nafcilline) moet worden vermeden (zie rubriek 4.2). Gelijktijdige toediening van
meerdere doses rifabutine (matige CYP3A-inductor) leidde tot verlaging van de Cmax van zanubrutinib
met 48% en de AUC van zanubrutinib met 44% bij gezonde proefpersonen. Milde CYP3A-inductoren
kunnen bij de behandeling met BRUKINSA met voorzichtigheid worden gebruikt.

Maagzuurremmers

Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van zanubrutinib waargenomen
bij gelijktijdige toediening met maagzuurremmers (protonpompremmers, H2-receptorantagonisten).
Middelen waarvan de plasmaconcentratie door zanubrutinib kan worden veranderd
Zanubrutinib is een milde inductor van CYP3A en CYP2C19. Gelijktijdig gebruik van zanubrutinib
kan de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die substraat zijn van deze enzymen, verlagen.
CYP3A-substraten

Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verlaagde de Cmax van midazolam (CYP3A-
substraat) met 30% en de AUC met 47%. Geneesmiddelen met een smalle therapeutische index die
door CYP3A worden gemetaboliseerd (bijv. alfentanil, cyclosporine, dihydro-ergotamine, ergotamine,
fentanyl, pimozide, kinidine, sirolimus en tacrolimus) moeten met voorzichtigheid worden gebruikt,
want zanubrutinib kan de plasmablootstelling van deze geneesmiddelen verlagen.
Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verlaagde de Cmax van omeprazol
(CYP2C19-substraat) met 20% en de AUC met 36%. Geneesmiddelen met een smalle therapeutische
index die door CYP2C19 worden gemetaboliseerd (bijv. S-mefenytoïne) moeten met voorzichtigheid
worden gebruikt, want zanubrutinib kan de plasmablootstelling van deze geneesmiddelen verlagen.

Andere CYP-substraten

Bij gelijktijdige toediening van zanubrutinib werden er met betrekking tot de farmacokinetiek van S-
warfarine (CYP2C9-substraat) geen klinisch significante verschillen waargenomen.
Gelijktijdige toediening met transportsubstraten/-remmers
Gelijktijdige toediening van meerdere doses zanubrutinib verhoogde de Cmax van digoxine (P-gp-
substraat) met 34% en de AUC met 11%. Bij gelijktijdige toediening van zanubrutinib werden er geen
klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van rosuvastatine (BCRP-substraat)
waargenomen.
Gelijktijdige toediening van orale P-gp-substraten met een smalle therapeutische index (bijv. digoxine)
dient met voorzichtigheid te worden gedaan, want zanubrutinib kan de concentraties daarvan
verhogen.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij vrouwen
Op basis van bevindingen bij dieren kan BRUKINSA schade aan de foetus veroorzaken wanneer het
wordt toegediend aan zwangere vrouwen (zie rubriek 5.3). Vrouwen moeten tijdens gebruik van
BRUKINSA en gedurende maximaal 1 maand na de behandeling voorkomen dat ze zwanger worden.
Daarom moeten vrouwen die zwanger kunnen worden tijdens gebruik van BRUKINSA en tot 1 maand
na het stoppen van de behandeling uiterst effectieve anticonceptiemiddelen gebruiken. Op dit moment
is het niet bekend of zanubrutinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen.
Daarom dienen vrouwen die hormonale anticonceptiva gebruiken een barrièremethode toe te voegen.
Zwangerschap
BRUKINSA mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Er zijn geen gegevens over het
gebruik van BRUKINSA bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken
(zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of zanubrutinib of zijn metabolieten worden uitgescheiden in moedermelk en er zijn
geen niet-klinische onderzoeken uitgevoerd. Een risico voor kinderen die borstvoeding krijgen, kan
niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens de behandeling met BRUKINSA.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid bij ratten vastgesteld, maar er
werden morfologische afwijkingen in sperma en verhoogd verlies na innesteling waargenomen
bij 300 mg/kg/dag (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
BRUKINSA heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij sommige patiënten die BRUKINSA gebruikten, is vermoeidheid,

MedDRA-systeem-
Graad 3 of hoger
MedDRA-termen
Alle graden*(%)
/orgaanklasse
(%)
Infecties van de bovenste
Zeer vaak (44,3)
2,6
luchtwegen§
Pneumonie§ #
Zeer vaak (22,1)
11,6
Infecties en parasitaire
Pneumonie
Zeer vaak (16,3)
10,1
aandoeningen
Infecties van de onderste
Vaak (6,2)
0,8
luchtwegen
Urineweginfectie
Zeer vaak (15,5)
2,3
Heractivering van hepatitis B
Vaak (1,2)
0,8
Neutropenie
Zeer vaak (56,2)
28,0
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen

Trombocytopenie
Zeer vaak (45,1)
11,4
Anemie
Zeer vaak (28,9)
6,9
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid§
Zeer vaak (11,7)
0,4
Hartaandoeningen
Atriumfibrilleren
Vaak (3,2)
1,0
Blauwe plekken§
Zeer vaak (29,1)
0,1
Kneuzing
Zeer vaak (21,1)
0,0
Bloedvataandoeningen
Petechiën
Vaak (5,6)
0,0
Ecchymose
Vaak (2,3)
0,1
Zeer vaak (32,2)
3,1
Hematurie
Zeer vaak (14,5)
0,6
Bloedneus
Vaak (8,5)
0,1
Maag-darmstelselbloedingen Soms (0,5)
0,3
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Hoesten
Zeer vaak (21,7)
0,1
Maag-
Diarree
Zeer vaak (23,6)
1,8
darmstelselaandoeningen
Obstipatie
Zeer vaak (15,0)
0,4
Huid- en
onderhuidaandoeningen

Huiduitslag§
Zeer vaak (29,8)
0,4
Skelet- en spierpijn§
Zeer vaak (24,3)
2,4
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen

Rugpijn
Zeer vaak (11,7)
1,0
Artralgie
Zeer vaak (10,9)
1,0
Vermoeidheid§
Zeer vaak (19,8)
1,5
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsaandoeningen
Vermoeidheid
Zeer vaak (15,3)
1,2
Asthenie
Vaak (3,6)
0,3
* Graden werden beoordeeld op basis van de National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (NCI-CTCAE)
versie 4.03.
Op basis van laboratoriumonderzoek
§ Omvat terminologie voor meerdere bijwerkingen
# Inclusief bijwerkingen met fatale afloop
Andere speciale populaties
Ouderen

Van de 779 patiënten die werden behandeld met BRUKINSA was 52% 65 jaar of ouder. De incidentie
van bijwerkingen van graad 3 of hoger was iets hoger bij oudere patiënten die werden behandeld met
zanubrutinib (71% van de patiënten van 65 jaar versus 64% van de patiënten < 65 jaar). Er zijn geen
klinisch relevante verschillen betreffende de veiligheid waargenomen tussen patiënten 65 jaar en
jongere patiënten.

Pediatrische patiënten

De veiligheid en werkzaamheid van BRUKINSA bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn
niet vastgesteld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er is geen specifiek antidotum voor BRUKINSA. Patiënten met een overdosering moeten nauwlettend
worden gecontroleerd en een passende ondersteunende behandeling krijgen.

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, Bruton's-tyrosinekinaseremmers,
ATC-code: L01EL03.

Werkingsmechanisme
Zanubrutinib is een remmer van Bruton's tyrosinekinase (BTK). Zanubrutinib maakt een covalente
binding met een cysteïneresidu op de BTK-actieve locatie, wat leidt tot remming van de BTK-
activiteit. BTK is een signaleringsmolecuul van de B-cel-antigeenreceptor- (BCR) en
cytokinereceptorroutes. In B-cellen leidt BTK-signalering tot activering van routes die nodig zijn voor
proliferatie, circulatie, chemotaxis en hechting van B-cellen.
Farmacodynamische effecten
BTK-bezetting in PBMC's en lymfeklierbiopten
De gemiddelde BTK-bezetting bij steady state in mononucleaire cellen van perifeer bloed bleef
gedurende 24 uur gehandhaafd op 100% bij een totale dagelijkse dosis van 320 mg bij patiënten met
B-cel-maligniteiten. De gemiddelde BTK-bezetting bij steady state in de lymfeklieren
was 94% tot 100% na de aanbevolen dosering.
Effect op QT-/QTc-interval en cardiale elektrofysiologie
Bij de aanbevolen doses (320 mg eenmaal daags of 160 mg tweemaal daags) waren er geen klinisch
relevante effecten op het QTc-interval. Bij een enkele dosis van 1,5 keer de maximaal aanbevolen
dosering (480 mg) zorgde zanubrutinib niet voor een klinisch relevante verlenging van het QT-interval
(d.w.z. 10 msec).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en werkzaamheid van BRUKINSA bij WM zijn beoordeeld in een gerandomiseerd,
open-label, multicentrisch onderzoek waarin zanubrutinib en ibrutinib werden vergeleken (ASPEN-
onderzoek) bij patiënten die niet eerder met een BTK-remmer waren behandeld. Patiënten die in
aanmerking kwamen, waren ten minste 18 jaar oud met een klinische en definitieve histologische
diagnose van gerecidiveerde/refractaire WM of behandelingsnaïeve patiënten die volgens hun
behandelend arts ongeschikt waren voor standaard chemo-immunotherapie. Patiënten moesten aan ten
minste één criterium voor de behandeling voldoen, volgens de criteria van het consensuspanel van de
zevende International Workshop on Waldenström Macroglobulinemia (IWWM) en meetbare ziekte
hebben, zoals gedefinieerd door een IgM-serumspiegel van > 0,5 g/dl. Patiënten met MYD88-mutatie
(MYD88MUT) werden toegewezen aan cohort 1 (N = 201) en werden 1:1 gerandomiseerd naar ofwel
zanubrutinib 160 mg tweemaal daags (groep A) of ibrutinib 420 mg eenmaal daags (groep B) tot aan
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Proefpersonen die op basis van gensequentiebepaling
MYD88-wildtype (MYD88WT) bleken te hebben (naar schatting aanwezig bij ongeveer 10% van de
ingeschreven proefpersonen), werden ingeschreven in cohort 2 (N = 28) en kregen
zanubrutinib 160 mg tweemaal daags in een derde, niet-gerandomiseerde onderzoeksgroep (groep C).
De mediane leeftijd in cohort 1 (MYD88MUT) was 70 jaar (bereik: 38 tot 90 jaar),
waarbij 71% en 60% van de patiënten die met respectievelijk ibrutinib en zanubrutinib werden
behandeld > 65 jaar was. 33% van de patiënten in de zanubrutinibgroep en 22% in de ibrutinibgroep
was > 75 jaar. 67% was man en 91% was blank. Bij toetreding tot het onderzoek had 44% van de
patiënten in de ibrutinibgroep en 46% van de patiënten in de zanubrutinibgroep een hoge score op het
International Prognostic Scoring System (IPSS). Honderdvierenzestig patiënten hadden recidiverende
of refractaire ziekte; het mediane aantal eerdere behandelingen was 1 (bereik: 1 tot 8).
Recidiverend/refractair
ITT
Ibrutinib
Zanubrutinib
Ibrutinib
Zanubrutinib
Responscategorie
N = 81
N = 83
N = 99
N = 102
Mediane follow-uptijd, maanden
18,79
18,73
19,38
19,47
(bereik)
(0,5, 30,0)
(0,4, 28,7)
(0,5, 31,1)
(0,4, 31,2)
CR
0 (0,0)
0 (0,0)
0 (0,0)
0 (0,0)

VGPR
16 (19,8)
24 (28,9)
19 (19,2)
29 (28,4)

PR
49 (60,5)
41 (49,4)
58 (58,6)
50 (49,0)

VGPR- of CR-percentage, n (%)
16 (19,8)
24 (28,9)
19 (19,2)
29 (28,4)
95%-BI a
(11,7, 30,1)
(19,5, 39,9)
(12,0, 28,3)
(19,9, 38,2)
Risicoverschil (%) b
10,7
10,2
95%-BI a
(-2,5, 23,9)
(-1,5, 22,0)
p-waarde c
0,1160

MRR (PR of beter), n (%)
65 (80,2)
65 (78,3)
77 (77,8)
79 (77,5)
95%-BI a
(69,9, 88,3)
(67,9, 86,6)
(68,3, 85,5)
(68,1, 85,1)
Risicoverschil (%) b
-3,5
-0,5
95%-BI
(-16,0, 9,0)
(-12,2, 11,1)
Duur van aanzienlijke respons


Percentage voorvalvrij bij
85,6
87,0
87,9
85,2
18 maanden, % (95%-BI) d
(73,1, 92,6)
(72,5, 94,1)
(77,0, 93,8)
(71,7, 92,6)
De percentages zijn gebaseerd op N.
a Tweezijdig 95%-betrouwbaarheidsinterval volgens Clopper-Pearson.
b Vaak voorkomend risicoverschil met het 95%-betrouwbaarheidsinterval volgens Mantel-Haenszel, berekend met behulp
van een normale approximatie en de standaardfout van Sato, gestratificeerd conform de stratificatiefactoren per IRT
(CXCR4 WT- en ONBK-strata zijn gecombineerd) en leeftijdsgroep ( 65 en > 65). Ibrutinib is de referentiegroep.
c Gebaseerd op de CMH-test, gestratificeerd conform de stratificatiefactoren per IRT (CXCR4 WT- en ONBK-strata zijn
gecombineerd) en leeftijdsgroep ( 65 en > 65)
d Percentages voor voorvalvrij worden berekend volgens de methode van Kaplan-Meier met 95%-BI's die worden berekend
met de formule van Greenwood.
Op basis van een bijgewerkte afsluitingsdatum van de gegevens was het percentage
progressievrije overleving voorvalvrij na 30 maanden naar het oordeel van de onderzoeker
77,6% vs. 84,9% (ibrutinib vs. zanubrutinib), met een berekende algehele hazardratio van 0,734
(95%-BI: 0,380, 1,415).
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met BRUKINSA in alle subgroepen van pediatrische
Ras

Ras (428 blank, 146 Aziatisch, 26 zwart en 19 gecategoriseerd als Anders) had geen klinisch relevant
effect op de farmacokinetiek van zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse.

Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht (36 tot 144 kg, gemiddeld gewicht 76,5 ± 16,9 kg) had geen klinisch relevant effect
op de farmacokinetiek van zanubrutinib op basis van PK-populatieanalyse (N = 632).
Nierfunctiestoornis
Zanubrutinib ondergaat een minimale renale eliminatie. Op basis van PK-populatieanalyse hadden
lichte en matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring [CrCl] 30 ml/min, zoals bepaald met behulp
van de Cockcroft-Gault-vergelijking) geen invloed op de blootstelling aan zanubrutinib. De analyse
was gebaseerd op 204 patiënten met een normale nierfunctie, 231 met lichte
nierfunctiestoornis, 96 met matige nierfunctiestoornis, 10 met ernstige nierfunctiestoornis en één met
ESRD. De effecten van ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) en dialyse op de
farmacokinetiek van zanubrutinib zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
De totale AUC van zanubrutinib nam met 11% toe bij proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse A), met 21% bij proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
klasse B) en met 60% bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) ten
opzichte van proefpersonen met een normale leverfunctie. De ongebonden AUC van zanubrutinib nam
met 23% toe bij proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A), met 43% bij
proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) en met 194% bij patiënten met
ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) ten opzichte van proefpersonen met een normale
leverfunctie. Er is een significante correlatie waargenomen tussen de AUC van niet-gebonden
zanubrutinib en de Child-Pugh-score, baseline-serumalbumine, baseline-serumbilirubine en baseline-
protrombinetijd.
In-vitro-onderzoeken
CYP-enzymen
Zanubrutinib is een zwakke inductor van CYP2B6 en CYP2C8. Zanubrutinib is geen inductor van
CYP1A2.
Gelijktijdige toediening met transportsubstraten/-remmers

Zanubrutinib is waarschijnlijk een substraat van P-gp. Zanubrutinib is geen substraat of remmer van
OAT1, OAT3, OCT2, OATP1B1 of OATP1B3.
Farmacodynamische relaties
Uit een in-vitro-onderzoek bleek dat de mogelijke farmacodynamische interactie tussen zanubrutinib en
rituximab gering is en dat er weinig kans bestaat dat zanubrutinib het door de antilichamen tegen
CD20 geïnduceerde ADCC-effect verstoort.
Uit in-vitro-, ex-vivo- en dieronderzoeken is gebleken dat zanubrutinib geen of minimale effecten heeft
op de activering van bloedplaatjes, expressie van glycoproteïnen en trombusvorming.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Algemene toxiciteit
De kenmerken van het algemene toxicologische profiel van zanubrutinib zijn bepaald bij orale
toediening gedurende maximaal 6 maanden aan laboratoriumratten en bij orale toediening gedurende
maximaal 9 maanden aan beaglehonden.
In onderzoeken bij ratten die een herhaalde dosis kregen gedurende een behandeling van
maximaal 6 maanden werd de aan het onderzoeksmiddel gerelateerde mortaliteit gedocumenteerd voor
een dosis van 1000 mg/kg/dag (81 x klinische AUC [gebied onder de curve]) met histopathologische
bevindingen in het maag-darmkanaal. Andere bevindingen werden hoofdzakelijk gezien in de
alvleesklier (atrofie, fibroplasie, hemorragie en/of inflammatoire celinfiltratie) in de doses
30 mg/kg/dag (3 x klinische AUC), in de huid rond de neus/mond/ogen (inflammatoire celinfiltratie,
erosie/zweer) bij de dosis 300 mg/kg/dag (16 x klinische AUC) en in de longen (aanwezigheid van
alveolaire macrofagen) bij de dosis 300 mg/kg/dag. Al deze bevindingen verdwenen geheel of
gedeeltelijk na een herstel van 6 weken, met uitzondering van de bevindingen in de alvleesklier die niet
als klinisch relevant werden beschouwd.
In onderzoeken bij honden die een herhaalde dosis kregen gedurende een behandeling van
maximaal 9 maanden werden aan het onderzoeksmiddel gerelateerde bevindingen hoofdzakelijk gezien
in het maag-darmkanaal (zachte/waterige/slijmerige ontlasting), de huid (huiduitslag, rode verkleuring
en verdikte/afschilferende huid) en in de mesenteriale, mandibulaire en aan de darmen geassocieerde
lymfeklieren en de milt (lymfoïde depletie of erythrofagocytose) bij doses van 10 mg/kg/dag (3 x
klinische AUC) tot 100 mg/kg/dag (18 x klinische AUC). Al deze bevindingen verdwenen geheel of
gedeeltelijk na een herstel van 6 weken.
Carcinogeniciteit/genotoxiciteit
Onderzoeken van de carcinogeniciteit met zanubrutinib zijn niet uitgevoerd.
Zanubrutinib was niet mutageen in een bacteriële mutageniciteitstest (Ames), was niet clastogeen in een
test op chromosoomafwijkingen in cellen van zoogdieren (CHO, eierstokken van Chinese hamster),
noch was het clastogeen in een beenmergmicronucleustest in vivo op ratten.
Toxiciteit voor voortplanting en ontwikkeling
Er is bij ratten een gecombineerd onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid en vroege
embryonale ontwikkeling uitgevoerd met orale doseringen van zanubrutinib van 30, 100 en
300 mg/kg/dag. Er werd geen effect op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen,
maar bij de hoogste doseringen die zijn onderzocht, werden morfologische afwijkingen in sperma en
een toenemend verlies na innesteling geconstateerd. De dosis van 100 mg/kg/dag is circa 13 keer
hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen.
Onderzoeken naar embryofoetale ontwikkelingstoxiciteit zijn uitgevoerd bij zowel ratten als konijnen.
Zanubrutinib werd oraal toegediend aan zwangere ratten tijdens de periode van organogenese in doses
van 30, 75 en 150 mg/kg/dag. Afwijkingen aan het hart (harten met 2 of 3 kamers met een incidentie
van 0,3%-1,5%) werden bij afwezigheid van maternale toxiciteit waargenomen bij alle dosisniveaus.
De dosis van 30 mg/kg/dag is ongeveer 5 keer hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen.
Toediening van zanubrutinib aan zwangere konijnen tijdens de periode van organogenese in een
dosering van 30, 70 en 150 mg/kg/dag leidde bij de hoogste dosis tot verlies na innesteling. De dosis
van 70 mg/kg is ongeveer 25 keer hoger dan de therapeutische blootstelling bij mensen en ging
gepaard met maternale toxiciteit.
In een onderzoek naar pre- en postnatale ontwikkelingstoxiciteit werd zanubrutinib oraal toegediend
aan ratten in doses van 30, 75 en 150 mg/kg/dag vanaf de implantatie tot aan het spenen. De
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Capsule-inhoud
Microkristallijne cellulose
Croscarmellosenatrium
Natriumlaurylsulfaat (E487)
Siliciumdioxide, colloïdaal, watervrij
Magnesiumstearaat
Capsulehuls
Gelatine
Titaniumdioxide (E171)
Drukinkt
Schellakglazuur (E904)
IJzeroxide zwart (E172)
Propyleenglycol (E1520)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
HDPE-flessen met een kindveilige polypropyleen dop. Elke fles bevat 120 harde capsules.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited.
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

22 november 2021

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.


BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK


C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL



FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Millmount Healthcare Limited
Block-7, City Noord Business Campus, Stamullen, Co Meath,
K32 YD60
Ierland
BeiGene Germany GmbH
Georges-Köhler-Str. 2, 79539 Lörrach
Duitsland
BeiGene Netherlands B.V.
Evert van de Beekstraat 1, 104, 1118 CL Schiphol
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel
binnen 6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules
zanubrutinib


2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsules
120 harde capsules

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380, Ierland
Tel. +353 1 566 7660
E-mail bg.ireland@beigene.com

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001

13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
BRUKINSA

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BRUKINSA 80 mg harde capsules
zanubrutinib


2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsules
120 harde capsules

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

HANDEL BRENGEN
BeiGene Ireland Limited
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380, Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1576/001

13. PARTIJNUMMER

Partij

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING


15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS



B. BIJSLUITER


BRUKINSA 80 mg harde capsules
Zanubrutinib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is BRUKINSA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is BRUKINSA en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
BRUKINSA is een middel tegen kanker dat de werkzame stof zanubrutinib bevat. Het behoort tot de
klasse van geneesmiddelen die proteïnekinaseremmers worden genoemd. Dit geneesmiddel werkt door
het blokkeren van Bruton's tyrosinekinase, een eiwit dat helpt bij de groei en overleving van
kankercellen. Door het blokkeren van dit eiwit (proteïne) vermindert BRUKINSA het aantal
kankercellen en vertraagt het de verergering van de kanker.
BRUKINSA wordt gebruikt voor de behandeling van macroglobulinemie van Waldenström (ook
bekend als lymfoplasmacytisch lymfoom). Dit is een vorm van kanker met betrekking tot een soort
witte bloedcellen, B-lymfocyten geheten, die te veel van een eiwit met de naam IgM aanmaken.
Dit geneesmiddel wordt gebruikt wanneer de ziekte is teruggekomen, wanneer de behandeling niet
heeft gewerkt of bij patiënten die niet tegelijkertijd met chemotherapie en een antistof kunnen worden
behandeld.

2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?


Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt:
als u ooit een ongebruikelijke bloeduitstorting of bloeding heeft gehad of geneesmiddelen of
supplementen gebruikt die uw risico op bloeden verhogen (zie rubriek
'Neemt u nog andere
geneesmiddelen in?'
). Als u onlangs een operatie heeft gehad of een operatie moet ondergaan,
kan uw arts u vragen om vóór en na de operatie of tandheelkundige ingreep voor korte tijd
als uw hartslag onregelmatig is, of als u een medische voorgeschiedenis hebt van
onregelmatige hartslag of een ernstige hartziekte, of als u een van de volgende klachten hebt:
kortademigheid, zwakte, duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen of bijna
flauwvallen, pijn op de borst of gezwollen benen;
als u ooit is verteld dat u een hoger risico heeft op infecties;
als u ooit hepatitis B heeft gehad of nu hepatitis B heeft. Dit komt omdat BRUKINSA ervoor
kan zorgen dat hepatitis B opnieuw actief wordt. Patiënten worden vóór aanvang van de
behandeling nauwkeurig door hun arts gecontroleerd op tekenen van deze infectie;
als u lever- of nierproblemen heeft;
als u onlangs een operatie heeft ondergaan, vooral als dat van invloed is op de manier waarop
voedings- of geneesmiddelen uit uw maag of darmen worden opgenomen;
als het aantal rode bloedcellen, infectiebestrijdende cellen of bloedplaatjes in uw bloed onlangs
laag is geweest;
als u in het verleden andere kankers hebt gehad, inclusief huidkanker (bv. basaalcelcarcinoom
of plaveiselcelcarcinoom). Gebruik zonnebrandmiddelen.
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Onderzoeken en controles vóór en tijdens de behandeling

Tijdens de eerste weken van de behandeling kan uit laboratoriumonderzoek blijken dat u lymfocytose
heeft, waarbij uw bloed een verhoogd aantal witte bloedcellen (lymfocyten) bevat. Dit wordt
verwacht en kan een paar maanden duren. Dit hoeft niet te betekenen dat uw bloedkanker erger
wordt. Uw arts zal uw bloedbeeld vóór en tijdens de behandeling controleren en uw arts kan u in
zeldzame gevallen een ander geneesmiddel geven. Bespreek met uw arts wat uw testresultaten
betekenen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar

BRUKINSA mag niet door kinderen en jongeren tot 18 jaar worden gebruikt. Bij deze
leeftijdsgroepen is dit middel namelijk niet onderzocht.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast BRUKINSA nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn,
kruidengeneesmiddelen en supplementen. Dit komt omdat BRUKINSA invloed kan hebben op de
manier waarop sommige geneesmiddelen werken. Sommige geneesmiddelen kunnen ook invloed
hebben op de manier waarop BRUKINSA werkt.
BRUKINSA kan ervoor zorgen dat u gemakkelijker bloedt. Dit betekent dat u het uw arts moet
vertellen als u andere geneesmiddelen gebruikt die het risico op bloeden vergroten. Dit zijn onder
andere geneesmiddelen zoals:
acetylsalicylzuur (aspirine) en niet-steroïde ontstekingsremmers (NSAID's) zoals ibuprofen en
naproxen;
antistollingsmiddelen zoals warfarine, heparine en andere geneesmiddelen voor de behandeling
of preventie van bloedstolsels;
supplementen die het risico op bloeden verhogen, zoals visolie, vitamine E of lijnzaad.
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u BRUKINSA inneemt.
antibiotica voor de behandeling van bacteriële infecties ­ ciprofloxacine,
claritromycine, erytromycine, nafcilline of rifampicine;
geneesmiddelen voor schimmelinfecties ­ fluconazol, itraconazol, ketoconazol,
posaconazol, voriconazol;
geneesmiddelen voor hiv-infectie ­ efavirenz, etravirine, indinavir, lopinavir, ritonavir,
telaprevir;
geneesmiddelen ter voorkoming van misselijkheid en braken in verband met chemotherapie -
aprepitant;
geneesmiddelen voor depressie ­ fluvoxamine, sint-janskruid;
geneesmiddelen voor de behandeling van andere soorten kanker, kinaseremmers geheten ­
imatinib;
geneesmiddelen voor hoge bloeddruk of pijn op de borst ­ bosentan, diltiazem, verapamil;
hartgeneesmiddelen/antiaritmica­ digoxine, dronedaron, kinidine;
geneesmiddelen ter voorkoming van epileptische aanvallen, voor de behandeling van
epilepsie of voor de behandeling van een pijnlijke aandoening van het gezicht,
trigeminusneuralgie geheten ­ carbamazepine, mefenytoïne, fenytoïne;
geneesmiddelen voor migraine en clusterhoofdpijn - dihydro-ergotamine, ergotamine;
geneesmiddel voor extreme slaperigheid en andere slaapproblemen ­ modafinil;
geneesmiddel voor psychose en de ziekte van Tourette ­ pimozide;
geneesmiddelen voor verdoving ­ alfentanil, fentanyl;
geneesmiddelen, immuunsuppressiva geheten ­ ciclosporine, sirolimus, tacrolimus.

Waarop moet u letten met eten?
Pas op met het gebruik van grapefruits en Sevilla-sinaasappels (bittersinaasappels) rond de tijd dat
u BRUKINSA inneemt, omdat ze de hoeveelheid BRUKINSA in uw bloed kunnen verhogen.
Zwangerschap en borstvoeding
Zorg dat u tijdens gebruik van dit geneesmiddel niet zwanger wordt. BRUKINSA mag niet tijdens de
zwangerschap worden gebruikt. Het is niet bekend of BRUKINSA schadelijk is voor het ongeboren
kind.
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling met BRUKINSA en tot ten
minste één week na de behandeling ermee een uiterst effectieve anticonceptiemethode gebruiken. Er
moet een anticonceptieve barrièremethode (bijv. condooms) in combinatie met hormonale
anticonceptiemiddelen, zoals de pil of een hormoonspiraaltje, worden gebruikt.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u zwanger wordt.
Geef geen borstvoeding terwijl u dit geneesmiddel gebruikt. BRUKINSA kan in moedermelk
terechtkomen.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
U kunt zich vermoeid of duizelig voelen nadat u BRUKINSA heeft gebruikt. Dat kan invloed hebben
op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te gebruiken.
BRUKINSA bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.

Hoe neemt u dit middel in?

Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is elke dag 320 mg (4 capsules), namelijk 4 capsules eenmaal daags dan
wel 2 capsules tweemaal daags (2 capsules in de ochtend en 2 in de avond).
Uw arts kan de dosis aanpassen.
Neem de capsules via de mond in met een glas water, tijdens een maaltijd of tussen maaltijden.
Neem de capsules elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
BRUKINSA werkt het best als het heel wordt ingeslikt. Slik de capsules dus heel in. Niet openen,
breken of erop kauwen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?

Als u meer BRUKINSA heeft ingenomen dan u zou moeten, neem dan onmiddellijk contact op met
uw arts. Neem de capsuleverpakking en deze bijsluiter met u mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?

Als u een dosis misloopt, neem die dan op het volgende geplande tijdstip in en daarna weer volgens
het normale schema. Als u eenmaal per dag BRUKINSA inneemt, neem uw volgende dosis dan de
volgende dag in. Als u het geneesmiddel tweemaal per dag inneemt en u bent het 's ochtends vergeten,
neemt u uw volgende dosis 's avonds in. Neem geen dubbele dosis om een vergeten capsule in te
halen. Als u het niet zeker weet, overleg dan met uw arts, apotheker of verpleegkundige wanneer u uw
volgende dosis moet innemen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van dit geneesmiddel, tenzij uw arts u zegt dit te doen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Stop met het innemen van BRUKINSA en vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de
volgende bijwerkingen opmerkt:

jeukende bultige huiduitslag, ademhalingsproblemen, zwelling van gezicht, lippen, tong of keel ­
mogelijk heeft u een allergische reactie op het medicijn.

Vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
koorts, rillingen, pijn in het lichaam, vermoeidheid, verkoudheid of griepachtige symptomen,
kortademigheid, frequent plassen en pijn bij het plassen ­ dit kunnen symptomen zijn van een
infectie (virus-, bacteriële of schimmelinfectie). Hierbij kan het gaan om infecties van de neus,
neusholte of keel (infectie van de bovenste luchtwegen), longontsteking of urineweginfectie
duizeligheid
hoesten
blauwe plek of sneller blauwe plek krijgen; kneuzingen
bloeding
bloed in de urine
diarree; uw arts geeft u mogelijk een middel voor het aanvullen van vocht en zout of een ander
geneesmiddel
verstopping (obstipatie)
huiduitslag
spier- en botpijn
vermoeidheid
uit bloedonderzoek blijkt een afname van het aantal bloedcellen. Uw arts moet tijdens de
behandeling met BRUKINSA bloedonderzoek doen om het aantal cellen in uw bloed te
controleren.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
longinfectie (infectie van de onderste luchtwegen)
heractivering van hepatitis B (als u hepatitis B hebt gehad, kan deze terugkomen)
bloedende vlekjes onder de huid
bloedneus
snelle hartslag, overgeslagen hartslagen, zwakke of ongelijkmatige polsslag, licht gevoel in het
hoofd, kortademigheid, ongemak op de borst (symptomen van hartritmeproblemen)
zwakte

Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
darmbloeding (bloed in de ontlasting)

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

-
De werkzame stof in dit middel is zanubrutinib. Elke harde capsule bevat 80 mg zanubrutinib.
-
De andere
stoffen in dit middel zijn:
- inhoud van de capsule: microkristallijne cellulose, croscarmellosenatrium, natriumlaurylsulfaat
(E487), watervrij colloïdaal siliciumdioxide, magnesiumstearaat (zie rubriek 2 'BRUKINSA
bevat natrium')


Hoe ziet BRUKINSA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
BRUKINSA is een witte tot gebroken witte harde capsule, aan één kant gemarkeerd met 'ZANU 80'
in zwarte inkt.
De capsules worden geleverd in een plastic fles met een kindveilige dop. Elke fles bevat 120 harde
capsules.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
BeiGene Ireland Ltd.
10 Earlsfort Terrace
Dublin 2
D02 T380
Ierland
Tel. +353 1 566 7660
E-mail bg.ireland@beigene.com
Fabrikant

Millmount Healthcare Limited
Block-7, City Noord Business Campus, Stamullen, Co Meath,
K32 YD60. Ierland
BeiGene Germany GmbH
Georges-Köhler-Str. 2, 79539 Lörrach
Duitsland
BeiGene Netherlands B.V.
Evert van de Beekstraat 1, 104
1118 CL Schiphol, Nederland

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Brukinsa 80 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Brukinsa 80 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Brukinsa 80 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG