Amglidia 6 mg/ml

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml bevat 2,8 mg natrium en 5 mg benzoaatzout.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orale suspensie.
Witte, geurloze suspensie.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
AMGLIDIA is geïndiceerd voor de behandeling van neonatale diabetes mellitus, voor gebruik bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Van sulfonylureumderivaten zoals AMGLIDIA is gebleken dat ze werkzaam zijn bij patiënten met
mutaties in de genen die coderen voor het β-cel ATP-gevoelige kaliumkanaal en chromosoom 6q24-
gerelateerde voorbijgaande neonatale diabetes mellitus.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Therapie met glibenclamidesuspensie dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
Voorschrijfinstructies
Bij het voorschrijven en toedienen van AMGLIDIA is voorzichtigheid geboden om doseringsfouten
door verwarring tussen milligram (mg) en milliliter (ml) te vermijden. Er dient te worden verzekerd
dat de juiste dosis en sterkte worden doorgegeven en verstrekt.
Dosering
Om te vermijden dat de aanvaardbare dagelijkse dosis natriumbenzoaat wordt overschreden, mag de
dagelijkse dosis AMGLIDIA niet meer bedragen dan 1 ml/kg/dag. Als gevolg hiervan mag
AMGLIDIA 0,6 mg/ml niet worden gebruikt voor doseringen hoger dan 0,6 mg/kg/dag.
2
Om de blootstelling aan natriumbenzoaat te beperken en in verband met de wijze van toediening (orale
spuiten van 1 ml en 5 ml) wordt niet aanbevolen om de sterkte AMGLIDIA 0,6 mg/ml te gebruiken
voor hogere doseringen dan hieronder beschreven:
Maximale aanbevolen dosering (uitgedrukt als
Lichaamsgewicht
mg/kg/dag) waarbij de sterkte AMGLIDIA 0,6 mg/ml
(kg)
kan worden gebruikt
Tot 10
0,6
11
0,5
12
0,5
13
0,4
14
0,4
15
0,4
16
0,3
17
0,3
18
0,3
19
0,3
20
0,3
In eventuele andere gevallen heeft AMGLIDIA 6 mg/ml de voorkeur.
De behandeling met AMGLIDIA dient te worden gestart met 0,2 mg/kg per dag in twee verdeelde
doses voorafgaand aan voeding (inclusief flesvoeding) en te worden verhoogd met 0,2 mg/kg/dag tot
insuline-onafhankelijkheid wordt bereikt.
Aangezien AMGLIDIA met een orale spuit met een schaalverdeling in ml wordt toegediend, dient de
berekende dagelijkse dosis door de arts te worden uitgedrukt in ml, waarbij expliciet de te gebruiken
sterkte wordt vermeld.
De spuit (1 ml of 5 ml) zal worden gekozen op basis van het volume in ml dat per dosis moet worden
toegediend, zoals voorgeschreven door de arts. De spuit van 5 ml moet worden gebruikt voor volumes
groter dan 1 ml.
Het volume dat het dichtst bij het berekende volume ligt, moet worden gebruikt.
Patiënten dienen zorgvuldig door hun behandelend arts te worden gecontroleerd tijdens de fase waarin
de dosis stapsgewijs wordt opgehoogd.
Inleiding behandeling van in het ziekenhuis opgenomen patiënt
Start de behandeling met AMGLIDIA met een dosis van 0,2 mg/kg/dag in twee toedieningen. Geef op
dag 1 basale insuline en bolusinsuline zoals gebruikelijk. Op dag 2 kan de basale insuline, indien
subcutaan toegediend, worden weggelaten. Als een insulinepomp wordt gebruikt, verlaagt u de
basaalsnelheid van de insulinepomp met 50% en verlaagt u deze verder overeenkomstig capillaire
bloedglucosemetingen. Gedurende de gehele overzettingsperiode dient u bolusinsuline of
insulinepompbolussen bij maaltijden toe als dit nodig is om redelijke glykemische controle te
handhaven. Verhoog de dosis AMGLIDIA vanaf dag 2 tot het einde van de fase waarin de dosis
stapsgewijs wordt opgehoogd met 0,2 mg/kg/dag als de capillaire bloedglucose ≥7 mmol/l is. Als de
capillaire bloedglucose < 7 mmol/l is, dient de dosis AMGLIDIA niet te worden verhoogd en dienen
de insulinebolussen vóór de maaltijd te worden verlaagd met 50%.
Glucose vóór het ontbijt kan zeer langzaam dalen. Glucosewaarden vóór de middagmaaltijd of
avondmaaltijd dalen sneller en zijn over het algemeen een betere indicator van de respons op
AMGLIDIA.
3
Herhaal hetzelfde protocol elke dag tot insuline-onafhankelijkheid wordt bereikt. Zodra de insuline
wordt gestaakt, wordt de dosis AMGLIDIA aangepast op basis van de capillaire bloedglucose.
Houd voor patiënten die op dag 6 nog insuline gebruiken ten minste 4 weken lang dezelfde dosis
AMGLIDIA aan. Dit kan worden gedaan op poliklinische basis.
Patiënten kunnen uit het ziekenhuis worden ontslagen wanneer behandeling met insuline niet meer
nodig is, wanneer zij stabiel zijn met een combinatie van AMGLIDIA en insuline of wanneer ze
stabiel zijn met alleen insuline.
Inleiding ambulante behandeling
De behandeling met AMGLIDIA dient te worden ingeleid met een dosis van 0,2 mg/kg/dag in twee
toedieningen en de dosis dient elke week geleidelijk te worden verhoogd met 0,2 mg/kg/dag.
Naarmate de dosis wordt verhoogd, is het meestal mogelijk de insulinedosis te verlagen en daarna stop
te zetten.
Verhoog de dosis AMGLIDIA vanaf week 2 met 0,2 mg/kg/dag en verlaag de insuline als de capillaire
bloedglucose ≥7 mmol/l is. Als de capillaire bloedglucose < 7 mmol/l is, verlaagt u de insuline.
Als de bloedglucosewaarde na verlaging van insuline toeneemt, verhoogt u AMGLIDIA met
0,2 mg/kg/dag. Insulineverlaging dient op basis van glucose vóór de maaltijd plaats te vinden.
Herhaal hetzelfde protocol elke week tot insuline-onafhankelijkheid wordt bereikt. Zodra de insuline
wordt gestaakt, wordt de dosis AMGLIDIA aangepast op basis van de capillaire bloedglucose.
Als er aan het einde van een 5 tot 6 weken durende periode geen aanwijzingen zijn voor een respons
bij insulinedoses die vergelijkbaar zijn met die bij aanvang, kan toediening van doses tot 2 mg/kg/dag
gedurende een week worden geprobeerd. (In zeldzame gevallen heeft het 4 maanden geduurd om
insuline volledig af te bouwen.)
Als bij deze dosis van 2 mg/kg/dag sprake is van een duidelijke afname in de insulinebehoefte
(verlaging van insuline tot ten minste 60% van de dosis vóór AMGLIDIA), dan is het in bepaalde
gevallen de moeite waard om gedurende een langere periode door te gaan met een hogere dosis
AMGLIDIA.
Dosisaanpassingen en langetermijnbehandeling
Uit de literatuur en de klinische onderzoeken die zijn gedaan met AMGLIDIA blijkt dat de
gemiddelde dagelijkse dosis naar verwachting rond de 0,2 tot 0,5 mg/kg/dag ligt bij de meeste
patiënten met neonatale diabetes. Er zijn enkele gevallen van hogere doses waargenomen, en er zijn
met succes doses tot 2,8 mg/kg/dag toegediend zonder bijwerkingen, volgens de literatuur. In geval
van een gedeeltelijke respons bij lagere doses, blijkend uit een lagere insulinebehoefte, kan in
specifieke gevallen een verdere dosisverhoging tot 2,8 mg/kg/dag worden geprobeerd.
Bij sommige kinderen kan betere glykemische controle worden bereikt wanneer AMGLIDIA 3 of 4
keer per dag wordt toegediend.
Als er geen verbetering zichtbaar is (ongewijzigde dosis insuline, vergelijkbare glykemische controle
en geen neurologische verbetering) dient het gebruik van AMGLIDIA te worden gestaakt.
Tijdens de dosisverhogingsperiode dient de capillaire bloedglucoseconcentratie van patiënten nog
steeds vier keer gedurende de dag en bij bedtijd te worden gecontroleerd, aangezien de
insulinebehoefte kan blijven dalen, of AMGLIDIA moet mogelijk geleidelijk worden verhoogd.
Wanneer er een stabiele situatie wordt bereikt, hoeft de capillaire bloedglucose niet langer dagelijks te
4
worden gecontroleerd, behalve in klinische situaties waarbij er een risico op metabolische onbalans
bestaat (zie hieronder). In alle gevallen moet HbA1c elke drie maanden worden gecontroleerd.
Soms daalt de bloedglucoseconcentratie zelfs als de patiënt een vaste dosis AMGLIDIA gebruikt. Om
hypoglykemie te voorkomen, moet dan worden overwogen om de dosis AMGLIDIA te verlagen of de
behandeling stop te zetten.
Verlaging van de dosis AMGLIDIA moet worden geanticipeerd door de behandelend arts, zeker als de
glucosewaarden onder 4 mmol/l (72 mg/dl) dalen.
Het kan nodig zijn om de dosering van AMGLIDIA aan te passen bij patiënten die last hebben van
intercurrente infecties, trauma, shock of anesthesie:
o
Bij een grote operatie dient insulinetherapie AMGLIDIA te vervangen.
o
Lever- of nierdisfunctie kan dosisverlaging nodig maken.
o
In uitzonderlijk stressvolle situaties (bijv. trauma, chirurgie, febriele infecties) kan de
bloedglucoseregulatie verslechteren, en kan een tijdelijke overstap op insuline nodig zijn om
goede metabolische controle te handhaven.
Patiënten kunnen soms zeer hoge glucosewaarden hebben, d.w.z. >20 mmol/l (>360 mg/dl). In
sommige gevallen lijken deze hoge glucosewaarden zich te normaliseren met de normale dosis
AMGLIDIA. In alle gevallen is echter nauwlettende controle van de bloedglucose vereist (zie ook de
aanbevelingen onder het kopje 'Dosis vergeten' hieronder) en er moeten adequate maatregelen worden
genomen om euglykemie te herstellen (bijv. toepassing van een derde dagelijkse dosis AMGLIDIA of
insuline).
AMGLIDIA is niet biologisch gelijkwaardig aan (verpulverde) tabletten met dezelfde hoeveelheid
glibenclamide. De beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.2.
Dosis vergeten
Als een dosis is vergeten, bestaat er een risico op hyperglykemie.
De bloedglucoseconcentratie moet
onmiddellijk worden gecontroleerd en er moet zo snel mogelijk AMGLIDIA worden gebruikt.
Als de bloedglucoseconcentratie hoger dan 16,5 mmol/l is, moet ook op de aanwezigheid van
ketonurie of ketonemie worden gecontroleerd. Als ketonlichamen aanwezig zijn, moet snel een
insuline-injectie worden gegeven om de metabolische situatie te herstellen. Daarna dient contact met
de behandelend specialist te worden opgenomen.
Bijzondere populaties
Nierinsufficiëntie
Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie. Bij deze patiënten
dient de behandeling met de laagste dosis te worden gestart en dienen doseringsniveaus strikt te
worden gevolgd, om hypoglykemische reacties te vermijden (zie rubriek 4.4). Voor ernstige
nierinsufficiëntie zie rubriek 4.3.
Leverinsufficiëntie
Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie. Bij deze patiënten
dient de behandeling met de laagste dosis te worden gestart en dienen doseringsniveaus strikt te
worden gevolgd, om hypoglykemische reacties te vermijden (zie rubriek 4.4). Voor ernstige
leverinsufficiëntie zie rubriek 4.3.
Volwassenen en ouderen
De veiligheid en de werkzaamheid van Amglidia bij oudere patiënten zijn niet vastgesteld aangezien
het geneesmiddel is geïndiceerd voor de pediatrische populatie.
Pediatrische populatie
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
5
Risicopatiënten
Bij ondervoede patiënten of patiënten die een duidelijke verandering in hun algemene toestand
vertonen, of van wie de calorie-inname onregelmatig is, en bij patiënten met verminderde nier- of
leverfunctie, dient de behandeling met de laagste dosis te worden gestart en dienen doseringsniveaus
strikt te worden gevolgd, om hypoglykemische reacties te vermijden (zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud.
Dit geneesmiddel wordt oraal als 'gebruiksklare' orale suspensie toegediend met behulp van een orale
spuit met schaalverdeling. Het middel wordt rechtstreeks in de mond van het kind toegediend.
Aangezien er geen interactieonderzoek tussen glibenclamide en melk is uitgevoerd, en ondanks
afwezigheid van voedseleffect op absorptie van glibenclamide, wordt aangeraden om de suspensie
15 minuten vóór de melkvoeding van het kind toe te dienen.
Alleen de orale spuit die in de buitenverpakking zit, mag worden gebruikt.
Afhankelijk van het oraal toe te dienen volume, zijn er twee types orale spuiten, met een
schaalverdeling tot 1 ml of tot 5 ml. Elke spuit zit in een specifieke presentatie. De juiste spuit (1 ml of
5 ml), die in een specifieke AMGLIDIA-presentatie zit, zal door de arts worden voorgeschreven op
basis van het per dosis toe te dienen volume.
De twee spuiten (die respectievelijk in twee verschillende presentaties voor elke sterkte zitten) zijn
duidelijk van elkaar te onderscheiden: De orale spuit van 1 ml is dun en klein, terwijl de spuit van 5 ml
dik en lang is.
De toe te dienen dosis wordt verkregen door de zuiger terug te trekken tot aan de schaalmarkering
voor de dosis die voor het kind is vastgesteld. Het medische voorschrift met betrekking tot de dosis in
ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te worden opgevolgd.
Toediening via een voedingssonde dient te worden vermeden.
4.3
Contra-indicaties
Dit geneesmiddel is gecontra-indiceerd in de volgende gevallen:
overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor andere sulfonylureumderivaten of
sulfonamiden of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen;
bij patiënten met ketoacidose blijft continue intraveneuze insuline-injectie en intraveneuze
infusie van fysiologische zoutoplossing de 'benchmark'-behandeling;
bij patiënten met porfyrie;
bij patiënten die bosentan gebruiken (zie rubriek 4.5);
bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie;
bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Voorzichtigheid is geboden bij het berekenen van de dosis. Vóór elke toediening dient te worden
gecontroleerd of de juiste sterkte en spuit worden gebruikt.
AMGLIDIA mag niet worden gebruikt bij patiënten met insulineafhankelijke diabetes mellitus type 1
met aanwijzingen voor auto-immune destructie van bètacellen.
Patiënten met G6PD-enzymdeficiëntie
Bij patiënten met G6PD-enzymdeficiëntie zijn gevallen van acute hemolytische anemie gemeld bij
gebruik van glibenclamide. Het middel mag daarom niet aan deze patiënten worden voorgeschreven,
en het gebruik van een alternatieve behandeling (indien beschikbaar) wordt sterk aanbevolen. Als er
6
geen alternatief is, moet bij de beslissing per patiënt het gevaar van hemolyse worden afgewogen
tegen het mogelijke voordeel dat van de behandeling wordt verwacht. Als het nodig is om dit
geneesmiddel voor te schrijven, dient screening te worden uitgevoerd op het optreden van hemolyse.
Hypoglykemie
Er kan hypoglykemie optreden tijdens behandeling met hypoglykemische sulfonamiden. Dit kan soms
ernstig zijn en lang aanhouden. Er kan dan ziekenhuisopname nodig blijken en mogelijk moet
gedurende verschillende dagen suiker worden toegediend.
Diarree, misselijkheid en braken
Bij sommige patiënten kan aanvankelijk sprake zijn van diarree wanneer de dosis
glibenclamidesuspensie wordt verhoogd, maar dit verdwijnt als de dosis wordt gehandhaafd.
In geval van misselijkheid lijkt de glykemie te worden gehandhaafd en hoeft insuline niet te worden
geherintroduceerd totdat de patiënt in staat is om de glibenclamidesuspensie in te nemen.
Als sprake is van ernstig braken, dient een snelwerkende insuline te worden gebruikt om de patiënt te
behandelen totdat het braken stopt.
Als sprake is van licht braken, dient een geneesmiddel tegen braken te worden toegediend en kan de
behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Biologische analyses:
De bloedglucose dient gedurende de gehele behandeling met glibenclamide regelmatig te worden
gecontroleerd. Als de bloedglucoseconcentratie hoger dan 16,5 mmol/l is, moet ook op de
aanwezigheid van ketonurie of ketonemie worden gecontroleerd. Als ketonlichamen aanwezig zijn,
moet snel een insuline-injectie worden gegeven om de metabolische situatie te herstellen.
De concentratie geglycosyleerde hemoglobine dient elke drie maanden te worden gemeten om het
metabolische evenwicht van het kind te beoordelen.
Nierinsufficiëntie:
Patiënten met nierinsufficiëntie dienen tijdens de behandeling regelmatig te worden gecontroleerd
vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie. Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte
tot matige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie:
Patiënten met leverinsufficiëntie dienen tijdens de behandeling regelmatig te worden gecontroleerd
vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie. Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte
tot matige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Natrium
Dit geneesmiddel bevat 2,8 mg natrium per ml orale suspensie, wat overeenkomt met 0,1% van de
door de WHO aanbevolen dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene. Patiënten met een
zoutarm dieet moeten hiermee rekening houden.
Benzoëzuur en benzoaten (natriumbenzoaat)
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie.
Toegenomen bilirubinemie na verplaatsing van bilirubine uit albumine kan leiden tot toename van
neonatale geelzucht, wat zich kan ontwikkelen tot kernicterus (niet-geconjugeerde bilirubine-
afzettingen in het hersenweefsel).
7
4.5
Interactie(s) met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd voor de twee orale suspensies van glibenclamide
(0,6 mg/ml en 6 mg/ml).
Er kan hypoglykemie optreden bij gebruik van andere geneesmiddelen.
Sterk eiwitgebonden geneesmiddelen, die ook de hypoglykemische werking van glibenclamide door
verplaatsing van glibenclamide uit plasma-eiwitten kunnen versterken, omvatten orale anticoagulantia,
fenytoïne, salicylaten en andere niet-steroïdale ontstekingsremmers.
Bij gebruik van andere geneesmiddelen kan sprake zijn van afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect en daardoor van verhoogde bloedglucoseconcentraties.
Onder invloed van sympatholytische geneesmiddelen, zoals bètablokkers, clonidine, guanethidine en
reserpine, kunnen de tekenen van adrenerge tegenregulatie van hypoglykemie verminderd of afwezig
zijn. De symptomen van hypoglykemie kunnen ook lichter of afwezig zijn wanneer de hypoglykemie
geleidelijk ontstaat of wanneer sprake is van autonome neuropathie.
In zeer zeldzame gevallen kan intolerantie voor alcohol optreden. Zowel acuut als chronisch
alcoholgebruik of overmatige alcoholinname door mensen die soms drinken, kan het hypoglykemische
effect van glibenclamide afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie
hiervan te vertragen. In zeer zeldzame gevallen zijn disulfiram-achtige reacties opgetreden na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide.
Glibenclamide kan de plasmaconcentratie van ciclosporine verhogen en mogelijk leiden tot verhoogde
toxiciteit hiervan. Wanneer beide geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend, worden daarom
controle en dosisaanpassing van ciclosporine aangeraden.
Colesevelam bindt zich aan glibenclamide en vermindert de absorptie van glibenclamide vanuit het
maag-darmkanaal. Er werd geen interactie waargenomen wanneer glibenclamide ten minste 4 uur vóór
colesevelam werd ingenomen. Daarom dient glibenclamide ten minste 4 uur voorafgaand aan
colesevelam te worden toegediend.
In de onderstaande tabel wordt een samenvatting van de hierboven beschreven interacties en verdere
interacties gegeven.
Werkzame stof
ACE-remmers
Acetazolamide
Adrenaline (epinefrine)
en andere
sympathicomimetica
Alcohol
Effect van interactie
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het hypoglykemische
effect van glibenclamide of gevaarlijke
versterking hiervan door vertraging van
de metabolische inactivatie ervan
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
8
Mogelijk risico
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Anabole steroïden en
mannelijke
geslachtshormonen
Barbituraten
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Werkzame stof
Bèta-receptorblokkers
Biguaniden
Bosentan
Calciumkanaalblokkers
Chlooramfenicol
Ciclosporine
Cimetidine
Claritromycine
Clonidine
Effect van interactie
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
van hypoglykemie kunnen verminderd
of afwezig zijn
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Verhoogde concentraties leverenzymen
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Verhoogde plasmaconcentratie
ciclosporine
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
van hypoglykemie kunnen verminderd
of afwezig zijn
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Vermindering van glibenclamide-
absorptie uit het maag-darmkanaal
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
effect van coumarinederivaten
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Mogelijk risico
Hypoglykemie
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Hypoglykemie
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Verhoogde toxiciteit van
ciclosporine
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Onjuiste dosering of
toegediende
coumarinederivaten
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Colesevelam
Corticosteroïden
Coumarinederivaten
Cyclofosfamiden
Diazoxide
Disopyramide
Diuretica
Fenfluramine
Fenyramidol
Fibraten
Fluoxetine
9
Werkzame stof
Glucagon
Guanethidine
H2-receptorantagonisten
Heparine
Ifosfamide
Insuline
Isoniazide
Hoge doses
laxeermiddelen
Langwerkende
sulfonamiden
MAO-remmers
Miconazol
Nicotinezuur (in hoge
doses)
Oestrogenen
Andere orale
antidiabetica
Oxypentifylline
Oxyfenbutazon
Fenothiazinederivaten
Fenytoïne
Fosfamiden
Probenecide
Progestagenen
Chinolonen
Reserpine
Effect van interactie
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
van hypoglykemie kunnen verminderd
of afwezig zijn
Versterking of afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
van hypoglykemie kunnen verminderd
of afwezig zijn
10
Mogelijk risico
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Werkzame stof
Rifampicine
Thyroïdhormoon
Salicylaten
Sulfamethoxazol met
trimethoprim
(cotrimoxazol)
Tetracyclineverbindingen Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Tritoqualine
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
4.6
Effect van interactie
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Versterking van de
bloedglucoseverlaging
Mogelijk risico
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Verhoogde
bloedglucoseconcentraties
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Hypoglykemie
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Algemene aspecten
AMGLIDIA is geïndiceerd voor de behandeling van neonatale diabetes bij pasgeborenen, zuigelingen
en kinderen.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden en een zwangerschap plannen, dienen van orale glibenclamide
te worden overgezet op insuline. Glibenclamide mag niet tijdens de zwangerschap worden toegediend.
Zwangerschap
Op basis van een beperkte hoeveelheid gepubliceerde gegevens lijkt het gebruik van glibenclamide
tijdens het 1
e
trimester geen toename in aangeboren misvormingen te veroorzaken. Met betrekking tot
het 2
e
en 3
e
trimester werden in de gepubliceerde gegevens geen foetotoxische effecten aangetroffen.
Uit dieronderzoek is geen teratogeen potentieel gebleken.
Glibenclamide passeert de placenta voornamelijk in kleine hoeveelheden; de overdracht is onder
patiënten echter sterk variabel.
Bij zwangere vrouwen wordt insuline voor bloedsuikerregulatie aanbevolen.
Borstvoeding
Gepubliceerde gegevens over 11 met glibenclamide behandelde moeders geven aan dat glibenclamide
niet in de moedermelk wordt uitgescheiden en dat geen hypoglykemie bij de borstgevoede
pasgeborenen werd gemeld. Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is als voorzorgsmaatregel controle
van de bloedsuikerconcentratie van de volledig borstgevoede zuigeling raadzaam.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
AMGLIDIA heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen,
aangezien glibenclamide het risico op hypoglykemie kan verhogen. Dit is mogelijk niet relevant voor
de doelpopulatie. Verminderde alertheid kan echter ook zorgwekkend zijn wanneer wordt
deelgenomen aan het verkeer.
11
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel:
De vaakst voorkomende bijwerkingen zijn hypoglykemie, voorbijgaande diarree en buikpijn. De
ernstigste bijwerking is hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
Over het geheel genomen is het veiligheidsprofiel van glibenclamide in lijn met het veiligheidsprofiel
van andere sulfonylureumderivaten.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen van glibenclamide (orale suspensie of verpulverde tabletten) bij kinderen, die in het
kader van de behandeling van neonatale diabetes werden gemeld, zijn hieronder per
systeem/orgaanklasse en frequentiegroep vermeld. De frequenties worden gedefinieerd als: zeer vaak
(≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer zelden
(<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse volgens
MedDRA
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Maag-darmstelselaandoeningen
Bijwerkingen
Zeer vaak
Neutropenie
Hypoglykemie
Voorbijgaande diarree
Buikpijn
Braken
Dyspepsie
Voorbijgaande verhoogde
concentraties transaminasen
Vaak
Tandverkleuring
Onderzoeken
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen in een klinisch onderzoek (Neogli-onderzoek). Dit
betrof een
single-centre,
prospectief, open-label, niet-gerandomiseerd fase II-onderzoek. Na
inschrijving bleven patiënten gedurende 1 maand hun gebruikelijke doses glibenclamidetabletten
innemen. Tien patiënten werden overgezet op glibenclamide orale suspensie en de behandeling met
orale suspensie ging 3 maanden door.
Hypoglykemie
Er werden twee gevallen van ernstige hypoglykemie waargenomen, die werden geacht verband te
houden met het geneesmiddel. Er werden symptoombestrijdende maatregelen genomen en de situatie
werd in de twee gevallen opgelost.
Voorbijgaande diarree, braken en buikpijn en dyspepsie
Twee kinderen hadden buikpijn (één met voorbijgaande diarree en braken tijdens dezelfde episode),
wat werd geacht verband te houden met het geneesmiddel. Er werden symptoombestrijdende
maatregelen genomen, het gebruik van het geneesmiddel werd voortgezet en de situatie werd in de
twee gevallen opgelost.
Eén kind had dyspepsie, wat werd geacht verband te houden met het geneesmiddel. Er werden
symptoombestrijdende maatregelen genomen en de situatie werd opgelost.
Neutropenie en voorbijgaande verhoogde transaminasen
Eén kind had een punctueel lage leukocytenconcentratie, maar dicht bij het normale bereik
(neutrofielen 1,3×10
3
/µl voor een ondergrens van normaal van 1,5×10
3
/µl).
Hetzelfde kind had een tijdelijke en minimale ASAT 73 IE/l, en verhoogde ALAT 42 IE/l (normale
bereik respectievelijk onder 60 en 40). Deze waarden herstelden vervolgens.
12
Daarnaast zijn uit het gebruik bij volwassenen afgeleide bijwerkingen van belang gezien de kleine
database bij kinderen. De hierboven nog niet gemelde bijwerkingen, die ook bij kinderen kunnen
optreden, zijn hieronder vermeld.
Oogaandoeningen
Voorbijgaande visusstoornissen (wazig zien of accommodatiestoornis), met name aan het begin van de
behandeling, met of zonder glykemische variatie.
Huid- en onderhuidaandoeningen
In geïsoleerde gevallen kan fotosensibiliteit optreden.
Huiduitslag, pruritus, urticaria, allergische huidreactie. Bij volwassenen is soms melding gemaakt van
bulleuze erupties, exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme.
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactische reactie inclusief dyspneu, hypotensie en shock.
Bloedaandoeningen
Bloedaandoeningen zijn over het algemeen reversibel wanneer de behandeling stopt.
Hypereosinofilie, leukopenie, lichte of ernstige trombocytopenie, wat kan leiden tot purpura.
Zeldzame gevallen van agranulocytose, hemolytische anemie, beenmergaplasie en pancytopenie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering van sulfonamiden kan resulteren in hypoglykemie.
De symptomen van matige hypoglykemie, zonder verlies van het bewustzijn of neurologische tekenen,
moeten volledig worden gecorrigeerd door suiker te gebruiken, de dosis aan te passen en/of het dieet
te veranderen. Nauwlettende controle van de bloedglucose door de familie van de patiënt moet worden
voortgezet totdat de familie en de arts (als hij/zij moest worden gecontacteerd) zeker weten dat de
patiënt buiten gevaar is.
Ernstige hypoglykemische reacties, met coma, convulsies of andere neurologische stoornissen, zijn
mogelijk en zijn medische noodgevallen die onmiddellijk moeten worden behandeld zodra de oorzaak
wordt vastgesteld of vermoed, voordat de patiënt meteen in het ziekenhuis wordt opgenomen.
Als een hypoglykemische coma wordt vastgesteld of vermoed, dient de patiënt snel een intraveneuze
injectie van geconcentreerde glucoseoplossing (0,5 g/kg lichaamsgewicht als glucoseoplossing van
30%) toegediend te krijgen. Dit moet worden gevolgd door continue infusie van sterker verdunde
glucoseoplossing (10%) met de snelheid die nodig is om de bloedglucose boven 100 mg/dl (100 mg/dl
= 5,5 mmol/l) te houden. Patiënten moeten gedurende ten minste 48 uur nauwlettend worden
gecontroleerd en afhankelijk van de toestand van de patiënt op dat moment zal de arts beslissen of
aanvullende controle nodig is.
De plasmaklaring van glibenclamide kan bij patiënten die lijden aan leverziekte langer duren.
Vanwege de sterke binding van glibenclamide aan eiwitten heeft dialyse bij de patiënt geen nut.
13
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: geneesmiddelen die worden gebruikt bij diabetes,
sulfonylureumderivaten, ATC-code: A10BB01
Werkingsmechanisme
Sulfonylureumderivaten zullen op pancreatische bètacellen inwerken door ATP-gevoelige
kaliumkanalen te remmen.
De voor dit effect voorgestelde werkingsmechanismen omvatten stimulatie van insulineafgifte door
bètacellen van de alvleesklier.
De minimale werkzame concentratie voor het effect wordt geacht 30-50 ng/ml glibenclamide te zijn.
Farmacodynamische effecten
Glibenclamide, een sulfonylureumderivaat van de tweede generatie met een korte halfwaardetijd, is
een hypoglykemiemiddel dat de bloedglucose vermindert door de insulineafgifte door de alvleesklier
te stimuleren; dit effect is afhankelijk van de aanwezigheid van actieve bètacellen of bètacellen die
door glibenclamide actief worden gemaakt in de eilandjes van Langerhans (in bepaalde gevallen van
neonatale diabetes).
Stimulatie van insulinesecretie door glibenclamide als reactie op een maaltijd is van groot belang. Het
toedienen van glibenclamide aan een diabeticus verbetert de postprandiale insulinotrope respons.
Postprandiale responsen waarbij sprake is van secretie van insuline en peptide-C, blijven verbeterd na
ten minste 6 maanden behandeling en zelfs na vele jaren in het geval van neonatale diabetes als gevolg
van kaliumkanaalstoornissen.
Van glibenclamide is gebleken dat het middel werkzaam is bij patiënten met mutaties in de genen die
coderen voor het β-cel ATP-gevoelige kaliumkanaal en chromosoom 6q24-gerelateerde voorbijgaande
neonatale diabetes mellitus.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Behandeling met behulp van sulfonylureumderivaten bij neonatale diabetes in verband met
kaliumkanaalstoornissen wordt ondersteund door gepubliceerde studies die meetbare verbeteringen in
glykemische regulatie laten zien en duiden op neuropsychomotorische en neuropsychologische
deficiënties, die groter zijn bij jongere patiënten.
Op basis van in de literatuur gepubliceerde gegevens kan worden geconcludeerd dat behandeling met
sulfonylureum succes heeft bij ongeveer 90% van de patiënten met neonatale diabetes die verband
houdt met mutaties van het K-ATP-kanaal. De gemiddelde in de literatuur (klinische onderzoeken en
casusdossiers) gemelde dosis bedraagt ongeveer 0,5 mg/kg/dag. Wanneer uitsluitend wordt gekeken
naar klinische onderzoeken of prospectieve gegevensverzamelingen, neemt de gemiddelde dosis af
naar 0,2 tot 0,3 mg/kg/dag. In enkele gevallen werden in de literatuur hogere doses gemeld, tot maar
liefst 2,8 mg/kg/dag zonder bijwerkingen, waarbij volledig werd overgestapt van insuline.
In een single-centre, prospectief, open-label, niet-gerandomiseerd fase II-onderzoek werden de
aanvaardbaarheid, werkzaamheid en verdraagbaarheid van de overstap van verpulverde tabletten naar
Amglidia-suspensie gemeten. Tien patiënten (7 jongens/3 meisjes) met
KCNJ11-mutatie,
met een
mediane leeftijd van 2,7 jaar (0,3 tot 16,2) en een mediane duur van glibenclamidetherapie van 2,3 jaar
(6 dagen tot 11,3 jaar) werden behandeld.
Dagelijkse doses varieerden van 0,1 tot 0,8 mg/kg voor glibenclamidetabletten (mediane dosis, 0,3
mg/kg) en van 0,1 tot 0,6 mg/kg voor orale suspensie (mediaan 0,1 tot 0,2 mg/kg/dag gedurende de
onderzoeksperiode) verdeeld over 2 tot 4 toedieningen per dag).
14
Na overstappen van glibenclamidetabletten naar AMGLIDIA-suspensie was er geen sprake van een
significante verandering in glykemische regulatie zoals bleek uit de vergelijkbare gemiddelde
serumconcentraties HbA1c (respectievelijk 6,5 vs. 6,1% bij bezoek M0 en M4; p=0,076) en
fructosamine (respectievelijk 283,4 vs. 271,2 µmol/l bij bezoek M0 en M4; p=0,55).
Bij geen van de patiënten was sprake van verslechtering van glykemische regulatie, gedefinieerd als
een toename van HbA1c met >0,5% en meer dan 5,6% bij patiënten met HbA1c ≤5,6% bij baseline of
een toename van HbA1c met >0,5% bij patiënten met HbA1c >5,6% bij baseline.
Een groot internationaal langetermijnonderzoek naar behandeling voor neonatale diabetes als gevolg
van
KCNJ11-mutaties
is op dit moment aan de gang en er werden resultaten gemeld bij 81 van de 90
patiënten die oorspronkelijk werden opgenomen, met een mediane [interkwartielafstand] follow-
upduur van 10,2 jaar [9,3-10,8 jaar]. De overstap naar sulfonylureum vond in de kindertijd plaats met
een mediane [IQR] bij overstap van 4,8 jaar [1,7 – 11,4 jaar]. Bij de meest recente follow-up werden
75 patiënten (93%) nog steeds alleen met een sulfonylureum behandeld, terwijl 6 van de 81 patiënten
(7%) sulfonylureum en dagelijkse insuline gebruikten. Bij patiënten die alleen sulfonylureum
gebruikten, werd de bloedglucoseregulatie beter na de overstap naar sulfonylureum met een mediane
[IQR] HbA1c van 5,9% [5,4-6,5%] na 1 jaar vs. 8,0% [7,2-9,2%] vóór de overstap (p<0,0001) en bleef
zeer goed gereguleerd na 10 jaar met een mediane [IQR] HbA1c van 6,4% [5,9-7,2%].
De mediane [IQR] dosis sulfonylureumderivaat daalde gedurende de follow-up met een mediane
[IQR] dosis van 0,30 mg/kg/dag [0,14-0,53] na een jaar en van 0,23 mg/kg/dag [0,12-0,41 mg/kg/dag]
na 10 jaar, p=0,03). Er werden geen episodes van ernstige hypoglykemie gemeld. Er werden
bijwerkingen (diarree/misselijkheid/verminderde eetlust/buikpijn) gemeld bij 10 van de 81 patiënten
(12%); deze waren van voorbijgaande aard en geen enkele patiënt zette het sulfonylureum als gevolg
hiervan stop. Er werden microvasculaire complicaties gemeld bij 7 van de 81 patiënten (9%); er was
geen sprake van macrovasculaire complicaties. Patiënten met complicaties waren ouder op de leeftijd
waarop overzetting naar sulfonylureum plaatsvond dan degenen zonder complicaties (mediane leeftijd
bij overzetting 20,5 v 4,1 jaar, p=0,0005). Orale en intraveneuze glucosetolerantietests lieten een
goede insulinerespons op glucose zien en handhaving van het incretine-effect na tien jaar.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening wordt glibenclamide snel geabsorbeerd en brengt het zijn effect teweeg binnen
2,5 uur, met een maximale duur van 15 uur, hoewel de eliminatiehalfwaardetijd 5 tot 10 uur is. Het
voedseleffect op de snelheid of het niveau van absorptie van glibenclamide orale suspensie is niet
onderzocht. Onderzoeken naar de biologische beschikbaarheid hebben aangetoond dat niet-
gemicroniseerde tabletten serumconcentraties glibenclamide opleveren die niet bio-equivalent zijn aan
die van gemicroniseerde tabletten.
Er zijn geen vergelijkende farmacokinetische gegevens beschikbaar betreffende de resultaten na
toepassing van glibenclamidesuspensie en van gemicroniseerde tabletten. De omzettingsverhouding
tussen gemicroniseerde tabletten en de suspensie is niet vastgesteld.
Een vergelijkend onderzoek naar de relatieve biologische beschikbaarheid tussen twee suspensies van
glibenclamide orale suspensie (0,6 mg/ml en 6 mg/ml) en verpulverde glibenclamidetabletten (Daonil
5 mg) liet zien dat wanneer glibenclamide orale suspensies werden toegediend, de
piekplasmaconcentraties van glibenclamide 0,5 uur eerder werden bereikt dan werd waargenomen bij
de verpulverde Daonil-tablet (mediane waarde na toediening is 2,5 uur tegenover 3 uur). De waarden
voor maximale plasmaconcentraties (C
max
) waren vergelijkbaar voor de twee suspensies
(201,71 ± 71,43 ng/ml voor de suspensie van 6 mg/ml en 206,93 ± 67,33 ng/ml voor de suspensie van
0,6 mg/ml). Deze waarden waren ongeveer 40% hoger dan de waarden die werden verkregen voor de
verpulverde tablet (148,34 ± 46,74 ng/ml). De blootstellingswaarden waren respectievelijk
vergelijkbaar voor de twee orale suspensies van glibenclamide en hoger dan werd waargenomen na
toediening van verpulverde Daonil-tabletten. De relatieve biologische beschikbaarheid was 121,6%
15
voor de suspensie van 0,6 mg/ml en 114,1% voor de suspensie van 6 mg/ml in vergelijking met de
verpulverde Daonil-tabletten.
Er werd een farmacokinetische populatiemodule gebruik om concentraties bij steady state na 0,9 mg
tweemaal daags bij kinderen met een lichaamsgewicht tussen 10 en 30 kg te vergelijken met 1,25 mg
tweemaal daags bij volwassenen. De plasmaconcentraties glibenclamide in de gesimuleerde
pediatrische populatie waren ongeveer 30%-60% lager dan de concentraties bij volwassenen. Bij een
lager lichaamsgewicht nam de concentratie toe, maar deze overschreed voor slechte metaboliseerders
de plasmaconcentratie van volwassenen slechts in minimale mate.
Distributie
Glibenclamide wordt sterk gebonden aan plasma-albumine (99%), wat bepaalde
geneesmiddelinteracties kan verklaren, maar wordt niet gemakkelijk losgekoppeld door zure
geneesmiddelen.
Biotransformatie en eliminatie
Glibenclamide wordt door de lever volledig gemetaboliseerd tot 3 inactieve metabolieten die worden
uitgescheiden via gal (60%) en urine (40%); eliminatie is in 45 tot 72 uur voltooid. Klinische
onderzoeken lijken erop te wijzen dat CYP2C9 significant bijdraagt aan het metabolisme van
glibenclamide
in vivo.
Leverfalen vermindert het metabolisme van glibenclamide en vertraagt daarom de eliminatie hiervan
significant.
Biliaire excretie van de metabolieten neemt toe in het geval van nierfalen en is evenredig aan de ernst
van de verandering in nierfunctie. Nierfalen heeft geen invloed op de eliminatie, zolang de
creatinineklaring boven 30 ml/min blijft.
De eliminatiehalfwaardetijden waren vergelijkbaar voor de twee suspensies (bijna 8 uur) en iets korter
dan werd waargenomen bij de verpulverde Daonil-tabletten.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde toediening met orale toediening van hoge doses
glibenclamide werden effecten op pancreatische bètacellen waargenomen (vergroting van de eilandjes
van Langerhans met onregelmatig geconfigureerde eilandjes en afname van pancreatische β-
celgranulatie bij ratten met doses van ≥30 mg/kg/dag, bètaceluitputting zoals aangegeven door depletie
van insulinebevattende granula bij konijnen met doses van >100 mg/kg/dag).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
hydroxyethylcellulose
melkzuur
gezuiverd water
natriumbenzoaat (E211)
natriumcitraat
xanthaangom
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
16
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
Na de eerste opening:
30 dagen.
De fles zorgvuldig gesloten houden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Bruine glazen fles (type III) met een kindveilige afsluiting (schroefdop van polypropyleen met capsule
van polyethyleen binnenin) in een doos die een orale 1 ml- of 5 ml-spuit van LDPE en polypropyleen
met schaalindeling bevat, afhankelijk van de voorgeschreven presentatie, en een adapter (LDPE) die
op de fles wordt aangesloten nadat deze voor de spuit is geopend.
De orale spuit van 1 ml is dun en klein, terwijl de spuit van 5 ml dik en lang is.
Verpakkingsgrootten
Eén fles met 30 ml suspensie en één orale spuit van 1 ml verpakt in een afzonderlijke zak, en één
spuitadapter.
Eén fles met 30 ml suspensie en één orale spuit van 5 ml verpakt in een afzonderlijke zak, en één
spuitadapter.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Na het eerste gebruik dient de fles te worden geopend door de kindveilige sluiting los te schroeven
terwijl naar beneden wordt gedrukt. De adapter dient stevig in de fles te worden ingebracht terwijl de
fles rechtop met de juiste zijde naar boven wordt gehouden. De schroefdop dient daarna op de fles met
de adapter te worden teruggeplaatst en mag tijdens het 30 dagen durende gebruik niet worden
verwijderd. De schroefdop dient te worden aangedraaid om de adapter goed in de fles te duwen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
Tel.: + 33 (0)1 58 28 16 80
Fax: + 33 (0)1 58 28 16 90
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1279/001 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/002 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
EU/1/18/1279/003 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/004 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
17
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 mei 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
18
BIJLAGE II
A. FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
19
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d’Auvergne
Frankrijk
Unither Pharmaceutical
Zone d'Activites Tech Espace
Avenue Toussaint Catros
33185 Le Haillan
FRANKRIJK
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
C.
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7, van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen zes
maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
20
Vóór de lancering van Amglidia in elke lidstaat moet de vergunninghouder met de nationale bevoegde
instantie overeenstemming hebben bereikt over de inhoud en de vorm van het voorlichtingsmateriaal
voor Amglidia, met inbegrip van de communicatiemedia, distributiemodaliteiten en eventuele andere
aspecten van het programma.
21
Het voorlichtingsmateriaal is gericht op
het vergroten van de bekendheid van de vier beschikbare
presentaties (twee sterktes van het product, die elk een spuit van 1 ml of van 5 ml bevatten) en
op het minimaliseren van het risico op hypoglykemie wanneer de verschillende presentaties
worden verwisseld.
De vergunninghouder zal ervoor zorgen dat in elke lidstaat waar Amglidia op de markt wordt gebracht
alle professionele zorgverleners die naar verwachting Amglidia zullen voorschrijven de beschikking
hebben over de volgende voorlichtingsbrochure:
Een brochure voor de voorschrijver, met als bijlage daarbij de samenvatting van de
productkenmerken van Amglidia
De brochure voor de voorschrijver dient de volgende belangrijke boodschappen te bevatten:
Amglidia is een suspensie die moet worden toegediend met een meegeleverde orale spuit met
schaalverdeling in ml. Professionele zorgverleners of patiënten mogen nooit een andere spuit
gebruiken dan in de doos is meegeleverd, om doseringsfouten te vermijden die in ernstig letsel
zouden kunnen resulteren.
Amglidia is verkrijgbaar in vier verschillende dozen die corresponderen met vier verschillende
presentaties (vier verschillende sterktes):
Eén doos voor de sterkte 0,6 mg/ml met één spuit van 1 ml: gele kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur geel voor etiket
Eén doos voor de sterkte 0,6 mg/ml met één spuit van 5 ml: gele kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur geel voor etiket
Eén doos voor de sterkte 6 mg/ml met één spuit van 1 ml: paarse kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur paars voor etiket
Eén doos voor de sterkte 6 mg/ml met één spuit van 5 ml: paarse kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur paars voor etiket
De keuze van de Amglidia-sterkte dient te worden bepaald op basis van de voorgeschreven
dosering en het lichaamsgewicht van de patiënt.
De sterkte Amglidia 0,6 mg/ml mag niet worden gebruikt voor doseringen hoger dan 0,6
mg/kg/dag, om de blootstelling aan de hulpstof natriumbenzoaat te beperken. Lees ´Dosering
en wijze van toediening´ in de samenvatting van de productkenmerken, die als bijlage aan
deze brochure voor de voorschrijver is toegevoegd.
Keuze van de te gebruiken spuit:
Nadat de totale dagelijkse dosis en de te gebruiken sterkte zijn bepaald, dient de frequentie
van de dagelijkse toediening te worden aangegeven en dient het corresponderende volume
per toediening te worden berekend.
Afhankelijk van het per toediening berekende volume:
Als het volume per toediening 1 ml of minder is, dient de spuit van 1 ml te
worden voorgeschreven;
Als het volume per toediening meer dan 1 ml is, dient de spuit van 5 ml te worden
voorgeschreven.
Op het voorschrift dient het volgende te worden vermeld: de berekende dagelijkse dosis in ml,
de sterkte van Amglidia die moet worden gebruikt, het aantal toedieningen waarover de
dagelijkse dosis wordt verdeeld alsmede het volume in ml dat per dosis moet worden
toegediend en de maat van de spuit die moet worden gebruikt.
Aan patiënten en/of hun verzorgers dient het volgende te worden uitgelegd:
Zij krijgen een dosis Amglidia in ml voorgeschreven op basis van hun lichaamsgewicht.
Deze dosis moet worden toegediend met een meegeleverde orale spuit met
schaalverdeling in ml.
22
Er zijn 2 presentaties voor dezelfde sterkte: één met een spuit van 1 ml en één met een
spuit van 5 ml.
Patiënten of hun verzorgers dienen eraan te worden herinnerd dat ze de juiste spuit moeten
gebruiken, zoals in hun voorschrift is vermeld.
Als de patiënt een andere presentatie krijgt voorgeschreven, dient de voorschrijver de patiënt
te wijzen op de verpakkingsverschillen tussen de verschillende presentaties (focus op
kleurverschillen, waarschuwingen op de doos, dikte en lengte van de meegeleverde spuit).
23
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natrium en benzoaat; zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orale suspensie
1 x fles van 30 ml
1 orale spuit (1 ml)
1 orale spuit (5 ml)
1 spuitadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
U mag alleen de spuit gebruiken die door uw arts is voorgeschreven.
Controleer of u de doos heeft die de spuitmaat bevat die door uw arts is voorgeschreven.
Als door uw arts een nieuwe presentatie van AMGLIDIA wordt voorgeschreven, lever dan uw vorige
presentatie en spuit bij uw apotheker in om verwisseling van de spuiten te vermijden.
26
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP {MM/JJJJ}
Houd na opening de fles na elk gebruik goed dicht en bewaar deze gedurende maximaal 30 dagen.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1279/001 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/002 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
EU/1/18/1279/003 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/004 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
AMGLIDIA 0,6 mg/ml
AMGLIDIA 6 mg/ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
-
2D MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
27
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
-
VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
Oraal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Houd na opening de fles na elk gebruik goed dicht en bewaar deze gedurende maximaal 30 dagen.
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
30 ml
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
Bevat natrium en benzoaat; zie de bijsluiter voor meer informatie.
29
B. BIJSLUITER
30
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven.
Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
-
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe dient u dit middel toe?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u AMGLIDIA?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
AMGLIDIA bevat de werkzame stof glibenclamide, die behoort tot een groep van geneesmiddelen
met de naam sulfonylureumderivaten die worden gebruikt voor het verlagen van de bloedsuiker
(bloedglucose).
AMGLIDIA wordt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen gebruikt voor de behandeling van
diabetes die optreedt bij de geboorte (bekend als neonatale diabetes mellitus). Neonatale diabetes is
een ziekte waarbij het lichaam van het kind niet genoeg insuline afgeeft om de concentratie
bloedsuiker te reguleren; AMGLIDIA wordt alleen gebruikt bij patiënten die nog steeds wat vermogen
hebben om insuline aan te maken.
Er is gebleken dat sulfonylureumderivaten zoals glibenclamide werkzaam zijn bij bepaalde genetische
mutaties die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van neonatale diabetes.
Wordt de klacht van uw kind na een paar dagen niet minder, of wordt hij zelfs erger? Neem dan
contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
Uw kind is allergisch voor glibenclamide of voor een van de andere stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
Uw kind heeft ketoacidose (hoge bloedconcentraties van zure stoffen met de naam ketonen).
-
Uw kind lijdt aan porfyrie (onvermogen om chemische stoffen in het lichaam met de naam
porfyrines af te breken).
-
Uw kind wordt behandeld met bosentan, een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de
behandeling van problemen met de bloedsomloop.
-
Uw kind lijdt aan ernstige nierdisfunctie.
-
Uw kind lijdt aan ernstige leverdisfunctie.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
31
Neem contact op met uw arts voordat uw kind dit middel krijgt toegediend.
De bloedsuikerconcentratie van uw kind kan te laag worden (hypoglykemie) na gebruik van
AMGLIDIA. Vertel het aan de arts als uw kind bleek is, zweet, een onregelmatig hartritme heeft,
gedesoriënteerd of verward lijkt te zijn of niet lijkt te reageren.
Vraag uw arts te bepalen met welke frequentie de capillaire bloedsuiker dient te worden gecontroleerd.
G6PD is een enzym dat betrokken is bij de omzetting van suiker. Als uw kind een G6PD-enzymtekort
heeft, kan bij hem/haar sprake zijn van een abnormale afbraak van rode bloedcellen (acute
hemolytische anemie) na gebruik van AMGLIDIA.
Vertel het aan de arts als u weet dat uw kind een G6PD-tekort heeft en neem contact met hem/haar op
als u opmerkt dat uw kind bleker is dan normaal.
Vertel het aan uw arts als uw kind lijdt aan nier- of leverstoornissen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Adolescenten hebben geen behoefte aan deze orale suspensie-formulering.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast AMGLIDIA nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat uw kind in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat
innemen? Vertel dat dan de arts van uw kind of uw apotheker.
Interacties van AMGLIDIA met andere geneesmiddelen zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Geneesmiddelen
ACE-remmers (groep bloeddrukverlagende
middelen gebruikt voor de behandeling van
hypertensie) (zoals captopril en enalapril)
Acetazolamide (gebruikt voor de
behandeling van glaucoom)
Adrenaline (epinefrine) en andere
sympathicomimetische middelen (gebruikt
voor de behandeling van ernstige
allergische reacties, stilstand van hart-
vaatstelsel, astma)
Alcohol (alcohol aanwezig in
geneesmiddelen)
Anabole steroïden en mannelijke
geslachtshormonen (zoals testosteron-
enanthaat) (gebruikt voor de behandeling
van testosterontekort)
Barbituraten (zoals fenobarbital gebruikt
voor de behandeling van epilepsie)
Bèta-receptorblokkers (zoals propranolol
gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen,
onregelmatige of snelle hartslag onder
controle te krijgen, een nieuwe hartaanval te
voorkomen)
Biguaniden (zoals metformine) gebruikt
voor de behandeling van diabetes mellitus
Mogelijke effecten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Lage bloedsuikerconcentratie kan verborgen
blijven
Bloedsuikerconcentraties te laag
32
Geneesmiddelen
Bosentan gebruikt voor de behandeling van
hoge bloeddruk in de bloedvaten tussen het
hart en de longen.
Calciumkanaalblokkers (zoals nifedipine
gebruikt voor de behandeling van hoge
bloeddruk)
Chlooramfenicol (in geval van orale route)
is een antibioticum dat wordt gebruikt voor
de behandeling van infecties
Ciclosporine gebruikt om afstoting van het
getransplanteerde orgaan te voorkomen
Cimetidine gebruikt om de verschijnselen
van zweren in de maag en de
twaalfvingerige darm, gastro-oesofageale
reflux (terugvloeiing van maaginhoud naar
de slokdarm) en het syndroom van
Zollinger-Ellison te verlichten
Claritromycine is een antibioticum dat
wordt gebruikt voor de behandeling van
bepaalde infecties
Clonidine gebruikt voor de behandeling van
arteriële hypertensie (verhoogde bloeddruk
in slagaderen)
Colesevelam gebruikt om cholesterol te
verlagen
Corticosteroïden (zoals prednison,
prednisolon) gebruikt bij verschillende
indicaties zoals ontsteking en astma
Coumarinederivaten (zoals dicoumarol,
acenocoumarol) gebruikt om het
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Cyclofosfamiden gebruikt voor de
behandeling van verschillende soorten
kanker
Diazoxide gebruikt bij lage bloedsuiker
Disopyramide gebruikt voor de behandeling
van een onregelmatige hartslag
Diuretica (zoals furosemide,
hydrochloorthiazide) gebruikt voor de
behandeling van arteriële hypertensie
(verhoogde bloeddruk in slagaderen)
Fibraten (zoals bezafibraat, fenofibraat,
gemfibrozil gebruikt om de concentratie
vetten te verlagen)
Fluoxetine gebruikt om depressie en
angststoornissen te behandelen
Glucagon gebruikt om een hoge
bloedglucoseconcentratie te behandelen
Guanethidine gebruikt om een hoge
bloeddruk te behandelen
H2-receptorantagonisten gebruikt voor het
verminderen van maagzuur (zoals
ranitidine) om de verschijnselen van zweren
Mogelijke effecten
Onjuiste regulatie van plasmasuiker (zie rubriek 2
‘Wanneer mag u dit middel niet toedienen’)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde toxiciteit van ciclosporine
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste dosering of toegediende
coumarinederivaten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
33
Geneesmiddelen
in de maag en de twaalfvingerige darm,
gastro-oesofageale reflux (terugvloeiing van
maaginhoud naar de slokdarm) en het
syndroom van Zollinger-Ellison te
verlichten
Heparine, gebruikt om het
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Ifosfamide, gebruikt om verschillende
soorten kanker te behandelen
Insuline, gebruikt om de bloedsuikerspiegel
te verlagen
Isoniazide, gebruikt om tuberculose te
behandelen
Hoge doses laxeermiddelen (zoals
macrogol)
MAO-remmers (zoals iproniazide) gebruikt
om depressie te behandelen
Miconazol gebruikt om schimmelinfectie te
behandelen
Nicotinezuur (in hoge doses) gebruikt voor
het verlagen van hoge concentraties
cholesterol en triglyceriden (vetachtige
stoffen in het bloed)
Oestrogenen (zoals 17-bèta-oestradiol)
gebruikt voor hormonale behandeling
Andere orale antidiabetica (zoals
metformine) gebruikt om de
bloedglucoseconcentratie te verlagen
Oxypentifylline gebruikt om de perifere
doorbloeding te verbeteren
Fenothiazinederivaten (zoals
chloorpromazine) gebruikt om schizofrenie
en andere psychosen te behandelen
Fenytoïne gebruikt voor het behandelen van
epilepsie
Probenecide gebruikt om jicht, jichtige
artritis te behandelen
Progestagenen (zoals desogestrel,
dydrogesteron) gebruikt voor hormonale
behandeling
Chinolonen (antibiotica zoals nalidixinezuur
en ciprofloxacine) gebruikt om infecties te
behandelen
Rifampicine gebruikt voor het behandelen
van infecties, inclusief tuberculose
Sulfamethoxazol met trimethoprim
(cotrimoxazol) gebruikt voor het
behandelen van infecties
Thyroïdhormonen (zoals L-thyroxine)
gebruikt voor hormonale behandeling
Salicylaten (zoals aminosalicylzuur, para-
aminosalicylzuur gebruikt bij tuberculose)
Mogelijke effecten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentratie te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
34
Geneesmiddelen
Tetracyclinen (antibiotica zoals doxycycline
en minocycline) gebruikt voor het
behandelen van infecties
Mogelijke effecten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Waarop moet u letten met alcohol?
Zowel acute als chronische alcoholinname kan het hypoglykemische effect van glibenclamide
afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie hiervan te vertragen. Na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide is onder andere sprake geweest van misselijkheid,
braken, rood worden van de huid, duizeligheid, hoofdpijn, onaangenaam gevoel in de borstkas en de
buik, en algemene katerachtige verschijnselen. Gelijktijdig gebruik van alcohol en glibenclamide dient
te worden vermeden.
Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van neonatale diabetes bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Dit geneesmiddel is niet bedoeld om te worden gebruikt bij zwangere vrouwen, en patiënten die een
zwangerschap plannen dienen hun arts hierover te informeren. Er wordt aangeraden dat dergelijke
patiënten overstappen op behandeling met insuline.
Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is het advies bij zuigelingen die alleen borstvoeding krijgen als
voorzorgsmaatregel de bloedsuikerconcentratie te controleren.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Glibenclamide kan het risico op een lage bloedsuiker verhogen en kan daarom matige invloed hebben
op de rijvaardigheid, op het deelnemen aan het verkeer op een andere manier of op het vermogen om
machines te bedienen.
AMGLIDIA bevat natrium en benzoaatzout
Dit geneesmiddel bevat 2,80 mg natrium per ml. Patiënten met een zoutarm dieet moeten hiermee
rekening houden.
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie. Benzoaatzout kan geelzucht (gele
verkleuring van de huid en de ogen) bij pasgeborenen (tot 4 weken oud) versterken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Dosering
De behandeling met glibenclamide dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
De dosis AMGLIDIA hangt af van het lichaamsgewicht van uw kind en zal door de arts worden
berekend als een hoeveelheid (volume) in ml orale (via de mond) suspensie die moet worden
afgemeten met de spuit voor oraal gebruik (een spuit van 1 ml of een spuit van 5 ml) die bij het
geneesmiddel wordt meegeleverd. Uw arts zal de specifieke presentatie en sterkte voorschrijven,
inclusief de specifieke spuit die u dient te gebruiken. Gebruik geen andere spuit om AMGLIDIA toe te
dienen.
Het is belangrijk dat u niet zelf de doses AMGLIDIA of insuline aanpast, tenzij u specifiek
aanwijzingen van de arts van uw kind krijgt om dit te doen.
Zorg ervoor dat u de juiste sterkte van het geneesmiddel en de juiste orale spuit gebruikt zoals
voorgeschreven door uw arts, om te voorkomen dat per ongeluk te grote of te kleine hoeveelheden
worden toegediend.
35
De aanvangsdosis AMGLIDIA is 0,2 mg glibenclamide per kilogram (kg) lichaamsgewicht per dag,
verdeeld in twee doses van 0,1 mg/kg. Naarmate de dosis wordt verhoogd, is het meestal mogelijk om
de dosis insuline die de patiënt al krijgt te verlagen en stop te zetten.
Indien nodig kunnen (op basis van bloedglucosecontrole) hogere doses AMGLIDIA worden
toegediend in maximaal vier innames per dag, volgens de aanbevelingen voor het stapsgewijs ophogen
van de dosis die de verwijzende arts heeft gegeven.
In geval van licht braken zal een geneesmiddel tegen braken worden voorgeschreven door uw arts en
kan de behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Zoals over het algemeen in dergelijke situaties wordt aangeraden, mag een nieuwe dosis worden
gegeven als het braken minder dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt. Als het braken
meer dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt, mag geen nieuwe dosis worden
gegeven. Vraag in dergelijke omstandigheden altijd de arts van uw kind om advies.
In geval van ernstige braken dient de behandelend arts uw kind nauwlettend te controleren op
verschijnselen van ketonemie en ketonurie. De arts kan de insulinetherapie opnieuw starten als is
gebleken dat ketonemie of ketonurie verantwoordelijk waren voor het ernstige braken. Als geen
voedsel of vloeistof kan worden ingenomen, dient u met het kind naar de spoedgevallendienst te gaan
waar zij/hij een perfusie van insuline en glucose kan krijgen tot het braken stopt.
Wijze van toediening
Geef het geneesmiddel altijd vóór voeding.
Het geneesmiddel dient elke dag op dezelfde tijdstippen te worden toegediend.
In geval van melkvoeding wordt aangeraden om de suspensie 15 minuten vóór de melkvoeding van
het kind toe te dienen.
Dit geneesmiddel is een kant-en-klare orale suspensie die moet worden toegediend met een spuit met
schaalverdeling speciaal voor gebruik via de mond. Alleen de orale spuit uit de doos mag worden
gebruikt. De spuit van 1 ml is dun en klein en onderverdeeld in stappen van 0,05 ml. De spuit van 5 ml
is dik en lang en onderverdeeld in stappen van 0,1 ml.
Instructies voor gebruik
De dosis wordt afgemeten door de zuiger van de spuit terug te trekken totdat deze de markering
bereikt voor de dosis die de arts voor uw kind heeft voorgeschreven. Het medische voorschrift met
betrekking tot de dosis in ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te
worden opgevolgd.
Terwijl het kind wakker is, plaatst u het kind in halfzittende houding in de holte van uw arm, waarbij
het hoofd van het kind op uw arm rust.
Schuif ongeveer de eerste centimeter van de spuit in de mond van het kind en plaats deze tegen de
binnenkant van de wang.
Laat het kind zuigen. Als het kind niet zuigt, drukt u langzaam de zuiger van de spuit in zodat de
suspensie in de mond druppelt.
Leg het kind na toediening niet direct neer. Het advies is om te wachten totdat het kind het
geneesmiddel heeft doorgeslikt voordat het weer in liggende houding wordt gebracht.
Voor het eerste gebruik
1. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt.
36
2. Breng de adapter stevig in de fles terwijl u de fles rechtop houdt met de juiste kant naar boven.
3. Plaats de schroefdop terug op de fles met de adapter.
4. Draai de schroefdop aan om de adapter goed in de fles te duwen.
Voor elke toediening
1. De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud. Het geneesmiddel wordt toegediend als
een gebruiksklare suspensie die via de mond moet worden toegediend met behulp van een
specifieke spuit met schaalaanduiding.
2. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt
(afbeelding 1).
3. Houd de fles rechtop met de juiste kant naar boven en breng de spuit stevig in de adapter die
op de fles is aangebracht (afbeelding 2).
4. Houd de fles met de spuit ondersteboven (afbeelding 3).
5. Trek de zuiger terug om het gewenste volume te verkrijgen (afbeelding 4A). Duw daarna op
de zuiger om zoveel mogelijk luchtbellen uit de spuit te verwijderen (afbeelding 4B). Trek ten
slotte de zuiger terug tot aan de markering die overeenkomt met de voorgeschreven dosis in
ml (afbeelding 4C).
Opmerking: als er lucht in de spuit komt, leegt u de spuit in de fles en start u de procedure
opnieuw.
6. Draai de fles met de spuit rechtop.
7. Verwijder de spuit van de adapter. Doe de spuit in de mond van het kind en duw op de zuiger
om het geneesmiddel langzaam in de mond toe te dienen.
8. Sluit de fles door de schroefdop goed bovenop de adapter aan te draaien.
De fles moet na elk gebruik worden gesloten en mag gedurende
maximaal 30 dagen
worden
bewaard.
9. De spuit moet na elk gebruik grondig met water worden schoongespoeld, worden droog
geveegd en in de doos van het geneesmiddel worden teruggeplaatst. De orale spuit in de doos
mag alleen worden gebruikt in combinatie met dit geneesmiddel.
Heeft u te veel van dit middel aan uw kind toegediend?
Raadpleeg onmiddellijk uw arts, verpleegkundige of ziekenhuisapotheker.
Er bestaat een risico op hypoglykemie. U dient de capillaire bloedsuiker van uw kind te controleren en
de instructies te volgen zoals beschreven in rubriek 4.
Bent u vergeten dit middel toe te dienen?
Als u vergeet om AMGLIDIA toe te dienen, bestaat er een risico op hoge bloedsuiker bij uw kind.
Zodra u zich realiseert dat u bent vergeten om het middel te gebruiken moet u de bloedsuiker
(capillaire bloedsuiker) van uw kind controleren en AMGLIDIA toedienen. Als de capillaire
bloedsuiker van uw kind hoger is dan 3 g/l (of 300 mg/dl of 16,5 mmol/l), controleer dan op de
37
aanwezigheid van ketonurie met een vingerprik of urinestriptests volgens de aanwijzingen van de arts
van uw kind. Als ketonurie wordt vastgesteld, moet u onmiddellijk insuline injecteren volgens de
vooraf met de arts van uw kind vastgestelde procedure en dient u met de arts of zijn/haar team contact
op te nemen voor advies.
Dien geen dubbele dosis toe om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Er bestaat een risico op hoge bloedsuiker.
U dient de bloedsuiker van uw kind (capillaire bloedsuiker) te controleren. Verschijnselen van diabetes
kunnen terugkomen en kunnen leiden tot een ernstige verstoring van de stofwisseling van het lichaam
met hoge concentraties ketonen in het bloed (ketoacidose), uitdroging en verstoring van de balans van
zuren in het lichaam. U mag daarom nooit met het geneesmiddel stoppen zonder te overleggen met de
arts die voor uw kind zorgt. Vraag advies aan uw arts.
U zal worden verzocht om overgebleven AMGLIDIA orale suspensie naar uw arts terug te brengen bij
elk consult.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw kind of met uw apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
Te lage bloedsuiker (hypoglykemie)
(zeer vaak: komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Als u AMGLIDIA gebruikt, bestaat het risico op het krijgen van te lage bloedsuiker (hypoglykemie).
Tot de mogelijke tekenen van te lage bloedsuiker behoren:
- beven, zweten, zeer angstig of verward gevoel, snelle hartslag
- overmatige honger, hoofdpijn
Als uw kind bleek wordt, gaat zweten, een onregelmatig hartritme heeft, gedesoriënteerd of verward
lijkt, of niet lijkt te reageren, kunnen dit tekenen zijn dat de bloedsuiker van uw kind te laag is; u dient
eerst deze situatie op te lossen op de manier zoals hieronder staat beschreven en u dient daarna met de
arts van uw kind te bespreken of de dosis AMGLIDIA moet worden aangepast.
Het risico op lage bloedsuiker is verhoogd als het geneesmiddel niet bij een maaltijd wordt ingenomen,
met alcohol wordt ingenomen of met bepaalde geneesmiddelen wordt gecombineerd. Een dergelijk
lage bloedsuiker dient te worden behandeld met inname van suiker via de mond, gevolgd door een
tussendoortje of maaltijd. Als sprake is van een zeer lage bloedsuiker die het bewustzijn beïnvloedt,
dienen hulpdiensten te worden gebeld en dient een intraveneuze glucose-injectie te worden gegeven.
Na een dergelijke ernstige episode van hypoglykemie dienen het kind en de familie de arts van het
kind te raadplegen om te controleren of de dosis glibenclamidesuspensie geschikt is.
Allergische reacties
Dit geneesmiddel kan allergische reacties veroorzaken, wat in geïsoleerde gevallen ernstig kan zijn,
inclusief ademhalingsmoeilijkheden, lage bloeddruk en shock. Als uw kind een of meer van deze
verschijnselen vertoont, dient u onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde spoedgevallendienst te gaan.
Stoornissen van het maag-darmkanaal
(zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
- Diarree
- Buikpijn
- Braken
- Maagpijn (dyspepsie)
38
Tandproblemen
(vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
- Tandverkleuring
Afwijkende bloedtestresultaten
(zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bloedtests in het laboratorium kunnen wijzen op veranderingen m.b.t. bloedcellen (afname van witte
bloedcellen: leukopenie) en effecten op de leverfunctie (kortdurende toename van enzymen met de
naam transaminasen).
Andere bijwerkingen:
Vertel het aan uw arts of apotheker als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
- Huiduitslag: jeuk, netelroos (urticaria), allergische huidreactie, blaarvorming op de huid,
huidontsteking.
- Toename van de gevoeligheid van de huid voor zonlicht.
- Voorbijgaande stoornissen in het gezichtsvermogen.
- Andere veranderingen in laboratoriumtests m.b.t. bloed: verhoogde concentratie van witte
bloedcellen genaamd eosinofielen (hypereosinofilie), lichte tot ernstige afname van
bloedbestanddelen genaamd bloedplaatjes (trombocytopenie), wat kan leiden tot subcutane
bloedingen (purpura).
Het melden van bijwerkingen
Merkt u bijwerkingen op, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en het flesje na EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Na eerste opening binnen 30 dagen gebruiken. De fles zorgvuldig gesloten houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is glibenclamide. Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: xanthaangom, hydroxyethylcellulose, melkzuur, gezuiverd
water, natriumcitraat en natriumbenzoaat (E211) (zie ‘AMGLIDIA bevat natrium en benzoaat’
in rubriek 2).
Hoe ziet AMGLIDIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
AMGLIDIA is een witte en geurloze orale suspensie.
Elke doos bevat:
-
1 fles met 30 ml orale suspensie;
39
-
-
één spuit van 1 ml (dun en klein)
of
één spuit van 5 ml (dik en lang) voor gebruik via de mond,
afhankelijk van de voorgeschreven dosis en het toe te dienen volume. De spuit is verpakt in een
doorzichtige zak;
één spuitadapter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
Fabrikant
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Unither Développement Bordeaux
ZA Tech-Espace, Avenue Toussaint-Catros
33185 Le Haillan
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d’Auvergne
Frankrijk
Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in
{MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
40
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven.
Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
-
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe dient u dit middel toe?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u AMGLIDIA?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
AMGLIDIA bevat de werkzame stof glibenclamide, die behoort tot een groep van geneesmiddelen
met de naam sulfonylureumderivaten die worden gebruikt voor het verlagen van de bloedsuiker
(bloedglucose).
AMGLIDIA wordt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen gebruikt voor de behandeling van
diabetes die optreedt bij de geboorte (bekend als neonatale diabetes mellitus). Neonatale diabetes is
een ziekte waarbij het lichaam van het kind niet genoeg insuline afgeeft om de concentratie
bloedsuiker te reguleren; AMGLIDIA wordt alleen gebruikt bij patiënten die nog steeds wat vermogen
hebben om insuline aan te maken.
Er is gebleken dat sulfonylureumderivaten zoals glibenclamide werkzaam zijn bij bepaalde genetische
mutaties die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van neonatale diabetes.
Dit geneesmiddel is een orale suspensie, die moet worden ingenomen via de mond, wat een
praktischere behandeling is voor pasgeborenen en jonge kinderen dan regelmatige injecties met
insuline.
Wordt de klacht van uw kind na een paar dagen niet minder, of wordt hij zelfs erger? Neem dan
contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
Uw kind is allergisch voor glibenclamide of voor een van de andere stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
Uw kind heeft ketoacidose (hoge bloedconcentraties van zure stoffen met de naam ketonen).
-
Uw kind lijdt aan porfyrie (onvermogen om chemische stoffen in het lichaam met de naam
porfyrines af te breken).
41
-
-
-
Uw kind wordt behandeld met bosentan, een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de
behandeling van problemen met de bloedsomloop.
Uw kind lijdt aan ernstige nierdisfunctie.
Uw kind lijdt aan ernstige leverdisfunctie.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat uw kind dit middel krijgt toegediend.
De bloedsuikerconcentratie van uw kind kan te laag worden (hypoglykemie) na gebruik van
AMGLIDIA. Vertel het aan de arts als uw kind bleek is, zweet, een onregelmatig hartritme heeft,
gedesoriënteerd of verward lijkt te zijn of niet lijkt te reageren.
Vraag uw arts te bepalen met welke frequentie de capillaire bloedsuiker dient te worden gecontroleerd.
G6PD is een enzym dat betrokken is bij de omzetting van suiker. Als uw kind een G6PD-enzymtekort
heeft, kan bij hem/haar sprake zijn van een abnormale afbraak van rode bloedcellen (acute
hemolytische anemie) na gebruik van AMGLIDIA.
Vertel het aan de arts als u weet dat uw kind een G6PD-tekort heeft en neem contact met hem/haar op
als u opmerkt dat uw kind bleker is dan normaal.
Vertel het aan uw arts als uw kind lijdt aan nier- of leverstoornissen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Adolescenten hebben geen behoefte aan deze orale suspensie-formulering.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast AMGLIDIA nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat uw kind in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat
innemen? Vertel dat dan de arts van uw kind of uw apotheker.
Interacties van AMGLIDIA met andere geneesmiddelen zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Geneesmiddelen
ACE-remmers (groep bloeddrukverlagende
middelen gebruikt voor de behandeling van
hypertensie) (zoals captopril en enalapril)
Acetazolamide (gebruikt voor de
behandeling van glaucoom)
Adrenaline (epinefrine) en andere
sympathicomimetische middelen (gebruikt
voor de behandeling van ernstige
allergische reacties, stilstand van hart-
vaatstelsel, astma)
Alcohol (alcohol aanwezig in
geneesmiddelen)
Anabole steroïden en mannelijke
geslachtshormonen (zoals testosteron-
enanthaat) (gebruikt voor de behandeling
van testosterontekort)
Barbituraten (zoals fenobarbital gebruikt
voor de behandeling van epilepsie)
Bèta-receptorblokkers (zoals propranolol
gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen,
onregelmatige of snelle hartslag onder
Mogelijke effecten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
42
Geneesmiddelen
controle te krijgen, een nieuwe hartaanval te
voorkomen)
Biguaniden (zoals metformine) gebruikt
voor de behandeling van diabetes mellitus
Bosentan gebruikt voor de behandeling van
hoge bloeddruk in de bloedvaten tussen het
hart en de longen.
Calciumkanaalblokkers (zoals nifedipine
gebruikt voor de behandeling van hoge
bloeddruk)
Chlooramfenicol (in geval van orale route)
is een antibioticum dat wordt gebruikt voor
de behandeling van infecties
Ciclosporine gebruikt om afstoting van het
getransplanteerde orgaan te voorkomen
Cimetidine gebruikt om de verschijnselen
van zweren in de maag en de
twaalfvingerige darm, gastro-oesofageale
reflux (terugvloeiing van maaginhoud naar
de slokdarm) en het syndroom van
Zollinger-Ellison te verlichten
Claritromycine is een antibioticum dat
wordt gebruikt voor de behandeling van
bepaalde infecties
Clonidine gebruikt voor de behandeling van
arteriële hypertensie (verhoogde bloeddruk
in slagaderen)
Colesevelam gebruikt om cholesterol te
verlagen
Corticosteroïden (zoals prednison,
prednisolon) gebruikt bij verschillende
indicaties zoals ontsteking en astma
Coumarinederivaten (zoals dicoumarol,
acenocoumarol) gebruikt om het
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Cyclofosfamiden gebruikt voor de
behandeling van verschillende soorten
kanker
Diazoxide gebruikt bij lage bloedsuiker
Disopyramide gebruikt voor de behandeling
van een onregelmatige hartslag
Diuretica (zoals furosemide,
hydrochloorthiazide) gebruikt voor de
behandeling van arteriële hypertensie
(verhoogde bloeddruk in slagaderen)
Fibraten (zoals bezafibraat, fenofibraat,
gemfibrozil gebruikt om de concentratie
vetten te verlagen)
Fluoxetine gebruikt om depressie en
angststoornissen te behandelen
Glucagon gebruikt om een hoge
bloedglucoseconcentratie te behandelen
Mogelijke effecten
Lage bloedsuikerconcentratie kan verborgen
blijven
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker (zie rubriek 2
‘Wanneer mag u dit middel niet toedienen’)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde toxiciteit van ciclosporine
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Onjuiste dosering of toegediende
coumarinederivaten
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
43
Geneesmiddelen
Guanethidine gebruikt om een hoge
bloeddruk te behandelen
H2-receptorantagonisten gebruikt voor het
verminderen van maagzuur (zoals
ranitidine) om de verschijnselen van zweren
in de maag en de twaalfvingerige darm,
gastro-oesofageale reflux (terugvloeiing van
maaginhoud naar de slokdarm) en het
syndroom van Zollinger-Ellison te
verlichten
Heparine, gebruikt om het
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Ifosfamide, gebruikt om verschillende
soorten kanker te behandelen
Insuline, gebruikt om de bloedsuikerspiegel
te verlagen
Isoniazide, gebruikt om tuberculose te
behandelen
Hoge doses laxeermiddelen (zoals
macrogol)
MAO-remmers (zoals iproniazide) gebruikt
om depressie te behandelen
Miconazol gebruikt om schimmelinfectie te
behandelen
Nicotinezuur (in hoge doses) gebruikt voor
het verlagen van hoge concentraties
cholesterol en triglyceriden (vetachtige
stoffen in het bloed)
Oestrogenen (zoals 17-bèta-oestradiol)
gebruikt voor hormonale behandeling
Andere orale antidiabetica (zoals
metformine) gebruikt om de
bloedglucoseconcentratie te verlagen
Oxypentifylline gebruikt om de perifere
doorbloeding te verbeteren
Fenothiazinederivaten (zoals
chloorpromazine) gebruikt om schizofrenie
en andere psychosen te behandelen
Fenytoïne gebruikt voor het behandelen van
epilepsie
Probenecide gebruikt om jicht, jichtige
artritis te behandelen
Progestagenen (zoals desogestrel,
dydrogesteron) gebruikt voor hormonale
behandeling
Chinolonen (antibiotica zoals nalidixinezuur
en ciprofloxacine) gebruikt om infecties te
behandelen
Rifampicine gebruikt voor het behandelen
van infecties, inclusief tuberculose
Sulfamethoxazol met trimethoprim
(cotrimoxazol) gebruikt voor het
behandelen van infecties
Mogelijke effecten
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentratie te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
44
Geneesmiddelen
Thyroïdhormonen (zoals L-thyroxine)
gebruikt voor hormonale behandeling
Salicylaten (zoals aminosalicylzuur, para-
aminosalicylzuur gebruikt bij tuberculose)
Tetracyclinen (antibiotica zoals doxycycline
en minocycline) gebruikt voor het
behandelen van infecties
Mogelijke effecten
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Bloedsuikerconcentraties te laag
Bloedsuikerconcentraties te laag
Waarop moet u letten met alcohol?
Zowel acute als chronische alcoholinname kan het hypoglykemische effect van glibenclamide
afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie hiervan te vertragen. Na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide is onder andere sprake geweest van misselijkheid,
braken, rood worden van de huid, duizeligheid, hoofdpijn, onaangenaam gevoel in de borstkas en de
buik, en algemene katerachtige verschijnselen. Gelijktijdig gebruik van alcohol en glibenclamide dient
te worden vermeden.
Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van neonatale diabetes bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Dit geneesmiddel is niet bedoeld om te worden gebruikt bij zwangere vrouwen, en patiënten die een
zwangerschap plannen dienen hun arts hierover te informeren. Er wordt aangeraden dat dergelijke
patiënten overstappen op behandeling met insuline.
Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is het advies bij zuigelingen die alleen borstvoeding krijgen als
voorzorgsmaatregel de bloedsuikerconcentratie te controleren.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Glibenclamide kan het risico op een lage bloedsuiker verhogen en kan daarom matige invloed hebben
op de rijvaardigheid, op het deelnemen aan het verkeer op een andere manier of op het vermogen om
machines te bedienen.
AMGLIDIA bevat natrium en benzoaatzout
Dit geneesmiddel bevat 2,80 mg natrium per ml. Patiënten met een zoutarm dieet moeten hiermee
rekening houden.
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie. Benzoaatzout kan geelzucht (gele
verkleuring van de huid en de ogen) bij pasgeborenen (tot 4 weken oud) versterken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Dosering
De behandeling met glibenclamide dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
De dosis AMGLIDIA hangt af van het lichaamsgewicht van uw kind en zal door de arts worden
berekend als een hoeveelheid (volume) in ml orale (via de mond) suspensie die moet worden
afgemeten met de spuit voor oraal gebruik (een spuit van 1 ml of een spuit van 5 ml) die bij het
geneesmiddel wordt meegeleverd. Uw arts zal de specifieke presentatie en sterkte voorschrijven,
inclusief de specifieke spuit die u dient te gebruiken. Gebruik geen andere spuit om AMGLIDIA toe te
dienen.
Het is belangrijk dat u niet zelf de doses AMGLIDIA of insuline aanpast, tenzij u specifiek
aanwijzingen van de arts van uw kind krijgt om dit te doen.
45
Zorg ervoor dat u de juiste sterkte van het geneesmiddel en de juiste orale spuit gebruikt zoals
voorgeschreven door uw arts, om te voorkomen dat per ongeluk te grote of te kleine hoeveelheden
worden toegediend.
De aanvangsdosis AMGLIDIA is 0,2 mg glibenclamide per kilogram (kg) lichaamsgewicht per dag,
verdeeld in twee doses van 0,1 mg/kg. Naarmate de dosis wordt verhoogd, is het meestal mogelijk om
de dosis insuline die de patiënt al krijgt te verlagen en stop te zetten.
Indien nodig kunnen (op basis van bloedglucosecontrole) hogere doses AMGLIDIA worden
toegediend in maximaal vier innames per dag, volgens de aanbevelingen voor het stapsgewijs ophogen
van de dosis die de verwijzende arts heeft gegeven.
In geval van licht braken zal een geneesmiddel tegen braken worden voorgeschreven door uw arts en
kan de behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Zoals over het algemeen in dergelijke situaties wordt aangeraden, mag een nieuwe dosis worden
gegeven als het braken minder dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt. Als het braken
meer dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt, mag geen nieuwe dosis worden
gegeven. Vraag in dergelijke omstandigheden altijd de arts van uw kind om advies.
In geval van ernstige braken dient de behandelend arts uw kind nauwlettend te controleren op
verschijnselen van ketonemie en ketonurie. De arts kan de insulinetherapie opnieuw starten als is
gebleken dat ketonemie of ketonurie verantwoordelijk waren voor het ernstige braken. Als geen
voedsel of vloeistof kan worden ingenomen, dient u met het kind naar de spoedgevallendienst te gaan
waar zij/hij een perfusie van insuline en glucose kan krijgen tot het braken stopt.
Wijze van toediening
Geef het geneesmiddel altijd vóór voeding. Het geneesmiddel dient elke dag op dezelfde tijdstippen te
worden toegediend.
In geval van melkvoeding wordt aangeraden om de suspensie 15 minuten vóór de melkvoeding van
het kind toe te dienen.
Dit geneesmiddel is een kant-en-klare orale suspensie die moet worden toegediend met een spuit met
schaalverdeling speciaal voor gebruik via de mond. Alleen de orale spuit uit de doos mag worden
gebruikt. De spuit van 1 ml is dun en klein en onderverdeeld in stappen van 0,05 ml. De spuit van 5 ml
is dik en lang en onderverdeeld in stappen van 0,1 ml.
Instructies voor gebruik
De dosis wordt afgemeten door de zuiger van de spuit terug te trekken totdat deze de markering
bereikt voor de dosis die de arts voor uw kind heeft voorgeschreven. Het medische voorschrift met
betrekking tot de dosis in ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te
worden opgevolgd.
Terwijl het kind wakker is, plaatst u het kind in halfzittende houding in de holte van uw arm, waarbij
het hoofd van het kind op uw arm rust.
Schuif ongeveer de eerste centimeter van de spuit in de mond van het kind en plaats deze tegen de
binnenkant van de wang.
Laat het kind zuigen. Als het kind niet zuigt, drukt u langzaam de zuiger van de spuit in zodat de
suspensie in de mond druppelt.
Leg het kind na toediening niet direct neer. Het advies is om te wachten totdat het kind het
geneesmiddel heeft doorgeslikt voordat het weer in liggende houding wordt gebracht.
46
Voor het eerste gebruik
5. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt.
6. Breng de adapter stevig in de fles terwijl u de fles rechtop houdt met de juiste kant naar boven.
7. Plaats de schroefdop terug op de fles met de adapter.
8. Draai de schroefdop aan om de adapter goed in de fles te duwen.
Voor elke toediening
10. De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud. Het geneesmiddel wordt toegediend als
een gebruiksklare suspensie die via de mond moet worden toegediend met behulp van een
specifieke spuit met schaalaanduiding.
11. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt
(afbeelding 1).
12. Houd de fles rechtop met de juiste kant naar boven en breng de spuit stevig in de adapter die
op de fles is aangebracht (afbeelding 2).
13. Houd de fles met de spuit ondersteboven (afbeelding 3).
14. Trek de zuiger terug om het gewenste volume te verkrijgen (afbeelding 4A). Duw daarna op
de zuiger om zoveel mogelijk luchtbellen uit de spuit te verwijderen (afbeelding 4B). Trek ten
slotte de zuiger terug tot aan de markering die overeenkomt met de voorgeschreven dosis in
ml (afbeelding 4C).
Opmerking: als er lucht in de spuit komt, leegt u de spuit in de fles en start u de procedure
opnieuw.
15. Draai de fles met de spuit rechtop.
16. Verwijder de spuit van de adapter. Doe de spuit in de mond van het kind en duw op de zuiger
om het geneesmiddel langzaam in de mond toe te dienen.
17. Sluit de fles door de schroefdop goed bovenop de adapter aan te draaien.
De fles moet na elk gebruik worden gesloten en mag gedurende
maximaal 30 dagen
worden
bewaard.
18. De spuit moet na elk gebruik grondig met water worden schoongespoeld, worden droog
geveegd en in de doos van het geneesmiddel worden teruggeplaatst. De orale spuit in de doos
mag alleen worden gebruikt in combinatie met dit geneesmiddel.
Heeft u te veel van dit middel aan uw kind toegediend?
Raadpleeg onmiddellijk uw arts, verpleegkundige of ziekenhuisapotheker.
Er bestaat een risico op hypoglykemie. U dient de capillaire bloedsuiker van uw kind te controleren en
de instructies te volgen zoals beschreven in rubriek 4.
Bent u vergeten dit middel toe te dienen?
Als u vergeet om AMGLIDIA toe te dienen, bestaat er een risico op hoge bloedsuiker bij uw kind.
47
Zodra u zich realiseert dat u bent vergeten om het middel te gebruiken moet u de bloedsuiker
(capillaire bloedsuiker) van uw kind controleren en AMGLIDIA toedienen. Als de capillaire
bloedsuiker van uw kind hoger is dan 3 g/l (of 300 mg/dl of 16,5 mmol/l), controleer dan op de
aanwezigheid van ketonurie met een vingerprik of urinestriptests volgens de aanwijzingen van de arts
van uw kind. Als ketonurie wordt vastgesteld, moet u onmiddellijk insuline injecteren volgens de
vooraf met de arts van uw kind vastgestelde procedure en dient u met de arts of zijn/haar team contact
op te nemen voor advies.
Dien geen dubbele dosis toe om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Er bestaat een risico op hoge bloedsuiker.
U dient de bloedsuiker van uw kind (capillaire bloedsuiker) te controleren. Verschijnselen van diabetes
kunnen terugkomen en kunnen leiden tot een ernstige verstoring van de stofwisseling van het lichaam
met hoge concentraties ketonen in het bloed (ketoacidose), uitdroging en verstoring van de balans van
zuren in het lichaam. U mag daarom nooit met het geneesmiddel stoppen zonder te overleggen met de
arts die voor uw kind zorgt. Vraag advies aan uw arts.
U zal worden verzocht om overgebleven AMGLIDIA orale suspensie naar uw arts terug te brengen bij
elk consult.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw kind of met uw apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
Te lage bloedsuiker (hypoglykemie)
(zeer vaak: komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Als u AMGLIDIA gebruikt, bestaat het risico op het krijgen van te lage bloedsuiker (hypoglykemie).
Tot de mogelijke tekenen van te lage bloedsuiker behoren:
- beven, zweten, zeer angstig of verward gevoel, snelle hartslag
- overmatige honger, hoofdpijn
Als uw kind bleek wordt, gaat zweten, een onregelmatig hartritme heeft, gedesoriënteerd of verward
lijkt, of niet lijkt te reageren, kunnen dit tekenen zijn dat de bloedsuiker van uw kind te laag is; u dient
eerst deze situatie op te lossen op de manier zoals hieronder staat beschreven en u dient daarna met de
arts van uw kind te bespreken of de dosis AMGLIDIA moet worden aangepast.
Het risico op lage bloedsuiker is verhoogd als het geneesmiddel niet bij een maaltijd wordt ingenomen,
met alcohol wordt ingenomen of met bepaalde geneesmiddelen wordt gecombineerd. Een dergelijk
lage bloedsuiker dient te worden behandeld met inname van suiker via de mond, gevolgd door een
tussendoortje of maaltijd. Als sprake is van een zeer lage bloedsuiker die het bewustzijn beïnvloedt,
dienen hulpdiensten te worden gebeld en dient een intraveneuze glucose-injectie te worden gegeven.
Na een dergelijke ernstige episode van hypoglykemie dienen het kind en de familie de arts van het
kind te raadplegen om te controleren of de dosis glibenclamidesuspensie geschikt is.
Allergische reacties
Dit geneesmiddel kan allergische reacties veroorzaken, wat in geïsoleerde gevallen ernstig kan zijn,
inclusief ademhalingsmoeilijkheden, lage bloeddruk en shock. Als uw kind een of meer van deze
verschijnselen vertoont, dient u onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde spoedgevallendienst te gaan.
Stoornissen van het maag-darmkanaal
(zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
- Diarree
- Buikpijn
48
-
-
Braken
Maagpijn (dyspepsie)
Tandproblemen
(vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
- Tandverkleuring
Afwijkende bloedtestresultaten
(zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bloedtests in het laboratorium kunnen wijzen op veranderingen m.b.t. bloedcellen (afname van witte
bloedcellen: leukopenie) en effecten op de leverfunctie (kortdurende toename van enzymen met de
naam transaminasen).
Andere bijwerkingen:
Vertel het aan uw arts of apotheker als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
- Huiduitslag: jeuk, netelroos (urticaria), allergische huidreactie, blaarvorming op de huid,
huidontsteking.
- Toename van de gevoeligheid van de huid voor zonlicht.
- Voorbijgaande stoornissen in het gezichtsvermogen.
- Andere veranderingen in laboratoriumtests m.b.t. bloed: verhoogde concentratie van witte
bloedcellen genaamd eosinofielen (hypereosinofilie), lichte tot ernstige afname van
bloedbestanddelen genaamd bloedplaatjes (trombocytopenie), wat kan leiden tot subcutane
bloedingen (purpura).
Het melden van bijwerkingen
Merkt u bijwerkingen op, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en het flesje na EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Na eerste opening binnen 30 dagen gebruiken. De fles zorgvuldig gesloten houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is glibenclamide. Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: xanthaangom, hydroxyethylcellulose, melkzuur, gezuiverd
water, natriumcitraat en natriumbenzoaat (E211) (zie ‘AMGLIDIA bevat natrium en benzoaat’
in rubriek 2).
Hoe ziet AMGLIDIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
AMGLIDIA is een witte en geurloze orale suspensie.
Elke doos bevat:
49
-
-
-
1 fles met 30 ml orale suspensie;
één spuit van 1 ml (dun en klein)
of
één spuit van 5 ml (dik en lang) voor gebruik via de mond,
afhankelijk van de voorgeschreven dosis en het toe te dienen volume. De spuit is verpakt in een
doorzichtige zak;
één spuitadapter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
Fabrikant
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Unither Développement Bordeaux
ZA Tech-Espace, Avenue Toussaint-Catros
33185 Le Haillan
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d’Auvergne
Frankrijk
Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in
{MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
50

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml bevat 2,8 mg natrium en 5 mg benzoaatzout.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM

Orale suspensie.
Witte, geurloze suspensie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties

AMGLIDIA is geïndiceerd voor de behandeling van neonatale diabetes mellitus, voor gebruik bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Van sulfonylureumderivaten zoals AMGLIDIA is gebleken dat ze werkzaam zijn bij patiënten met
mutaties in de genen die coderen voor het -cel ATP-gevoelige kaliumkanaal en chromosoom 6q24-
gerelateerde voorbijgaande neonatale diabetes mellitus.

4.2 Dosering en wijze van toediening

Therapie met glibenclamidesuspensie dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
Voorschrijfinstructies
Bij het voorschrijven en toedienen van AMGLIDIA is voorzichtigheid geboden om doseringsfouten
door verwarring tussen milligram (mg) en milliliter (ml) te vermijden. Er dient te worden verzekerd
dat de juiste dosis en sterkte worden doorgegeven en verstrekt.
Dosering
Om te vermijden dat de aanvaardbare dagelijkse dosis natriumbenzoaat wordt overschreden, mag de
dagelijkse dosis AMGLIDIA niet meer bedragen dan 1 ml/kg/dag. Als gevolg hiervan mag
AMGLIDIA 0,6 mg/ml niet worden gebruikt voor doseringen hoger dan 0,6 mg/kg/dag.
2

Maximale aanbevolen dosering (uitgedrukt als
Lichaamsgewicht mg/kg/dag) waarbij de sterkte AMGLIDIA 0,6 mg/ml
(kg)
kan worden gebruikt
Tot 10
0,6
11
0,5
12
0,5
13
0,4
14
0,4
15
0,4
16
0,3
17
0,3
18
0,3
19
0,3
20
0,3
In eventuele andere gevallen heeft AMGLIDIA 6 mg/ml de voorkeur.
De behandeling met AMGLIDIA dient te worden gestart met 0,2 mg/kg per dag in twee verdeelde
doses voorafgaand aan voeding (inclusief flesvoeding) en te worden verhoogd met 0,2 mg/kg/dag tot
insuline-onafhankelijkheid wordt bereikt.
Aangezien AMGLIDIA met een orale spuit met een schaalverdeling in ml wordt toegediend, dient de
berekende dagelijkse dosis door de arts te worden uitgedrukt in ml, waarbij expliciet de te gebruiken
sterkte wordt vermeld.
De spuit (1 ml of 5 ml) zal worden gekozen op basis van het volume in ml dat per dosis moet worden
toegediend, zoals voorgeschreven door de arts. De spuit van 5 ml moet worden gebruikt voor volumes
groter dan 1 ml.
Het volume dat het dichtst bij het berekende volume ligt, moet worden gebruikt.
Patiënten dienen zorgvuldig door hun behandelend arts te worden gecontroleerd tijdens de fase waarin
de dosis stapsgewijs wordt opgehoogd.
Inleiding behandeling van in het ziekenhuis opgenomen patiënt

Start de behandeling met AMGLIDIA met een dosis van 0,2 mg/kg/dag in twee toedieningen. Geef op
dag 1 basale insuline en bolusinsuline zoals gebruikelijk. Op dag 2 kan de basale insuline, indien
subcutaan toegediend, worden weggelaten. Als een insulinepomp wordt gebruikt, verlaagt u de
basaalsnelheid van de insulinepomp met 50% en verlaagt u deze verder overeenkomstig capillaire
bloedglucosemetingen. Gedurende de gehele overzettingsperiode dient u bolusinsuline of
insulinepompbolussen bij maaltijden toe als dit nodig is om redelijke glykemische controle te
handhaven. Verhoog de dosis AMGLIDIA vanaf dag 2 tot het einde van de fase waarin de dosis
stapsgewijs wordt opgehoogd met 0,2 mg/kg/dag als de capillaire bloedglucose 7 mmol/l is. Als de
capillaire bloedglucose < 7 mmol/l is, dient de dosis AMGLIDIA niet te worden verhoogd en dienen
de insulinebolussen vóór de maaltijd te worden verlaagd met 50%.
Glucose vóór het ontbijt kan zeer langzaam dalen. Glucosewaarden vóór de middagmaaltijd of
avondmaaltijd dalen sneller en zijn over het algemeen een betere indicator van de respons op
AMGLIDIA.
3
Houd voor patiënten die op dag 6 nog insuline gebruiken ten minste 4 weken lang dezelfde dosis
AMGLIDIA aan. Dit kan worden gedaan op poliklinische basis.
Patiënten kunnen uit het ziekenhuis worden ontslagen wanneer behandeling met insuline niet meer
nodig is, wanneer zij stabiel zijn met een combinatie van AMGLIDIA en insuline of wanneer ze
stabiel zijn met alleen insuline.
Inleiding ambulante behandeling

De behandeling met AMGLIDIA dient te worden ingeleid met een dosis van 0,2 mg/kg/dag in twee
toedieningen en de dosis dient elke week geleidelijk te worden verhoogd met 0,2 mg/kg/dag.
Naarmate de dosis wordt verhoogd, is het meestal mogelijk de insulinedosis te verlagen en daarna stop
te zetten.
Verhoog de dosis AMGLIDIA vanaf week 2 met 0,2 mg/kg/dag en verlaag de insuline als de capillaire
bloedglucose 7 mmol/l is. Als de capillaire bloedglucose < 7 mmol/l is, verlaagt u de insuline.
Als de bloedglucosewaarde na verlaging van insuline toeneemt, verhoogt u AMGLIDIA met
0,2 mg/kg/dag. Insulineverlaging dient op basis van glucose vóór de maaltijd plaats te vinden.
Herhaal hetzelfde protocol elke week tot insuline-onafhankelijkheid wordt bereikt. Zodra de insuline
wordt gestaakt, wordt de dosis AMGLIDIA aangepast op basis van de capillaire bloedglucose.
Als er aan het einde van een 5 tot 6 weken durende periode geen aanwijzingen zijn voor een respons
bij insulinedoses die vergelijkbaar zijn met die bij aanvang, kan toediening van doses tot 2 mg/kg/dag
gedurende een week worden geprobeerd. (In zeldzame gevallen heeft het 4 maanden geduurd om
insuline volledig af te bouwen.)
Als bij deze dosis van 2 mg/kg/dag sprake is van een duidelijke afname in de insulinebehoefte
(verlaging van insuline tot ten minste 60% van de dosis vóór AMGLIDIA), dan is het in bepaalde
gevallen de moeite waard om gedurende een langere periode door te gaan met een hogere dosis
AMGLIDIA.
Dosisaanpassingen en langetermijnbehandeling
Uit de literatuur en de klinische onderzoeken die zijn gedaan met AMGLIDIA blijkt dat de
gemiddelde dagelijkse dosis naar verwachting rond de 0,2 tot 0,5 mg/kg/dag ligt bij de meeste
patiënten met neonatale diabetes. Er zijn enkele gevallen van hogere doses waargenomen, en er zijn
met succes doses tot 2,8 mg/kg/dag toegediend zonder bijwerkingen, volgens de literatuur. In geval
van een gedeeltelijke respons bij lagere doses, blijkend uit een lagere insulinebehoefte, kan in
specifieke gevallen een verdere dosisverhoging tot 2,8 mg/kg/dag worden geprobeerd.
Bij sommige kinderen kan betere glykemische controle worden bereikt wanneer AMGLIDIA 3 of 4
keer per dag wordt toegediend.
Als er geen verbetering zichtbaar is (ongewijzigde dosis insuline, vergelijkbare glykemische controle
en geen neurologische verbetering) dient het gebruik van AMGLIDIA te worden gestaakt.
Tijdens de dosisverhogingsperiode dient de capillaire bloedglucoseconcentratie van patiënten nog
steeds vier keer gedurende de dag en bij bedtijd te worden gecontroleerd, aangezien de
insulinebehoefte kan blijven dalen, of AMGLIDIA moet mogelijk geleidelijk worden verhoogd.
Wanneer er een stabiele situatie wordt bereikt, hoeft de capillaire bloedglucose niet langer dagelijks te
4
Soms daalt de bloedglucoseconcentratie zelfs als de patiënt een vaste dosis AMGLIDIA gebruikt. Om
hypoglykemie te voorkomen, moet dan worden overwogen om de dosis AMGLIDIA te verlagen of de
behandeling stop te zetten.
Verlaging van de dosis AMGLIDIA moet worden geanticipeerd door de behandelend arts, zeker als de
glucosewaarden onder 4 mmol/l (72 mg/dl) dalen.
Het kan nodig zijn om de dosering van AMGLIDIA aan te passen bij patiënten die last hebben van
intercurrente infecties, trauma, shock of anesthesie:
o Bij een grote operatie dient insulinetherapie AMGLIDIA te vervangen.
o Lever- of nierdisfunctie kan dosisverlaging nodig maken.
o In uitzonderlijk stressvolle situaties (bijv. trauma, chirurgie, febriele infecties) kan de
bloedglucoseregulatie verslechteren, en kan een tijdelijke overstap op insuline nodig zijn om
goede metabolische controle te handhaven.
Patiënten kunnen soms zeer hoge glucosewaarden hebben, d.w.z. >20 mmol/l (>360 mg/dl). In
sommige gevallen lijken deze hoge glucosewaarden zich te normaliseren met de normale dosis
AMGLIDIA. In alle gevallen is echter nauwlettende controle van de bloedglucose vereist (zie ook de
aanbevelingen onder het kopje 'Dosis vergeten' hieronder) en er moeten adequate maatregelen worden
genomen om euglykemie te herstellen (bijv. toepassing van een derde dagelijkse dosis AMGLIDIA of
insuline).
AMGLIDIA is niet biologisch gelijkwaardig aan (verpulverde) tabletten met dezelfde hoeveelheid
glibenclamide. De beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.2.
Dosis vergeten

Als een dosis is vergeten, bestaat er een risico op hyperglykemie.
De bloedglucoseconcentratie moet
onmiddellijk worden gecontroleerd en er moet zo snel mogelijk AMGLIDIA worden gebruikt.
Als de bloedglucoseconcentratie hoger dan 16,5 mmol/l is, moet ook op de aanwezigheid van
ketonurie of ketonemie worden gecontroleerd. Als ketonlichamen aanwezig zijn, moet snel een
insuline-injectie worden gegeven om de metabolische situatie te herstellen. Daarna dient contact met
de behandelend specialist te worden opgenomen.
Bijzondere populaties

Nierinsufficiëntie
Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie. Bij deze patiënten
dient de behandeling met de laagste dosis te worden gestart en dienen doseringsniveaus strikt te
worden gevolgd, om hypoglykemische reacties te vermijden (zie rubriek 4.4). Voor ernstige
nierinsufficiëntie zie rubriek 4.3.
Leverinsufficiëntie
Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie. Bij deze patiënten
dient de behandeling met de laagste dosis te worden gestart en dienen doseringsniveaus strikt te
worden gevolgd, om hypoglykemische reacties te vermijden (zie rubriek 4.4). Voor ernstige
leverinsufficiëntie zie rubriek 4.3.
Volwassenen en ouderen
De veiligheid en de werkzaamheid van Amglidia bij oudere patiënten zijn niet vastgesteld aangezien
het geneesmiddel is geïndiceerd voor de pediatrische populatie.
Pediatrische populatie
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
5
Wijze van toediening
De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud.
Dit geneesmiddel wordt oraal als 'gebruiksklare' orale suspensie toegediend met behulp van een orale
spuit met schaalverdeling. Het middel wordt rechtstreeks in de mond van het kind toegediend.
Aangezien er geen interactieonderzoek tussen glibenclamide en melk is uitgevoerd, en ondanks
afwezigheid van voedseleffect op absorptie van glibenclamide, wordt aangeraden om de suspensie
15 minuten vóór de melkvoeding van het kind toe te dienen.
Alleen de orale spuit die in de buitenverpakking zit, mag worden gebruikt.
Afhankelijk van het oraal toe te dienen volume, zijn er twee types orale spuiten, met een
schaalverdeling tot 1 ml of tot 5 ml. Elke spuit zit in een specifieke presentatie. De juiste spuit (1 ml of
5 ml), die in een specifieke AMGLIDIA-presentatie zit, zal door de arts worden voorgeschreven op
basis van het per dosis toe te dienen volume.
De twee spuiten (die respectievelijk in twee verschillende presentaties voor elke sterkte zitten) zijn
duidelijk van elkaar te onderscheiden: De orale spuit van 1 ml is dun en klein, terwijl de spuit van 5 ml
dik en lang is.
De toe te dienen dosis wordt verkregen door de zuiger terug te trekken tot aan de schaalmarkering
voor de dosis die voor het kind is vastgesteld. Het medische voorschrift met betrekking tot de dosis in
ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te worden opgevolgd.
Toediening via een voedingssonde dient te worden vermeden.

4.3 Contra-
indicaties

Dit geneesmiddel is gecontra-indiceerd in de volgende gevallen:
- overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor andere sulfonylureumderivaten of
sulfonamiden of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen;
- bij patiënten met ketoacidose blijft continue intraveneuze insuline-injectie en intraveneuze
infusie van fysiologische zoutoplossing de 'benchmark'-behandeling;
- bij patiënten met porfyrie;
- bij patiënten die bosentan gebruiken (zie rubriek 4.5);
- bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie;
- bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Voorzichtigheid is geboden bij het berekenen van de dosis. Vóór elke toediening dient te worden
gecontroleerd of de juiste sterkte en spuit worden gebruikt.
AMGLIDIA mag niet worden gebruikt bij patiënten met insulineafhankelijke diabetes mellitus type 1
met aanwijzingen voor auto-immune destructie van bètacellen.
Patiënten met G6PD-enzymdeficiëntie
Bij patiënten met G6PD-enzymdeficiëntie zijn gevallen van acute hemolytische anemie gemeld bij
gebruik van glibenclamide. Het middel mag daarom niet aan deze patiënten worden voorgeschreven,
en het gebruik van een alternatieve behandeling (indien beschikbaar) wordt sterk aanbevolen. Als er
6
Hypoglykemie
Er kan hypoglykemie optreden tijdens behandeling met hypoglykemische sulfonamiden. Dit kan soms
ernstig zijn en lang aanhouden. Er kan dan ziekenhuisopname nodig blijken en mogelijk moet
gedurende verschillende dagen suiker worden toegediend.
Diarree, misselijkheid en braken
Bij sommige patiënten kan aanvankelijk sprake zijn van diarree wanneer de dosis
glibenclamidesuspensie wordt verhoogd, maar dit verdwijnt als de dosis wordt gehandhaafd.
In geval van misselijkheid lijkt de glykemie te worden gehandhaafd en hoeft insuline niet te worden
geherintroduceerd totdat de patiënt in staat is om de glibenclamidesuspensie in te nemen.
Als sprake is van ernstig braken, dient een snelwerkende insuline te worden gebruikt om de patiënt te
behandelen totdat het braken stopt.
Als sprake is van licht braken, dient een geneesmiddel tegen braken te worden toegediend en kan de
behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Biologische analyses:
De bloedglucose dient gedurende de gehele behandeling met glibenclamide regelmatig te worden
gecontroleerd. Als de bloedglucoseconcentratie hoger dan 16,5 mmol/l is, moet ook op de
aanwezigheid van ketonurie of ketonemie worden gecontroleerd. Als ketonlichamen aanwezig zijn,
moet snel een insuline-injectie worden gegeven om de metabolische situatie te herstellen.
De concentratie geglycosyleerde hemoglobine dient elke drie maanden te worden gemeten om het
metabolische evenwicht van het kind te beoordelen.
Nierinsufficiëntie:
Patiënten met nierinsufficiëntie dienen tijdens de behandeling regelmatig te worden gecontroleerd
vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie. Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte
tot matige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie:
Patiënten met leverinsufficiëntie dienen tijdens de behandeling regelmatig te worden gecontroleerd
vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie. Er is dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte
tot matige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Natrium
Dit geneesmiddel bevat 2,8 mg natrium per ml orale suspensie, wat overeenkomt met 0,1% van de
door de WHO aanbevolen dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene. Patiënten met een
zoutarm dieet moeten hiermee rekening houden.
Benzoëzuur en benzoaten (natriumbenzoaat)
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie.
Toegenomen bilirubinemie na verplaatsing van bilirubine uit albumine kan leiden tot toename van
neonatale geelzucht, wat zich kan ontwikkelen tot kernicterus (niet-geconjugeerde bilirubine-
afzettingen in het hersenweefsel).
7

Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd voor de twee orale suspensies van glibenclamide
(0,6 mg/ml en 6 mg/ml).
Er kan hypoglykemie optreden bij gebruik van andere geneesmiddelen.
Sterk eiwitgebonden geneesmiddelen, die ook de hypoglykemische werking van glibenclamide door
verplaatsing van glibenclamide uit plasma-eiwitten kunnen versterken, omvatten orale anticoagulantia,
fenytoïne, salicylaten en andere niet-steroïdale ontstekingsremmers.
Bij gebruik van andere geneesmiddelen kan sprake zijn van afzwakking van het
bloedglucoseverlagende effect en daardoor van verhoogde bloedglucoseconcentraties.
Onder invloed van sympatholytische geneesmiddelen, zoals bètablokkers, clonidine, guanethidine en
reserpine, kunnen de tekenen van adrenerge tegenregulatie van hypoglykemie verminderd of afwezig
zijn. De symptomen van hypoglykemie kunnen ook lichter of afwezig zijn wanneer de hypoglykemie
geleidelijk ontstaat of wanneer sprake is van autonome neuropathie.
In zeer zeldzame gevallen kan intolerantie voor alcohol optreden. Zowel acuut als chronisch
alcoholgebruik of overmatige alcoholinname door mensen die soms drinken, kan het hypoglykemische
effect van glibenclamide afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie
hiervan te vertragen. In zeer zeldzame gevallen zijn disulfiram-achtige reacties opgetreden na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide.
Glibenclamide kan de plasmaconcentratie van ciclosporine verhogen en mogelijk leiden tot verhoogde
toxiciteit hiervan. Wanneer beide geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend, worden daarom
controle en dosisaanpassing van ciclosporine aangeraden.
Colesevelam bindt zich aan glibenclamide en vermindert de absorptie van glibenclamide vanuit het
maag-darmkanaal. Er werd geen interactie waargenomen wanneer glibenclamide ten minste 4 uur vóór
colesevelam werd ingenomen. Daarom dient glibenclamide ten minste 4 uur voorafgaand aan
colesevelam te worden toegediend.
In de onderstaande tabel wordt een samenvatting van de hierboven beschreven interacties en verdere
interacties gegeven.

Werkzame stof
Effect van interactie
Mogelijk risico
ACE-remmers
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Acetazolamide
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Adrenaline (epinefrine)
Afzwakking van het
Verhoogde
en andere
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
sympathicomimetica
Alcohol
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Afzwakking van het hypoglykemische Onjuiste regulatie van
effect van glibenclamide of gevaarlijke plasmaglucose
versterking hiervan door vertraging van
de metabolische inactivatie ervan
Anabole steroïden en
Versterking van de
Hypoglykemie
mannelijke
bloedglucoseverlaging
geslachtshormonen
Barbituraten
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
8
Effect van interactie
Mogelijk risico
Bèta-receptorblokkers
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
Onjuiste regulatie van
van hypoglykemie kunnen verminderd
plasmaglucose
of afwezig zijn
Biguaniden
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Bosentan
Verhoogde concentraties leverenzymen Onjuiste regulatie van
plasmaglucose
Calciumkanaalblokkers
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Chlooramfenicol
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Ciclosporine
Verhoogde plasmaconcentratie
Verhoogde toxiciteit van
ciclosporine
ciclosporine
Cimetidine
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Claritromycine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Clonidine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
Onjuiste regulatie van
bloedglucoseverlagende effect
plasmaglucose
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
Onjuiste regulatie van
van hypoglykemie kunnen verminderd
plasmaglucose
of afwezig zijn
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Colesevelam
Vermindering van glibenclamide-
Onjuiste regulatie van
absorptie uit het maag-darmkanaal
plasmaglucose
Corticosteroïden
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Coumarinederivaten
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
Onjuiste dosering of
effect van coumarinederivaten
toegediende
coumarinederivaten
Cyclofosfamiden
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Diazoxide
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Disopyramide
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Diuretica
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Fenfluramine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Fenyramidol
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Fibraten
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Fluoxetine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
9
Effect van interactie
Mogelijk risico
Glucagon
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Guanethidine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
Onjuiste regulatie van
van hypoglykemie kunnen verminderd
plasmaglucose
of afwezig zijn
H2-receptorantagonisten
Versterking of afzwakking van het
Onjuiste regulatie van
bloedglucoseverlagende effect
plasmaglucose
Heparine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Ifosfamide
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Insuline
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Isoniazide
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Hoge doses
Afzwakking van het
Verhoogde
laxeermiddelen
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Langwerkende
Versterking van de
Hypoglykemie
sulfonamiden
bloedglucoseverlaging
MAO-remmers
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Miconazol
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Nicotinezuur (in hoge
Afzwakking van het
Verhoogde
doses)
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Oestrogenen
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Andere orale
Versterking van de
Hypoglykemie
antidiabetica
bloedglucoseverlaging
Oxypentifylline
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Oxyfenbutazon
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Fenothiazinederivaten
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Fenytoïne
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Fosfamiden
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Probenecide
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Progestagenen
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Chinolonen
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Reserpine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Versterking of afzwakking van het
Onjuiste regulatie van
bloedglucoseverlagende effect
plasmaglucose
Tekenen van adrenerge tegenregulatie
Onjuiste regulatie van
van hypoglykemie kunnen verminderd
plasmaglucose
of afwezig zijn
10
Effect van interactie
Mogelijk risico
Rifampicine
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Thyroïdhormoon
Afzwakking van het
Verhoogde
bloedglucoseverlagende effect
bloedglucoseconcentraties
Salicylaten
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Sulfamethoxazol met
Versterking van de
Hypoglykemie
trimethoprim
bloedglucoseverlaging
(cotrimoxazol)
Tetracyclineverbindingen Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging
Tritoqualine
Versterking van de
Hypoglykemie
bloedglucoseverlaging

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Algemene aspecten
AMGLIDIA is geïndiceerd voor de behandeling van neonatale diabetes bij pasgeborenen, zuigelingen
en kinderen.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden en een zwangerschap plannen, dienen van orale glibenclamide
te worden overgezet op insuline. Glibenclamide mag niet tijdens de zwangerschap worden toegediend.
Zwangerschap
Op basis van een beperkte hoeveelheid gepubliceerde gegevens lijkt het gebruik van glibenclamide
tijdens het 1e trimester geen toename in aangeboren misvormingen te veroorzaken. Met betrekking tot
het 2e en 3e trimester werden in de gepubliceerde gegevens geen foetotoxische effecten aangetroffen.
Uit dieronderzoek is geen teratogeen potentieel gebleken.
Glibenclamide passeert de placenta voornamelijk in kleine hoeveelheden; de overdracht is onder
patiënten echter sterk variabel.
Bij zwangere vrouwen wordt insuline voor bloedsuikerregulatie aanbevolen.
Borstvoeding
Gepubliceerde gegevens over 11 met glibenclamide behandelde moeders geven aan dat glibenclamide
niet in de moedermelk wordt uitgescheiden en dat geen hypoglykemie bij de borstgevoede
pasgeborenen werd gemeld. Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is als voorzorgsmaatregel controle
van de bloedsuikerconcentratie van de volledig borstgevoede zuigeling raadzaam.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

AMGLIDIA heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen,
aangezien glibenclamide het risico op hypoglykemie kan verhogen. Dit is mogelijk niet relevant voor
de doelpopulatie. Verminderde alertheid kan echter ook zorgwekkend zijn wanneer wordt
deelgenomen aan het verkeer.
11

Samenvatting van het veiligheidsprofiel:
De vaakst voorkomende bijwerkingen zijn hypoglykemie, voorbijgaande diarree en buikpijn. De
ernstigste bijwerking is hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
Over het geheel genomen is het veiligheidsprofiel van glibenclamide in lijn met het veiligheidsprofiel
van andere sulfonylureumderivaten.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen van glibenclamide (orale suspensie of verpulverde tabletten) bij kinderen, die in het
kader van de behandeling van neonatale diabetes werden gemeld, zijn hieronder per
systeem/orgaanklasse en frequentiegroep vermeld. De frequenties worden gedefinieerd als: zeer vaak
(
1/10); vaak (
1/100, <1/10); soms (
1/1.000, <1/100); zelden (
1/10.000, <1/1.000); zeer zelden
(<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere
frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.

Systeem/orgaanklasse volgens
Bijwerkingen
MedDRA
Zeer vaak
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Neutropenie
Voedings- en
Hypoglykemie
stofwisselingsstoornissen
Maag-darmstelselaandoeningen
Voorbijgaande diarree
Tandverkleuring
Buikpijn
Braken
Dyspepsie
Onderzoeken
Voorbijgaande verhoogde
concentraties transaminasen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen in een klinisch onderzoek (Neogli-onderzoek). Dit
betrof een single-centre, prospectief, open-label, niet-gerandomiseerd fase II-onderzoek. Na
inschrijving bleven patiënten gedurende 1 maand hun gebruikelijke doses glibenclamidetabletten
innemen. Tien patiënten werden overgezet op glibenclamide orale suspensie en de behandeling met
orale suspensie ging 3 maanden door.
Hypoglykemie
Er werden twee gevallen van ernstige hypoglykemie waargenomen, die werden geacht verband te
houden met het geneesmiddel. Er werden symptoombestrijdende maatregelen genomen en de situatie
werd in de twee gevallen opgelost.
Voorbijgaande diarree, braken en buikpijn en dyspepsie
Twee kinderen hadden buikpijn (één met voorbijgaande diarree en braken tijdens dezelfde episode),
wat werd geacht verband te houden met het geneesmiddel. Er werden symptoombestrijdende
maatregelen genomen, het gebruik van het geneesmiddel werd voortgezet en de situatie werd in de
twee gevallen opgelost.
Eén kind had dyspepsie, wat werd geacht verband te houden met het geneesmiddel. Er werden
symptoombestrijdende maatregelen genomen en de situatie werd opgelost.
Neutropenie en voorbijgaande verhoogde transaminasen
Eén kind had een punctueel lage leukocytenconcentratie, maar dicht bij het normale bereik
(neutrofielen 1,3×103/µl voor een ondergrens van normaal van 1,5×103/µl).
Hetzelfde kind had een tijdelijke en minimale ASAT 73 IE/l, en verhoogde ALAT 42 IE/l (normale
bereik respectievelijk onder 60 en 40). Deze waarden herstelden vervolgens.
12
Oogaandoeningen
Voorbijgaande visusstoornissen (wazig zien of accommodatiestoornis), met name aan het begin van de
behandeling, met of zonder glykemische variatie.
Huid- en onderhuidaandoeningen
In geïsoleerde gevallen kan fotosensibiliteit optreden.
Huiduitslag, pruritus, urticaria, allergische huidreactie. Bij volwassenen is soms melding gemaakt van
bulleuze erupties, exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme.
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactische reactie inclusief dyspneu, hypotensie en shock.
Bloedaandoeningen
Bloedaandoeningen zijn over het algemeen reversibel wanneer de behandeling stopt.
Hypereosinofilie, leukopenie, lichte of ernstige trombocytopenie, wat kan leiden tot purpura.
Zeldzame gevallen van agranulocytose, hemolytische anemie, beenmergaplasie en pancytopenie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering

Overdosering van sulfonamiden kan resulteren in hypoglykemie.
De symptomen van matige hypoglykemie, zonder verlies van het bewustzijn of neurologische tekenen,
moeten volledig worden gecorrigeerd door suiker te gebruiken, de dosis aan te passen en/of het dieet
te veranderen. Nauwlettende controle van de bloedglucose door de familie van de patiënt moet worden
voortgezet totdat de familie en de arts (als hij/zij moest worden gecontacteerd) zeker weten dat de
patiënt buiten gevaar is.
Ernstige hypoglykemische reacties, met coma, convulsies of andere neurologische stoornissen, zijn
mogelijk en zijn medische noodgevallen die onmiddellijk moeten worden behandeld zodra de oorzaak
wordt vastgesteld of vermoed, voordat de patiënt meteen in het ziekenhuis wordt opgenomen.
Als een hypoglykemische coma wordt vastgesteld of vermoed, dient de patiënt snel een intraveneuze
injectie van geconcentreerde glucoseoplossing (0,5 g/kg lichaamsgewicht als glucoseoplossing van
30%) toegediend te krijgen. Dit moet worden gevolgd door continue infusie van sterker verdunde
glucoseoplossing (10%) met de snelheid die nodig is om de bloedglucose boven 100 mg/dl (100 mg/dl
= 5,5 mmol/l) te houden. Patiënten moeten gedurende ten minste 48 uur nauwlettend worden
gecontroleerd en afhankelijk van de toestand van de patiënt op dat moment zal de arts beslissen of
aanvullende controle nodig is.
De plasmaklaring van glibenclamide kan bij patiënten die lijden aan leverziekte langer duren.
Vanwege de sterke binding van glibenclamide aan eiwitten heeft dialyse bij de patiënt geen nut.
13
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: geneesmiddelen die worden gebruikt bij diabetes,
sulfonylureumderivaten, ATC-code: A10BB01
Werkingsmechanisme
Sulfonylureumderivaten zullen op pancreatische bètacellen inwerken door ATP-gevoelige
kaliumkanalen te remmen.
De voor dit effect voorgestelde werkingsmechanismen omvatten stimulatie van insulineafgifte door
bètacellen van de alvleesklier.
De minimale werkzame concentratie voor het effect wordt geacht 30-50 ng/ml glibenclamide te zijn.
Farmacodynamische effecten
Glibenclamide, een sulfonylureumderivaat van de tweede generatie met een korte halfwaardetijd, is
een hypoglykemiemiddel dat de bloedglucose vermindert door de insulineafgifte door de alvleesklier
te stimuleren; dit effect is afhankelijk van de aanwezigheid van actieve bètacellen of bètacellen die
door glibenclamide actief worden gemaakt in de eilandjes van Langerhans (in bepaalde gevallen van
neonatale diabetes).
Stimulatie van insulinesecretie door glibenclamide als reactie op een maaltijd is van groot belang. Het
toedienen van glibenclamide aan een diabeticus verbetert de postprandiale insulinotrope respons.
Postprandiale responsen waarbij sprake is van secretie van insuline en peptide-C, blijven verbeterd na
ten minste 6 maanden behandeling en zelfs na vele jaren in het geval van neonatale diabetes als gevolg
van kaliumkanaalstoornissen.
Van glibenclamide is gebleken dat het middel werkzaam is bij patiënten met mutaties in de genen die
coderen voor het -cel ATP-gevoelige kaliumkanaal en chromosoom 6q24-gerelateerde voorbijgaande
neonatale diabetes mellitus.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Behandeling met behulp van sulfonylureumderivaten bij neonatale diabetes in verband met
kaliumkanaalstoornissen wordt ondersteund door gepubliceerde studies die meetbare verbeteringen in
glykemische regulatie laten zien en duiden op neuropsychomotorische en neuropsychologische
deficiënties, die groter zijn bij jongere patiënten.
Op basis van in de literatuur gepubliceerde gegevens kan worden geconcludeerd dat behandeling met
sulfonylureum succes heeft bij ongeveer 90% van de patiënten met neonatale diabetes die verband
houdt met mutaties van het K-ATP-kanaal. De gemiddelde in de literatuur (klinische onderzoeken en
casusdossiers) gemelde dosis bedraagt ongeveer 0,5 mg/kg/dag. Wanneer uitsluitend wordt gekeken
naar klinische onderzoeken of prospectieve gegevensverzamelingen, neemt de gemiddelde dosis af
naar 0,2 tot 0,3 mg/kg/dag. In enkele gevallen werden in de literatuur hogere doses gemeld, tot maar
liefst 2,8 mg/kg/dag zonder bijwerkingen, waarbij volledig werd overgestapt van insuline.
In een single-centre, prospectief, open-label, niet-gerandomiseerd fase II-onderzoek werden de
aanvaardbaarheid, werkzaamheid en verdraagbaarheid van de overstap van verpulverde tabletten naar
Amglidia-suspensie gemeten. Tien patiënten (7 jongens/3 meisjes) met KCNJ11-mutatie, met een
mediane leeftijd van 2,7 jaar (0,3 tot 16,2) en een mediane duur van glibenclamidetherapie van 2,3 jaar
(6 dagen tot 11,3 jaar) werden behandeld.
Dagelijkse doses varieerden van 0,1 tot 0,8 mg/kg voor glibenclamidetabletten (mediane dosis, 0,3
mg/kg) en van 0,1 tot 0,6 mg/kg voor orale suspensie (mediaan 0,1 tot 0,2 mg/kg/dag gedurende de
onderzoeksperiode) verdeeld over 2 tot 4 toedieningen per dag).
14
Bij geen van de patiënten was sprake van verslechtering van glykemische regulatie, gedefinieerd als
een toename van HbA1c met >0,5% en meer dan 5,6% bij patiënten met HbA1c 5,6% bij baseline of
een toename van HbA1c met >0,5% bij patiënten met HbA1c >5,6% bij baseline.
Een groot internationaal langetermijnonderzoek naar behandeling voor neonatale diabetes als gevolg
van KCNJ11-mutaties is op dit moment aan de gang en er werden resultaten gemeld bij 81 van de 90
patiënten die oorspronkelijk werden opgenomen, met een mediane [interkwartielafstand] follow-
upduur van 10,2 jaar [9,3-10,8 jaar]. De overstap naar sulfonylureum vond in de kindertijd plaats met
een mediane [IQR] bij overstap van 4,8 jaar [1,7 ­ 11,4 jaar]. Bij de meest recente follow-up werden
75 patiënten (93%) nog steeds alleen met een sulfonylureum behandeld, terwijl 6 van de 81 patiënten
(7%) sulfonylureum en dagelijkse insuline gebruikten. Bij patiënten die alleen sulfonylureum
gebruikten, werd de bloedglucoseregulatie beter na de overstap naar sulfonylureum met een mediane
[IQR] HbA1c van 5,9% [5,4-6,5%] na 1 jaar vs. 8,0% [7,2-9,2%] vóór de overstap (p<0,0001) en bleef
zeer goed gereguleerd na 10 jaar met een mediane [IQR] HbA1c van 6,4% [5,9-7,2%].
De mediane [IQR] dosis sulfonylureumderivaat daalde gedurende de follow-up met een mediane
[IQR] dosis van 0,30 mg/kg/dag [0,14-0,53] na een jaar en van 0,23 mg/kg/dag [0,12-0,41 mg/kg/dag]
na 10 jaar, p=0,03). Er werden geen episodes van ernstige hypoglykemie gemeld. Er werden
bijwerkingen (diarree/misselijkheid/verminderde eetlust/buikpijn) gemeld bij 10 van de 81 patiënten
(12%); deze waren van voorbijgaande aard en geen enkele patiënt zette het sulfonylureum als gevolg
hiervan stop. Er werden microvasculaire complicaties gemeld bij 7 van de 81 patiënten (9%); er was
geen sprake van macrovasculaire complicaties. Patiënten met complicaties waren ouder op de leeftijd
waarop overzetting naar sulfonylureum plaatsvond dan degenen zonder complicaties (mediane leeftijd
bij overzetting 20,5 v 4,1 jaar, p=0,0005). Orale en intraveneuze glucosetolerantietests lieten een
goede insulinerespons op glucose zien en handhaving van het incretine-effect na tien jaar.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie
Na orale toediening wordt glibenclamide snel geabsorbeerd en brengt het zijn effect teweeg binnen
2,5 uur, met een maximale duur van 15 uur, hoewel de eliminatiehalfwaardetijd 5 tot 10 uur is. Het
voedseleffect op de snelheid of het niveau van absorptie van glibenclamide orale suspensie is niet
onderzocht. Onderzoeken naar de biologische beschikbaarheid hebben aangetoond dat niet-
gemicroniseerde tabletten serumconcentraties glibenclamide opleveren die niet bio-equivalent zijn aan
die van gemicroniseerde tabletten.
Er zijn geen vergelijkende farmacokinetische gegevens beschikbaar betreffende de resultaten na
toepassing van glibenclamidesuspensie en van gemicroniseerde tabletten. De omzettingsverhouding
tussen gemicroniseerde tabletten en de suspensie is niet vastgesteld.
Een vergelijkend onderzoek naar de relatieve biologische beschikbaarheid tussen twee suspensies van
glibenclamide orale suspensie (0,6 mg/ml en 6 mg/ml) en verpulverde glibenclamidetabletten (Daonil
5 mg) liet zien dat wanneer glibenclamide orale suspensies werden toegediend, de
piekplasmaconcentraties van glibenclamide 0,5 uur eerder werden bereikt dan werd waargenomen bij
de verpulverde Daonil-tablet (mediane waarde na toediening is 2,5 uur tegenover 3 uur). De waarden
voor maximale plasmaconcentraties (Cmax) waren vergelijkbaar voor de twee suspensies
(201,71 ± 71,43 ng/ml voor de suspensie van 6 mg/ml en 206,93 ± 67,33 ng/ml voor de suspensie van
0,6 mg/ml). Deze waarden waren ongeveer 40% hoger dan de waarden die werden verkregen voor de
verpulverde tablet (148,34 ± 46,74 ng/ml). De blootstellingswaarden waren respectievelijk
vergelijkbaar voor de twee orale suspensies van glibenclamide en hoger dan werd waargenomen na
toediening van verpulverde Daonil-tabletten. De relatieve biologische beschikbaarheid was 121,6%
15
Er werd een farmacokinetische populatiemodule gebruik om concentraties bij steady state na 0,9 mg
tweemaal daags bij kinderen met een lichaamsgewicht tussen 10 en 30 kg te vergelijken met 1,25 mg
tweemaal daags bij volwassenen. De plasmaconcentraties glibenclamide in de gesimuleerde
pediatrische populatie waren ongeveer 30%-60% lager dan de concentraties bij volwassenen. Bij een
lager lichaamsgewicht nam de concentratie toe, maar deze overschreed voor slechte metaboliseerders
de plasmaconcentratie van volwassenen slechts in minimale mate.
Distributie
Glibenclamide wordt sterk gebonden aan plasma-albumine (99%), wat bepaalde
geneesmiddelinteracties kan verklaren, maar wordt niet gemakkelijk losgekoppeld door zure
geneesmiddelen.
Biotransformatie en eliminatie
Glibenclamide wordt door de lever volledig gemetaboliseerd tot 3 inactieve metabolieten die worden
uitgescheiden via gal (60%) en urine (40%); eliminatie is in 45 tot 72 uur voltooid. Klinische
onderzoeken lijken erop te wijzen dat CYP2C9 significant bijdraagt aan het metabolisme van
glibenclamide in vivo.
Leverfalen vermindert het metabolisme van glibenclamide en vertraagt daarom de eliminatie hiervan
significant.
Biliaire excretie van de metabolieten neemt toe in het geval van nierfalen en is evenredig aan de ernst
van de verandering in nierfunctie. Nierfalen heeft geen invloed op de eliminatie, zolang de
creatinineklaring boven 30 ml/min blijft.
De eliminatiehalfwaardetijden waren vergelijkbaar voor de twee suspensies (bijna 8 uur) en iets korter
dan werd waargenomen bij de verpulverde Daonil-tabletten.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

In onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde toediening met orale toediening van hoge doses
glibenclamide werden effecten op pancreatische bètacellen waargenomen (vergroting van de eilandjes
van Langerhans met onregelmatig geconfigureerde eilandjes en afname van pancreatische -
celgranulatie bij ratten met doses van 30 mg/kg/dag, bètaceluitputting zoals aangegeven door depletie
van insulinebevattende granula bij konijnen met doses van >100 mg/kg/dag).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

hydroxyethylcellulose
melkzuur
gezuiverd water
natriumbenzoaat (E211)
natriumcitraat
xanthaangom

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

Niet van toepassing.
16

3 jaar.
Na de eerste opening:
30 dagen.
De fles zorgvuldig gesloten houden.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Bruine glazen fles (type III) met een kindveilige afsluiting (schroefdop van polypropyleen met capsule
van polyethyleen binnenin) in een doos die een orale 1 ml- of 5 ml-spuit van LDPE en polypropyleen
met schaalindeling bevat, afhankelijk van de voorgeschreven presentatie, en een adapter (LDPE) die
op de fles wordt aangesloten nadat deze voor de spuit is geopend.
De orale spuit van 1 ml is dun en klein, terwijl de spuit van 5 ml dik en lang is.
Verpakkingsgrootten
Eén fles met 30 ml suspensie en één orale spuit van 1 ml verpakt in een afzonderlijke zak, en één
spuitadapter.
Eén fles met 30 ml suspensie en één orale spuit van 5 ml verpakt in een afzonderlijke zak, en één
spuitadapter.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Na het eerste gebruik dient de fles te worden geopend door de kindveilige sluiting los te schroeven
terwijl naar beneden wordt gedrukt. De adapter dient stevig in de fles te worden ingebracht terwijl de
fles rechtop met de juiste zijde naar boven wordt gehouden. De schroefdop dient daarna op de fles met
de adapter te worden teruggeplaatst en mag tijdens het 30 dagen durende gebruik niet worden
verwijderd. De schroefdop dient te worden aangedraaid om de adapter goed in de fles te duwen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
Tel.: + 33 (0)1 58 28 16 80
Fax: + 33 (0)1 58 28 16 90
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/18/1279/001 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/002 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
EU/1/18/1279/003 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/004 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
17
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING


Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 mei 2018
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST


Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
18
BIJLAGE II

A. FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK


C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
19

Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d'Auvergne
Frankrijk
Unither Pharmaceutical
Zone d'Activites Tech Espace
Avenue Toussaint Catros
33185 Le Haillan
FRANKRIJK
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.

C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

·
Periodieke veiligheidsverslagen

De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7, van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen zes
maanden na toekenning van de vergunning indienen.

D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

·
Risk Management Plan (RMP)

De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
·
Extra risicobeperkende maatregelen

20
21

De vergunninghouder zal ervoor zorgen dat in elke lidstaat waar Amglidia op de markt wordt gebracht
alle professionele zorgverleners die naar verwachting Amglidia zullen voorschrijven de beschikking
hebben over de volgende voorlichtingsbrochure:
· Een brochure voor de voorschrijver, met als bijlage daarbij de samenvatting van de
productkenmerken van Amglidia

De brochure voor de voorschrijver dient de volgende belangrijke boodschappen te bevatten:

· Amglidia is een suspensie die moet worden toegediend met een meegeleverde orale spuit met
schaalverdeling in ml. Professionele zorgverleners of patiënten mogen nooit een andere spuit
gebruiken dan in de doos is meegeleverd, om doseringsfouten te vermijden die in ernstig letsel
zouden kunnen resulteren.
· Amglidia is verkrijgbaar in vier verschillende dozen die corresponderen met vier verschillende
presentaties (vier verschillende sterktes):
Eén doos voor de sterkte 0,6 mg/ml met één spuit van 1 ml: gele kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur geel voor etiket
Eén doos voor de sterkte 0,6 mg/ml met één spuit van 5 ml: gele kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur geel voor etiket
Eén doos voor de sterkte 6 mg/ml met één spuit van 1 ml: paarse kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur paars voor etiket
Eén doos voor de sterkte 6 mg/ml met één spuit van 5 ml: paarse kleur voor
buitenverpakking en lichtere kleur paars voor etiket
· De keuze van de Amglidia-sterkte dient te worden bepaald op basis van de voorgeschreven
dosering en het lichaamsgewicht van de patiënt.
· De sterkte Amglidia 0,6 mg/ml mag niet worden gebruikt voor doseringen hoger dan 0,6
mg/kg/dag, om de blootstelling aan de hulpstof natriumbenzoaat te beperken. Lees ´Dosering
en wijze van toediening´ in de samenvatting van de productkenmerken, die als bijlage aan
deze brochure voor de voorschrijver is toegevoegd.
· Keuze van de te gebruiken spuit:
Nadat de totale dagelijkse dosis en de te gebruiken sterkte zijn bepaald, dient de frequentie
van de dagelijkse toediening te worden aangegeven en dient het corresponderende volume
per toediening te worden berekend.
Afhankelijk van het per toediening berekende volume:
Als het volume per toediening 1 ml of minder is, dient de spuit van 1 ml te
worden voorgeschreven;
Als het volume per toediening meer dan 1 ml is, dient de spuit van 5 ml te worden
voorgeschreven.
· Op het voorschrift dient het volgende te worden vermeld: de berekende dagelijkse dosis in ml,
de sterkte van Amglidia die moet worden gebruikt, het aantal toedieningen waarover de
dagelijkse dosis wordt verdeeld alsmede het volume in ml dat per dosis moet worden
toegediend en de maat van de spuit die moet worden gebruikt.
· Aan patiënten en/of hun verzorgers dient het volgende te worden uitgelegd:
Zij krijgen een dosis Amglidia in ml voorgeschreven op basis van hun lichaamsgewicht.
Deze dosis moet worden toegediend met een meegeleverde orale spuit met
schaalverdeling in ml.
22
spuit van 5 ml.
Patiënten of hun verzorgers dienen eraan te worden herinnerd dat ze de juiste spuit moeten
gebruiken, zoals in hun voorschrift is vermeld.
· Als de patiënt een andere presentatie krijgt voorgeschreven, dient de voorschrijver de patiënt
te wijzen op de verpakkingsverschillen tussen de verschillende presentaties (focus op
kleurverschillen, waarschuwingen op de doos, dikte en lengte van de meegeleverde spuit).
23
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25

BUITENVERPAKKING



1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natrium en benzoaat; zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orale suspensie
1 x fles van 30 ml
1 orale spuit (1 ml)
1 orale spuit (5 ml)
1 spuitadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
U mag alleen de spuit gebruiken die door uw arts is voorgeschreven.
Controleer of u de doos heeft die de spuitmaat bevat die door uw arts is voorgeschreven.
Als door uw arts een nieuwe presentatie van AMGLIDIA wordt voorgeschreven, lever dan uw vorige
presentatie en spuit bij uw apotheker in om verwisseling van de spuiten te vermijden.
26
UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP {MM/JJJJ}
Houd na opening de fles na elk gebruik goed dicht en bewaar deze gedurende maximaal 30 dagen.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1279/001 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/002 (AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)
EU/1/18/1279/003 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 1 ml)
EU/1/18/1279/004 (AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie met orale spuit van 5 ml)

13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
AMGLIDIA 0,6 mg/ml
AMGLIDIA 6 mg/ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK -
2D MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
27
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK -
VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC:
SN:
NN:
28

FLES

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
Oraal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Houd na opening de fles na elk gebruik goed dicht en bewaar deze gedurende maximaal 30 dagen.
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
30 ml
6.
OVERIGE
Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
Bevat natrium en benzoaat; zie de bijsluiter voor meer informatie.
29
B. BIJSLUITER
30

AMGLIDIA 6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven.
Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
-
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.

Inhoud van deze bijsluiter

1. Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe dient u dit middel toe?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u AMGLIDIA?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

AMGLIDIA bevat de werkzame stof glibenclamide, die behoort tot een groep van geneesmiddelen
met de naam sulfonylureumderivaten die worden gebruikt voor het verlagen van de bloedsuiker
(bloedglucose).
AMGLIDIA wordt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen gebruikt voor de behandeling van
diabetes die optreedt bij de geboorte (bekend als neonatale diabetes mellitus). Neonatale diabetes is
een ziekte waarbij het lichaam van het kind niet genoeg insuline afgeeft om de concentratie
bloedsuiker te reguleren; AMGLIDIA wordt alleen gebruikt bij patiënten die nog steeds wat vermogen
hebben om insuline aan te maken.
Er is gebleken dat sulfonylureumderivaten zoals glibenclamide werkzaam zijn bij bepaalde genetische
mutaties die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van neonatale diabetes.
Wordt de klacht van uw kind na een paar dagen niet minder, of wordt hij zelfs erger? Neem dan
contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
Uw kind is allergisch voor glibenclamide of voor een van de andere stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
Uw kind heeft ketoacidose (hoge bloedconcentraties van zure stoffen met de naam ketonen).
-
Uw kind lijdt aan porfyrie (onvermogen om chemische stoffen in het lichaam met de naam
porfyrines af te breken).
-
Uw kind wordt behandeld met bosentan, een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de
behandeling van problemen met de bloedsomloop.
-
Uw kind lijdt aan ernstige nierdisfunctie.
-
Uw kind lijdt aan ernstige leverdisfunctie.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
31
De bloedsuikerconcentratie van uw kind kan te laag worden (hypoglykemie) na gebruik van
AMGLIDIA. Vertel het aan de arts als uw kind bleek is, zweet, een onregelmatig hartritme heeft,
gedesoriënteerd of verward lijkt te zijn of niet lijkt te reageren.
Vraag uw arts te bepalen met welke frequentie de capillaire bloedsuiker dient te worden gecontroleerd.
G6PD is een enzym dat betrokken is bij de omzetting van suiker. Als uw kind een G6PD-enzymtekort
heeft, kan bij hem/haar sprake zijn van een abnormale afbraak van rode bloedcellen (acute
hemolytische anemie) na gebruik van AMGLIDIA.
Vertel het aan de arts als u weet dat uw kind een G6PD-tekort heeft en neem contact met hem/haar op
als u opmerkt dat uw kind bleker is dan normaal.
Vertel het aan uw arts als uw kind lijdt aan nier- of leverstoornissen.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Adolescenten hebben geen behoefte aan deze orale suspensie-formulering.

Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast AMGLIDIA nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat uw kind in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat
innemen? Vertel dat dan de arts van uw kind of uw apotheker.
Interacties van AMGLIDIA met andere geneesmiddelen zijn weergegeven in de onderstaande tabel:

Geneesmiddelen
Mogelijke effecten
ACE-remmers (groep bloeddrukverlagende
Bloedsuikerconcentraties te laag
middelen gebruikt voor de behandeling van
hypertensie) (zoals captopril en enalapril)
Acetazolamide (gebruikt voor de
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
behandeling van glaucoom)
Adrenaline (epinefrine) en andere
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
sympathicomimetische middelen (gebruikt
voor de behandeling van ernstige
allergische reacties, stilstand van hart-
vaatstelsel, astma)
Alcohol (alcohol aanwezig in
Bloedsuikerconcentraties te laag
geneesmiddelen)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Anabole steroïden en mannelijke
Bloedsuikerconcentraties te laag
geslachtshormonen (zoals testosteron-
enanthaat) (gebruikt voor de behandeling
van testosterontekort)
Barbituraten (zoals fenobarbital gebruikt
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
voor de behandeling van epilepsie)
Bèta-receptorblokkers (zoals propranolol
Bloedsuikerconcentraties te laag
gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen,
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
onregelmatige of snelle hartslag onder
Lage bloedsuikerconcentratie kan verborgen
controle te krijgen, een nieuwe hartaanval te blijven
voorkomen)
Biguaniden (zoals metformine) gebruikt
Bloedsuikerconcentraties te laag
voor de behandeling van diabetes mellitus
32
Mogelijke effecten
Bosentan gebruikt voor de behandeling van
Onjuiste regulatie van plasmasuiker (zie rubriek 2
hoge bloeddruk in de bloedvaten tussen het
`Wanneer mag u dit middel niet toedienen')
hart en de longen.
Calciumkanaalblokkers (zoals nifedipine
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor de behandeling van hoge
bloeddruk)
Chlooramfenicol (in geval van orale route)
Bloedsuikerconcentraties te laag
is een antibioticum dat wordt gebruikt voor
de behandeling van infecties
Ciclosporine gebruikt om afstoting van het
Verhoogde toxiciteit van ciclosporine
getransplanteerde orgaan te voorkomen
Cimetidine gebruikt om de verschijnselen
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
van zweren in de maag en de
twaalfvingerige darm, gastro-oesofageale
reflux (terugvloeiing van maaginhoud naar
de slokdarm) en het syndroom van
Zollinger-Ellison te verlichten
Claritromycine is een antibioticum dat
Bloedsuikerconcentraties te laag
wordt gebruikt voor de behandeling van
bepaalde infecties
Clonidine gebruikt voor de behandeling van Bloedsuikerconcentraties te laag
arteriële hypertensie (verhoogde bloeddruk
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
in slagaderen)
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Colesevelam gebruikt om cholesterol te
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
verlagen
Corticosteroïden (zoals prednison,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
prednisolon) gebruikt bij verschillende
indicaties zoals ontsteking en astma
Coumarinederivaten (zoals dicoumarol,
Bloedsuikerconcentraties te laag
acenocoumarol) gebruikt om het
Onjuiste dosering of toegediende
stollingsvermogen van het bloed te
coumarinederivaten
verminderen
Cyclofosfamiden gebruikt voor de
Bloedsuikerconcentraties te laag
behandeling van verschillende soorten
kanker
Diazoxide gebruikt bij lage bloedsuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Disopyramide gebruikt voor de behandeling Bloedsuikerconcentraties te laag
van een onregelmatige hartslag
Diuretica (zoals furosemide,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
hydrochloorthiazide) gebruikt voor de
behandeling van arteriële hypertensie
(verhoogde bloeddruk in slagaderen)
Fibraten (zoals bezafibraat, fenofibraat,
Bloedsuikerconcentraties te laag
gemfibrozil gebruikt om de concentratie
vetten te verlagen)
Fluoxetine gebruikt om depressie en
Bloedsuikerconcentraties te laag
angststoornissen te behandelen
Glucagon gebruikt om een hoge
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
bloedglucoseconcentratie te behandelen
Guanethidine gebruikt om een hoge
Bloedsuikerconcentraties te laag
bloeddruk te behandelen
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
H2-receptorantagonisten gebruikt voor het
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
verminderen van maagzuur (zoals
ranitidine) om de verschijnselen van zweren
33
Mogelijke effecten
in de maag en de twaalfvingerige darm,
gastro-oesofageale reflux (terugvloeiing van
maaginhoud naar de slokdarm) en het
syndroom van Zollinger-Ellison te
verlichten
Heparine, gebruikt om het
Bloedsuikerconcentraties te laag
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Ifosfamide, gebruikt om verschillende
Bloedsuikerconcentraties te laag
soorten kanker te behandelen
Insuline, gebruikt om de bloedsuikerspiegel Bloedsuikerconcentraties te laag
te verlagen
Isoniazide, gebruikt om tuberculose te
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
behandelen
Hoge doses laxeermiddelen (zoals
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
macrogol)
MAO-remmers (zoals iproniazide) gebruikt Bloedsuikerconcentratie te laag
om depressie te behandelen
Miconazol gebruikt om schimmelinfectie te Bloedsuikerconcentraties te laag
behandelen
Nicotinezuur (in hoge doses) gebruikt voor
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
het verlagen van hoge concentraties
cholesterol en triglyceriden (vetachtige
stoffen in het bloed)
Oestrogenen (zoals 17-bèta-oestradiol)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor hormonale behandeling
Andere orale antidiabetica (zoals
Bloedsuikerconcentraties te laag
metformine) gebruikt om de
bloedglucoseconcentratie te verlagen
Oxypentifylline gebruikt om de perifere
Bloedsuikerconcentraties te laag
doorbloeding te verbeteren
Fenothiazinederivaten (zoals
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
chloorpromazine) gebruikt om schizofrenie
en andere psychosen te behandelen
Fenytoïne gebruikt voor het behandelen van Verhoogde bloedsuikerconcentraties
epilepsie
Probenecide gebruikt om jicht, jichtige
Bloedsuikerconcentraties te laag
artritis te behandelen
Progestagenen (zoals desogestrel,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
dydrogesteron) gebruikt voor hormonale
behandeling
Chinolonen (antibiotica zoals nalidixinezuur Bloedsuikerconcentraties te laag
en ciprofloxacine) gebruikt om infecties te
behandelen
Rifampicine gebruikt voor het behandelen
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
van infecties, inclusief tuberculose
Sulfamethoxazol met trimethoprim
Bloedsuikerconcentraties te laag
(cotrimoxazol) gebruikt voor het
behandelen van infecties
Thyroïdhormonen (zoals L-thyroxine)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor hormonale behandeling
Salicylaten (zoals aminosalicylzuur, para-
Bloedsuikerconcentraties te laag
aminosalicylzuur gebruikt bij tuberculose)
34
Mogelijke effecten
Tetracyclinen (antibiotica zoals doxycycline Bloedsuikerconcentraties te laag
en minocycline) gebruikt voor het
behandelen van infecties

Waarop moet u letten met alcohol?
Zowel acute als chronische alcoholinname kan het hypoglykemische effect van glibenclamide
afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie hiervan te vertragen. Na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide is onder andere sprake geweest van misselijkheid,
braken, rood worden van de huid, duizeligheid, hoofdpijn, onaangenaam gevoel in de borstkas en de
buik, en algemene katerachtige verschijnselen. Gelijktijdig gebruik van alcohol en glibenclamide dient
te worden vermeden.

Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van neonatale diabetes bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Dit geneesmiddel is niet bedoeld om te worden gebruikt bij zwangere vrouwen, en patiënten die een
zwangerschap plannen dienen hun arts hierover te informeren. Er wordt aangeraden dat dergelijke
patiënten overstappen op behandeling met insuline.
Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is het advies bij zuigelingen die alleen borstvoeding krijgen als
voorzorgsmaatregel de bloedsuikerconcentratie te controleren.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Glibenclamide kan het risico op een lage bloedsuiker verhogen en kan daarom matige invloed hebben
op de rijvaardigheid, op het deelnemen aan het verkeer op een andere manier of op het vermogen om
machines te bedienen.

AMGLIDIA bevat natrium en benzoaatzout
Dit geneesmiddel bevat 2,80 mg natrium per ml. Patiënten met een zoutarm dieet moeten hiermee
rekening houden.
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie. Benzoaatzout kan geelzucht (gele
verkleuring van de huid en de ogen) bij pasgeborenen (tot 4 weken oud) versterken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?

Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Dosering
De behandeling met glibenclamide dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
De dosis AMGLIDIA hangt af van het lichaamsgewicht van uw kind en zal door de arts worden
berekend als een hoeveelheid (volume) in ml orale (via de mond) suspensie die moet worden
afgemeten met de spuit voor oraal gebruik (een spuit van 1 ml of een spuit van 5 ml) die bij het
geneesmiddel wordt meegeleverd. Uw arts zal de specifieke presentatie en sterkte voorschrijven,
inclusief de specifieke spuit die u dient te gebruiken. Gebruik geen andere spuit om AMGLIDIA toe te
dienen.
Het is belangrijk dat u niet zelf de doses AMGLIDIA of insuline aanpast, tenzij u specifiek
aanwijzingen van de arts van uw kind krijgt om dit te doen.
Zorg ervoor dat u de juiste sterkte van het geneesmiddel en de juiste orale spuit gebruikt zoals
voorgeschreven door uw arts, om te voorkomen dat per ongeluk te grote of te kleine hoeveelheden
worden toegediend.
35
Indien nodig kunnen (op basis van bloedglucosecontrole) hogere doses AMGLIDIA worden
toegediend in maximaal vier innames per dag, volgens de aanbevelingen voor het stapsgewijs ophogen
van de dosis die de verwijzende arts heeft gegeven.
In geval van licht braken zal een geneesmiddel tegen braken worden voorgeschreven door uw arts en
kan de behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Zoals over het algemeen in dergelijke situaties wordt aangeraden, mag een nieuwe dosis worden
gegeven als het braken minder dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt. Als het braken
meer dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt, mag geen nieuwe dosis worden
gegeven. Vraag in dergelijke omstandigheden altijd de arts van uw kind om advies.
In geval van ernstige braken dient de behandelend arts uw kind nauwlettend te controleren op
verschijnselen van ketonemie en ketonurie. De arts kan de insulinetherapie opnieuw starten als is
gebleken dat ketonemie of ketonurie verantwoordelijk waren voor het ernstige braken. Als geen
voedsel of vloeistof kan worden ingenomen, dient u met het kind naar de spoedgevallendienst te gaan
waar zij/hij een perfusie van insuline en glucose kan krijgen tot het braken stopt.

Wijze van toediening

Geef het geneesmiddel altijd vóór voeding.
Het geneesmiddel dient elke dag op dezelfde tijdstippen te worden toegediend.
In geval van melkvoeding wordt aangeraden om de suspensie 15 minuten vóór de melkvoeding van
het kind toe te dienen.
Dit geneesmiddel is een kant-en-klare orale suspensie die moet worden toegediend met een spuit met
schaalverdeling speciaal voor gebruik via de mond. Alleen de orale spuit uit de doos mag worden
gebruikt. De spuit van 1 ml is dun en klein en onderverdeeld in stappen van 0,05 ml. De spuit van 5 ml
is dik en lang en onderverdeeld in stappen van 0,1 ml.
Instructies voor gebruik
De dosis wordt afgemeten door de zuiger van de spuit terug te trekken totdat deze de markering
bereikt voor de dosis die de arts voor uw kind heeft voorgeschreven. Het medische voorschrift met
betrekking tot de dosis in ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te
worden opgevolgd.
Terwijl het kind wakker is, plaatst u het kind in halfzittende houding in de holte van uw arm, waarbij
het hoofd van het kind op uw arm rust.
Schuif ongeveer de eerste centimeter van de spuit in de mond van het kind en plaats deze tegen de
binnenkant van de wang.
Laat het kind zuigen. Als het kind niet zuigt, drukt u langzaam de zuiger van de spuit in zodat de
suspensie in de mond druppelt.
Leg het kind na toediening niet direct neer. Het advies is om te wachten totdat het kind het
geneesmiddel heeft doorgeslikt voordat het weer in liggende houding wordt gebracht.
Voor het eerste gebruik
1. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt.
36
2. Breng de adapter stevig in de fles terwijl u de fles rechtop houdt met de juiste kant naar boven.
3. Plaats de schroefdop terug op de fles met de adapter.
4. Draai de schroefdop aan om de adapter goed in de fles te duwen.
Voor elke toediening
1. De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud. Het geneesmiddel wordt toegediend als
een gebruiksklare suspensie die via de mond moet worden toegediend met behulp van een
specifieke spuit met schaalaanduiding.
2. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt
(afbeelding 1).
3. Houd de fles rechtop met de juiste kant naar boven en breng de spuit stevig in de adapter die
op de fles is aangebracht (afbeelding 2).
4. Houd de fles met de spuit ondersteboven (afbeelding 3).
5. Trek de zuiger terug om het gewenste volume te verkrijgen (afbeelding 4A). Duw daarna op
de zuiger om zoveel mogelijk luchtbellen uit de spuit te verwijderen (afbeelding 4B). Trek ten
slotte de zuiger terug tot aan de markering die overeenkomt met de voorgeschreven dosis in
ml (afbeelding 4C).
Opmerking: als er lucht in de spuit komt, leegt u de spuit in de fles en start u de procedure
opnieuw.

6. Draai de fles met de spuit rechtop.
7. Verwijder de spuit van de adapter. Doe de spuit in de mond van het kind en duw op de zuiger
om het geneesmiddel langzaam in de mond toe te dienen.
8. Sluit de fles door de schroefdop goed bovenop de adapter aan te draaien.
De fles moet na elk gebruik worden gesloten en mag gedurende
maximaal 30 dagen worden
bewaard.
9. De spuit moet na elk gebruik grondig met water worden schoongespoeld, worden droog
geveegd en in de doos van het geneesmiddel worden teruggeplaatst. De orale spuit in de doos
mag alleen worden gebruikt in combinatie met dit geneesmiddel.


Heeft u te veel van dit middel aan uw kind toegediend?
Raadpleeg onmiddellijk uw arts, verpleegkundige of ziekenhuisapotheker.
Er bestaat een risico op hypoglykemie. U dient de capillaire bloedsuiker van uw kind te controleren en
de instructies te volgen zoals beschreven in rubriek 4.

Bent u vergeten dit middel toe te dienen?
Als u vergeet om AMGLIDIA toe te dienen, bestaat er een risico op hoge bloedsuiker bij uw kind.
Zodra u zich realiseert dat u bent vergeten om het middel te gebruiken moet u de bloedsuiker
(capillaire bloedsuiker) van uw kind controleren en AMGLIDIA toedienen. Als de capillaire
bloedsuiker van uw kind hoger is dan 3 g/l (of 300 mg/dl of 16,5 mmol/l), controleer dan op de
37

Als u stopt met het gebruik van dit middel
Er bestaat een risico op hoge bloedsuiker.
U dient de bloedsuiker van uw kind (capillaire bloedsuiker) te controleren. Verschijnselen van diabetes
kunnen terugkomen en kunnen leiden tot een ernstige verstoring van de stofwisseling van het lichaam
met hoge concentraties ketonen in het bloed (ketoacidose), uitdroging en verstoring van de balans van
zuren in het lichaam. U mag daarom nooit met het geneesmiddel stoppen zonder te overleggen met de
arts die voor uw kind zorgt. Vraag advies aan uw arts.
U zal worden verzocht om overgebleven AMGLIDIA orale suspensie naar uw arts terug te brengen bij
elk consult.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw kind of met uw apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.

Ernstige bijwerkingen

Te lage bloedsuiker (hypoglykemie) (zeer vaak: komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Als u AMGLIDIA gebruikt, bestaat het risico op het krijgen van te lage bloedsuiker (hypoglykemie).
Tot de mogelijke tekenen van te lage bloedsuiker behoren:
- beven, zweten, zeer angstig of verward gevoel, snelle hartslag
- overmatige honger, hoofdpijn
Als uw kind bleek wordt, gaat zweten, een onregelmatig hartritme heeft, gedesoriënteerd of verward
lijkt, of niet lijkt te reageren, kunnen dit tekenen zijn dat de bloedsuiker van uw kind te laag is; u dient
eerst deze situatie op te lossen op de manier zoals hieronder staat beschreven en u dient daarna met de
arts van uw kind te bespreken of de dosis AMGLIDIA moet worden aangepast.
Het risico op lage bloedsuiker is verhoogd als het geneesmiddel niet bij een maaltijd wordt ingenomen,
met alcohol wordt ingenomen of met bepaalde geneesmiddelen wordt gecombineerd. Een dergelijk
lage bloedsuiker dient te worden behandeld met inname van suiker via de mond, gevolgd door een
tussendoortje of maaltijd. Als sprake is van een zeer lage bloedsuiker die het bewustzijn beïnvloedt,
dienen hulpdiensten te worden gebeld en dient een intraveneuze glucose-injectie te worden gegeven.
Na een dergelijke ernstige episode van hypoglykemie dienen het kind en de familie de arts van het
kind te raadplegen om te controleren of de dosis glibenclamidesuspensie geschikt is.

Allergische reacties
Dit geneesmiddel kan allergische reacties veroorzaken, wat in geïsoleerde gevallen ernstig kan zijn,
inclusief ademhalingsmoeilijkheden, lage bloeddruk en shock. Als uw kind een of meer van deze
verschijnselen vertoont, dient u onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde spoedgevallendienst te gaan.

Stoornissen van het maag-darmkanaal (zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
- Diarree
- Buikpijn
- Braken
- Maagpijn (dyspepsie)
38

Afwijkende bloedtestresultaten (zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bloedtests in het laboratorium kunnen wijzen op veranderingen m.b.t. bloedcellen (afname van witte
bloedcellen: leukopenie) en effecten op de leverfunctie (kortdurende toename van enzymen met de
naam transaminasen).

Andere bijwerkingen:
Vertel het aan uw arts of apotheker als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
- Huiduitslag: jeuk, netelroos (urticaria), allergische huidreactie, blaarvorming op de huid,
huidontsteking.
- Toename van de gevoeligheid van de huid voor zonlicht.
- Voorbijgaande stoornissen in het gezichtsvermogen.
- Andere veranderingen in laboratoriumtests m.b.t. bloed: verhoogde concentratie van witte
bloedcellen genaamd eosinofielen (hypereosinofilie), lichte tot ernstige afname van
bloedbestanddelen genaamd bloedplaatjes (trombocytopenie), wat kan leiden tot subcutane
bloedingen (purpura).

Het melden van bijwerkingen
Merkt u bijwerkingen op, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en het flesje na EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Na eerste opening binnen 30 dagen gebruiken. De fles zorgvuldig gesloten houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is glibenclamide. Elke ml bevat 6 mg glibenclamide.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: xanthaangom, hydroxyethylcellulose, melkzuur, gezuiverd
water, natriumcitraat en natriumbenzoaat (E211) (zie `AMGLIDIA bevat natrium en benzoaat'
in rubriek 2).

Hoe ziet AMGLIDIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
AMGLIDIA is een witte en geurloze orale suspensie.
Elke doos bevat:
-
1 fles met 30 ml orale suspensie;
39
één spuit van 1 ml (dun en klein)
of één spuit van 5 ml (dik en lang) voor gebruik via de mond,
afhankelijk van de voorgeschreven dosis en het toe te dienen volume. De spuit is verpakt in een
doorzichtige zak;
-
één spuitadapter.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk

Fabrikant
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Unither Développement Bordeaux
ZA Tech-Espace, Avenue Toussaint-Catros
33185 Le Haillan
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d'Auvergne
Frankrijk

Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in {
MM/JJJJ}
.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
40

AMGLIDIA 0,6 mg/ml orale suspensie
glibenclamide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven.
Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
-
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.

Inhoud van deze bijsluiter

7. Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
8. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
9. Hoe dient u dit middel toe?
10. Mogelijke bijwerkingen
11. Hoe bewaart u AMGLIDIA?
12. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is AMGLIDIA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

AMGLIDIA bevat de werkzame stof glibenclamide, die behoort tot een groep van geneesmiddelen
met de naam sulfonylureumderivaten die worden gebruikt voor het verlagen van de bloedsuiker
(bloedglucose).
AMGLIDIA wordt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen gebruikt voor de behandeling van
diabetes die optreedt bij de geboorte (bekend als neonatale diabetes mellitus). Neonatale diabetes is
een ziekte waarbij het lichaam van het kind niet genoeg insuline afgeeft om de concentratie
bloedsuiker te reguleren; AMGLIDIA wordt alleen gebruikt bij patiënten die nog steeds wat vermogen
hebben om insuline aan te maken.
Er is gebleken dat sulfonylureumderivaten zoals glibenclamide werkzaam zijn bij bepaalde genetische
mutaties die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van neonatale diabetes.
Dit geneesmiddel is een orale suspensie, die moet worden ingenomen via de mond, wat een
praktischere behandeling is voor pasgeborenen en jonge kinderen dan regelmatige injecties met
insuline.
Wordt de klacht van uw kind na een paar dagen niet minder, of wordt hij zelfs erger? Neem dan
contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
Uw kind is allergisch voor glibenclamide of voor een van de andere stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
Uw kind heeft ketoacidose (hoge bloedconcentraties van zure stoffen met de naam ketonen).
-
Uw kind lijdt aan porfyrie (onvermogen om chemische stoffen in het lichaam met de naam
porfyrines af te breken).
41
Uw kind wordt behandeld met bosentan, een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de
behandeling van problemen met de bloedsomloop.
-
Uw kind lijdt aan ernstige nierdisfunctie.
-
Uw kind lijdt aan ernstige leverdisfunctie.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat uw kind dit middel krijgt toegediend.
De bloedsuikerconcentratie van uw kind kan te laag worden (hypoglykemie) na gebruik van
AMGLIDIA. Vertel het aan de arts als uw kind bleek is, zweet, een onregelmatig hartritme heeft,
gedesoriënteerd of verward lijkt te zijn of niet lijkt te reageren.
Vraag uw arts te bepalen met welke frequentie de capillaire bloedsuiker dient te worden gecontroleerd.
G6PD is een enzym dat betrokken is bij de omzetting van suiker. Als uw kind een G6PD-enzymtekort
heeft, kan bij hem/haar sprake zijn van een abnormale afbraak van rode bloedcellen (acute
hemolytische anemie) na gebruik van AMGLIDIA.
Vertel het aan de arts als u weet dat uw kind een G6PD-tekort heeft en neem contact met hem/haar op
als u opmerkt dat uw kind bleker is dan normaal.
Vertel het aan uw arts als uw kind lijdt aan nier- of leverstoornissen.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
AMGLIDIA is bedoeld om te worden gebruikt bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Adolescenten hebben geen behoefte aan deze orale suspensie-formulering.

Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast AMGLIDIA nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat uw kind in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat
innemen? Vertel dat dan de arts van uw kind of uw apotheker.
Interacties van AMGLIDIA met andere geneesmiddelen zijn weergegeven in de onderstaande tabel:

Geneesmiddelen
Mogelijke effecten
ACE-remmers (groep bloeddrukverlagende
Bloedsuikerconcentraties te laag
middelen gebruikt voor de behandeling van
hypertensie) (zoals captopril en enalapril)
Acetazolamide (gebruikt voor de
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
behandeling van glaucoom)
Adrenaline (epinefrine) en andere
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
sympathicomimetische middelen (gebruikt
voor de behandeling van ernstige
allergische reacties, stilstand van hart-
vaatstelsel, astma)
Alcohol (alcohol aanwezig in
Bloedsuikerconcentraties te laag
geneesmiddelen)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Anabole steroïden en mannelijke
Bloedsuikerconcentraties te laag
geslachtshormonen (zoals testosteron-
enanthaat) (gebruikt voor de behandeling
van testosterontekort)
Barbituraten (zoals fenobarbital gebruikt
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
voor de behandeling van epilepsie)
Bèta-receptorblokkers (zoals propranolol
Bloedsuikerconcentraties te laag
gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen,
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
onregelmatige of snelle hartslag onder
42
Mogelijke effecten
controle te krijgen, een nieuwe hartaanval te Lage bloedsuikerconcentratie kan verborgen
voorkomen)
blijven
Biguaniden (zoals metformine) gebruikt
Bloedsuikerconcentraties te laag
voor de behandeling van diabetes mellitus
Bosentan gebruikt voor de behandeling van
Onjuiste regulatie van plasmasuiker (zie rubriek 2
hoge bloeddruk in de bloedvaten tussen het
`Wanneer mag u dit middel niet toedienen')
hart en de longen.
Calciumkanaalblokkers (zoals nifedipine
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor de behandeling van hoge
bloeddruk)
Chlooramfenicol (in geval van orale route)
Bloedsuikerconcentraties te laag
is een antibioticum dat wordt gebruikt voor
de behandeling van infecties
Ciclosporine gebruikt om afstoting van het
Verhoogde toxiciteit van ciclosporine
getransplanteerde orgaan te voorkomen
Cimetidine gebruikt om de verschijnselen
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
van zweren in de maag en de
twaalfvingerige darm, gastro-oesofageale
reflux (terugvloeiing van maaginhoud naar
de slokdarm) en het syndroom van
Zollinger-Ellison te verlichten
Claritromycine is een antibioticum dat
Bloedsuikerconcentraties te laag
wordt gebruikt voor de behandeling van
bepaalde infecties
Clonidine gebruikt voor de behandeling van Bloedsuikerconcentraties te laag
arteriële hypertensie (verhoogde bloeddruk
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
in slagaderen)
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Colesevelam gebruikt om cholesterol te
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
verlagen
Corticosteroïden (zoals prednison,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
prednisolon) gebruikt bij verschillende
indicaties zoals ontsteking en astma
Coumarinederivaten (zoals dicoumarol,
Bloedsuikerconcentraties te laag
acenocoumarol) gebruikt om het
Onjuiste dosering of toegediende
stollingsvermogen van het bloed te
coumarinederivaten
verminderen
Cyclofosfamiden gebruikt voor de
Bloedsuikerconcentraties te laag
behandeling van verschillende soorten
kanker
Diazoxide gebruikt bij lage bloedsuiker
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
Disopyramide gebruikt voor de behandeling Bloedsuikerconcentraties te laag
van een onregelmatige hartslag
Diuretica (zoals furosemide,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
hydrochloorthiazide) gebruikt voor de
behandeling van arteriële hypertensie
(verhoogde bloeddruk in slagaderen)
Fibraten (zoals bezafibraat, fenofibraat,
Bloedsuikerconcentraties te laag
gemfibrozil gebruikt om de concentratie
vetten te verlagen)
Fluoxetine gebruikt om depressie en
Bloedsuikerconcentraties te laag
angststoornissen te behandelen
Glucagon gebruikt om een hoge
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
bloedglucoseconcentratie te behandelen
Bloedsuikerconcentraties te laag
43
Mogelijke effecten
Guanethidine gebruikt om een hoge
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
bloeddruk te behandelen
H2-receptorantagonisten gebruikt voor het
Onjuiste regulatie van plasmasuiker
verminderen van maagzuur (zoals
ranitidine) om de verschijnselen van zweren
in de maag en de twaalfvingerige darm,
gastro-oesofageale reflux (terugvloeiing van
maaginhoud naar de slokdarm) en het
syndroom van Zollinger-Ellison te
verlichten
Heparine, gebruikt om het
Bloedsuikerconcentraties te laag
stollingsvermogen van het bloed te
verminderen
Ifosfamide, gebruikt om verschillende
Bloedsuikerconcentraties te laag
soorten kanker te behandelen
Insuline, gebruikt om de bloedsuikerspiegel Bloedsuikerconcentraties te laag
te verlagen
Isoniazide, gebruikt om tuberculose te
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
behandelen
Hoge doses laxeermiddelen (zoals
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
macrogol)
MAO-remmers (zoals iproniazide) gebruikt Bloedsuikerconcentratie te laag
om depressie te behandelen
Miconazol gebruikt om schimmelinfectie te Bloedsuikerconcentraties te laag
behandelen
Nicotinezuur (in hoge doses) gebruikt voor
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
het verlagen van hoge concentraties
cholesterol en triglyceriden (vetachtige
stoffen in het bloed)
Oestrogenen (zoals 17-bèta-oestradiol)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor hormonale behandeling
Andere orale antidiabetica (zoals
Bloedsuikerconcentraties te laag
metformine) gebruikt om de
bloedglucoseconcentratie te verlagen
Oxypentifylline gebruikt om de perifere
Bloedsuikerconcentraties te laag
doorbloeding te verbeteren
Fenothiazinederivaten (zoals
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
chloorpromazine) gebruikt om schizofrenie
en andere psychosen te behandelen
Fenytoïne gebruikt voor het behandelen van Verhoogde bloedsuikerconcentraties
epilepsie
Probenecide gebruikt om jicht, jichtige
Bloedsuikerconcentraties te laag
artritis te behandelen
Progestagenen (zoals desogestrel,
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
dydrogesteron) gebruikt voor hormonale
behandeling
Chinolonen (antibiotica zoals nalidixinezuur Bloedsuikerconcentraties te laag
en ciprofloxacine) gebruikt om infecties te
behandelen
Rifampicine gebruikt voor het behandelen
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
van infecties, inclusief tuberculose
Sulfamethoxazol met trimethoprim
Bloedsuikerconcentraties te laag
(cotrimoxazol) gebruikt voor het
behandelen van infecties
44
Mogelijke effecten
Thyroïdhormonen (zoals L-thyroxine)
Verhoogde bloedsuikerconcentraties
gebruikt voor hormonale behandeling
Salicylaten (zoals aminosalicylzuur, para-
Bloedsuikerconcentraties te laag
aminosalicylzuur gebruikt bij tuberculose)
Tetracyclinen (antibiotica zoals doxycycline Bloedsuikerconcentraties te laag
en minocycline) gebruikt voor het
behandelen van infecties

Waarop moet u letten met alcohol?
Zowel acute als chronische alcoholinname kan het hypoglykemische effect van glibenclamide
afzwakken of dit gevaarlijk versterken door de metabolische inactivatie hiervan te vertragen. Na het
gelijktijdige gebruik van alcohol en glibenclamide is onder andere sprake geweest van misselijkheid,
braken, rood worden van de huid, duizeligheid, hoofdpijn, onaangenaam gevoel in de borstkas en de
buik, en algemene katerachtige verschijnselen. Gelijktijdig gebruik van alcohol en glibenclamide dient
te worden vermeden.

Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van neonatale diabetes bij
pasgeborenen, zuigelingen en kinderen.
Dit geneesmiddel is niet bedoeld om te worden gebruikt bij zwangere vrouwen, en patiënten die een
zwangerschap plannen dienen hun arts hierover te informeren. Er wordt aangeraden dat dergelijke
patiënten overstappen op behandeling met insuline.
Hoewel borstvoeding verenigbaar lijkt, is het advies bij zuigelingen die alleen borstvoeding krijgen als
voorzorgsmaatregel de bloedsuikerconcentratie te controleren.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Glibenclamide kan het risico op een lage bloedsuiker verhogen en kan daarom matige invloed hebben
op de rijvaardigheid, op het deelnemen aan het verkeer op een andere manier of op het vermogen om
machines te bedienen.

AMGLIDIA bevat natrium en benzoaatzout
Dit geneesmiddel bevat 2,80 mg natrium per ml. Patiënten met een zoutarm dieet moeten hiermee
rekening houden.
Dit geneesmiddel bevat 5 mg benzoaatzout per ml orale suspensie. Benzoaatzout kan geelzucht (gele
verkleuring van de huid en de ogen) bij pasgeborenen (tot 4 weken oud) versterken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?

Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Dosering
De behandeling met glibenclamide dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met de
behandeling van patiënten met diabetes die al op zeer jonge leeftijd is begonnen.
De dosis AMGLIDIA hangt af van het lichaamsgewicht van uw kind en zal door de arts worden
berekend als een hoeveelheid (volume) in ml orale (via de mond) suspensie die moet worden
afgemeten met de spuit voor oraal gebruik (een spuit van 1 ml of een spuit van 5 ml) die bij het
geneesmiddel wordt meegeleverd. Uw arts zal de specifieke presentatie en sterkte voorschrijven,
inclusief de specifieke spuit die u dient te gebruiken. Gebruik geen andere spuit om AMGLIDIA toe te
dienen.
Het is belangrijk dat u niet zelf de doses AMGLIDIA of insuline aanpast, tenzij u specifiek
aanwijzingen van de arts van uw kind krijgt om dit te doen.
45

De aanvangsdosis AMGLIDIA is 0,2 mg glibenclamide per kilogram (kg) lichaamsgewicht per dag,
verdeeld in twee doses van 0,1 mg/kg. Naarmate de dosis wordt verhoogd, is het meestal mogelijk om
de dosis insuline die de patiënt al krijgt te verlagen en stop te zetten.
Indien nodig kunnen (op basis van bloedglucosecontrole) hogere doses AMGLIDIA worden
toegediend in maximaal vier innames per dag, volgens de aanbevelingen voor het stapsgewijs ophogen
van de dosis die de verwijzende arts heeft gegeven.
In geval van licht braken zal een geneesmiddel tegen braken worden voorgeschreven door uw arts en
kan de behandeling met AMGLIDIA worden voortgezet.
Zoals over het algemeen in dergelijke situaties wordt aangeraden, mag een nieuwe dosis worden
gegeven als het braken minder dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt. Als het braken
meer dan 30 minuten na toediening van AMGLIDIA optreedt, mag geen nieuwe dosis worden
gegeven. Vraag in dergelijke omstandigheden altijd de arts van uw kind om advies.
In geval van ernstige braken dient de behandelend arts uw kind nauwlettend te controleren op
verschijnselen van ketonemie en ketonurie. De arts kan de insulinetherapie opnieuw starten als is
gebleken dat ketonemie of ketonurie verantwoordelijk waren voor het ernstige braken. Als geen
voedsel of vloeistof kan worden ingenomen, dient u met het kind naar de spoedgevallendienst te gaan
waar zij/hij een perfusie van insuline en glucose kan krijgen tot het braken stopt.

Wijze van toediening
Geef het geneesmiddel altijd vóór voeding. Het geneesmiddel dient elke dag op dezelfde tijdstippen te
worden toegediend.
In geval van melkvoeding wordt aangeraden om de suspensie 15 minuten vóór de melkvoeding van
het kind toe te dienen.
Dit geneesmiddel is een kant-en-klare orale suspensie die moet worden toegediend met een spuit met
schaalverdeling speciaal voor gebruik via de mond. Alleen de orale spuit uit de doos mag worden
gebruikt. De spuit van 1 ml is dun en klein en onderverdeeld in stappen van 0,05 ml. De spuit van 5 ml
is dik en lang en onderverdeeld in stappen van 0,1 ml.
Instructies voor gebruik
De dosis wordt afgemeten door de zuiger van de spuit terug te trekken totdat deze de markering
bereikt voor de dosis die de arts voor uw kind heeft voorgeschreven. Het medische voorschrift met
betrekking tot de dosis in ml per toediening en het aantal toedieningen per dag dient zorgvuldig te
worden opgevolgd.
Terwijl het kind wakker is, plaatst u het kind in halfzittende houding in de holte van uw arm, waarbij
het hoofd van het kind op uw arm rust.
Schuif ongeveer de eerste centimeter van de spuit in de mond van het kind en plaats deze tegen de
binnenkant van de wang.
Laat het kind zuigen. Als het kind niet zuigt, drukt u langzaam de zuiger van de spuit in zodat de
suspensie in de mond druppelt.
Leg het kind na toediening niet direct neer. Het advies is om te wachten totdat het kind het
geneesmiddel heeft doorgeslikt voordat het weer in liggende houding wordt gebracht.
46
Voor het eerste gebruik
5. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt.
6. Breng de adapter stevig in de fles terwijl u de fles rechtop houdt met de juiste kant naar boven.
7. Plaats de schroefdop terug op de fles met de adapter.
8. Draai de schroefdop aan om de adapter goed in de fles te duwen.
Voor elke toediening
10. De fles hoeft vóór toediening niet te worden geschud. Het geneesmiddel wordt toegediend als
een gebruiksklare suspensie die via de mond moet worden toegediend met behulp van een
specifieke spuit met schaalaanduiding.
11. Open de fles door de kindveilige sluiting los te schroeven terwijl u naar beneden drukt
(afbeelding 1).
12. Houd de fles rechtop met de juiste kant naar boven en breng de spuit stevig in de adapter die
op de fles is aangebracht (afbeelding 2).
13. Houd de fles met de spuit ondersteboven (afbeelding 3).
14. Trek de zuiger terug om het gewenste volume te verkrijgen (afbeelding 4A). Duw daarna op
de zuiger om zoveel mogelijk luchtbellen uit de spuit te verwijderen (afbeelding 4B). Trek ten
slotte de zuiger terug tot aan de markering die overeenkomt met de voorgeschreven dosis in
ml (afbeelding 4C).
Opmerking: als er lucht in de spuit komt, leegt u de spuit in de fles en start u de procedure
opnieuw.

15. Draai de fles met de spuit rechtop.
16. Verwijder de spuit van de adapter. Doe de spuit in de mond van het kind en duw op de zuiger
om het geneesmiddel langzaam in de mond toe te dienen.
17. Sluit de fles door de schroefdop goed bovenop de adapter aan te draaien.
De fles moet na elk gebruik worden gesloten en mag gedurende
maximaal 30 dagen worden
bewaard.
18. De spuit moet na elk gebruik grondig met water worden schoongespoeld, worden droog
geveegd en in de doos van het geneesmiddel worden teruggeplaatst. De orale spuit in de doos
mag alleen worden gebruikt in combinatie met dit geneesmiddel.


Heeft u te veel van dit middel aan uw kind toegediend?
Raadpleeg onmiddellijk uw arts, verpleegkundige of ziekenhuisapotheker.
Er bestaat een risico op hypoglykemie. U dient de capillaire bloedsuiker van uw kind te controleren en
de instructies te volgen zoals beschreven in rubriek 4.

Bent u vergeten dit middel toe te dienen?
Als u vergeet om AMGLIDIA toe te dienen, bestaat er een risico op hoge bloedsuiker bij uw kind.
47

Als u stopt met het gebruik van dit middel
Er bestaat een risico op hoge bloedsuiker.
U dient de bloedsuiker van uw kind (capillaire bloedsuiker) te controleren. Verschijnselen van diabetes
kunnen terugkomen en kunnen leiden tot een ernstige verstoring van de stofwisseling van het lichaam
met hoge concentraties ketonen in het bloed (ketoacidose), uitdroging en verstoring van de balans van
zuren in het lichaam. U mag daarom nooit met het geneesmiddel stoppen zonder te overleggen met de
arts die voor uw kind zorgt. Vraag advies aan uw arts.
U zal worden verzocht om overgebleven AMGLIDIA orale suspensie naar uw arts terug te brengen bij
elk consult.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw kind of met uw apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.

Ernstige bijwerkingen

Te lage bloedsuiker (hypoglykemie) (zeer vaak: komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Als u AMGLIDIA gebruikt, bestaat het risico op het krijgen van te lage bloedsuiker (hypoglykemie).
Tot de mogelijke tekenen van te lage bloedsuiker behoren:
- beven, zweten, zeer angstig of verward gevoel, snelle hartslag
- overmatige honger, hoofdpijn
Als uw kind bleek wordt, gaat zweten, een onregelmatig hartritme heeft, gedesoriënteerd of verward
lijkt, of niet lijkt te reageren, kunnen dit tekenen zijn dat de bloedsuiker van uw kind te laag is; u dient
eerst deze situatie op te lossen op de manier zoals hieronder staat beschreven en u dient daarna met de
arts van uw kind te bespreken of de dosis AMGLIDIA moet worden aangepast.
Het risico op lage bloedsuiker is verhoogd als het geneesmiddel niet bij een maaltijd wordt ingenomen,
met alcohol wordt ingenomen of met bepaalde geneesmiddelen wordt gecombineerd. Een dergelijk
lage bloedsuiker dient te worden behandeld met inname van suiker via de mond, gevolgd door een
tussendoortje of maaltijd. Als sprake is van een zeer lage bloedsuiker die het bewustzijn beïnvloedt,
dienen hulpdiensten te worden gebeld en dient een intraveneuze glucose-injectie te worden gegeven.
Na een dergelijke ernstige episode van hypoglykemie dienen het kind en de familie de arts van het
kind te raadplegen om te controleren of de dosis glibenclamidesuspensie geschikt is.

Allergische reacties
Dit geneesmiddel kan allergische reacties veroorzaken, wat in geïsoleerde gevallen ernstig kan zijn,
inclusief ademhalingsmoeilijkheden, lage bloeddruk en shock. Als uw kind een of meer van deze
verschijnselen vertoont, dient u onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde spoedgevallendienst te gaan.

Stoornissen van het maag-darmkanaal (zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
- Diarree
- Buikpijn
48

Tandproblemen (vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
- Tandverkleuring

Afwijkende bloedtestresultaten (zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bloedtests in het laboratorium kunnen wijzen op veranderingen m.b.t. bloedcellen (afname van witte
bloedcellen: leukopenie) en effecten op de leverfunctie (kortdurende toename van enzymen met de
naam transaminasen).

Andere bijwerkingen:
Vertel het aan uw arts of apotheker als u een of meer van de volgende bijwerkingen opmerkt:
- Huiduitslag: jeuk, netelroos (urticaria), allergische huidreactie, blaarvorming op de huid,
huidontsteking.
- Toename van de gevoeligheid van de huid voor zonlicht.
- Voorbijgaande stoornissen in het gezichtsvermogen.
- Andere veranderingen in laboratoriumtests m.b.t. bloed: verhoogde concentratie van witte
bloedcellen genaamd eosinofielen (hypereosinofilie), lichte tot ernstige afname van
bloedbestanddelen genaamd bloedplaatjes (trombocytopenie), wat kan leiden tot subcutane
bloedingen (purpura).

Het melden van bijwerkingen
Merkt u bijwerkingen op, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en het flesje na EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Na eerste opening binnen 30 dagen gebruiken. De fles zorgvuldig gesloten houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.

6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is glibenclamide. Elke ml bevat 0,6 mg glibenclamide.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: xanthaangom, hydroxyethylcellulose, melkzuur, gezuiverd
water, natriumcitraat en natriumbenzoaat (E211) (zie `AMGLIDIA bevat natrium en benzoaat'
in rubriek 2).

Hoe ziet AMGLIDIA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
AMGLIDIA is een witte en geurloze orale suspensie.
Elke doos bevat:
49
1 fles met 30 ml orale suspensie;
-
één spuit van 1 ml (dun en klein)
of één spuit van 5 ml (dik en lang) voor gebruik via de mond,
afhankelijk van de voorgeschreven dosis en het toe te dienen volume. De spuit is verpakt in een
doorzichtige zak;
-
één spuitadapter.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AMMTeK
55 rue de Turbigo
75003 Paris
Frankrijk

Fabrikant
Colca MS
1 Rue de la Chaudanne
69290 Grézieu-la-Varenne
Frankrijk
Unither Développement Bordeaux
ZA Tech-Espace, Avenue Toussaint-Catros
33185 Le Haillan
Frankrijk
Centre Spécialités Pharmaceutiques
76-78 Avenue du midi
63800 Cournon d'Auvergne
Frankrijk

Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in {
MM/JJJJ}
.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
50

Heb je dit medicijn gebruikt? Amglidia 6 mg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Amglidia 6 mg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Amglidia 6 mg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG