Abilify 5 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
ABILIFY 10 mg tabletten
ABILIFY 15 mg tabletten
ABILIFY 30 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
ABILIFY 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
63,55 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
59,07 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
54,15 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 30 mg tabletten
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
177,22 mg lactose (als monohydraat) per tablet
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
Tablet
FARMACEUTISCHE VORM
ABILIFY 5 mg tabletten
Rechthoekig en blauw, met inscriptie "A-007" en "5" aan één zijde.
ABILIFY 10 mg tabletten
Rechthoekig en roze, met inscriptie "A-008" en "10" aan één zijde.
ABILIFY 15 mg tabletten
Rond en geel, met inscriptie "A-009" en "15" aan één zijde.
ABILIFY 30 mg tabletten
Rond en roze, met inscriptie "A-011" en "30" aan één zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
2
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij een
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag, met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde werkzaamheid
bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele
patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet
overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg als monotherapie of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie
rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale
dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis:
voor de preventie van
recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als monotherapie of
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder:
de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder:
de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
3
moeten daarom alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette:
de veiligheid en werkzaamheid van
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook
4
rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
5
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
6
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Lactose
ABILIFY tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
7
Als gevolg van de antagonerende werking
op de α
1
-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H
2
antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
8
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
9
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen
worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥
1/10),
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1.000, <
1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteemaa
ndoeningen
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor
nissen
Psychische
stoornissen
Diabetes mellitus
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Depressie
Hyperseksualiteit
10
Vaak
Zenuwstelselaando
eningen
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Soms
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Niet bekend
Neuroleptisch maligne syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Diplopie
Fotofobie
Tachycardie
Oculogyrische crisis
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Aspiratie pneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsverschi
jnselen-syndroom, neonataal (zie
rubriek 4.6)
Priapisme
Bloedvataandoenin
gen
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsela
andoeningen
Hik
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhyperse
cretie
Braken
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoen
ingen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeni
ngen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstel
sel- en
borstaandoeningen
11
Vaak
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatsst
oornissen
Onderzoeken
Vermoeidheid
Soms
Niet bekend
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie:
in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis:
in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect:
Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
12
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak (≥
1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze
bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak (≥
1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8
%); en vaak (≥
1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
13
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken, was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
14
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
en serotonine 5-
HT
1A
receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
en D
3
, serotonine 5-HT
1A
en 5-HT
2A
receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D
4
, serotonine 5-HT
2C
en 5-HT
7
, alpha1 adrenerge en histamine H
1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D
2
/D
3
receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
15
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore
van ≤
12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
16
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score
20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2):
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de
Aberrant Behaviour Checklist Irritability
subschaal. Echter, de klinische
17
relevantie van deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
gewichtstoename 0,4 kg voor placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de
Total Tic Score
van de
Yale Global Tic Severity Scale
(TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
18
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in vitro
studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
19
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactose monohydraat
Maïszetmeel
Microkristallijne cellulose
Hydroxypropylcellulose
Magnesiumstearaat
20
Tabletomhulling
ABILIFY 5 mg tabletten
Indigokarmijn (E 132) aluminium lak
ABILIFY 10 mg tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg tabletten
Geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaar in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium eenheidsdosis blisters in doosjes met 14 × 1, 28 × 1, 49 × 1, 56 × 1, 98 × 1 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
ABILIFY 5 mg tabletten
EU/1/04/276/001 (5 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/002 (5 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/003 (5 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/004 (5 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/005 (5 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 10 mg tabletten
EU/1/04/276/006 (10 mg, 14 × 1 tabletten)
21
EU/1/04/276/007 (10 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/008 (10 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/009 (10 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/010 (10 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 15 mg tabletten
EU/1/04/276/011 (15 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/012 (15 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/013 (15 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/014 (15 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/015 (15 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 30 mg tabletten
EU/1/04/276/016 (30 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/017 (30 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/018 (30 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/019 (30 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/020 (30 mg, 98 × 1 tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
22
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
2 mg aspartaam (E 951) en 0,075 mg lactose per orodispergeerbare tablet
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
3 mg aspartaam (E 951) en 0,1125 mg lactose per orodispergeerbare tablet
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
6 mg aspartaam (E 951) en 0,225 mg lactose per orodispergeerbare tablet
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
10 mg: Rond en roze, met opdruk "A" boven "640" aan één zijde en "10" aan de andere zijde.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
15 mg: Rond en geel, met opdruk "A" boven "641" aan één zijde en "15" aan de andere zijde.
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
30 mg: Rond en roze, met opdruk "A" boven "643" aan één zijde en "30" aan de andere zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij een
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).
23
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag, met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde werkzaamheid
bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele
patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet
overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg als monotherapie of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie
rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale
dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis:
voor de preventie van
recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als monotherapie of
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder:
de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder:
de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
moeten daarom alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
24
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette:
de veiligheid en werkzaamheid van
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
Het orodispergeerbare tablet dient in de mond op de tong te worden geplaatst, alwaar het snel
uiteenvalt en het zich verspreid met het speeksel. Het kan met of zonder vloeistof worden ingenomen.
Verwijdering van het intacte orodispergeerbare tablet uit de mond is moeilijk. Aangezien het
orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient het direct te worden ingenomen na opening van de
blisterverpakking. Als alternatief het tablet in water uiteen laten vallen en de ontstane suspensie
opdrinken.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook
rubriek 5.2).
25
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
26
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
27
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Aspartaam
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten aspartaam. Aspartaam is een bron van fenylalanine.
Het kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU), een zeldzame erfelijke aandoening
waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed kan omzetten.
Lactose
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen
als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol
natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
28
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de α
1
-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H
2
antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
29
C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
30
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥
1/10),
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1.000, <
1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteemaa
ndoeningen
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor
nissen
Diabetes mellitus
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
31
Vaak
Psychische
stoornissen
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Soms
Depressie
Hyperseksualiteit
Niet bekend
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Neuroleptisch maligne syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Zenuwstelselaando
eningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Diplopie
Fotofobie
Tachycardie
Oculogyrische crisis
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Aspiratie pneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Bloedvataandoenin
gen
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsela
andoeningen
Hik
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhyperse
cretie
Braken
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoen
ingen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
32
Vaak
Nier- en
urinewegaandoeni
ngen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstel
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatsst
oornissen
Onderzoeken
Soms
Niet bekend
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsverschi
jnselen-syndroom, neonataal (zie
rubriek 4.6)
Priapisme
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie:
in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis:
in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
33
Dystonie
Klasse-effect:
Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak (≥
1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij
volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak (≥
1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8
%); en vaak (≥
1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
34
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken, was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
35
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
en serotonine 5-
HT
1A
receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
en D
3
, serotonine 5-HT
1A
en 5-HT
2A
receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D
4
, serotonine 5-HT
2C
en 5-HT
7
, alpha1 adrenerge en histamine H
1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D
2
/D
3
receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
36
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore
van ≤
12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
37
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score
20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
38
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2):
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de
Aberrant Behaviour Checklist Irritability
subschaal. Echter, de klinische
relevantie van deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
gewichtstoename 0,4 kg voor placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de
Total Tic Score
van de
Yale Global Tic Severity Scale
(TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
39
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in vitro
studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
40
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
41
Tabletkern
Calciumsilicaat
Croscarmellosenatrium
Crospovidon
Siliciumdioxide
Xylitol
Microkristallijne cellulose
Aspartaam (E 951)
Acesulfaamkalium
Vanille smaakstof (inclusief vanilline, ethylvanilline en lactose)
Wijnsteenzuur
Magnesiumstearaat
Tabletomhulling
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
Geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaar in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium geperforeerde eenheidsdosis blisters in doosjes met 14 × 1, 28 × 1, 49 × 1 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
42
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/024 (10 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/025 (10 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/026 (10 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/027 (15 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/028 (15 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/029 (15 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/030 (30 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/031 (30 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/032 (30 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
43
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 1 mg/ml drank
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 1 mg aripiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect (per ml)
200 mg fructose, 400 mg sucrose, 1,8 mg methyl parahydroxybenzoaat (E 218), 0,2 mg propyl
parahydroxybenzoaat(E 216)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Drank
Heldere, kleurloze tot lichtgele vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij een
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag (d.w.z.
10 ml of 15 ml drank/dag), met een onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot
30 mg/dag (d.w.z. 10 ml tot 30 ml drank/dag). Verhoogde werkzaamheid bij doseringen hoger dan een
dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele patiënten voordeel kunnen hebben
van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis:
de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg (d.w.z. 15 ml drank/dag) als monotherapie of als combinatietherapie,
onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een
hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis:
voor de preventie van
44
recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als monotherapie of
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder:
de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder:
de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
moeten daarom alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette:
de veiligheid en werkzaamheid van
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
45
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook
rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
46
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
47
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
48
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Fructose
De drank bevat fructose. Fructose kan de tanden beschadigen. Patiënten met erfelijke fructose-
intolerantie mogen dit geneesmiddel niet innemen/toegediend krijgen.
Sucrose
De drank bevat sucrose. Sucrose kan schadelijk zijn voor de tanden. Patiënten met zeldzame erfelijke
aandoeningen als fructose-intolerantie, glucose-galactose malabsorptie of sucrase-
isomaltaseinsufficiëntie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Parahydroxybenzoaten
De drank bevat methylparahydroxybenzoaat en propylparahydroxybenzoaat. Kan allergische reacties
veroorzaken (wellicht vertraagd).
Natrium
De drank bevat natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per
dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende
werking op de α
1
-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
49
Een maagzuurremmer, de H
2
antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
50
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
51
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥
1/10),
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1.000, <
1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteemaa
ndoeningen
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Neuroleptisch maligne syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor
nissen
Psychische
stoornissen
Diabetes mellitus
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Depressie
Hyperseksualiteit
Zenuwstelselaando
eningen
Oogaandoeningen
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Diplopie
Fotofobie
Oculogyrische crisis
52
Vaak
Hartaandoeningen
Soms
Tachycardie
Niet bekend
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Aspiratie pneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsverschi
jnselen-syndroom, neonataal (zie
rubriek 4.6)
Priapisme
Bloedvataandoenin
gen
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsela
andoeningen
Hik
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhyperse
cretie
Braken
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoen
ingen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeni
ngen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstel
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatsst
oornissen
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
53
Vaak
Onderzoeken
Soms
Niet bekend
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie:
in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis:
in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect:
Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
54
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak (≥
1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld (≥
1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen,
behalve voor de volgende reacties: zeer vaak (≥
1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8
%); en vaak (≥
1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken, was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
55
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
en serotonine 5-
HT
1A
receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
56
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
en D
3
, serotonine 5-HT
1A
en 5-HT
2A
receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D
4
, serotonine 5-HT
2C
en 5-HT
7
, alpha1 adrenerge en histamine H
1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D
2
/D
3
receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
57
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore
van ≤
12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
58
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score
20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2):
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de
Aberrant Behaviour Checklist Irritability
subschaal. Echter, de klinische
relevantie van deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
59
gewichtstoename 0,4 kg voor placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de
Total Tic Score
van de
Yale Global Tic Severity Scale
(TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
60
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in vitro
studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Drank
Aripiprazol oraal toegediend als drank wordt goed geabsorbeerd. Bij equivalente doses was de
piekplasma concentratie (C
max
) van de aripiprazol drank enigszins hoger, maar de systemische
blootstelling (AUC) was gelijk aan die van tabletten. In een relatieve biobeschikbaarheidsstudie,
waarbij bij gezonde vrijwilligers de farmacokinetiek van 30 mg aripiprazol drank werd vergeleken met
die van 30 mg aripiprazol tabletten, was de verhouding van de geometrische gemiddelde C
max
waarden
van de drank en de tabletten 122 % (n = 30). De farmacokinetiek van een enkele dosis aripiprazol was
lineair en dosisproportioneel.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
61
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Dinatriumedetaat
Fructose
Glycerine
Melkzuur
62
Methylparahydroxybenzoaat (E 218)
Propyleenglycol
Propylparahydroxybenzoaat (E 216)
Natriumhydroxide
Sucrose
Gezuiverd water
Sinaasappel smaakstof
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
De drank dient voor toediening niet te worden verdund met andere vloeistoffen of te worden gemengd
met voedsel.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar
Na eerste opening: 6 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na eerste opening, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PET-flacon met kinderveilige polypropyleen sluiting met een inhoud van 50 ml, 150 ml of 480 ml per
flacon.
Elke verpakking bevat 1 flacon met een gekalibreerde polypropyleen maatbeker met een
maataanduiding per 2,5 ml en een gekalibreerde druppelpipet van polypropyleen en polyethyleen met
lage dichtheid met een maataanduiding per 0,5 ml.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/033 (1 mg/ml, 50 ml fles)
EU/1/04/276/034 (1 mg/ml, 150 ml fles)
EU/1/04/276/035 (1 mg/ml, 480 ml fles)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
63
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
64
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 7,5 mg aripiprazol. Elke injectieflacon bevat 9,75 mg aripiprazol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze, waterige oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
ABILIFY oplossing voor injectie is geïndiceerd voor de snelle controle van agitatie en verstoord
gedrag bij volwassen patiënten met schizofrenie of met manische episodes bij een bipolaire I stoornis,
indien orale behandeling niet geschikt is.
De behandeling met ABILIFY oplossing voor injectie dient zo snel als klinisch mogelijk te worden
stopgezet en te worden gevolgd door het gebruik van oraal aripiprazol.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY oplossing voor injectie is 9,75 mg (1,3 ml),
toegediend als een enkelvoudige intramusculaire injectie. Het effectieve doseringsbereik van
ABILIFY oplossing voor injectie is 5,25 mg tot 15 mg als een enkelvoudige injectie. Een lagere
dosering van 5,25 mg (0,7 ml), op basis van de individuele klinische status, kan worden toegediend
waarbij tevens bij de overweging de reeds gebruikte medicatie voor zowel onderhoud als acute
behandeling dient te worden meegenomen (zie rubriek 4.5).
Een tweede injectie kan 2 uur na de eerste injectie worden toegediend op basis van de individuele
klinische status, en er mogen niet meer dan drie injecties binnen een 24-uurs periode worden gegeven.
De maximale dagdosering van aripiprazol is 30 mg (alle ABILIFY toedieningsvormen meegerekend).
Indien aansluitend behandeling met oraal aripiprazol is geïndiceerd, zie de Samenvatting van de
Productkenmerken van ABILIFY tabletten, ABILIFY orodispergeerbare tabletten, of ABILIFY drank.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 0 tot
17 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
65
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY oplossing voor injectie is voor intramusculair gebruik.
Om de absorptie te bevorderen en de variabiliteit te minimaliseren, wordt het aanbevolen te injecteren
in de musculus deltoideus of diep in de musculus gluteus maximus, hierbij de adipose gebieden
vermijdend.
ABILIFY oplossing voor injectie dient niet intraveneus of subcutaan te worden toegediend.
De oplossing is klaar voor gebruik en alleen bedoeld voor kortdurend gebruik (zie rubriek 5.1).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
De werkzaamheid van ABILIFY oplossing voor injectie bij patiënten met agitatie en verstoord gedrag
is niet vastgesteld in relatie tot andere aandoeningen dan schizofrenie en manische episodes bij een
bipolaire I stoornis.
Gelijktijdige toediening van antipsychotica voor injectie en benzodiazepines voor parenteraal gebruik
kan worden geassocieerd met overmatige sedatie en cardiorespiratoire depressie. Indien parenterale
behandeling met benzodiazepines noodzakelijk is als toevoeging op aripiprazol oplossing voor injectie
66
dienen patiënten te worden gecontroleerd op overmatige sedatie en orthostatische hypotensie (zie
rubriek 4.5).
Patiënten die ABILIFY oplossing voor injectie krijgen dienen te worden geobserveerd voor
orthostatische hypotensie. Bloeddruk, pols, ademhalingssnelheid en mate van bewustzijn dienen
regelmatig te worden gecontroleerd.
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY oplossing voor injectie zijn niet beoordeeld bij
patiënten met een alcohol, of geneesmiddelintoxicatie (zowel met voorgeschreven als verboden
(genees)middelen).
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden (zie rubriek 4.8).
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met behandeling met oraal aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging
vergelijkbaar met die van placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij
patiënten met een familie-anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
67
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
68
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die oraal aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat
het meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Natrium
ABILIFY oplossing voor injectie bevat natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium
(23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
69
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met ABILIFY oplossing voor injectie. De
onderstaande informatie is verkregen uit onderzoek met oraal aripiprazol.
Als gevolg van de antagonerende werking op de α
1
-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om ABILIFY oplossing voor injectie te beïnvloeden
De toediening van lorazepam oplossing voor injectie had bij gelijktijdige toediening geen effect op de
farmacokinetiek van ABILIFY oplossing voor injectie. Echter, in een onderzoek met enkelvoudige,
intramusculaire toediening van aripiprazol (dosis 15 mg) bij gezonde proefpersonen waarbij
gelijktijdig intramusculair lorazepam (dosis 2 mg) werd toegediend, was de intensiteit van sedatie bij
de combinatie groter dan waargenomen werd bij alleen aripiprazol.
Een maagzuurremmer, de H
2
antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met oraal aripiprazol bij gezonde personen verhoogde een sterke remmer
van CYP2D6 (kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De
AUC en C
max
van dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en
47 %. De dosering van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere
sterke remmers van CYP2D6, zoals fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze
vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met oraal aripiprazol bij gezonde personen verhoogde een sterke remmer
van CYP3A4 (ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De
AUC en C
max
van dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6 metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6
metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers
gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de
patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt,
dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven
dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan
worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen
daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer,
dient de dosis van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de
combinatietherapie. Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v.
escitalopram) gelijktijdig met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de
plasmaconcentraties aripiprazol worden verwacht.
70
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
De toediening van ABILIFY oplossing voor injectie had bij gelijktijdige toediening geen effect op de
farmacokinetiek van lorazepam oplossing voor injectie. Echter, in een onderzoek met enkelvoudige,
intramusculaire toediening van aripiprazol (dosis 15 mg) bij gezonde proefpersonen waarbij
gelijktijdig intramusculair lorazepam (dosis 2 mg) werd toegediend, was de waargenomen
orthostatische hypotensie bij de combinatie groter dan bij alleen lorazepam.
In klinische studies hadden orale doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant
effect op het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio),
CYP2C9 (warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden
aripiprazol en dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd
metabolisme. Aldus, is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch
belangrijke geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
71
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren misselijkheid,
duizeligheid en slaperigheid, allemaal voorkomend bij meer dan 3 % van de patiënten behandeld met
aripiprazol oplossing voor injectie.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven
per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥
1/10),
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1.000, <
1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
72
Vaak
Immuunsysteemaa
ndoeningen
Soms
Niet bekend
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Neuroleptisch maligne syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor
nissen
Psychische
stoornissen
Diabetes mellitus
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Depressie
Hyperseksualiteit
Zenuwstelselaando
eningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Diplopie
Fotofobie
Tachycardie
Oculogyrische crisis
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Aspiratie pneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Bloedvataandoenin
gen
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsela
andoeningen
Hik
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhyperse
cretie
Braken
Droge mond
73
Vaak
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoen
ingen
Soms
Niet bekend
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsverschi
jnselen-syndroom, neonataal (zie
rubriek 4.6)
Priapisme
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeni
ngen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstel
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatsst
oornissen
Onderzoeken
Vermoeidheid
Diastolische
bloeddruk verhoogd
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie:
in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis:
in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
74
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect:
Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn in klinische onderzoeken met ABILIFY oplossing voor injectie geen gevallen gemeld van met
bijwerkingen gepaard gaande overdosering. Voorzichtigheid is geboden om onbedoelde injectie van
dit geneesmiddel in een bloedvat te voorkomen. Na elke bevestigde of vermoede accidentele
overdosering/onbedoelde intraveneuze toediening is nauwlettende observatie van de patiënt
noodzakelijk. Indien er potentieel medisch ernstige klachten of symptomen ontstaan, is monitoring,
met inbegrip van continue elektrocardiografische monitoring, vereist. Het medische toezicht en de
monitoring dienen te worden voortgezet totdat de patiënt hersteld is.
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
75
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
en serotonine 5-
HT
1A
receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
en D
3
, serotonine 5-HT
1A
en 5-HT
2A
receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D
4
, serotonine 5-HT
2C
en 5-HT
7
, alpha1 adrenerge en histamine H
1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D
2
/D
3
receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Agitatie bij schizofrenie en bipolaire I stoornis met ABILIFY oplossing voor injectie
In twee kortdurende (24 uur) placebogecontroleerde studies met 554 volwassen schizofrene patiënten,
76
zich presenterend met agitatie en verstoord gedrag, trad met ABILIFY oplossing voor injectie, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van agitatie/gedrags
symptomen en die vergelijkbaar was met haloperidol.
In een kortdurende (24 uur) placebogecontroleerde studie met 291 patiënten met een bipolaire
stoornis, zich presenterend met agitatie en verstoord gedrag, trad met ABILIFY oplossing voor
injectie, in vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbeteringen op van
agitatie/gedrags symptomen vergelijkbaar met de referentiegroep met lorazepam. De waargenomen
gemiddelde verbetering ten opzichte van de uitgangswaarde van de PANSS Excitement Component
score bij het primaire 2-uurs eindpunt was 5,8 bij de placebogroep, 9,6 met lorazepam en 8,7 met
ABILIFY oplossing voor injectie. In analyses van patiëntensubpopulaties met gemengde episoden of
ernstige agitatie werd een vergelijkbaar effectiviteitspatroon waargenomen als bij de gehele populatie.
Statistische significantie kon echter niet worden vastgesteld vanwege het gereduceerde
patiëntenaantal.
Schizofrenie met oraal aripiprazol
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met oraal aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (oraal aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het
totale voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die oraal aripiprazol kregen (43 %) dan
voor oraal haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als
secundair eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal
(Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten
opzichte van haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf oraal aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in
de orale aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met oraal aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond.
In een 26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met
314 volwassen schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden
significant minder patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde
(d.w.z. een toename van minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van
~80,5 kg) met oraal aripiprazol (n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met oraal
olanzapine (n = 45, of 33 % van de evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
77
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis met aripiprazol oraal
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore
van ≤
12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
78
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol intramusculair als een enkelvoudige dosis toegediend aan gezonde proefpersonen wordt
goed geabsorbeerd, en heeft een absolute biologische beschikbaarheid van 100 %. De aripiprazol AUC
in de eerste 2 uur na intramusculaire injectie was 90 % groter dan de AUC na dezelfde dosis als een
tablet; de systemische blootstelling was in het algemeen vergelijkbaar tussen de 2 formuleringen. In 2
onderzoeken bij gezonde proefpersonen waren de mediane tijden waarbij de maximale plasma
concentraties werden bereikt 1 en 3 uur na toediening.
Distributie
Zoals resultaten van onderzoeken met orale toediening van aripiprazol laten zien, wordt aripiprazol
uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume van 4,9 l/kg, wat een
indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische concentraties worden
aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan serumeiwitten, voornamelijk
aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in vitro
studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
79
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek van oraal aripiprazol heeft geen bewijzen van klinisch relevante
effecten van roken op de farmacokinetiek van aripiprazol aan het licht gebracht.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toediening van ABILIFY oplossing voor injectie werd goed verdragen en gaf geen directe toxiciteit in
de doelorganen bij ratten en apen na herhaalde dosering bij systemische blootstellingen (AUC) die 15
respectievelijk 5 maal de humane blootstelling bij de maximale aanbevolen humane dosis van 30 mg
intramusculair waren. In intraveneuze reproductie toxiciteitsstudies, werden geen nieuwe
veiligheidsproblemen waargenomen bij blootstellingen van de moeder met tot 15 (rat) en 29 (konijn)
maal de humane blootstelling bij 30 mg.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek met oraal aripiprazol op het gebied van veiligheidsfarmacologie,
toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
80
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sulfobutylether
β-cyclodextrine
(SBECD)
Wijnsteenzuur
Natriumhydroxide
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
18 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na eerste opening, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Elke doos bevat één voor eenmalig gebruik type I glazen injectieflacon met een butylrubber stop en
een aluminium "aftrek"-sluiting.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/036
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
81
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
82
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
83
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Zambon S.p.A.
Via della Chimica, 9
I-36100 Vicenza(VI)
Italië
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
84
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
85
A. ETIKETTERING
86
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 5 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
87
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/001 (5 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/002 (5 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/003 (5 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/004 (5 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/005 (5 mg, 98 × 1 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 5 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
88
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE
89
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
90
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/006 (10 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/007 (10 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/008 (10 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/009 (10 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/010 (10 mg, 98 × 1 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
91
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE
92
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
93
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/011 (15 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/012 (15 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/013 (15 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/014 (15 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/015 (15 mg, 98 × 1 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 15 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
94
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE
95
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
96
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/016 (30 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/017 (30 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/018 (30 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/019 (30 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/020 (30 mg, 98 × 1 tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 30 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
97
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE
98
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
99
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/024 (10 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/025 (10 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/026 (10 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 10 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
100
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
101
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
102
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/027 (15 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/028 (15 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/029 (15 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 15 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
103
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
104
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
105
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/030 (30 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/031 (30 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/032 (30 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 30 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
106
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
107
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING EN OP DE PRIMAIRE VERPAKKING
MOETEN WORDEN VERMELD:
OMDOOS EN ETIKET FLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 1 mg/ml drank
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Bevat per ml 1 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat fructose, sucrose, E218 en E216.
4.
Drank
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
50 ml drank
150 ml drank
480 ml drank
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gebruik binnen 6 maanden na eerste opening.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
108
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Buitenverpakking:
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/033 - 50 ml fles
EU/1/04/276/034 - 150 ml fles
EU/1/04/276/035 - 480 ml fles
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Buitenverpakking: abilify 1 mg/ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
109
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 7,5 mg aripiprazol. Een injectieflacon levert 9,75 mg in 1,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook sulfobutylether
β-cyclodextrine,
wijnsteenzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 injectieflacon
9,75 mg / 1,3 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
110
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/036
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaard
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
111
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol
IM gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
9,75 mg / 1,3 ml
6.
OVERIGE
112
B. BIJSLUITER
113
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ABILIFY 5 mg tabletten
ABILIFY 10 mg tabletten
ABILIFY 15 mg tabletten
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel “high” te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
114
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
115
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,
fenobarbital).
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
ABILIFY bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
116
arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg.
Echter uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot
de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags.
Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer ABILIFY iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt. Slik de tablet in zijn geheel door met wat water.
Ook al voelt u zich beter,
verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
117
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
diabetes mellitus,
slaapproblemen,
angst,
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
beven,
hoofdpijn,
moeheid,
slaperigheid,
licht gevoel in het hoofd,
beven en wazig zien,
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
indigestie,
misselijkheid,
meer speeksel in de mond dan normaal,
overgeven,
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
te veel suiker in het bloed,
depressie,
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
rusteloze benen,
dubbel zien,
gevoeligheid van het oog voor licht,
snelle hartslag,
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
laag aantal witte bloedcellen,
laag aantal bloedplaatjes,
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
hoog bloedsuiker,
niet genoeg natrium in het bloed,
verminderde eetlust (anorexie),
gewichtsverlies,
gewichtstoename,
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
gevoel van agressie,
onrust,
118
nervositeit,
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten.
leverfalen,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
stijfheid,
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
119
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Iedere tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
De andere stoffen in dit middel zijn lactose monohydraat, maïszetmeel, microkristallijne
cellulose, hydroxypropylcellulose en magnesiumstearaat.
Tabletkern
ABILIFY 5 mg tabletten:
indigokarmijn (E 132) aluminium lak
ABILIFY 10 mg tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg tabletten:
geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
120
Hoe ziet ABILIFY eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ABILIFY 5 mg tabletten zijn rechthoekig en blauw met inscriptie ‘A-007’ en ‘5’ aan de ene zijde.
ABILIFY 10 mg tabletten zijn rechthoekig en roze met inscriptie ‘A-008’ en ‘10’ aan de ene zijde.
ABILIFY 15 mg tabletten zijn rond en geel met inscriptie ‘A-009’ en ‘15’ aan de ene zijde.
ABILIFY 30 mg tabletten zijn rond en roze met inscriptie ‘A-011’ en ‘30’ aan de ene zijde.
ABILIFY wordt geleverd in geperforeerde eenheidsdoordrukstrips verpakt in doosjes met 14 × 1,
28 × 1, 49 × 1, 56 × 1 of 98 × 1 tablet.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
България
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Česká republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Danmark
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Deutschland
Otsuka Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Eesti
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ελλάδα
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Malta
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Nederland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Norge
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
121
España
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
France
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Hrvatska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ireland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 (0) 535 7000
Italia
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Κύπρος
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Latvija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Polska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Portugal
Lundbeck Portugal Lda
Tel: +351 (0) 21 00 45 900
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenská republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Suomi/Finland
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60
Sverige
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 (0) 8 545 286 60
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
122
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel “high” te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
123
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
124
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,
fenobarbital).
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
ABILIFY bevat aspartaam
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 2 mg aspartaam in elke tablet.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 3 mg aspartaam in elke tablet.
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 6 mg aspartaam in elke tablet.
125
Aspartaam is een bron van fenylalanine.
Het kan schadelijk zijn als u fenylketonurie (PKU) heeft,
een zeldzame erfelijke aandoening waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed
kan omzetten.
ABILIFY bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg.
Echter uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot
de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags.
Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer ABILIFY iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt.
Open de doordrukstrip pas op het moment dat u daadwerkelijk de tablet gaat innemen. Voor het
verwijderen van één tablet uit de doordrukstrip dient u de verpakking te openen en de folie van de
doordrukstrip los te trekken om zo een tablet vrij te krijgen. Druk de tablet niet door de folie omdat
hierdoor de tablet kan beschadigen. Onmiddellijk na opening van de doordrukstrip, gebruikmakend
van droge handen, de tablet verwijderen en de gehele orodispergeerbare tablet op uw tong plaatsen. De
tablet valt snel uiteen in het speeksel. De orodispergeerbare tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen.
Een andere mogelijkheid is dat u de tablet uiteen laat vallen in water en de ontstane suspensie
opdrinkt.
Ook al voelt u zich beter,
verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
126
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
diabetes mellitus,
slaapproblemen,
angst,
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
beven,
hoofdpijn,
moeheid,
slaperigheid,
licht gevoel in het hoofd,
beven en wazig zien,
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
indigestie,
misselijkheid,
meer speeksel in de mond dan normaal,
overgeven,
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
te veel suiker in het bloed,
depressie,
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
rusteloze benen,
dubbel zien,
127
gevoeligheid van het oog voor licht,
snelle hartslag,
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
laag aantal witte bloedcellen,
laag aantal bloedplaatjes,
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
hoog bloedsuiker,
niet genoeg natrium in het bloed,
verminderde eetlust (anorexie),
gewichtsverlies,
gewichtstoename,
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
gevoel van agressie,
onrust,
nervositeit,
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten.
leverfalen,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
128
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
stijfheid,
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
129
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is is aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
De andere stoffen in dit middel zijn calciumsilicaat, croscarmellosenatrium, crospovidon,
siliciumdioxide, xylitol, microkristallijne cellulose, aspartaam, acesulfaamkalium,
vanillesmaakstof (bevat lactose), wijnsteenzuur en magnesiumstearaat.
Tabletkern
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten:
geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
Hoe ziet ABILIFY eruit en hoeveel zitten er in een verpakking?
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en roze met opdruk ‘"A" boven "640"’ aan één
zijde en ‘10’ aan de andere zijde.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en geel met opdruk ‘"A" boven "641"’ aan één
zijde en ‘15’ aan de andere zijde
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en roze met opdruk ‘"A" boven "643"’ aan één
zijde en ‘30’ aan de andere zijde.
ABILIFY orodispergeerbare tabletten worden geleverd in geperforeerde eenheidsdoordrukstrips
verpakt in doosjes met 14 × 1, 28 × 1 of 49 × 1 orodispergeerbare tabletten.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
България
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
130
Česká republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Danmark
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Deutschland
Otsuka Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Eesti
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ελλάδα
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
España
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
France
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Hrvatska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ireland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 (0) 535 7000
Italia
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Κύπρος
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Latvija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Malta
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Nederland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Norge
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Polska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Portugal
Lundbeck Portugal Lda
Tel: +351 (0) 21 00 45 900
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenská republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Suomi/Finland
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60
Sverige
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 (0) 8 545 286 60
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
131
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
132
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
ABILIFY 1 mg/ml drank
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel “high” te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
133
volgen.
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
134
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,
fenobarbital).
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit genesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen. De drank dient echter voor
inname niet te worden verdund met andere vloeistoffen of te worden gemengd met voedsel.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
ABILIFY bevat fructose
Dit middel bevat 200 mg fructose per ml. Als uw arts u heeft meegedeeld dat u (of uw kind) bepaalde
suikers niet verdraagt of als bij u erfelijke fructose-intolerantie is vastgesteld (een zeldzame erfelijke
aandoening waarbij een persoon fructose niet kan afbreken), neem dan contact op met uw arts voordat
135
u (of uw kind) dit middel inneemt of toegediend krijgt. Fructose kan de tanden beschadigen.
ABILIFY bevat sucrose
Dit middel bevat 400 mg sucrose per ml. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met diabetes
mellitus. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op
met uw arts voordat u dit middel inneemt. Sucrose kan schadelijk zijn voor de tanden.
ABILIFY bevat parahydroxybenzoaten
Kan allergische reacties veroorzaken (wellicht vertraagd).
ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 ml drank (overeenkomend met
15 mg aripiprazol).
Echter uw arts kan een lagere of hogere dosis voorschrijven tot maximaal
eenmaal daags 30 ml (d.w.z. 30 mg).
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De aanbevolen dosering voor jongeren is eenmaal daags 10 ml drank (overeenkomend met
10 mg aripiprazol).
Echter uw arts kan een lagere of hogere dosis voorschrijven tot maximaal
eenmaal daags 30 ml (d.w.z. 30 mg).
De dosis van ABILIFY dient te worden afgemeten met de in de doos bijgeleverde gekalibreerde
maatbeker of de gekalibreerde druppelpipet van 2 ml.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer ABILIFY iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt. Echter u dient voor inname ABILIFY drank niet te verdunnen met andere
vloeistoffen of te mengen met voedsel.
Ook al voelt u zich beter,
verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
136
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
diabetes mellitus,
slaapproblemen,
angst,
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
beven,
hoofdpijn,
moeheid,
slaperigheid,
licht gevoel in het hoofd,
beven en wazig zien,
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
indigestie,
misselijkheid,
meer speeksel in de mond dan normaal,
overgeven,
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
te veel suiker in het bloed,
depressie,
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
rusteloze benen,
dubbel zien,
gevoeligheid van het oog voor licht,
snelle hartslag,
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
hik.
137
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
laag aantal witte bloedcellen,
laag aantal bloedplaatjes,
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
hoog bloedsuiker,
niet genoeg natrium in het bloed,
verminderde eetlust (anorexie),
gewichtsverlies,
gewichtstoename,
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
gevoel van agressie,
onrust,
nervositeit,
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten.
leverfalen,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
138
stijfheid,
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de flacon en de
doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik binnen 6 maanden na eerste opening.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
139
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Eén ml van dit middel bevat 1 mg aripiprazol.
De andere stoffen in dit middel zijn dinatriumedetaat, fructose, glycerine, melkzuur,
methylparahydroxybenzoaat (E 218), propyleenglycol, propylparahydroxybenzoaat (E 216),
natriumhydroxide, sucrose, gezuiverd water en sinaasappel smaakstof.
Hoe ziet ABILIFY eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ABILIFY 1 mg/ml drank is een heldere, kleurloze tot lichtgele vloeistof geleverd in een flacon met
een kinderveilige polypropyleen sluiting met een inhoud van 50 ml, 150 ml of 480 ml per flacon.
Elke verpakking bevat één flacon met een gekalibreerde polypropyleen maatbeker en een
gekalibreerde druppelpipet van polypropyleen en polyethyleen met lage dichtheid.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
България
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Česká republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Danmark
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Deutschland
Otsuka Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Malta
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Nederland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
140
Eesti
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ελλάδα
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
España
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
France
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Hrvatska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ireland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 (0) 535 7000
Italia
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Κύπρος
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Latvija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Norge
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Polska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Portugal
Lundbeck Portugal Lda
Tel: +351 (0) 21 00 45 900
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenská republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Suomi/Finland
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60
Sverige
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 (0) 8 545 286 60
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
141
Bijsluiter: Informatie voor de gebruiker
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. ABILIFY wordt gebruikt voor de snelle behandeling van
verschijnselen van agitatie en verstoord gedrag die kunnen voorkomen bij een aandoening die wordt
gekenmerkt door verschijnselen als:
het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid, onjuiste
veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
het gevoel “high” te zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg
snel praten met vluchtige gedachten en soms ernstig prikkelbaar.
ABILIFY wordt gegeven wanneer de behandeling met orale vormen niet geschikt is. Uw arts zal uw
behandeling zo snel als mogelijk is omzetten naar een orale vorm van ABILIFY (een vorm die via de
mond kan worden ingenomen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel krijgt toegediend.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
142
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel uw arts of verpleger als u zich duizelig of slap voelt na de injectie. U dient waarschijnlijk te
gaan liggen tot u zich beter voelt. De arts kan ook uw bloeddruk en polsslag willen meten.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 18 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen krijgt, kan dat betekenen dat uw arts de
dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name belangrijk
om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
143
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,
fenobarbital).
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Een combinatie van ABILIFY met geneesmiddelen tegen angststoornissen kan ervoor zorgen dat u
zich slaperig of duizelig voelt. Wanneer u ABILIFY gebruikt, neem dan alleen andere geneesmiddelen
indien uw arts u heeft verteld dat dit kan.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden gegeven.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY krijgt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel krijgt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
144
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts zal bepalen hoeveel ABILIFY u nodig heeft en voor hoe lang. De aanbevolen dosering is
9,75 mg (1,3 ml) voor de eerste injectie. Er kunnen tot 3 injecties in 24 uur worden gegeven. De totale
dosis van ABILIFY (alle toedieningsvormen) mag de 30 mg per dag niet overschrijden.
ABILIFY is klaar voor gebruik. De juiste hoeveelheid oplossing zal in uw spier worden geïnjecteerd
door uw arts of verpleger.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Dit geneesmiddel wordt onder medisch toezicht aan u toegediend; het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel krijgt toegediend. Als u meer dan één arts bezoekt, zorg er dan voor dat u ze vertelt dat u
ABILIFY krijgt.
Patiënten die te veel aripiprazol kregen toegediend, hadden de volgende symptomen:
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Heeft u een injectie van dit middel overgeslagen?
Het is belangrijk dat u geen geplande dosis overslaat. Als u een injectie heeft overgeslagen, moet u
contact opnemen met uw arts om ervoor te zorgen dat u uw volgende injectie zo snel mogelijk krijgt.
Als u stopt met het toegediend krijgen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het toegediend krijgen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
diabetes mellitus,
slaapproblemen,
angst,
145
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
beven,
hoofdpijn,
moeheid,
slaperigheid,
licht gevoel in het hoofd,
beven en wazig zien,
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
indigestie,
misselijkheid,
meer speeksel in de mond dan normaal,
overgeven,
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
te veel suiker in het bloed,
depressie,
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
rusteloze benen,
dubbel zien,
gevoeligheid van het oog voor licht,
snelle hartslag,
verhoogde diastolische bloeddruk,
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
hik,
droge mond.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
laag aantal witte bloedcellen,
laag aantal bloedplaatjes,
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
hoog bloedsuiker,
niet genoeg natrium in het bloed,
verminderde eetlust (anorexie),
gewichtsverlies,
gewichtstoename,
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
gevoel van agressie,
onrust,
nervositeit,
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
spraakstoornis,
146
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten.
leverfalen,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
stijfheid,
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
147
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
injectieflacon na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Iedere ml bevat 7,5 mg aripiprazol.
Een injectieflacon bevat 9,75 mg (1,3 ml) aripiprazol.
De andere stoffen in dit middel zijn sulfobutylether
β-cyclodextrine
(SBECD), wijnsteenzuur,
natriumhydroxide en water voor injectie.
Hoe ziet ABILIFY er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
De ABILIFY oplossing voor injectie is een heldere, kleurloze, waterige oplossing.
Elke doos bevat één voor eenmalig gebruik type I glazen injectieflacon met een butylrubber stop en
een aluminium "aftrek"-sluiting.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Zambon S.p.A.
Via della Chimica, 9
I-36100 Vicenza(VI)
Italië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
148
België/Belgique/Belgien
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
България
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Česká republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Danmark
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Deutschland
Otsuka Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Eesti
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ελλάδα
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
España
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
France
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Hrvatska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ireland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 (0) 535 7000
Italia
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Κύπρος
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Malta
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Nederland
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Norge
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Polska
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Portugal
Lundbeck Portugal Lda
Tel: +351 (0) 21 00 45 900
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Slovenská republika
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Suomi/Finland
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60
Sverige
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 (0) 8 545 286 60
149
Latvija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
150

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
ABILIFY 10 mg tabletten
ABILIFY 15 mg tabletten
ABILIFY 30 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
ABILIFY 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
63,55 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
59,07 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
54,15 mg lactose (als monohydraat) per tablet
ABILIFY 30 mg tabletten
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
177,22 mg lactose (als monohydraat) per tablet
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet
ABILIFY 5 mg tabletten
Rechthoekig en blauw, met inscriptie "A-007" en "5" aan één zijde.
ABILIFY 10 mg tabletten
Rechthoekig en roze, met inscriptie "A-008" en "10" aan één zijde.
ABILIFY 15 mg tabletten
Rond en geel, met inscriptie "A-009" en "15" aan één zijde.
ABILIFY 30 mg tabletten
Rond en roze, met inscriptie "A-011" en "30" aan één zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag, met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde werkzaamheid
bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele
patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet
overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg als monotherapie of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie
rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale
dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis: voor de preventie van
recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als monotherapie of
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder: de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder: de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).

Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette: de veiligheid en werkzaamheid van
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Lactose
ABILIFY tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2 antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol

aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
Cmax en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby's die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".

Vaak
Soms
Niet bekend

Bloed- en

Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Immuunsysteemaa
Allergische reactie (bijv.
ndoeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie Diabetisch hyperosmolair coma
aandoeningen
Bloed prolactine
Diabetische ketoacidose
verlaagd
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor
Anorexie
nissen
Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Vaak
Soms
Niet bekend

Zenuwstelselaando Acathisie
Tardieve dyskinesie Neuroleptisch maligne syndroom
eningen
Extrapiramidale Dystonie
Grand mal convulsie
aandoening
Restless legs-
Serotoninesyndroom
Tremor
syndroom
Spraakstoornis
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen Gezichtsvermoge Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoenin
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
gen
hypotensie
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Ademhalingsstelsel
Hik
Aspiratie pneumonie
-, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsela Constipatie
Pancreatitis
andoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhyperse
Abdominaal ongemak
cretie
Maagongemak
Braken
Lever- en

Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en

Rash
onderhuidaandoen
Fotosensitiviteitsreactie
ingen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Nier- en

Urine-incontinentie
urinewegaandoeni
Urineretentie
ngen
Zwangerschap,

Geneesmiddelontwenningsverschi
perinatale periode
jnselen-syndroom, neonataal (zie
en puerperium
rubriek 4.6)
Voortplantingsstel
Priapisme
sel- en
borstaandoeningen
Vaak
Soms
Niet bekend

Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaatsst
Borstkaspijn
oornissen
Perifeer oedeem
Onderzoeken

Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie: in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis: in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect: Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak ( 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.

Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis
bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak ( 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak ( 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
HT1A receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D2 en D3, serotonine 5-HT1A en 5-HT2A receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D4, serotonine 5-HT2C en 5-HT7, alpha1 adrenerge en histamine H1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3 receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.

Prolactine

De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.

Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten

Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score 20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2):
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter, de klinische
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
gewichtstoename 0,4 kg voor placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de Total Tic Score van de Yale Global Tic Severity Scale (TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in vitro studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.

Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactose monohydraat
Maïszetmeel
Microkristallijne cellulose
Hydroxypropylcellulose
Magnesiumstearaat

ABILIFY 5 mg tabletten
Indigokarmijn (E 132) aluminium lak
ABILIFY 10 mg tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg tabletten
Geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.

6.3 Houdbaarheid
3 jaar

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaar in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium eenheidsdosis blisters in doosjes met 14 × 1, 28 × 1, 49 × 1, 56 × 1, 98 × 1 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
ABILIFY 5 mg tabletten
EU/1/04/276/001 (5 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/002 (5 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/003 (5 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/004 (5 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/005 (5 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 10 mg tabletten
EU/1/04/276/006 (10 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/008 (10 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/009 (10 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/010 (10 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 15 mg tabletten
EU/1/04/276/011 (15 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/012 (15 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/013 (15 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/014 (15 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/015 (15 mg, 98 × 1 tabletten)
ABILIFY 30 mg tabletten
EU/1/04/276/016 (30 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/017 (30 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/018 (30 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/019 (30 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/020 (30 mg, 98 × 1 tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
2 mg aspartaam (E 951) en 0,075 mg lactose per orodispergeerbare tablet
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
3 mg aspartaam (E 951) en 0,1125 mg lactose per orodispergeerbare tablet
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
6 mg aspartaam (E 951) en 0,225 mg lactose per orodispergeerbare tablet
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
10 mg: Rond en roze, met opdruk "A" boven "640" aan één zijde en "10" aan de andere zijde.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
15 mg: Rond en geel, met opdruk "A" boven "641" aan één zijde en "15" aan de andere zijde.
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
30 mg: Rond en roze, met opdruk "A" boven "643" aan één zijde en "30" aan de andere zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij een
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).

Dosering
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag, met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde werkzaamheid
bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele
patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet
overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg als monotherapie of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie
rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale
dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis: voor de preventie van
recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als monotherapie of
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder: de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder: de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
moeten daarom alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).

Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
Het orodispergeerbare tablet dient in de mond op de tong te worden geplaatst, alwaar het snel
uiteenvalt en het zich verspreid met het speeksel. Het kan met of zonder vloeistof worden ingenomen.
Verwijdering van het intacte orodispergeerbare tablet uit de mond is moeilijk. Aangezien het
orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient het direct te worden ingenomen na opening van de
blisterverpakking. Als alternatief het tablet in water uiteen laten vallen en de ontstane suspensie
opdrinken.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook
rubriek 5.2).

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Aspartaam
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten aspartaam. Aspartaam is een bron van fenylalanine.
Het kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU), een zeldzame erfelijke aandoening
waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed kan omzetten.
Lactose
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen
als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
ABILIFY orodispergeerbare tabletten bevatten natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol
natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen `natriumvrij' is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de 1-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2 antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol

aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby's die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".

Vaak
Soms
Niet bekend

Bloed- en

Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Immuunsysteemaa
Allergische reactie (bijv.
ndoeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie Diabetisch hyperosmolair coma
aandoeningen
Bloed prolactine
Diabetische ketoacidose
verlaagd
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor
Anorexie
nissen
Vaak
Soms
Niet bekend

Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Zenuwstelselaando Acathisie
Tardieve dyskinesie Neuroleptisch maligne syndroom
eningen
Extrapiramidale Dystonie
Grand mal convulsie
aandoening
Restless legs-
Serotoninesyndroom
Tremor
syndroom
Spraakstoornis
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen Gezichtsvermoge Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoenin
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
gen
hypotensie
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Ademhalingsstelsel
Hik
Aspiratie pneumonie
-, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsela Constipatie
Pancreatitis
andoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhyperse
Abdominaal ongemak
cretie
Maagongemak
Braken
Lever- en

Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en

Rash
onderhuidaandoen
Fotosensitiviteitsreactie
ingen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Vaak
Soms
Niet bekend

Nier- en

Urine-incontinentie
urinewegaandoeni
Urineretentie
ngen
Zwangerschap,

Geneesmiddelontwenningsverschi
perinatale periode
jnselen-syndroom, neonataal (zie
en puerperium
rubriek 4.6)
Voortplantingsstel
Priapisme
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaatsst
Borstkaspijn
oornissen
Perifeer oedeem
Onderzoeken

Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie: in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis: in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Klasse-effect: Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak ( 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.

Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis
bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak ( 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak ( 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken, was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D2 en serotonine 5-
HT1A receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D2 en D3, serotonine 5-HT1A en 5-HT2A receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D4, serotonine 5-HT2C en 5-HT7, alpha1 adrenerge en histamine H1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3 receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.

Prolactine

De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.

Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten

Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score 20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter, de klinische
relevantie van deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
gewichtstoename 0,4 kg voor placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de Total Tic Score van de Yale Global Tic Severity Scale (TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).

Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in vitro studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Calciumsilicaat
Croscarmellosenatrium
Crospovidon
Siliciumdioxide
Xylitol
Microkristallijne cellulose
Aspartaam (E 951)
Acesulfaamkalium
Vanille smaakstof (inclusief vanilline, ethylvanilline en lactose)
Wijnsteenzuur
Magnesiumstearaat
Tabletomhulling
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
Geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
Rood ijzeroxide (E 172)

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.

6.3 Houdbaarheid
3 jaar

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaar in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium geperforeerde eenheidsdosis blisters in doosjes met 14 × 1, 28 × 1, 49 × 1 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/024 (10 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/025 (10 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/026 (10 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/027 (15 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/028 (15 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/029 (15 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/04/276/030 (30 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/031 (30 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/032 (30 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 juni 2004
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 1 mg/ml drank
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 1 mg aripiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect (per ml)
200 mg fructose, 400 mg sucrose, 1,8 mg methyl parahydroxybenzoaat (E 218), 0,2 mg propyl
parahydroxybenzoaat(E 216)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Drank
Heldere, kleurloze tot lichtgele vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren met een
leeftijd van 15 jaar en ouder.
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij een
bipolaire I stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
ABILIFY is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot ernstige
manische episodes in bipolaire I stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder (zie
rubriek 5.1).

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is 10 mg/dag of 15 mg/dag (d.w.z.
10 ml of 15 ml drank/dag), met een onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. ABILIFY is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot
30 mg/dag (d.w.z. 10 ml tot 30 ml drank/dag). Verhoogde werkzaamheid bij doseringen hoger dan een
dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel individuele patiënten voordeel kunnen hebben
van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis: de aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY is
eenmaal daags 15 mg (d.w.z. 15 ml drank/dag) als monotherapie of als combinatietherapie,
onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen voordeel hebben van een
hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I stoornis: voor de preventie van
combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering. Aanpassing van de
dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op basis van de klinische
status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder: de aanbevolen dosering voor ABILIFY
is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling
dient gestart te worden met 2 mg (door ABILIFY orale suspensie 1 mg/ml te gebruiken) gedurende
2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van
éénmaal daags 10 mg te bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te
worden in stappen van 5 mg zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie
rubriek 5.1). ABILIFY is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
ABILIFY wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar vanwege
gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid. (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder: de
aanbevolen dosering voor ABILIFY is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend, onafhankelijk van
maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van ABILIFY orale
oplossing 1 mg/ml) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de 2 daaropvolgende dagen
om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken. De duur van de behandeling dient beperkt
te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder controle te krijgen en mag niet langer zijn
dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet
aangetoond, en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard met een aanzienlijk hogere incidentie van
aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale symptomen) gerelateerde bijwerkingen,
slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie rubriek 4.8). Doseringen hoger dan 10 mg/dag
moeten daarom alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische
controle (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.1). Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen
geassocieerd met aripiprazol. Daarom wordt ABILIFY niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die
jonger zijn dan 13 jaar (zie rubrieken 4.8 en 5.1).

Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis:
de veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY
bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette: de veiligheid en werkzaamheid van
ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De
momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies
worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten of drank kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken
van de ABILIFY tabletten als alternatief worden gebruikt voor ABILIFY tabletten (zie ook
rubriek 5.2).

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Fructose
De drank bevat fructose. Fructose kan de tanden beschadigen. Patiënten met erfelijke fructose-
intolerantie mogen dit geneesmiddel niet innemen/toegediend krijgen.
Sucrose
De drank bevat sucrose. Sucrose kan schadelijk zijn voor de tanden. Patiënten met zeldzame erfelijke
aandoeningen als fructose-intolerantie, glucose-galactose malabsorptie of sucrase-
isomaltaseinsufficiëntie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Parahydroxybenzoaten
De drank bevat methylparahydroxybenzoaat en propylparahydroxybenzoaat. Kan allergische reacties
veroorzaken (wellicht vertraagd).
Natrium
De drank bevat natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per
dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in wezen `natriumvrij' is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de 1-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte CYP2D6
metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in hogere
plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6 metaboliseerders.
Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers gelijktijdig met
aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de patiënt
overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt, dient de
aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering. Van
andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan worden
verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te
worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer, dient de dosis
van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol

aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
Cmax en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby's die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".

Vaak
Soms
Niet bekend

Bloed- en

Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Immuunsysteemaa
Allergische reactie (bijv.
ndoeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie Diabetisch hyperosmolair coma
aandoeningen
Bloed prolactine
Diabetische ketoacidose
verlaagd
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor
Anorexie
nissen
Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Zenuwstelselaando Acathisie
Tardieve dyskinesie Neuroleptisch maligne syndroom
eningen
Extrapiramidale Dystonie
Grand mal convulsie
aandoening
Restless legs-
Serotoninesyndroom
Tremor
syndroom
Spraakstoornis
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen Gezichtsvermoge Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Vaak
Soms
Niet bekend

Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoenin
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
gen
hypotensie
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Ademhalingsstelsel
Hik
Aspiratie pneumonie
-, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsela Constipatie
Pancreatitis
andoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhyperse
Abdominaal ongemak
cretie
Maagongemak
Braken
Lever- en

Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en

Rash
onderhuidaandoen
Fotosensitiviteitsreactie
ingen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Nier- en

Urine-incontinentie
urinewegaandoeni
Urineretentie
ngen
Zwangerschap,

Geneesmiddelontwenningsverschi
perinatale periode
jnselen-syndroom, neonataal (zie
en puerperium
rubriek 4.6)
Voortplantingsstel
Priapisme
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaatsst
Borstkaspijn
oornissen
Perifeer oedeem
Vaak
Soms
Niet bekend

Onderzoeken

Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie: in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis: in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek, was de incidentie van
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect: Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak ( 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10). Het
veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.

Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis
bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1 stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak ( 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak ( 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken, was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D2 en serotonine 5-
HT1A receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
affiniteit voor dopamine D4, serotonine 5-HT2C en 5-HT7, alpha1 adrenerge en histamine H1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3 receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal (Montgomery
Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.

Prolactine

De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten (13
tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de aripiprazolgroep
(19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio (HR) was 0,461 (95 %
betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties tezamen. In deelgroepanalyses
was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van 13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met
0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting van de HR voor de jongere groep (13 tot
14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere aantal proefpersonen in die groep
(aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot
1,628) maakte het niet mogelijk om conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een
behandelingseffect. Daarentegen was het 95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere
deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo: n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan
worden dat er bij de oudere patiënten een behandelingseffect is.

Manische episodes bij bipolaire I stoornis bij kinderen en adolescenten

Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire 1 stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score 20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2):
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg /dag tot 15 mg /dag) en één met een
vaste dosering (5 mg /dag, 10 mg /dag of 15 mg /dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg /dag, na één week verhoogd tot 5 mg /dag, en
verhoogd in wekelijkse stappen van 5 mg /dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de
patiënten was jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid
vergeleken met placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter, de klinische
relevantie van deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en
veranderingen in prolactine spiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot
52 weken. In de gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactine spiegels bij
vrouwen (< 3 ng / ml) en mannen (< 2 ng / ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %)
en 258/298 (86,6 %), respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de Total Tic Score van de Yale Global Tic Severity Scale (TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
Week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd, en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen 3 tot
5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute orale
biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen effect op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in vitro studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Drank
Aripiprazol oraal toegediend als drank wordt goed geabsorbeerd. Bij equivalente doses was de
piekplasma concentratie (Cmax) van de aripiprazol drank enigszins hoger, maar de systemische
blootstelling (AUC) was gelijk aan die van tabletten. In een relatieve biobeschikbaarheidsstudie,
waarbij bij gezonde vrijwilligers de farmacokinetiek van 30 mg aripiprazol drank werd vergeleken met
die van 30 mg aripiprazol tabletten, was de verhouding van de geometrische gemiddelde Cmax waarden
van de drank en de tabletten 122 % (n = 30). De farmacokinetiek van een enkele dosis aripiprazol was
lineair en dosisproportioneel.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.

Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Dinatriumedetaat
Fructose
Glycerine
Melkzuur
Propyleenglycol
Propylparahydroxybenzoaat (E 216)
Natriumhydroxide
Sucrose
Gezuiverd water
Sinaasappel smaakstof

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
De drank dient voor toediening niet te worden verdund met andere vloeistoffen of te worden gemengd
met voedsel.

6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na eerste opening: 6 maanden.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na eerste opening, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
PET-flacon met kinderveilige polypropyleen sluiting met een inhoud van 50 ml, 150 ml of 480 ml per
flacon.
Elke verpakking bevat 1 flacon met een gekalibreerde polypropyleen maatbeker met een
maataanduiding per 2,5 ml en een gekalibreerde druppelpipet van polypropyleen en polyethyleen met
lage dichtheid met een maataanduiding per 0,5 ml.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/033 (1 mg/ml, 50 ml fles)
EU/1/04/276/034 (1 mg/ml, 150 ml fles)
EU/1/04/276/035 (1 mg/ml, 480 ml fles)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 7,5 mg aripiprazol. Elke injectieflacon bevat 9,75 mg aripiprazol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze, waterige oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
ABILIFY oplossing voor injectie is geïndiceerd voor de snelle controle van agitatie en verstoord
gedrag bij volwassen patiënten met schizofrenie of met manische episodes bij een bipolaire I stoornis,
indien orale behandeling niet geschikt is.
De behandeling met ABILIFY oplossing voor injectie dient zo snel als klinisch mogelijk te worden
stopgezet en te worden gevolgd door het gebruik van oraal aripiprazol.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosering voor ABILIFY oplossing voor injectie is 9,75 mg (1,3 ml),
toegediend als een enkelvoudige intramusculaire injectie. Het effectieve doseringsbereik van
ABILIFY oplossing voor injectie is 5,25 mg tot 15 mg als een enkelvoudige injectie. Een lagere
dosering van 5,25 mg (0,7 ml), op basis van de individuele klinische status, kan worden toegediend
waarbij tevens bij de overweging de reeds gebruikte medicatie voor zowel onderhoud als acute
behandeling dient te worden meegenomen (zie rubriek 4.5).
Een tweede injectie kan 2 uur na de eerste injectie worden toegediend op basis van de individuele
klinische status, en er mogen niet meer dan drie injecties binnen een 24-uurs periode worden gegeven.
De maximale dagdosering van aripiprazol is 30 mg (alle ABILIFY toedieningsvormen meegerekend).
Indien aansluitend behandeling met oraal aripiprazol is geïndiceerd, zie de Samenvatting van de
Productkenmerken van ABILIFY tabletten, ABILIFY orodispergeerbare tabletten, of ABILIFY drank.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 0 tot
17 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 of CYP2D6 remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4 of CYP2D6 remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4 inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
ABILIFY oplossing voor injectie is voor intramusculair gebruik.
Om de absorptie te bevorderen en de variabiliteit te minimaliseren, wordt het aanbevolen te injecteren
in de musculus deltoideus of diep in de musculus gluteus maximus, hierbij de adipose gebieden
vermijdend.
ABILIFY oplossing voor injectie dient niet intraveneus of subcutaan te worden toegediend.
De oplossing is klaar voor gebruik en alleen bedoeld voor kortdurend gebruik (zie rubriek 5.1).

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
De werkzaamheid van ABILIFY oplossing voor injectie bij patiënten met agitatie en verstoord gedrag
is niet vastgesteld in relatie tot andere aandoeningen dan schizofrenie en manische episodes bij een
bipolaire I stoornis.
Gelijktijdige toediening van antipsychotica voor injectie en benzodiazepines voor parenteraal gebruik
kan worden geassocieerd met overmatige sedatie en cardiorespiratoire depressie. Indien parenterale
behandeling met benzodiazepines noodzakelijk is als toevoeging op aripiprazol oplossing voor injectie
rubriek 4.5).
Patiënten die ABILIFY oplossing voor injectie krijgen dienen te worden geobserveerd voor
orthostatische hypotensie. Bloeddruk, pols, ademhalingssnelheid en mate van bewustzijn dienen
regelmatig te worden gecontroleerd.
De veiligheid en werkzaamheid van ABILIFY oplossing voor injectie zijn niet beoordeeld bij
patiënten met een alcohol, of geneesmiddelintoxicatie (zowel met voorgeschreven als verboden
(genees)middelen).
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne. Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn
gemeld bij het gebruik van antipsychotica. Aangezien patiënten die behandeld worden met
antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren
van VTE te worden geïdentificeerd voor- en tijdens de behandeling met aripiprazol en dienen
voorzorgsmaatregelen genomen te worden (zie rubriek 4.8).
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met behandeling met oraal aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging
vergelijkbaar met die van placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij
patiënten met een familie-anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse), en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van: 56
tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose, of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er in
vergelijking met placebo geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
co-morbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die oraal aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt gaat
het meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Natrium
ABILIFY oplossing voor injectie bevat natrium. Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium
(23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in wezen `natriumvrij' is.
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met ABILIFY oplossing voor injectie. De
onderstaande informatie is verkregen uit onderzoek met oraal aripiprazol.
Als gevolg van de antagonerende werking op de 1-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS) is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om ABILIFY oplossing voor injectie te beïnvloeden
De toediening van lorazepam oplossing voor injectie had bij gelijktijdige toediening geen effect op de
farmacokinetiek van ABILIFY
oplossing voor injectie. Echter, in een onderzoek met enkelvoudige,
intramusculaire toediening van aripiprazol (dosis 15 mg) bij gezonde proefpersonen waarbij
gelijktijdig intramusculair lorazepam (dosis 2 mg) werd toegediend, was de intensiteit van sedatie bij
de combinatie groter dan waargenomen werd bij alleen aripiprazol.
Een maagzuurremmer, de H2 antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd. Aripiprazol wordt via meerdere routes
gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4 wel, maar de CYP1A enzymen geen rol
spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met oraal aripiprazol bij gezonde personen verhoogde een sterke remmer
van CYP2D6 (kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De
AUC en Cmax van dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en
47 %. De dosering van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere
sterke remmers van CYP2D6, zoals fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze
vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met oraal aripiprazol bij gezonde personen verhoogde een sterke remmer
van CYP3A4 (ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De
AUC en Cmax van dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6 metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide CYP2D6
metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4 remmers
gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële risico's voor de
patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol plaatsvindt,
dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven
dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-protease-remmers, kan
worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke dosisverlagingen dienen
daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2). Na stopzetting van de CYP2D6 of CYP3A4 remmer,
dient de dosis van aripiprazol te worden verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de
combinatietherapie. Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v.
escitalopram) gelijktijdig met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de
plasmaconcentraties aripiprazol worden verwacht.
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol

aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis waren de geometrische gemiddelden van de
Cmax en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager, in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol. De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld
wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige
toediening van aripiprazol en andere inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne,
fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st. Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden
verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen daarom te worden toegepast. Na het staken van de
sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen
dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
De toediening van ABILIFY oplossing voor injectie had bij gelijktijdige toediening geen effect op de
farmacokinetiek van lorazepam oplossing voor injectie. Echter, in een onderzoek met enkelvoudige,
intramusculaire toediening van aripiprazol (dosis 15 mg) bij gezonde proefpersonen waarbij
gelijktijdig intramusculair lorazepam (dosis 2 mg) werd toegediend, was de waargenomen
orthostatische hypotensie bij de combinatie groter dan bij alleen lorazepam.
In klinische studies hadden orale doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant
effect op het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio),
CYP2C9 (warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden
aripiprazol en dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd
metabolisme. Aldus, is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch
belangrijke geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek 4.8).

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren misselijkheid,
duizeligheid en slaperigheid, allemaal voorkomend bij meer dan 3 % van de patiënten behandeld met
aripiprazol oplossing voor injectie.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".

Vaak
Soms
Niet bekend

Bloed- en

Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Vaak
Soms
Niet bekend

Immuunsysteemaa
Allergische reactie (bijv.
ndoeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie Diabetisch hyperosmolair coma
aandoeningen
Bloed prolactine
Diabetische ketoacidose
verlaagd
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor
Anorexie
nissen
Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Zenuwstelselaando Acathisie
Tardieve dyskinesie Neuroleptisch maligne syndroom
eningen
Extrapiramidale Dystonie
Grand mal convulsie
aandoening
Restless legs-
Serotoninesyndroom
Tremor
syndroom
Spraakstoornis
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen Gezichtsvermoge Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoenin
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
gen
hypotensie
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Ademhalingsstelsel
Hik
Aspiratie pneumonie
-, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsela Constipatie
Droge mond
Pancreatitis
andoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhyperse
Abdominaal ongemak
cretie
Maagongemak
Braken
Vaak
Soms
Niet bekend

Lever- en

Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en

Rash
onderhuidaandoen
Fotosensitiviteitsreactie
ingen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Nier- en

Urine-incontinentie
urinewegaandoeni
Urineretentie
ngen
Zwangerschap,

Geneesmiddelontwenningsverschi
perinatale periode
jnselen-syndroom, neonataal (zie
en puerperium
rubriek 4.6)
Voortplantingsstel
Priapisme
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaatsst
Borstkaspijn
oornissen
Perifeer oedeem
Onderzoeken
Diastolische
Gewicht verlaagd
bloeddruk verhoogd Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie: in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een
andere lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 %
voor met aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1 stoornis: in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
EPS 26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten.
In de lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was
de incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect: Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Er zijn in klinische onderzoeken met ABILIFY oplossing voor injectie geen gevallen gemeld van met
bijwerkingen gepaard gaande overdosering. Voorzichtigheid is geboden om onbedoelde injectie van
dit geneesmiddel in een bloedvat te voorkomen. Na elke bevestigde of vermoede accidentele
overdosering/onbedoelde intraveneuze toediening is nauwlettende observatie van de patiënt
noodzakelijk. Indien er potentieel medisch ernstige klachten of symptomen ontstaan, is monitoring,
met inbegrip van continue elektrocardiografische monitoring, vereist. Het medische toezicht en de
monitoring dienen te worden voortgezet totdat de patiënt hersteld is.
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1.260 mg bij volwassen patiënten
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling, en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dient
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D2 en serotonine 5-
HT1A receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D2 en D3, serotonine 5-HT1A en 5-HT2A receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D4, serotonine 5-HT2C en 5-HT7, alpha1 adrenerge en histamine H1
receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine en serotonine subtypen kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3 receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Agitatie bij schizofrenie en bipolaire I stoornis met ABILIFY oplossing voor injectie
In twee kortdurende (24 uur) placebogecontroleerde studies met 554 volwassen schizofrene patiënten,
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van agitatie/gedrags
symptomen en die vergelijkbaar was met haloperidol.
In een kortdurende (24 uur) placebogecontroleerde studie met 291 patiënten met een bipolaire
stoornis, zich presenterend met agitatie en verstoord gedrag, trad met ABILIFY oplossing voor
injectie, in vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbeteringen op van
agitatie/gedrags symptomen vergelijkbaar met de referentiegroep met lorazepam. De waargenomen
gemiddelde verbetering ten opzichte van de uitgangswaarde van de PANSS Excitement Component
score bij het primaire 2-uurs eindpunt was 5,8 bij de placebogroep, 9,6 met lorazepam en 8,7 met
ABILIFY oplossing voor injectie. In analyses van patiëntensubpopulaties met gemengde episoden of
ernstige agitatie werd een vergelijkbaar effectiviteitspatroon waargenomen als bij de gehele populatie.
Statistische significantie kon echter niet worden vastgesteld vanwege het gereduceerde
patiëntenaantal.
Schizofrenie met oraal aripiprazol
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1.228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met oraal aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (oraal aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het
totale voltooiïngs cijfer is significant hoger voor de patiënten die oraal aripiprazol kregen (43 %) dan
voor oraal haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als
secundair eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatie Schaal
(Montgomery Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten
opzichte van haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie gaf oraal aripiprazol een significant grotere afname in terugval cijfer, 34 % in
de orale aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met oraal aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond.
In een 26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met
314 volwassen schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden
significant minder patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde
(d.w.z. een toename van minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van
~80,5 kg) met oraal aripiprazol (n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met oraal
olanzapine (n = 45, of 33 % van de evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen, laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, hogedichtheidlipoproteïne (HDL)- en lagedichtheidlipoproteïne (LDL)-
spiegels.

Prolactine

De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld (n = 28.242).
De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden behandeld met
placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 42 dagen en
was de mediane duur 34 dagen.
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I stoornis met aripiprazol oraal
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I stoornis met of zonder psychotische kenmerken die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die, tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score. In deze studie werden patiënten door
de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium of valproaatmonotherapie om partiële non-respons
vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de
combinatie van aripiprazol en dezelfde stemmingsstabilisator. Gestabiliseerde patiënten werden daarna
gerandomiseerd naar continueren van dezelfde stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of
placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase:
aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo + lithium; placebo + valproaat. De Kaplan-
Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de toegevoegde
behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat vergeleken
met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
om de resultaten in te dienen van onderzoek met ABILIFY in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol intramusculair als een enkelvoudige dosis toegediend aan gezonde proefpersonen wordt
goed geabsorbeerd, en heeft een absolute biologische beschikbaarheid van 100 %. De aripiprazol AUC
in de eerste 2 uur na intramusculaire injectie was 90 % groter dan de AUC na dezelfde dosis als een
tablet; de systemische blootstelling was in het algemeen vergelijkbaar tussen de 2 formuleringen. In 2
onderzoeken bij gezonde proefpersonen waren de mediane tijden waarbij de maximale plasma
concentraties werden bereikt 1 en 3 uur na toediening.
Distributie
Zoals resultaten van onderzoeken met orale toediening van aripiprazol laten zien, wordt aripiprazol
uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume van 4,9 l/kg, wat een
indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische concentraties worden
aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan serumeiwitten, voornamelijk
aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie biotransformatie
routes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in vitro studies, zijn de
CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en hydroxylering van
aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is het belangrijkste
geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt de actieve
metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatie halfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede CYP2D6
metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6 metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Farmacokinetisch populatieonderzoek van oraal aripiprazol heeft geen bewijzen van klinisch relevante
effecten van roken op de farmacokinetiek van aripiprazol aan het licht gebracht.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toediening van ABILIFY oplossing voor injectie werd goed verdragen en gaf geen directe toxiciteit in
de doelorganen bij ratten en apen na herhaalde dosering bij systemische blootstellingen (AUC) die 15
respectievelijk 5 maal de humane blootstelling bij de maximale aanbevolen humane dosis van 30 mg
intramusculair waren. In intraveneuze reproductie toxiciteitsstudies, werden geen nieuwe
veiligheidsproblemen waargenomen bij blootstellingen van de moeder met tot 15 (rat) en 29 (konijn)
maal de humane blootstelling bij 30 mg.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek met oraal aripiprazol op het gebied van veiligheidsfarmacologie,
toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(lipofuscine pigment accumulatie en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling in vrouwtjes ratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaat conjugaten of
hydroxy metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
op mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteits profiel van aripiprazol
vergelijkbaar met die van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en
11 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Sulfobutylether -cyclodextrine (SBECD)
Wijnsteenzuur
Natriumhydroxide
Water voor injectie

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.

6.3 Houdbaarheid
18 maanden

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na eerste opening, zie rubriek 6.3.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Elke doos bevat één voor eenmalig gebruik type I glazen injectieflacon met een butylrubber stop en
een aluminium "aftrek"-sluiting.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/036
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum laatste verlenging: 04 juni 2009
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/YYYY}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A. FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Zambon S.p.A.
Via della Chimica, 9
I-36100 Vicenza(VI)
Italië
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

A. ETIKETTERING


OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 5 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/001 (5 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/002 (5 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/003 (5 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/004 (5 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/005 (5 mg, 98 × 1 tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 5 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE


OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/006 (10 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/007 (10 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/008 (10 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/009 (10 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/010 (10 mg, 98 × 1 tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 10 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE


OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/011 (15 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/012 (15 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/013 (15 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/014 (15 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/015 (15 mg, 98 × 1 tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 15 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE


OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat o.a.: lactose monohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tabletten
14 × 1 tabletten
28 × 1 tabletten
49 × 1 tabletten
56 × 1 tabletten
98 × 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/016 (30 mg, 14 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/017 (30 mg, 28 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/018 (30 mg, 49 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/019 (30 mg, 56 × 1 tabletten)
EU/1/04/276/020 (30 mg, 98 × 1 tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 30 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
OVERIGE

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/024 (10 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/025 (10 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/026 (10 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 10 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/027 (15 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/028 (15 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/029 (15 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 15 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat aspartaam en lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tabletten
14 × 1 orodispergeerbare tabletten
28 × 1 orodispergeerbare tabletten
49 × 1 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/030 (30 mg, 14 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/031 (30 mg, 28 × 1 orodispergeerbare tabletten)
EU/1/04/276/032 (30 mg, 49 × 1 orodispergeerbare tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
abilify 30 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE

MOETEN WORDEN VERMELD:

OMDOOS EN ETIKET FLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 1 mg/ml drank
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Bevat per ml 1 mg aripiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat fructose, sucrose, E218 en E216.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Drank
50 ml drank
150 ml drank
480 ml drank
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gebruik binnen 6 maanden na eerste opening.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Buitenverpakking:
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/033 - 50 ml fles
EU/1/04/276/034 - 150 ml fles
EU/1/04/276/035 - 480 ml fles
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
Buitenverpakking: abilify 1 mg/ml
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN

OMDOOS

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat 7,5 mg aripiprazol. Een injectieflacon levert 9,75 mg in 1,3 ml.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook sulfobutylether -cyclodextrine, wijnsteenzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 injectieflacon
9,75 mg / 1,3 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/276/036
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaard
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD

ETIKET INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol
IM gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
9,75 mg / 1,3 ml
6.
OVERIGE

B. BIJSLUITER

ABILIFY 5 mg tabletten
ABILIFY 10 mg tabletten
ABILIFY 15 mg tabletten
ABILIFY 30 mg tabletten
aripiprazol

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel 'high' te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
·
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen
(bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
·
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,

fenobarbital).
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.

Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.

Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.

ABILIFY
bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.

Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot
de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.

Probeer ABILIFY
iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt. Slik de tablet in zijn geheel door met wat water.

Ook al voelt u zich beter, verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.

Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
·
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.

Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.

Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
·
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
·
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed,
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
·
spraakstoornis,
·
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten.
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,
·
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
·
stijfheid,
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.

Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Iedere tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Iedere tablet bevat 30 mg aripiprazol.
·
De andere stoffen in dit middel zijn lactose monohydraat, maïszetmeel, microkristallijne
cellulose, hydroxypropylcellulose en magnesiumstearaat.
Tabletkern
ABILIFY 5 mg tabletten:
indigokarmijn (E 132) aluminium lak
ABILIFY 10 mg tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg tabletten:
geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 5 mg tabletten zijn rechthoekig en blauw met inscriptie `A-007' en `5' aan de ene zijde.
ABILIFY 10 mg tabletten zijn rechthoekig en roze met inscriptie `A-008' en `10' aan de ene zijde.
ABILIFY 15 mg tabletten zijn rond en geel met inscriptie `A-009' en `15' aan de ene zijde.
ABILIFY 30 mg tabletten zijn rond en roze met inscriptie `A-011' en `30' aan de ene zijde.
ABILIFY wordt geleverd in geperforeerde eenheidsdoordrukstrips verpakt in doosjes met 14 × 1,
28 × 1, 49 × 1, 56 × 1 of 98 × 1 tablet.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland

Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:

België/Belgique/Belgien
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555



Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ceská republika
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Danmark
Malta
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Deutschland
Nederland
Otsuka Pharma GmbH
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Eesti
Norge
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60


Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Polska
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

France
Portugal
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Lundbeck Portugal Lda
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Tel: +351 (0) 21 00 45 900


Hrvatska
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ireland
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Sími: +354 (0) 535 7000
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Italia
Suomi/Finland
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60


Sverige
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +46 (0) 8 545 286 60

Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten

aripiprazol

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel 'high' te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
·
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen
(bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
·
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,

fenobarbital).
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.

Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.

Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.

ABILIFY
bevat aspartaam
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 2 mg aspartaam in elke tablet.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 3 mg aspartaam in elke tablet.
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten: Dit middel bevat 6 mg aspartaam in elke tablet.
een zeldzame erfelijke aandoening waarbij fenylalanine zich ophoopt doordat het lichaam dit niet goed
kan omzetten.

ABILIFY
bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.

ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.

Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot
de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.

Probeer ABILIFY
iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt.
Open de doordrukstrip pas op het moment dat u daadwerkelijk de tablet gaat innemen. Voor het
verwijderen van één tablet uit de doordrukstrip dient u de verpakking te openen en de folie van de
doordrukstrip los te trekken om zo een tablet vrij te krijgen. Druk de tablet niet door de folie omdat
hierdoor de tablet kan beschadigen. Onmiddellijk na opening van de doordrukstrip, gebruikmakend
van droge handen, de tablet verwijderen en de gehele orodispergeerbare tablet op uw tong plaatsen. De
tablet valt snel uiteen in het speeksel. De orodispergeerbare tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen.
Een andere mogelijkheid is dat u de tablet uiteen laat vallen in water en de ontstane suspensie
opdrinkt.

Ook al voelt u zich beter, verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.

Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.

Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.

Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
·
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed,
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
·
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
·
spraakstoornis,
·
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten.
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,
·
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
·
stijfheid,
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.

Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is is aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Iedere orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
·
De andere stoffen in dit middel zijn calciumsilicaat, croscarmellosenatrium, crospovidon,
siliciumdioxide, xylitol, microkristallijne cellulose, aspartaam, acesulfaamkalium,
vanillesmaakstof (bevat lactose), wijnsteenzuur en magnesiumstearaat.
Tabletkern
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten:
geel ijzeroxide (E 172)
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten:
rood ijzeroxide (E 172)

Hoe ziet ABILIFY eruit en hoeveel zitten er in een verpakking?
ABILIFY 10 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en roze met opdruk `"A" boven "640"' aan één
zijde en `10' aan de andere zijde.
ABILIFY 15 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en geel met opdruk `"A" boven "641"' aan één
zijde en `15' aan de andere zijde
ABILIFY 30 mg orodispergeerbare tabletten zijn rond en roze met opdruk `"A" boven "643"' aan één
zijde en `30' aan de andere zijde.
ABILIFY orodispergeerbare tabletten worden geleverd in geperforeerde eenheidsdoordrukstrips
verpakt in doosjes met 14 × 1, 28 × 1 of 49 × 1 orodispergeerbare tabletten.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland

Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:

België/Belgique/Belgien
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555



Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Danmark
Malta
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Deutschland
Nederland
Otsuka Pharma GmbH
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Eesti
Norge
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60


Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

España
Polska
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

France
Portugal
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Lundbeck Portugal Lda
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Tel: +351 (0) 21 00 45 900


Hrvatska
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ireland
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Sími: +354 (0) 535 7000
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Italia
Suomi/Finland
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60


Sverige
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +46 (0) 8 545 286 60

Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

ABILIFY 1 mg/ml drank
aripiprazol

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
ABILIFY wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de leeftijd van
13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel 'high' te zijn,
excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met ABILIFY.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
·
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat uw arts
de dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name
belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen
(bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,

fenobarbital).
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.

Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit genesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen. De drank dient echter voor
inname niet te worden verdund met andere vloeistoffen of te worden gemengd met voedsel.
Alcohol dient te worden vermeden.

Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.

ABILIFY bevat fructose
Dit middel bevat 200 mg fructose per ml. Als uw arts u heeft meegedeeld dat u (of uw kind) bepaalde
suikers niet verdraagt of als bij u erfelijke fructose-intolerantie is vastgesteld (een zeldzame erfelijke
aandoening waarbij een persoon fructose niet kan afbreken), neem dan contact op met uw arts voordat

ABILIFY bevat sucrose
Dit middel bevat 400 mg sucrose per ml. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met diabetes
mellitus. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op
met uw arts voordat u dit middel inneemt. Sucrose kan schadelijk zijn voor de tanden.

ABILIFY bevat parahydroxybenzoaten
Kan allergische reacties veroorzaken (wellicht vertraagd).

ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 ml drank (overeenkomend met
15 mg aripiprazol). Echter uw arts kan een lagere of hogere dosis voorschrijven tot maximaal
eenmaal daags 30 ml (d.w.z. 30 mg).

Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De aanbevolen dosering voor jongeren is eenmaal daags 10 ml drank (overeenkomend met
10 mg aripiprazol). Echter uw arts kan een lagere of hogere dosis voorschrijven tot maximaal
eenmaal daags 30 ml (d.w.z. 30 mg).
De dosis van ABILIFY dient te worden afgemeten met de in de doos bijgeleverde gekalibreerde
maatbeker of de gekalibreerde druppelpipet van 2 ml.
Als u de indruk heeft dat de werking van ABILIFY te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.

Probeer ABILIFY iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u deze met of
zonder voedsel inneemt. Echter u dient voor inname ABILIFY drank niet te verdunnen met andere
vloeistoffen of te mengen met voedsel.

Ook al voelt u zich beter, verander of stop niet met de dagelijkse dosering van ABILIFY zonder dit
eerst met uw arts te bespreken.

Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer ABILIFY heeft ingenomen dan uw arts heeft aanbevolen (of
wanneer iemand anders uw ABILIFY heeft ingenomen), neem dan onmiddellijk contact op met uw
arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken ga dan naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het
doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
·
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
optreedt.

Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.

Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
·
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
·
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik.
frequentie ervan is niet bekend:
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed,
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
·
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
·
spraakstoornis,
·
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten.
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,
·
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
stijfheid,
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.

Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de flacon en de
doos na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik binnen 6 maanden na eerste opening.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.

Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Eén ml van dit middel bevat 1 mg aripiprazol.
·
De andere stoffen in dit middel zijn dinatriumedetaat, fructose, glycerine, melkzuur,
methylparahydroxybenzoaat (E 218), propyleenglycol, propylparahydroxybenzoaat (E 216),
natriumhydroxide, sucrose, gezuiverd water en sinaasappel smaakstof.

Hoe ziet ABILIFY eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
ABILIFY 1 mg/ml drank is een heldere, kleurloze tot lichtgele vloeistof geleverd in een flacon met
een kinderveilige polypropyleen sluiting met een inhoud van 50 ml, 150 ml of 480 ml per flacon.
Elke verpakking bevat één flacon met een gekalibreerde polypropyleen maatbeker en een
gekalibreerde druppelpipet van polypropyleen en polyethyleen met lage dichtheid.
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland

Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouilides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:

België/Belgique/Belgien
Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555



Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ceská republika
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Danmark
Malta
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Deutschland
Nederland
Otsuka Pharma GmbH
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Norge
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60


Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

España
Polska
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

France
Portugal
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Lundbeck Portugal Lda
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Tel: +351 (0) 21 00 45 900


Hrvatska
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ireland
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Sími: +354 (0) 535 7000
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Italia
Suomi/Finland
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60


Sverige
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +46 (0) 8 545 286 60

Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

ABILIFY 7,5 mg/ml oplossing voor injectie
aripiprazol

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ABILIFY en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ABILIFY bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. ABILIFY wordt gebruikt voor de snelle behandeling van
verschijnselen van agitatie en verstoord gedrag die kunnen voorkomen bij een aandoening die wordt
gekenmerkt door verschijnselen als:
·
het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid, onjuiste
veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
·
het gevoel 'high' te zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg
snel praten met vluchtige gedachten en soms ernstig prikkelbaar.
ABILIFY wordt gegeven wanneer de behandeling met orale vormen niet geschikt is. Uw arts zal uw
behandeling zo snel als mogelijk is omzetten naar een orale vorm van ABILIFY (een vorm die via de
mond kan worden ingenomen).
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?

Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel krijgt toegediend.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met ABILIFY wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht.
·
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk.
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes.
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel uw arts of verpleger als u zich duizelig of slap voelt na de injectie. U dient waarschijnlijk te
gaan liggen tot u zich beter voelt. De arts kan ook uw bloeddruk en polsslag willen meten.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.

Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 18 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ABILIFY nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Bloeddrukverlagende middelen: ABILIFY kan de effecten van bloeddrukverlagende geneesmiddelen
versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Als u ABILIFY samen met bepaalde andere geneesmiddelen krijgt, kan dat betekenen dat uw arts de
dosis van ABILIFY of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is met name belangrijk
om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide).
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen
(bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid).
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol).
·
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir).
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne,

fenobarbital).
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van ABILIFY
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met ABILIFY gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Een combinatie van ABILIFY met geneesmiddelen tegen angststoornissen kan ervoor zorgen dat u
zich slaperig of duizelig voelt. Wanneer u ABILIFY gebruikt, neem dan alleen andere geneesmiddelen
indien uw arts u heeft verteld dat dit kan.

Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden gegeven.
Alcohol dient te worden vermeden.

Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die ABILIFY in het
laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of
zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw
baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u ABILIFY krijgt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij rekening
wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van borstvoeding voor
uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg met uw arts wat de
beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel krijgt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.

ABILIFY bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosiseenheid, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts zal bepalen hoeveel ABILIFY u nodig heeft en voor hoe lang. De aanbevolen dosering is
9,75 mg (1,3 ml) voor de eerste injectie. Er kunnen tot 3 injecties in 24 uur worden gegeven. De totale
dosis van ABILIFY (alle toedieningsvormen) mag de 30 mg per dag niet overschrijden.
ABILIFY is klaar voor gebruik. De juiste hoeveelheid oplossing zal in uw spier worden geïnjecteerd
door uw arts of verpleger.

Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Dit geneesmiddel wordt onder medisch toezicht aan u toegediend; het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel krijgt toegediend. Als u meer dan één arts bezoekt, zorg er dan voor dat u ze vertelt dat u
ABILIFY krijgt.
Patiënten die te veel aripiprazol kregen toegediend, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
·
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.

Heeft u een injectie van dit middel overgeslagen?
Het is belangrijk dat u geen geplande dosis overslaat. Als u een injectie heeft overgeslagen, moet u
contact opnemen met uw arts om ervoor te zorgen dat u uw volgende injectie zo snel mogelijk krijgt.

Als u stopt met het toegediend krijgen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het toegediend krijgen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.

Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verlaagd of verhoogd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
·
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
verhoogde diastolische bloeddruk,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik,
·
droge mond.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is niet bekend:
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed,
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
·
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom)
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren),
·
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten.
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,
·
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
·
stijfheid,
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen.
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen.
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
injectieflacon na "EXP". Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die niet meer nodig zijn. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol.
Iedere ml bevat 7,5 mg aripiprazol.
Een injectieflacon bevat 9,75 mg (1,3 ml) aripiprazol.
·
De andere stoffen in dit middel zijn sulfobutylether -cyclodextrine (SBECD), wijnsteenzuur,
natriumhydroxide en water voor injectie.

Hoe ziet ABILIFY er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
De ABILIFY oplossing voor injectie is een heldere, kleurloze, waterige oplossing.
Elke doos bevat één voor eenmalig gebruik type I glazen injectieflacon met een butylrubber stop en
een aluminium "aftrek"-sluiting.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland

Fabrikant
Zambon S.p.A.
Via della Chimica, 9
I-36100 Vicenza(VI)
Italië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:

Lietuva
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555



Luxembourg/Luxemburg
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ceská republika
Magyarország
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Danmark
Malta
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Deutschland
Nederland
Otsuka Pharma GmbH
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +49 (0) 69 1700 860
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Eesti
Norge
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tlf: +46 (0) 8 545 286 60


Österreich
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

España
Polska
Otsuka Pharmaceutical, S.A.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +34 (0) 93 550 01 00
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

France
Portugal
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Lundbeck Portugal Lda
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Tel: +351 (0) 21 00 45 900


Hrvatska
România
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ireland
Slovenija
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Sími: +354 (0) 535 7000
Tel: +31 (0) 20 85 46 555

Italia
Suomi/Finland
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +39 (0) 2 0063 2710
Puh/Tel: +46 (0) 8 545 286 60


Sverige
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +46 (0) 8 545 286 60

United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Abilify 5 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Abilify 5 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Abilify 5 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG