Vipidia 12,5 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 6,25 mg alogliptine.
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 12,5 mg alogliptine.
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 25 mg alogliptine.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Vipidia 6.25 mg filmomhulde tabletten
Lichtroze, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op
één kant in grijze inkt “TAK” en “ALG-6.25” gedrukt.
Vipidia 12.5 mg filmomhulde tabletten
Gele, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op één
kant in grijze inkt “TAK” en “ALG-12.5” gedrukt.
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Lichtrode, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op
één kant in grijze inkt “TAK” en “ALG-25” gedrukt.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Vipidia is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen van 18 jaar en ouder met diabetes mellitus type 2,
om in combinatie met andere glucoseverlagende geneesmiddelen, waaronder insuline, de glykemische
controle te verbeteren wanneer deze middelen, samen met een dieet en voldoende lichaamsbeweging,
niet voldoende glykemische controle bieden (zie rubriek 4.4, 4.5 en 5.1 voor de beschikbare gegevens
over de verschillende combinaties).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Voor de verschillende doseringsschema´s is Vipidia beschikbaar in sterktes van 25 mg, 12,5 mg en
6,25 mg filmomhulde tabletten.
2
Volwassenen (≥ 18 jaar)
De aanbevolen dosis alogliptine is een tablet van 25 mg eenmaal daags als aanvullende therapie bij
metformine, een thiazolidinedion, een sulfonylureumderivaat, of insuline of als triple therapie met
metformine en een thiazolidinedion of insuline.
Wanneer alogliptine in combinatie met metformine en/of een thiazolidinedion wordt gebruikt, dient de
dosis metformine en/of thiazolidinedion aangehouden te worden en dient Vipidia gelijktijdig te
worden toegediend.
Wanneer alogliptine in combinatie met een sulfonylureumderivaat of insuline wordt gebruikt, kan
worden overwogen om een lagere dosis van het sulfonylureumderivaat of insuline te geven om het
risico op hypoglykemie te verlagen (zie rubriek 4.4).
Voorzichtigheid dient in acht genomen te worden wanneer alogliptine wordt gebruikt in combinatie
met metformine en een thiazolidinedion omdat een verhoogd risico op hypoglykemie is waargenomen
bij deze triple therapie (zie rubriek 4.4). Een lagere dosis van het thiazolidinedion of metformine kan
overwogen worden in geval van hypoglykemie.
Specifieke populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd. Echter, alogliptine dient voorzichtig gedoseerd
te worden bij patiënten met een hoge leeftijd wegens de mogelijk verlaagde nierfunctie bij deze
bevolkingsgroep.
Nierfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring (CrCl) > 50 tot ≤ 80 ml/min) hoeft
de dosis alogliptine niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Voor patiënten met een matige nierfunctiestoornis (CrCl ≥ 30 tot ≤ 50 ml/min) dient de helft van de
aanbevolen dosis alogliptine te worden toegediend (eenmaal daags 12,5 mg; zie rubriek 5.2).
Voor patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) of met nierziekte in het laatste
stadium die moeten worden gedialyseerd, dient een kwart van de aanbevolen dosis alogliptine te
worden toegediend (eenmaal daags 6,25 mg). Alogliptine kan worden toegediend zonder rekening te
houden met het tijdstip van dialyse. Bij patiënten die nierdialyse moeten ondergaan is slechts beperkt
ervaring opgedaan. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan (zie
rubriek 4.4 en 5.2).
Een goede evaluatie van de nierfunctie wordt aanbevolen voordat de behandeling wordt gestart en op
regelmatige tijdstippen nadien (zie rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-scores van 5 tot 9) hoeft de
dosis niet te worden aangepast. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score > 9) en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze
patiënten (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Vipidia bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
Vipidia dient eenmaal daags, met of zonder voedsel te worden ingenomen. De tabletten moeten in hun
geheel met water worden doorgeslikt.
3
Indien een dosis vergeten wordt, moet die worden ingenomen zodra de patiënt eraan denkt. Er mag
niet op dezelfde dag een dubbele dosis worden ingenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of
een voorgeschiedenis van een ernstige overgevoeligheidsreactie, waaronder een anafylactische reactie,
anafylactische shock en angio-oedeem, op om het even welke dipeptidyl-peptidase-4 (DPP-4)-remmer
(zie rubriek 4.4 en 4.8).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Vipidia mag niet worden gebruikt bij patiënten met diabetes mellitus type 1 of voor de behandeling
van diabetische ketoacidose. Vipidia is geen vervangmiddel voor insuline bij patiënten die insuline
nodig hebben.
Gebruik met andere anti-hyperglykemische middelen en bij hypoglykemie
Wegens het verhoogde risico op hypoglykemie bij de combinatie met een sulfonylureumderivaat,
insuline of bij combinatietherapie met een thiazolidinedion en metformine, kan een lagere dosis van
deze geneesmiddelen overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen wanneer deze
geneesmiddelen in combinatie met alogliptine worden gebruikt (zie rubriek 4.2).
Niet-onderzochte combinaties
Alogliptine werd niet onderzocht in combinatie met natrium-glucose-cotransporter 2
(SGLT2)-remmers of ‘glucagon-like’ peptide-1 (GLP-1)-analogen, noch formeel als triple therapie
met metformine en een sulfonylureumderivaat.
Nierfunctiestoornis
Omdat dosisaanpassing nodig is bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis of met
nierziekte in het laatste stadium die dialyse behoeven, wordt een goede evaluatie van de nierfunctie
aanbevolen vóór aanvang van de behandeling met alogliptine en regelmatig nadien (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten die nierdialyse moeten ondergaan is slechts beperkt ervaring opgedaan. Alogliptine is
niet onderzocht bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Alogliptine werd niet onderzocht bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
score > 9) en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze patiënten (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Hartfalen
De ervaring opgedaan met het gebruik van alogliptine in klinische studies bij patiënten met congestief
hartfalen (NYHA,
New York Heart Association)
functionele klasse III en IV is beperkt, en
voorzichtigheid is geboden bij deze patiënten.
Overgevoeligheidsreacties
Overgevoeligheidsreacties, met inbegrip van anafylactische reacties, angio-oedeem en exfoliatieve
huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, werden
4
waargenomen bij DPP-4-remmers en werden spontaan gemeld bij alogliptine in de postmarketingfase.
In klinisch onderzoek met alogliptine werden anafylactische reacties met een lage incidentie gemeld.
Acute pancreatitis
Het gebruik van DPP-4-remmers is in verband gebracht met een risico op het ontwikkelen van acute
pancreatitis. Bij een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken bedroeg het totale aantal
meldingen van pancreatitis bij patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine, 12,5 mg
alogliptine, actieve controle of placebo respectievelijk 2, 1, 1 of 0 voorvallen per 1.000 patiëntjaren. In
het cardiovasculaire uitkomstonderzoek bedroeg het aantal meldingen van pancreatitis bij patiënten
die met alogliptine of placebo werden behandeld respectievelijk 3 of 2 voorvallen per
1.000 patiëntjaren. Er zijn spontane meldingen geweest van acute pancreatitis als bijwerking in de
postmarketingfase. Patiënten dienen te worden geïnformeerd over het kenmerkende symptoom van
acute pancreatitis: aanhoudende, ernstige abdominale pijn, die kan uitstralen naar de rug. Als
pancreatitis wordt vermoed, dient Vipidia te worden gestopt; als acute pancreatitis wordt bevestigd,
mag Vipidia niet opnieuw worden gestart. Voorzichtigheid moet in acht genomen worden bij patiënten
met een voorgeschiedenis van pancreatitis.
Effecten op de lever
Na het op de markt brengen werden er meldingen ontvangen van leverfunctiestoornissen, waaronder
leverfalen. Een causaal verband is niet vastgesteld. Patiënten dienen nauwlettend opgevolgd te worden
voor mogelijke afwijkingen aan de lever. Leverfunctietesten dienen onmiddellijk te worden uitgevoerd
bij patiënten met symptomen die op leverschade kunnen wijzen. Indien een abnormaliteit wordt
vastgesteld en een alternatieve etiologie niet kan worden vastgesteld, overweeg dan stopzetting van de
alogliptinebehandeling.
Bulleus pemfigoïd
Na het op de markt brengen werd er melding gemaakt van bulleus pemfigoïd bij patiënten die DPP-4-
remmers met alogliptine nemen. Als er vermoedens zijn van bulleus pemfigoïd, moet het gebruik van
alogliptine worden stopgezet.
Vipidia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Effecten van andere geneesmiddelen op alogliptine
Alogliptine wordt voor het grootste deel ongewijzigd in de urine uitgescheiden; de metabolisatie door
het cytochroom (CYP) P450-enzymsysteem is verwaarloosbaar (zie rubriek 5.2). Interacties met
CYP-remmers worden daarom niet verwacht en werden niet aangetoond.
Resultaten van klinisch onderzoek naar interacties tonen ook aan dat er geen klinisch relevante
effecten zijn van gemfibrozil (een CYP2C8/9-remmer), fluconazol (een CYP2C9-remmer),
ketoconazol (een CYP3A4-remmer), ciclosporine (een P-glycoproteïneremmer), voglibose (een
alfa-glucosidaseremmer), digoxine, metformine, cimetidine, pioglitazon of atorvastatine op de
farmacokinetiek van alogliptine.
5
Effecten van alogliptine op andere geneesmiddelen
In-vitro-onderzoek
wijst erop dat alogliptine de CYP450-isovormen niet remt en ook niet induceert bij
concentraties die worden bereikt met de aanbevolen dosis van 25 mg alogliptine (zie rubriek 5.2).
Interacties met substraten van CYP450-isovormen worden daarom niet verwacht en zijn niet
aangetoond. Uit
in-vitro-onderzoek
is gebleken dat alogliptine geen substraat en geen remmer is van
belangrijke transporters die geassocieerd zijn met dispositie van de werkzame stof in de nieren:
organisch-anionentransporter 1, organisch-anionentransporter 3 of organisch-kationentransporter 2
(OCT2). Verder wijzen klinische gegevens niet op interactie met remmers of substraten van
P-glycoproteïne.
In klinisch onderzoek had alogliptine geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van cafeïne,
(R)-warfarine, pioglitazon, glyburide, tolbutamide, (S)-warfarine, dextromethorfan, atorvastatine,
midazolam, een oraal contraceptivum (norethindron en ethinyloestradiol), digoxine, fexofenadine,
metformine of cimetidine, waarmee
in vivo
bewijs werd geleverd van een lage neiging om interacties
met substraten van CYP1A2, CYP3A4, CYP2D6, CYP2C9, P-glycoproteïne en OCT2 te veroorzaken.
Bij gezonde proefpersonen had alogliptine bij gelijktijdige toediening met warfarine geen effect op de
protrombinetijd of de INR (International
Normalised Ratio).
Combinatie met andere antidiabetica
Resultaten van onderzoek met metformine, pioglitazon (thiazolidinedion), voglibose
(alfa-glucosidaseremmer) en glyburide (sulfonylureumderivaat) hebben geen klinisch relevante
farmacokinetische interacties aangetoond.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van alogliptine bij zwangere vrouwen. De resultaten van
dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit
(zie rubriek 5.3). Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van alogliptine te vermijden tijdens
de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of alogliptine in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit dieronderzoek is gebleken
dat alogliptine in melk wordt uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met alogliptine
moet worden gestaakt, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling met alogliptine voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van alogliptine op de vruchtbaarheid bij mensen is niet onderzocht. In dieronderzoek zijn
geen nadelige effecten op de vruchtbaarheid waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Vipidia heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Patiënten dienen echter te worden gewaarschuwd voor het risico op
hypoglykemie vooral wanneer dit gecombineerd wordt met een sulfonylureumderivaat, insuline of een
combinatietherapie met thiazolidinedion en metformine.
6
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De verstrekte informatie is gebaseerd op een totaal van 9.405 patiënten met diabetes mellitus type 2,
onder wie 3.750 patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine en 2.476 patiënten die werden
behandeld met 12,5 mg alogliptine, die deelnamen aan één fase 2- of 12 fase 3-, dubbelblinde,
placebo- of actief-gecontroleerde klinische onderzoeken. Daarnaast werd bij 5.380 patiënten met
diabetes mellitus type 2 en een recent voorval van acuut coronair syndroom een cardiovasculair
uitkomstonderzoek verricht. Er werden 2.701 patiënten gerandomiseerd naar alogliptine en
2.679 patiënten naar placebo. In deze onderzoeken werden de effecten geëvalueerd van alogliptine op
de glykemische regulatie, en de veiligheid van het middel als monotherapie, als initiële
combinatietherapie met metformine of een thiazolidinedion, en als aanvullende therapie bij
metformine of een sulfonylureumderivaat of een thiazolidinedion (met of zonder metformine of een
sulfonylureumderivaat) of insuline (met of zonder metformine).
In een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken waren de totale incidenties van
bijwerkingen (AE's,
adverse events),
ernstige bijwerkingen (SAE's,
serious adverse events)
en
bijwerkingen die leidden tot het staken van de therapie vergelijkbaar bij de patiënten die werden
behandeld met 25 mg alogliptine, 12,5 mg alogliptine, actieve controle of placebo.
Bij patiënten die met 25 mg alogliptine werden behandeld was hoofdpijn de meest voorkomende
bijwerking.
De veiligheid van alogliptine was bij ouderen (≥ 65 jaar) en niet-ouderen (< 65 jaar) ongeveer gelijk.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties zijn
gedefinieerd als zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald).
De bijwerkingen die werden waargenomen in de gepoolde, gecontroleerde klinische
fase 3-hoofdstudies met 5.659 patiënten met alogliptine als monotherapie en als aanvullende
combinatietherapie worden hieronder weergegeven (Tabel 1).
7
Tabel 1: Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Infecties en parasitaire aandoeningen
infecties van de bovenste luchtwegen
nasofaryngitis
Immuunsysteemaandoeningen
overgevoeligheidsreacties
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
hypoglykemie
Zenuwstelselaandoeningen
hoofdpijn
Maag-darmstelselaandoeningen
abdominale pijn
gastro-oesofageale refluxziekte
diarree
acute pancreatitis
Lever- en galaandoeningen
leverfunctiestoornis, inclusief leverfalen
Huid- en onderhuidaandoeningen
pruritus
huiduitslag
exfoliatieve huidaandoeningen, waaronder
Stevens-Johnsonsyndroom
erythema multiforme
angio-oedeem
urticaria
bulleus pemfigoïd
Nier- en urinewegaandoeningen
interstitiële nefritis
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Frequentie van bijwerkingen
vaak
vaak
niet bekend
vaak
vaak
vaak
vaak
vaak
niet bekend
niet bekend
vaak
vaak
niet bekend
niet bekend
niet bekend
niet bekend
niet bekend
niet bekend
De hoogste doses alogliptine die in klinische studies werden toegediend, waren enkelvoudige doses
van 800 mg aan gezonde proefpersonen en doseringen van 400 mg eenmaal daags, gedurende
14 dagen, aan patiënten met diabetes mellitus type 2 (dit komt overeen met respectievelijk 32 keer en
16 keer de aanbevolen dagelijkse dosis van 25 mg alogliptine).
Behandelbeleid
In geval van overdosering dienen gepaste ondersteunende maatregelen te worden genomen op basis
van de klinische toestand van de patiënt.
Minimale hoeveelheden alogliptine worden verwijderd door hemodialyse (ongeveer 7% van de
verbinding werd verwijderd tijdens een dialysesessie van 3 uur). Daarom geeft hemodialyse bij
overdosering weinig klinisch voordeel. Het is niet bekend of alogliptine wordt verwijderd door
peritoneale dialyse.
8
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen bij diabetes; dipeptidylpeptidase-4
(DPP-4)-remmers
ATC-code: A10BH04.
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Alogliptine is een sterke en zeer selectieve remmer van DPP-4, > 10.000 maal selectiever voor DPP-4
dan andere, verwante enzymen, waaronder DPP-8 en DPP-9. DPP-4 is het belangrijkste enzym dat
betrokken is bij de snelle afbraak van de incretinehormonen ‘glucagon-like peptide-1 (GLP-1)’ en GIP
(glucose-dependent
insulinotropic polypeptide),
die door de darm afgegeven worden en die na een
maaltijd toenemen. GLP-1 en GIP verhogen de biosynthese en de secretie van insuline door de
bètacellen van de pancreas, terwijl GLP-1 ook de glucagonsecretie en de productie van glucose door
de levercellen remt. Daardoor verbetert alogliptine de glykemische regulatie via een glucose-
afhankelijk mechanisme, waarbij de afgifte van insuline verhoogd wordt en de glucagonwaarden
onderdrukt worden wanneer de glucosewaarden hoog zijn.
Klinische werkzaamheid
Alogliptine werd onderzocht als monotherapie, als initiële combinatietherapie met metformine of een
thiazolidinedion, en als aanvullende therapie bij metformine of een sulfonylureumderivaat of een
thiazolidinedion (met of zonder metformine of een sulfonylureumderivaat) of insuline (met of zonder
metformine).
Toediening van 25 mg alogliptine aan patiënten met diabetes mellitus type 2 gaf binnen 1 tot 2 uur een
piekremming van DPP-4 die zowel na een enkelvoudige dosis van 25 mg als na 14 dagen toediening
eenmaal per dag hoger was dan 93%. De remming van DPP-4 bleef gedurende 24 uur hoger dan 81%
na 14 dagen toediening. Wanneer de gemiddelde 4-uur-postprandiale glucoseconcentraties werden
berekend van ontbijt, lunch en avondeten samen, leidde 14 dagen behandeling met 25 mg alogliptine
tot een gemiddelde, placebogecorrigeerde daling van -35,2 mg/dl ten opzichte van de uitgangswaarde.
Zowel enkel 25 mg alogliptine als 25 mg alogliptine in combinatie met 30 mg pioglitazon toonde,
vergeleken met placebo, in week 16 een significante daling in postprandiale glucose- en
glucagonspiegels, terwijl de gehaltes postprandiaal actief GLP-1 significant waren gestegen (p < 0,05).
Bovendien gaven enkel 25 mg alogliptine en 25 mg alogliptine in combinatie met 30 mg pioglitazon in
week 16 statistisch significante dalingen (p < 0,001) van de totale triglyceriden, gemeten als de
postprandiale incrementele verandering van de AUC
(0-8)
ten opzichte van de uitgangswaarde,
vergeleken met placebo.
Een totaal van 14.779 patiënten met diabetes mellitus type 2, onder wie 6.448 patiënten die werden
behandeld met 25 mg alogliptine en 2.476 patiënten die werden behandeld met 12,5 mg alogliptine,
hebben deelgenomen aan één fase 2- of 13 fase 3- (waaronder het cardiovasculaire
uitkomstonderzoek), dubbelblinde, placebo- of actief-gecontroleerde klinische onderzoeken die
werden uitgevoerd om de effecten van alogliptine op de glykemische controle en de veiligheid van het
middel te beoordelen. In deze onderzoeken waren 2.257 met alogliptine behandelde patiënten ≥ 65 jaar
en 386 met alogliptine behandelde patiënten ≥ 75 jaar. Aan deze onderzoeken namen 5.744 patiënten
deel met een lichte nierfunctiestoornis, 1.290 patiënten met een matige nierfunctiestoornis en
82 patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis / nierziekte in het laatste stadium, die werden
behandeld met alogliptine.
Over het geheel verbeterde de behandeling met de aanbevolen dagelijkse dosis van 25 mg alogliptine
de glykemische controle bij toediening als monotherapie en als initiële of aanvullende
combinatietherapie. Dit werd vastgesteld door klinisch relevante en statistisch significante dalingen
9
van geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) en van nuchtere plasmaglucose (fasting
plasma glucose)
ten opzichte van controle, vanaf de uitgangswaarden tot het eindpunt van het onderzoek. De daling in
HbA1c was bij de verschillende subgroepen vergelijkbaar, met inbegrip van nierfunctiestoornis,
leeftijd, geslacht en BMI, terwijl de verschillen tussen etniciteiten (bijv. blank en niet-blank) klein
waren. Klinisch relevante dalingen in HbA1c ten opzichte van controle zijn ook waargenomen met
25 mg alogliptine, ongeacht de achtergrondbehandeling bij aanvang. Hogere HbA1c-uitgangswaarden
waren geassocieerd met een grotere daling in HbA1c. Over het algemeen waren de effecten van
alogliptine op lichaamsgewicht en lipiden neutraal.
Alogliptine als monotherapie
Behandeling met 25 mg alogliptine eenmaal daags leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken
met de placebocontrole (Tabel 2).
Alogliptine als aanvullende therapie bij metformine
De toevoeging van 25 mg alogliptine eenmaal daags aan metforminehydrochloride-therapie
(gemiddelde dosis 1.847 mg) leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten opzichte van de
uitgangswaarden, in HbA1c en nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken met toevoeging van
placebo (Tabel 2). Significant meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (44,4%) dan patiënten die
placebo kregen (18,3%) bereikten HbA1c-streefwaarden van
7,0% in week 26 (p < 0,001).
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan behandeling met metforminehydrochloride
(gemiddelde dosis = 1.835 mg) resulteerde in verbeteringen in de HbA1c-waarde op week 52 en
week 104 ten opzichte van de uitgangssituatie. Op week 52 was de daling van de HbA1c-waarde bij
gebruik van 25 mg alogliptine plus metformine (-0,76%, tabel 3) gelijk aan de daling die werd
veroorzaakt door gebruik van glipizide (gemiddelde dosis = 5,2 mg) plus behandeling met
metforminehydrochloride (gemiddelde dosis = 1.824 mg, -0,73%). Op week 104 was de daling van de
HbA1c-waarde door 25 mg alogliptine plus metformine (-0,72%, tabel 3) groter dan de daling
veroorzaakt door glipizide plus metformine (-0,59%). De gemiddelde verandering ten opzichte van de
uitgangssituatie van de nuchtere glucosewaarde in plasma bij gebruik van 25 mg alogliptine en
metformine was op week 52 significant groter dan bij gebruik van glipizide en metformine (p<0,001).
Op week 104 was de gemiddelde verandering ten opzichte van de uitgangssituatie van de nuchtere
glucosewaarde in plasma bij gebruik van 25 mg alogliptine en metformine -3,2 mg/dl in vergelijking
met 5,4 mg/dl voor glipizide en metformine. In vergelijking met patiënten die glipizide en metformine
ontvingen (42,8%) bereikten patiënten die 25 mg alogliptine en metformine ontvingen (48,5%) vaker
een doelwaarde HbA1c van
7,0% (p=0,004).
Alogliptine als aanvullende therapie bij een sulfonylureumderivaat
De toevoeging van 25 mg alogliptine eenmaal daags aan glyburide-therapie (gemiddelde
dosis = 12,2 mg) leidde, ten opzichte van de uitgangswaarden, tot statistisch significante verbeteringen
in HbA1c in week 26, vergeleken met toevoeging van placebo (Tabel 2). De gemiddelde verandering
in het nuchtere plasmaglucose, ten opzichte van de uitgangswaarden, in week 26 vertoonde voor
25 mg alogliptine een daling van 8,4 mg/dl, vergeleken met een stijging van 2,2 mg/dl voor placebo.
Significant meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (34,8%) dan patiënten die placebo kregen
(18,2%) bereikten HbA1c-streefwaarden van
7,0% in week 26 (p = 0,002).
Alogliptine als aanvullende therapie bij een thiazolidinedion
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan pioglitazon-therapie (gemiddelde
dosis = 35,0 mg, met of zonder metformine of een sulfonylureumderivaat) leidde tot statistisch
significante verbeteringen, ten opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere
plasmaglucose in week 26, vergeleken met toevoeging van placebo (Tabel 2). Klinisch relevante
dalingen in HbA1c, vergeleken met placebo, zijn ook waargenomen met 25 mg alogliptine, ongeacht
of patiënten gelijktijdig werden behandeld met metformine of een sulfonylureumderivaat. Significant
meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (49,2%) dan patiënten die placebo kregen (34,0%)
bereikten HbA1c-streefwaarden van
7,0% in week 26 (p = 0,004).
10
Alogliptine als aanvullende therapie bij een thiazolidinedion met metformine
De toevoeging van 25 mg alogliptine eenmaal daags aan therapie met 30 mg pioglitazon en
metforminehydrochloride (gemiddelde dosis = 1867,9 mg) leidde tot verbeteringen, ten opzichte van
de uitgangswaarden, in HbA1c in week 52 die zowel niet-inferieur als statistisch superieur waren aan
de verbeteringen die werden verkregen met therapie met 45 mg pioglitazon en
metforminehydrochloride (gemiddelde dosis = 1847,6 mg, Tabel 3). De significante dalingen van
HbA1c die werden waargenomen met 25 mg alogliptine plus 30 mg pioglitazon en metformine waren
over de gehele behandelperiode van 52 weken consistent, vergeleken met 45 mg pioglitazon en
metformine (p < 0,001 op alle tijdstippen). Daarnaast was de gemiddelde verandering in het nuchtere
plasmaglucose, ten opzichte van de uitgangswaarden, in week 52 voor 25 mg alogliptine plus 30 mg
pioglitazon en metformine significant groter dan die voor 45 mg pioglitazon en metformine
(p < 0,001). Significant meer patiënten die 25 mg alogliptine plus 30 mg pioglitazon en metformine
kregen (33,2%) dan patiënten die 45 mg pioglitazon en metformine kregen (21,3%) bereikten HbA1c-
streefwaarden van
7,0% in week 52 (p < 0,001).
Alogliptine als aanvullende therapie bij insuline (met of zonder metformine)
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan insuline-therapie (gemiddelde
dosis = 56,5 IE, met of zonder metformine) leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken
met toevoeging van placebo (Tabel 2). Klinische dalingen van betekenis van HbA1c vergeleken met
placebo zijn ook waargenomen met 25 mg alogliptine, ongeacht of patiënten gelijktijdig werden
behandeld met metformine. Meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (7,8%) dan patiënten die
placebo kregen (0,8%) bereikten HbA1c-streefwaarden van
7,0% in week 26.
11
Tabel 2: Verandering in HbA1c (%), ten opzichte van de uitgangswaarden, in week 26 met
25 mg alogliptine
per placebogecontroleerd onderzoek (FAS, LOCF)
Gemiddelde
verandering
in HbA1c
(%)
ten
opzichte van
de
uitgangswaar
den
(SE)
Gemiddelde
uitgangswaarde
HbA1c (%)
Onderzoek
(SD)
Placebogecontroleerde studie met monotherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
7,91
-0,59
(n=128)
(0,788)
(0,066)
Placebogecontroleerde studies met aanvullende combinatietherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
7,93
-0,59
met metformine
(0,799)
(0,054)
(n=203)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
8,09
-0,52
met een sulfonylureumderivaat
(0,898)
(0,058)
(n=197)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
8,01
-0,80
met een thiazolidinedion ±
(0,837)
(0,056)
metformine of een
sulfonylureumderivaat
(n=195)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
9,27
-0,71
met insuline ± metformine
(1,127)
(0,078)
(n=126)
FAS =
full analysis set
(volledige analysedataset)
LOCF =
last observation carried forward
Kleinste kwadratengemiddelden, gecorrigeerd
voor voorafgaande antihyperglykemische
behandelstatus en uitgangswaarden.
* p<0,001 in vergelijking met placebo of placebo +
combinatiebehandeling
Voor placebo
gecorrigeerde
verandering in
HbA1c (%)
ten
opzichte van de
uitgangswaarden
(2-zijdig 95% BI)
-0,57*
(-0,80; -0,35)
-0,48*
(-0,67; -0,30)
-0,53*
(-0,73; -0,33)
-0,61*
(-0,80; -0,41)
-0,59*
(-0,80; -0,37)
12
Tabel 3: Verandering in HbA1c (%), ten opzichte van de uitgangswaarden, met 25 mg
alogliptine per actief-gecontroleerd onderzoek (PPS, LOCF)
Gemiddelde
Verandering in
verandering in
HbA1c (%)
ten
HbA1c (%)
ten
opzichte van de
opzichte van de uitgangswaarden,
uitgangswaard gecorrigeerd voor
Gemiddelde uitgangs-
en
behandeling
Onderzoek
waarde HbA1c (%) (SD)
(SE)
(1-zijdig BI)
Onderzoeken met aanvullende combinatietherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal
daags met metformine
vs. een
sulfonylureumderivaat +
metformine
Verandering in
Week 52 (n=382)
Verandering op week
104 (n=382)
Alogliptine 25 mg eenmaal
daags met een
thiazolidinedion+
metformine
vs. een getitreerde
thiazolidinedion +
metformine
Verandering in
Week 26
(n=303)
7,61
(0,526)
7,61
(0,526)
-0,76
(0,027)
-0,72
(0,037)
-0,03
(-oneindig, 0,059)
-0,13*
(-oneindig, -0,006)
8,25
(0,820)
-0,89
(0,042)
-0,47*
(-oneindig, -0,35)
Verandering in
8,25
-0,70
-0,42*
Week 52
(0,820)
(0,048)
(-oneindig, -0,28)
(n=303)
PPS = per protocol set
LOCF =
last observation carried forward
* Non-inferioriteit en superioriteit statistisch aangetoond
Kleinste kwadratengemiddelden, gecorrigeerd voor voorafgaande antihyperglykemische
behandelstatus en uitgangswaarden.
Patiënten met een nierfunctiestoornis
De werkzaamheid en veiligheid van de aanbevolen doses alogliptine werden afzonderlijk onderzocht
in een subgroep patiënten met diabetes mellitus type 2 en een ernstige nierfunctiestoornis/terminale
nierziekte in een placebogecontroleerde studie (59 patiënten op alogliptine en 56 patiënten op placebo
gedurende 6 maanden) en werden consistent bevonden met het profiel dat werd verkregen bij patiënten
met een normale nierfunctie.
Ouderen (≥ 65 jaar)
De werkzaamheid van alogliptine bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en een leeftijd ≥ 65 jaar
was over een gepoolde analyse van vijf 26 weken durende, placebogecontroleerde onderzoeken
consistent met die bij patiënten < 65 jaar.
Daarnaast leidde behandeling met 25 mg alogliptine eenmaal daags tot verbeteringen in HbA1c, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in week 52 die vergelijkbaar waren met de verbeteringen die
13
werden bereikt met glipizide (gemiddelde dosis = 5,4 mg). Het is belangrijk dat, hoewel alogliptine en
glipizide ongeveer gelijke veranderingen in HbA1c en het nuchtere plasmaglucose geven, ten opzichte
van de uitgangswaarden, er duidelijk minder vaak episoden van hypoglykemie voorkwamen bij
patiënten die 25 mg alogliptine kregen (5,4%) dan bij patiënten die glipizide kregen (26,0%).
Klinische veiligheid
Cardiovasculaire veiligheid
In een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken waren de totale incidenties voor
cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct en niet-fatale CVA vergelijkbaar bij patiënten
die werden behandeld met 25 mg alogliptine, actieve controle of placebo.
Daarnaast werd bij 5.380 patiënten met een hoog onderliggend cardiovasculair risico een prospectief,
gerandomiseerd, cardiovasculair uitkomstonderzoek naar de veiligheid verricht om het effect van
alogliptine in vergelijking met placebo (wanneer dit aan de standaardbehandeling werd toegevoegd) te
onderzoeken op ernstige cardiovasculaire voorvallen (MACE), waaronder de tijd tot aan het eerste
optreden van een voorval in het samengestelde eindpunt voor cardiovasculair overlijden, niet-fataal
myocardinfarct en niet-fatale CVA bij patiënten met een recent (in de afgelopen 15 tot 90 dagen) acuut
coronair voorval. Bij de uitgangssituatie hadden de patiënten een gemiddelde leeftijd van 61 jaar, een
gemiddelde duur van de diabetes van 9,2 jaar en een gemiddelde HbA1c van 8,0%.
In het onderzoek werd aangetoond dat alogliptine het risico op een MACE niet verhoogde ten opzichte
van placebo [risicoverhouding: 0,96; 1-zijdig 99% Betrouwbaarheidsinterval: 0-1,16]. In de
alogliptinegroep maakte 11,3% van de patiënten een MACE door in vergelijking met 11,8% van de
patiënten in de placebogroep.
Tabel 4. MACE gemeld in cardiovasculair uitkomstonderzoek
Aantal patiënten (%)
Alogliptine
25 mg
N=2.701
Placebo
N=2.679
Primair samengesteld eindpunt
[eerste voorval van cardiovasculair
305 (11,3)
316 (11,8)
overlijden, niet-fataal MI en niet-
fatale CVA]
Cardiovasculair overlijden*
89 (3,3)
111 (4,1)
Niet-fataal myocardinfarct
187 (6,9)
173 (6,5)
Niet-fatale CVA
29 (1,1)
32 (1,2)
*In totaal overleden 153 proefpersonen (5,7%) van de
alogliptinegroep en 173 proefpersonen (6,5%) van de placebogroep
(overlijden ongeacht de oorzaak).
Er waren 703 patiënten die binnen het samengestelde eindpunt voor secundaire MACE (eerste voorval
van cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale CVA en urgente revascularisatie
als gevolg van instabiele angina pectoris) een voorval doormaakten. In de alogliptinegroep maakte
12,7% (344 proefpersonen) binnen het samengestelde eindpunt voor secundaire MACE een voorval
door, in vergelijking met 13,4% (359 proefpersonen) in de placebogroep [risicoverhouding = 0,95;
1-zijdig 99% Betrouwbaarheidsinterval: 0-1,14].
Hypoglykemie
In een gepoolde analyse van de gegevens van 12 onderzoeken was de totale incidentie van alle
episoden van hypoglykemie samen bij patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine lager
dan bij patiënten die werden behandeld met 12,5 mg alogliptine, actieve controle of placebo
(respectievelijk 3,6%, 4,6%, 12,9% en 6,2%). De meeste van deze episoden hadden een lichte tot
14
matige intensiteit. De totale incidentie van episoden van ernstige hypoglykemie was vergelijkbaar bij
patiënten die werden behandeld met 25 mg of met 12,5 mg alogliptine, en lager dan de incidentie bij
patiënten die werden behandeld met actieve controle of placebo (respectievelijk 0,1%, 0,1%, 0,4% en
0,4%). In het prospectieve, gerandomiseerde, gecontroleerde cardiovasculaire uitkomstonderzoek
waren de door de onderzoeker gemelde voorvallen van hypoglykemie bij patiënten die naast de
standaardbehandeling een placebo ontvingen (6,5%) gelijk aan die bij patiënten die alogliptine
ontvingen (6,7%).
In een klinische studie met alogliptine als monotherapie was de incidentie van hypoglykemie ongeveer
gelijk aan die met placebo, en deze was lager dan de incidentie met placebo in een andere studie met
alogliptine als aanvullende therapie bij een sulfonylureumderivaat.
Meer gevallen van hypoglykemie zijn waargenomen met triple therapie met thiazolidinedion en
metformine en in combinatie met insuline, zoals ook met andere DPP-4-remmers is waargenomen.
Er wordt aangenomen dat patiënten (≥ 65 jaar oud) met diabetes mellitus type 2 gevoeliger zijn voor
episoden van hypoglykemie dan patiënten < 65 jaar oud. In een gepoolde analyse van de gegevens van
12 onderzoeken was de totale incidentie van alle episoden van hypoglykemie samen bij patiënten
≥ 65 jaar die werden behandeld met 25 mg alogliptine (3,8%) ongeveer gelijk aan die bij patiënten
< 65 jaar (3,6%).
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Vipidia in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Het is aangetoond dat de farmacokinetiek van alogliptine bij gezonde proefpersonen en bij patiënten
met diabetes mellitus type 2 ongeveer gelijk is.
Absorptie
De absolute biologische beschikbaarheid van alogliptine is ongeveer 100%.
Toediening met een vetrijke maaltijd leidde niet tot verandering in de totale blootstelling en
piekblootstelling van alogliptine. Vipidia mag daarom met of zonder voedsel worden toegediend.
Na toediening van enkelvoudige, orale doses tot maximaal 800 mg aan gezonde proefpersonen werd
alogliptine snel geabsorbeerd, waarbij piekplasmaconcentraties 1 tot 2 uur (mediane T
max
) na
toediening werden bereikt.
Er werd geen klinisch relevante accumulatie waargenomen na meervoudige toediening aan gezonde
proefpersonen of aan patiënten met diabetes mellitus type 2.
De totale blootstelling en piekblootstelling aan alogliptine stegen evenredig met toenemende,
enkelvoudige doses van 6,25 mg tot maximaal 100 mg alogliptine (dit bereik dekt het therapeutische
dosisbereik). De variatiecoëfficiënt tussen proefpersonen voor de AUC van alogliptine was klein
(17%).
Distributie
Na toediening van een enkelvoudige, intraveneuze dosis van 12,5 mg alogliptine aan gezonde
proefpersonen bedroeg het distributievolume in de terminale fase 417 l, wat aangeeft dat de werkzame
stof goed in weefsels verdeeld wordt.
15
Alogliptine is voor 20-30% gebonden aan plasma-eiwitten.
Biotransformatie
Alogliptine ondergaat geen extensieve metabolisatie; 60-70% van de dosis wordt in de urine
uitgescheiden als ongewijzigde werkzame stof.
Twee minder belangrijke metabolieten werden gevonden na toediening van een orale dosis
[
14
C]-alogliptine, N-gedemethyleerde alogliptine, M-I (< 1% van de oorspronkelijke verbinding) en
N-geacetyleerde alogliptine, M-II (< 6% van de oorspronkelijke verbinding). M-I is een actieve
metaboliet en is een zeer selectieve remmer van DPP-4, net als alogliptine; M-II vertoont geen
remmende werking op DPP-4 of op andere DPP-gerelateerde enzymen. Gegevens afkomstig van
in-
vitro-onderzoek
wijzen erop dat CYP2D6 en CYP3A4 bijdragen aan de beperkte metabolisatie van
alogliptine.
Gegevens afkomstig van
in-vitro-onderzoek
wijzen erop dat alogliptine geen inducerende werking
heeft op CYP1A2, CYP2B6 en CYP2C9 en geen remmende werking op CYP1A2, CYP2B6,
CYP2C8, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 of CYP3A4, in concentraties die worden bereikt met de
aanbevolen dosis van 25 mg alogliptine.
In-vitro-studies
hebben aangetoond dat alogliptine een lichte
inductor is van CYP3A4, echter het werd niet aangetoond dat alogliptine een inductor is van CYP3A4
in
in-vivo-studies.
Uit
in-vitro-studies
is gebleken dat alogliptine geen remmer is van de volgende renale transporters:
OAT1, OAT3 en OCT2.
Alogliptine bestaat voornamelijk uit het (R)-enantiomeer (> 99%) en ondergaat
in vivo
weinig of geen
chirale conversie tot het (S)-enantiomeer. Het (S)-enantiomeer is bij therapeutische doseringen niet
detecteerbaar.
Eliminatie
Alogliptine werd geëlimineerd met een gemiddelde terminale halfwaardetijd (T
1/2
) van ongeveer
21 uur.
Na toediening van een orale dosis [
14
C]-alogliptine werd 76% van de totale hoeveelheid radioactiviteit
in de urine uitgescheiden en werd 13% teruggevonden in de stoelgang.
De gemiddelde renale klaring van alogliptine (170 ml/min) was hoger dan de gemiddelde geschatte
glomerulaire filtratiesnelheid (ongeveer 120 ml/min), hetgeen wijst op enige actieve renale
uitscheiding.
Tijdsafhankelijkheid
De totale blootstelling (AUC
(0-inf)
) aan alogliptine was na toediening van een enkelvoudige dosis
ongeveer gelijk aan de blootstelling gedurende één dosisinterval (AUC
(0-24)
) na eenmaaldaagse
toediening gedurende 6 dagen. Dit wijst op afwezigheid van tijdsafhankelijkheid in de kinetiek van
alogliptine na meervoudige toediening.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Een enkelvoudige dosis van 50 mg alogliptine werd toegediend aan 4 groepen patiënten met een
nierfunctiestoornis in verschillende gradaties van ernst (op basis van de CrCl volgens de Cockcroft-
Gault-formule): licht (CrCl = > 50 tot ≤ 80 ml/min), matig (CrCl = ≥ 30 tot ≤ 50 ml/min),
ernstig (CrCl = < 30 ml/min) en nierziekte in het laatste stadium met hemodialyse.
16
Er werd een stijging van de AUC voor alogliptine met een factor van ongeveer 1,7 waargenomen bij
patiënten met een lichte nierfunctiestoornis. Omdat de verdeling van de AUC-waarden voor
alogliptine bij deze patiënten echter binnen hetzelfde bereik lag als bij controle-proefpersonen, is het
niet nodig om de dosis aan te passen voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis, of met nierziekte in het laatste stadium
met hemodialyse, werd respectievelijk een ongeveer 2-voudige en 4-voudige stijging van de
systemische blootstelling aan alogliptine waargenomen. (Patiënten met nierziekte in het laatste
stadium ondergingen hemodialyse direct na toediening van alogliptine. Op basis van de gemiddelde
dialysaatconcentraties werd tijdens een 3 uur durende dialysesessie ongeveer 7% van de werkzame
stof verwijderd.) Daarom dienen bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis, of met
nierziekte in het laatste stadium die dialyse behoeven, lagere doses alogliptine te worden gebruikt om
de systemische blootstelling aan alogliptine ongeveer hetzelfde te houden als bij patiënten met een
normale nierfunctie (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornis
Bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis was de totale blootstelling aan alogliptine ongeveer
10% lager en de piekblootstelling ongeveer 8% lager dan bij gezonde controle-proefpersonen. De
omvang van deze dalingen werd niet als klinisch relevant beschouwd. Voor patiënten met een lichte
tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-scores van 5 tot 9) hoeft de dosis daarom niet te worden
aangepast. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-score > 9, zie rubriek 4.2).
Leeftijd, geslacht, ras, lichaamsgewicht
Leeftijd (65-81 jaar), geslacht, ras (blank, zwart en Aziatisch) en lichaamsgewicht hadden geen
klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van alogliptine. Er zijn geen dosisaanpassingen nodig
(zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van alogliptine bij kinderen en jongeren < 18 jaar is nog niet vastgesteld. Er zijn
geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
De NOAEL-waarde (no-observed-adverse-effect
level)
in de toxiciteitsonderzoeken bij herhaalde
dosering bij ratten en honden, die respectievelijk 26 en 39 weken duurden, leverde
blootstellingsgrenzen op die respectievelijk ongeveer 147 maal en 227 maal hoger waren dan de
blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering van 25 mg alogliptine.
Alogliptine was in een standaardreeks van
in-vitro-
en
in-vivo-genotoxiciteitsonderzoeken
niet
genotoxisch.
Alogliptine was in 2 jaar durende carcinogeniteitsonderzoeken bij ratten en muizen niet carcinogeen.
Minimale tot lichte eenvoudige overgangscelhyperplasie werd gezien in de urineblaas van mannelijke
ratten, bij de laagste gebruikte dosis (27 keer de humane blootstelling) zonder vaststellen van een
duidelijke NOEL (no observed effect level).
Er werden geen nadelige effecten van alogliptine waargenomen op de vruchtbaarheid, reproductieve
functie of vroege embryo-ontwikkeling bij ratten, tot op een systemische blootstelling die veel hoger
was dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering. Hoewel de vruchtbaarheid niet werd
aangetast, werd een lichte statistische stijging van het aantal afwijkende spermacellen waargenomen
bij mannetjesratten, bij een blootstelling die veel hoger was dan de blootstelling bij mensen bij de
aanbevolen dosering.
17
Placentale transfer van alogliptine treedt op bij ratten.
Alogliptine was bij ratten of konijnen niet teratogeen bij een systemische blootstelling op het niveau
van de NOAEL-waarden, die veel hoger is dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering.
Hogere doses alogliptine waren niet teratogeen, maar leidden tot maternale toxiciteit en gingen
gepaard met vertraagde en/of ontbrekende ossificatie van botten en afgenomen lichaamsgewicht van
de foetus.
In een onderzoek naar de pre- en postnatale ontwikkeling bij ratten hadden blootstellingen die veel
hoger waren dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering, geen schadelijke effecten op
de ontwikkeling van het embryo of op de groei en ontwikkeling van de nakomelingen. Hogere doses
alogliptine leidden tot afgenomen lichaamsgewicht van de nakomelingen en gaven enige effecten op
de ontwikkeling die als secundair aan het lagere lichaamsgewicht werden beschouwd.
Onderzoek met zogende ratten wijst erop dat alogliptine in melk wordt uitgescheiden.
Er werden geen alogliptine-gerelateerde effecten waargenomen bij juveniele ratten na herhaalde
toediening gedurende 4 en 8 weken.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Hydroxypropylcellulose
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
Filmomhulling
Hypromellose
Titaniumdioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Macrogol 8000
Drukinkt
Schellak
Zwart ijzeroxide (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
18
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakkingen van polychloortrifluorethyleen (PCTFE)/polyvinylchloride (PVC) met aluminium
doordrukfolie ter afdekking. Verpakkingsgrootten van 10, 14, 28, 30, 56, 60, 84, 90, 98 of
100 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/001-030
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 19/09/2013
Datum van laatste verlenging: 24 mei 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
19
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
20
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Ireland Ltd.
Bray Business Park
Kilruddery
Co Wicklow
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
21
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
22
A. ETIKETTERING
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 6,25 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
24
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/001 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/002 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/003 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/004 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/005 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/006 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/007 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/008 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/009 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/028 84 filmomhulde tabletten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 6,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
25
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
26
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Takeda
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 12,5 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
28
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/010 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/011 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/012 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/013 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/014 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/015 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/016 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/017 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/018 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/029 84 filmomhulde tabletten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 12,5 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
29
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 12,5 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Takeda
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
32
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/019 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/020 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/021 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/022 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/023 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/024 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/025 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/026 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/027 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/030 84 filmomhulde tabletten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
33
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 25 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Takeda
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
35
B. BIJSLUITER
36
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Vipidia en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Vipidia en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Vipidia bevat de werkzame stof alogliptine. Deze stof behoort tot een groep geneesmiddelen die
DPP-4-remmers (dipeptidyl-peptidase-4-remmers) worden genoemd en “orale antidiabetica” zijn. Het
wordt gebruikt om de bloedsuikerspiegel te verlagen bij volwassenen met diabetes type 2. Diabetes
type 2 wordt ook wel niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus (NIDDM) of ouderdomsdiabetes
genoemd.
Vipidia werkt doordat het de hoeveelheid insuline in het lichaam na een maaltijd verhoogt en de
hoeveelheid suiker in het lichaam verlaagt. Het moet samen met andere geneesmiddelen tegen diabetes
worden ingenomen. Uw arts heeft u deze middelen voorgeschreven, bijvoorbeeld een sulfonylureum-
derivaat (zoals glipizide, tolbutamide, glibenclamide), metformine en/of thiazolidinedionen (zoals
pioglitazon) en metformine en/of insuline.
Vipidia wordt ingenomen wanneer uw bloedsuiker niet goed onder controle kan worden gehouden met
een dieet, lichaamsbeweging en één of meer van deze andere orale geneesmiddelen tegen diabetes. Het
is belangrijk dat u uw andere geneesmiddelen tegen diabetes blijft innemen en het advies dat uw
verpleegkundige of arts u heeft gegeven over uw dieet en lichaamsbeweging blijft opvolgen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een ernstige allergische reactie gehad op andere gelijkaardige geneesmiddelen die u
inneemt om uw bloedsuiker onder controle te houden. De symptomen van een ernstige
allergische reactie kunnen zijn: uitslag, verdikte rode plekken op uw huid (netelroos), het
opzwellen van het gelaat, de lippen, de tong en de keel, wat moeilijkheden bij het ademhalen en
bij het slikken kan veroorzaken. Andere symptomen kunnen zijn: overal jeuk en zich warm
37
voelen – vooral in/op de hoofdhuid, de mond, de keel, de handpalmen en de voetzolen
(Stevens-Johnsonsyndroom).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt:
-
Indien u diabetes type 1 (uw lichaam kan geen insuline aanmaken) heeft.
-
Indien u diabetische ketoacidose (een complicatie van diabetes die optreedt wanneer het lichaam
geen glucose kan afbreken door een tekort aan insuline) heeft. Symptomen zijn: overmatige
dorst, vaak moeten plassen, verminderde eetlust, misselijkheid of braken en snel
gewichtsverlies.
-
Indien u een geneesmiddel gebruikt tegen diabetes dat een sulfonylureumderivaat wordt
genoemd (bijv. glipizide, tolbutamide, glibenclamide) of insuline. Het kan zijn dat uw arts uw
dosis van het sulfonylureumderivaat of insuline wil verlagen wanneer u een van deze middelen
samen met Vipidia gebruikt. Dit is om te voorkomen dat uw bloedsuikerspiegel te laag wordt
(hypoglykemie).
-
Indien u een nierziekte heeft. U kunt dit geneesmiddel blijven innemen, maar uw arts kan de
dosis verlagen.
-
Indien u een leverziekte heeft.
-
Indien u lijdt aan hartfalen.
-
Indien u insuline of een ander anti-diabetisch geneesmiddel neemt. Uw arts zal misschien uw
dosis van het andere anti-diabetisch geneesmiddel of insuline willen verlagen wanneer u één
van beide samen inneemt met Vipidia om een lage bloedsuikerspiegel te vermijden.
-
Indien u een ziekte van de alvleesklier heeft of heeft gehad.
Neem contact op met uw arts als u merkt dat er zich blaren vormen op de huid, want dat kan wijzen op
de aandoening bulleus pemfigoïd. Uw arts kan u dan vragen het gebruik van alogliptine stop te zetten.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Vipidia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar, vanwege het
ontbreken van gegevens bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Vipidia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er is geen ervaring met het gebruik van Vipidia bij zwangere vrouwen of tijdens de borstvoeding.
Vipidia mag niet tijdens de zwangerschap of de borstvoeding worden gebruikt. Uw arts helpt u te
beslissen of u moet doorgaan met borstvoeding geven of dat u moet doorgaan met het gebruik van
Vipidia.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Vipidia heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Echter, wanneer Vipidia gecombineerd wordt met andere anti-diabetische
geneesmiddelen die sulfonylureumderivaten worden genoemd, insuline of een combinatietherapie met
thiazolidinedion en metformine, kan dit een te lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie) veroorzaken,
wat uw rijvaardigheid en uw vermogen om machines te bedienen kan beïnvloeden.
Vipidia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
38
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal Vipidia voorschrijven samen met een of meerdere andere geneesmiddelen om uw
bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Uw arts zal het u vertellen als u de hoeveelheid van
andere geneesmiddelen die u inneemt, moet wijzigen.
De aanbevolen dosering van Vipidia is 25 mg eenmaal per dag.
Patiënten met nierziekte
Als u een nierziekte heeft, kan uw arts u een lagere dosis voorschrijven. Dit kan 12,5 mg of 6,25 mg
eenmaal per dag zijn, afhankelijk van de ernst van uw nierziekte.
Patiënten met leverziekte
Als u een licht of matig verminderde leverfunctie heeft, is de aanbevolen dosering van Vipidia 25 mg
eenmaal daags. Dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie, vanwege het ontbreken van gegevens bij deze patiënten.
Slik uw tablet(ten) in zijn geheel in met water. U kunt dit middel met of zonder voedsel innemen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel tabletten heeft ingenomen, of als iemand anders of een kind uw geneesmiddel heeft
ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis of ga daar direct heen. Neem deze bijsluiter en/of enkele tabletten mee,
zodat uw arts precies weet wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis vergeten bent in te nemen, neem deze dan in zodra u eraan denkt. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Vipidia voordat u dit met uw arts heeft besproken. Uw
bloedsuikerspiegel kan stijgen wanneer u stopt met het innemen van Vipidia.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
STOP met het innemen van Vipidia en neem onmiddellijk contact op met een arts
als een van de
volgende
ernstige bijwerkingen
bij u optreedt:
Niet bekend
(frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
Een allergische reactie.
De symptomen kunnen zijn: huiduitslag, netelroos (bultjes op de huid),
problemen met slikken of met ademhalen, gezwollen lippen, gelaat, keel of tong, en zich zwak
voelen.
-
Een ernstige allergische reactie:
huidletsels of plekken op uw huid die zich kunnen
ontwikkelen tot een zweer met daaromheen bleke of rode ringen, blaarvorming en/of
afschilferen van de huid, mogelijk met symptomen zoals jeuk, koorts, ziek voelen, pijnlijke
gewrichten, problemen met zien, brandende, pijnlijke of jeukende ogen en mondzweren
(Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme).
39
-
Ernstige en aanhoudende pijn
in de buik (ter hoogte van de maag), die zich kan uitspreiden tot
in de rug, alsook misselijkheid en braken, omdat dit een teken kan zijn van een ontstoken
alvleesklier (pancreatitis).
U moet het ook
met uw arts bespreken
als de volgende bijwerkingen bij u optreden:
Vaak
(kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
-
Symptomen van een lage bloedsuikerspiegel
(hypoglykemie) kunnen optreden wanneer
Vipidia in combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat (bijv. glipizide, tolbutamide,
glibenclamide) wordt ingenomen.
-
De symtomen kunnen zijn:
beven, transpireren, angst, wazig zien, tintelende lippen, bleekheid,
stemmingsverandering of zich verward voelen. Uw bloedsuikerspiegel kan dalen tot onder de
normale waarde, maar kan weer worden verhoogd door suiker in te nemen. Het wordt
aangeraden dat u een paar suikerklontjes, snoepjes, koekjes of suikerhoudende vruchtendrank
bij u draagt.
-
Verkoudheids- of griepachtige symptomen, zoals een zere keel, verstopte neus
-
Huiduitslag
-
Jeukende huid
-
Hoofdpijn
-
Maagpijn
-
Diarree
-
Spijsverteringsklachten (indigestie), brandend maagzuur
Niet bekend:
-
Leverproblemen zoals misselijkheid of overgeven, maagpijn, ongebruikelijke of onverklaarbare
moeheid, verlies van eetlust, donkere urine of het geel worden van de huid of het wit van de
ogen.
-
Ontsteking van het bindweefsel in de nieren (interstitiële nefritis).
-
Blaarvorming op de huid (bulleus pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
doordrukstrip na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De
werkzame stof
in dit middel is alogliptine.
40
Elke 25 mg tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 25 mg alogliptine.
-
De
andere stoffen
in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), rood ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Elke 12,5 mg tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 12,5 mg alogliptine.
-
De
andere stoffen
in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), geel ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Elke 6,25 mg tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 6,25 mg alogliptine.
-
De
andere stoffen
in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), rood ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Hoe ziet Vipidia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
-
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn lichtrode, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en
5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt “TAK” en
“ALG-25” gedrukt.
-
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn gele, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en
5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt “TAK” en
“ALG-12.5” gedrukt.
-
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn lichtroze, ovale (ongeveer 9,1 mm lang
en 5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt “TAK” en
“ALG-6.25” gedrukt.
Vipidia is verkrijgbaar in doordrukstrips van 10, 14, 28, 30, 56, 60, 84, 90, 98 of 100 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
Fabrikant
Takeda Ireland Limited
Bray Business Park
Kilruddery
Co. Wicklow
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Takeda Belgium
Tél/Tel: +32 2 464 06 11
takeda-belgium@takeda.com
България
Такеда България
Тел.: +359 2 958 27 36; +359 2 958 15 29
Lietuva
Takeda UAB
Tel: +370 521 09 070
Luxembourg/Luxemburg
Takeda Belgium
Tél/Tel: +32 2 464 06 11
takeda-belgium@takeda.com
41
Česká republika
Takeda Pharmaceuticals Czech Republic s.r.o.
Tel: +420 234 722 722
Danmark
Takeda Pharma A/S
Tlf./Tel: +45 46 77 11 11
Deutschland
Takeda GmbH
Tel: +49 (0) 800 825 3325
medinfoEMEA@takeda.com
Eesti
Takeda Pharma AS
Tel: +372 617 7669
Ελλάδα
TAKEDA ΕΛΛΑΣ Α.Ε
Τηλ: +30 210 6387800
gr.info@takeda.com
España
Laboratorios Menarini, S.A.
Tel: +34 934 628 800
info@menarini.es
France
Takeda France SAS
Tél: + 33 1 40 67 33 00
medinfoEMEA@takeda.com
Hrvatska
Takeda Pharmaceuticals Croatia d.o.o
Tel: +385 1 377 88 96
Ireland
Takeda Products Ireland Limited
Tel: 1800 937 970
medinfoEMEA@takeda.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
vistor@vistor.is
Italia
Takeda Italia S.p.A.
Tel: +39 06 502601
Κύπρος
TAKEDA ΕΛΛΑΣ Α.Ε.
Τηλ: +30 210 6387800
gr.info@takeda.com
Magyarország
Takeda Pharma Kft.
Tel: +361 2707030
Malta
TAKEDA HELLAS S.A.
Tel: +30 210 6387800
gr.info@takeda.com
Nederland
Takeda Nederland B.V.
Tel: +31 20 203 5492
medinfoEMEA@takeda.com
Norge
Takeda AS
Tlf: +47 6676 3030
infonorge@takeda.com
Österreich
Takeda Pharma Ges. m.b.H.
Tel: +43 (0) 800-20 80 50
Polska
Takeda Pharma sp. z o.o.
Tel. +48 22 608 13 00
Portugal
Takeda Farmacêuticos Portugal, Lda.
Tel: +351 21 120 1457
România
Takeda Pharmaceuticals SRL
Tel: +40 21 335 03 91
Slovenija
Takeda Pharmaceuticals farmacevtska družba d.o.o.
Tel: +386 (0) 59 082 480
Slovenská republika
Takeda Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Tel: +421 (2) 20 602 600
Suomi/Finland
Takeda Oy
Tel. +358 20 746 5000
Sverige
Takeda Pharma AB
Tel: +46 8 731 28 00
infosweden@takeda.com
42
Latvija
Takeda Latvia SIA
Tel: +371 67840082
United Kingdom (Northern Ireland)
Takeda UK Ltd
Tel: +44 (0) 2830 640 902
medinfoEMEA@takeda.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
43

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 6,25 mg alogliptine.
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 12,5 mg alogliptine.
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 25 mg alogliptine.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Vipidia 6.25 mg filmomhulde tabletten
Lichtroze, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op
één kant in grijze inkt 'TAK' en 'ALG-6.25' gedrukt.
Vipidia 12.5 mg filmomhulde tabletten
Gele, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op één
kant in grijze inkt 'TAK' en 'ALG-12.5' gedrukt.
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Lichtrode, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en 5,1 mm breed), biconvexe, filmomhulde tabletten, met op
één kant in grijze inkt 'TAK' en 'ALG-25' gedrukt.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Vipidia is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen van 18 jaar en ouder met diabetes mellitus type 2,
om in combinatie met andere glucoseverlagende geneesmiddelen, waaronder insuline, de glykemische
controle te verbeteren wanneer deze middelen, samen met een dieet en voldoende lichaamsbeweging,
niet voldoende glykemische controle bieden (zie rubriek 4.4, 4.5 en 5.1 voor de beschikbare gegevens
over de verschillende combinaties).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Voor de verschillende doseringsschema´s is Vipidia beschikbaar in sterktes van 25 mg, 12,5 mg en
6,25 mg filmomhulde tabletten.
Wanneer alogliptine in combinatie met metformine en/of een thiazolidinedion wordt gebruikt, dient de
dosis metformine en/of thiazolidinedion aangehouden te worden en dient Vipidia gelijktijdig te
worden toegediend.
Wanneer alogliptine in combinatie met een sulfonylureumderivaat of insuline wordt gebruikt, kan
worden overwogen om een lagere dosis van het sulfonylureumderivaat of insuline te geven om het
risico op hypoglykemie te verlagen (zie rubriek 4.4).
Voorzichtigheid dient in acht genomen te worden wanneer alogliptine wordt gebruikt in combinatie
met metformine en een thiazolidinedion omdat een verhoogd risico op hypoglykemie is waargenomen
bij deze triple therapie (zie rubriek 4.4). Een lagere dosis van het thiazolidinedion of metformine kan
overwogen worden in geval van hypoglykemie.
Specifieke populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd. Echter, alogliptine dient voorzichtig gedoseerd
te worden bij patiënten met een hoge leeftijd wegens de mogelijk verlaagde nierfunctie bij deze
bevolkingsgroep.
Nierfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring (CrCl) > 50 tot 80 ml/min) hoeft
de dosis alogliptine niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Voor patiënten met een matige nierfunctiestoornis (CrCl 30 tot 50 ml/min) dient de helft van de
aanbevolen dosis alogliptine te worden toegediend (eenmaal daags 12,5 mg; zie rubriek 5.2).
Voor patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) of met nierziekte in het laatste
stadium die moeten worden gedialyseerd, dient een kwart van de aanbevolen dosis alogliptine te
worden toegediend (eenmaal daags 6,25 mg). Alogliptine kan worden toegediend zonder rekening te
houden met het tijdstip van dialyse. Bij patiënten die nierdialyse moeten ondergaan is slechts beperkt
ervaring opgedaan. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan (zie
rubriek 4.4 en 5.2).
Een goede evaluatie van de nierfunctie wordt aanbevolen voordat de behandeling wordt gestart en op
regelmatige tijdstippen nadien (zie rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-scores van 5 tot 9) hoeft de
dosis niet te worden aangepast. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score > 9) en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze
patiënten (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Vipidia bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
Vipidia dient eenmaal daags, met of zonder voedsel te worden ingenomen. De tabletten moeten in hun
geheel met water worden doorgeslikt.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of
een voorgeschiedenis van een ernstige overgevoeligheidsreactie, waaronder een anafylactische reactie,
anafylactische shock en angio-oedeem, op om het even welke dipeptidyl-peptidase-4 (DPP-4)-remmer
(zie rubriek 4.4 en 4.8).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Vipidia mag niet worden gebruikt bij patiënten met diabetes mellitus type 1 of voor de behandeling
van diabetische ketoacidose. Vipidia is geen vervangmiddel voor insuline bij patiënten die insuline
nodig hebben.
Gebruik met andere anti-hyperglykemische middelen en bij hypoglykemie
Wegens het verhoogde risico op hypoglykemie bij de combinatie met een sulfonylureumderivaat,
insuline of bij combinatietherapie met een thiazolidinedion en metformine, kan een lagere dosis van
deze geneesmiddelen overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen wanneer deze
geneesmiddelen in combinatie met alogliptine worden gebruikt (zie rubriek 4.2).
Niet-onderzochte combinaties
Alogliptine werd niet onderzocht in combinatie met natrium-glucose-cotransporter 2
(SGLT2)-remmers of `glucagon-like' peptide-1 (GLP-1)-analogen, noch formeel als triple therapie
met metformine en een sulfonylureumderivaat.
Nierfunctiestoornis
Omdat dosisaanpassing nodig is bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis of met
nierziekte in het laatste stadium die dialyse behoeven, wordt een goede evaluatie van de nierfunctie
aanbevolen vóór aanvang van de behandeling met alogliptine en regelmatig nadien (zie rubriek 4.2).
Bij patiënten die nierdialyse moeten ondergaan is slechts beperkt ervaring opgedaan. Alogliptine is
niet onderzocht bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Alogliptine werd niet onderzocht bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
score > 9) en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze patiënten (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Hartfalen
De ervaring opgedaan met het gebruik van alogliptine in klinische studies bij patiënten met congestief
hartfalen (NYHA, New York Heart Association) functionele klasse III en IV is beperkt, en
voorzichtigheid is geboden bij deze patiënten.
Overgevoeligheidsreacties
Overgevoeligheidsreacties, met inbegrip van anafylactische reacties, angio-oedeem en exfoliatieve
huidaandoeningen waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, werden
Acute pancreatitis
Het gebruik van DPP-4-remmers is in verband gebracht met een risico op het ontwikkelen van acute
pancreatitis. Bij een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken bedroeg het totale aantal
meldingen van pancreatitis bij patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine, 12,5 mg
alogliptine, actieve controle of placebo respectievelijk 2, 1, 1 of 0 voorvallen per 1.000 patiëntjaren. In
het cardiovasculaire uitkomstonderzoek bedroeg het aantal meldingen van pancreatitis bij patiënten
die met alogliptine of placebo werden behandeld respectievelijk 3 of 2 voorvallen per
1.000 patiëntjaren. Er zijn spontane meldingen geweest van acute pancreatitis als bijwerking in de
postmarketingfase. Patiënten dienen te worden geïnformeerd over het kenmerkende symptoom van
acute pancreatitis: aanhoudende, ernstige abdominale pijn, die kan uitstralen naar de rug. Als
pancreatitis wordt vermoed, dient Vipidia te worden gestopt; als acute pancreatitis wordt bevestigd,
mag Vipidia niet opnieuw worden gestart. Voorzichtigheid moet in acht genomen worden bij patiënten
met een voorgeschiedenis van pancreatitis.
Effecten op de lever
Na het op de markt brengen werden er meldingen ontvangen van leverfunctiestoornissen, waaronder
leverfalen. Een causaal verband is niet vastgesteld. Patiënten dienen nauwlettend opgevolgd te worden
voor mogelijke afwijkingen aan de lever. Leverfunctietesten dienen onmiddellijk te worden uitgevoerd
bij patiënten met symptomen die op leverschade kunnen wijzen. Indien een abnormaliteit wordt
vastgesteld en een alternatieve etiologie niet kan worden vastgesteld, overweeg dan stopzetting van de
alogliptinebehandeling.
Bulleus pemfigoïd
Na het op de markt brengen werd er melding gemaakt van bulleus pemfigoïd bij patiënten die DPP-4-
remmers met alogliptine nemen. Als er vermoedens zijn van bulleus pemfigoïd, moet het gebruik van
alogliptine worden stopgezet.
Vipidia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Effecten van andere geneesmiddelen op alogliptine
Alogliptine wordt voor het grootste deel ongewijzigd in de urine uitgescheiden; de metabolisatie door
het cytochroom (CYP) P450-enzymsysteem is verwaarloosbaar (zie rubriek 5.2). Interacties met
CYP-remmers worden daarom niet verwacht en werden niet aangetoond.
Resultaten van klinisch onderzoek naar interacties tonen ook aan dat er geen klinisch relevante
effecten zijn van gemfibrozil (een CYP2C8/9-remmer), fluconazol (een CYP2C9-remmer),
ketoconazol (een CYP3A4-remmer), ciclosporine (een P-glycoproteïneremmer), voglibose (een
alfa-glucosidaseremmer), digoxine, metformine, cimetidine, pioglitazon of atorvastatine op de
farmacokinetiek van alogliptine.
In-vitro-onderzoek wijst erop dat alogliptine de CYP450-isovormen niet remt en ook niet induceert bij
concentraties die worden bereikt met de aanbevolen dosis van 25 mg alogliptine (zie rubriek 5.2).
Interacties met substraten van CYP450-isovormen worden daarom niet verwacht en zijn niet
aangetoond. Uit in-vitro-onderzoek is gebleken dat alogliptine geen substraat en geen remmer is van
belangrijke transporters die geassocieerd zijn met dispositie van de werkzame stof in de nieren:
organisch-anionentransporter 1, organisch-anionentransporter 3 of organisch-kationentransporter 2
(OCT2). Verder wijzen klinische gegevens niet op interactie met remmers of substraten van
P-glycoproteïne.
In klinisch onderzoek had alogliptine geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van cafeïne,
(R)-warfarine, pioglitazon, glyburide, tolbutamide, (S)-warfarine, dextromethorfan, atorvastatine,
midazolam, een oraal contraceptivum (norethindron en ethinyloestradiol), digoxine, fexofenadine,
metformine of cimetidine, waarmee in vivo bewijs werd geleverd van een lage neiging om interacties
met substraten van CYP1A2, CYP3A4, CYP2D6, CYP2C9, P-glycoproteïne en OCT2 te veroorzaken.
Bij gezonde proefpersonen had alogliptine bij gelijktijdige toediening met warfarine geen effect op de
protrombinetijd of de INR (International Normalised Ratio).
Combinatie met andere antidiabetica
Resultaten van onderzoek met metformine, pioglitazon (thiazolidinedion), voglibose
(alfa-glucosidaseremmer) en glyburide (sulfonylureumderivaat) hebben geen klinisch relevante
farmacokinetische interacties aangetoond.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van alogliptine bij zwangere vrouwen. De resultaten van
dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit
(zie rubriek 5.3). Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van alogliptine te vermijden tijdens
de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of alogliptine in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit dieronderzoek is gebleken
dat alogliptine in melk wordt uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met alogliptine
moet worden gestaakt, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling met alogliptine voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van alogliptine op de vruchtbaarheid bij mensen is niet onderzocht. In dieronderzoek zijn
geen nadelige effecten op de vruchtbaarheid waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Vipidia heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Patiënten dienen echter te worden gewaarschuwd voor het risico op
hypoglykemie vooral wanneer dit gecombineerd wordt met een sulfonylureumderivaat, insuline of een
combinatietherapie met thiazolidinedion en metformine.
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De verstrekte informatie is gebaseerd op een totaal van 9.405 patiënten met diabetes mellitus type 2,
onder wie 3.750 patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine en 2.476 patiënten die werden
behandeld met 12,5 mg alogliptine, die deelnamen aan één fase 2- of 12 fase 3-, dubbelblinde,
placebo- of actief-gecontroleerde klinische onderzoeken. Daarnaast werd bij 5.380 patiënten met
diabetes mellitus type 2 en een recent voorval van acuut coronair syndroom een cardiovasculair
uitkomstonderzoek verricht. Er werden 2.701 patiënten gerandomiseerd naar alogliptine en
2.679 patiënten naar placebo. In deze onderzoeken werden de effecten geëvalueerd van alogliptine op
de glykemische regulatie, en de veiligheid van het middel als monotherapie, als initiële
combinatietherapie met metformine of een thiazolidinedion, en als aanvullende therapie bij
metformine of een sulfonylureumderivaat of een thiazolidinedion (met of zonder metformine of een
sulfonylureumderivaat) of insuline (met of zonder metformine).
In een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken waren de totale incidenties van
bijwerkingen (AE's, adverse events), ernstige bijwerkingen (SAE's, serious adverse events) en
bijwerkingen die leidden tot het staken van de therapie vergelijkbaar bij de patiënten die werden
behandeld met 25 mg alogliptine, 12,5 mg alogliptine, actieve controle of placebo.
Bij patiënten die met 25 mg alogliptine werden behandeld was hoofdpijn de meest voorkomende
bijwerking.
De veiligheid van alogliptine was bij ouderen ( 65 jaar) en niet-ouderen (< 65 jaar) ongeveer gelijk.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties zijn
gedefinieerd als zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald).
De bijwerkingen die werden waargenomen in de gepoolde, gecontroleerde klinische
fase 3-hoofdstudies met 5.659 patiënten met alogliptine als monotherapie en als aanvullende
combinatietherapie worden hieronder weergegeven (Tabel 1).
Systeem/orgaanklasse
Frequentie van bijwerkingen
Bijwerking
Infecties en parasitaire aandoeningen
infecties van de bovenste luchtwegen
vaak
nasofaryngitis
vaak
Immuunsysteemaandoeningen
overgevoeligheidsreacties
niet bekend
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
hypoglykemie
vaak
Zenuwstelselaandoeningen
hoofdpijn
vaak
Maag-darmstelselaandoeningen
abdominale pijn
vaak
gastro-oesofageale refluxziekte
vaak
diarree
vaak
acute pancreatitis
niet bekend
Lever- en galaandoeningen
leverfunctiestoornis, inclusief leverfalen
niet bekend
Huid- en onderhuidaandoeningen
pruritus
vaak
huiduitslag
vaak
exfoliatieve huidaandoeningen, waaronder
Stevens-Johnsonsyndroom
niet bekend
erythema multiforme
niet bekend
angio-oedeem
niet bekend
urticaria
niet bekend
bulleus pemfigoïd
niet bekend
Nier- en urinewegaandoeningen
interstitiële nefritis
niet bekend
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste doses alogliptine die in klinische studies werden toegediend, waren enkelvoudige doses
van 800 mg aan gezonde proefpersonen en doseringen van 400 mg eenmaal daags, gedurende
14 dagen, aan patiënten met diabetes mellitus type 2 (dit komt overeen met respectievelijk 32 keer en
16 keer de aanbevolen dagelijkse dosis van 25 mg alogliptine).
Behandelbeleid
In geval van overdosering dienen gepaste ondersteunende maatregelen te worden genomen op basis
van de klinische toestand van de patiënt.
Minimale hoeveelheden alogliptine worden verwijderd door hemodialyse (ongeveer 7% van de
verbinding werd verwijderd tijdens een dialysesessie van 3 uur). Daarom geeft hemodialyse bij
overdosering weinig klinisch voordeel. Het is niet bekend of alogliptine wordt verwijderd door
peritoneale dialyse.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen bij diabetes; dipeptidylpeptidase-4
(DPP-4)-remmers
ATC-code: A10BH04.
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Alogliptine is een sterke en zeer selectieve remmer van DPP-4, > 10.000 maal selectiever voor DPP-4
dan andere, verwante enzymen, waaronder DPP-8 en DPP-9. DPP-4 is het belangrijkste enzym dat
betrokken is bij de snelle afbraak van de incretinehormonen `glucagon-like peptide-1 (GLP-1)' en GIP
(glucose-dependent insulinotropic polypeptide), die door de darm afgegeven worden en die na een
maaltijd toenemen. GLP-1 en GIP verhogen de biosynthese en de secretie van insuline door de
bètacellen van de pancreas, terwijl GLP-1 ook de glucagonsecretie en de productie van glucose door
de levercellen remt. Daardoor verbetert alogliptine de glykemische regulatie via een glucose-
afhankelijk mechanisme, waarbij de afgifte van insuline verhoogd wordt en de glucagonwaarden
onderdrukt worden wanneer de glucosewaarden hoog zijn.
Klinische werkzaamheid
Alogliptine werd onderzocht als monotherapie, als initiële combinatietherapie met metformine of een
thiazolidinedion, en als aanvullende therapie bij metformine of een sulfonylureumderivaat of een
thiazolidinedion (met of zonder metformine of een sulfonylureumderivaat) of insuline (met of zonder
metformine).
Toediening van 25 mg alogliptine aan patiënten met diabetes mellitus type 2 gaf binnen 1 tot 2 uur een
piekremming van DPP-4 die zowel na een enkelvoudige dosis van 25 mg als na 14 dagen toediening
eenmaal per dag hoger was dan 93%. De remming van DPP-4 bleef gedurende 24 uur hoger dan 81%
na 14 dagen toediening. Wanneer de gemiddelde 4-uur-postprandiale glucoseconcentraties werden
berekend van ontbijt, lunch en avondeten samen, leidde 14 dagen behandeling met 25 mg alogliptine
tot een gemiddelde, placebogecorrigeerde daling van -35,2 mg/dl ten opzichte van de uitgangswaarde.
Zowel enkel 25 mg alogliptine als 25 mg alogliptine in combinatie met 30 mg pioglitazon toonde,
vergeleken met placebo, in week 16 een significante daling in postprandiale glucose- en
glucagonspiegels, terwijl de gehaltes postprandiaal actief GLP-1 significant waren gestegen (p < 0,05).
Bovendien gaven enkel 25 mg alogliptine en 25 mg alogliptine in combinatie met 30 mg pioglitazon in
week 16 statistisch significante dalingen (p < 0,001) van de totale triglyceriden, gemeten als de
postprandiale incrementele verandering van de AUC(0-8) ten opzichte van de uitgangswaarde,
vergeleken met placebo.
Een totaal van 14.779 patiënten met diabetes mellitus type 2, onder wie 6.448 patiënten die werden
behandeld met 25 mg alogliptine en 2.476 patiënten die werden behandeld met 12,5 mg alogliptine,
hebben deelgenomen aan één fase 2- of 13 fase 3- (waaronder het cardiovasculaire
uitkomstonderzoek), dubbelblinde, placebo- of actief-gecontroleerde klinische onderzoeken die
werden uitgevoerd om de effecten van alogliptine op de glykemische controle en de veiligheid van het
middel te beoordelen. In deze onderzoeken waren 2.257 met alogliptine behandelde patiënten 65 jaar
en 386 met alogliptine behandelde patiënten 75 jaar. Aan deze onderzoeken namen 5.744 patiënten
deel met een lichte nierfunctiestoornis, 1.290 patiënten met een matige nierfunctiestoornis en
82 patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis / nierziekte in het laatste stadium, die werden
behandeld met alogliptine.
Over het geheel verbeterde de behandeling met de aanbevolen dagelijkse dosis van 25 mg alogliptine
de glykemische controle bij toediening als monotherapie en als initiële of aanvullende
combinatietherapie. Dit werd vastgesteld door klinisch relevante en statistisch significante dalingen
Alogliptine als monotherapie
Behandeling met 25 mg alogliptine eenmaal daags leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken
met de placebocontrole (Tabel 2).
Alogliptine als aanvullende therapie bij metformine
De toevoeging van 25 mg alogliptine eenmaal daags aan metforminehydrochloride-therapie
(gemiddelde dosis 1.847 mg) leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten opzichte van de
uitgangswaarden, in HbA1c en nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken met toevoeging van
placebo (Tabel 2). Significant meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (44,4%) dan patiënten die
placebo kregen (18,3%) bereikten HbA1c-streefwaarden van 7,0% in week 26 (p < 0,001).
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan behandeling met metforminehydrochloride
(gemiddelde dosis = 1.835 mg) resulteerde in verbeteringen in de HbA1c-waarde op week 52 en
week 104 ten opzichte van de uitgangssituatie. Op week 52 was de daling van de HbA1c-waarde bij
gebruik van 25 mg alogliptine plus metformine (-0,76%, tabel 3) gelijk aan de daling die werd
veroorzaakt door gebruik van glipizide (gemiddelde dosis = 5,2 mg) plus behandeling met
metforminehydrochloride (gemiddelde dosis = 1.824 mg, -0,73%). Op week 104 was de daling van de
HbA1c-waarde door 25 mg alogliptine plus metformine (-0,72%, tabel 3) groter dan de daling
veroorzaakt door glipizide plus metformine (-0,59%). De gemiddelde verandering ten opzichte van de
uitgangssituatie van de nuchtere glucosewaarde in plasma bij gebruik van 25 mg alogliptine en
metformine was op week 52 significant groter dan bij gebruik van glipizide en metformine (p<0,001).
Op week 104 was de gemiddelde verandering ten opzichte van de uitgangssituatie van de nuchtere
glucosewaarde in plasma bij gebruik van 25 mg alogliptine en metformine -3,2 mg/dl in vergelijking
met 5,4 mg/dl voor glipizide en metformine. In vergelijking met patiënten die glipizide en metformine
ontvingen (42,8%) bereikten patiënten die 25 mg alogliptine en metformine ontvingen (48,5%) vaker
een doelwaarde HbA1c van 7,0% (p=0,004).
Alogliptine als aanvullende therapie bij een sulfonylureumderivaat
De toevoeging van 25 mg alogliptine eenmaal daags aan glyburide-therapie (gemiddelde
dosis = 12,2 mg) leidde, ten opzichte van de uitgangswaarden, tot statistisch significante verbeteringen
in HbA1c in week 26, vergeleken met toevoeging van placebo (Tabel 2). De gemiddelde verandering
in het nuchtere plasmaglucose, ten opzichte van de uitgangswaarden, in week 26 vertoonde voor
25 mg alogliptine een daling van 8,4 mg/dl, vergeleken met een stijging van 2,2 mg/dl voor placebo.
Significant meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (34,8%) dan patiënten die placebo kregen
(18,2%) bereikten HbA1c-streefwaarden van 7,0% in week 26 (p = 0,002).
Alogliptine als aanvullende therapie bij een thiazolidinedion
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan pioglitazon-therapie (gemiddelde
dosis = 35,0 mg, met of zonder metformine of een sulfonylureumderivaat) leidde tot statistisch
significante verbeteringen, ten opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere
plasmaglucose in week 26, vergeleken met toevoeging van placebo (Tabel 2). Klinisch relevante
dalingen in HbA1c, vergeleken met placebo, zijn ook waargenomen met 25 mg alogliptine, ongeacht
of patiënten gelijktijdig werden behandeld met metformine of een sulfonylureumderivaat. Significant
meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (49,2%) dan patiënten die placebo kregen (34,0%)
bereikten HbA1c-streefwaarden van 7,0% in week 26 (p = 0,004).
Alogliptine als aanvullende therapie bij insuline (met of zonder metformine)
De toevoeging van eenmaal daags 25 mg alogliptine aan insuline-therapie (gemiddelde
dosis = 56,5 IE, met of zonder metformine) leidde tot statistisch significante verbeteringen, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in HbA1c en het nuchtere plasmaglucose in week 26, vergeleken
met toevoeging van placebo (Tabel 2). Klinische dalingen van betekenis van HbA1c vergeleken met
placebo zijn ook waargenomen met 25 mg alogliptine, ongeacht of patiënten gelijktijdig werden
behandeld met metformine. Meer patiënten die 25 mg alogliptine kregen (7,8%) dan patiënten die
placebo kregen (0,8%) bereikten HbA1c-streefwaarden van 7,0% in week 26.
25 mg alogliptine
per placebogecontroleerd onderzoek (FAS, LOCF)
Gemiddelde
verandering

in HbA1c
Voor placebo
(%) ten
gecorrigeerde
opzichte van
verandering in
Gemiddelde
de
HbA1c (%) ten
uitgangswaarde
uitgangswaar
opzichte van de
HbA1c (%)
den
uitgangswaarden
Onderzoek
(SD)
(SE)
(2-zijdig 95% BI)
Placebogecontroleerde studie met monotherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
7,91
-0,59
-0,57*
(n=128)
(0,788)
(0,066)
(-0,80; -0,35)
Placebogecontroleerde studies met aanvullende combinatietherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
7,93
-0,59
-0,48*
met metformine
(0,799)
(0,054)
(-0,67; -0,30)
(n=203)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
8,09
-0,52
-0,53*
met een sulfonylureumderivaat
(0,898)
(0,058)
(-0,73; -0,33)
(n=197)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
8,01
-0,80
-0,61*
met een thiazolidinedion ±
(0,837)
(0,056)
(-0,80; -0,41)
metformine of een
sulfonylureumderivaat
(n=195)
Alogliptine 25 mg eenmaal daags
9,27
-0,71
-0,59*
met insuline ± metformine
(1,127)
(0,078)
(-0,80; -0,37)
(n=126)
FAS = full analysis set (volledige analysedataset)
LOCF = last observation carried forward
Kleinste kwadratengemiddelden, gecorrigeerd
voor voorafgaande antihyperglykemische
behandelstatus en uitgangswaarden.
* p<0,001 in vergelijking met placebo of placebo +
combinatiebehandeling
alogliptine per actief-gecontroleerd onderzoek (PPS, LOCF)
Gemiddelde
Verandering in
verandering in
HbA1c (%) ten
HbA1c (%) ten
opzichte van de
opzichte van de uitgangswaarden,
uitgangswaard
gecorrigeerd voor
Gemiddelde uitgangs-
en
behandeling
Onderzoek
waarde HbA1c (%) (SD)
(SE)
(1-zijdig BI)
Onderzoeken met aanvullende combinatietherapie
Alogliptine 25 mg eenmaal
daags met metformine
vs. een
sulfonylureumderivaat +
metformine
Verandering in
7,61
-0,76
-0,03
Week 52 (n=382)
(0,526)
(0,027)
(-oneindig, 0,059)
Verandering op week
7,61
-0,72
-0,13*
104 (n=382)
(0,526)
(0,037)
(-oneindig, -0,006)
Alogliptine 25 mg eenmaal
daags met een
thiazolidinedion+
metformine
vs. een getitreerde
thiazolidinedion +
metformine
Verandering in
8,25
-0,89
-0,47*
Week 26
(0,820)
(0,042)
(-oneindig, -0,35)
(n=303)
Verandering in
8,25
-0,70
-0,42*
Week 52
(0,820)
(0,048)
(-oneindig, -0,28)
(n=303)
PPS = per protocol set
LOCF = last observation carried forward
* Non-inferioriteit en superioriteit statistisch aangetoond
Kleinste kwadratengemiddelden, gecorrigeerd voor voorafgaande antihyperglykemische
behandelstatus en uitgangswaarden.
Patiënten met een nierfunctiestoornis
De werkzaamheid en veiligheid van de aanbevolen doses alogliptine werden afzonderlijk onderzocht
in een subgroep patiënten met diabetes mellitus type 2 en een ernstige nierfunctiestoornis/terminale
nierziekte in een placebogecontroleerde studie (59 patiënten op alogliptine en 56 patiënten op placebo
gedurende 6 maanden) en werden consistent bevonden met het profiel dat werd verkregen bij patiënten
met een normale nierfunctie.
Ouderen ( 65 jaar)
De werkzaamheid van alogliptine bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en een leeftijd 65 jaar
was over een gepoolde analyse van vijf 26 weken durende, placebogecontroleerde onderzoeken
consistent met die bij patiënten < 65 jaar.
Daarnaast leidde behandeling met 25 mg alogliptine eenmaal daags tot verbeteringen in HbA1c, ten
opzichte van de uitgangswaarden, in week 52 die vergelijkbaar waren met de verbeteringen die
Klinische veiligheid
Cardiovasculaire veiligheid
In een gepoolde analyse van de gegevens van 13 onderzoeken waren de totale incidenties voor
cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct en niet-fatale CVA vergelijkbaar bij patiënten
die werden behandeld met 25 mg alogliptine, actieve controle of placebo.
Daarnaast werd bij 5.380 patiënten met een hoog onderliggend cardiovasculair risico een prospectief,
gerandomiseerd, cardiovasculair uitkomstonderzoek naar de veiligheid verricht om het effect van
alogliptine in vergelijking met placebo (wanneer dit aan de standaardbehandeling werd toegevoegd) te
onderzoeken op ernstige cardiovasculaire voorvallen (MACE), waaronder de tijd tot aan het eerste
optreden van een voorval in het samengestelde eindpunt voor cardiovasculair overlijden, niet-fataal
myocardinfarct en niet-fatale CVA bij patiënten met een recent (in de afgelopen 15 tot 90 dagen) acuut
coronair voorval. Bij de uitgangssituatie hadden de patiënten een gemiddelde leeftijd van 61 jaar, een
gemiddelde duur van de diabetes van 9,2 jaar en een gemiddelde HbA1c van 8,0%.
In het onderzoek werd aangetoond dat alogliptine het risico op een MACE niet verhoogde ten opzichte
van placebo [risicoverhouding: 0,96; 1-zijdig 99% Betrouwbaarheidsinterval: 0-1,16]. In de
alogliptinegroep maakte 11,3% van de patiënten een MACE door in vergelijking met 11,8% van de
patiënten in de placebogroep.
Tabel 4. MACE gemeld in cardiovasculair uitkomstonderzoek
Aantal patiënten (%)
Alogliptine
Placebo
25 mg
N=2.701
N=2.679
Primair samengesteld eindpunt
[eerste voorval van cardiovasculair

305 (11,3)
316 (11,8)
overlijden, niet-fataal MI en niet-
fatale CVA]

Cardiovasculair overlijden*
89 (3,3)
111 (4,1)
Niet-fataal myocardinfarct
187 (6,9)
173 (6,5)
Niet-fatale CVA
29 (1,1)
32 (1,2)
*In totaal overleden 153 proefpersonen (5,7%) van de
alogliptinegroep en 173 proefpersonen (6,5%) van de placebogroep
(overlijden ongeacht de oorzaak).
Er waren 703 patiënten die binnen het samengestelde eindpunt voor secundaire MACE (eerste voorval
van cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale CVA en urgente revascularisatie
als gevolg van instabiele angina pectoris) een voorval doormaakten. In de alogliptinegroep maakte
12,7% (344 proefpersonen) binnen het samengestelde eindpunt voor secundaire MACE een voorval
door, in vergelijking met 13,4% (359 proefpersonen) in de placebogroep [risicoverhouding = 0,95;
1-zijdig 99% Betrouwbaarheidsinterval: 0-1,14].
Hypoglykemie
In een gepoolde analyse van de gegevens van 12 onderzoeken was de totale incidentie van alle
episoden van hypoglykemie samen bij patiënten die werden behandeld met 25 mg alogliptine lager
dan bij patiënten die werden behandeld met 12,5 mg alogliptine, actieve controle of placebo
(respectievelijk 3,6%, 4,6%, 12,9% en 6,2%). De meeste van deze episoden hadden een lichte tot
In een klinische studie met alogliptine als monotherapie was de incidentie van hypoglykemie ongeveer
gelijk aan die met placebo, en deze was lager dan de incidentie met placebo in een andere studie met
alogliptine als aanvullende therapie bij een sulfonylureumderivaat.
Meer gevallen van hypoglykemie zijn waargenomen met triple therapie met thiazolidinedion en
metformine en in combinatie met insuline, zoals ook met andere DPP-4-remmers is waargenomen.
Er wordt aangenomen dat patiënten ( 65 jaar oud) met diabetes mellitus type 2 gevoeliger zijn voor
episoden van hypoglykemie dan patiënten < 65 jaar oud. In een gepoolde analyse van de gegevens van
12 onderzoeken was de totale incidentie van alle episoden van hypoglykemie samen bij patiënten
65 jaar die werden behandeld met 25 mg alogliptine (3,8%) ongeveer gelijk aan die bij patiënten
< 65 jaar (3,6%).
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Vipidia in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Het is aangetoond dat de farmacokinetiek van alogliptine bij gezonde proefpersonen en bij patiënten
met diabetes mellitus type 2 ongeveer gelijk is.
Absorptie
De absolute biologische beschikbaarheid van alogliptine is ongeveer 100%.
Toediening met een vetrijke maaltijd leidde niet tot verandering in de totale blootstelling en
piekblootstelling van alogliptine. Vipidia mag daarom met of zonder voedsel worden toegediend.
Na toediening van enkelvoudige, orale doses tot maximaal 800 mg aan gezonde proefpersonen werd
alogliptine snel geabsorbeerd, waarbij piekplasmaconcentraties 1 tot 2 uur (mediane Tmax) na
toediening werden bereikt.
Er werd geen klinisch relevante accumulatie waargenomen na meervoudige toediening aan gezonde
proefpersonen of aan patiënten met diabetes mellitus type 2.
De totale blootstelling en piekblootstelling aan alogliptine stegen evenredig met toenemende,
enkelvoudige doses van 6,25 mg tot maximaal 100 mg alogliptine (dit bereik dekt het therapeutische
dosisbereik). De variatiecoëfficiënt tussen proefpersonen voor de AUC van alogliptine was klein
(17%).
Distributie
Na toediening van een enkelvoudige, intraveneuze dosis van 12,5 mg alogliptine aan gezonde
proefpersonen bedroeg het distributievolume in de terminale fase 417 l, wat aangeeft dat de werkzame
stof goed in weefsels verdeeld wordt.
Biotransformatie
Alogliptine ondergaat geen extensieve metabolisatie; 60-70% van de dosis wordt in de urine
uitgescheiden als ongewijzigde werkzame stof.
Twee minder belangrijke metabolieten werden gevonden na toediening van een orale dosis
[14C]-alogliptine, N-gedemethyleerde alogliptine, M-I (< 1% van de oorspronkelijke verbinding) en
N-geacetyleerde alogliptine, M-II (< 6% van de oorspronkelijke verbinding). M-I is een actieve
metaboliet en is een zeer selectieve remmer van DPP-4, net als alogliptine; M-II vertoont geen
remmende werking op DPP-4 of op andere DPP-gerelateerde enzymen. Gegevens afkomstig van in-
vitro
-onderzoek wijzen erop dat CYP2D6 en CYP3A4 bijdragen aan de beperkte metabolisatie van
alogliptine.
Gegevens afkomstig van in-vitro-onderzoek wijzen erop dat alogliptine geen inducerende werking
heeft op CYP1A2, CYP2B6 en CYP2C9 en geen remmende werking op CYP1A2, CYP2B6,
CYP2C8, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 of CYP3A4, in concentraties die worden bereikt met de
aanbevolen dosis van 25 mg alogliptine. In-vitro-studies hebben aangetoond dat alogliptine een lichte
inductor is van CYP3A4, echter het werd niet aangetoond dat alogliptine een inductor is van CYP3A4
in in-vivo-studies.
Uit in-vitro-studies is gebleken dat alogliptine geen remmer is van de volgende renale transporters:
OAT1, OAT3 en OCT2.
Alogliptine bestaat voornamelijk uit het (R)-enantiomeer (> 99%) en ondergaat in vivo weinig of geen
chirale conversie tot het (S)-enantiomeer. Het (S)-enantiomeer is bij therapeutische doseringen niet
detecteerbaar.
Eliminatie
Alogliptine werd geëlimineerd met een gemiddelde terminale halfwaardetijd (T1/2) van ongeveer
21 uur.
Na toediening van een orale dosis [14C]-alogliptine werd 76% van de totale hoeveelheid radioactiviteit
in de urine uitgescheiden en werd 13% teruggevonden in de stoelgang.
De gemiddelde renale klaring van alogliptine (170 ml/min) was hoger dan de gemiddelde geschatte
glomerulaire filtratiesnelheid (ongeveer 120 ml/min), hetgeen wijst op enige actieve renale
uitscheiding.
Tijdsafhankelijkheid
De totale blootstelling (AUC(0-inf)) aan alogliptine was na toediening van een enkelvoudige dosis
ongeveer gelijk aan de blootstelling gedurende één dosisinterval (AUC(0-24)) na eenmaaldaagse
toediening gedurende 6 dagen. Dit wijst op afwezigheid van tijdsafhankelijkheid in de kinetiek van
alogliptine na meervoudige toediening.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Een enkelvoudige dosis van 50 mg alogliptine werd toegediend aan 4 groepen patiënten met een
nierfunctiestoornis in verschillende gradaties van ernst (op basis van de CrCl volgens de Cockcroft-
Gault-formule): licht (CrCl = > 50 tot 80 ml/min), matig (CrCl = 30 tot 50 ml/min),
ernstig (CrCl = < 30 ml/min) en nierziekte in het laatste stadium met hemodialyse.
Bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis, of met nierziekte in het laatste stadium
met hemodialyse, werd respectievelijk een ongeveer 2-voudige en 4-voudige stijging van de
systemische blootstelling aan alogliptine waargenomen. (Patiënten met nierziekte in het laatste
stadium ondergingen hemodialyse direct na toediening van alogliptine. Op basis van de gemiddelde
dialysaatconcentraties werd tijdens een 3 uur durende dialysesessie ongeveer 7% van de werkzame
stof verwijderd.) Daarom dienen bij patiënten met een matige of ernstige nierfunctiestoornis, of met
nierziekte in het laatste stadium die dialyse behoeven, lagere doses alogliptine te worden gebruikt om
de systemische blootstelling aan alogliptine ongeveer hetzelfde te houden als bij patiënten met een
normale nierfunctie (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornis
Bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis was de totale blootstelling aan alogliptine ongeveer
10% lager en de piekblootstelling ongeveer 8% lager dan bij gezonde controle-proefpersonen. De
omvang van deze dalingen werd niet als klinisch relevant beschouwd. Voor patiënten met een lichte
tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-scores van 5 tot 9) hoeft de dosis daarom niet te worden
aangepast. Alogliptine is niet onderzocht bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-score > 9, zie rubriek 4.2).
Leeftijd, geslacht, ras, lichaamsgewicht
Leeftijd (65-81 jaar), geslacht, ras (blank, zwart en Aziatisch) en lichaamsgewicht hadden geen
klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van alogliptine. Er zijn geen dosisaanpassingen nodig
(zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van alogliptine bij kinderen en jongeren < 18 jaar is nog niet vastgesteld. Er zijn
geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
De NOAEL-waarde (no-observed-adverse-effect level) in de toxiciteitsonderzoeken bij herhaalde
dosering bij ratten en honden, die respectievelijk 26 en 39 weken duurden, leverde
blootstellingsgrenzen op die respectievelijk ongeveer 147 maal en 227 maal hoger waren dan de
blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering van 25 mg alogliptine.
Alogliptine was in een standaardreeks van in-vitro- en in-vivo-genotoxiciteitsonderzoeken niet
genotoxisch.
Alogliptine was in 2 jaar durende carcinogeniteitsonderzoeken bij ratten en muizen niet carcinogeen.
Minimale tot lichte eenvoudige overgangscelhyperplasie werd gezien in de urineblaas van mannelijke
ratten, bij de laagste gebruikte dosis (27 keer de humane blootstelling) zonder vaststellen van een
duidelijke NOEL (no observed effect level).
Er werden geen nadelige effecten van alogliptine waargenomen op de vruchtbaarheid, reproductieve
functie of vroege embryo-ontwikkeling bij ratten, tot op een systemische blootstelling die veel hoger
was dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering. Hoewel de vruchtbaarheid niet werd
aangetast, werd een lichte statistische stijging van het aantal afwijkende spermacellen waargenomen
bij mannetjesratten, bij een blootstelling die veel hoger was dan de blootstelling bij mensen bij de
aanbevolen dosering.
Alogliptine was bij ratten of konijnen niet teratogeen bij een systemische blootstelling op het niveau
van de NOAEL-waarden, die veel hoger is dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering.
Hogere doses alogliptine waren niet teratogeen, maar leidden tot maternale toxiciteit en gingen
gepaard met vertraagde en/of ontbrekende ossificatie van botten en afgenomen lichaamsgewicht van
de foetus.
In een onderzoek naar de pre- en postnatale ontwikkeling bij ratten hadden blootstellingen die veel
hoger waren dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosering, geen schadelijke effecten op
de ontwikkeling van het embryo of op de groei en ontwikkeling van de nakomelingen. Hogere doses
alogliptine leidden tot afgenomen lichaamsgewicht van de nakomelingen en gaven enige effecten op
de ontwikkeling die als secundair aan het lagere lichaamsgewicht werden beschouwd.
Onderzoek met zogende ratten wijst erop dat alogliptine in melk wordt uitgescheiden.
Er werden geen alogliptine-gerelateerde effecten waargenomen bij juveniele ratten na herhaalde
toediening gedurende 4 en 8 weken.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol
Microkristallijne cellulose
Hydroxypropylcellulose
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
Filmomhulling
Hypromellose
Titaniumdioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Macrogol 8000
Drukinkt
Schellak
Zwart ijzeroxide (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
4 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakkingen van polychloortrifluorethyleen (PCTFE)/polyvinylchloride (PVC) met aluminium
doordrukfolie ter afdekking. Verpakkingsgrootten van 10, 14, 28, 30, 56, 60, 84, 90, 98 of
100 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/001-030
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 19/09/2013
Datum van laatste verlenging: 24 mei 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Ireland Ltd.
Bray Business Park
Kilruddery
Co Wicklow
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 6,25 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/001 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/002 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/003 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/004 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/005 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/006 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/007 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/008 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/009 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/028 84 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 6,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 6,25 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Takeda
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 12,5 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/010 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/011 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/012 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/013 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/014 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/015 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/016 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/017 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/018 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/029 84 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 12,5 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 12,5 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Takeda
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
alogliptine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg alogliptine (als benzoaat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
90 filmomhulde tabletten
98 filmomhulde tabletten
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/844/019 10 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/020 14 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/021 28 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/022 30 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/023 56 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/024 60 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/025 90 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/026 98 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/027 100 filmomhulde tabletten
EU/1/13/844/030 84 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Vipidia 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vipidia 25 mg tabletten
alogliptine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Takeda
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten
Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten

alogliptine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Vipidia en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Vipidia en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Vipidia bevat de werkzame stof alogliptine. Deze stof behoort tot een groep geneesmiddelen die
DPP-4-remmers (dipeptidyl-peptidase-4-remmers) worden genoemd en 'orale antidiabetica' zijn. Het
wordt gebruikt om de bloedsuikerspiegel te verlagen bij volwassenen met diabetes type 2. Diabetes
type 2 wordt ook wel niet-insuline-afhankelijke diabetes mellitus (NIDDM) of ouderdomsdiabetes
genoemd.
Vipidia werkt doordat het de hoeveelheid insuline in het lichaam na een maaltijd verhoogt en de
hoeveelheid suiker in het lichaam verlaagt. Het moet samen met andere geneesmiddelen tegen diabetes
worden ingenomen. Uw arts heeft u deze middelen voorgeschreven, bijvoorbeeld een sulfonylureum-
derivaat (zoals glipizide, tolbutamide, glibenclamide), metformine en/of thiazolidinedionen (zoals
pioglitazon) en metformine en/of insuline.
Vipidia wordt ingenomen wanneer uw bloedsuiker niet goed onder controle kan worden gehouden met
een dieet, lichaamsbeweging en één of meer van deze andere orale geneesmiddelen tegen diabetes. Het
is belangrijk dat u uw andere geneesmiddelen tegen diabetes blijft innemen en het advies dat uw
verpleegkundige of arts u heeft gegeven over uw dieet en lichaamsbeweging blijft opvolgen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U heeft een ernstige allergische reactie gehad op andere gelijkaardige geneesmiddelen die u
inneemt om uw bloedsuiker onder controle te houden. De symptomen van een ernstige
allergische reactie kunnen zijn: uitslag, verdikte rode plekken op uw huid (netelroos), het
opzwellen van het gelaat, de lippen, de tong en de keel, wat moeilijkheden bij het ademhalen en
bij het slikken kan veroorzaken. Andere symptomen kunnen zijn: overal jeuk en zich warm
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt:
-
Indien u diabetes type 1 (uw lichaam kan geen insuline aanmaken) heeft.
- Indien u diabetische ketoacidose (een complicatie van diabetes die optreedt wanneer het lichaam
geen glucose kan afbreken door een tekort aan insuline) heeft. Symptomen zijn: overmatige
dorst, vaak moeten plassen, verminderde eetlust, misselijkheid of braken en snel
gewichtsverlies.
- Indien u een geneesmiddel gebruikt tegen diabetes dat een sulfonylureumderivaat wordt
genoemd (bijv. glipizide, tolbutamide, glibenclamide) of insuline. Het kan zijn dat uw arts uw
dosis van het sulfonylureumderivaat of insuline wil verlagen wanneer u een van deze middelen
samen met Vipidia gebruikt. Dit is om te voorkomen dat uw bloedsuikerspiegel te laag wordt
(hypoglykemie).
- Indien u een nierziekte heeft. U kunt dit geneesmiddel blijven innemen, maar uw arts kan de
dosis verlagen.
- Indien u een leverziekte heeft.
- Indien u lijdt aan hartfalen.
- Indien u insuline of een ander anti-diabetisch geneesmiddel neemt. Uw arts zal misschien uw
dosis van het andere anti-diabetisch geneesmiddel of insuline willen verlagen wanneer u één
van beide samen inneemt met Vipidia om een lage bloedsuikerspiegel te vermijden.
- Indien u een ziekte van de alvleesklier heeft of heeft gehad.
Neem contact op met uw arts als u merkt dat er zich blaren vormen op de huid, want dat kan wijzen op
de aandoening bulleus pemfigoïd. Uw arts kan u dan vragen het gebruik van alogliptine stop te zetten.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Vipidia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar, vanwege het
ontbreken van gegevens bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Vipidia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er is geen ervaring met het gebruik van Vipidia bij zwangere vrouwen of tijdens de borstvoeding.
Vipidia mag niet tijdens de zwangerschap of de borstvoeding worden gebruikt. Uw arts helpt u te
beslissen of u moet doorgaan met borstvoeding geven of dat u moet doorgaan met het gebruik van
Vipidia.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Vipidia heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Echter, wanneer Vipidia gecombineerd wordt met andere anti-diabetische
geneesmiddelen die sulfonylureumderivaten worden genoemd, insuline of een combinatietherapie met
thiazolidinedion en metformine, kan dit een te lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie) veroorzaken,
wat uw rijvaardigheid en uw vermogen om machines te bedienen kan beïnvloeden.
Vipidia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal Vipidia voorschrijven samen met een of meerdere andere geneesmiddelen om uw
bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Uw arts zal het u vertellen als u de hoeveelheid van
andere geneesmiddelen die u inneemt, moet wijzigen.
De aanbevolen dosering van Vipidia is 25 mg eenmaal per dag.
Patiënten met nierziekte
Als u een nierziekte heeft, kan uw arts u een lagere dosis voorschrijven. Dit kan 12,5 mg of 6,25 mg
eenmaal per dag zijn, afhankelijk van de ernst van uw nierziekte.
Patiënten met leverziekte
Als u een licht of matig verminderde leverfunctie heeft, is de aanbevolen dosering van Vipidia 25 mg
eenmaal daags. Dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie, vanwege het ontbreken van gegevens bij deze patiënten.
Slik uw tablet(ten) in zijn geheel in met water. U kunt dit middel met of zonder voedsel innemen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel tabletten heeft ingenomen, of als iemand anders of een kind uw geneesmiddel heeft
ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis of ga daar direct heen. Neem deze bijsluiter en/of enkele tabletten mee,
zodat uw arts precies weet wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis vergeten bent in te nemen, neem deze dan in zodra u eraan denkt. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Vipidia voordat u dit met uw arts heeft besproken. Uw
bloedsuikerspiegel kan stijgen wanneer u stopt met het innemen van Vipidia.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
STOP met het innemen van Vipidia en neem onmiddellijk contact op met een arts als een van de
volgende
ernstige bijwerkingen bij u optreedt:
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
Een allergische reactie. De symptomen kunnen zijn: huiduitslag, netelroos (bultjes op de huid),
problemen met slikken of met ademhalen, gezwollen lippen, gelaat, keel of tong, en zich zwak
voelen.
-
Een ernstige allergische reactie: huidletsels of plekken op uw huid die zich kunnen
ontwikkelen tot een zweer met daaromheen bleke of rode ringen, blaarvorming en/of
afschilferen van de huid, mogelijk met symptomen zoals jeuk, koorts, ziek voelen, pijnlijke
gewrichten, problemen met zien, brandende, pijnlijke of jeukende ogen en mondzweren
(Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme).
Ernstige en aanhoudende pijn in de buik (ter hoogte van de maag), die zich kan uitspreiden tot
in de rug, alsook misselijkheid en braken, omdat dit een teken kan zijn van een ontstoken
alvleesklier (pancreatitis).
U moet het ook
met uw arts bespreken als de volgende bijwerkingen bij u optreden:
Vaak (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
-
Symptomen van een lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie) kunnen optreden wanneer
Vipidia in combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat (bijv. glipizide, tolbutamide,
glibenclamide) wordt ingenomen.
-
De symtomen kunnen zijn:
beven, transpireren, angst, wazig zien, tintelende lippen, bleekheid,
stemmingsverandering of zich verward voelen. Uw bloedsuikerspiegel kan dalen tot onder de
normale waarde, maar kan weer worden verhoogd door suiker in te nemen. Het wordt
aangeraden dat u een paar suikerklontjes, snoepjes, koekjes of suikerhoudende vruchtendrank
bij u draagt.
- Verkoudheids- of griepachtige symptomen, zoals een zere keel, verstopte neus
- Huiduitslag
- Jeukende huid
- Hoofdpijn
- Maagpijn
- Diarree
- Spijsverteringsklachten (indigestie), brandend maagzuur
Niet bekend:
-
Leverproblemen zoals misselijkheid of overgeven, maagpijn, ongebruikelijke of onverklaarbare
moeheid, verlies van eetlust, donkere urine of het geel worden van de huid of het wit van de
ogen.
- Ontsteking van het bindweefsel in de nieren (interstitiële nefritis).
- Blaarvorming op de huid (bulleus pemfigoïd).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
doordrukstrip na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De
werkzame stof in dit middel is alogliptine.
De
andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), rood ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Elke 12,5 mg tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 12,5 mg alogliptine.
-
De
andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), geel ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Elke 6,25 mg tablet bevat alogliptinebenzoaat, overeenkomend met 6,25 mg alogliptine.
-
De
andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, microkristallijne cellulose,
hydroxypropylcellulose, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat, hypromellose,
titaniumdioxide (E171), rood ijzeroxide (E172), macrogol 8000, schellak en zwart
ijzeroxide (E172).
Hoe ziet Vipidia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
-
Vipidia 25 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn lichtrode, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en
5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt 'TAK' en
'ALG-25' gedrukt.
- Vipidia 12,5 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn gele, ovale (ongeveer 9,1 mm lang en
5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt 'TAK' en
'ALG-12.5' gedrukt.
- Vipidia 6,25 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn lichtroze, ovale (ongeveer 9,1 mm lang
en 5,1 mm breed), dubbelbolle, filmomhulde tabletten, met op één kant in grijze inkt 'TAK' en
'ALG-6.25' gedrukt.
Vipidia is verkrijgbaar in doordrukstrips van 10, 14, 28, 30, 56, 60, 84, 90, 98 of 100 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Pharma A/S
Delta Park 45
2665 Vallensbaek Strand
Denemarken
Fabrikant
Takeda Ireland Limited
Bray Business Park
Kilruddery
Co. Wicklow
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Takeda Belgium
Takeda UAB
Tél/Tel: +32 2 464 06 11
Tel: +370 521 09 070
takeda-belgium@takeda.com

Luxembourg/Luxemburg
Takeda Belgium
.: +359 2 958 27 36; +359 2 958 15 29
Tél/Tel: +32 2 464 06 11
takeda-belgium@takeda.com
Magyarország
Takeda Pharmaceuticals Czech Republic s.r.o.
Takeda Pharma Kft.
Tel: +420 234 722 722
Tel: +361 2707030
Danmark
Malta
Takeda Pharma A/S
TAKEDA HELLAS S.A.
Tlf./Tel: +45 46 77 11 11
Tel: +30 210 6387800
gr.info@takeda.com
Deutschland
Nederland
Takeda GmbH
Takeda Nederland B.V.
Tel: +49 (0) 800 825 3325
Tel: +31 20 203 5492
medinfoEMEA@takeda.com
medinfoEMEA@takeda.com
Eesti
Norge
Takeda Pharma AS
Takeda AS
Tel: +372 617 7669
Tlf: +47 6676 3030
infonorge@takeda.com

Österreich
TAKEDA .
Takeda Pharma Ges. m.b.H.
: +30 210 6387800
Tel: +43 (0) 800-20 80 50
gr.info@takeda.com
España
Polska
Laboratorios Menarini, S.A.
Takeda Pharma sp. z o.o.
Tel: +34 934 628 800
Tel. +48 22 608 13 00
info@menarini.es
France
Portugal
Takeda France SAS
Takeda Farmacêuticos Portugal, Lda.
Tél: + 33 1 40 67 33 00
Tel: +351 21 120 1457
medinfoEMEA@takeda.com
Hrvatska
România
Takeda Pharmaceuticals Croatia d.o.o
Takeda Pharmaceuticals SRL
Tel: +385 1 377 88 96
Tel: +40 21 335 03 91
Ireland
Slovenija
Takeda Products Ireland Limited
Takeda Pharmaceuticals farmacevtska druzba d.o.o.
Tel: 1800 937 970
Tel: +386 (0) 59 082 480
medinfoEMEA@takeda.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Takeda Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 (2) 20 602 600
vistor@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Takeda Italia S.p.A.
Takeda Oy
Tel: +39 06 502601
Tel. +358 20 746 5000

Sverige
TAKEDA ..
Takeda Pharma AB
: +30 210 6387800
Tel: +46 8 731 28 00
gr.info@takeda.com
infosweden@takeda.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Takeda Latvia SIA
Takeda UK Ltd
Tel: +371 67840082
Tel: +44 (0) 2830 640 902
medinfoEMEA@takeda.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

Heb je dit medicijn gebruikt? Vipidia 12,5 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Vipidia 12,5 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Vipidia 12,5 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG