Ivemend 150 mg inf. sol.

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine overeenkomend met 150 mg fosaprepitant of 130,5 mg
aprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing 1 mg fosaprepitant (1 mg/ml) (zie
rubriek 6.6).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken wit amorf poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Preventie van misselijkheid en braken na hoog en matig emetogene chemotherapie bij de behandeling
van kanker bij volwassenen en pediatrische patiënten van 6 maanden en ouder.
IVEMEND 150 mg wordt toegediend als onderdeel van een combinatietherapie (zie rubriek 4.2).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosering is 150 mg toegediend op dag 1 als een infusie
gedurende 20 - 30 minuten
die ongeveer 30 minuten voor de chemotherapie wordt gestart (zie rubriek 6.6). IVEMEND moet
samen met een corticosteroïd en een 5HT
3
-antagonist toegediend worden, zoals aangegeven in
onderstaande tabellen.
De volgende behandelschema
’s
worden aanbevolen voor de preventie van misselijkheid en braken na
emetogene chemotherapie bij de behandeling van kanker:
Tabel 1: Aanbevolen dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na behandeling
met hoog emetogene chemotherapie bij volwassenen
Dag 1
150 mg
intraveneus
12 mg oraal
Standaarddosering
5HT
3
-antagonisten.
Zie de
productinformatie
van de
geselecteerde
5HT
3
-antagonist
voor de juiste
doseringsinformatie
2
IVEMEND
Dexamethason
5HT
3
-antagonisten
Dag 2
geen
8 mg oraal
geen
Dag 3
geen
8 mg oraal
tweemaal daags
geen
Dag 4
geen
8 mg oraal
tweemaal daags
geen
Dexamethason
moet op dag 1, 30 minuten voorafgaand aan chemotherapie worden toegediend en in
de ochtend op de dagen 2 tot 4. Dexamethason moet ook in de avond worden toegediend op de dagen
3 en 4. De dosis dexamethason bepaalt de interacties met het werkzame bestanddeel.
Tabel 2: Aanbevolen dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na behandeling
met matig emetogene chemotherapie bij volwassenen
Dag 1
150 mg intraveneus
12 mg oraal
Standaarddosering 5HT
3
-antagonisten. Zie de productinformatie van de
geselecteerde 5HT
3
-antagonist voor de juiste doseringsinformatie
IVEMEND
Dexamethason
5HT
3
-antagonisten
Dexamethason
moet op dag 1, 30 minuten voorafgaand aan chemotherapie worden toegediend. De
dosis dexamethason bepaalt de interacties met het werkzame bestanddeel.
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van 6 maanden en ouder, niet minder wegend dan 6 kg
Het aanbevolen behandelschema voor de IVEMEND-dosering die toegediend moet worden met een
5HT
3
-antagonist, met of zonder een corticosteroïde, voor de preventie van misselijkheid en braken na
toediening van een- of meerdaagse che
motherapiebehandelschema’s van hoog em
etogene
chemotherapie (HEC) of matig emetogene chemotherapie (MEC), wordt weergegeven in tabel 3.
Eendaagse chemotherapiebehandelschema’s
zijn
schema’s waarbi
j HEC of MEC wordt toegediend
gedurende een enkele dag. Meer
daagse chemotherapiebehandelschema’s
zijn
schema’s waarbij HEC
of MEC wordt toegediend gedurende 2 of meer dagen.
Een alternatief doseringsschema dat kan worden toegepast met eendaagse
chemotherap
iebehandelschema’s
wordt weergegeven in tabel 4.
Dosering voor een-
ofmeerdaagse chemotherapiebehandelschema’s
Dien IVEMEND toe als een intraveneuze infusie via een centrale veneuze katheter op dag 1, 2 en 3 bij
pediatrische patiënten die een- of meerdaagse
behandelschema’s van HEC of MEC krijgen. In plaats
van IVEMEND kunnen EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie gebruikt worden op dag 2
en 3, zoals weergegeven in tabel 3. Zie de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) van
EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie voor passende doseringsinstructies.
3
Tabel 3
Aanbevolen dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na toediening van
een-
of meerdaagse behandelschema’s
met HEC of MEC bij pediatrische patiënten
Populatie
Pediatrische
patiënten van
12 jaar en ouder
Dag 1
115 mg
intraveneus
Dag 2
80 mg
intraveneus
OF
80 mg oraal
(EMEND
capsules)
2 mg/kg
intraveneus
OF
2 mg/kg oraal
(EMEND
orale
suspensie)
Maximale
dosis 80 mg
Dexamethason
**
Alle pediatrische
patiënten
IVEMEND
*
Pediatrische
patiënten van
6 maanden tot
jonger dan 12 jaar
en niet minder
dan 6 kg
3 mg/kg
intraveneus
Maximale dosis
115 mg
Dag 3
80 mg
intraveneus
OF
80 mg oraal
(EMEND
capsules)
2 mg/kg
intraveneus
OF
2 mg/kg oraal
(EMEND orale
suspensie)
Maximale dosis
80 mg
Als een corticosteroïde, zoals dexamethason,
gelijktijdig wordt toegediend, dien 50 % van de
aanbevolen corticosteroïde-dosis dan toe op dag 1 tot
met 4
Zie de productinformatie van de geselecteerde 5-HT
3
-
antagonist voor de aanbevolen dosering
5-HT
3
-antagonist
Alle pediatrische
patiënten
*
Dien IVEMEND intraveneus gedurende 30 minuten toe bij pediatrische patiënten van 12 jaar
en ouder, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie. Dien
IVEMEND intraveneus gedurende 60 minuten toe bij pediatrische patiënten jonger dan
12 jaar, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie.
**
Dexamethason
moet 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling
toegediend worden op dag 1.
Alternatieve
dosering voor eendaagse chemotherapiebehandelschema’
s
Bij pediatrische patiënten die een eendaags behandelschema van HEC of MEC krijgen kan IVEMEND
als een intraveneuze infusie toegediend worden via een centrale veneuze katheter op dag 1.
4
Tabel 4
Alternatieve dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na toediening van een
eendaags behandelschema met HEC of MEC bij pediatrische patiënten
Populatie
Pediatrische patiënten van 12 jaar
en ouder
Pediatrische patiënten van 2 jaar
tot jonger dan 12 jaar
Dag 1
150 mg
intraveneus
4 mg/kg
intraveneus
Maximale dosis 150 mg
Pediatrische patiënten van
6 maanden tot jonger dan 2 jaar
en niet minder dan 6 kg
Dexamethason
**
IVEMEND
*
5 mg/kg
intraveneus
Maximale dosis 150 mg
Alle pediatrische patiënten
Als een corticosteroïde, zoals
dexamethason, gelijktijdig wordt
toegediend, dien 50 % van de
aanbevolen corticosteroïde-dosis
dan toe op dag 1 en 2
Zie de productinformatie van de
geselecteerde 5-HT
3
-antagonist
voor de aanbevolen dosering
5-HT
3
-antagonist
Alle pediatrische patiënten
*
Dien IVEMEND intraveneus gedurende 30 minuten toe bij pediatrische patiënten van 12 jaar
en ouder, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie. Dien
IVEMEND intraveneus gedurende 60 minuten toe bij pediatrische patiënten jonger dan
12 jaar, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie.
**
Dexamethason
moet 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling
toegediend worden op dag 1.
De veiligheid en werkzaamheid van IVEMEND bij zuigelingen jonger dan 6 maanden zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Algemeen
Er zijn beperkte werkzaamheidsgegevens over de combinatie met andere corticosteroïden en
5HT
3
-antagonisten. Voor aanvullende informatie over de gelijktijdige toediening met corticosteroïden,
zie rubriek 4.5.
Zie de volledige Samenvatting van de Productkenmerken van gelijktijdig toegediende 5HT
3
-
antagonisten.
Speciale populaties
Ouderen (≥
65 jaar)
Voor ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Geslacht
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van geslacht (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis of patiënten met nierlijden in het laatste stadium die
hemodialyse ondergaan hoeft de dosering niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Er zijn
beperkte gegevens bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis en geen gegevens bij patiënten
5
met ernstige leverfunctiestoornis. IVEMEND moet bij deze patiënten met voorzichtigheid worden
toegepast (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Wijze van toediening
IVEMEND 150 mg moet intraveneus worden toegediend en mag niet intramusculair of subcutaan
worden gegeven. Intraveneuze toediening bij volwassenen vindt bij voorkeur plaats via een lopend
intraveneus infuus gedurende 20 - 30 minuten. Intraveneuze toediening bij pediatrische patiënten van
6 maanden en ouder wordt aanbevolen via een centrale veneuze katheter en moet gedurende
30 minuten toegediend worden bij patiënten van 12 jaar en ouder of gedurende 60 minuten bij
patiënten jonger dan 12 jaar (zie rubriek 6.6). IVEMEND niet als bolusinjectie of als onverdunde
injectie toedienen.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor polysorbaat 80 of voor (een van) de in rubriek
6.1 vermelde andere hulpstof(fen).
Gelijktijdige toediening met pimozide, terfenadine, astemizol of cisapride (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Patiënten met matige tot ernstige leverfunctiestoornis
Er zijn beperkte gegevens bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis en geen gegevens bij
patiënten met ernstige leverfunctiestoornis. Bij deze patiënten moet IVEMEND met voorzichtigheid
worden toegepast (zie rubriek 5.2).
CYP3A4-interacties
IVEMEND moet voorzichtig worden toegepast bij patiënten die gelijktijdig oraal toegediende
werkzame bestanddelen krijgen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een smal
therapeutisch bereik hebben, zoals ciclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus, alfentanil,
ergotalkaloïde-derivaten, fentanyl en kinidine (zie rubriek 4.5). Daarnaast moet gelijktijdige
toediening met irinotecan met de nodige voorzichtigheid worden benaderd omdat deze combinatie tot
verhoogde toxiciteit kan leiden.
Gelijktijdige toediening met warfarine (CYP2C9-substraat)
Bij patiënten die chronisch met warfarine worden behandeld moet de International Normalised Ratio
(INR) gedurende 14 dagen na behandeling met fosaprepitant zorgvuldig worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met hormonale anticonceptiva
Tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van fosaprepitant kan de werkzaamheid van hormonale
anticonceptiva verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast (zie rubriek 4.5).
Overgevoeligheidsreacties
Directe overgevoeligheidsreacties waaronder flushing, erytheem, dyspneu en
anafylaxie/anafylactische shock zijn voorgekomen bij of snel na infusie van fosaprepitant. Bij
dergelijke overgevoeligheid werd over het algemeen gereageerd op stopzetting van de infusie en
toediening van passende therapie. Het wordt niet aanbevolen om bij patiënten die overgevoelig hebben
gereageerd de infusie te herstarten.
6
Toedienings- en infusieplaatsreacties
Infusieplaatsreacties (IPR
’s
) zijn gemeld bij gebruik van IVEMEND (zie rubriek 4.8). De meerderheid
van ernstige IPR
’s
, waaronder tromboflebitis en vasculitis, is gemeld bij gelijktijdige toediening van
blaartrekkende chemotherapie (bijvoorbeeld op basis van antracycline), in het bijzonder na
extravasatie. Bij sommige patiënten met gelijktijdige blaartrekkende chemotherapie is ook necrose
gemeld. Lichte trombose op de injectieplaats is bij hogere doses waargenomen zonder gelijktijdige
blaartrekkende chemotherapie. IVEMEND mag niet als bolusinjectie worden gegeven, maar moet
altijd worden verdund en worden toegediend als langzame intraveneuze infusie (zie rubriek 4.2).
IVEMEND mag niet intramusculair of subcutaan worden toegediend (zie rubriek 5.3). Als er tekenen
of symptomen van lokale irritatie optreden, moet de injectie of infusie worden gestaakt en in een
andere ader worden hervat.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
natriumvrij
is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Bij intraveneuze toediening wordt fosaprepitant snel omgezet in aprepitant.
Fosaprepitant 150 mg, als eenmalige dosis toegediend is een matige remmer van CYP3A4.
Fosaprepitant lijkt geen interactie met P-glycoproteïne (transporteiwit) te vertonen, zoals het
ontbreken van een interactie van oraal aprepitant met digoxine doet vermoeden. Verwacht wordt dat
fosaprepitant minder of niet meer inductie van CYP2C9, CYP3A4 en glucuronidatie veroorzaakt dan
die door toediening van oraal aprepitant. Er zijn geen gegevens over effecten van CYP2C8 en
CYP2C19.
Interacties met andere geneesmiddelen na intraveneuze toediening van fosaprepitant zullen
waarschijnlijk optreden met werkzame bestanddelen die een interactie met oraal aprepitant vertonen.
De mogelijkheid van interacties bij
meerdaagse behandelschema’s
van fosaprepitant wordt niet groter
geacht dan die voor behandelschema’s
van oraal aprepitant. Daarom worden de aanbevelingen voor
gebruik van IVEMEND met andere geneesmiddelen bij pediatrische patiënten gebaseerd op gegevens
bij volwassenen uit onderzoeken met fosaprepitant en aprepitant. Zie rubriek 4.5 van de samenvatting
van de productkenmerken (SmPC) van EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie, voor de
combinatie van
behandelschema’s van IVEMEND en EMEND.
De volgende informatie is verkregen uit onderzoeken met oraal aprepitant en onderzoeken die zijn
verricht met een enkelvoudige dosis intraveneus fosaprepitant gelijktijdig toegediend met
dexamethason, midazolam of diltiazem.
Effect van fosaprepitant op de farmacokinetiek van andere werkzame bestanddelen
Remming van CYP3A4
Als zwakke remmer van CYP3A4 kan een eenmalige dosis fosaprepitant 150 mg de
plasmaconcentratie van gelijktijdig oraal toegediende werkzame bestanddelen die door CYP3A4
worden gemetaboliseerd, tijdelijk verhogen. De totale blootstelling aan CYP3A4-substraten kan met
ongeveer een factor 2 toenemen op dag 1 en 2 na gelijktijdige toediening met een eenmalige dosis
fosaprepitant 150 mg. Fosaprepitant mag niet gelijktijdig worden gebruikt met pimozide, terfenadine,
astemizol of cisapride. Remming van CYP3A4 door fosaprepitant kan leiden tot verhoogde
plasmaconcentraties van deze werkzame stoffen, met als mogelijk gevolg ernstige of
levensbedreigende reacties (zie rubriek 4.3). Voorzichtigheid wordt geadviseerd bij gelijktijdige
toediening van fosaprepitant en werkzame bestanddelen die primair door CYP3A4 gemetaboliseerd
worden en een smal therapeutisch bereik hebben, zoals ciclosporine, tacrolimus, sirolimus,
everolimus, alfentanil, di-ergotamine, ergotamine, fentanyl en kinidine (zie rubriek 4.4).
Corticosteroïden
Dexamethason: de orale dosis dexamethason moet met ongeveer 50 % worden verminderd als dit
gelijktijdig wordt toegediend met fosaprepitant (zie rubriek 4.2). Fosaprepitant 150 mg toegediend als
7
eenmalige intraveneuze dosis op dag 1 verhoogde de AUC
0-24hr
van dexamethason, een CYP3A4
substraat met 100 % op dag 1, 86 % op dag 2 en 18 % op dag 3 als dexamethason op deze dagen
gelijktijdig als een eenmalige orale dosis 8 mg werd toegediend.
Chemotherapeutica
Er zijn geen interactiestudies met fosaprepitant 150 mg en chemotherapeutica verricht, maar gebaseerd
op de volgende studies met oraal aprepitant en docetaxel en vinorelbine wordt niet verwacht dat
IVEMEND 150 mg een klinisch relevante interactie vertoont met intraveneus toegediend docetaxel en
vinorelbine.
Een interactie met oraal toegediende chemotherapeutica die primair of gedeeltelijk door CYP3A4
worden gemetaboliseerd (bv. etoposide, vinorelbine) kan niet worden uitgesloten. Voorzichtigheid
moet worden betracht en extra controle kan passend zijn bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die
primair of gedeeltelijk door CYP3A4 gemetaboliseerd worden (zie rubriek 4.4).
Postmarketinggevallen van neurotoxiciteit, een mogelijke bijwerking van ifosfamide, zijn gemeld na
gelijktijdige toediening van aprepitant en ifosfamide.
Immunosuppressiva
Na een eenmalige dosis 150 mg fosaprepitant wordt een voorbijgaande matige verhoging verwacht
van 2 dagen, mogelijk gevolgd door een lichte afname in de blootstelling aan immunosuppressiva die
worden gemetaboliseerd door CYP3A4 (bv. ciclosporine, tacrolimus, everolimus en sirolimus).
Gezien de korte duur van verhoogde blootstelling wordt een dosisverlaging van de
immunosuppressiva op basis van Therapeutische Dosis Monitoring niet aanbevolen op de dag van en
de dag na toediening van IVEMEND.
Midazolam
Fosaprepitant 150 mg toegediend als een eenmalige intraveneuze dosis op dag 1 verhoogde de AUC
0-
van midazolam met 77 % op dag 1 en had geen effect op dag 4 als midazolam gelijktijdig werd
toegediend als eenmalige orale dosis van 2 mg op dagen 1 en 4. Fosaprepitant 150 mg is een zwakke
CYP3A4-remmer als eenmalige dosis op dag 1 zonder dat er op dag 4 aanwijzingen gezien werden
voor remming of inductie van CYP3A4.
De potentiële effecten van een verhoogde plasmaconcentratie midazolam of andere benzodiazepinen
die via CYP3A4 worden gemetaboliseerd (alprazolam, triazolam) moeten in ogenschouw worden
genomen bij gelijktijdige toediening van deze geneesmiddelen met IVEMEND.
Diltiazem
Er is geen interactieonderzoek verricht met fosaprepitant 150 mg en diltiazem; maar de volgende
studie met 100 mg fosaprepitant moet in ogenschouw worden genomen bij toepassing van IVEMEND
150 mg met diltiazem. Bij patiënten met lichte tot matige hypertensie leidde infusie van 100 mg
fosaprepitant gedurende 15 minuten met diltiazem 120 mg 3 dd tot een verhoging van de AUC van
diltiazem met een factor 1,4 en een geringe maar klinisch belangrijke verlaging van de bloeddruk,
maar er was geen klinisch belangrijke verandering in hartfrequentie of PR-interval.
Inductie
De eenmalige dosis fosaprepitant 150 mg gaf in het interactie onderzoek met midazolam op dagen 1
en 4 geen inductie van CYP3A4. Verwacht wordt dat IVEMEND minder of geen grotere inductie van
CYP2C9, CYP3A4 en glucuronidatie veroorzaakt dan die door toediening van de 3-daagse orale
behandeling met aprepitant, waarvoor een voorbijgaande inductie met maximaal effect 6-8 dagen na
de eerste dosis aprepitant is waargenomen. De 3-daagse orale behandeling met aprepitant leidde tot
een verlaging van de AUC van CYP2C9-substraten van ongeveer 30-35 % en een verlaging tot 64 %
in de dalconcentraties van ethinylestradiol. Er zijn geen gegevens over de effecten van CYP2C8 en
CYP2C19. Voorzichtigheid moet worden betracht als warfarine, acenocoumarol, tolbutamide,
fenytoïne of andere werkzame stoffen waarvan bekend is dat deze door CYP2C9 worden
gemetaboliseerd, worden toegediend met IVEMEND.
8
Warfarine
Bij patiënten die chronisch met warfarine worden behandeld moet de protrombinetijd (INR)
zorgvuldig worden gecontroleerd tijdens de behandeling met en gedurende 14 dagen na toepassing van
IVEMEND ter preventie van misselijkheid en braken bij chemotherapie (zie rubriek 4.4).
Hormonale anticonceptiva
De werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van
fosaprepitant verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast.
5-HT
3
-antagonisten
Er is geen interactie-onderzoek met fosaprepitant 150 mg en 5-HT
3
-antagonisten verricht; maar in
klinisch interactie-onderzoek had behandeling met oraal aprepitant geen klinisch belangrijke effecten
op de farmacokinetiek van ondansetron, granisetron, of hydrodolasetron (de actieve metaboliet van
dolasetron). Daarom zijn er geen aanwijzingen voor interactie bij gebruik van IVEMEND 150 mg en
5-HT
3
-antagonisten.
Effect van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van aprepitant door toediening van
fosaprepitant 150 mg
Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met werkzame stoffen die de CYP3A4-activiteit remmen
(bv. ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, claritromycine, telitromycine, nefazodon en
proteaseremmers) moet voorzichtig worden benaderd, omdat de combinatie naar verwachting de
plasmaconcentraties van aprepitant aanzienlijk zal verhogen (zie rubriek 4.4). Ketoconazol verhoogde
de terminale halfwaardetijd van oraal aprepitant met ongeveer een factor 3.
Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met werkzame stoffen die een sterke inductie geven van de
CYP3A4-activiteit (bv. rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital) moet worden vermeden
omdat de combinatie kan leiden tot een verlaging van de plasmaconcentraties aprepitant wat tot
verminderde werkzaamheid kan leiden. Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met
kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
wordt niet aanbevolen. Rifampicine
verminderde de gemiddelde terminale halfwaardetijd van oraal aprepitant met 68 %.
Diltiazem
Er is geen interactie-onderzoek met fosaprepitant 150 mg en diltiazem verricht; maar het volgende
onderzoek met fosaprepitant 100 mg moet in ogenschouw worden genomen bij gebruik van
IVEMEND 150 mg met diltiazem. Infusie van 100 mg fosaprepitant gedurende 15 minuten met
diltiazem 120 mg 3 dd leidde tot een verhoging van de AUC aprepitant met een factor van 1,5. Dit
effect werd niet klinisch belangrijk geacht.
Pediatrische patiënten
Interactie-onderzoeken zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie voor mannen en vrouwen
Tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van fosaprepitant kan de werkzaamheid van hormonale
anticonceptiva verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Zwangerschap
Er zijn voor fosaprepitant en aprepitant geen klinische gegevens beschikbaar over gevallen van
blootstelling tijdens de zwangerschap. De kans op reproductietoxiciteit van fosaprepitant en aprepitant
is niet volledig gekarakteriseerd, omdat in dieronderzoek geen hogere concentraties dan de
therapeutische blootstelling bij mensen konden worden bereikt. Uit deze onderzoeken kwamen geen
directe of indirecte schadelijke effecten ten aanzien van zwangerschap, embryonale/foetale
9
ontwikkeling, partus of postnatale ontwikkeling aan het licht (zie rubriek 5.3). De mogelijke effecten
op de voortplanting van veranderingen in de neurokinineregulatie zijn onbekend. IVEMEND dient
niet tijdens de zwangerschap te worden gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
Aprepitant wordt bij ratten in de moedermelk uitgescheiden na intraveneuze toediening van
fosaprepitant en na orale toediening van aprepitant. Het is niet bekend of aprepitant bij mensen in de
moedermelk wordt uitgescheiden. Daarom wordt borstvoeding tijdens behandeling met IVEMEND
niet aanbevolen.
Vruchtbaarheid
De kans op effecten van fosaprepitant en aprepitant op de vruchtbaarheid is niet volledig
gekarakteriseerd omdat de mate van blootstelling boven de therapeutische blootstelling bij mensen niet
kon worden bereikt in dieronderzoek. Deze vruchtbaarheidsonderzoeken wezen niet op een direct of
indirect schadelijk effect met betrekking tot het paringsgedrag, de vruchtbaarheid, embryonale/foetale
ontwikkeling of aantal en motiliteit van het sperma (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
IVEMEND kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Duizeligheid en vermoeidheid kunnen optreden na toediening van IVEMEND (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinische studies zijn verschillende toedieningsvormen van fosaprepitant toegediend aan in totaal
2687 volwassenen, waaronder 371 gezonde proefpersonen en 2084 patiënten en aan 299 kinderen en
adolescenten met misselijkheid en braken na chemotherapie (CINV). Omdat fosaprepitant in
aprepitant wordt omgezet, zullen de bijwerkingen in samenhang met aprepitant naar verwachting ook
optreden met fosaprepitant. Het veiligheidsprofiel van aprepitant werd bij ongeveer 6500 volwassenen
en 184 kinderen en adolescenten beoordeeld.
Oraal aprepitant
De meest voorkomende bijwerkingen die bij de met aprepitant behandelde volwassenen met een
hogere incidentie werden gemeld dan bij de standaardtherapie bij patiënten die HEC kregen, waren:
hik (4,6 % versus 2,9 %), verhoogde alanineaminotransferase (ALAT) (2,8 % versus 1,1 %),
dyspepsie (2,6 % versus 2,0 %), constipatie (2,4 % versus 2,0 %), hoofdpijn (2,0 % versus 1,8 %) en
verminderde eetlust (2,0 % versus 0,5 %). De meest voorkomende bijwerking die bij patiënten die
aprepitant kregen met een hogere incidentie werd gemeld dan met standaardtherapie bij patiënten die
MEC kregen, was vermoeidheid (1,4 % versus 0,9 %).
De meest voorkomende bijwerkingen die vergeleken met de controlebehandeling met een hogere
incidentie werden gemeld bij de met aprepitant behandelde pediatrische patiënten, terwijl ze
emetogene kankerchemotherapie kregen, waren hik (3,3 % versus 0,0 %) en overmatig blozen (1,1 %
versus 0,0 %).
Tabel met bijwerkingen - aprepitant
De volgende bijwerkingen werden waargenomen in een gepoolde analyse van de HEC- en MEC-
onderzoeken met een hogere incidentie bij oraal aprepitant dan bij standaard therapie bij volwassenen
of pediatrische patiënten of in postmarketinggebruik.
De frequentiecategorieën weergegeven in de tabel zijn gebaseerd op onderzoeken bij volwassenen; de
waargenomen frequenties in de pediatrische onderzoeken waren vergelijkbaar of lager, tenzij
weergegeven in de tabel. Sommige minder vaak voorkomende bijwerkingen bij de volwassen
patiënten, werden niet waargenomen in de pediatrische onderzoeken.
10
Frequenties zijn gedefinieerd als
: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100 tot <
1/10); soms (≥
1/1000 tot
<
1/100); zelden (≥
1/10.000 tot < 1/1000) en zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 5: Tabel met bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
aprepitant
Bijwerking
candidiasis, stafylokokkeninfectie
febriele neutropenie, anemie
overgevoeligheidsreacties, met inbegrip van
anafylactische reacties
verminderde eetlust
polydipsie
angst
desoriëntatie, euforie
Frequentie
zelden
soms
niet bekend
vaak
zelden
soms
zelden
vaak
soms
zelden
zelden
zelden
soms
zelden
soms
vaak
zelden
vaak
soms
Zenuwstelselaandoeningen
hoofdpijn
duizeligheid, slaperigheid
cognitieve stoornis, lethargie, dysgeusie
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
conjunctivitis
tinnitus
palpitaties
bradycardie, cardiovasculaire aandoening
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maag-darmstelselaandoeningen
opvliegers/overmatig blozen
hik
orofaryngeale pijn, niezen, hoest, postnasale
drip, keelirritatie
obstipatie, dyspepsie
oprispingen, misselijkheid
*
, braken
*
, gastro-
oesofageale reflux, buikpijn, droge mond,
winderigheid
perforerend ulcus duodenum, stomatitis,
opgezette buik, harde ontlasting, neutropene
colitis
zelden
Huid- en
onderhuidaandoeningen
uitslag, acne
lichtgevoeligheid, hyperhidrose, vette huid,
seborroe, huidlaesie, pruritische uitslag,
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische
epidermale necrolyse
pruritus, urticaria
spierzwakte, spierspasmen
dysurie
pollakisurie
vermoeidheid
asthenie, malaise
oedeem, pijn op de borst, verstoorde
loopbeweging
soms
zelden
niet bekend
zelden
soms
zelden
vaak
soms
zelden
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
11
Systeem/orgaanklasse
Onderzoeken
Bijwerking
verhoogd ALAT
verhoogd ASAT, verhoogde alkalische
fosfatase in het bloed
rode bloedcellen in de urine, lagere
concentratie natrium in het bloed,
gewichtsverlies, verminderd aantal
neutrofielen, glucose in de urine, vaker plassen
Frequentie
vaak
soms
zelden
Misselijkheid en braken waren werkzaamheidsparameters in de eerste 5 dagen na behandeling met
chemotherapie en werden alleen daarna als bijwerkingen gemeld.
*
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De bijwerkingenprofielen in de Multiple-Cycle-extensie van HEC- en MEC-onderzoeken bij
volwassenen gedurende maximaal 6 vervolgchemokuren kwamen in het algemeen overeen met die
welke in Cyclus 1 werden waargenomen.
In een aanvullend, met werkzame stof gecontroleerd klinisch onderzoek bij 1169 volwassen patiënten
die aprepitant en HEC kregen, was het bijwerkingenprofiel over het algemeen vergelijkbaar met dat
wat in andere HEC-studies met aprepitant is gezien.
Non-CINV-onderzoeken
Bij volwassen patiënten die wegens postoperatieve misselijkheid en braken (PONV) werden
behandeld met aprepitant werden nog andere bijwerkingen waargenomen met een grotere incidentie
dan met ondansetron: pijn in de bovenbuik, abnormale darmgeluiden, obstipatie
*
, dysartrie, dyspneu,
hypo-esthesie, slapeloosheid, miosis, misselijkheid, sensorische stoornis, maagpijn, subileus
*
,
verminderde gezichtsscherpte en piepende ademhaling.
*
gemeld bij patiënten die een hogere dosering van aprepitant gebruikten.
Fosaprepitant
In een met werkzame stof gecontroleerd klinisch onderzoek bij volwassen patiënten die HEC kregen,
werd de veiligheid beoordeeld voor 1143 patiënten die de eendaagse behandeling met IVEMEND
150 mg kregen in vergelijking met 1169 patiënten die de driedaagse behandeling met aprepitant
kregen. Daarnaast werd in een placebogecontroleerd klinisch onderzoek bij volwassen patiënten die
MEC kregen, de veiligheid beoordeeld bij 504 patiënten die een eenmalige dosis IVEMEND 150 mg
kregen in vergelijking met 497 patiënten die de controlebehandeling kregen.
De veiligheid van de eendaagse IV-behandeling werd ondersteund door een gepoolde analyse van 3
met werkzame stof gecontroleerde klinische onderzoeken bij 139 pediatrische patiënten (van
6 maanden tot en met 17 jaar) die of HEC of MEC kregen en een eenmalige dosis IVEMEND op of
boven de aanbevolen eendaagse behandelingsdosis.
De veiligheid van de driedaagse IV-behandeling wordt ondersteund door een eenarmig klinisch
onderzoek bij 100 pediatrische patiënten (van 6 maanden tot en met 17 jaar) die of HEC of MEC
kregen en een driedaagse behandeling met IVEMEND in de aanbevolen dosis (zie rubriek 4.2). Het
veiligheidsprofiel van de driedaagse IV fosaprepitant-behandeling bij pediatrische patiënten is gelijk
aan die van de eendaagse fosaprepitantbehandeling.
Het veiligheidsprofiel van fosaprepitant bij volwassen en pediatrische patiënten was in het algemeen
vergelijkbaar met dat waargenomen met aprepitant.
Tabel met bijwerkingen - fosaprepitant
Hier volgen bijwerkingen die gemeld zijn bij volwassen patiënten die fosaprepitant kregen in klinische
studies of postmarketing en die niet gemeld zijn voor aprepitant zoals hierboven beschreven. De
frequentiecategorieën in de tabel zijn gebaseerd op onderzoeken bij volwassenen; de waargenomen
frequenties in de pediatrische onderzoeken waren vergelijkbaar of lager. Sommige bijwerkingen die
vaak voorkwamen bij de volwassen patiënten, werden niet waargenomen in de pediatrische
12
onderzoeken. Infusieplaatsreacties (IP
R’s)
rubriek 4.4).
zijn gemeld bij het gebruik van IVEMEND (zie
Frequenties worden
gedefinieerd als: zeer vaak (≥
1/
10); vaak (≥
1/100 tot <
1/10); soms (≥
1/1000 tot
<
1/100); zelden (≥
1/10.000 tot < 1/1000) en zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 6: Tabel met bijwerkingen - fosaprepitant
Systeem/orgaanklasse
Bloedvataandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Bijwerking
flushing, tromboflebitis (overwegend
tromboflebitis op de infusieplaats)
erytheem
op de infusieplaats: erytheem, pijn, pruritus
verharding op de infusieplaats
onmiddellijke overgevoeligheidsreacties met
inbegrip van flushing, erytheem, dyspneu,
anafylactische reacties/anafylactische shock
Frequentie
soms
soms
soms
zelden
niet bekend
Onderzoeken
verhoogde bloeddruk
soms
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voo
rtdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
In geval van overdosering moet fosaprepitant worden stopgezet en moeten algemene ondersteunende
behandeling en controle worden ingesteld. Vanwege de anti-emetische werkzaamheid van aprepitant
zal emesis, door een geneesmiddel geïnduceerd, mogelijk niet effectief zijn.
Aprepitant kan niet door hemodialyse worden verwijderd.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Anti-emetica, ATC-code: A04AD12.
Fosaprepitant is de prodrug van aprepitant en wordt na intraveneuze toediening snel omgezet in
aprepitant (zie rubriek 5.2). De bijdrage van fosaprepitant aan het algehele anti-emetische effect is niet
volledig gekarakteriseerd, maar een voorbijgaande bijdrage in de eerste fase kan niet worden
uitgesloten. Aprepitant is een selectieve antagonist met hoge affiniteit voor de humane substance P
neurokinin 1 (NK
1
)-receptoren. Het farmacologische effect van fosaprepitant wordt toegeschreven aan
aprepitant.
Eendaagse behandeling met fosaprepitant bij volwassenen
Hoog emetogene chemotherapie (HEC)
In een gerandomiseerd, parallel, dubbelblind, met werkzame stof gecontroleerd onderzoek werd
IVEMEND 150 mg (N=1147) vergeleken met een 3-daagse behandeling met aprepitant (N=1175) bij
volwassen patiënten die een HEC-behandeling
op basis van cisplatine (≥
70 mg/m
2
) kregen. De
fosaprepitant behandeling omvatte fosaprepitant 150 mg op dag 1 in combinatie met ondansetron
32 mg IV op dag 1 en dexamethason 12 mg op dag 1, 8 mg op dag 2 en 8 mg 2 dd op dagen 3 en 4. De
aprepitant behandeling omvatte aprepitant 125 mg op dag 1 en 80 mg/dag op dagen 2 en 3 in
13
combinatie met ondansetron 32 mg IV op dag 1 en dexamethason 12 mg op dag 1 en 8 mg op dagen
2 t/m 4. Voor fosaprepitant, aprepitant en dexamethason werd placebo gebruikt ('s avonds op dagen 3
en 4 ) om de blindering in stand te houden (zie rubriek 4.2). Hoewel een intraveneuze dosis van 32 mg
ondansetron gebruikt werd in klinische onderzoeken, is dit niet langer de aanbevolen dosis. Zie de
productinformatie van de geselecteerde 5HT
3
-antagonist voor de juiste doseringsinformatie.
Werkzaamheid werd gebaseerd op beoordeling van de volgende samengestelde parameters: volledige
respons in de acute en latere fasen en geen braken in totale fase. IVEMEND 150 mg bleek niet-
inferieur te zijn aan de 3-daagse behandeling met aprepitant. In tabel 7 staat een overzicht van de
primaire en secundaire eindpunten.
Tabel 7:
Percentage volwassen patiënten die hoog-emetogene chemotherapie kregen, reactie per
behandelingsgroep en fase
Cyclus 1
EINDPUNTEN
*
Behandeling op
basis van
Fosaprepitant
(N =1106)
**
%
71,9
74,3
72,9
Behandeling op
basis van
Aprepitant
(N =1134)
**
%
72,3
74,2
74,6
Verschil
(95 %-BI)
Volledige respons
Algemeen
§
Latere fase
§§
Geen braken
Algemeen
§
*
-0,4 (-4,1, 3,3)
0,1 (-3,5, 3,7)
-1,7 (-5,3, 2,0)
primair eindpunt staat vet gedrukt.
N: aantal volwassen patiënten opgenomen in de primaire analyse van volledige respons.
Verschil en betrouwbaarheidsinterval (BI) berekend aan de hand van de door Miettinen en Nurminen
voorgestelde methode en aangepast naar geslacht.
Volledige respons = geen braken en geen gebruik van rescue-medicatie.
§
Algemeen = 0 tot 120 uur na instelling van chemotherapie met cisplatine.
§§
Latere fase = 25 tot 120 uur na instelling van chemotherapie met cisplatine.
**
Matig emetogene chemotherapie (MEC)
In een gerandomiseerd, parallel, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek werd IVEMEND
150 mg (N=502) in combinatie met ondansetron en dexamethason vergeleken met ondansetron en
dexamethason alleen (controlebehandeling) (N=498) bij volwassen patiënten die een matig emetogene
chemotherapiebehandeling kregen. De behandeling met fosaprepitant bestond uit fosaprepitant 150 mg
op dag 1 in combinatie met 2 doses ondansetron 8 mg oraal en dexamethason 12 mg oraal. Op dag 2
en 3 ontvingen patiënten in de fosaprepitantgroep elke 12 uur placebo in plaats van ondansetron. De
controlebehandeling bestond uit fosaprepitantplacebo 150 mg IV op dag 1 in combinatie met 2 doses
ondansetron 8 mg oraal en dexamethason 20 mg oraal. Op dag 2 en 3 ontvingen patiënten in de
controlegroep elke 12 uur ondansetron 8 mg oraal. Fosaprepitantplacebo en dexamethasonplacebo (op
dag 1) werden gebruikt om de dubbelblinde opzet van het onderzoek te handhaven.
De werkzaamheid van fosaprepitant werd beoordeeld op basis van de primaire en secundaire
eindpunten weergegeven in tabel 8 en werd superieur bevonden aan de controlebehandeling met
betrekking tot de volledige respons in de latere en algemene fasen.
14
Tabel 8:
Percentage volwassen patiënten die matig emetogene chemotherapie kregen, reactie per
behandelingsgroep en fase
EINDPUNTEN
*
Behandeling
met
fosaprepitant
(N =502)
**
%
78,9
77,1
93,2
Controlebehandeling
P-waarde
(N =498)
**
%
68,5
66,9
91
< 0,001
< 0,001
0,184
Volledige respons
Latere fase
Volledige respons
Algemeen
§
Acute fase
§§
*
primair eindpunt staat vet gedrukt.
N: aantal volwassen patiënten opgenomen in de
intention to treat-populatie.
Volledige respons = geen braken en geen gebruik van rescue-medicatie.
Latere fase = 25 tot 120 uur na instelling van chemotherapie.
§
Algemeen = 0 tot 120 uur na instelling van chemotherapie.
§§
Acuut = 0 tot 24 uur na instelling van chemotherapie.
**
De geschatte tijd tot eerste braken is weergegeven in de Kaplan-Meier-grafiek in afbeelding 1.
Afbeelding 1:
Percentage volwassen patiënten die matig emetogene chemotherapie krijgen en niet braken in de
loop van de tijd
Pediatrische patiënten
In 3 met werkzame stoffen gecontroleerde, open-label klinische onderzoeken kregen pediatrische
patiënten van 6 maanden tot en met 17 jaar of hoog of matig emetogene chemotherapie en een
eenmalige dosis fosaprepitant op of boven de aanbevolen eendaagse fosaprepitantbehandelingsdosis
(139 patiënten) of driedaagse behandeling (199 patiënten), in combinatie met ondansetron met of
zonder dexamethason.
15
Pediatrische patiënten die een eendaagse fosaprepitantbehandeling kregen
De werkzaamheid van de eendaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten werd
geëxtrapoleerd uit die aangetoond bij volwassenen die de eendaagse fosaprepitantbehandeling kregen
zoals beschreven in de subrubriek
Eendaagse behandeling met fosaprepitant bij volwassenen
.
Naar verwachting is de werkzaamheid van een eendaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische
patiënten vergelijkbaar met die van de eendaagse fosaprepitantbehandeling bij volwassenen.
Pediatrische patiënten die een driedaagse fosaprepitantbehandeling kregen
De werkzaamheid van de driedaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten werd
gebaseerd op die aangetoond bij pediatrische patiënten die de driedaagse orale aprepitantbehandeling
kregen.
Naar verwachting is de werkzaamheid van een driedaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische
patiënten vergelijkbaar met die van de driedaagse orale aprepitantbehandeling. Zie de samenvatting
van de productkenmerken van EMEND capsules en EMEND poeder voor orale suspensie voor
volledige klinische informatie met betrekking tot onderzoeken die zijn uitgevoerd met oraal aprepitant.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Fosaprepitant, een prodrug van aprepitant, wordt na intraveneuze toediening snel omgezet in
aprepitant. De plasmaconcentraties fosaprepitant liggen binnen 30 minuten na voltooiing van de
infusie onder kwantificeerbare niveaus.
Aprepitant na toediening fosaprepitant
Na een eenmalige intraveneuze dosis 150 mg fosaprepitant toegediend als infusie van 20 minuten aan
gezonde volwassen vrijwilligers was de gemiddelde AUC
0-
van aprepitant 35,0 µg
u/ml en de
gemiddelde maximale concentratie aprepitant was 4,01 µg/ml.
Distributie
Aprepitant wordt in hoge mate aan eiwitten gebonden, gemiddeld 97 %. Het geometrisch gemiddelde
verdelingsvolume bij steady state (Vd
ss
) van aprepitant geschat op basis van een eenmalige
intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg is bij de mens ongeveer 82 l.
Biotransformatie
Fosaprepitant werd bij incubatie met menselijke leverpreparaten
in vitro
snel in aprepitant omgezet.
Daarnaast onderging fosaprepitant een snelle en bijna volledige omzetting in aprepitant in S9-
preparaten uit andere menselijke weefsels waaronder de nier, long en het ileum. Naar het zich dus laat
aanzien, kan de omzetting van fosaprepitant in aprepitant in meerdere weefsels optreden. Bij mensen
werd intraveneus toegediend fosaprepitant binnen 30 minuten na voltooiing van de infusie snel in
aprepitant omgezet.
Aprepitant wordt in hoge mate gemetaboliseerd. Bij jonge gezonde volwassenen vertegenwoordigt
aprepitant ongeveer 19 % van de radioactiviteit in plasma gedurende 72 uur na een eenmalige
intraveneuze dosis van 100 mg [
14
C]-fosaprepitant, een prodrug van aprepitant, wat wijst op een
aanzienlijke concentratie metabolieten in het plasma. In menselijk plasma zijn 12 metabolieten van
aprepitant geïdentificeerd. Het metabolisme van aprepitant vindt voornamelijk via oxidatie bij de
morfoline-ring en de zijketens plaats en de resulterende metabolieten waren slechts zwak actief. Uit
onderzoek
in vitro
met menselijke levermicrosomen blijkt dat aprepitant voornamelijk door CYP3A4
wordt gemetaboliseerd, mogelijk met een geringe bijdrage van CYP1A2 en CYP2C19.
Alle metabolieten die zijn waargenomen in urine, feces en plasma na een intraveneuze dosis 100 mg
[
14
C]-fosaprepitant werden ook waargenomen na een orale dosis [
14
C]-fosaprepitant. Na omzetting van
245,3 mg fosaprepitantdimeglumine (equivalent aan 150 mg fosaprepitant) in aprepitant komt 23,9 mg
fosforzuur en 95,3 mg meglumine vrij.
16
Eliminatie
Aprepitant wordt niet onveranderd met de urine uitgescheiden. De metabolieten worden met de urine
en via biliaire excretie met de feces uitgescheiden. Na een eenmalige intraveneuze dosis 100 mg [
14
C]-
fosaprepitant aan gezonde proefpersonen werd 57 % van de radioactiviteit in de urine en 45 % in de
feces teruggevonden.
De farmacokinetiek van aprepitant is in het hele klinische doseringsbereik niet-lineair. De terminale
halfwaardetijd van aprepitant na een intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg was ongeveer 11 uur. De
geometrisch gemiddelde plasmaklaring van aprepitant na een intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg
was ongeveer 73 ml/min.
Farmacokinetiek in bijzondere populaties
Leverfunctiestoornis:
Fosaprepitant wordt in verschillende extrahepatische weefsels gemetaboliseerd;
daarom wordt niet verwacht dat de omzetting van fosaprepitant in aprepitant wordt veranderd door de
aanwezigheid van een leverfunctiestoornis. Een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse A) heeft
geen klinisch relevante invloed op de farmacokinetiek van aprepitant. Bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Uit de beschikbare gegevens kunnen
geen conclusies over de invloed van een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse B) op de
farmacokinetiek van aprepitant worden getrokken. Voor patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse C) zijn er geen klinische of farmacokinetische gegevens.
Nierfunctiestoornis:
Een eenmalige dosis oraal aprepitant 240 mg werd toegediend aan patiënten met
ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) en aan patiënten met nierlijden in het eindstadium
(ESRD) bij wie hemodialyse nodig was.
Bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis was de AUC
0-
van totaal aprepitant (ongebonden en
aan eiwit gebonden) 21 % lager en de C
max
32 % lager dan bij gezonde proefpersonen. Bij patiënten
met ESRD die hemodialyse ondergingen was de AUC
0-
van totaal aprepitant 42 % lager en de C
max
32 % lager. Als gevolg van de bescheiden verlaging van de eiwitbinding van aprepitant bij patiënten
met nierlijden werd de AUC van farmacologisch actief ongebonden aprepitant bij patiënten met
nierfunctiestoornis niet aanzienlijk veranderd in vergelijking met gezonde proefpersonen.
Hemodialyse die 4 of 48 uur na toediening plaatsvond had geen effect van belang op de
farmacokinetiek van aprepitant; in het dialysaat werd minder dan 0,2 % van de dosis teruggevonden.
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis of patiënten met ESRD die hemodialyse ondergaan, hoeft de
dosering niet te worden aangepast.
Pediatrische patiënten:
Als onderdeel van een driedaagse IV/IV/IV-behandeling worden gesimuleerde
mediane AUC
0-24u
van aprepitant met mediane piek-plasmaconcentratie (C
max
) op dag 1 en de mediane
concentraties aan het eind van dag 1, dag 2 en dag 3 bij pediatrische patiënten (van 6 maanden tot en
met 17 jaar) weergegeven in tabel 9.
Tabel 9: Farmacokinetische parameters van aprepitant voor driedaagse IV
fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten
Populatie
Driedaagse
IV/IV/IV dosis
115 mg, 80 mg,
80 mg
AUC
0-24 u.
(ng*u/ml)
21.172
25.901
C
max
(ng/ml)
2475
2719
2335
1916
C
24
(ng/ml)
454
518
336
256
C
48
(ng/ml)
424
438
248
179
C
72
(ng/ml)
417
418
232
167
12 - 17 jaar
6 - < 12 jaar
2 - < 6 jaar
6 maanden -
< 2 jaar
3 mg/kg, 2 mg/kg,
2 mg/kg
20.568
16.979
17
In de eendaagse fosaprepitantsetting worden gesimuleerde mediane AUC
0-24u
van aprepitant met
mediane piek-plasmaconcentratie (C
max
) op dag 1 en de mediane concentraties aan het eind van dag 1,
dag 2 en dag 3 bij pediatrische patiënten (6 maanden tot < 12 jaar) en een waargenomen gemiddelde
AUC
0-24u
met mediane piek-plasmaconcentratie (C
max
) op dag 1 en mediane concentraties aan het eind
van dag 1, dag 2 en dag 3 bij pediatrische patiënten (12 tot en met 17 jaar) weergegeven in tabel 10.
Tabel 10: Farmacokinetische parameters van aprepitant voor eendaagse IV
fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten
Populatie
Eendaagse
IV
dosis
150 mg
AUC
0-24 u.
(ng*u/ml)
30.400
35.766
C
max
(ng/ml)
3500
3637
3150
3191
C
24
(ng/ml)
735
746
494
522
C
48
(ng/ml)
NG
227
108
112
C
72
(ng/ml)
NG
69,2
23,5
24,4
12 - 17 jaar
6 - < 12 jaar
4 mg/kg
2 - < 6 jaar
6 maanden -
< 2 jaar
NG = Niet gemeld
28.655
5 mg/kg
30.484
Een farmacokinetische populatieanalyse van aprepitant bij pediatrische patiënten (6 maanden tot en
met 17 jaar) suggereert dat geslacht en ras geen klinisch belangrijk effect hebben op de
farmacokinetiek van aprepitant.
Verband tussen concentratie en effect
Beeldvormingsstudies met positronemissietomografie (PET) gebruikmakend van een zeer specifieke
NK
1
-receptortracer, waarbij aan gezonde jonge mannen een eenmalige intraveneuze dosis van 150 mg
fosaprepitant werd toegediend (N=8), gaven een bezettingsgraad van NK
1
-receptoren in de hersenen te
zien van
100 % bij T
max
en 24 uur na toediening,
97 % 48 uur na toediening, en tussen 41 % en
75 % 120 uur na toediening. De bezetting van hersen-NK
1
-receptoren in deze studie correleert goed
met de plasmaconcentraties van aprepitant.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Preklinische gegevens die verkregen zijn na intraveneuze toediening van fosaprepitant en orale
toediening van aprepitant duiden niet op een speciaal risico voor de mens. Deze gegevens zijn
afkomstig van conventionele studies op het gebied van toxiciteit bij eenmalige en herhaalde dosering,
genotoxiciteit (waaronder
in-vitro-onderzoeken)
en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Het carcinogeen potentieel in knaagdieren is alleen onderzocht met oraal toegediend aprepitant. Hier
zij opgemerkt dat de waarde van de toxiciteitsstudies bij knaagdieren, konijnen en apen, waaronder de
onderzoeken naar toxische effecten op de voortplanting, beperkt zijn omdat de systemische
blootstelling aan fosaprepitant en aprepitant slechts ongeveer gelijk was aan of zelfs lager was dan de
therapeutische blootstelling bij volwassen mensen. In de verrichte farmacologische veiligheidsstudies
en studies naar toxiciteit van herhaalde doses met honden waren de C
max
van fosaprepitant en de AUC
van aprepitant 3 maal resp. 40 maal hoger dan de klinische waarden.
In een onderzoek naar toxiciteit bij juveniele honden die van dag 14 tot en met dag 42 postnataal met
fosaprepitant behandeld werden, werd bij mannetjes op 6 mg/kg/dag een afname in testiculair gewicht
en Leydig-celgrootte waargenomen en bij vrouwtjes vanaf 4 mg/kg/dag een toename in
baarmoedergewicht, hypertrofie van de baarmoeder en baarmoederhals, en oedeem van het vaginale
weefsel. In een juveniel toxiciteitsonderzoek van dag 10 tot en met dag 63 postnataal bij ratten die
behandeld werden met aprepitant werd bij vrouwtjes vervroegde vaginale opening vanaf 250 mg/kg
18
tweemaal daags waargenomen en bij mannetjes een vertraagde preputiale separatie vanaf 10 mg/kg
tweemaal daags. Er waren geen behandelingsgerelateerde effecten op de paring, vruchtbaarheid of
embryonale/foetale overleving en geen pathologische veranderingen in de geslachtsorganen. Er waren
geen marges met betrekking tot klinisch relevante blootstelling aan aprepitant. Voor
kortetermijnbehandeling worden deze bevindingen niet klinisch relevant geacht.
Bij proefdieren veroorzaakte fosaprepitant in niet-commerciële toedieningsvormen vaattoxiciteit en
hemolyse bij concentraties onder 1 mg/ml en hoger, afhankelijk van de toedieningsvorm. Bij
menselijke gewassen bloedcellen werden ook met niet-commerciële toedieningsvormen bij
concentraties fosaprepitant van 2,3 mg/ml en hoger aanwijzingen voor hemolyse gevonden, hoewel
bepalingen met menselijk volbloed negatief waren. Er werd geen hemolyse gevonden bij de
commerciële toedieningsvorm tot concentraties fosaprepitant van 1 mg/ml in menselijk volbloed en
gewassen menselijke erytrocyten.
Bij konijnen veroorzaakte fosaprepitant na paraveneuze, subcutane en intramusculaire toediening
aanvankelijk een lokale acute ontsteking van voorbijgaande aard. Aan het einde van de follow-up
periode (dag 8 post-dosis) werd er, na paraveneuze en intramusculaire toediening, een lichte lokale
subacute ontsteking gezien en daarnaast, na intramusculaire toediening, tot matige focale
spierdegeneratie/necrose met spierregeneratie.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Dinatriumedetaat (E386)
Polysorbaat 80 (E433)
Watervrije lactose
Natriumhydroxide (E524) (voor pH-aanpassing) en/of
Zoutzuur verdund (E507) (voor pH-aanpassing)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
IVEMEND is onverenigbaar met oplossingen die divalente kationen bevatten (bv. Ca
2+
, Mg
2+
),
waaronder Hartmanns oplossing en Ringer lactaat. Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met
andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn onder rubriek 6.6.
6.3
2 jaar.
Houdbaarheid
Na reconstitutie en verdunning, is chemische en fysische stabiliteit van de gebruiksklare oplossing
gedurende 24 uur aangetoond bij 25 °C.
Uit microbiologisch oogpunt moet dit geneesmiddel direct worden gebruikt. Indien niet direct
gebruikt, zijn de bewaarduur en -omstandigheden van de gebruiksklare oplossing vóór gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zijn normaliter niet langer dan 24 uur bij 2-8 °C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C
8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
19
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Doorzichtige glazen flacon type I 10 ml, met een chloorbutyl of broombutyl rubber stop en aluminium
verzegeling met een grijze plastic flip-off dop.
Verpakkingen: 1 of 10 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
IVEMEND moet voor toediening worden gereconstitueerd en dan verdund.
Bereiding van IVEMEND 150 mg voor intraveneuze toediening:
1.
Injecteer 5 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie in de flacon. Zorg
ervoor dat de natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie via de wand van de
flacon wordt ingebracht om schuimvorming te voorkomen. Zwenk de flacon voorzichtig. Niet
schudden of natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te hard in de flacon
spuiten.
Maak een infusiezak met
145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie
(bijvoorbeeld door 105 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te
verwijderen uit een infusiezak met 250 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie).
Trek de gehele inhoud van de flacon op en breng deze over in de infusiezak met 145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie om
het totale volume op 150 ml en de
eindconcentratie op 1 mg/ml te brengen
. Keer de zak voorzichtig 2 tot 3 maal om.
Bepaal het volume dat uit deze geprepareerde infusiezak toegediend moet worden op basis van
de aanbevolen dosis (zie rubriek 4.2).
Volwassenen
Het volledige volume van de geprepareerde infusiezak (150 ml) moet toegediend worden.
Pediatrische patiënten
Bij patiënten van 12 jaar en ouder wordt het toe te dienen volume als volgt berekend:
2.
3.
4.
Toe te dienen volume (ml) is gelijk aan de aanbevolen dosis (mg)
Bij patiënten van 6 maanden tot jonger dan 12 jaar wordt het toe te dienen volume als volgt
berekend:
Toe te dienen volume (ml) = de aanbevolen dosis (mg/kg) x gewicht (kg)
o
Let op: overschrijd de maximale doses niet (zie rubriek 4.2).
5.
Voor volumes kleiner dan 150 ml kan, indien nodig, het berekende volume overgebracht worden
naar een zak of spuit van geschikte grootte voorafgaand aan toediening via infusie.
De gereconstitueerde oplossing ziet er hetzelfde uit als het oplosmiddel.
Het gereconstitueerde en verdunde geneesmiddel moet voor toediening visueel op deeltjes en
verkleuring worden gecontroleerd.
Verwijder de overgebleven oplossing en afvalmateriaal. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
20
Dit geneesmiddel mag niet worden gereconstitueerd of gemengd met oplossingen waarvan de fysische
en chemische compatibiliteit niet is vastgesteld (zie rubriek 6.2).
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/437/003
EU/1/07/437/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 11 januari 2008.
Datum van laatste verlenging: 12 november 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
21
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
22
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR DE VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van de RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en
risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
23
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
DOOSJE 150 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine overeenkomend met 150 mg fosaprepitant of 130,5 mg
aprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing 1 mg fosaprepitant (1 mg/ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Dinatriumedetaat, polysorbaat 80, watervrije lactose, NaOH en/of verdund HCl (voor pH-aanpassing).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
poeder voor oplossing voor infusie
1 flacon
10 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor eenmalig gebruik.
Geen oraal aprepitant nodig.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
26
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Na reconstitutie en verdunning:
24 uur houdbaar bij 25 °C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/437/003 1 x 1 flacon
EU/1/07/437/004 1 x 10 flacons
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
ivemend 150 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
27
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
FLACON ETIKET 150 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
28
B. BIJSLUITER
29
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is IVEMEND en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
4.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
6.
1.
Wat is IVEMEND en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
IVEMEND bevat de werkzame stof fosaprepitant, dat in uw lichaam wordt omgezet in aprepitant.
IVEMEND behoort tot een groep geneesmiddelen die 'neurokinine-1 (NK
1
) receptorantagonisten'
wordt genoemd. Er is een specifiek gebied in de hersenen waar misselijkheid en braken geregeld
worden. IVEMEND werkt door signalen naar dat gebied te blokkeren en remt daardoor misselijkheid
en braken. IVEMEND wordt bij volwassenen, jongeren en kinderen van 6 maanden en ouder gebruikt
in combinatie met andere geneesmiddelen
om misselijkheid en braken als gevolg van
chemotherapie (gebruikt bij de behandeling van kanker) die een sterke of een minder sterke
veroorzaker is van misselijkheid en braken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U mag dit middel niet in combinatie met geneesmiddelen met de stoffen pimozide (gebruikt
voor de behandeling van psychische aandoeningen), terfenadine en astemizol (gebruikt voor
hooikoorts en andere allergische aandoeningen) en cisapride (gebruikt voor de behandeling van
spijsverteringsproblemen) gebruiken. Als u deze geneesmiddelen gebruikt moet u dat uw arts
melden, omdat de behandeling dan moet worden aangepast voordat u met IVEMEND begint.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Vertel het uw arts als u een leverziekte heeft voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want de lever
is belangrijk voor de afbraak van dit geneesmiddel in het lichaam. Uw arts zal de conditie van uw
lever daarom mogelijk willen controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef IVEMEND niet aan kinderen jonger dan 6 maanden of die minder wegen dan 6 kg, omdat het bij
deze patiënten niet is onderzocht.
30
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
IVEMEND kan invloed hebben op andere geneesmiddelen zowel tijdens als na behandeling met
IVEMEND. Er zijn enkele geneesmiddelen die niet samen met IVEMEND mogen worden gebruikt
(zoals pimozide, terfenadine, astemizol en cisapride) of waarvan de dosering moet worden aangepast
(zie ook
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
).
De werking van IVEMEND of andere geneesmiddelen kan beïnvloed worden als u IVEMEND samen
met andere geneesmiddelen gebruikt, waaronder die welke hieronder genoemd worden. Vertel het uw
arts of apotheker als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
-
anticonceptiemiddelen, zoals de pil, pleisters, implantaten en bepaalde spiraaltjes die hormonen
afgeven, werken mogelijk minder goed als ze samen met IVEMEND worden gebruikt.
Gedurende de behandeling met IVEMEND en tot 2 maanden na gebruik van IVEMEND moet
een ander of aanvullend niet-hormonaal anticonceptiemiddel worden gebruikt
ciclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus (geneesmiddelen die de afweer van het lichaam
onderdrukken)
alfentanil, fentanyl (gebruikt tegen pijn)
kinidine (gebruikt bij de behandeling van onregelmatige hartslag)
irinotecan, etoposide, vinorelbine, ifosfamide (geneesmiddelen voor de behandeling van kanker)
geneesmiddelen met ergotalkaloïdderivaten zoals ergotamine en di-ergotamine (gebruikt bij de
behandeling van migraine)
warfarine, acenocoumarol (bloedverdunners; bloedonderzoek kan nodig zijn)
rifampicine, claritromycine, telitromycine (antibiotica, gebruikt bij de behandeling van
infecties)
fenytoïne (gebruikt bij de behandeling van toevallen)
carbamazepine (gebruikt bij de behandeling van depressie en epilepsie)
midazolam, triazolam, fenobarbital (geneesmiddelen om rustiger te worden of in slaap te
komen)
sint-janskruid (kruidenmiddel, gebruikt bij de behandeling van depressie)
proteaseremmers (gebruikt bij de behandeling van hiv-infecties)
ketoconazol met uitzondering van shampoo (gebruikt om het syndroom van Cushing te
behandelen
wanneer het lichaam een overmaat aan cortisol aanmaakt)
itraconazol, voriconazol, posaconazol (geneesmiddelen tegen schimmels)
nefazodon (gebruikt bij de behandeling van depressie)
diltiazem (een geneesmiddel gebruikt bij de behandeling van hoge bloeddruk)
corticosteroïden (zoals dexamethason)
geneesmiddelen tegen angstaanvallen (zoals alprazolam)
tolbutamide (gebruikt bij de behandeling van diabetes).
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gebruikt u naast IVEMEND nog andere geneesmiddelen of kruidenpreparaten, heeft u dat kort
geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor
nodig heeft.
Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag niet tijdens de zwangerschap gebruikt worden tenzij hier een duidelijke
noodzaak toe bestaat. Bent u zwanger, kunt u zwanger zijn, wilt u zwanger worden of geeft u
borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Voor informatie over het gebruik van IVEMEND met anticonceptiemiddelen, zie
Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?
Het is niet bekend of IVEMEND bij mensen in de moedermelk terechtkomt, daarom wordt tijdens
behandeling met dit geneesmiddel het geven van borstvoeding niet aanbevolen. Als u borstvoeding
geeft of van plan bent borstvoeding te geven, is het belangrijk om dit aan uw arts te vertellen voordat u
dit geneesmiddel toegediend krijgt.
31
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap, omdat duizeligheid en
slaperigheid gemeld zijn na het gebruik van IVEMEND. Als u zich duizelig of slaperig voelt na het
gebruik van dit geneesmiddel, ga dan niet autorijden of machines gebruiken (zie
Mogelijke
bijwerkingen
).
IVEMEND bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
natriumvrij
is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Bij volwassenen (18 jaar en ouder) is de aanbevolen dosering 150 mg fosaprepitant op dag 1 (de dag
van chemotherapie).
Bij kinderen en jongeren (6 maanden tot en met 17 jaar) wordt de aanbevolen dosering gebaseerd op
de leeftijd en het gewicht van de patiënt. Afhankelijk van de behandeling met chemotherapie zijn er
twee mogelijkheden voor hoe IVEMEND gegeven kan worden:
IVEMEND wordt alleen op dag 1 gegeven (enkele dag chemotherapie)
IVEMEND wordt op dag 1, 2 en 3 gegeven (enkele of meerdere dagen chemotherapie)
o
In plaats van IVEMEND kunnen orale toedieningsvormen (toediening via de mond)
van aprepitant voorgeschreven worden op dag 2 en 3.
Het poeder wordt voor gebruik opgelost en verdund. De oplossing voor infusie wordt door een
zorgverlener, zoals een arts of verpleegkundige, via een intraveneus infuus (druppelsgewijs)
toegediend bij volwassenen ongeveer 30 minuten voordat de chemokuur begint, of 60 - 90 minuten
voor de chemokuur begint bij kinderen en jongeren. Uw arts kan u adviseren ook andere
geneesmiddelen te gebruiken waaronder een corticosteroïd (zoals dexamethaso
n) en een ‘5HT
3
-
antagonist’
(zoals ondansetron) ter voorkoming van misselijkheid en braken. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop met het gebruik van IVEMEND en ga direct naar een arts als u een van de volgende
bijwerkingen opmerkt, want deze kunnen ernstig zijn en u heeft dan mogelijk dringend een
medische behandeling nodig:
-
Netelroos, uitslag, jeuk, moeite met ademen of slikken, of een ernstige bloeddrukverlaging
(frequentie niet bekend, kan niet bepaald worden met de beschikbare gegevens); dit zijn tekenen
van een ernstige allergische reactie.
-
Infusieplaatsreacties (IPR
’s
) op of rondom de infusieplaats. De meeste ernstige IPR
’s
kwamen
voor bij een bepaald soort chemotherapiegeneesmiddel dat uw huid kan verbranden of blaren
veroorzaakt (blaartrekkend) met bijwerkingen zoals pijn, zwelling en roodheid. Bij sommige
mensen die dit soort chemotherapiegeneesmiddel kregen, kwam afsterven van huidweefsel voor
(necrose).
Andere bijwerkingen die gemeld zijn, staan hieronder vermeld:
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 gebruikers)
:
-
verstopping, slechte spijsvertering
-
hoofdpijn
-
vermoeidheid
-
verlies van eetlust
32
-
-
de hik
verhoogd aantal leverenzymen in uw bloed.
Soms
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 gebruikers)
:
duizeligheid, slaperigheid
acne, uitslag
angst
boeren, misselijkheid, braken, zuurbranden, maagpijn, droge mond, winderigheid
toegenomen pijn of brandend gevoel bij het plassen
zwakte, zich minder goed voelen
roodheid van het gezicht/de huid, opvliegers
snelle of onregelmatige hartslag, verhoogde bloeddruk
koorts met grotere kans op infectie, minder rode bloedcellen
pijn, roodheid en jeuk op de infusieplaats, bloedvatontsteking op de infusieplaats.
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1000 gebruikers)
:
-
moeite met denken, gebrek aan energie, smaakstoornis
-
gevoeligheid van de huid voor zonlicht, buitensporig zweten, olieachtige huid, zweertjes op de
huid, jeukende huiduitslag, Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse (zeldzame
ernstige overgevoeligheidsreactie van de huid)
-
verhoogd gevoel van welzijn (euforie), zich niet meer kunnen oriënteren
-
bacteriële infectie, schimmelinfectie
-
ernstige verstopping, maagzweer, ontsteking van de dunne en dikke darm, zweertjes in de
mond, opgeblazen gevoel
-
vaker en meer plassen, glucose (suiker) of bloed in de urine
-
pijn op de borst, zwelling, veranderde manier van lopen
-
hoest, slijm achterin de keel, geïrriteerde keel, niezen, keelpijn
-
afscheiding uit de ogen en jeuk
-
oorsuizen
-
spierspasmen, spierzwakte
-
buitensporige dorst
-
langzame hartslag, aandoening van hart en bloedvaten
-
minder witte bloedcellen, lage concentratie natrium in het bloed, gewichtsverlies
-
verharding op de infusieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket na
EXP
. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C
8 °C).
Het opgeloste en verdunde geneesmiddel is 24 uur stabiel bij 25 °C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
33
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is fosaprepitant. Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine
overeenkomend met 150 mg fosaprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing
1 mg fosaprepitant (1 mg/ml).
-
De andere stoffen in dit middel zijn: dinatriumedetaat (E386), polysorbaat 80 (E433), watervrije
lactose, natriumhydroxide (E524) (voor pH-aanpassing) en/of verdund zoutzuur (E507) (voor
pH-aanpassing).
Hoe ziet dit middel eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
IVEMEND is een wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor infusie.
Het poeder zit in een doorzichtige glazen flacon met een rubber stop en aluminium verzegeling met
een grijze plastic flip-off dop.
Elke flacon bevat 150 mg fosaprepitant. Verpakkingen: 1 of 10 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
34
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_austria@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: +386 1 5204 201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
E
λλάδα
MSD
Α
.
Φ
.
Β
.
Ε
.
Ε
.
Τηλ
: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Simi: +354 535 7000
Ιtalia
MSD Italia S.r.l.
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
medicalinformation.it@msd.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ
.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
35
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Health) Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Instructies hoe IVEMEND 150 mg moet worden gereconstitueerd en verdund:
1.
Injecteer 5 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie in de flacon. Zorg
ervoor dat de natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie via de wand van de
flacon wordt ingebracht om schuimvorming te voorkomen. Zwenk de flacon voorzichtig. Niet
schudden of natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te hard in de flacon
spuiten.
Maak een infusiezak met
145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie
(bijvoorbeeld door 105 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te
verwijderen uit een infusiezak met 250 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie).
Trek de gehele inhoud van de flacon op en breng deze over in de infusiezak met 145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie om
het totale volume op 150 ml en de
eindconcentratie op 1 mg/ml te brengen
. Keer de zak voorzichtig 2 tot 3 maal (zie
Hoe
gebruikt u dit middel?
).
Bepaal het volume dat uit deze geprepareerde infusiezak toegediend moet worden op basis van
de aanbevolen dosis (zie de samenvatting van de productkenmerken (SmPC), rubriek 4.2).
Volwassenen
Het volledige volume van de geprepareerde infusiezak (150 ml) moet toegediend worden.
Pediatrische patiënten
Bij patiënten van 12 jaar en ouder wordt het toe te dienen volume als volgt berekend:
2.
3.
4.
Toe te dienen volume (ml) is gelijk aan de aanbevolen dosis (mg)
Bij patiënten van 6 maanden tot jonger dan 12 jaar wordt het toe te dienen volume als volgt
berekend:
Toe te dienen volume (ml) = de aanbevolen dosis (mg/kg) x gewicht (kg)
Let op: overschrijd de maximale doses niet (zie de samenvatting van de
o
productkenmerken (SmPC), rubriek 4.2).
5.
Voor volumes kleiner dan 150 ml kan, indien nodig, het berekende volume overgebracht worden
naar een zak of spuit van geschikte grootte voorafgaand aan toediening via infusie.
Het gereconstitueerde en verdunde opgeloste geneesmiddel is stabiel gedurende 24 uur bij 25 °C.
36
Geneesmiddelen die niet via de mond worden toegediend moeten visueel worden gecontroleerd op
deeltjes en verkleuring voordat deze worden toegediend waar de oplossing en de flacon dat toelaten.
De gereconstitueerde oplossing ziet er hetzelfde uit als het oplosmiddel.
Verwijder de overgebleven oplossing en afvalmateriaal. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Dit geneesmiddel mag niet worden gereconstitueerd of gemengd met oplossingen waarvan de fysische
en chemische compatibiliteit niet is vastgesteld (zie de samenvatting van de productkenmerken
(SmPC), rubriek 6.2).
37

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine overeenkomend met 150 mg fosaprepitant of 130,5 mg
aprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing 1 mg fosaprepitant (1 mg/ml) (zie
rubriek 6.6).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken wit amorf poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Preventie van misselijkheid en braken na hoog en matig emetogene chemotherapie bij de behandeling
van kanker bij volwassenen en pediatrische patiënten van 6 maanden en ouder.
IVEMEND 150 mg wordt toegediend als onderdeel van een combinatietherapie (zie rubriek 4.2).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosering is 150 mg toegediend op dag 1 als een infusie
gedurende 20 - 30 minuten
die ongeveer 30 minuten voor de chemotherapie wordt gestart (zie rubriek 6.6). IVEMEND moet
samen met een corticosteroïd en een 5HT3-antagonist toegediend worden, zoals aangegeven in
onderstaande tabellen.
De volgende behandelschema's worden aanbevolen voor de preventie van misselijkheid en braken na
emetogene chemotherapie bij de behandeling van kanker:
Tabel 1: Aanbevolen dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na behandeling
met hoog emetogene chemotherapie bij volwassenen


Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
IVEMEND
150 mg
geen
geen
geen
intraveneus
Dexamethason
12 mg oraal
8 mg oraal
8 mg oraal
8 mg oraal
tweemaal daags
tweemaal daags
5HT3-antagonisten
Standaarddosering
geen
geen
geen
5HT3-antagonisten.
Zie de
productinformatie
van de
geselecteerde
5HT3-antagonist
voor de juiste
doseringsinformatie
Tabel 2: Aanbevolen dosering voor de preventie van misselijkheid en braken na behandeling
met matig emetogene chemotherapie bij volwassenen


Dag 1
IVEMEND
150 mg intraveneus
Dexamethason
12 mg oraal
5HT3-antagonisten
Standaarddosering 5HT3-antagonisten. Zie de productinformatie van de
geselecteerde 5HT3-antagonist voor de juiste doseringsinformatie
Dexamethason moet op dag 1, 30 minuten voorafgaand aan chemotherapie worden toegediend. De
dosis dexamethason bepaalt de interacties met het werkzame bestanddeel.
Pediatrische patiënten
Pediatrische patiënten van
6 maanden en ouder, niet minder wegend dan 6 kg
Het aanbevolen behandelschema voor de IVEMEND-dosering die toegediend moet worden met een
5HT3-antagonist, met of zonder een corticosteroïde, voor de preventie van misselijkheid en braken na
toediening van een- of meerdaagse chemotherapiebehandelschema's van hoog emetogene
chemotherapie (HEC) of matig emetogene chemotherapie (MEC), wordt weergegeven in tabel 3.
Eendaagse chemotherapiebehandelschema's zijn schema's waarbij HEC of MEC wordt toegediend
gedurende een enkele dag. Meerdaagse chemotherapiebehandelschema's zijn schema's waarbij HEC
of MEC wordt toegediend gedurende 2 of meer dagen.
Een alternatief doseringsschema dat kan worden toegepast met eendaagse
chemotherapiebehandelschema's wordt weergegeven in tabel 4.
Dosering voor een- of meerdaagse chemotherapiebehandelschema's
Dien IVEMEND toe als een intraveneuze infusie via een centrale veneuze katheter op dag 1, 2 en 3 bij
pediatrische patiënten die een- of meerdaagse behandelschema's van HEC of MEC krijgen. In plaats
van IVEMEND kunnen EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie gebruikt worden op dag 2
en 3, zoals weergegeven in tabel 3. Zie de samenvatting van de productkenmerken (SmPC) van
EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie voor passende doseringsinstructies.

Populatie
Dag 1
Dag 2
Dag 3
IVEMEND*
Pediatrische
115 mg
80 mg
80 mg
patiënten van
intraveneus
intraveneus
intraveneus
12 jaar en ouder
OF
OF
80 mg oraal
80 mg oraal
(EMEND
(EMEND
capsules)
capsules)
Pediatrische
3 mg/kg
2 mg/kg
2 mg/kg
patiënten van
intraveneus
intraveneus
intraveneus
6 maanden tot
OF
OF
jonger dan 12 jaar
Maximale dosis
2 mg/kg oraal
2 mg/kg oraal
en niet minder
115 mg
(EMEND
(EMEND orale
dan 6 kg
orale
suspensie)
suspensie)
Maximale dosis
Maximale
80 mg
dosis 80 mg
Dexamethason**
Alle pediatrische
Als een corticosteroïde, zoals dexamethason,
patiënten
gelijktijdig wordt toegediend, dien 50 % van de
aanbevolen corticosteroïde-dosis dan toe op dag 1 tot
met 4
5-HT3-antagonist
Alle pediatrische
Zie de productinformatie van de geselecteerde 5-HT3-
patiënten
antagonist voor de aanbevolen dosering
* Dien IVEMEND intraveneus gedurende 30 minuten toe bij pediatrische patiënten van 12 jaar
en ouder, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie. Dien
IVEMEND intraveneus gedurende 60 minuten toe bij pediatrische patiënten jonger dan
12 jaar, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie.
**
Dexamethason moet 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling
toegediend worden op dag 1.
Alternatieve dosering voor eendaagse chemotherapiebehandelschema's
Bij pediatrische patiënten die een eendaags behandelschema van HEC of MEC krijgen kan IVEMEND
als een intraveneuze infusie toegediend worden via een centrale veneuze katheter op dag 1.

Populatie
Dag 1
IVEMEND*
Pediatrische patiënten van 12 jaar
150 mg
en ouder
intraveneus
Pediatrische patiënten van 2 jaar
4 mg/kg
tot jonger dan 12 jaar
intraveneus
Maximale dosis 150 mg
Pediatrische patiënten van
5 mg/kg
6 maanden tot jonger dan 2 jaar
intraveneus
en niet minder dan 6 kg
Maximale dosis 150 mg
Dexamethason**
Alle pediatrische patiënten
Als een corticosteroïde, zoals
dexamethason, gelijktijdig wordt
toegediend, dien 50 % van de
aanbevolen corticosteroïde-dosis
dan toe op dag 1 en 2
5-HT3-antagonist
Alle pediatrische patiënten
Zie de productinformatie van de
geselecteerde 5-HT3-antagonist
voor de aanbevolen dosering
* Dien IVEMEND intraveneus gedurende 30 minuten toe bij pediatrische patiënten van 12 jaar
en ouder, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie. Dien
IVEMEND intraveneus gedurende 60 minuten toe bij pediatrische patiënten jonger dan
12 jaar, en voltooi de infusie ongeveer 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapie.
**
Dexamethason moet 30 minuten voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling
toegediend worden op dag 1.
De veiligheid en werkzaamheid van IVEMEND bij zuigelingen jonger dan 6 maanden zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Algemeen
Er zijn beperkte werkzaamheidsgegevens over de combinatie met andere corticosteroïden en
5HT3-antagonisten. Voor aanvullende informatie over de gelijktijdige toediening met corticosteroïden,
zie rubriek 4.5.
Zie de volledige Samenvatting van de Productkenmerken van gelijktijdig toegediende 5HT3-
antagonisten.
Speciale populaties
Ouderen ( 65 jaar)
Voor ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Geslacht
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van geslacht (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis of patiënten met nierlijden in het laatste stadium die
hemodialyse ondergaan hoeft de dosering niet te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Er zijn
beperkte gegevens bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis en geen gegevens bij patiënten
Wijze van toediening
IVEMEND 150 mg moet intraveneus worden toegediend en mag niet intramusculair of subcutaan
worden gegeven. Intraveneuze toediening bij volwassenen vindt bij voorkeur plaats via een lopend
intraveneus infuus gedurende 20 - 30 minuten. Intraveneuze toediening bij pediatrische patiënten van
6 maanden en ouder wordt aanbevolen via een centrale veneuze katheter en moet gedurende
30 minuten toegediend worden bij patiënten van 12 jaar en ouder of gedurende 60 minuten bij
patiënten jonger dan 12 jaar (zie rubriek 6.6). IVEMEND niet als bolusinjectie of als onverdunde
injectie toedienen.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor polysorbaat 80 of voor (een van) de in rubriek
6.1 vermelde andere hulpstof(fen).
Gelijktijdige toediening met pimozide, terfenadine, astemizol of cisapride (zie rubriek 4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Patiënten met matige tot ernstige leverfunctiestoornis
Er zijn beperkte gegevens bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis en geen gegevens bij
patiënten met ernstige leverfunctiestoornis. Bij deze patiënten moet IVEMEND met voorzichtigheid
worden toegepast (zie rubriek 5.2).
CYP3A4-interacties
IVEMEND moet voorzichtig worden toegepast bij patiënten die gelijktijdig oraal toegediende
werkzame bestanddelen krijgen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een smal
therapeutisch bereik hebben, zoals ciclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus, alfentanil,
ergotalkaloïde-derivaten, fentanyl en kinidine (zie rubriek 4.5). Daarnaast moet gelijktijdige
toediening met irinotecan met de nodige voorzichtigheid worden benaderd omdat deze combinatie tot
verhoogde toxiciteit kan leiden.
Gelijktijdige toediening met warfarine (CYP2C9-substraat)
Bij patiënten die chronisch met warfarine worden behandeld moet de International Normalised Ratio
(INR) gedurende 14 dagen na behandeling met fosaprepitant zorgvuldig worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met hormonale anticonceptiva
Tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van fosaprepitant kan de werkzaamheid van hormonale
anticonceptiva verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast (zie rubriek 4.5).
Overgevoeligheidsreacties
Directe overgevoeligheidsreacties waaronder flushing, erytheem, dyspneu en
anafylaxie/anafylactische shock zijn voorgekomen bij of snel na infusie van fosaprepitant. Bij
dergelijke overgevoeligheid werd over het algemeen gereageerd op stopzetting van de infusie en
toediening van passende therapie. Het wordt niet aanbevolen om bij patiënten die overgevoelig hebben
gereageerd de infusie te herstarten.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Bij intraveneuze toediening wordt fosaprepitant snel omgezet in aprepitant.
Fosaprepitant 150 mg, als eenmalige dosis toegediend is een matige remmer van CYP3A4.
Fosaprepitant lijkt geen interactie met P-glycoproteïne (transporteiwit) te vertonen, zoals het
ontbreken van een interactie van oraal aprepitant met digoxine doet vermoeden. Verwacht wordt dat
fosaprepitant minder of niet meer inductie van CYP2C9, CYP3A4 en glucuronidatie veroorzaakt dan
die door toediening van oraal aprepitant. Er zijn geen gegevens over effecten van CYP2C8 en
CYP2C19.
Interacties met andere geneesmiddelen na intraveneuze toediening van fosaprepitant zullen
waarschijnlijk optreden met werkzame bestanddelen die een interactie met oraal aprepitant vertonen.
De mogelijkheid van interacties bij meerdaagse behandelschema's van fosaprepitant wordt niet groter
geacht dan die voor behandelschema's van oraal aprepitant. Daarom worden de aanbevelingen voor
gebruik van IVEMEND met andere geneesmiddelen bij pediatrische patiënten gebaseerd op gegevens
bij volwassenen uit onderzoeken met fosaprepitant en aprepitant. Zie rubriek 4.5 van de samenvatting
van de productkenmerken (SmPC) van EMEND capsules of EMEND voor orale suspensie, voor de
combinatie van behandelschema's van IVEMEND en EMEND.
De volgende informatie is verkregen uit onderzoeken met oraal aprepitant en onderzoeken die zijn
verricht met een enkelvoudige dosis intraveneus fosaprepitant gelijktijdig toegediend met
dexamethason, midazolam of diltiazem.
Effect van fosaprepitant op de farmacokinetiek van andere werkzame bestanddelen
Remming van CYP3A4
Als zwakke remmer van CYP3A4 kan een eenmalige dosis fosaprepitant 150 mg de
plasmaconcentratie van gelijktijdig oraal toegediende werkzame bestanddelen die door CYP3A4
worden gemetaboliseerd, tijdelijk verhogen. De totale blootstelling aan CYP3A4-substraten kan met
ongeveer een factor 2 toenemen op dag 1 en 2 na gelijktijdige toediening met een eenmalige dosis
fosaprepitant 150 mg. Fosaprepitant mag niet gelijktijdig worden gebruikt met pimozide, terfenadine,
astemizol of cisapride. Remming van CYP3A4 door fosaprepitant kan leiden tot verhoogde
plasmaconcentraties van deze werkzame stoffen, met als mogelijk gevolg ernstige of
levensbedreigende reacties (zie rubriek 4.3). Voorzichtigheid wordt geadviseerd bij gelijktijdige
toediening van fosaprepitant en werkzame bestanddelen die primair door CYP3A4 gemetaboliseerd
worden en een smal therapeutisch bereik hebben, zoals ciclosporine, tacrolimus, sirolimus,
everolimus, alfentanil, di-ergotamine, ergotamine, fentanyl en kinidine (zie rubriek 4.4).
Corticosteroïden
Dexamethason: de orale dosis dexamethason moet met ongeveer 50 % worden verminderd als dit
gelijktijdig wordt toegediend met fosaprepitant (zie rubriek 4.2). Fosaprepitant 150 mg toegediend als
Chemotherapeutica
Er zijn geen interactiestudies met fosaprepitant 150 mg en chemotherapeutica verricht, maar gebaseerd
op de volgende studies met oraal aprepitant en docetaxel en vinorelbine wordt niet verwacht dat
IVEMEND 150 mg een klinisch relevante interactie vertoont met intraveneus toegediend docetaxel en
vinorelbine.
Een interactie met oraal toegediende chemotherapeutica die primair of gedeeltelijk door CYP3A4
worden gemetaboliseerd (bv. etoposide, vinorelbine) kan niet worden uitgesloten. Voorzichtigheid
moet worden betracht en extra controle kan passend zijn bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die
primair of gedeeltelijk door CYP3A4 gemetaboliseerd worden (zie rubriek 4.4).
Postmarketinggevallen van neurotoxiciteit, een mogelijke bijwerking van ifosfamide, zijn gemeld na
gelijktijdige toediening van aprepitant en ifosfamide.
Immunosuppressiva
Na een eenmalige dosis 150 mg fosaprepitant wordt een voorbijgaande matige verhoging verwacht
van 2 dagen, mogelijk gevolgd door een lichte afname in de blootstelling aan immunosuppressiva die
worden gemetaboliseerd door CYP3A4 (bv. ciclosporine, tacrolimus, everolimus en sirolimus).
Gezien de korte duur van verhoogde blootstelling wordt een dosisverlaging van de
immunosuppressiva op basis van Therapeutische Dosis Monitoring niet aanbevolen op de dag van en
de dag na toediening van IVEMEND.
Midazolam
Fosaprepitant 150 mg toegediend als een eenmalige intraveneuze dosis op dag 1 verhoogde de AUC0-
van midazolam met 77 % op dag 1 en had geen effect op dag 4 als midazolam gelijktijdig werd
toegediend als eenmalige orale dosis van 2 mg op dagen 1 en 4. Fosaprepitant 150 mg is een zwakke
CYP3A4-remmer als eenmalige dosis op dag 1 zonder dat er op dag 4 aanwijzingen gezien werden
voor remming of inductie van CYP3A4.
De potentiële effecten van een verhoogde plasmaconcentratie midazolam of andere benzodiazepinen
die via CYP3A4 worden gemetaboliseerd (alprazolam, triazolam) moeten in ogenschouw worden
genomen bij gelijktijdige toediening van deze geneesmiddelen met IVEMEND.
Diltiazem
Er is geen interactieonderzoek verricht met fosaprepitant 150 mg en diltiazem; maar de volgende
studie met 100 mg fosaprepitant moet in ogenschouw worden genomen bij toepassing van IVEMEND
150 mg met diltiazem. Bij patiënten met lichte tot matige hypertensie leidde infusie van 100 mg
fosaprepitant gedurende 15 minuten met diltiazem 120 mg 3 dd tot een verhoging van de AUC van
diltiazem met een factor 1,4 en een geringe maar klinisch belangrijke verlaging van de bloeddruk,
maar er was geen klinisch belangrijke verandering in hartfrequentie of PR-interval.
Inductie
De eenmalige dosis fosaprepitant 150 mg gaf in het interactie onderzoek met midazolam op dagen 1
en 4 geen inductie van CYP3A4. Verwacht wordt dat IVEMEND minder of geen grotere inductie van
CYP2C9, CYP3A4 en glucuronidatie veroorzaakt dan die door toediening van de 3-daagse orale
behandeling met aprepitant, waarvoor een voorbijgaande inductie met maximaal effect 6-8 dagen na
de eerste dosis aprepitant is waargenomen. De 3-daagse orale behandeling met aprepitant leidde tot
een verlaging van de AUC van CYP2C9-substraten van ongeveer 30-35 % en een verlaging tot 64 %
in de dalconcentraties van ethinylestradiol. Er zijn geen gegevens over de effecten van CYP2C8 en
CYP2C19. Voorzichtigheid moet worden betracht als warfarine, acenocoumarol, tolbutamide,
fenytoïne of andere werkzame stoffen waarvan bekend is dat deze door CYP2C9 worden
gemetaboliseerd, worden toegediend met IVEMEND.
Hormonale anticonceptiva
De werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van
fosaprepitant verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast.
5-HT3-antagonisten
Er is geen interactie-onderzoek met fosaprepitant 150 mg en 5-HT3-antagonisten verricht; maar in
klinisch interactie-onderzoek had behandeling met oraal aprepitant geen klinisch belangrijke effecten
op de farmacokinetiek van ondansetron, granisetron, of hydrodolasetron (de actieve metaboliet van
dolasetron). Daarom zijn er geen aanwijzingen voor interactie bij gebruik van IVEMEND 150 mg en
5-HT3-antagonisten.
Effect van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van aprepitant door toediening van
fosaprepitant 150 mg
Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met werkzame stoffen die de CYP3A4-activiteit remmen
(bv. ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, claritromycine, telitromycine, nefazodon en
proteaseremmers) moet voorzichtig worden benaderd, omdat de combinatie naar verwachting de
plasmaconcentraties van aprepitant aanzienlijk zal verhogen (zie rubriek 4.4). Ketoconazol verhoogde
de terminale halfwaardetijd van oraal aprepitant met ongeveer een factor 3.
Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met werkzame stoffen die een sterke inductie geven van de
CYP3A4-activiteit (bv. rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital) moet worden vermeden
omdat de combinatie kan leiden tot een verlaging van de plasmaconcentraties aprepitant wat tot
verminderde werkzaamheid kan leiden. Gelijktijdige toediening van fosaprepitant met
kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum perforatum) wordt niet aanbevolen. Rifampicine
verminderde de gemiddelde terminale halfwaardetijd van oraal aprepitant met 68 %.
Diltiazem
Er is geen interactie-onderzoek met fosaprepitant 150 mg en diltiazem verricht; maar het volgende
onderzoek met fosaprepitant 100 mg moet in ogenschouw worden genomen bij gebruik van
IVEMEND 150 mg met diltiazem. Infusie van 100 mg fosaprepitant gedurende 15 minuten met
diltiazem 120 mg 3 dd leidde tot een verhoging van de AUC aprepitant met een factor van 1,5. Dit
effect werd niet klinisch belangrijk geacht.
Pediatrische patiënten
Interactie-onderzoeken zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie voor mannen en vrouwen
Tijdens en gedurende 28 dagen na toediening van fosaprepitant kan de werkzaamheid van hormonale
anticonceptiva verminderd zijn. Tijdens behandeling met fosaprepitant en gedurende 2 maanden na de
laatste dosis fosaprepitant moeten alternatieve of aanvullende niet-hormonale vormen van
anticonceptie worden toegepast (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Zwangerschap
Er zijn voor fosaprepitant en aprepitant geen klinische gegevens beschikbaar over gevallen van
blootstelling tijdens de zwangerschap. De kans op reproductietoxiciteit van fosaprepitant en aprepitant
is niet volledig gekarakteriseerd, omdat in dieronderzoek geen hogere concentraties dan de
therapeutische blootstelling bij mensen konden worden bereikt. Uit deze onderzoeken kwamen geen
directe of indirecte schadelijke effecten ten aanzien van zwangerschap, embryonale/foetale
Borstvoeding
Aprepitant wordt bij ratten in de moedermelk uitgescheiden na intraveneuze toediening van
fosaprepitant en na orale toediening van aprepitant. Het is niet bekend of aprepitant bij mensen in de
moedermelk wordt uitgescheiden. Daarom wordt borstvoeding tijdens behandeling met IVEMEND
niet aanbevolen.
Vruchtbaarheid
De kans op effecten van fosaprepitant en aprepitant op de vruchtbaarheid is niet volledig
gekarakteriseerd omdat de mate van blootstelling boven de therapeutische blootstelling bij mensen niet
kon worden bereikt in dieronderzoek. Deze vruchtbaarheidsonderzoeken wezen niet op een direct of
indirect schadelijk effect met betrekking tot het paringsgedrag, de vruchtbaarheid, embryonale/foetale
ontwikkeling of aantal en motiliteit van het sperma (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
IVEMEND kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Duizeligheid en vermoeidheid kunnen optreden na toediening van IVEMEND (zie
rubriek 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinische studies zijn verschillende toedieningsvormen van fosaprepitant toegediend aan in totaal
2687 volwassenen, waaronder 371 gezonde proefpersonen en 2084 patiënten en aan 299 kinderen en
adolescenten met misselijkheid en braken na chemotherapie (CINV). Omdat fosaprepitant in
aprepitant wordt omgezet, zullen de bijwerkingen in samenhang met aprepitant naar verwachting ook
optreden met fosaprepitant. Het veiligheidsprofiel van aprepitant werd bij ongeveer 6500 volwassenen
en 184 kinderen en adolescenten beoordeeld.
Oraal aprepitant
De meest voorkomende bijwerkingen die bij de met aprepitant behandelde volwassenen met een
hogere incidentie werden gemeld dan bij de standaardtherapie bij patiënten die HEC kregen, waren:
hik (4,6 % versus 2,9 %), verhoogde alanineaminotransferase (ALAT) (2,8 % versus 1,1 %),
dyspepsie (2,6 % versus 2,0 %), constipatie (2,4 % versus 2,0 %), hoofdpijn (2,0 % versus 1,8 %) en
verminderde eetlust (2,0 % versus 0,5 %). De meest voorkomende bijwerking die bij patiënten die
aprepitant kregen met een hogere incidentie werd gemeld dan met standaardtherapie bij patiënten die
MEC kregen, was vermoeidheid (1,4 % versus 0,9 %).
De meest voorkomende bijwerkingen die vergeleken met de controlebehandeling met een hogere
incidentie werden gemeld bij de met aprepitant behandelde pediatrische patiënten, terwijl ze
emetogene kankerchemotherapie kregen, waren hik (3,3 % versus 0,0 %) en overmatig blozen (1,1 %
versus 0,0 %).
Tabel met bijwerkingen - aprepitant
De volgende bijwerkingen werden waargenomen in een gepoolde analyse van de HEC- en MEC-
onderzoeken met een hogere incidentie bij oraal aprepitant dan bij standaard therapie bij volwassenen
of pediatrische patiënten of in postmarketinggebruik.
De frequentiecategorieën weergegeven in de tabel zijn gebaseerd op onderzoeken bij volwassenen; de
waargenomen frequenties in de pediatrische onderzoeken waren vergelijkbaar of lager, tenzij
weergegeven in de tabel. Sommige minder vaak voorkomende bijwerkingen bij de volwassen
patiënten, werden niet waargenomen in de pediatrische onderzoeken.
Tabel 5: Tabel met bijwerkingen ­ aprepitant
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Frequentie
Infecties en parasitaire
candidiasis, stafylokokkeninfectie
zelden
aandoeningen
Bloed- en
febriele neutropenie, anemie
soms
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
overgevoeligheidsreacties, met inbegrip van
niet bekend
anafylactische reacties
Voedings- en
verminderde eetlust
vaak
stofwisselingsstoornissen
polydipsie
zelden
Psychische stoornissen
angst
soms
desoriëntatie, euforie
zelden
Zenuwstelselaandoeningen
hoofdpijn
vaak
duizeligheid, slaperigheid
soms
cognitieve stoornis, lethargie, dysgeusie
zelden
Oogaandoeningen
conjunctivitis
zelden
Evenwichtsorgaan- en
tinnitus
zelden
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
palpitaties
soms
bradycardie, cardiovasculaire aandoening
zelden
Bloedvataandoeningen
opvliegers/overmatig blozen
soms
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
hik
vaak
en mediastinumaandoeningen
orofaryngeale pijn, niezen, hoest, postnasale
zelden
drip, keelirritatie
Maag-darmstelselaandoeningen obstipatie, dyspepsie
vaak
oprispingen, misselijkheid*, braken*, gastro-
soms
oesofageale reflux, buikpijn, droge mond,
winderigheid
perforerend ulcus duodenum, stomatitis,
zelden
opgezette buik, harde ontlasting, neutropene
colitis
Huid- en
uitslag, acne
soms
onderhuidaandoeningen
lichtgevoeligheid, hyperhidrose, vette huid,
zelden
seborroe, huidlaesie, pruritische uitslag,
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische
epidermale necrolyse
pruritus, urticaria
niet bekend
Skeletspierstelsel- en
spierzwakte, spierspasmen
zelden
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen dysurie
soms
pollakisurie
zelden
Algemene aandoeningen en
vermoeidheid
vaak
toedieningsplaatsstoornissen
asthenie, malaise
soms
oedeem, pijn op de borst, verstoorde
zelden
loopbeweging
Bijwerking
Frequentie
Onderzoeken
verhoogd ALAT
vaak
verhoogd ASAT, verhoogde alkalische
soms
fosfatase in het bloed
rode bloedcellen in de urine, lagere
zelden
concentratie natrium in het bloed,
gewichtsverlies, verminderd aantal
neutrofielen, glucose in de urine, vaker plassen
*Misselijkheid en braken waren werkzaamheidsparameters in de eerste 5 dagen na behandeling met
chemotherapie en werden alleen daarna als bijwerkingen gemeld.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De bijwerkingenprofielen in de Multiple-Cycle-extensie van HEC- en MEC-onderzoeken bij
volwassenen gedurende maximaal 6 vervolgchemokuren kwamen in het algemeen overeen met die
welke in Cyclus 1 werden waargenomen.
In een aanvullend, met werkzame stof gecontroleerd klinisch onderzoek bij 1169 volwassen patiënten
die aprepitant en HEC kregen, was het bijwerkingenprofiel over het algemeen vergelijkbaar met dat
wat in andere HEC-studies met aprepitant is gezien.
Non-CINV-onderzoeken
Bij volwassen patiënten die wegens postoperatieve misselijkheid en braken (PONV) werden
behandeld met aprepitant werden nog andere bijwerkingen waargenomen met een grotere incidentie
dan met ondansetron: pijn in de bovenbuik, abnormale darmgeluiden, obstipatie*, dysartrie, dyspneu,
hypo-esthesie, slapeloosheid, miosis, misselijkheid, sensorische stoornis, maagpijn, subileus*,
verminderde gezichtsscherpte en piepende ademhaling.
* gemeld bij patiënten die een hogere dosering van aprepitant gebruikten.
Fosaprepitant
In een met werkzame stof gecontroleerd klinisch onderzoek bij volwassen patiënten die HEC kregen,
werd de veiligheid beoordeeld voor 1143 patiënten die de eendaagse behandeling met IVEMEND
150 mg kregen in vergelijking met 1169 patiënten die de driedaagse behandeling met aprepitant
kregen. Daarnaast werd in een placebogecontroleerd klinisch onderzoek bij volwassen patiënten die
MEC kregen, de veiligheid beoordeeld bij 504 patiënten die een eenmalige dosis IVEMEND 150 mg
kregen in vergelijking met 497 patiënten die de controlebehandeling kregen.
De veiligheid van de eendaagse IV-behandeling werd ondersteund door een gepoolde analyse van 3
met werkzame stof gecontroleerde klinische onderzoeken bij 139 pediatrische patiënten (van
6 maanden tot en met 17 jaar) die of HEC of MEC kregen en een eenmalige dosis IVEMEND op of
boven de aanbevolen eendaagse behandelingsdosis.
De veiligheid van de driedaagse IV-behandeling wordt ondersteund door een eenarmig klinisch
onderzoek bij 100 pediatrische patiënten (van 6 maanden tot en met 17 jaar) die of HEC of MEC
kregen en een driedaagse behandeling met IVEMEND in de aanbevolen dosis (zie rubriek 4.2). Het
veiligheidsprofiel van de driedaagse IV fosaprepitant-behandeling bij pediatrische patiënten is gelijk
aan die van de eendaagse fosaprepitantbehandeling.
Het veiligheidsprofiel van fosaprepitant bij volwassen en pediatrische patiënten was in het algemeen
vergelijkbaar met dat waargenomen met aprepitant.
Tabel met bijwerkingen - fosaprepitant
Hier volgen bijwerkingen die gemeld zijn bij volwassen patiënten die fosaprepitant kregen in klinische
studies of postmarketing en die niet gemeld zijn voor aprepitant zoals hierboven beschreven. De
frequentiecategorieën in de tabel zijn gebaseerd op onderzoeken bij volwassenen; de waargenomen
frequenties in de pediatrische onderzoeken waren vergelijkbaar of lager. Sommige bijwerkingen die
vaak voorkwamen bij de volwassen patiënten, werden niet waargenomen in de pediatrische
Frequenties worden gedefinieerd als: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100 tot < 1/10); soms ( 1/1000 tot
< 1/100); zelden ( 1/10.000 tot < 1/1000) en zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 6: Tabel met bijwerkingen - fosaprepitant
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Frequentie
Bloedvataandoeningen
flushing, tromboflebitis (overwegend
soms
tromboflebitis op de infusieplaats)
Huid- en
erytheem
soms
onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
op de infusieplaats: erytheem, pijn, pruritus
soms
toedieningsplaatsstoornissen
verharding op de infusieplaats
zelden
onmiddellijke overgevoeligheidsreacties met
niet bekend
inbegrip van flushing, erytheem, dyspneu,
anafylactische reacties/anafylactische shock
Onderzoeken
verhoogde bloeddruk
soms
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
In geval van overdosering moet fosaprepitant worden stopgezet en moeten algemene ondersteunende
behandeling en controle worden ingesteld. Vanwege de anti-emetische werkzaamheid van aprepitant
zal emesis, door een geneesmiddel geïnduceerd, mogelijk niet effectief zijn.
Aprepitant kan niet door hemodialyse worden verwijderd.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Anti-emetica, ATC-code: A04AD12.
Fosaprepitant is de prodrug van aprepitant en wordt na intraveneuze toediening snel omgezet in
aprepitant (zie rubriek 5.2). De bijdrage van fosaprepitant aan het algehele anti-emetische effect is niet
volledig gekarakteriseerd, maar een voorbijgaande bijdrage in de eerste fase kan niet worden
uitgesloten. Aprepitant is een selectieve antagonist met hoge affiniteit voor de humane substance P
neurokinin 1 (NK1)-receptoren. Het farmacologische effect van fosaprepitant wordt toegeschreven aan
aprepitant.
Eendaagse behandeling met fosaprepitant bij volwassenen
Hoog emetogene chemotherapie (HEC)
In een gerandomiseerd, parallel, dubbelblind, met werkzame stof gecontroleerd onderzoek werd
IVEMEND 150 mg (N=1147) vergeleken met een 3-daagse behandeling met aprepitant (N=1175) bij
volwassen patiënten die een HEC-behandeling op basis van cisplatine ( 70 mg/m2) kregen. De
fosaprepitant behandeling omvatte fosaprepitant 150 mg op dag 1 in combinatie met ondansetron
32 mg IV op dag 1 en dexamethason 12 mg op dag 1, 8 mg op dag 2 en 8 mg 2 dd op dagen 3 en 4. De
aprepitant behandeling omvatte aprepitant 125 mg op dag 1 en 80 mg/dag op dagen 2 en 3 in
Werkzaamheid werd gebaseerd op beoordeling van de volgende samengestelde parameters: volledige
respons in de acute en latere fasen en geen braken in totale fase. IVEMEND 150 mg bleek niet-
inferieur te zijn aan de 3-daagse behandeling met aprepitant. In tabel 7 staat een overzicht van de
primaire en secundaire eindpunten.
Tabel 7:
Percentage volwassen patiënten die hoog-emetogene chemotherapie kregen, reactie per
behandelingsgroep en fase ­ Cyclus 1

EINDPUNTEN*
Behandeling op
Behandeling op
Verschil
basis van
basis van
(95 %-BI)
Fosaprepitant
Aprepitant
(N =1106)**
(N =1134)**
%
%
Volledige respons
Algemeen§
71,9
72,3
-0,4 (-4,1, 3,3)
Latere fase§§
74,3
74,2
0,1 (-3,5, 3,7)
Geen braken
Algemeen§
72,9
74,6
-1,7 (-5,3, 2,0)
*primair eindpunt staat vet gedrukt.
**N: aantal volwassen patiënten opgenomen in de primaire analyse van volledige respons.
Verschil en betrouwbaarheidsinterval (BI) berekend aan de hand van de door Miettinen en Nurminen
voorgestelde methode en aangepast naar geslacht.
Volledige respons = geen braken en geen gebruik van rescue-medicatie.
§Algemeen = 0 tot 120 uur na instelling van chemotherapie met cisplatine.
§§Latere fase = 25 tot 120 uur na instelling van chemotherapie met cisplatine.
Matig emetogene chemotherapie (MEC)
In een gerandomiseerd, parallel, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek werd IVEMEND
150 mg (N=502) in combinatie met ondansetron en dexamethason vergeleken met ondansetron en
dexamethason alleen (controlebehandeling) (N=498) bij volwassen patiënten die een matig emetogene
chemotherapiebehandeling kregen. De behandeling met fosaprepitant bestond uit fosaprepitant 150 mg
op dag 1 in combinatie met 2 doses ondansetron 8 mg oraal en dexamethason 12 mg oraal. Op dag 2
en 3 ontvingen patiënten in de fosaprepitantgroep elke 12 uur placebo in plaats van ondansetron. De
controlebehandeling bestond uit fosaprepitantplacebo 150 mg IV op dag 1 in combinatie met 2 doses
ondansetron 8 mg oraal en dexamethason 20 mg oraal. Op dag 2 en 3 ontvingen patiënten in de
controlegroep elke 12 uur ondansetron 8 mg oraal. Fosaprepitantplacebo en dexamethasonplacebo (op
dag 1) werden gebruikt om de dubbelblinde opzet van het onderzoek te handhaven.
De werkzaamheid van fosaprepitant werd beoordeeld op basis van de primaire en secundaire
eindpunten weergegeven in tabel 8 en werd superieur bevonden aan de controlebehandeling met
betrekking tot de volledige respons in de latere en algemene fasen.
EINDPUNTEN*
Behandeling
Controlebehandeling
P-waarde
met
fosaprepitant
(N =502)**
(N =498)**
%
%
Volledige respons
Latere fase
78,9
68,5
< 0,001
Volledige respons
Algemeen§
77,1
66,9
< 0,001
Acute fase§§
93,2
91
0,184
*primair eindpunt staat vet gedrukt.
**N: aantal volwassen patiënten opgenomen in de intention to treat-populatie.
Volledige respons = geen braken en geen gebruik van rescue-medicatie.
Latere fase = 25 tot 120 uur na instelling van chemotherapie.
§Algemeen = 0 tot 120 uur na instelling van chemotherapie.
§§Acuut = 0 tot 24 uur na instelling van chemotherapie.
De geschatte tijd tot eerste braken is weergegeven in de Kaplan-Meier-grafiek in afbeelding 1.
Afbeelding 1:
Percentage volwassen patiënten die matig emetogene chemotherapie krijgen en niet braken in de
loop van de tijd
Pediatrische patiënten
In 3 met werkzame stoffen gecontroleerde, open-label klinische onderzoeken kregen pediatrische
patiënten van 6 maanden tot en met 17 jaar of hoog of matig emetogene chemotherapie en een
eenmalige dosis fosaprepitant op of boven de aanbevolen eendaagse fosaprepitantbehandelingsdosis
(139 patiënten) of driedaagse behandeling (199 patiënten), in combinatie met ondansetron met of
zonder dexamethason.
Naar verwachting is de werkzaamheid van een eendaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische
patiënten vergelijkbaar met die van de eendaagse fosaprepitantbehandeling bij volwassenen.
Pediatrische patiënten die een driedaagse fosaprepitantbehandeling kregen
De werkzaamheid van de driedaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten werd
gebaseerd op die aangetoond bij pediatrische patiënten die de driedaagse orale aprepitantbehandeling
kregen.
Naar verwachting is de werkzaamheid van een driedaagse fosaprepitantbehandeling bij pediatrische
patiënten vergelijkbaar met die van de driedaagse orale aprepitantbehandeling. Zie de samenvatting
van de productkenmerken van EMEND capsules en EMEND poeder voor orale suspensie voor
volledige klinische informatie met betrekking tot onderzoeken die zijn uitgevoerd met oraal aprepitant.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Fosaprepitant, een prodrug van aprepitant, wordt na intraveneuze toediening snel omgezet in
aprepitant. De plasmaconcentraties fosaprepitant liggen binnen 30 minuten na voltooiing van de
infusie onder kwantificeerbare niveaus.
Aprepitant na toediening fosaprepitant
Na een eenmalige intraveneuze dosis 150 mg fosaprepitant toegediend als infusie van 20 minuten aan
gezonde volwassen vrijwilligers was de gemiddelde AUC0- van aprepitant 35,0 µgu/ml en de
gemiddelde maximale concentratie aprepitant was 4,01 µg/ml.
Distributie
Aprepitant wordt in hoge mate aan eiwitten gebonden, gemiddeld 97 %. Het geometrisch gemiddelde
verdelingsvolume bij steady state (Vdss) van aprepitant geschat op basis van een eenmalige
intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg is bij de mens ongeveer 82 l.
Biotransformatie
Fosaprepitant werd bij incubatie met menselijke leverpreparaten in vitro snel in aprepitant omgezet.
Daarnaast onderging fosaprepitant een snelle en bijna volledige omzetting in aprepitant in S9-
preparaten uit andere menselijke weefsels waaronder de nier, long en het ileum. Naar het zich dus laat
aanzien, kan de omzetting van fosaprepitant in aprepitant in meerdere weefsels optreden. Bij mensen
werd intraveneus toegediend fosaprepitant binnen 30 minuten na voltooiing van de infusie snel in
aprepitant omgezet.
Aprepitant wordt in hoge mate gemetaboliseerd. Bij jonge gezonde volwassenen vertegenwoordigt
aprepitant ongeveer 19 % van de radioactiviteit in plasma gedurende 72 uur na een eenmalige
intraveneuze dosis van 100 mg [14C]-fosaprepitant, een prodrug van aprepitant, wat wijst op een
aanzienlijke concentratie metabolieten in het plasma. In menselijk plasma zijn 12 metabolieten van
aprepitant geïdentificeerd. Het metabolisme van aprepitant vindt voornamelijk via oxidatie bij de
morfoline-ring en de zijketens plaats en de resulterende metabolieten waren slechts zwak actief. Uit
onderzoek in vitro met menselijke levermicrosomen blijkt dat aprepitant voornamelijk door CYP3A4
wordt gemetaboliseerd, mogelijk met een geringe bijdrage van CYP1A2 en CYP2C19.
Alle metabolieten die zijn waargenomen in urine, feces en plasma na een intraveneuze dosis 100 mg
[14C]-fosaprepitant werden ook waargenomen na een orale dosis [14C]-fosaprepitant. Na omzetting van
245,3 mg fosaprepitantdimeglumine (equivalent aan 150 mg fosaprepitant) in aprepitant komt 23,9 mg
fosforzuur en 95,3 mg meglumine vrij.
De farmacokinetiek van aprepitant is in het hele klinische doseringsbereik niet-lineair. De terminale
halfwaardetijd van aprepitant na een intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg was ongeveer 11 uur. De
geometrisch gemiddelde plasmaklaring van aprepitant na een intraveneuze dosis fosaprepitant 150 mg
was ongeveer 73 ml/min.
Farmacokinetiek in bijzondere populaties
Leverfunctiestoornis: Fosaprepitant wordt in verschillende extrahepatische weefsels gemetaboliseerd;
daarom wordt niet verwacht dat de omzetting van fosaprepitant in aprepitant wordt veranderd door de
aanwezigheid van een leverfunctiestoornis. Een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse A) heeft
geen klinisch relevante invloed op de farmacokinetiek van aprepitant. Bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Uit de beschikbare gegevens kunnen
geen conclusies over de invloed van een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse B) op de
farmacokinetiek van aprepitant worden getrokken. Voor patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh klasse C) zijn er geen klinische of farmacokinetische gegevens.
Nierfunctiestoornis: Een eenmalige dosis oraal aprepitant 240 mg werd toegediend aan patiënten met
ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min) en aan patiënten met nierlijden in het eindstadium
(ESRD) bij wie hemodialyse nodig was.
Bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis was de AUC0- van totaal aprepitant (ongebonden en
aan eiwit gebonden) 21 % lager en de Cmax 32 % lager dan bij gezonde proefpersonen. Bij patiënten
met ESRD die hemodialyse ondergingen was de AUC0- van totaal aprepitant 42 % lager en de Cmax
32 % lager. Als gevolg van de bescheiden verlaging van de eiwitbinding van aprepitant bij patiënten
met nierlijden werd de AUC van farmacologisch actief ongebonden aprepitant bij patiënten met
nierfunctiestoornis niet aanzienlijk veranderd in vergelijking met gezonde proefpersonen.
Hemodialyse die 4 of 48 uur na toediening plaatsvond had geen effect van belang op de
farmacokinetiek van aprepitant; in het dialysaat werd minder dan 0,2 % van de dosis teruggevonden.
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis of patiënten met ESRD die hemodialyse ondergaan, hoeft de
dosering niet te worden aangepast.
Pediatrische patiënten: Als onderdeel van een driedaagse IV/IV/IV-behandeling worden gesimuleerde
mediane AUC0-24u van aprepitant met mediane piek-plasmaconcentratie (Cmax) op dag 1 en de mediane
concentraties aan het eind van dag 1, dag 2 en dag 3 bij pediatrische patiënten (van 6 maanden tot en
met 17 jaar) weergegeven in tabel 9.
Tabel 9: Farmacokinetische parameters van aprepitant voor driedaagse IV
fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten

Populatie
Driedaagse
AUC 0-24 u.
Cmax
C24
C48
C72
IV/IV/IV dosis
(ng*u/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
12 - 17 jaar
115 mg, 80 mg,
21.172
2475
454
424
417
80 mg
6 - < 12 jaar
25.901
2719
518
438
418
3 mg/kg, 2 mg/kg,
2 - < 6 jaar
20.568
2335
336
248
232
2 mg/kg
6 maanden -
16.979
1916
256
179
167
< 2 jaar
Tabel 10: Farmacokinetische parameters van aprepitant voor eendaagse IV
fosaprepitantbehandeling bij pediatrische patiënten

Populatie
Eendaagse
AUC 0-24 u.
Cmax
C24
C48
C72
IV
(ng*u/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
dosis
12 - 17 jaar
150 mg
30.400
3500
735
NG
NG
6 - < 12 jaar
35.766
3637
746
227
69,2
4 mg/kg
2 - < 6 jaar
28.655
3150
494
108
23,5
6 maanden -
5 mg/kg
30.484
3191
522
112
24,4
< 2 jaar
NG = Niet gemeld
Een farmacokinetische populatieanalyse van aprepitant bij pediatrische patiënten (6 maanden tot en
met 17 jaar) suggereert dat geslacht en ras geen klinisch belangrijk effect hebben op de
farmacokinetiek van aprepitant.
Verband tussen concentratie en effect
Beeldvormingsstudies met positronemissietomografie (PET) gebruikmakend van een zeer specifieke
NK1-receptortracer, waarbij aan gezonde jonge mannen een eenmalige intraveneuze dosis van 150 mg
fosaprepitant werd toegediend (N=8), gaven een bezettingsgraad van NK1-receptoren in de hersenen te
zien van 100 % bij Tmax en 24 uur na toediening, 97 % 48 uur na toediening, en tussen 41 % en
75 % 120 uur na toediening. De bezetting van hersen-NK1-receptoren in deze studie correleert goed
met de plasmaconcentraties van aprepitant.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Preklinische gegevens die verkregen zijn na intraveneuze toediening van fosaprepitant en orale
toediening van aprepitant duiden niet op een speciaal risico voor de mens. Deze gegevens zijn
afkomstig van conventionele studies op het gebied van toxiciteit bij eenmalige en herhaalde dosering,
genotoxiciteit (waaronder in-vitro-onderzoeken) en reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Het carcinogeen potentieel in knaagdieren is alleen onderzocht met oraal toegediend aprepitant. Hier
zij opgemerkt dat de waarde van de toxiciteitsstudies bij knaagdieren, konijnen en apen, waaronder de
onderzoeken naar toxische effecten op de voortplanting, beperkt zijn omdat de systemische
blootstelling aan fosaprepitant en aprepitant slechts ongeveer gelijk was aan of zelfs lager was dan de
therapeutische blootstelling bij volwassen mensen. In de verrichte farmacologische veiligheidsstudies
en studies naar toxiciteit van herhaalde doses met honden waren de Cmax van fosaprepitant en de AUC
van aprepitant 3 maal resp. 40 maal hoger dan de klinische waarden.
In een onderzoek naar toxiciteit bij juveniele honden die van dag 14 tot en met dag 42 postnataal met
fosaprepitant behandeld werden, werd bij mannetjes op 6 mg/kg/dag een afname in testiculair gewicht
en Leydig-celgrootte waargenomen en bij vrouwtjes vanaf 4 mg/kg/dag een toename in
baarmoedergewicht, hypertrofie van de baarmoeder en baarmoederhals, en oedeem van het vaginale
weefsel. In een juveniel toxiciteitsonderzoek van dag 10 tot en met dag 63 postnataal bij ratten die
behandeld werden met aprepitant werd bij vrouwtjes vervroegde vaginale opening vanaf 250 mg/kg
Bij proefdieren veroorzaakte fosaprepitant in niet-commerciële toedieningsvormen vaattoxiciteit en
hemolyse bij concentraties onder 1 mg/ml en hoger, afhankelijk van de toedieningsvorm. Bij
menselijke gewassen bloedcellen werden ook met niet-commerciële toedieningsvormen bij
concentraties fosaprepitant van 2,3 mg/ml en hoger aanwijzingen voor hemolyse gevonden, hoewel
bepalingen met menselijk volbloed negatief waren. Er werd geen hemolyse gevonden bij de
commerciële toedieningsvorm tot concentraties fosaprepitant van 1 mg/ml in menselijk volbloed en
gewassen menselijke erytrocyten.
Bij konijnen veroorzaakte fosaprepitant na paraveneuze, subcutane en intramusculaire toediening
aanvankelijk een lokale acute ontsteking van voorbijgaande aard. Aan het einde van de follow-up
periode (dag 8 post-dosis) werd er, na paraveneuze en intramusculaire toediening, een lichte lokale
subacute ontsteking gezien en daarnaast, na intramusculaire toediening, tot matige focale
spierdegeneratie/necrose met spierregeneratie.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Dinatriumedetaat (E386)
Polysorbaat 80 (E433)
Watervrije lactose
Natriumhydroxide (E524) (voor pH-aanpassing) en/of
Zoutzuur verdund (E507) (voor pH-aanpassing)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
IVEMEND is onverenigbaar met oplossingen die divalente kationen bevatten (bv. Ca2+, Mg2+),
waaronder Hartmanns oplossing en Ringer lactaat. Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met
andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn onder rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar.
Na reconstitutie en verdunning, is chemische en fysische stabiliteit van de gebruiksklare oplossing
gedurende 24 uur aangetoond bij 25 °C.
Uit microbiologisch oogpunt moet dit geneesmiddel direct worden gebruikt. Indien niet direct
gebruikt, zijn de bewaarduur en -omstandigheden van de gebruiksklare oplossing vóór gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zijn normaliter niet langer dan 24 uur bij 2-8 °C.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
Doorzichtige glazen flacon type I 10 ml, met een chloorbutyl of broombutyl rubber stop en aluminium
verzegeling met een grijze plastic flip-off dop.
Verpakkingen: 1 of 10 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
IVEMEND moet voor toediening worden gereconstitueerd en dan verdund.
Bereiding van IVEMEND 150 mg voor intraveneuze toediening:
1.
Injecteer 5 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie in de flacon. Zorg
ervoor dat de natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie via de wand van de
flacon wordt ingebracht om schuimvorming te voorkomen. Zwenk de flacon voorzichtig. Niet
schudden of natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te hard in de flacon
spuiten.
2.
Maak een infusiezak met
145 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie
(bijvoorbeeld door 105 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te
verwijderen uit een infusiezak met 250 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie).
3.
Trek de gehele inhoud van de flacon op en breng deze over in de infusiezak met 145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie om
het totale volume op 150 ml en de
eindconcentratie op 1 mg/ml te brengen
. Keer de zak voorzichtig 2 tot 3 maal om.
4.
Bepaal het volume dat uit deze geprepareerde infusiezak toegediend moet worden op basis van
de aanbevolen dosis (zie rubriek 4.2).
Volwassenen
Het volledige volume van de geprepareerde infusiezak (150 ml) moet toegediend worden.
Pediatrische patiënten
Bij patiënten van 12 jaar en ouder wordt het toe te dienen volume als volgt berekend:
Toe te dienen volume (ml) is gelijk aan de aanbevolen dosis (mg)
Bij patiënten van 6 maanden tot jonger dan 12 jaar wordt het toe te dienen volume als volgt
berekend:
Toe te dienen volume (ml) = de aanbevolen dosis (mg/kg) x gewicht (kg)
o
Let op: overschrijd de maximale doses niet (zie rubriek 4.2).
5.
Voor volumes kleiner dan 150 ml kan, indien nodig, het berekende volume overgebracht worden
naar een zak of spuit van geschikte grootte voorafgaand aan toediening via infusie.
De gereconstitueerde oplossing ziet er hetzelfde uit als het oplosmiddel.
Het gereconstitueerde en verdunde geneesmiddel moet voor toediening visueel op deeltjes en
verkleuring worden gecontroleerd.
Verwijder de overgebleven oplossing en afvalmateriaal. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/437/003
EU/1/07/437/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 11 januari 2008.
Datum van laatste verlenging: 12 november 2012
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR DE VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van de RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOSJE 150 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine overeenkomend met 150 mg fosaprepitant of 130,5 mg
aprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing 1 mg fosaprepitant (1 mg/ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Dinatriumedetaat, polysorbaat 80, watervrije lactose, NaOH en/of verdund HCl (voor pH-aanpassing).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
poeder voor oplossing voor infusie
1 flacon
10 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor eenmalig gebruik.
Geen oraal aprepitant nodig.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Na reconstitutie en verdunning: 24 uur houdbaar bij 25 °C.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/437/003 1 x 1 flacon
EU/1/07/437/004 1 x 10 flacons
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
ivemend 150 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
FLACON ETIKET 150 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
IVEMEND 150 mg poeder voor oplossing voor infusie
fosaprepitant
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is IVEMEND en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is IVEMEND en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
IVEMEND bevat de werkzame stof fosaprepitant, dat in uw lichaam wordt omgezet in aprepitant.
IVEMEND behoort tot een groep geneesmiddelen die 'neurokinine-1 (NK1) receptorantagonisten'
wordt genoemd. Er is een specifiek gebied in de hersenen waar misselijkheid en braken geregeld
worden. IVEMEND werkt door signalen naar dat gebied te blokkeren en remt daardoor misselijkheid
en braken. IVEMEND wordt bij volwassenen, jongeren en kinderen van 6 maanden en ouder gebruikt
in combinatie met andere geneesmiddelen om misselijkheid en braken als gevolg van
chemotherapie (gebruikt bij de behandeling van kanker) die een sterke of een minder sterke
veroorzaker is van misselijkheid en braken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U mag dit middel niet in combinatie met geneesmiddelen met de stoffen pimozide (gebruikt
voor de behandeling van psychische aandoeningen), terfenadine en astemizol (gebruikt voor
hooikoorts en andere allergische aandoeningen) en cisapride (gebruikt voor de behandeling van
spijsverteringsproblemen) gebruiken. Als u deze geneesmiddelen gebruikt moet u dat uw arts
melden, omdat de behandeling dan moet worden aangepast voordat u met IVEMEND begint.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Vertel het uw arts als u een leverziekte heeft voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want de lever
is belangrijk voor de afbraak van dit geneesmiddel in het lichaam. Uw arts zal de conditie van uw
lever daarom mogelijk willen controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef IVEMEND niet aan kinderen jonger dan 6 maanden of die minder wegen dan 6 kg, omdat het bij
deze patiënten niet is onderzocht.
De werking van IVEMEND of andere geneesmiddelen kan beïnvloed worden als u IVEMEND samen
met andere geneesmiddelen gebruikt, waaronder die welke hieronder genoemd worden. Vertel het uw
arts of apotheker als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
-
anticonceptiemiddelen, zoals de pil, pleisters, implantaten en bepaalde spiraaltjes die hormonen
afgeven, werken mogelijk minder goed als ze samen met IVEMEND worden gebruikt.
Gedurende de behandeling met IVEMEND en tot 2 maanden na gebruik van IVEMEND moet
een ander of aanvullend niet-hormonaal anticonceptiemiddel worden gebruikt
-
ciclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus (geneesmiddelen die de afweer van het lichaam
onderdrukken)
-
alfentanil, fentanyl (gebruikt tegen pijn)
-
kinidine (gebruikt bij de behandeling van onregelmatige hartslag)
-
irinotecan, etoposide, vinorelbine, ifosfamide (geneesmiddelen voor de behandeling van kanker)
-
geneesmiddelen met ergotalkaloïdderivaten zoals ergotamine en di-ergotamine (gebruikt bij de
behandeling van migraine)
-
warfarine, acenocoumarol (bloedverdunners; bloedonderzoek kan nodig zijn)
-
rifampicine, claritromycine, telitromycine (antibiotica, gebruikt bij de behandeling van
infecties)
-
fenytoïne (gebruikt bij de behandeling van toevallen)
-
carbamazepine (gebruikt bij de behandeling van depressie en epilepsie)
-
midazolam, triazolam, fenobarbital (geneesmiddelen om rustiger te worden of in slaap te
komen)
-
sint-janskruid (kruidenmiddel, gebruikt bij de behandeling van depressie)
-
proteaseremmers (gebruikt bij de behandeling van hiv-infecties)
-
ketoconazol met uitzondering van shampoo (gebruikt om het syndroom van Cushing te
behandelen ­ wanneer het lichaam een overmaat aan cortisol aanmaakt)
-
itraconazol, voriconazol, posaconazol (geneesmiddelen tegen schimmels)
-
nefazodon (gebruikt bij de behandeling van depressie)
-
diltiazem (een geneesmiddel gebruikt bij de behandeling van hoge bloeddruk)
-
corticosteroïden (zoals dexamethason)
-
geneesmiddelen tegen angstaanvallen (zoals alprazolam)
-
tolbutamide (gebruikt bij de behandeling van diabetes).
Gebruikt u naast IVEMEND nog andere geneesmiddelen of kruidenpreparaten, heeft u dat kort
geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor
nodig heeft.
Zwangerschap en borstvoeding
Dit geneesmiddel mag niet tijdens de zwangerschap gebruikt worden tenzij hier een duidelijke
noodzaak toe bestaat. Bent u zwanger, kunt u zwanger zijn, wilt u zwanger worden of geeft u
borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Voor informatie over het gebruik van IVEMEND met anticonceptiemiddelen, zie `Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?'
Het is niet bekend of IVEMEND bij mensen in de moedermelk terechtkomt, daarom wordt tijdens
behandeling met dit geneesmiddel het geven van borstvoeding niet aanbevolen. Als u borstvoeding
geeft of van plan bent borstvoeding te geven, is het belangrijk om dit aan uw arts te vertellen voordat u
dit geneesmiddel toegediend krijgt.
IVEMEND bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Bij volwassenen (18 jaar en ouder) is de aanbevolen dosering 150 mg fosaprepitant op dag 1 (de dag
van chemotherapie).
Bij kinderen en jongeren (6 maanden tot en met 17 jaar) wordt de aanbevolen dosering gebaseerd op
de leeftijd en het gewicht van de patiënt. Afhankelijk van de behandeling met chemotherapie zijn er
twee mogelijkheden voor hoe IVEMEND gegeven kan worden:
IVEMEND wordt alleen op dag 1 gegeven (enkele dag chemotherapie)
IVEMEND wordt op dag 1, 2 en 3 gegeven (enkele of meerdere dagen chemotherapie)
o
In plaats van IVEMEND kunnen orale toedieningsvormen (toediening via de mond)
van aprepitant voorgeschreven worden op dag 2 en 3.
Het poeder wordt voor gebruik opgelost en verdund. De oplossing voor infusie wordt door een
zorgverlener, zoals een arts of verpleegkundige, via een intraveneus infuus (druppelsgewijs)
toegediend bij volwassenen ongeveer 30 minuten voordat de chemokuur begint, of 60 - 90 minuten
voor de chemokuur begint bij kinderen en jongeren. Uw arts kan u adviseren ook andere
geneesmiddelen te gebruiken waaronder een corticosteroïd (zoals dexamethason) en een `5HT3-
antagonist' (zoals ondansetron) ter voorkoming van misselijkheid en braken. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop met het gebruik van IVEMEND en ga direct naar een arts als u een van de volgende
bijwerkingen opmerkt, want deze kunnen ernstig zijn en u heeft dan mogelijk dringend een
medische behandeling nodig:
-
Netelroos, uitslag, jeuk, moeite met ademen of slikken, of een ernstige bloeddrukverlaging
(frequentie niet bekend, kan niet bepaald worden met de beschikbare gegevens); dit zijn tekenen
van een ernstige allergische reactie.
-
Infusieplaatsreacties (IPR's) op of rondom de infusieplaats. De meeste ernstige IPR's kwamen
voor bij een bepaald soort chemotherapiegeneesmiddel dat uw huid kan verbranden of blaren
veroorzaakt (blaartrekkend) met bijwerkingen zoals pijn, zwelling en roodheid. Bij sommige
mensen die dit soort chemotherapiegeneesmiddel kregen, kwam afsterven van huidweefsel voor
(necrose).
Andere bijwerkingen die gemeld zijn, staan hieronder vermeld:
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 10 gebruikers):
-
verstopping, slechte spijsvertering
-
hoofdpijn
-
vermoeidheid
-
verlies van eetlust
de hik
-
verhoogd aantal leverenzymen in uw bloed.
Soms voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 100 gebruikers):
-
duizeligheid, slaperigheid
-
acne, uitslag
-
angst
-
boeren, misselijkheid, braken, zuurbranden, maagpijn, droge mond, winderigheid
-
toegenomen pijn of brandend gevoel bij het plassen
-
zwakte, zich minder goed voelen
-
roodheid van het gezicht/de huid, opvliegers
-
snelle of onregelmatige hartslag, verhoogde bloeddruk
-
koorts met grotere kans op infectie, minder rode bloedcellen
-
pijn, roodheid en jeuk op de infusieplaats, bloedvatontsteking op de infusieplaats.
Zelden voorkomende bijwerkingen (bij maximaal 1 op de 1000 gebruikers):
-
moeite met denken, gebrek aan energie, smaakstoornis
-
gevoeligheid van de huid voor zonlicht, buitensporig zweten, olieachtige huid, zweertjes op de
huid, jeukende huiduitslag, Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse (zeldzame
ernstige overgevoeligheidsreactie van de huid)
-
verhoogd gevoel van welzijn (euforie), zich niet meer kunnen oriënteren
-
bacteriële infectie, schimmelinfectie
-
ernstige verstopping, maagzweer, ontsteking van de dunne en dikke darm, zweertjes in de
mond, opgeblazen gevoel
-
vaker en meer plassen, glucose (suiker) of bloed in de urine
-
pijn op de borst, zwelling, veranderde manier van lopen
-
hoest, slijm achterin de keel, geïrriteerde keel, niezen, keelpijn
-
afscheiding uit de ogen en jeuk
-
oorsuizen
-
spierspasmen, spierzwakte
-
buitensporige dorst
-
langzame hartslag, aandoening van hart en bloedvaten
-
minder witte bloedcellen, lage concentratie natrium in het bloed, gewichtsverlies
-
verharding op de infusieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C ­ 8 °C).
Het opgeloste en verdunde geneesmiddel is 24 uur stabiel bij 25 °C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is fosaprepitant. Elke flacon bevat fosaprepitantdimeglumine
overeenkomend met 150 mg fosaprepitant. Na reconstitutie en verdunning bevat 1 ml oplossing
1 mg fosaprepitant (1 mg/ml).
-
De andere stoffen in dit middel zijn: dinatriumedetaat (E386), polysorbaat 80 (E433), watervrije
lactose, natriumhydroxide (E524) (voor pH-aanpassing) en/of verdund zoutzuur (E507) (voor
pH-aanpassing).
Hoe ziet dit middel eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
IVEMEND is een wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor infusie.
Het poeder zit in een doorzichtige glazen flacon met een rubber stop en aluminium verzegeling met
een grijze plastic flip-off dop.
Elke flacon bevat 150 mg fosaprepitant. Verpakkingen: 1 of 10 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com

Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
dpoc_austria@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: +386 1 5204 201
medinfo_ireland@merck.com
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Simi: +354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@msd.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Tel: +371 67364224
Health) Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Instructies hoe IVEMEND 150 mg moet worden gereconstitueerd en verdund:
1.
Injecteer 5 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie in de flacon. Zorg
ervoor dat de natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie via de wand van de
flacon wordt ingebracht om schuimvorming te voorkomen. Zwenk de flacon voorzichtig. Niet
schudden of natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te hard in de flacon
spuiten.
2.
Maak een infusiezak met
145 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie
(bijvoorbeeld door 105 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie te
verwijderen uit een infusiezak met 250 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie).
3.
Trek de gehele inhoud van de flacon op en breng deze over in de infusiezak met 145 ml
natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie om
het totale volume op 150 ml en de
eindconcentratie op 1 mg/ml te brengen
. Keer de zak voorzichtig 2 tot 3 maal (zie `Hoe
gebruikt u dit middel?').
4.
Bepaal het volume dat uit deze geprepareerde infusiezak toegediend moet worden op basis van
de aanbevolen dosis (zie de samenvatting van de productkenmerken (SmPC), rubriek 4.2).
Volwassenen
Het volledige volume van de geprepareerde infusiezak (150 ml) moet toegediend worden.
Pediatrische patiënten
Bij patiënten van 12 jaar en ouder wordt het toe te dienen volume als volgt berekend:
Toe te dienen volume (ml) is gelijk aan de aanbevolen dosis (mg)
Bij patiënten van 6 maanden tot jonger dan 12 jaar wordt het toe te dienen volume als volgt
berekend:
Toe te dienen volume (ml) = de aanbevolen dosis (mg/kg) x gewicht (kg)
o
Let op: overschrijd de maximale doses niet (zie de samenvatting van de
productkenmerken (SmPC), rubriek 4.2).

5.
Voor volumes kleiner dan 150 ml kan, indien nodig, het berekende volume overgebracht worden
naar een zak of spuit van geschikte grootte voorafgaand aan toediening via infusie.
Het gereconstitueerde en verdunde opgeloste geneesmiddel is stabiel gedurende 24 uur bij 25 °C.
De gereconstitueerde oplossing ziet er hetzelfde uit als het oplosmiddel.
Verwijder de overgebleven oplossing en afvalmateriaal. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Dit geneesmiddel mag niet worden gereconstitueerd of gemengd met oplossingen waarvan de fysische
en chemische compatibiliteit niet is vastgesteld (zie de samenvatting van de productkenmerken
(SmPC), rubriek 6.2).

Heb je dit medicijn gebruikt? Ivemend 150 mg inf. sol. te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Ivemend 150 mg inf. sol. te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Ivemend 150 mg inf. sol.

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG