Extavia 250 µg/ml

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Extavia bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per flacon*.
Na reconstitutie bevat elke ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b.
* geproduceerd door genetische manipulatie van
Escherichia coli.stam.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Poeder - wit tot gebroken wit van kleur.
Oplosmiddel - heldere/kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Extavia is geïndiceerd voor de behandeling van:
Patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een actief ontstekingsproces dat
ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te verantwoorden als
alternatieve diagnose is uitgesloten, en als is vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico
hebben om klinisch definitieve multipele sclerose te ontwikkelen (zie rubriek 5.1).
Patiënten met relapsing remitting multipele sclerose en twee of meer recidieven gedurende de
laatste twee jaar.
Patiënten met secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is,
dat wil zeggen recidiveert.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Extavia dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts die met de
behandeling van de ziekte vertrouwd is.
Dosering
Volwassenen en adolescenten van 12-17 jaar
De aanbevolen dosis Extavia bedraagt 250 microgram (8,0 miljoen IE), die in 1 ml van de
gereconstitueerde oplossing zit (zie rubriek 6.6), en die om de dag subcutaan moet worden ingespoten.
In het algemeen wordt bij aanvang van de behandeling dosistitratie aanbevolen.
Gestart dient te worden met 62,5 microgram (0,25 ml) subcutaan om de dag, langzaam verhoogd naar
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag (zie Tabel A). De titratieperiode kan worden
aangepast indien een significante ongewenste reactie optreedt. Voor een adequate werkzaamheid, dient
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag te worden bereikt.
2
Tabel A
Schema voor dosistitratie*
Behandeldag
Dosis
Volume
1, 3, 5
62,5 microgram
0,25 ml
7, 9, 11
125 microgram
0,5 ml
13, 15, 17
187,5 microgram
0,75 ml
≥ 19
250 microgram
1,0 ml
*
De titratieperiode kan worden aangepast als een significante ongewenste reactie optreedt.
De optimale dosis is nog niet volledig opgehelderd.
Momenteel is het niet bekend hoe lang de patiënt behandeld moet worden. Uit gecontroleerd klinisch
onderzoek zijn over maximaal 5 jaar follow-up-gegevens afkomstig over patiënten met relapsing-
remitting multipele sclerose en over maximaal 3 jaar over patiënten met secundair progressieve
multipele sclerose. Voor relapsing-remitting multipele sclerose, is effectiviteit voor de eerste twee jaar
aangetoond. De beschikbare gegevens voor de extra 3 jaar wijzen op een aanhoudende werkzaamheid
van de behandeling met Extavia gedurende de gehele periode.
Voor patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose, is de werkzaamheid
van een behandeling gedurende een periode van drie jaar aangetoond.
De behandeling wordt niet aanbevolen bij patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose bij wie
zich in de voorafgaande 2 jaar minder dan 2 recidieven hebben voorgedaan of bij patiënten met
secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte in de voorgaande 2 jaar niet actief geweest
is.
Indien de patiënt niet reageert, bv. als er gedurende 6 maanden een constante progressie op de
‘Expanded Disability Status Scale’ (EDSS) optreedt, of behandeling met ten minste
3 adrenocorticotroop hormoon (ACTH)- of corticosteroïdkuren gedurende een periode van één jaar
noodzakelijk is ondanks de Extavia-therapie, dient de behandeling met Extavia te worden gestaakt.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen formele klinische studies of farmacokinetische studies uitgevoerd bij kinderen of
adolescenten. Beperkte gepubliceerde gegevens suggereren echter dat het veiligheidsprofiel bij
adolescenten tussen 12 en 17 jaar die om de dag subcutaan Extavia 8,0 miljoen IE kregen toegediend,
lijkt op het profiel dat bij volwassenen is waargenomen. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het
gebruik van Extavia bij kinderen jonger dan 12 jaar en Extavia dient daarom bij deze populatie niet te
worden gebruikt.
Wijze van toediening
De gereconstitueerde oplossing dient om de dag subcutaan te worden geïnjecteerd.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon bèta, humane albumine of voor
een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Patiënten met gedecompenseerde leverziekte (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
3
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Immuunsysteemaandoeningen
De toediening van cytokinen aan patiënten met een reeds bestaande monoklonale gammopathie is in
verband gebracht met de ontwikkeling van systemisch capillaire-lek-syndroom met shock-achtige
symptomen en fatale afloop.
Maagdarmstelselaandoeningen
Gevallen van pancreatitis werden waargenomen bij gebruik van Extavia, vaak gepaard gaand met
hypertriglyceridemie.
Zenuwstelselaandoeningen
Extavia dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met vroegere of actuele
depressieve stoornissen en in het bijzonder bij patiënten met zelfmoordgedachten (zie rubriek 4.3). Het
is bekend dat depressie en zelfmoordgedachten in toenemende mate voorkomen bij de multipele
sclerose populatie en in associatie met interferon gebruik. Patiënten die met Extavia worden behandeld
dienen te worden aangeraden elk symptoom van depressie en/of zelfmoordgedachten onmiddellijk aan
de voorschrijvende arts te melden. Patiënten die een depressie vertonen, moeten nauwgezet worden
gecontroleerd tijdens de behandeling met Extavia en dienen passend te worden behandeld. Staken van
de behandeling met Extavia dient te worden overwogen (zie ook rubrieken 4.3 en 4.8).
Extavia dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epilepsie, bij patiënten die behandeld worden met anti-epileptica, en in het bijzonder bij patiënten met
epilepsie die niet voldoende onder controle is met anti-epileptica (zie rubrieken 4.5 en 4.8).
Dit geneesmiddel bevat humaan albumine en daarom brengt het een mogelijk risico van overdracht
van virusziekten met zich mee. Een risico van het overbrengen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob
kan niet worden uitgesloten.
Laboratoriumonderzoek
Het verdient aanbeveling bij patiënten met een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig
of wanneer klinisch geïndiceerd schildklierfunctietests te verrichten.
Behalve de onderzoeken die normaalgesproken nodig zijn voor de controle van patiënten met
multipele sclerose, worden ook voorafgaand aan het starten met de behandeling en met een
regelmatige interval na starten met de behandeling met Extavia, en daarna periodiek bij het ontbreken
van klinische symptomen de volgende onderzoeken aanbevolen: volledig bloedbeeld en differentiële
witte bloedceltellingen, trombocytentelling en bloedchemie, inclusief leverfunctie (bv.
aspartaataminotransferase serumglutamaatoxaalacetaattransaminase (SGOT), alanineaminotransferase
serumglutamaatpyruvaattransaminase (SGPT) en gammaglutamyltransferase).
Voor patiënten met anemie, trombocytopenie of leukopenie (alleen of in enige combinatie) kan een
intensievere controle van het volledige bloedbeeld, met differentiële en trombocytentellingen
noodzakelijk zijn. Patiënten die neutropenie ontwikkelen, moeten zorgvuldig worden bewaakt op het
ontwikkelen van koorts of een infectie. Er zijn meldingen geweest van trombocytopenie, met
sluipende dalingen van het aantal trombocyten.
4
Lever- en galaandoeningen
Asymptomatische verhogingen van serumtransaminases, in de meeste gevallen licht van aard en van
korte duur, kwamen zeer vaak voor bij patiënten die tijdens klinisch onderzoek met Extavia werden
behandeld. Net als bij andere bèta interferonen zijn gevallen van ernstige leverbeschadiging,
waaronder leverfalen, gemeld bij patiënten die met Extavia worden behandeld. De ernstigste gevallen
kwamen dikwijls voor bij patiënten die aan andere geneesmiddelen of stoffen waren blootgesteld
waarvan bekend is dat ze in verband worden gebracht met hepatotoxiciteit of in aanwezigheid van
comorbide, medische aandoeningen (bijvoorbeeld een metastaserende, maligne ziekte, ernstige
infectie en sepsis, alcoholmisbruik).
De patiënt moet worden geobserveerd op tekenen van leverbeschadiging. Het optreden van
verhogingen van serumtransaminases zou moeten leiden tot nauwkeurige begeleiding en onderzoek.
Staken van de therapie met Extavia moet worden overwogen indien de waarden significant stijgen of
met klinische symptomen zoals geelzucht in verband zijn gebracht. Indien er geen klinische
aanwijzingen zijn dat de lever beschadigd is en als de leverenzymen genormaliseerd zijn, kan
overwogen worden opnieuw met de behandeling te beginnen. De leverfuncties dienen in dit geval
regelmatig te worden gecontroleerd.
Trombotische microangiopathie (TMA) en hemolytische anemie (HA)
Bij gebruik van interferon bèta-producten zijn gevallen van TMA, gemanifesteerd als trombotische
trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, waaronder
fatale gevallen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie,
koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bijv. verwardheid, parese) en nierinsufficiëntie.
Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA zijn verlaagde trombocytentelling, verhoogde
serumlactaatdehydrogenase (LDH) als gevolg van hemolyse en schistocyten (erytrocytfragmentatie)
op een bloedfilm. Daarom worden, als klinische kenmerken van TMA worden waargenomen, verdere
tests van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloedfilms en nierfunctie aanbevolen. Bovendien zijn
er bij interferon bèta-producten gevallen gemeld van HA die niet geassocieerd zijn met TMA,
waaronder immuun-HA. Er zijn levensbedreigende en fatale gevallen gemeld. Gevallen van TMA
en/of HA zijn gemeld op verschillende momenten tijdens de behandeling en kunnen enkele weken tot
jaren na aanvang van de behandeling met interferon bèta optreden. Als TMA en/of HA wordt
gediagnosticeerd en een relatie met Extavia wordt vermoed, is een snelle behandeling (waarbij in het
geval van TMA plasmawisseling moet worden overwogen) vereist en wordt onmiddellijk staken van
Extavia aanbevolen.
Nier- en urinewegaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden en zorgvuldige controle moet worden overwogen bij het toedienen van
interferon bèta aan patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Nefrotisch syndroom
Gevallen van nefrotisch syndroom met verschillende onderliggende nefropathieën waaronder
collaberende focale segmentale glomerulosclerose (FSGS), minimal change disease (MCD),
membranoproliferatieve glomerulonefritis (MPGN) en membraneuze glomerulopathie (MGN) zijn
gemeld tijdens de behandeling met interferon bèta producten. Gevallen werden op verschillende
momenten tijdens de behandeling gemeld en kunnen zich na verscheidene jaren van behandeling met
interferon bèta voordoen. Periodieke controle van vroege verschijnselen of klachten, bijv. oedeem,
proteïnurie en verminderde nierfunctie, wordt aanbevolen, met name bij patiënten met een hoger risico
op nierziekte. Directe behandeling van nefrotisch syndroom is vereist en het stopzetten van de
behandeling met Extavia moet worden overwogen.
5
Hartaandoeningen
Extavia dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een reeds bestaande
hartaandoening. Patiënten met reeds bestaande ernstige hartziekten, zoals decompensatio cordis,
coronairlijden of aritmie, moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op verslechtering van hun
hartaandoening, met name tijdens het starten van de behandeling met Extavia.
Hoewel Extavia geen bekende direct-werkende cardiale toxiciteit heeft, kunnen symptomen van het
griepachtig syndroom die samenhangen met bèta-interferonen voor patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte belastend zijn. Tijdens de post-marketing periode zijn zeer zelden meldingen
ontvangen van een tijdelijke verslechtering van de cardiale toestand aan het begin van de behandeling
met Extavia bij patiënten met een reeds bestaande ernstige hartziekte.
Gevallen van cardiomyopathie zijn gerapporteerd. Als dit optreedt en er een relatie met Extavia wordt
vermoed, moet de behandeling worden gestaakt.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Er kunnen ernstige overgevoeligheidsreacties (ernstige acute bijwerkingen zoals bronchospasme,
anafylaxie en urticaria) optreden. Als de bijwerkingen ernstig zijn, moet de behandeling met Extavia
worden gestaakt en moet de juiste medische interventie plaatsvinden.
Bij patiënten die Extavia gebruiken, is ook necrose op de injectieplaats gemeld (zie rubriek 4.8). Deze
kan omvangrijk zijn, en zowel de spierfascie als het vetweefsel kunnen erbij betrokken zijn en daarom
kan dit littekenvorming tot gevolg hebben. Débridement en, minder vaak, huidtransplantatie kunnen in
zeldzame gevallen noodzakelijk zijn en de genezing kan tot 6 maanden duren.
Als de patiënt een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of afvoer van vocht
van de injectieplaats, moet de patiënt het advies krijgen zijn/haar arts te raadplegen voordat de
injecties met Extavia worden gecontinueerd.
Als de patiënt meerdere laesies heeft, moet er worden gestopt met Extavia worden gestaakt totdat
genezing is opgetreden. Patiënten met een enkele laesie kunnen doorgaan met het gebruik van Extavia
mits de necrose niet te uitgebreid is, omdat bij sommige patiënten tijdens het gebruik van Extavia
genezing van de necrose op de injectieplaats is opgetreden.
Om het risico van necrose op de injectieplaats te minimaliseren moet patiënten worden geadviseerd:
een aseptische injectietechniek te gebruiken
de injectieplaatsen bij elke dosis af te wisselen
De incidentie van injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een auto-injector. In
het kernonderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose
werd bij de meeste patiënten een auto-injector gebruikt. Er werden in dit onderzoek minder vaak
injectieplaatsreacties en necrose waargenomen dan in de andere kernonderzoeken.
De procedure voor het zelf toedienen door de patiënt moet periodiek worden beoordeeld, met name als
er reacties op de injectieplaats zijn opgetreden.
Immunogeniciteit
Net als bij alle therapeutische eiwitten bestaat het gevaar van immunogeniciteit. In gecontroleerd
klinisch onderzoek werden elke 3 maanden serummonsters verzameld voor het controleren op de
ontwikkeling van antilichamen tegen Extavia.
6
In de verschillende gecontroleerde klinische onderzoeken ontwikkelde zich in het serum van tussen
23% en 41% van de patiënten een voor interferon bèta-1b neutraliserende activiteit, bevestigd door op
zijn minst twee opeenvolgende positieve titers. Bij tussen 43% en 55% van deze patiënten veranderde
dit in een stabiele antilichaam-negatieve toestand (op basis van twee opeenvolgende negatieve titers)
in de aansluitende observatieperiode van het betreffende onderzoek.
Het ontstaan van neutraliserende activiteit is geassocieerd met een vermindering van de klinische
werkzaamheid uitsluitend met betrekking tot de recidiefactiviteit. Sommige analyses duiden er op dat
dit effect bij patiënten met hoge titers neutraliserende activiteit duidelijker aanwezig zou kunnen zijn.
In het onderzoek bij patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose werd
neutraliserende activiteit, om de 6 maanden gemeten, ten minste eenmaal waargenomen bij 32% (89)
patiënten direct behandeld met Extavia. 60% (53) van deze patiënten keerde terug naar de negatieve
status gebaseerd op de laatste beschikbare evaluatie binnen de periode van 5 jaar. Binnen deze
onderzoeksperiode werd de ontwikkeling van neutraliserende activiteit gerelateerd aan een significante
toename van nieuwe, actieve laesies en T2-laesievolume bij magnetic resonance imaging. Echter, dit
leek niet geassocieerd te zijn met een vermindering in klinische werkzaamheid (wat betreft tijd tot
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS), tijd tot bevestigde EDSS progressie en het aantal
recidieven).
Er zijn geen nieuwe ongewenste voorvallen in verband gebracht met de ontwikkeling van de
neutraliserende activiteit.
Er is
in vitro
aangetoond dat er een kruisreactie optreedt tussen Extavia en natuurlijk interferon bèta.
Er is echter geen
in vivo
onderzoek gedaan en de klinische relevantie is niet duidelijk.
Er is weinig bekend over patiënten die een neutraliserende activiteit hebben ontwikkeld en de Extavia-
behandeling hebben afgemaakt.
De beslissing om de behandeling voort te zetten of te staken moet gebaseerd zijn op de klinische
activiteit van de ziekte in plaats van op de status van de neutraliserende activiteit.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, d.w.z. in wezen ‘natriumvrij’.
Personen met een overgevoeligheid voor latex
Het verwijderbare beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit van Extavia bevat een derivaat van
natuurlijk latexrubber. Hoewel er geen natuurlijk latexrubber in het beschermkapje is aangetroffen, is
het veilige gebruik van de voorgevulde injectiespuit van Extavia niet onderzocht bij personen met een
overgevoeligheid voor latex en er is daarom een mogelijk risico op overgevoeligheidsreacties dat niet
volledig uitgesloten kan worden.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Het effect van het om de dag toedienen van 250 microgram (8,0 miljoen IE) Extavia op het
geneesmiddelenmetabolisme van patiënten met multipele sclerose is onbekend. Corticosteroïd- of
ACTH-behandeling van recidieven gedurende een periode tot 28 dagen, werd goed verdragen door
patiënten die Extavia kregen toegediend.
Vanwege het gebrek aan klinische ervaring bij patiënten met multipele sclerose wordt het gebruik van
Extavia samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.
7
Er is gerapporteerd dat interferonen de activiteit van levercytochroom P450-afhankelijke enzymen
verminderen bij mens en dier. Voorzichtigheid dient te worden betracht wanneer Extavia wordt
toegediend in combinatie met geneesmiddelen die een smalle therapeutische breedte hebben en die
grotendeels van het levercytochroom P450-systeem afhankelijk zijn voor hun klaring, b.v. anti-
epileptica. Bij comedicatie die een effect heeft op het hematopoëtisch systeem, dient men extra
voorzichtigheid te betrachten.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Een grote hoeveelheid gegevens (meer dan 1.000 zwangerschapsuitkomsten) uit interferon bèta-
zwangerschapsregisters, nationale registers en postmarketingervaring duidt niet op aanwijzingen voor
een verhoogd risico op belangrijke aangeboren afwijkingen, na blootstelling vóór de conceptie of
blootstelling tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.
De duur van de blootstelling tijdens het eerste trimester is echter onzeker, omdat gegevens werden
verzameld toen interferon bèta-gebruik gecontra-indiceerd was tijdens de zwangerschap en de
behandeling waarschijnlijk werd onderbroken toen de zwangerschap werd ontdekt en/of bevestigd.
Ervaring met blootstelling tijdens het tweede en derde trimester is zeer beperkt.
Gebaseerd op gegevens bij dieren (zie rubriek 5.3) is er een mogelijk verhoogd risico op spontane
abortus. Het risico op spontane abortussen bij zwangere vrouwen die worden blootgesteld aan
interferon bèta kan niet adequaat worden beoordeeld aan de hand van de momenteel beschikbare
gegevens. De gegevens duidden, tot zo ver, niet op een verhoogd risico.
Indien klinisch noodzakelijk, kan het gebruik van Extavia tijdens de zwangerschap worden
overwogen.
Borstvoeding
De beperkte beschikbare informatie over het overgaan van interferon bèta-1b in de moedermelk,
alsook de chemische / fysiologische eigenschappen van interferon bèta, suggereert dat de niveaus van
interferon bèta-1b die worden uitgescheiden in de moedermelk te verwaarlozen zijn. Er worden geen
schadelijke effecten verwacht op de pasgeborene/baby die borstvoeding krijgt.
Extavia kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen onderzoeken naar fertiliteit uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
Bijwerkingen gerelateerd aan het centraal zenuwstelsel die in verband gebracht worden met het
gebruik van Extavia kunnen de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen bij daarvoor
gevoelige patiënten beïnvloeden.
8
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af bij
verdere behandeling. De meest frequent waargenomen bijwerkingen zijn een griepachtig
symptoomcomplex (koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren, hoofdpijn of spierpijn), wat
voornamelijk het gevolg is van de farmacologische werking van het geneesmiddel en reacties op de
injectieplaats. Reacties op de injectieplaats traden frequent op na toediening van Extavia. Roodheid,
zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn, overgevoeligheid, necrose en niet-specifieke bijwerkingen
werden significant in verband gebracht met behandeling met 250 microgram (8,0 miljoen IE) Extavia.
De meest ernstige bijwerkingen die zijn gemeld, zijn onder andere trombotische microangiopathie
(TMA) en hemolytische anemie (HA).
In het algemeen wordt in het begin van de behandeling dosistitratie geadviseerd om de tolerantie voor
Extavia te verhogen (zie rubriek 4.2). Griepachtige symptomen kunnen ook worden verminderd door
de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen. Het optreden van
injectieplaatsreacties kan beperkt worden door gebruik van een auto-injector.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In de volgende tabellen is de meest toepasselijke MedDRA-term gebruikt om een bepaalde reactie en
zijn synoniemen en verwante aandoeningen te beschrijven.
De volgende lijsten met bijwerkingen zijn gebaseerd op meldingen uit klinische studies
(Tabel 1,
bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen)
en uit post-marketing surveillance
(Tabel 2, frequenties -
waar bekend - gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak
1/10, vaak
1/100, <1/10, soms
1/1.000, <1/100, zelden
1/10.000, <1/1.000, zeer zelden <1/10.000))
van het gebruik van Extavia.
De ervaring met Extavia bij patiënten met multipele sclerose is beperkt en als gevolg daarvan is het
mogelijk dat bijwerkingen met een lage incidentie nog niet zijn waargenomen.
9
Tabel 1
Bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen met incidentiecijfers ≥ 10% en de
bijbehorende percentages van placebo; significant gerelateerde bijwerkingen < 10%
gebaseerd op meldingen van klinische studies
Eenmalig
voorval
wijzend op
multipele
sclerose
(BENEFIT)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Europese
studie)
Extavia
250 microgram
(Placebo)
n=360 (n=358)
13% (11%)
4% (2%)
53% (28%)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Noord-
Amerikaanse
studie)
Extavia
250 microgram
(Placebo)
n=317(n=308)
11% (10%)
4% (5%)
88% (68%)
Relapsing-
remitting
multipele
sclerose
Systeem/orgaanklassen
Bijwerkingen
en
Laboratoriumafwij-
kingen
Extavia
250 microgram
(placebo)
n=292 (n=176)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Infectie
6% (3%)
Abcessen
0% (1%)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Lymfocytenaantal
79% (45%)
daling
(<1500/mm
3
)
 
°
Absolute
11% (2%)
neutrofielenaantal daling
(<1500/mm
3
)
 
* °
Witte bloedcellenaantal
daling
11% (2%)

(<3000/mm³) * °
Lymfadenopathie
1% (1%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Bloedglucose daling
3% (5%)
(< 55 mg/dl)
Psychische stoornissen
Depressie
10% (11%)
Angst
3% (5%)
Zenuwstelselaandoeningen
27% (17%)
Hoofdpijn
Duizeligheid
3% (4%)
Slapeloosheid
8% (4%)
Migraine
2% (2%)
Paresthesie
16% (17%)
Oogaandoeningen
Conjunctivitis
1%(1%)
3% (1%)
Visie afwijking
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
0% (1%)
Hartaandoeningen
Palpitatie *
1% (1%)
Bloedvataandoeningen
Vasodilatatie
0% (0%)
Hypertensie °
2% (0%)
Extavia
250 microgram
(Placebo)
n=124 (n=123)
14% (13%)
1% (6%)
82% (67%)
18% (5%)
4% (10%)
18% (5%)
13% (4%)
3% (1%)
27% (27%)
13% (4%)
11% (5%)
5% (3%)
16% (4%)
14% (11%)
15% (13%)
24% (31%)
6 % (5 %)
47% (41%)
14% (14%)
12% (8 %)
4% (3%)
35% (39%)
2% (3 %)
11% (15%)
<1% (1%)
2% (3%)
6% (4%)
4% (2%)
44% (41%)
10% (11%)
55% (46%)
28% (26%)
26% (25%)
5% (4%)
40% (43%)
6% (6%)
11% (11%)
6% (8%)
5% (2%)
13% (8%)
9% (8%)
25% (24%)
15% (13 %)
84% (77 %)
35% 28%)
31% (33%)
12% (7%)
19% (21%)
12% (10%)
7% (4%)
16% (15%)
8% (2%)
18% (17%)
7% (2%)
10
Ademhalingsstelsel-, borstkas-en mediastinumaandoeningen
Bovenste
18% (19%)
3% (2%)
luchtweginfectie
Sinusitis
4% (6%)
6% (6%)
Toegenomen hoesten
2% (2%)
5% (10%)
Dyspneu *
0% (0%)
3% (2%)
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
4% (2%)
7% (10%)
Obstipatie
1% (1%)
12% (12%)
Misselijkheid
3% (4%)
13% (13%)
5% (1%)
4% (6%)
Braken
Buikpijn °
5% (3%)
11% (6%)
Lever-en galaandoeningen
Alanine
aminotransferase
18% (5%)
14% (5%)
verhoogd (SGPT > 5
maal basislijn)
 
* °
Aspartaat
aminotransferase
6% (1%)
4% (1%)
stijging (SGOT > 5 maal
basislijn)
 
* °
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huidaandoening
1% (0%)
4% (4%)
11% (3%)
20% (12%)
Uitslag °
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Hypertonie °
2% (1%)
41% (31%)
Myalgie * °
8% (8%)
23% (9%)
Myasthenie
2% (2%)
39% (40%)
Rugpijn
10% (7%)
26% (24%)
Pijn in extremiteit
6% (3%)
14% (12%)
Nier- en urinewegaandoeningen
Urineretentie
1% (1%)
4% (6%)
Urine-eiwit positief
25% (26%)
14% (11%)
(> 1+)
Frequente urinelozing
1% (1%)
6% (5%)
Urine-incontinentie
1% (1%)
8% (15%)
Aandrang
1% (1%)
8% (7%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Dysmenorroe
2% (0%)
<1% (<1%)
Menstruatiestoornissen
1% (2%)
9% (13%)
*
Metrorragie
2% (0%)
12% (6%)
Impotentie
1% (0%)
7% (4%)
-
16% (18%)
11% (15%)
8% (6%)
21% (19%)
22% (24%)
32% (30%)
10% (12%)
18% (16%)
-
36% (26%)
31% (23%)
8% (2%)
35% (29%)
24% (18%)
48% (49%)
21% (19%)
32% (24%)
4% (2%)
19% (6%)
2% (1%)
4% (0%)
19% (17%)
26% (20%)
57% (57%)
19% (29%)
57% (60%)
31% (32%)
-
15% (13%)
5%(5%)
12% (11%)
20% (19%)
21% (17%)
6% (5%)
10% (8%)
10% (10%)
10% (11%)
6% (8%)
27% (32%)
26%(24%)
44% (28%)
13% (10%)
36% (37%)
0% (0%)
-
5% (3%)
3% (5%)
2% (1%)
4% (2%)
18% (11%)
17% (8%)
15% (8%)
2% (1%)
11
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Reactie injectieplaats
52% (11%)
78% (20%)
89% (37%)
85% (37%)
§
(diverse typen) *°
Necrose injectieplaats *
1% (0%)
5% (0%)
6% (0%)
5% (0%)
°
Griepachtige
44% (18%)
61% (40%)
43% (33%)
52% (48%)
symptomen
&
13% (5%)
40% (13%)
29% (24%)
59% (41%)
Koorts
* °
Pijn
4% (4%)
31% (25%)
59% (59%)
52% (48%)
Pijn op de borst °
1% (0%)
5% (4%)
15% (8%)
15% (15%)
Perifeer oedeem
0% (0%)
7% (7%)
21% (18%)
7% (8%)
Asthenie *
22% (17%)
63% (58%)
64% (58%)
49% (35%)
5% (1%)
23% (7%)
22% (12%)
46% (19%)
Rillingen * °
Transpireren *
2% (1%)
6% (6%)
10% (10%)
23% (11%)
Malaise *
0% (1%)
8% (5%)
6% (2%)
15% (3%)
De meest toepasselijke MedDRA-term wordt gebruikt om een bepaalde reactie en zijn synoniemen
en verwante aandoeningen te beschrijven.
Laboratoriumafwijking
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor patiënten met eerste voorval wijzen op
MS, p<0,05
*
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor RRMS, p<0,05
°
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor SPMS, p<0,05
§
Injectieplaatsreactie (diverse typen) omvat alle bijwerkingen op en rond de injectieplaats,
namelijk: injectieplaatsbloeding, injectieplaats overgevoeligheid, injectieplaats ontsteking,
injectieplaats massa, injectieplaatsnecrose, injectieplaatspijn, injectieplaatsreactie,
injectieplaats oedeem, en injectieplaats atrofie.
&
“Griepachtige symptomencomplex” is het griepsyndroom en/of een combinatie van ten
minste twee bijwerkingen van koorts, rillingen, myalgie, malaise, transpiratie
Bijwerkingen geïdentificeerd gedurende post-marketing surveillance (frequenties –
waar bekend – gemeten op basis van gepoolde klinische studiegegevens n=1.093)
Zeer vaak
(1/10)
Vaak
(1/100,
<1/10)
Anemie
Soms
(1/1.000,
<1/100)
Trombo-
cytopenie
Zelden
(1/10.000,
<1/1.000)
Frequentie
niet bekend
Tabel 2
Systeem/orgaanklassen
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Endocriene aandoeningen
Hypothyreoïd
ie
Trombotische
Hemolytische
microangiopathie*** anemie*/***
waaronder
trombotische
trombocytopenische
purpura/hemolytisch
uremisch syndroom
#
Anafylactische reacties Capillair lek-
sydroom bij
reeds
bestaande
monoklonale
gammopathie
*
Hyperthyreoïdie,
Gestoorde
schildklierfunctie
12
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Gewichts-
toename,
Gewichtsafna
me
Verwardheid
Verhoogde
bloedtrigly-
ceriden
Anorexia*
Psychische stoornissen
Zelfmoord-
poging (zie ook
rubriek 4.4),
Emotionele
labiliteit
Convulsie
Zenuwstelselaandoeningen
Hartaandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoeninge
n
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Lever- en
galaandoeningen
Tachycardie
Cardiomyopathie*
Bronchospasme*
Pulmonale
arteriële
hypertensie**
Pancreatitis
Verhoogd
Verhoogd
Leverschade
bloedbilirubin gammaglutamyl (waaronder hepatitis),
e
transferase,
Leverfalen*
Hepatitis
Urticaria,
Huidverkleuring
Pruritus,
Alopecia
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Door
geneesmiddel
geïnduceerde
lupus
erythematosus
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
Artralgie
Nefrotisch
syndroom,
glomerulosclero
se (zie
rubriek 4.4)*
, #
Menstruatie-
Voortplantingsstelsel- en
stoornissen
borstaandoeningen
* Bijwerkingen gemeld tijdens postmarketing.
#
Van toepassing op de gehele klasse van interferon bèta-producten (zie rubriek 4.4).
** Klasse-aanduiding voor interferonproducten, zie onder “Pulmonale arteriële hypertensie”.
*** Levensbedreigende en/of fatale gevallen zijn gemeld.
Pulmonale arteriële hypertensie
Met interferon bèta-bevattende producten zijn gevallen van pulmonale arteriële hypertensie (PAH)
gemeld. De voorvallen werden op verscheidene tijdstippen gemeld, waaronder tot enkele jaren na
aanvang van de behandeling met interferon bèta.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
13
4.9
Overdosering
Interferon bèta-1b is toegediend bij volwassen kankerpatiënten in afzonderlijke doses tot wel
5500 microgram (176 miljoen IE) intraveneus, drie maal per week zonder ernstige bijwerkingen die de
vitale functies zouden kunnen aantasten.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunostimulantia, interferonen, ATC-code: L03AB08
Interferonen behoren tot de familie der cytokinen; dit zijn natuurlijk voorkomende eiwitten.
Interferonen hebben een molecuulgewicht variërend van 15.000 tot 21.000 Dalton. Men heeft drie
hoofdklassen interferonen geïdentificeerd: alfa, bèta en gamma. Interferon alfa, interferon bèta en
interferon gamma vertonen overlappende, doch van elkaar verschillende, biologische activiteiten. De
activiteiten van interferon bèta-1b zijn soortgebonden, derhalve is de meest relevante farmacologische
informatie verkregen uit studies van humane celkweken of humane
in-vivo-studies.
Werkingsmechanisme
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen
bezit. Het werkingsmechanisme van interferon bèta-1b bij multipele sclerose is niet geheel bekend.
Het is echter bekend dat de biologische responsemodificerende eigenschappen van interferon bèta-1b
worden gemedieerd door middel van de interacties met specifieke celreceptoren die aanwezig zijn op
het humane celoppervlak. De binding van interferon bèta-1b aan deze receptoren induceert de
expressie van een aantal genproducten, waarvan gedacht wordt dat ze de mediatoren zijn van de
biologische activiteit van interferon bèta-1b. Een aantal van deze producten is aangetoond in serum en
cellulaire fracties van bloed dat werd afgenomen bij patiënten die met interferon bèta-1b werden
behandeld. Interferon bèta-1b vermindert de bindingsaffiniteit en bevordert de internalisatie en
degradatie van de interferon-gamma-receptor. Interferon bèta-1b bevordert tevens de
suppressoractiviteit van de perifere mononucleaire bloedcellen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er is geen afzonderlijk onderzoek verricht naar de invloed van Extavia op het cardiovasculair systeem,
het ademhalingsstelsel en de functie van endocriene organen.
Relapsing-remitting multipele sclerose (RR-MS)
Er werd één gecontroleerde klinische trial met Extavia uitgevoerd bij patiënten met relapsing-remitting
multipele sclerose die zonder hulp konden lopen (EDSS-uitgangswaarde 0 tot 5,5). Bij de patiënten die
Extavia kregen toegediend, namen de frequentie (30%), de ernst van de klinische recidieven en het
aantal opnamen vanwege de ziekte af. Bovendien nam de duur van het recidiefvrije interval toe. Er is
geen bewijs dat Extavia effect heeft op de duur van de recidieven of op de symptomen tussen de
recidieven in en er is geen significant effect gezien op de ziekteprogressie bij relapsing-remitting
multipele sclerose.
14
Secondary progressive multipele sclerose (SP-MS)
Er werden twee gecontroleerde klinische trials uitgevoerd met Extavia waarbij in totaal
1.657 patiënten met secundair progressieve multipele sclerose betrokken waren (EDSS-
uitgangswaarde 3 tot 6,5, dat wil zeggen dat de patiënten konden lopen). Matig zieke patiënten en
patiënten die niet konden lopen werden niet in de studie opgenomen. De twee onderzoeken leverden
inconsistente resultaten op voor de primaire eindpunttijd tot bevestigde progressie, dat een vertraging
van de invaliditeitsprogressie weergeeft:
In een van de twee onderzoeken werd een statistisch significante verlenging van de tijd tot
invaliditeitsprogressie aangetoond (hazard ratio = 0,69; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,55; 0,86),
p=0,0010, wat overeenkomt met een risicoreductie van 31% door Extavia) en van de tijd tot
rolstoelafhankelijkheid (hazard ratio = 0,61; 95% betrouwbaarheidsinterval (044; 0,85), p=0,0036, wat
overeenkomt met een risicoreductie van 39% door Extavia) bij patiënten die Extavia kregen
toegediend. Dit effect bleef gedurende de observatieperiode van maximaal 33 maanden bestaan. Het
behandeleffect trad op bij patiënten op alle onderzochte invaliditeitsniveaus en onafhankelijk van
recidiefactiviteit.
In de tweede Extavia-trial naar secundair progressieve multipele sclerose werd geen verlenging van de
tijd tot invaliditeitsprogressie waargenomen. Er is bewijs dat de totale ziekteactiviteit van de bij dit
onderzoek betrokken patiënten lager was dan in het andere onderzoek naar secundair progressieve
multipele sclerose.
In een retrospectieve meta-analyse van de gegevens van beide onderzoeken werd een statistisch
significant totaal behandeleffect gevonden (p=0,0076; 8,0 miljoen IE Extavia versus alle
placebopatiënten).
Uit retrospectieve analyses van subgroepen bleek dat bij patiënten met ziekteactiviteit voor aanvang
van de behandeling de kans op een behandeleffect op de invaliditeitsprogressie het grootst is [hazard
ratio 0,72; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,59; 0,88), p=0,0011, wat overeenkomt met een
risicoreductie van 28% door Extavia bij patiënten met recidieven of een uitgesproken EDSS-
progressie, 8,0 miljoen IE Extavia versus alle placebopatiënten]. Uit deze retrospectieve
subgroepanalyses kwamen gegevens naar voren die er op duiden dat zowel recidieven als uitgesproken
EDSS-progressie (EDSS >1 punt of > 0,5 punt voor EDSS >=6 in de voorgaande twee jaar) gebruikt
kunnen worden om patiënten met ziekteactiviteit te identificeren.
In beide trials was sprake van een reductie van de frequentie (30%) van klinische recidieven bij
patiënten met secundair progressieve multipele sclerose die Extavia kregen toegediend. Er is geen
bewijs dat Extavia effect heeft op de duur van de recidieven.
Eenmalig demyeliniserend voorval wijzend op multipele sclerose
Een gecontroleerde klinische trial met Extavia werd uitgevoerd bij patiënten met een eenmalig
klinisch voorval en ‘Magnetic Resonance Imaging’ (MRI) kenmerken die wijzen op multipele sclerose
(ten minste twee klinisch stille laesies op de T2-gewogen MRI). Patiënten met monofocale of
multifocale aanvang van de ziekte werden ingesloten (d.w.z. patiënten met klinisch bewijs voor
respectievelijk een enkele of ten minste twee laesies van het centraal zenuwstelsel). Elke andere ziekte
dan multipele sclerose die de tekenen en symptomen van de patiënt beter verklaarde moest worden
uitgesloten. Deze studie bestond uit twee fases, een placebo-gecontroleerde fase gevolgd door een
vooraf-geplande vervolgfase. De placebo-gecontroleerde fase duurde 2 jaar of totdat de patiënt
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS) ontwikkelde, afhankelijk van wat het eerst optrad. Na
de placebo-gecontroleerde fase, namen patiënten deel aan een vooraf-geplande vervolgfase met
Extavia om de effecten van directe versus vertraagde aanvang van Extavia-behandeling te bepalen,
waarbij patiënten werden vergeleken, die aanvankelijk gerandomiseerd waren naar Extavia (“directe
behandelingsgroep”) of naar placebo (“vertraagde behandelingsgroep”). Patiënten en onderzoekers
bleven geblindeerd voor de initiële behandelingstoewijzing.
15
In de placebo-gecontroleerde fase vertraagde Extavia de progressie van het eerste klinische voorval tot
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS) op een statistisch significante en klinisch
betekenisvolle wijze, overeenkomend met een risicoreductie van 47% (hazard ratio = 0,53, 95%
betrouwbaarheidsinterval (0,39, 0,73, p< 0,0001). Binnen de onderzoeksperiode van twee jaar trad
CDMS op bij 45% van de placebogroep, vergeleken met 28% van de Extavia-groep (Kaplan-Meier
schattingen). Extavia verlengde de tijdsduur tot CDMS met 363 dagen, van 255 dagen in de
placebogroep tot 618 dagen in de Extavia-groep (op basis van 25 percentielen). Het behandelingseffect
was nog steeds duidelijk na het additionele vervolgjaar, bij welk stadium de risicoreductie 41% was
(hazard ratio = 0,53, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,42, 0,83), p=0,0011). Binnen de studieduur van
drie jaar trad CDMS in 51% bij de vertraagde behandelingsgroep op in vergelijking met 37% bij de
directe behandelingsgroep (Kaplan-Meier schattingen). Het behoud van het behandelingseffect werd
waargenomen, ondanks dat de meerderheid van de patiënten uit de placebo-groep met Extavia werd
behandeld in het derde jaar van de studie.
De robuustheid van het behandelingseffect werd ook aangetoond door de vertraging tot multipele
sclerose volgens de McDonald criteria. In twee jaar was het risico 85% in de placebo-groep en 69% in
de Extavia-groep (hazard ratio = 0,57, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,46, 0,71), p< 0,00001).
Na 3 jaar toonde een vooraf-geplande interimanalyse dat EDSS progressie (bevestigde toename in
EDSS van groter dan of gelijk aan 1,0 vergeleken met basislijn) optrad bij 24% van de patiënten in de
vertraagde behandelingsgroep in vergelijking met 16% in de directe behandelingsgroep [hazard ratio =
0,6, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,39, 0,92), p=0,022]. Er is geen bewijs voor profijt in termen van
bevestigde invaliditeitsprogressie in de meerderheid van patiënten, die “directe” behandeling
ontvingen. Patiënten worden verder gevolgd om additionele gegevens te verkrijgen. Er werd geen
voordeel in kwaliteit van leven (zoals gemeten door FAMS – Functional Assessment of MS:
Treatment Outcomes Index) waargenomen, dat toe te schrijven was aan Extavia.
Subgroepanalyses toonden, volgens basislijnfactoren, substantieel bewijs voor werkzaamheid in alle
beoordeelde subgroepen. Significante effecten werden ook verkregen bij patiënten met minder
gedissemineerde en minder actieve ziekte ten tijde van het eerste voorval. Het risico op progressie naar
CDMS binnen twee jaar was bij patiënten met een monofocale aanvang met placebo 47% en 24% met
Extavia, zonder gadolinium (gd-) contrast 41% en 20%, met minder dan 9 T2 laesies 39% en 18%.
Verdere subgroepanalyses indiceerde een hoog risico voor progressie naar CDMS binnen twee jaar bij
monofocale patiënten met ten minste 9 T2 laesies (55% risico voor CDMS in placebo, 26% in
Extavia) of Gd contrast (63% versus 33%). Bij multifocale patiënten was het risico voor CDMS
onafhankelijk van MRI-bevindingen op de basislijn. Deze patiënten hebben een hoog risico voor
CDMS, vanwege de disseminatie van de ziekte zoals gestaafd door klinische bevindingen. Echter, de
impact van vroege behandeling met Extavia is zelfs in deze hoog risico subgroepen onbekend omdat
dit onderzoek ontworpen werd ter beoordeling van de tijd tot CDMS en niet de langetermijnevolutie
van de ziekte. Bovendien is er tot op heden geen heldere definitie van een hoog risico patiënt. In elk
geval dient de behandeling uitsluitend te worden gegeven aan patiënten geclassificeerd als hoog risico.
Therapie met Extavia werd goed verdragen in het onderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch
voorval zoals de hoge voltooide onderzoeken aangeven (92,8% in de Extavia groep). Ter verhoging
van de tolerantie van Extavia in het onderzoek van patiënten met een eerste klinisch voorval, werd
dosistitratie toegepast en in het begin van het onderzoek werden niet-steroïde anti-inflammatoire
geneesmiddelen toegediend. Daarbij werd door het merendeel van de patiënten een auto-injector
gebruikt.
RR-MS, SP-MS en op zichzelf staand klinisch voorval wijzend op MS
In alle onderzoeken naar multipele sclerose reduceerde Extavia effectief de ziekteactiviteit (acute
ontstekingsverschijnselen in het centrale zenuwstelsel en permanente weefselveranderingen) zoals die
met magnetic resonance imaging (MRI) werd gemeten. De relatie tussen de ziekteactiviteit van
multipele sclerose zoals die met MRI wordt gemeten en het klinische resultaat is momenteel nog niet
volledig duidelijk.
16
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Serumwaarden van Extavia werden gecontroleerd bij patiënten en vrijwilligers met behulp van een
bio-assay die niet geheel specifiek was. Maximale serumwaarden van ongeveer 40 IE/ml werden
gevonden, 1-8 uur na subcutane injectie van 500 microgram (16,0 miljoen IE) interferon bèta-1b. Uit
verscheidene onderzoeken konden de gemiddelde klaring en de halfwaardetijd van de dispositiefasen
in het serum worden geschat op, respectievelijk, ten hoogste 30 ml·min
-1
·kg
-1
en 5 uur.
Toediening van Extavia-injecties om de dag heeft geen verhoging van de serumwaarden tot gevolg en
de farmacokinetiek lijkt geen verandering te ondergaan tijdens de behandeling.
De absolute biologische beschikbaarheid van subcutaan toegediend interferon bèta-1b is ongeveer
50%.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen acute toxiciteitsstudies uitgevoerd. Aangezien knaagdieren niet reageren op humaan
interferon bèta, werden studies met herhaalde toedieningen uitgevoerd bij resusapen. Men heeft een
voorbijgaande hyperthermie waargenomen, evenals een significante toename van lymfocyten en een
significante afname van trombocyten en gesegmenteerde neutrofielen. Er zijn geen langetermijn
toxiciteitsstudies uitgevoerd.
Er zijn geen lange-termijnstudies verricht. Voortplantingsstudies bij resusapen hebben een maternale
toxiciteit en een toegenomen frequentie van spontane abortussen aan het licht gebracht, hetgeen
resulteerde in prenatale mortaliteit. Er zijn geen misvormingen vastgesteld bij de overlevende dieren.
Onderzoeken naar fertiliteit zijn niet uitgevoerd. Er is geen invloed waargenomen op de
oestrogeencyclus van de aap. Ervaring met andere interferonen wijst op een potentieel risico van
aantasting van de mannelijke en vrouwelijke fertiliteit.
In een enkelvoudige genotoxiciteitsstudie (Ames test) is geen mutageen effect waargenomen.
Carcinogenetische studies zijn niet uitgevoerd. Een in vitro celtransformatietest gaf geen aanwijzing
voor een tumorinducerend effect.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Humaan albumine
Mannitol (E421)
Oplosmiddel
Natriumchloride
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan het bijgeleverde
oplosmiddel welke vermeld is in rubriek 6.6.
17
6.3
2 jaar.
Houdbaarheid
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. Echter, stabiliteit tijdens
gebruik is gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C aangetoond.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Poeder
3 ml injectieflacon (doorzichtig type I glas) met een butylrubber stop (type I) en een aluminium
verzegelingdie 300 microgram (9,6 miljoen IE) (recombinant interferon bèta-1b) poeder bevat.
Oplosmiddel
2,25 ml dosisgemarkeerde voorgevulde injectiespuit (type I glas) (met dosismarkeringen van: 0,25 ml,
0,5 ml, 0,75 ml, 1,0 ml) met 1,2 ml oplosmiddel.
Verpakkingsgrootten:
Verpakking met 5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met poeder en 42 (3x14) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 45 (3x15) injectieflacons met poeder en 45 (3x15) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met poeder en 45 (3x15) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten, wat niet door personen met een
overgevoeligheid voor deze stof gehanteerd moet worden.
Reconstitutie
Om het poeder te reconstitueren, dient de voorgevulde spuit met oplosmiddel te worden gebruikt met
een naald of flaconverbindingsstuk om de 1,2 ml oplosmiddel (natriumchloride 5,4 mg/ml (0,54%)
oplossing voor injectie) te injecteren in de Extavia-injectieflacon. Het poeder dient volledig op te
lossen zonder schudden. Na reconstitutie dient 1,0 ml van de oplossing uit de injectieflacon te worden
opgezogen in de spuit voor de toediening van 250 microgram Extavia.
18
Controle vóór gebruik
Het gereconstitueerde product dient visueel gecontroleerd te worden alvorens te gebruiken. Het
gereconstitueerde product is kleurloos tot licht geel en licht glanzend tot glanzend.
Het geneesmiddel is niet geschikt om gebruikt te worden als het deeltjes bevat of verkleurd is.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/454/008-014
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 mei 2008
Datum van laatste verlenging: 20 mei 2013
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
19
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
20
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
D-90429 Neurenberg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen. De PSUR-cyclus van Extavia komt overeen met het
referentieproduct, Betaferon, totdat anders wordt gespecificeerd.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
21
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
22
A. ETIKETTERING
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR EENHEIDSVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
24
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/008
EU/1/08/454/010
EU/1/08/454/011
EU/1/08/454/013
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia
25
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
26
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS VOOR MULTIVERPAKKING (INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
3 maanden multiverpakking: 42 (3 verpakkingen van 14) injectieflacons met poeder en
42 (3 verpakkingen van 14) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking: 45 (3 verpakkingen van 15) injectieflacons met poeder en
45 (3 verpakkingen van 15) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking: 42 (3 verpakkingen van 14) injectieflacons met poeder en
45 (3 verpakkingen van 15) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
27
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
3 maanden multiverpakking met 45 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
42 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/009
EU/1/08/454/012
EU/1/08/454/014
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia
28
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
29
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING VOOR MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
30
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
3 maanden multiverpakking met 45 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
42 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/009
EU/1/08/454/012
EU/1/08/454/014
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia
31
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Extavia 250 microgram/ml, poeder voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Subcutaan gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C – 8°C.
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
250 microgram (8,0 miljoen IE) per ml na reconstitutie.
6.
OVERIGE
33
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor reconstitutie van Extavia
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Novartis Europharm Limited
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
34
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Extavia
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
6.
OVERIGE
0,25 / 0,5 / 0,75 / 1,0
35
B. BIJSLUITER
36
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Extavia 250 microgram/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
interferon bèta-1b
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Extavia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Bijlage – Werkwijze voor zelfinjectie
1.
Wat is Extavia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Extavia?
Extavia is een type geneesmiddel dat bekend is als interferon en wordt gebruikt voor de behandeling
van multipele sclerose. Interferonen zijn eiwitten die door het lichaam worden gemaakt en die helpen
bij het bestrijden van aanvallen op het immuunsysteem, zoals virale infecties.
Hoe werkt Extavia?
Multipele sclerose (MS)
is een langdurige aandoening waarbij het centrale zenuwstelsel (CZS), in het
bijzonder de werking van de hersenen en het ruggenmerg, wordt aangetast. Bij MS vernietigt een
ontsteking de beschermende schede (myeline genaamd) rond de zenuwen van het CZS waardoor de
zenuwen niet meer naar behoren kunnen werken. Dit wordt demyelinisatie genoemd.
De precieze oorzaak van MS is onbekend. Men vermoedt dat een abnormale reactie van het
immuunsysteem van het lichaam een belangrijke rol speelt in het proces waardoor het CZS wordt
beschadigd.
De schade aan het CZS
kan worden toegebracht tijdens een MS-aanval (terugval). Het kan tijdelijk
invaliditeit veroorzaken, zoals moeilijkheden bij het lopen. De symptomen kunnen geheel of
gedeeltelijk verdwijnen.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het de reactie van het afweersysteem verandert en dat het
helpt om de activiteit van de ziekte te verminderen.
Hoe helpt Extavia uw ziekte te bestrijden
Een eenmalig klinisch voorval dat wijst op een hoog risico op het ontwikkelen van multipele
sclerose:
Het is aangetoond dat Extavia de progressie naar werkelijke multipele sclerose vertraagt.
Relapsing-remitting multipele sclerose:
Mensen met relapsing-remitting MS hebben incidentele
aanvallen of terugvallen waarbij de symptomen duidelijk verergeren. Men heeft aangetoond dat
Extavia het aantal aanvallen vermindert en ze minder ernstig maakt. Het vermindert ook het aantal
ziektegerelateerde opnames in het ziekenhuis en verlengt de tijd tussen opeenvolgende terugvallen.
37
Secundaire progressieve multipele sclerose:
In sommige gevallen ondervinden mensen met
relapsing-remitting MS dat hun symptomen verergeren, waardoor ze overgaan naar een andere vorm
van MS, secundaire progressieve MS genaamd. In deze fase merken de patiënten dat ze steeds
ernstiger gehandicapt raken, ongeacht het aantal terugvallen. Extavia kan het aantal en de ernst van de
aanvallen verminderen, en de progressie van de invaliditeit vertragen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Extavia is bestemd voor patiënten
die voor de eerste maal symptomen hebben gehad die wijzen op een hoog risico voor de
ontwikkeling van multipele sclerose.
Uw arts zal andere oorzaken, die de symptomen zouden
kunnen verklaren, uitsluiten voordat u behandeld wordt.
die lijden aan relapsing-remitting multipele sclerose, met minstens twee terugvallen
binnen de laatste twee jaar.
die lijden aan secundair progressieve multipele sclerose en bij wie de ziekte actief is zoals
aangetoond door de terugvallen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch
voor natuurlijk of recombinant interferon bèta, humaan albumine of voor een
van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U lijdt aan een depressie en/of zelfmoordgedachten
(zie “Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?” en rubriek 4 “Mogelijke bijwerkingen”).
-
U heeft een ernstige leveraandoening
(zie “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit
middel?”, “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?” en rubriek 4 “Mogelijke bijwerkingen”).
Breng uw arts op de hoogte
als een van deze punten op u van toepassing is
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt:
-
als u monoklonale gammopathie heeft.
Dit is
een aandoening van het immuunsysteem
waarbij een afwijkend eiwit in het bloed wordt gevonden.
Er kunnen zich problemen met de
kleine bloedvaten (haarvaten) voordoen (systemisch capillair leksyndroom) bij gebruik van
geneesmiddelen zoals Extavia. Dit kan leiden tot shock (collaps) en kan zelfs fataal zijn.
als u een depressie heeft gehad of zich depressief voelt, of als u in het verleden
zelfmoordgedachten heeft gehad.
Uw arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend
controleren. Als uw depressie en/of zelfmoordgedachten ernstig zijn, zal Extavia niet aan u
worden voorgeschreven (zie ook “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”).
als u ooit epileptische aanvallen heeft gehad of als u geneesmiddelen neemt tegen epilepsie
(anti-epileptica). Uw arts zal uw behandeling nauwlettend controleren (zie ook “Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?” en rubriek 4 “Mogelijke bijwerkingen”).
als u ernstige nierproblemen heeft;
uw arts kan tijdens de behandeling uw nierfunctie
controleren.
als u ooit een allergische reactie op latex heeft gehad.
Het beschermkapje van de voorgevulde
injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber. Daarom kan het beschermkapje
natuurlijk latexrubber bevatten.
-
-
-
-
38
Uw arts moet ook van de volgende punten op de hoogte worden gebracht
als u Extavia gebruikt:
-
als u symptomen ervaart zoals jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
de tong of plotselinge kortademigheid.
Dit kunnen symptomen zijn van een ernstige
allergische reactie, die levensbedreigend kan worden.
als u zich merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan voor de behandeling met Extavia,
of als u gedachten over zelfmoord krijgt.
Als u een depressie krijgt terwijl u Extavia gebruikt,
kan een speciale behandeling nodig zijn en zal uw arts u tijdens de behandeling nauwgezet
controleren en eventueel overwegen om uw behandeling stop te zetten. Als u lijdt aan een
ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten zal u niet worden behandeld met Extavia (zie ook
“Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”).
als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding,
of als u toch wel erg veel infecties oploopt.
Dit kunnen symptomen zijn van een daling van het
aantal bloedcellen of van het aantal bloedplaatjes in uw bloed (cellen, die helpen bij de
bloedstolling). Uw arts zal u hiervoor mogelijk extra moeten controleren.
als u merkt dat u minder eetlust heeft, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk
moet overgeven, en vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het
wit van de ogen geel wordt of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
Deze symptomen
kunnen wijzen op een leverprobleem. Er kwamen tijdens klinische studies veranderingen in
leverfunctiewaarden voor bij patiënten die werden behandeld met Extavia. Zoals bij andere
bèta-interferonen werd zelden ernstige leverbeschadiging, waaronder gevallen van leverfalen,
gemeld bij patiënten die Extavia namen. De meest ernstige gevallen werden gemeld bij
patiënten die andere geneesmiddelen namen of die aandoeningen hadden die de lever kunnen
aantasten (bv. alcoholmisbruik, ernstige infectie).
als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling, van de enkels of de
benen bijvoorbeeld, of kortademigheid.
Dit kan wijzen op een aandoening van de hartspier
(cardiomyopathie) die werd gemeld bij patiënten die Extavia gebruikten.
als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug, en/of als u zich misselijk voelt of
koorts heeft.
Dit kan wijzen op een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), die werd
gemeld bij gebruik van Extavia. Dit gaat vaak samen met een verhoging van bepaalde
bloedvetten (triglyceriden).
Stop met de inname van Extavia en breng uw arts onmiddellijk op de hoogte
als u
een van deze punten ervaart.
-
-
-
-
-
39
Overige punten om rekening mee te houden als u Extavia gebruikt:
-
Er zullen bloedonderzoeken moeten worden uitgevoerd
om het aantal bloedcellen, de
samenstelling van het bloed en de leverenzymen te bepalen. Deze worden uitgevoerd
vóórdat u
begint met het gebruik van Extavia, regelmatig na het opstarten van de behandeling met
Extavia en vervolgens met tussenperioden gedurende de behandeling,
zelfs als u geen
specifieke symptomen vertoont. Deze bloedonderzoeken worden uitgevoerd naast de
onderzoeken die gewoonlijk worden uitgevoerd om uw MS te controleren.
Als u aan een hartaandoening lijdt, kunnen de griepachtige symptomen die vaak
voorkomen bij het begin van de behandeling een extra belasting voor u betekenen.
Daarom
moet men voorzichtig zijn bij het gebruik van Extavia en zal uw arts controleren of uw
hartaandoening niet erger wordt, met name aan het begin van de behandeling. Extavia zelf heeft
geen rechtstreekse invloed op het hart.
De werking van uw schildklier zal worden gecontroleerd,
op regelmatige basis of wanneer
uw arts het om andere redenen nodig vindt.
Extavia bevat humaan albumine en vormt daardoor een potentieel risico op het
overdragen van virale aandoeningen.
Het risico op overdracht van de ziekte van Creutzfeldt-
Jakob (CJD) kan niet worden uitgesloten.
Tijdens de behandeling met Extavia kan uw lichaam stoffen produceren die
neutraliserende antistoffen worden genoemd,
en die een reactie kunnen aangaan met Extavia.
Het is nog niet duidelijk of deze neutraliserende antistoffen de effectiviteit van de behandeling
verminderen. Neutraliserende antistoffen worden niet bij alle patiënten geproduceerd. Op dit
ogenblik is het niet mogelijk om te voorspellen welke patiënten bij deze groep behoren.
Tijdens de behandeling met Extavia kunnen zich nierproblemen voordoen die uw
nierfunctie kunnen verminderen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose).
Uw arts
kan onderzoeken doen om uw nierfunctie te controleren.
Tijdens uw behandeling kunnen er bloedstolsels ontstaan in de kleine bloedvaten.
Deze
bloedstolsels kunnen uw nieren aantasten. Dit kan een aantal weken tot een aantal jaren na het
starten met Extavia gebeuren. Uw arts zal mogelijk uw bloeddruk, bloed (bloedplaatjestelling)
en de functie van uw nieren willen controleren.
Tijdens uw behandeling kunt u last hebben van een bleke of een gele kleur in uw gezicht of
donker gekleurde urine. U kunt daarbij ook last hebben van een ongewoon duizelig gevoel,
zich snel moe voelen of moeite hebben met ademen.
Dit kunnen tekenen zijn van te weinig
rode bloedcellen (bloedarmoede). U kunt dit enkele weken tot jaren na het starten van Extavia
krijgen. Uw arts kan bloedtesten uitvoeren. Vertel uw arts als u andere geneesmiddelen
tegelijkertijd met Extavia gebruikt.
-
-
-
-
-
-
-
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de behandeling met Extavia is het mogelijk dat u reacties op de injectieplaats ervaart.
De symptomen omvatten roodheid, zwelling, verkleuring van de huid, ontsteking, pijn en
overgevoeligheid. Afsterven van de huid en weefselbeschadiging (necrose) rond de injectieplaats zijn
minder vaak gemeld. Reacties op de injectieplaats komen gewoonlijk minder vaak voor na verloop
van tijd.
Afsterven van huid en weefsel op de injectieplaats kan leiden tot littekenvorming. In ernstige gevallen
moet de arts mogelijk lichaamsvreemd materiaal en dood weefsel verwijderen (débridement) en,
minder vaak, is een huidtransplantatie noodzakelijk, waarbij de genezing kan oplopen tot 6 maanden.
40
Om het risico op reacties op de injectieplaats te verkleinen, moet u:
een steriele (aseptische) injectietechniek gebruiken,
bij elke injectie de injectieplaats afwisselen (zie Bijlage 'Werkwijze voor zelfinjectie').
Reacties op de injectieplaats komen minder vaak voor als u een auto-injector gebruikt. Uw arts of
verpleegkundige kan u hierover inlichten.
Als u een huidbeschadiging opmerkt, die samenhangt met zwelling of het weglekken van vocht
uit de injectieplaats:
Stop met het injecteren van Extavia
en raadpleeg uw arts
Als u slechts één pijnlijke injectieplaats heeft
(laesie)
en de weefselbeschadiging
(necrose)
niet te uitgebreid is, mag u Extavia verder gebruiken.
Als u meer dan één pijnlijke injectieplaats heeft
(meerdere laesies) moet u het gebruik van
Extavia stopzetten tot uw huid genezen is.
Uw arts zal de manier waarop u uzelf injecteert regelmatig controleren,
vooral indien u reacties
heeft gehad op de injectieplaats.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er zijn geen formele klinische studies uitgevoerd bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Er zijn echter enkele gegevens beschikbaar over jongeren van 12 tot 17 jaar die doen vermoeden dat
de veiligheid van Extavia bij deze groep gelijk is aan die van volwassenen. Extavia dient niet te
worden gebruikt bij kinderen jonger dan 12 jaar omdat er geen gegevens zijn voor deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Extavia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Er zijn geen formele interactiestudies uitgevoerd om na te gaan of Extavia invloed heeft op andere
geneesmiddelen of door andere geneesmiddelen beïnvloed wordt.
Gebruik van Extavia in combinatie met andere geneesmiddelen die de reactie van het immuunsysteem
veranderen is niet aanbevolen, met uitzondering van ontstekingsremmende geneesmiddelen van het
type corticosteroïden en adrenocorticotroop hormoon (ACTH).
Voorzichtigheid is geboden wanneer Extavia wordt toegediend in combinatie met:
-
geneesmiddelen die een bepaald leverenzymsysteem
(bekend als het cytochroom P450-
systeem)
nodig hebben
voor verwijdering uit het lichaam, bijvoorbeeld geneesmiddelen die
worden gebruikt voor de behandeling van epilepsie (zoals fenytoïne).
-
geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen beïnvloeden.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Extavia wordt onderhuids ingespoten zodat niet wordt verwacht dat voedsel en drank die u consumeert
enig effect zal hebben op Extavia.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er worden geen schadelijke effecten verwacht op de pasgeborene/baby die borstvoeding krijgt.
Extavia kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
41
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Extavia kan bijwerkingen veroorzaken in het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4 “Mogelijke
bijwerkingen”). Als u zeer gevoelig bent kan uw vermogen om te rijden of om machines te bedienen
hierdoor worden beïnvloed.
Extavia bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, d.w.z. in wezen ‘natriumvrij’.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
De behandeling met Extavia moet worden gestart onder toezicht van een arts met ervaring in de
behandeling van multipele sclerose.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is om de dag
(eenmaal in de twee dagen), 1,0 ml van de bereide Extavia-
oplossing (zie bijlage “Werkwijze voor zelfinjectie” in het tweede deel van deze bijsluiter) ingespoten
onder de huid (subcutaan). Dit is gelijk aan 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
In het algemeen dient de behandeling gestart te worden met een lage dosis van 0,25 ml
(62,5 microgram). Uw doses zullen daarna geleidelijk worden verhoogd tot de volledige dosis van
1,0 ml (250 microgram).
De dosis dient bij elke vierde injectie verhoogd te worden in vier stappen (0,25 ml, 0,5 ml, 0,75 ml,
1,0 ml). Uw arts kan samen met u beslissen om de tijdsintervallen voor dosisverhoging te veranderen,
afhankelijk van de bijwerkingen die u aan het begin van de behandeling kunt ervaren.
Het bereiden van de injectie
Vóór injectie moet de Extavia-oplossing worden bereid
uit een injectieflacon Extavia-poeder en
1,2 ml vloeistof uit de voorgevulde spuit. Toediening zal door uw arts of verpleegkundige óf door u
zelf gedaan worden, nadat u zorgvuldig heeft geoefend.
Gedetailleerde instructies voor zelfinjectie van Extavia onder de huid
zijn opgenomen in de
Bijlage achterin deze bijsluiter. In deze instructie staat ook hoe de Extavia-oplossing voor injectie
moet worden bereid.
De injectieplaats moet regelmatig worden gewisseld.
Zie rubriek 2 “Wanneer moet u extra
voorzichtig zijn met dit middel?” en volg de instructies onder “Afwisselen van injectieplaats” in de
bijlage achterin deze bijsluiter.
Duur van de behandeling
Momenteel is niet bekend hoe lang de behandeling met Extavia zou moeten duren.
Uw arts zal samen
met u beslissen hoe lang de behandeling zal duren.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Het geven van een veelvoud van de bij de behandeling van MS aanbevolen dosis Extavia heeft niet tot
levensbedreigende situaties geleid.
Raadpleeg uw arts
als u te veel of te vaak Extavia heeft geïnjecteerd.
42
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om uzelf op de juiste tijd een injectie te geven, doe dit dan zodra u het zich
herinnert en ga 48 uur later door met de volgende injectie.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten enkele dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Praat er over met uw arts als u de behandeling stopt of wenst stop te zetten. Er worden geen acute
ontwenningsverschijnselen verwacht na het stoppen met Extavia.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Extavia kan ernstige bijwerkingen veroorzaken. Krijgt u veel last van een bijwerking? Of krijgt u een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte en stop met het gebruik van Extavia:
als u symptomen ervaart zoals jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of tong
of plotselinge kortademigheid.
als u zich merkbaar verdrietiger en hopelozer voelt dan voor de behandeling met Extavia, of als
u zelfmoordgedachten krijgt.
als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding of als
u toch wel erg veel infecties oploopt.
als u uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk moet overgeven,
vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het wit van de ogen geel wordt
of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling van bijvoorbeeld de enkels
of de benen, of kortademigheid.
als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug, en/of als u zich misselijk voelt of koorts
heeft.
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte:
als u sommige of al deze symptomen krijgt: schuimachtige urine, vermoeidheid, zwelling,
vooral van de enkels en de oogleden en gewichtstoename, omdat dit verschijnselen kunnen zijn
van een mogelijk nierprobleem.
-
-
-
-
-
-
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af als
de behandeling langer duurt.
43
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
Griepachtige verschijnselen
zoals koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren,
hoofdpijn en spierpijn. Deze verschijnselen kunnen worden verminderd door inname van
paracetamol of niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals ibuprofen.
Reacties op de injectieplaats.
Symptomen kunnen roodheid, zwelling, verkleuring van de huid,
ontsteking, pijn, overgevoeligheid en weefselbeschadiging (necrose) zijn. Zie “Wanneer moet u
extra voorzichtig zijn met dit middel?” in rubriek 2 voor meer informatie en advies als u een
reactie ervaart op de injectieplaats. De reacties kunnen worden verminderd door gebruik van een
auto-injector. Raadpleeg uw arts, apotheker of verpleegkundige voor meer informatie.
Om het risico op bijwerkingen bij de aanvang van de behandeling te verminderen, dient uw arts te
starten met een lage dosis Extavia en deze geleidelijk te verhogen. (zie rubriek 3 “Hoe gebruikt u dit
middel?”).
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies met Extavia
(Lijst 1) en van meldingen van bijwerkingen van het op de markt gebrachte product (Lijst 2).
Lijst 1:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen die optraden in klinische studies met Extavia
(kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) en in een hoger percentage dan
waargenomen bij placebo. De lijst bevat ook bijwerkingen die vaak optraden (kunnen
voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) maar die significant geassocieerd waren
met de behandeling:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
infectie, abces
afname van het aantal witte bloedcellen, gezwollen lymfeklieren (lymfadenopathie)
afname van het bloedsuikergehalte (hypoglykemie)
depressie, angst
hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, migraine, verdoofd gevoel of tintelingen (paresthesie)
oogontsteking (conjunctivitis), abnormaal zien
oorpijn
onregelmatig, snel kloppen of pulsatie van het hart (hartkloppingen)
roodheid en/of blozen in het gezicht als gevolg van verwijding van de bloedvaten
(vasodilatatie), verhoogde bloeddruk (hypertensie)
neusloop, hoesten, heesheid als gevolg van infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis,
toegenomen hoesten, kortademigheid (dyspneu)
diarree, verstopping, misselijkheid, braken, buikpijn
stijging van de bloedspiegels van leverenzymen (wordt aangetoond met bloedonderzoek)
huidaandoening, huiduitslag
spierstijfheid (hypertonie), pijnlijke spieren (myalgie), spierslapte (myasthenie), rugpijn, pijn in
ledematen zoals vingers en tenen
ophouden van urine (urineretentie), eiwit in de urine (kan naar voren komen bij urine-
onderzoek), frequente urinelozing, urine niet op kunnen houden (urine-incontinentie), aandrang
pijnlijke maandelijkse bloedingen (dysmenorroe), menstruatiestoornissen, veel bloedverlies uit
de baarmoeder (metrorragie) met name tussen twee menstruaties, impotentie
reactie op de injectieplaats (waaronder roodheid, zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn,
allergische reactie, zie rubriek 2 “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”),
afsterven van huid en weefselbeschadiging (necrose) op de injectieplaats (zie rubriek 2
“Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”)
griepachtige verschijnselen, koorts, pijn, pijn op de borst, vochtophoping in arm, been of
gezicht (perifeer oedeem), gebrek/verlies van kracht (asthenie), rillingen, transpireren, algeheel
gevoel van ziek zijn.
44
Tevens zijn de volgende bijwerkingen geïndentificeerd tijdens post-marketing ervaring.
Lijst 2:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Over het op de markt gebrachte product gemelde bijwerkingen (frequenties – waar
bekend – gebaseerd op klinische studies):
Zeer vaak (kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen):
pijnlijke gewrichten (arthralgie).
Vaak (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
de aantallen rode bloedcellen kunnen dalen (anemie),
de schildklier werkt niet goed (er wordt te weinig hormoon geproduceerd) (hypothyreoïdie),
gewichtstoename of -verlies,
verwarring,
ongewoon snelle hartslag (tachycardie),
een roodachtig geel pigment (bilirubine), dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(dit wordt aangetoond met bloedonderzoek),
gezwollen en meestal jeukende huidvlekken of slijmvliesmembranen (urticaria),
jeuk (pruritus),
haaruitval op het hoofd (alopecia),
menstruatiestoornissen (menorragie).
Soms (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen):
het aantal bloedplaatjes (die helpen bij de bloedstolling) kan dalen (trombocytopenie),
een bepaalde soort bloedvetten (triglyceriden) kan toenemen (dit wordt aangetoond met
bloedonderzoek), zie rubriek 2 “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”
zelfmoordpogingen,
stemmingswisselingen,
stuipen,
een specifiek leverenzym (gamma-GT) dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen (dit
wordt aangetoond met bloedonderzoek),
ontsteking van de lever (hepatitis),
verkleuring van de huid.
Zelden (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen):
ernstige allergische (anafylactische) reacties,
de schildklier werkt niet goed (schildklierstoornissen), er wordt te veel hormoon geproduceerd
(hyperthyreoïdie),
ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), zie rubriek 2 “Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?”,
bloedstolsels in de kleine bloedvaten die uw nieren kunnen aantasten (trombotische
trombocytopenische purpura of hemolytisch uremisch syndroom). Verschijnselen kunnen het
vaker optreden van bloeduitstortingen, bloeding, koorts, extreme zwakte, hoofdpijn,
duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd omvatten. Uw arts kan veranderingen in uw bloed
en de functie van uw nieren waarnemen.
45
Bijwerkingen die alleen afkomstig zijn uit post-marketing:
-
-
-
-
-
-
-
-
bloedarmoede. U heeft te weinig rode bloedcellen (hemolytische anemie) (frequentie niet
bekend).
nierproblemen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose) die uw nierfunctie kan
verminderen, (soms).
ernstig gebrek aan eetlust dat leidt tot gewichtsverlies (anorexia), (zelden).
ziekte van de hartspier (cardiomyopathie), (zelden).
plotseling ademtekort (bronchospasme), (zelden).
de lever werkt niet goed (leverschade [waaronder hepatitis], leverfalen), (zelden).
problemen met uw kleine bloedvaten (capillairen) kunnen optreden tijdens het gebruik van
geneesmiddelen zoals Extavia (systemisch capillair leksyndroom), (frequentie niet bekend).
uitslag, roodheid van de huid in het gezicht, gewrichtspijn, koorts, zwakte en andere
bijwerkingen veroorzaakt door het geneesmiddel (door geneesmiddel geïnduceerde lupus
erythematosus), frequentie niet bekend.
een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen ernstig zijn vernauwd, wat leidt tot een hoge
bloeddruk in de bloedvaten die bloed van het hart naar de longen voeren (pulmonale
arteriële
hypertensie), (frequentie niet bekend).
Pulmonale arteriële hypertensie is op verscheidene
tijdstippen tijdens de behandeling geconstateerd, waaronder enkele jaren na aanvang van de
behandeling met Extavia.
-
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren.
Na bereiding van de oplossing dient deze onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet mogelijk is,
blijft de oplossing bruikbaar voor een periode van 3 uur, als het wordt bewaard in een koelkast (2°C –
8°C).
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het vaste deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
46
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is interferon bèta-1b. Elke injectieflacon bevat 300 microgram
(9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b per injectieflacon. Na reconstitutie bevat elke milliliter
250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
De andere stoffen in dit middel zijn
in het poeder: mannitol en humaan albumine.
in het oplosmiddel: natriumchloride, water voor injectie.
Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten.
Hoe ziet Extavia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Extavia is een poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit tot gebroken wit van kleur.
Het Extaviapoeder wordt geleverd in een 3-milliliter injectieflacon.
Het oplosmiddel is een heldere/kleurloze oplossing.
Het oplosmiddel voor Extavia wordt geleverd in een 2,25 ml voorgevulde injectiespuit en bevat 1,2 ml
natriumchloride 5,4 mg/ml (0,54% g/v) oplossing voor injectie.
Extavia is verkrijgbaar in verpakkingen van:
5 injectieflacons interferon bèta-1b en 5 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
14 injectieflacons interferon bèta-1b en 14 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
15 injectieflacons interferon bèta-1b en 15 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
14 injectieflacons interferon bèta-1b en 15 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met interferon bèta-1b en 42 (3x14)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 45 (3x15) injectieflacons met interferon bèta-1b en 45 (3x15)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met interferon bèta-1b en 45 (3x15)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
Het is mogelijk dat niet alle verpakkingsgroottes in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
D-90429 Neurenberg
Duitsland
47
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел.: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 111
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
48
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom
(Northern Ireland)
Novartis
Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
49
Bijlage: WERKWIJZE VOOR ZELFINJECTIE
De volgende instructies en afbeeldingen leggen uit hoe u Extavia moet bereiden voor injectie en hoe u
Extavia bij uzelf moet injecteren. Lees de instructies zorgvuldig door en volg ze stap voor stap. Uw
arts of verpleegkundige zal u helpen het proces van zelftoediening aan te leren. Probeer niet om bij
uzelf een injectie toe te dienen totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe de injectieoplossing moet worden
bereid en hoe u bij uzelf de injectie moet toedienen.
DEEL I: STAP VOOR STAP INSTRUCTIES
De instructies bestaan uit de volgende stappen:
A)
Algemeen advies
B)
Voorbereiding voor de injectie
C)
Bereiding en optrekken van de oplossing voor injectie, stap voor stap
D)
De injectie handmatig zetten (om een injectie met de ExtaviPro 30G auto-injector te
zetten, raadpleeg de instructies voor gebruik, die bij de auto-injector geleverd zijn)
A)
Algemeen advies
Zorg voor een goed begin!
U zal merken dat de behandeling binnen enkele weken deel uitmaakt van uw dagelijkse
routinebezigheden. In het begin geven de volgende tips misschien ondersteuning:
-
Richt een permanente bewaarplaats in op een handige plaats, buiten het zicht en bereik van
kinderen, zodat u de Extavia en andere middelen altijd gemakkelijk kunt vinden.
Zie voor meer informatie over de bewaaromstandigheden punt 5 van de bijsluiter, “Hoe bewaart
u dit middel?”.
Probeer uzelf de injectie elke dag op dezelfde tijd toe te dienen. Op die manier onthoudt u het
gemakkelijker en is het gemakkelijker een tijdsduur in te plannen waarin u niet gestoord wordt.
Zie voor meer informatie over hoe u Extavia moet gebruiken punt 3 van de bijsluiter, “Hoe
gebruikt u dit middel?”.
Bereid een dosis pas als u klaar bent voor de injectie. Na het mengen van het Extavia moet u de
injectie direct toedienen. (Als dit geneesmiddel niet onmiddellijk wordt gebruikt zie punt 5 van
de bijsluiter “Hoe bewaart u dit middel?”).
Belangrijke tips om te onthouden
Wees consistent - gebruik dit geneesmiddel zoals beschreven onder punt 3 van de bijsluiter
“Hoe gebruikt u dit middel?”. Controleer de dosering altijd tweemaal.
Bewaar uw spuiten en de naaldcontainer voor de spuiten buiten het zicht en bereik van
kinderen; sluit de voorraad indien mogelijk af.
Gebruik spuiten en naalden nooit opnieuw.
Gebruik altijd een steriele (aseptische) techniek zoals hierin beschreven.
Gooi de gebruikte spuiten altijd weg in de daarvoor bestemde naaldcontainer.
-
-
-
-
-
-
-
50
B)
Voorbereiding voor de injectie
Een injectieplaats kiezen
Beslis, voordat u de injectie klaarmaakt, waar u gaat spuiten. U dient dit geneesmiddel te injecteren in
de vetrijke laag tussen de huid en een spier (d.w.z. onderhuids, ongeveer 8 mm tot 12 mm onder de
huid). De beste plaatsen voor injecties zijn die waar de huid los en zacht is, en niet in de buurt van
gewrichten, zenuwen en botten, bijvoorbeeld in de buik, arm, dij of bil.
Belangrijk:
Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten. Als u allergisch bent voor latex, vertel
dit aan uw arts voordat Extavia wordt gebruikt.
Gebruik geen plaatsen waar u bobbels, harde knobbels, builen of pijn voelt, of die verkleuringen,
ingevallen plekken, korstjes of open plekken vertonen. Overleg met uw arts of verpleegkundige over
deze plekken en over eventuele andere ongebruikelijke plekken die u vindt.
U dient bij elke injectie de injectieplaats af te wisselen. Als sommige gebieden te moeilijk te bereiken
zijn, kunt u een familielid of vriend(in) vragen om u bij deze injecties te helpen. Volg de serie stappen
die is weergegeven in het schema aan het einde van de Bijlage (zie Deel II “Afwisselen van
injectieplaats”) en u bent na 8 injecties (16 dagen) weer terug bij de eerste injectieplaats. Daardoor
krijgt elke injectieplaats de kans om zich volledig te herstellen voordat een nieuwe injectie wordt
toegediend.
Bekijk het rotatieschema aan het eind van deze bijlage om te leren hoe u een injectieplaats kiest. Er is
ook een voorbeeld van een patiëntendagboek (zie Bijlage Deel III) om u een idee te geven hoe u de
plaatsen en datums van de injecties bij kunt houden.
Geneesmiddel
U heeft het geneesmiddel nodig:
1 Extavia injectieflacon (met poeder voor de oplossing voor injectie)
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel voor Extavia (natriumchloride-oplossing)
Om uw geneesmiddel op te lossen en toe te dienen, moet u een ExtaviPro 30G set voor toediening
gebruiken (gescheiden geleverd van uw geneesmiddel) die de volgende onderdelen bevat, alsmede
instructies hoe u deze onderdelen moet gebruiken:
Flaconverbindingsstukken voor gebruik bij het reconstitueren (oplossen) van uw
geneesmiddel
30-gauge naalden voor het injecteren van uw geneesmiddel
Alcoholgaasjes
U heeft ook een naaldcontainer nodig voor de gebruikte spuiten en naalden.
De 30-gauge naalden geleverd bij de set voor toediening van dit geneesmiddel kunnen worden
gebruikt voor handmatige injectie
OF
met een ExtaviPro 30G auto-injector.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel voor ontsmetting van de huid dat u wordt aanbevolen door
uw apotheker.
51
C)
Bereiding en optrekken van de oplossing voor injectie, stap voor stap
1 - Was uw handen grondig met water en zeep voordat u aan de
bereiding begint.
2 - Verwijder het flip-off kapje van de Extavia flacon. U kunt het
beste uw duim gebruiken i.p.v. uw nagel, omdat uw nagel kan
afbreken. Plaats de flacon op de tafel.
3 - Reinig de bovenkant van de flacon met een alcoholgaasje,
waarbij het gaasje slechts in één richting wordt bewogen. Laat
het gaasje bovenop de flacon liggen.
4 - Trek de afdekking los van de verpakking van het
flaconverbindingsstuk en verwijder deze.
Haal het flaconverbindingsstuk niet uit zijn verpakking.
5 - Haal het gaasje van de bovenkant van de flacon.
Gebruik de verpakking om het flaconverbindingsstuk vast te
pakken. Maak het aan de flacon vast door het naar beneden te
drukken tot het flaconverbindingsstuk de bovenkant van de
flacon doorboort en eromheen vastzit.
6 - Houd de randen van de verpakking stevig vast om deze te
verwijderen en af te voeren
terwijl u ervoor zorgt dat het
flaconverbindingsstuk op de flacon blijft zitten.
52
7 - Neem de voorgevulde spuit met het oplosmiddel uit de
verpakking. Klik los en voer de punt van de spuit af.
N.B.:
Let op dat u het blootgestelde uiteinde van de spuit niet
aanraakt. Druk de zuiger niet in.
8 - Houd de flacon en het verbindingsstuk stevig vast, en schroef
de spuit volledig op het flaconverbindingsstuk.
Dit vormt het geheel van spuit en flacon.
9 - Houd het geheel van spuit en flacon licht gekanteld. Druk de
zuiger langzaam naar beneden zodat de vloeistof langs de
binnenwand van de flacon loopt.
Breng
al
het oplosmiddel over in de injectieflacon.
N.B.:
Schud de flacon niet omdat dit overmatig schuimen kan
veroorzaken.
10 - Houd de flacon tussen uw duim en vingers. Zwenk het
geheel van spuit en flacon voorzichtig rond tot het poeder
volledig is opgelost.
N.B.:
U mag de flacon niet schudden.
11 - Bekijk de oplossing zorgvuldig. Deze moet helder zijn en
mag geen vaste deeltjes bevatten.
N.B.:
Als de oplossing verkleurd is of vaste deeltjes bevat, voer
deze dan af en begin opnieuw met een nieuwe spuit en flacon uit
de doos.
Als er overmatig schuim aanwezig is – wat kan gebeuren als de
flacon wordt geschud of te krachtig wordt gezwenkt – laat de
flacon dan rusten tot het schuim weg is getrokken.
12 - Controleer of de zuiger volledig ingedrukt blijft voordat u
verdergaat met de volgende stap, omdat die van plaats veranderd
kan zijn.
13 - Draai het geheel van spuit en flacon om zodat de flacon zich
bovenaan bevindt. Trek de zuiger langzaam terug om alle
oplossing in de spuit te trekken.
53
14 - Verwijder eventuele overtollige luchtbelletjes door
voorzichtig tegen de spuit te tikken. Duw de zuiger naar de
1 ml-
markering (of naar het volume dat u door uw arts is
voorgeschreven).
N.B.:
Het kan nodig zijn de positie van de zuiger een aantal keer
heen en weer aan te passen om ervoor te zorgen dat overtollige
luchtbelletjes zijn verdwenen en er 1 ml vloeistof in de spuit zit.
15 - Schroef de spuit los, waarbij u het flaconverbindingsstuk op
de flacon laat.
Voer de flacon en de resterende, ongebruikte oplossing af in de
naaldcontainer.
16 - Neem de naald uit de verpakking en schroef hem stevig op
de punt van de spuit.
17 - Laat de beschermhuls van de naald zitten. U bent nu klaar
om handmatig uzelf te injecteren of om de ExtaviPro 30G auto-
injector te gebruiken voor de toediening van Extavia.
Bewaren na reconstitutie
Als u, om welke reden dan ook, de Extavia niet onmiddellijk kunt injecteren, kunt u de
klaargemaakte oplossing vóór gebruik gedurende maximaal 3 uur gekoeld bewaren. Vries de
oplossing niet in, en wacht niet langer dan 3 uur voordat u de oplossing injecteert.
Als er meer
dan 3 uur voorbij is gegaan, gooi de medicatie dan weg en maak een nieuwe injectie klaar.
Wanneer u de oplossing gebruikt, warm deze dan eerst op door de spuit of flacon in uw handen
te houden alvorens te injecteren om pijn te vermijden.
54
D)
De injectie handmatig zetten (om een injectie met de ExtaviPro 30G auto-injector te
zetten, raadpleeg de instructies voor gebruik, die bij de auto-injector geleverd zijn)
1 - Kies een injectieplaats (zie de rubriek “Een injectieplaats kiezen” en de
tekeningen aan het einde van deze bijsluiter) en noteer deze in uw
patiëntendagboek.
2 - Gebruik een alcoholdoekje om de huid op de injectieplaats te reinigen.
Laat de huid drogen aan de lucht. Gooi het doekje weg.
3 - Verwijder de beschermhuls van de naald door te trekken; niet draaien.
4 - Knijp de huid waar mogelijk zachtjes samen rond de ontsmette
injectieplaats (om deze iets omhoog te brengen).
5 - Houd de spuit vast zoals een potlood of een dartpijltje, druk de naald
onder een hoek van 90° recht in de huid met een snelle, vaste beweging.
6 - Injecteer het geneesmiddel (door de zuiger langzaam en gelijkmatig
volledig in te drukken tot de spuit leeg is).
7 - Werp de spuit in de naaldcontainer.
55
DEEL II:
AFWISSELEN VAN INJECTIEPLAATS
U moet voor elke injectie een nieuwe plaats kiezen om het gebied de tijd te geven om te herstellen en
zodoende infectie te voorkomen. Advies over de te kiezen gebieden wordt gegeven in het eerste deel
van deze Bijlage. Het is een goed idee om te weten waar u de injectie wilt inbrengen voordat u de
spuit klaarmaakt. Het schema dat is weergegeven in het onderstaande diagram helpt u om voldoende
afwisseling aan te brengen in de plaatsen. Als de eerste injectie bijvoorbeeld wordt gegeven in de
rechterzijde van de buik, kies dan de linkerzijde voor de tweede injectie, ga dan verder naar de rechter
dij voor de derde, en zo verder volgens het diagram tot alle geschikte gebieden van het lichaam zijn
gebruikt. Noteer waar en wanneer u zichzelf een injectie hebt toegediend. Dit kunt u o.a. doen door de
injectieplaats te noteren op het bijgesloten patiëntendagboek.
Door dit schema te volgen komt u na 8 injecties (16 dagen) terug bij het eerste gebied (bijv. de
rechterzijde van de buik). Dit wordt een rotatiecyclus genoemd. In ons voorbeeldschema wordt elk
gebied op zijn beurt onderverdeeld in 6 injectieplaatsen (dit geeft in totaal 48 injectieplaatsen), links
en rechts: bovenste, middelste en onderste gedeelte van elk gebied. Als u na een rotatiecyclus
terugkomt bij een gebied kiest u de verst gelegen injectieplaats binnen dit gebied. Als een gebied
pijnlijk wordt, overleg dan met uw arts of verpleegkundige over het kiezen van andere
injectieplaatsen.
Rotatieschema
Om voldoende afwisseling te brengen in de injectieplaatsen, raden wij u aan om een rapport bij te
houden van de data en de plaatsen van injectie. U kunt het volgende rotatieschema gebruiken.
Werk elke rotatiecyclus om de beurt af. Elke cyclus bestaat uit 8 injecties (16 dagen), die
achtereenvolgens worden gegeven in gebied 1 tot en met gebied 8. Door deze volgorde aan te houden,
geeft u elk gebied de kans om te herstellen voordat er een nieuwe injectie in wordt gegeven.
Rotatiecyclus 1:
Rotatiecyclus 2:
Rotatiecyclus 3:
Rotatiecyclus 4:
Rotatiecyclus 5:
Rotatiecyclus 6:
Linkerbovengedeelte van elk gebied
Rechterondergedeelte van elk gebied
Linkermiddengedeelte van elk gebied
Rechterbovengedeelte van elk gebied
Linkerondergedeelte van elk gebied
Rechtermiddengedeelte van elk gebied
56
DEEL III: EXTAVIA Patiëntendagboek
Aanwijzingen voor het noteren van de injectieplaatsen en datums van uw injecties
Begin met uw eerste injectie (of ga uit van uw laatste injectie als u geen nieuwe Extavia-
gebruiker bent).
Kies een injectieplaats. Als u al eerder Extavia heeft gebruikt, start dan met het gebied dat
tijdens de laatste rotatiecyclus (d.w.z. de laatste 16 dagen) niet gebruikt is.
Noteer na de injectie de gebruikte injectieplaats en de datum in de tabel in uw patiëntendagboek
(zie voorbeeld: Noteren van de plaats en datum van uw injecties).
57
ROTATIESCHEMA:
10-15 cm vanaf
de schouder
GEBIED 1
Rechterarm
(achterkant
bovenarm)
10-15 cm vanaf
de elleboog
GEBIED 2
Linkerarm
(achterkant
bovenarm)
GEBIED 3
Rechterkant buik
(Laat ongeveer 5
cm rechts van de
navel vrij)
10-15 cm vanaf
schaamhaar
GEBIED 4
Linkerkant buik
(Laat ongeveer 5
cm links van de
navel vrij)
GEBIED 5
Rechterdij
10-15 cm vanaf de knie
GEBIED 6
Linkerdij
GEBIED 8
Linkerbil
middenbeenlijn
GEBIED 7
Rechterbil
58
VOORBEELD VAN EEN PATIËNTENDAGBOEK:
Noteren van plaats en datum van uw injecties
Rechterarm
10-15 cm vanaf
de schouder
Linkerarm
10-15 cm vanaf
de elleboog
Rechterkant buik
Linkerkant buik
Rechterdij
10-15 cm
vanaf
schaamhaar
Linkerdij
10-15 cm vanaf de knie
middenbeenlijn
Linkerbil
Rechterbil
59












BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Extavia bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per flacon*.
Na reconstitutie bevat elke ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b.
* geproduceerd door genetische manipulatie van Escherichia coli.stam.

Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Poeder - wit tot gebroken wit van kleur.
Oplosmiddel - heldere/kleurloze oplossing.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties

Extavia is geïndiceerd voor de behandeling van:
Patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een actief ontstekingsproces dat
ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te verantwoorden als
alternatieve diagnose is uitgesloten, en als is vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico
hebben om klinisch definitieve multipele sclerose te ontwikkelen (zie rubriek 5.1).
Patiënten met relapsing remitting multipele sclerose en twee of meer recidieven gedurende de
laatste twee jaar.
Patiënten met secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is,
dat wil zeggen recidiveert.

4.2 Dosering en wijze van toediening

De behandeling met Extavia dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts die met de
behandeling van de ziekte vertrouwd is.
Dosering
Volwassenen en adolescenten van 12-17 jaar
De aanbevolen dosis Extavia bedraagt 250 microgram (8,0 miljoen IE), die in 1 ml van de
gereconstitueerde oplossing zit (zie rubriek 6.6), en die om de dag subcutaan moet worden ingespoten.
In het algemeen wordt bij aanvang van de behandeling dosistitratie aanbevolen.
Gestart dient te worden met 62,5 microgram (0,25 ml) subcutaan om de dag, langzaam verhoogd naar
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag (zie Tabel A). De titratieperiode kan worden
aangepast indien een significante ongewenste reactie optreedt. Voor een adequate werkzaamheid, dient
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag te worden bereikt.
Tabel A
Schema voor dosistitratie*

Behandeldag
Dosis
Volume
1, 3, 5
62,5 microgram
0,25 ml
7, 9, 11
125 microgram
0,5 ml
13, 15, 17
187,5 microgram
0,75 ml
19
250 microgram
1,0 ml
* De titratieperiode kan worden aangepast als een significante ongewenste reactie optreedt.
De optimale dosis is nog niet volledig opgehelderd.
Momenteel is het niet bekend hoe lang de patiënt behandeld moet worden. Uit gecontroleerd klinisch
onderzoek zijn over maximaal 5 jaar follow-up-gegevens afkomstig over patiënten met relapsing-
remitting multipele sclerose en over maximaal 3 jaar over patiënten met secundair progressieve
multipele sclerose. Voor relapsing-remitting multipele sclerose, is effectiviteit voor de eerste twee jaar
aangetoond. De beschikbare gegevens voor de extra 3 jaar wijzen op een aanhoudende werkzaamheid
van de behandeling met Extavia gedurende de gehele periode.
Voor patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose, is de werkzaamheid
van een behandeling gedurende een periode van drie jaar aangetoond.
De behandeling wordt niet aanbevolen bij patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose bij wie
zich in de voorafgaande 2 jaar minder dan 2 recidieven hebben voorgedaan of bij patiënten met
secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte in de voorgaande 2 jaar niet actief geweest
is.
Indien de patiënt niet reageert, bv. als er gedurende 6 maanden een constante progressie op de
`Expanded Disability Status Scale' (EDSS) optreedt, of behandeling met ten minste
3 adrenocorticotroop hormoon (ACTH)- of corticosteroïdkuren gedurende een periode van één jaar
noodzakelijk is ondanks de Extavia-therapie, dient de behandeling met Extavia te worden gestaakt.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen formele klinische studies of farmacokinetische studies uitgevoerd bij kinderen of
adolescenten. Beperkte gepubliceerde gegevens suggereren echter dat het veiligheidsprofiel bij
adolescenten tussen 12 en 17 jaar die om de dag subcutaan Extavia 8,0 miljoen IE kregen toegediend,
lijkt op het profiel dat bij volwassenen is waargenomen. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het
gebruik van Extavia bij kinderen jonger dan 12 jaar en Extavia dient daarom bij deze populatie niet te
worden gebruikt.
Wijze van toediening
De gereconstitueerde oplossing dient om de dag subcutaan te worden geïnjecteerd.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant interferon bèta, humane albumine of voor
een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Patiënten met gedecompenseerde leverziekte (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Immuunsysteemaandoeningen
De toediening van cytokinen aan patiënten met een reeds bestaande monoklonale gammopathie is in
verband gebracht met de ontwikkeling van systemisch capillaire-lek-syndroom met shock-achtige
symptomen en fatale afloop.
Maagdarmstelselaandoeningen

Gevallen van pancreatitis werden waargenomen bij gebruik van Extavia, vaak gepaard gaand met
hypertriglyceridemie.
Zenuwstelselaandoeningen
Extavia dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met vroegere of actuele
depressieve stoornissen en in het bijzonder bij patiënten met zelfmoordgedachten (zie rubriek 4.3). Het
is bekend dat depressie en zelfmoordgedachten in toenemende mate voorkomen bij de multipele
sclerose populatie en in associatie met interferon gebruik. Patiënten die met Extavia worden behandeld
dienen te worden aangeraden elk symptoom van depressie en/of zelfmoordgedachten onmiddellijk aan
de voorschrijvende arts te melden. Patiënten die een depressie vertonen, moeten nauwgezet worden
gecontroleerd tijdens de behandeling met Extavia en dienen passend te worden behandeld. Staken van
de behandeling met Extavia dient te worden overwogen (zie ook rubrieken 4.3 en 4.8).
Extavia dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epilepsie, bij patiënten die behandeld worden met anti-epileptica, en in het bijzonder bij patiënten met
epilepsie die niet voldoende onder controle is met anti-epileptica (zie rubrieken 4.5 en 4.8).
Dit geneesmiddel bevat humaan albumine en daarom brengt het een mogelijk risico van overdracht
van virusziekten met zich mee. Een risico van het overbrengen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob
kan niet worden uitgesloten.
Laboratoriumonderzoek
Het verdient aanbeveling bij patiënten met een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig
of wanneer klinisch geïndiceerd schildklierfunctietests te verrichten.
Behalve de onderzoeken die normaalgesproken nodig zijn voor de controle van patiënten met
multipele sclerose, worden ook voorafgaand aan het starten met de behandeling en met een
regelmatige interval na starten met de behandeling met Extavia, en daarna periodiek bij het ontbreken
van klinische symptomen de volgende onderzoeken aanbevolen: volledig bloedbeeld en differentiële
witte bloedceltellingen, trombocytentelling en bloedchemie, inclusief leverfunctie (bv.
aspartaataminotransferase serumglutamaatoxaalacetaattransaminase (SGOT), alanineaminotransferase
serumglutamaatpyruvaattransaminase (SGPT) en gammaglutamyltransferase).
Voor patiënten met anemie, trombocytopenie of leukopenie (alleen of in enige combinatie) kan een
intensievere controle van het volledige bloedbeeld, met differentiële en trombocytentellingen
noodzakelijk zijn. Patiënten die neutropenie ontwikkelen, moeten zorgvuldig worden bewaakt op het
ontwikkelen van koorts of een infectie. Er zijn meldingen geweest van trombocytopenie, met
sluipende dalingen van het aantal trombocyten.
Lever- en galaandoeningen
Asymptomatische verhogingen van serumtransaminases, in de meeste gevallen licht van aard en van
korte duur, kwamen zeer vaak voor bij patiënten die tijdens klinisch onderzoek met Extavia werden
behandeld. Net als bij andere bèta interferonen zijn gevallen van ernstige leverbeschadiging,
waaronder leverfalen, gemeld bij patiënten die met Extavia worden behandeld. De ernstigste gevallen
kwamen dikwijls voor bij patiënten die aan andere geneesmiddelen of stoffen waren blootgesteld
waarvan bekend is dat ze in verband worden gebracht met hepatotoxiciteit of in aanwezigheid van
comorbide, medische aandoeningen (bijvoorbeeld een metastaserende, maligne ziekte, ernstige
infectie en sepsis, alcoholmisbruik).
De patiënt moet worden geobserveerd op tekenen van leverbeschadiging. Het optreden van
verhogingen van serumtransaminases zou moeten leiden tot nauwkeurige begeleiding en onderzoek.
Staken van de therapie met Extavia moet worden overwogen indien de waarden significant stijgen of
met klinische symptomen zoals geelzucht in verband zijn gebracht. Indien er geen klinische
aanwijzingen zijn dat de lever beschadigd is en als de leverenzymen genormaliseerd zijn, kan
overwogen worden opnieuw met de behandeling te beginnen. De leverfuncties dienen in dit geval
regelmatig te worden gecontroleerd.
Trombotische microangiopathie (TMA) en hemolytische anemie (HA)
Bij gebruik van interferon bèta-producten zijn gevallen van TMA, gemanifesteerd als trombotische
trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, waaronder
fatale gevallen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie,
koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bijv. verwardheid, parese) en nierinsufficiëntie.
Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA zijn verlaagde trombocytentelling, verhoogde
serumlactaatdehydrogenase (LDH) als gevolg van hemolyse en schistocyten (erytrocytfragmentatie)
op een bloedfilm. Daarom worden, als klinische kenmerken van TMA worden waargenomen, verdere
tests van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloedfilms en nierfunctie aanbevolen. Bovendien zijn
er bij interferon bèta-producten gevallen gemeld van HA die niet geassocieerd zijn met TMA,
waaronder immuun-HA. Er zijn levensbedreigende en fatale gevallen gemeld. Gevallen van TMA
en/of HA zijn gemeld op verschillende momenten tijdens de behandeling en kunnen enkele weken tot
jaren na aanvang van de behandeling met interferon bèta optreden. Als TMA en/of HA wordt
gediagnosticeerd en een relatie met Extavia wordt vermoed, is een snelle behandeling (waarbij in het
geval van TMA plasmawisseling moet worden overwogen) vereist en wordt onmiddellijk staken van
Extavia aanbevolen.
Nier- en urinewegaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden en zorgvuldige controle moet worden overwogen bij het toedienen van
interferon bèta aan patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.

Nefrotisch syndroom

Gevallen van nefrotisch syndroom met verschillende onderliggende nefropathieën waaronder
collaberende focale segmentale glomerulosclerose (FSGS), minimal change disease (MCD),
membranoproliferatieve glomerulonefritis (MPGN) en membraneuze glomerulopathie (MGN) zijn
gemeld tijdens de behandeling met interferon bèta producten. Gevallen werden op verschillende
momenten tijdens de behandeling gemeld en kunnen zich na verscheidene jaren van behandeling met
interferon bèta voordoen. Periodieke controle van vroege verschijnselen of klachten, bijv. oedeem,
proteïnurie en verminderde nierfunctie, wordt aanbevolen, met name bij patiënten met een hoger risico
op nierziekte. Directe behandeling van nefrotisch syndroom is vereist en het stopzetten van de
behandeling met Extavia moet worden overwogen.
Hartaandoeningen
Extavia dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een reeds bestaande
hartaandoening. Patiënten met reeds bestaande ernstige hartziekten, zoals decompensatio cordis,
coronairlijden of aritmie, moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op verslechtering van hun
hartaandoening, met name tijdens het starten van de behandeling met Extavia.
Hoewel Extavia geen bekende direct-werkende cardiale toxiciteit heeft, kunnen symptomen van het
griepachtig syndroom die samenhangen met bèta-interferonen voor patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte belastend zijn. Tijdens de post-marketing periode zijn zeer zelden meldingen
ontvangen van een tijdelijke verslechtering van de cardiale toestand aan het begin van de behandeling
met Extavia bij patiënten met een reeds bestaande ernstige hartziekte.
Gevallen van cardiomyopathie zijn gerapporteerd. Als dit optreedt en er een relatie met Extavia wordt
vermoed, moet de behandeling worden gestaakt.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Er kunnen ernstige overgevoeligheidsreacties (ernstige acute bijwerkingen zoals bronchospasme,
anafylaxie en urticaria) optreden. Als de bijwerkingen ernstig zijn, moet de behandeling met Extavia
worden gestaakt en moet de juiste medische interventie plaatsvinden.
Bij patiënten die Extavia gebruiken, is ook necrose op de injectieplaats gemeld (zie rubriek 4.8). Deze
kan omvangrijk zijn, en zowel de spierfascie als het vetweefsel kunnen erbij betrokken zijn en daarom
kan dit littekenvorming tot gevolg hebben. Débridement en, minder vaak, huidtransplantatie kunnen in
zeldzame gevallen noodzakelijk zijn en de genezing kan tot 6 maanden duren.
Als de patiënt een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of afvoer van vocht
van de injectieplaats, moet de patiënt het advies krijgen zijn/haar arts te raadplegen voordat de
injecties met Extavia worden gecontinueerd.
Als de patiënt meerdere laesies heeft, moet er worden gestopt met Extavia worden gestaakt totdat
genezing is opgetreden. Patiënten met een enkele laesie kunnen doorgaan met het gebruik van Extavia
mits de necrose niet te uitgebreid is, omdat bij sommige patiënten tijdens het gebruik van Extavia
genezing van de necrose op de injectieplaats is opgetreden.
Om het risico van necrose op de injectieplaats te minimaliseren moet patiënten worden geadviseerd:
een aseptische injectietechniek te gebruiken
de injectieplaatsen bij elke dosis af te wisselen
De incidentie van injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een auto-injector. In
het kernonderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose
werd bij de meeste patiënten een auto-injector gebruikt. Er werden in dit onderzoek minder vaak
injectieplaatsreacties en necrose waargenomen dan in de andere kernonderzoeken.
De procedure voor het zelf toedienen door de patiënt moet periodiek worden beoordeeld, met name als
er reacties op de injectieplaats zijn opgetreden.
Immunogeniciteit
Net als bij alle therapeutische eiwitten bestaat het gevaar van immunogeniciteit. In gecontroleerd
klinisch onderzoek werden elke 3 maanden serummonsters verzameld voor het controleren op de
ontwikkeling van antilichamen tegen Extavia.
In de verschillende gecontroleerde klinische onderzoeken ontwikkelde zich in het serum van tussen
23% en 41% van de patiënten een voor interferon bèta-1b neutraliserende activiteit, bevestigd door op
zijn minst twee opeenvolgende positieve titers. Bij tussen 43% en 55% van deze patiënten veranderde
dit in een stabiele antilichaam-negatieve toestand (op basis van twee opeenvolgende negatieve titers)
in de aansluitende observatieperiode van het betreffende onderzoek.
Het ontstaan van neutraliserende activiteit is geassocieerd met een vermindering van de klinische
werkzaamheid uitsluitend met betrekking tot de recidiefactiviteit. Sommige analyses duiden er op dat
dit effect bij patiënten met hoge titers neutraliserende activiteit duidelijker aanwezig zou kunnen zijn.
In het onderzoek bij patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose werd
neutraliserende activiteit, om de 6 maanden gemeten, ten minste eenmaal waargenomen bij 32% (89)
patiënten direct behandeld met Extavia. 60% (53) van deze patiënten keerde terug naar de negatieve
status gebaseerd op de laatste beschikbare evaluatie binnen de periode van 5 jaar. Binnen deze
onderzoeksperiode werd de ontwikkeling van neutraliserende activiteit gerelateerd aan een significante
toename van nieuwe, actieve laesies en T2-laesievolume bij magnetic resonance imaging. Echter, dit
leek niet geassocieerd te zijn met een vermindering in klinische werkzaamheid (wat betreft tijd tot
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS), tijd tot bevestigde EDSS progressie en het aantal
recidieven).
Er zijn geen nieuwe ongewenste voorvallen in verband gebracht met de ontwikkeling van de
neutraliserende activiteit.
Er is in vitro aangetoond dat er een kruisreactie optreedt tussen Extavia en natuurlijk interferon bèta.
Er is echter geen in vivo onderzoek gedaan en de klinische relevantie is niet duidelijk.
Er is weinig bekend over patiënten die een neutraliserende activiteit hebben ontwikkeld en de Extavia-
behandeling hebben afgemaakt.
De beslissing om de behandeling voort te zetten of te staken moet gebaseerd zijn op de klinische
activiteit van de ziekte in plaats van op de status van de neutraliserende activiteit.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, d.w.z. in wezen `natriumvrij'.
Personen met een overgevoeligheid voor latex
Het verwijderbare beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit van Extavia bevat een derivaat van
natuurlijk latexrubber. Hoewel er geen natuurlijk latexrubber in het beschermkapje is aangetroffen, is
het veilige gebruik van de voorgevulde injectiespuit van Extavia niet onderzocht bij personen met een
overgevoeligheid voor latex en er is daarom een mogelijk risico op overgevoeligheidsreacties dat niet
volledig uitgesloten kan worden.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Het effect van het om de dag toedienen van 250 microgram (8,0 miljoen IE) Extavia op het
geneesmiddelenmetabolisme van patiënten met multipele sclerose is onbekend. Corticosteroïd- of
ACTH-behandeling van recidieven gedurende een periode tot 28 dagen, werd goed verdragen door
patiënten die Extavia kregen toegediend.
Vanwege het gebrek aan klinische ervaring bij patiënten met multipele sclerose wordt het gebruik van
Extavia samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.
Er is gerapporteerd dat interferonen de activiteit van levercytochroom P450-afhankelijke enzymen
verminderen bij mens en dier. Voorzichtigheid dient te worden betracht wanneer Extavia wordt
toegediend in combinatie met geneesmiddelen die een smalle therapeutische breedte hebben en die
grotendeels van het levercytochroom P450-systeem afhankelijk zijn voor hun klaring, b.v. anti-
epileptica. Bij comedicatie die een effect heeft op het hematopoëtisch systeem, dient men extra
voorzichtigheid te betrachten.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap
Een grote hoeveelheid gegevens (meer dan 1.000 zwangerschapsuitkomsten) uit interferon bèta-
zwangerschapsregisters, nationale registers en postmarketingervaring duidt niet op aanwijzingen voor
een verhoogd risico op belangrijke aangeboren afwijkingen, na blootstelling vóór de conceptie of
blootstelling tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.
De duur van de blootstelling tijdens het eerste trimester is echter onzeker, omdat gegevens werden
verzameld toen interferon bèta-gebruik gecontra-indiceerd was tijdens de zwangerschap en de
behandeling waarschijnlijk werd onderbroken toen de zwangerschap werd ontdekt en/of bevestigd.
Ervaring met blootstelling tijdens het tweede en derde trimester is zeer beperkt.
Gebaseerd op gegevens bij dieren (zie rubriek 5.3) is er een mogelijk verhoogd risico op spontane
abortus. Het risico op spontane abortussen bij zwangere vrouwen die worden blootgesteld aan
interferon bèta kan niet adequaat worden beoordeeld aan de hand van de momenteel beschikbare
gegevens. De gegevens duidden, tot zo ver, niet op een verhoogd risico.
Indien klinisch noodzakelijk, kan het gebruik van Extavia tijdens de zwangerschap worden
overwogen.
Borstvoeding
De beperkte beschikbare informatie over het overgaan van interferon bèta-1b in de moedermelk,
alsook de chemische / fysiologische eigenschappen van interferon bèta, suggereert dat de niveaus van
interferon bèta-1b die worden uitgescheiden in de moedermelk te verwaarlozen zijn. Er worden geen
schadelijke effecten verwacht op de pasgeborene/baby die borstvoeding krijgt.
Extavia kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen onderzoeken naar fertiliteit uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
Bijwerkingen gerelateerd aan het centraal zenuwstelsel die in verband gebracht worden met het
gebruik van Extavia kunnen de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen bij daarvoor
gevoelige patiënten beïnvloeden.
4.8 Bijwerkingen

Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af bij
verdere behandeling. De meest frequent waargenomen bijwerkingen zijn een griepachtig
symptoomcomplex (koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren, hoofdpijn of spierpijn), wat
voornamelijk het gevolg is van de farmacologische werking van het geneesmiddel en reacties op de
injectieplaats. Reacties op de injectieplaats traden frequent op na toediening van Extavia. Roodheid,
zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn, overgevoeligheid, necrose en niet-specifieke bijwerkingen
werden significant in verband gebracht met behandeling met 250 microgram (8,0 miljoen IE) Extavia.
De meest ernstige bijwerkingen die zijn gemeld, zijn onder andere trombotische microangiopathie
(TMA) en hemolytische anemie (HA).
In het algemeen wordt in het begin van de behandeling dosistitratie geadviseerd om de tolerantie voor
Extavia te verhogen (zie rubriek 4.2). Griepachtige symptomen kunnen ook worden verminderd door
de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen. Het optreden van
injectieplaatsreacties kan beperkt worden door gebruik van een auto-injector.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In de volgende tabellen is de meest toepasselijke MedDRA-term gebruikt om een bepaalde reactie en
zijn synoniemen en verwante aandoeningen te beschrijven.
De volgende lijsten met bijwerkingen zijn gebaseerd op meldingen uit klinische studies (Tabel 1,
bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen)
en uit post-marketing surveillance (Tabel 2, frequenties -
waar bekend - gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak
1/10, vaak 1/100, <1/10, soms
1/1.000, <1/100, zelden 1/10.000, <1/1.000, zeer zelden <1/10.000)) van het gebruik van Extavia.
De ervaring met Extavia bij patiënten met multipele sclerose is beperkt en als gevolg daarvan is het
mogelijk dat bijwerkingen met een lage incidentie nog niet zijn waargenomen.


Tabel 1
Bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen met incidentiecijfers 10% en de
bijbehorende percentages van placebo; significant gerelateerde bijwerkingen < 10%
gebaseerd op meldingen van klinische studies


Systeem/orgaanklassen
Eenmalig
Secundair
Secundair
Relapsing-

voorval
progressieve
progressieve
remitting
Bijwerkingen
wijzend op
multipele
multipele
multipele
en
multipele
sclerose
sclerose
sclerose
Laboratoriumafwij-
sclerose
(Europese
(Noord-
kingen
(BENEFIT)
studie)
Amerikaanse
studie)
Extavia
Extavia
Extavia
Extavia
250 microgram 250 microgram 250 microgram 250 microgram
(placebo)
(Placebo)
(Placebo)
(Placebo)
n=292 (n=176)
n=360 (n=358)
n=317(n=308)
n=124 (n=123)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Infectie
6% (3%)
13% (11%)
11% (10%)
14% (13%)
Abcessen
0% (1%)
4% (2%)
4% (5%)
1% (6%)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Lymfocytenaantal
79% (45%)
53% (28%)
88% (68%)
82% (67%)
daling
(<1500/mm3) °
Absolute
11% (2%)
18% (5%)
4% (10%)
18% (5%)
neutrofielenaantal daling
(<1500/mm3) * °
Witte bloedcellenaantal


daling
11% (2%)
13% (4%)
13% (4%)
16% (4%)
(<3000/mm³) * °
Lymfadenopathie
1% (1%)
3% (1%)
11% (5%)
14% (11%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Bloedglucose daling
3% (5%)
27% (27%)
5% (3%)
15% (13%)
(< 55 mg/dl)
Psychische stoornissen


Depressie
10% (11%)
24% (31%)
44% (41%)
25% (24%)
Angst
3% (5%)
6 % (5 %)
10% (11%)
15% (13 %)
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
27% (17%)
47% (41%)
55% (46%)
84% (77 %)
Duizeligheid
3% (4%)
14% (14%)
28% (26%)
35% 28%)
Slapeloosheid
8% (4%)
12% (8 %)
26% (25%)
31% (33%)
Migraine
2% (2%)
4% (3%)
5% (4%)
12% (7%)
Paresthesie
16% (17%)
35% (39%)
40% (43%)
19% (21%)
Oogaandoeningen
Conjunctivitis
1%(1%)
2% (3 %)
6% (6%)
12% (10%)
Visie afwijking
3% (1%)
11% (15%)
11% (11%)
7% (4%)
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
0% (1%)
<1% (1%)
6% (8%)
16% (15%)
Hartaandoeningen
Palpitatie *
1% (1%)
2% (3%)
5% (2%)
8% (2%)
Bloedvataandoeningen

Vasodilatatie
0% (0%)
6% (4%)
13% (8%)
18% (17%)
Hypertensie °
2% (0%)
4% (2%)
9% (8%)
7% (2%)
Ademhalingsstelsel-, borstkas-en mediastinumaandoeningen
Bovenste
18% (19%)
3% (2%)
-
-
luchtweginfectie
Sinusitis
4% (6%)
6% (6%)
16% (18%)
36% (26%)
Toegenomen hoesten
2% (2%)
5% (10%)
11% (15%)
31% (23%)
Dyspneu *
0% (0%)
3% (2%)
8% (6%)
8% (2%)
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
4% (2%)
7% (10%)
21% (19%)
35% (29%)
Obstipatie
1% (1%)
12% (12%)
22% (24%)
24% (18%)
Misselijkheid
3% (4%)
13% (13%)
32% (30%)
48% (49%)
Braken
5% (1%)
4% (6%)
10% (12%)
21% (19%)
Buikpijn °
5% (3%)
11% (6%)
18% (16%)
32% (24%)
Lever-en galaandoeningen
Alanine


aminotransferase
18% (5%)
14% (5%)
4% (2%)
19% (6%)
verhoogd (SGPT > 5
maal basislijn) * °
Aspartaat


aminotransferase
6% (1%)
4% (1%)
2% (1%)
4% (0%)
stijging (SGOT > 5 maal
basislijn) * °
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huidaandoening
1% (0%)
4% (4%)
19% (17%)
6% (8%)
Uitslag °
11% (3%)
20% (12%)
26% (20%)
27% (32%)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Hypertonie °
2% (1%)
41% (31%)
57% (57%)
26%(24%)
Myalgie * °
8% (8%)
23% (9%)
19% (29%)
44% (28%)
Myasthenie
2% (2%)
39% (40%)
57% (60%)
13% (10%)
Rugpijn
10% (7%)
26% (24%)
31% (32%)
36% (37%)
Pijn in extremiteit
6% (3%)
14% (12%)
-
0% (0%)
Nier- en urinewegaandoeningen
Urineretentie
1% (1%)
4% (6%)
15% (13%)
-
Urine-eiwit positief
25% (26%)
14% (11%)
5%(5%)
5% (3%)
(> 1+)
Frequente urinelozing
1% (1%)
6% (5%)
12% (11%)
3% (5%)
Urine-incontinentie
1% (1%)
8% (15%)
20% (19%)
2% (1%)
Aandrang
1% (1%)
8% (7%)
21% (17%)
4% (2%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Dysmenorroe
2% (0%)
<1% (<1%)
6% (5%)
18% (11%)
Menstruatiestoornissen
1% (2%)
9% (13%)
10% (8%)
17% (8%)
*
Metrorragie
2% (0%)
12% (6%)
10% (10%)
15% (8%)
Impotentie
1% (0%)
7% (4%)
10% (11%)
2% (1%)
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Reactie injectieplaats
52% (11%)
78% (20%)
89% (37%)
85% (37%)
(diverse typen) *° §
Necrose injectieplaats *
1% (0%)
5% (0%)
6% (0%)
5% (0%)
°
Griepachtige
44% (18%)
61% (40%)
43% (33%)
52% (48%)
symptomen
& * °
Koorts * °
13% (5%)
40% (13%)
29% (24%)
59% (41%)
Pijn
4% (4%)
31% (25%)
59% (59%)
52% (48%)
Pijn op de borst °
1% (0%)
5% (4%)
15% (8%)
15% (15%)
Perifeer oedeem
0% (0%)
7% (7%)
21% (18%)
7% (8%)
Asthenie *
22% (17%)
63% (58%)
64% (58%)
49% (35%)
Rillingen * °
5% (1%)
23% (7%)
22% (12%)
46% (19%)
Transpireren *
2% (1%)
6% (6%)
10% (10%)
23% (11%)
Malaise *
0% (1%)
8% (5%)
6% (2%)
15% (3%)
De meest toepasselijke MedDRA-term wordt gebruikt om een bepaalde reactie en zijn synoniemen
en verwante aandoeningen te beschrijven.
Laboratoriumafwijking
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor patiënten met eerste voorval wijzen op
MS, p<0,05
*
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor RRMS, p<0,05
°
Significant gerelateerd aan Extavia-behandeling voor SPMS, p<0,05
§
Injectieplaatsreactie (diverse typen) omvat alle bijwerkingen op en rond de injectieplaats,
namelijk: injectieplaatsbloeding, injectieplaats overgevoeligheid, injectieplaats ontsteking,
injectieplaats massa, injectieplaatsnecrose, injectieplaatspijn, injectieplaatsreactie,
injectieplaats oedeem, en injectieplaats atrofie.
&
'Griepachtige symptomencomplex' is het griepsyndroom en/of een combinatie van ten
minste twee bijwerkingen van koorts, rillingen, myalgie, malaise, transpiratie

Tabel 2
Bijwerkingen geïdentificeerd gedurende post-marketing surveillance (frequenties ­
waar bekend ­ gemeten op basis van gepoolde klinische studiegegevens n=1.093)


Systeem/orgaanklassen
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Frequentie
(
1/10)
(
1/100,
(
1/1.000,
(
1/10.000, <1/1.000) niet bekend
<1/10)
<1/100)
Bloed- en
Anemie
Trombo-
Trombotische
Hemolytische
lymfestelselaandoeningen
cytopenie
microangiopathie***
anemie*/***
waaronder
trombotische
trombocytopenische
purpura/hemolytisch
uremisch syndroom#
Immuunsysteem-

Anafylactische reacties Capillair lek-
aandoeningen
sydroom bij
reeds
bestaande
monoklonale
gammopathie
*
Endocriene aandoeningen
Hypothyreoïd
Hyperthyreoïdie,
ie
Gestoorde
schildklierfunctie
Voedings- en
Gewichts-
Verhoogde
Anorexia*

stofwisselingsstoornissen
toename,
bloedtrigly-
Gewichtsafna
ceriden
me
Psychische stoornissen
Verwardheid
Zelfmoord-

poging (zie ook
rubriek 4.4),
Emotionele
labiliteit

Zenuwstelselaandoeningen
Convulsie


Hartaandoeningen
Tachycardie
Cardiomyopathie*

Ademhalingsstelsel-,

Bronchospasme*
Pulmonale
borstkas- en
arteriële
mediastinumaandoeninge
hypertensie**
n
Maagdarmstelsel-


Pancreatitis

aandoeningen
Lever- en

Verhoogd
Verhoogd
Leverschade

galaandoeningen
bloedbilirubin gammaglutamyl (waaronder hepatitis),
e
transferase,
Leverfalen*
Hepatitis
Huid- en
Urticaria,
Huidverkleuring
Door
onderhuidaandoeningen
Pruritus,
geneesmiddel
Alopecia
geïnduceerde
lupus
erythematosus
Skeletspierstelsel- en
Artralgie


bindweefselaandoeningen
Nier- en


Nefrotisch

urinewegaandoeningen
syndroom,
glomerulosclero
se (zie
rubriek 4.4)*, #
Voortplantingsstelsel- en
Menstruatie-


borstaandoeningen
stoornissen
* Bijwerkingen gemeld tijdens postmarketing.
# Van toepassing op de gehele klasse van interferon bèta-producten (zie rubriek 4.4).
** Klasse-aanduiding voor interferonproducten, zie onder 'Pulmonale arteriële hypertensie'.
*** Levensbedreigende en/of fatale gevallen zijn gemeld.
Pulmonale arteriële hypertensie
Met interferon bèta-bevattende producten zijn gevallen van pulmonale arteriële hypertensie (PAH)
gemeld. De voorvallen werden op verscheidene tijdstippen gemeld, waaronder tot enkele jaren na
aanvang van de behandeling met interferon bèta.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering

Interferon bèta-1b is toegediend bij volwassen kankerpatiënten in afzonderlijke doses tot wel
5500 microgram (176 miljoen IE) intraveneus, drie maal per week zonder ernstige bijwerkingen die de
vitale functies zouden kunnen aantasten.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Immunostimulantia, interferonen, ATC-code: L03AB08
Interferonen behoren tot de familie der cytokinen; dit zijn natuurlijk voorkomende eiwitten.
Interferonen hebben een molecuulgewicht variërend van 15.000 tot 21.000 Dalton. Men heeft drie
hoofdklassen interferonen geïdentificeerd: alfa, bèta en gamma. Interferon alfa, interferon bèta en
interferon gamma vertonen overlappende, doch van elkaar verschillende, biologische activiteiten. De
activiteiten van interferon bèta-1b zijn soortgebonden, derhalve is de meest relevante farmacologische
informatie verkregen uit studies van humane celkweken of humane in-vivo-studies.
Werkingsmechanisme
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen
bezit. Het werkingsmechanisme van interferon bèta-1b bij multipele sclerose is niet geheel bekend.
Het is echter bekend dat de biologische responsemodificerende eigenschappen van interferon bèta-1b
worden gemedieerd door middel van de interacties met specifieke celreceptoren die aanwezig zijn op
het humane celoppervlak. De binding van interferon bèta-1b aan deze receptoren induceert de
expressie van een aantal genproducten, waarvan gedacht wordt dat ze de mediatoren zijn van de
biologische activiteit van interferon bèta-1b. Een aantal van deze producten is aangetoond in serum en
cellulaire fracties van bloed dat werd afgenomen bij patiënten die met interferon bèta-1b werden
behandeld. Interferon bèta-1b vermindert de bindingsaffiniteit en bevordert de internalisatie en
degradatie van de interferon-gamma-receptor. Interferon bèta-1b bevordert tevens de
suppressoractiviteit van de perifere mononucleaire bloedcellen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Er is geen afzonderlijk onderzoek verricht naar de invloed van Extavia op het cardiovasculair systeem,
het ademhalingsstelsel en de functie van endocriene organen.
Relapsing-remitting multipele sclerose (RR-MS)
Er werd één gecontroleerde klinische trial met Extavia uitgevoerd bij patiënten met relapsing-remitting
multipele sclerose die zonder hulp konden lopen (EDSS-uitgangswaarde 0 tot 5,5). Bij de patiënten die
Extavia kregen toegediend, namen de frequentie (30%), de ernst van de klinische recidieven en het
aantal opnamen vanwege de ziekte af. Bovendien nam de duur van het recidiefvrije interval toe. Er is
geen bewijs dat Extavia effect heeft op de duur van de recidieven of op de symptomen tussen de
recidieven in en er is geen significant effect gezien op de ziekteprogressie bij relapsing-remitting
multipele sclerose.


Secondary progressive multipele sclerose (SP-MS)
Er werden twee gecontroleerde klinische trials uitgevoerd met Extavia waarbij in totaal
1.657 patiënten met secundair progressieve multipele sclerose betrokken waren (EDSS-
uitgangswaarde 3 tot 6,5, dat wil zeggen dat de patiënten konden lopen). Matig zieke patiënten en
patiënten die niet konden lopen werden niet in de studie opgenomen. De twee onderzoeken leverden
inconsistente resultaten op voor de primaire eindpunttijd tot bevestigde progressie, dat een vertraging
van de invaliditeitsprogressie weergeeft:
In een van de twee onderzoeken werd een statistisch significante verlenging van de tijd tot
invaliditeitsprogressie aangetoond (hazard ratio = 0,69; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,55; 0,86),
p=0,0010, wat overeenkomt met een risicoreductie van 31% door Extavia) en van de tijd tot
rolstoelafhankelijkheid (hazard ratio = 0,61; 95% betrouwbaarheidsinterval (044; 0,85), p=0,0036, wat
overeenkomt met een risicoreductie van 39% door Extavia) bij patiënten die Extavia kregen
toegediend. Dit effect bleef gedurende de observatieperiode van maximaal 33 maanden bestaan. Het
behandeleffect trad op bij patiënten op alle onderzochte invaliditeitsniveaus en onafhankelijk van
recidiefactiviteit.
In de tweede Extavia-trial naar secundair progressieve multipele sclerose werd geen verlenging van de
tijd tot invaliditeitsprogressie waargenomen. Er is bewijs dat de totale ziekteactiviteit van de bij dit
onderzoek betrokken patiënten lager was dan in het andere onderzoek naar secundair progressieve
multipele sclerose.
In een retrospectieve meta-analyse van de gegevens van beide onderzoeken werd een statistisch
significant totaal behandeleffect gevonden (p=0,0076; 8,0 miljoen IE Extavia versus alle
placebopatiënten).
Uit retrospectieve analyses van subgroepen bleek dat bij patiënten met ziekteactiviteit voor aanvang
van de behandeling de kans op een behandeleffect op de invaliditeitsprogressie het grootst is [hazard
ratio 0,72; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,59; 0,88), p=0,0011, wat overeenkomt met een
risicoreductie van 28% door Extavia bij patiënten met recidieven of een uitgesproken EDSS-
progressie, 8,0 miljoen IE Extavia versus alle placebopatiënten]. Uit deze retrospectieve
subgroepanalyses kwamen gegevens naar voren die er op duiden dat zowel recidieven als uitgesproken
EDSS-progressie (EDSS >1 punt of > 0,5 punt voor EDSS >=6 in de voorgaande twee jaar) gebruikt
kunnen worden om patiënten met ziekteactiviteit te identificeren.
In beide trials was sprake van een reductie van de frequentie (30%) van klinische recidieven bij
patiënten met secundair progressieve multipele sclerose die Extavia kregen toegediend. Er is geen
bewijs dat Extavia effect heeft op de duur van de recidieven.
Eenmalig demyeliniserend voorval wijzend op multipele sclerose
Een gecontroleerde klinische trial met Extavia werd uitgevoerd bij patiënten met een eenmalig
klinisch voorval en `Magnetic Resonance Imaging' (MRI) kenmerken die wijzen op multipele sclerose
(ten minste twee klinisch stille laesies op de T2-gewogen MRI). Patiënten met monofocale of
multifocale aanvang van de ziekte werden ingesloten (d.w.z. patiënten met klinisch bewijs voor
respectievelijk een enkele of ten minste twee laesies van het centraal zenuwstelsel). Elke andere ziekte
dan multipele sclerose die de tekenen en symptomen van de patiënt beter verklaarde moest worden
uitgesloten. Deze studie bestond uit twee fases, een placebo-gecontroleerde fase gevolgd door een
vooraf-geplande vervolgfase. De placebo-gecontroleerde fase duurde 2 jaar of totdat de patiënt
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS) ontwikkelde, afhankelijk van wat het eerst optrad. Na
de placebo-gecontroleerde fase, namen patiënten deel aan een vooraf-geplande vervolgfase met
Extavia om de effecten van directe versus vertraagde aanvang van Extavia-behandeling te bepalen,
waarbij patiënten werden vergeleken, die aanvankelijk gerandomiseerd waren naar Extavia ('directe
behandelingsgroep') of naar placebo ('vertraagde behandelingsgroep'). Patiënten en onderzoekers
bleven geblindeerd voor de initiële behandelingstoewijzing.
In de placebo-gecontroleerde fase vertraagde Extavia de progressie van het eerste klinische voorval tot
klinisch definitieve multipele sclerose (CDMS) op een statistisch significante en klinisch
betekenisvolle wijze, overeenkomend met een risicoreductie van 47% (hazard ratio = 0,53, 95%
betrouwbaarheidsinterval (0,39, 0,73, p< 0,0001). Binnen de onderzoeksperiode van twee jaar trad
CDMS op bij 45% van de placebogroep, vergeleken met 28% van de Extavia-groep (Kaplan-Meier
schattingen). Extavia verlengde de tijdsduur tot CDMS met 363 dagen, van 255 dagen in de
placebogroep tot 618 dagen in de Extavia-groep (op basis van 25 percentielen). Het behandelingseffect
was nog steeds duidelijk na het additionele vervolgjaar, bij welk stadium de risicoreductie 41% was
(hazard ratio = 0,53, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,42, 0,83), p=0,0011). Binnen de studieduur van
drie jaar trad CDMS in 51% bij de vertraagde behandelingsgroep op in vergelijking met 37% bij de
directe behandelingsgroep (Kaplan-Meier schattingen). Het behoud van het behandelingseffect werd
waargenomen, ondanks dat de meerderheid van de patiënten uit de placebo-groep met Extavia werd
behandeld in het derde jaar van de studie.
De robuustheid van het behandelingseffect werd ook aangetoond door de vertraging tot multipele
sclerose volgens de McDonald criteria. In twee jaar was het risico 85% in de placebo-groep en 69% in
de Extavia-groep (hazard ratio = 0,57, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,46, 0,71), p< 0,00001).
Na 3 jaar toonde een vooraf-geplande interimanalyse dat EDSS progressie (bevestigde toename in
EDSS van groter dan of gelijk aan 1,0 vergeleken met basislijn) optrad bij 24% van de patiënten in de
vertraagde behandelingsgroep in vergelijking met 16% in de directe behandelingsgroep [hazard ratio =
0,6, 95% betrouwbaarheidsinterval (0,39, 0,92), p=0,022]. Er is geen bewijs voor profijt in termen van
bevestigde invaliditeitsprogressie in de meerderheid van patiënten, die 'directe' behandeling
ontvingen. Patiënten worden verder gevolgd om additionele gegevens te verkrijgen. Er werd geen
voordeel in kwaliteit van leven (zoals gemeten door FAMS ­ Functional Assessment of MS:
Treatment Outcomes Index) waargenomen, dat toe te schrijven was aan Extavia.
Subgroepanalyses toonden, volgens basislijnfactoren, substantieel bewijs voor werkzaamheid in alle
beoordeelde subgroepen. Significante effecten werden ook verkregen bij patiënten met minder
gedissemineerde en minder actieve ziekte ten tijde van het eerste voorval. Het risico op progressie naar
CDMS binnen twee jaar was bij patiënten met een monofocale aanvang met placebo 47% en 24% met
Extavia, zonder gadolinium (gd-) contrast 41% en 20%, met minder dan 9 T2 laesies 39% en 18%.
Verdere subgroepanalyses indiceerde een hoog risico voor progressie naar CDMS binnen twee jaar bij
monofocale patiënten met ten minste 9 T2 laesies (55% risico voor CDMS in placebo, 26% in
Extavia) of Gd contrast (63% versus 33%). Bij multifocale patiënten was het risico voor CDMS
onafhankelijk van MRI-bevindingen op de basislijn. Deze patiënten hebben een hoog risico voor
CDMS, vanwege de disseminatie van de ziekte zoals gestaafd door klinische bevindingen. Echter, de
impact van vroege behandeling met Extavia is zelfs in deze hoog risico subgroepen onbekend omdat
dit onderzoek ontworpen werd ter beoordeling van de tijd tot CDMS en niet de langetermijnevolutie
van de ziekte. Bovendien is er tot op heden geen heldere definitie van een hoog risico patiënt. In elk
geval dient de behandeling uitsluitend te worden gegeven aan patiënten geclassificeerd als hoog risico.
Therapie met Extavia werd goed verdragen in het onderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch
voorval zoals de hoge voltooide onderzoeken aangeven (92,8% in de Extavia groep). Ter verhoging
van de tolerantie van Extavia in het onderzoek van patiënten met een eerste klinisch voorval, werd
dosistitratie toegepast en in het begin van het onderzoek werden niet-steroïde anti-inflammatoire
geneesmiddelen toegediend. Daarbij werd door het merendeel van de patiënten een auto-injector
gebruikt.
RR-MS, SP-MS en op zichzelf staand klinisch voorval wijzend op MS
In alle onderzoeken naar multipele sclerose reduceerde Extavia effectief de ziekteactiviteit (acute
ontstekingsverschijnselen in het centrale zenuwstelsel en permanente weefselveranderingen) zoals die
met magnetic resonance imaging (MRI) werd gemeten. De relatie tussen de ziekteactiviteit van
multipele sclerose zoals die met MRI wordt gemeten en het klinische resultaat is momenteel nog niet
volledig duidelijk.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Serumwaarden van Extavia werden gecontroleerd bij patiënten en vrijwilligers met behulp van een
bio-assay die niet geheel specifiek was. Maximale serumwaarden van ongeveer 40 IE/ml werden
gevonden, 1-8 uur na subcutane injectie van 500 microgram (16,0 miljoen IE) interferon bèta-1b. Uit
verscheidene onderzoeken konden de gemiddelde klaring en de halfwaardetijd van de dispositiefasen
in het serum worden geschat op, respectievelijk, ten hoogste 30 ml·min-1·kg-1 en 5 uur.
Toediening van Extavia-injecties om de dag heeft geen verhoging van de serumwaarden tot gevolg en
de farmacokinetiek lijkt geen verandering te ondergaan tijdens de behandeling.
De absolute biologische beschikbaarheid van subcutaan toegediend interferon bèta-1b is ongeveer
50%.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Er zijn geen acute toxiciteitsstudies uitgevoerd. Aangezien knaagdieren niet reageren op humaan
interferon bèta, werden studies met herhaalde toedieningen uitgevoerd bij resusapen. Men heeft een
voorbijgaande hyperthermie waargenomen, evenals een significante toename van lymfocyten en een
significante afname van trombocyten en gesegmenteerde neutrofielen. Er zijn geen langetermijn
toxiciteitsstudies uitgevoerd.
Er zijn geen lange-termijnstudies verricht. Voortplantingsstudies bij resusapen hebben een maternale
toxiciteit en een toegenomen frequentie van spontane abortussen aan het licht gebracht, hetgeen
resulteerde in prenatale mortaliteit. Er zijn geen misvormingen vastgesteld bij de overlevende dieren.
Onderzoeken naar fertiliteit zijn niet uitgevoerd. Er is geen invloed waargenomen op de
oestrogeencyclus van de aap. Ervaring met andere interferonen wijst op een potentieel risico van
aantasting van de mannelijke en vrouwelijke fertiliteit.
In een enkelvoudige genotoxiciteitsstudie (Ames test) is geen mutageen effect waargenomen.
Carcinogenetische studies zijn niet uitgevoerd. Een in vitro celtransformatietest gaf geen aanwijzing
voor een tumorinducerend effect.

6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder
Humaan albumine
Mannitol (E421)
Oplosmiddel
Natriumchloride
Water voor injectie
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan het bijgeleverde
oplosmiddel welke vermeld is in rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid

2 jaar.
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. Echter, stabiliteit tijdens
gebruik is gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C aangetoond.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Poeder
3 ml injectieflacon (doorzichtig type I glas) met een butylrubber stop (type I) en een aluminium
verzegelingdie 300 microgram (9,6 miljoen IE) (recombinant interferon bèta-1b) poeder bevat.
Oplosmiddel
2,25 ml dosisgemarkeerde voorgevulde injectiespuit (type I glas) (met dosismarkeringen van: 0,25 ml,
0,5 ml, 0,75 ml, 1,0 ml) met 1,2 ml oplosmiddel.
Verpakkingsgrootten:

Verpakking met 5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
Verpakking met 14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met poeder en 42 (3x14) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 45 (3x15) injectieflacons met poeder en 45 (3x15) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met poeder en 45 (3x15) voorgevulde
spuiten met oplosmiddel
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten, wat niet door personen met een
overgevoeligheid voor deze stof gehanteerd moet worden.
Reconstitutie
Om het poeder te reconstitueren, dient de voorgevulde spuit met oplosmiddel te worden gebruikt met
een naald of flaconverbindingsstuk om de 1,2 ml oplosmiddel (natriumchloride 5,4 mg/ml (0,54%)
oplossing voor injectie) te injecteren in de Extavia-injectieflacon. Het poeder dient volledig op te
lossen zonder schudden. Na reconstitutie dient 1,0 ml van de oplossing uit de injectieflacon te worden
opgezogen in de spuit voor de toediening van 250 microgram Extavia.
Controle vóór gebruik
Het gereconstitueerde product dient visueel gecontroleerd te worden alvorens te gebruiken. Het
gereconstitueerde product is kleurloos tot licht geel en licht glanzend tot glanzend.
Het geneesmiddel is niet geschikt om gebruikt te worden als het deeltjes bevat of verkleurd is.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/454/008-014

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 mei 2008
Datum van laatste verlenging: 20 mei 2013

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).













BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE


B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK


C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
D-90429 Neurenberg
Duitsland

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen. De PSUR-cyclus van Extavia komt overeen met het
referentieproduct, Betaferon, totdat anders wordt gespecificeerd.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.












BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER













A. ETIKETTERING

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

DOOS VOOR EENHEIDSVERPAKKING

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/08/454/008
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/010
5 injectieflacons met poeder en 5 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/011
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/013
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN


GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

OMDOOS VOOR MULTIVERPAKKING (INCLUSIEF BLUE BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
3 maanden multiverpakking: 42 (3 verpakkingen van 14) injectieflacons met poeder en
42 (3 verpakkingen van 14) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking: 45 (3 verpakkingen van 15) injectieflacons met poeder en
45 (3 verpakkingen van 15) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking: 42 (3 verpakkingen van 14) injectieflacons met poeder en
45 (3 verpakkingen van 15) voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/08/454/009
3 maanden multiverpakking met 45 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/012
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
42 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/014
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN


GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

TUSSENVERPAKKING VOOR MULTIVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Extavia 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b.
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen:
Poeder: Humaan albumine, mannitol.
Oplosmiddel: Natriumchloride, water voor injectie.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
14 injectieflacons met poeder en 14 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.
15 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.
14 injectieflacons met poeder en 15 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel. Onderdeel van een
3 maanden multiverpakking. Mag niet apart verkocht worden.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C - 8°C.

9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/08/454/009
3 maanden multiverpakking met 45 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/012
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
42 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
EU/1/08/454/014
3 maanden multiverpakking met 42 injectieflacons met poeder en
45 voorgevulde spuiten met oplosmiddel
13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
Extavia

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS


GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Extavia 250 microgram/ml, poeder voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Subcutaan gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2°C ­ 8°C.

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
250 microgram (8,0 miljoen IE) per ml na reconstitutie.

6.
OVERIGE



GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKING VOOR VOORGEVULDE SPUIT

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor reconstitutie van Extavia
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml

2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Novartis Europharm Limited

3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
OVERIGE
Lees voor het gebruik de bijsluiter.


GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD

ETIKET VOOR VOORGEVULDE SPUIT

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Extavia
Voor subcutaan gebruik na reconstitutie.

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml

6.
OVERIGE
0,25 / 0,5 / 0,75 / 1,0













B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker

Extavia 250 microgram/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
interferon bèta-1b

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.

Inhoud van deze bijsluiter

1.
Wat is Extavia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Bijlage ­ Werkwijze voor zelfinjectie
1.
Wat is Extavia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Wat is Extavia?
Extavia is een type geneesmiddel dat bekend is als interferon en wordt gebruikt voor de behandeling
van multipele sclerose. Interferonen zijn eiwitten die door het lichaam worden gemaakt en die helpen
bij het bestrijden van aanvallen op het immuunsysteem, zoals virale infecties.
Hoe werkt Extavia?
Multipele sclerose (MS)
is een langdurige aandoening waarbij het centrale zenuwstelsel (CZS), in het
bijzonder de werking van de hersenen en het ruggenmerg, wordt aangetast. Bij MS vernietigt een
ontsteking de beschermende schede (myeline genaamd) rond de zenuwen van het CZS waardoor de
zenuwen niet meer naar behoren kunnen werken. Dit wordt demyelinisatie genoemd.
De precieze oorzaak van MS is onbekend. Men vermoedt dat een abnormale reactie van het
immuunsysteem van het lichaam een belangrijke rol speelt in het proces waardoor het CZS wordt
beschadigd.
De schade aan het CZS kan worden toegebracht tijdens een MS-aanval (terugval). Het kan tijdelijk
invaliditeit veroorzaken, zoals moeilijkheden bij het lopen. De symptomen kunnen geheel of
gedeeltelijk verdwijnen.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het de reactie van het afweersysteem verandert en dat het
helpt om de activiteit van de ziekte te verminderen.
Hoe helpt Extavia uw ziekte te bestrijden
Een eenmalig klinisch voorval dat wijst op een hoog risico op het ontwikkelen van multipele
sclerose:
Het is aangetoond dat Extavia de progressie naar werkelijke multipele sclerose vertraagt.
Relapsing-remitting multipele sclerose: Mensen met relapsing-remitting MS hebben incidentele
aanvallen of terugvallen waarbij de symptomen duidelijk verergeren. Men heeft aangetoond dat
Extavia het aantal aanvallen vermindert en ze minder ernstig maakt. Het vermindert ook het aantal
ziektegerelateerde opnames in het ziekenhuis en verlengt de tijd tussen opeenvolgende terugvallen.

Secundaire progressieve multipele sclerose: In sommige gevallen ondervinden mensen met
relapsing-remitting MS dat hun symptomen verergeren, waardoor ze overgaan naar een andere vorm
van MS, secundaire progressieve MS genaamd. In deze fase merken de patiënten dat ze steeds
ernstiger gehandicapt raken, ongeacht het aantal terugvallen. Extavia kan het aantal en de ernst van de
aanvallen verminderen, en de progressie van de invaliditeit vertragen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Extavia is bestemd voor patiënten

die voor de eerste maal symptomen hebben gehad die wijzen op een hoog risico voor de
ontwikkeling van multipele sclerose.
Uw arts zal andere oorzaken, die de symptomen zouden
kunnen verklaren, uitsluiten voordat u behandeld wordt.

die lijden aan relapsing-remitting multipele sclerose, met minstens twee terugvallen
binnen de laatste twee jaar.


die lijden aan secundair progressieve multipele sclerose en bij wie de ziekte actief is zoals
aangetoond door de terugvallen.

2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-

U
bent allergisch voor natuurlijk of recombinant interferon bèta, humaan albumine of voor een
van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U lijdt aan een depressie en/of zelfmoordgedachten (zie 'Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?' en rubriek 4 'Mogelijke bijwerkingen').
-
U heeft een ernstige leveraandoening (zie 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit
middel?', 'Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?' en rubriek 4 'Mogelijke bijwerkingen').

Breng uw arts op de hoogte als een van deze punten op u van toepassing is

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt:
-
als u monoklonale gammopathie heeft. Dit is
een aandoening van het immuunsysteem
waarbij een afwijkend eiwit in het bloed wordt gevonden
. Er kunnen zich problemen met de
kleine bloedvaten (haarvaten) voordoen (systemisch capillair leksyndroom) bij gebruik van
geneesmiddelen zoals Extavia. Dit kan leiden tot shock (collaps) en kan zelfs fataal zijn.
-
als u een depressie heeft gehad of zich depressief voelt, of als u in het verleden
zelfmoordgedachten heeft gehad.
Uw arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend
controleren. Als uw depressie en/of zelfmoordgedachten ernstig zijn, zal Extavia niet aan u
worden voorgeschreven (zie ook 'Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?').
-
als u ooit epileptische aanvallen heeft gehad of als u geneesmiddelen neemt tegen epilepsie
(anti-epileptica). Uw arts zal uw behandeling nauwlettend controleren (zie ook 'Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?' en rubriek 4 'Mogelijke bijwerkingen').
-
als u ernstige nierproblemen heeft; uw arts kan tijdens de behandeling uw nierfunctie
controleren.
-
als u ooit een allergische reactie op latex heeft gehad. Het beschermkapje van de voorgevulde
injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber. Daarom kan het beschermkapje
natuurlijk latexrubber bevatten.
Uw arts moet ook van de volgende punten op de hoogte worden gebracht
als u Extavia gebruikt:
-
als u symptomen ervaart zoals jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
de tong of plotselinge kortademigheid.
Dit kunnen symptomen zijn van een ernstige
allergische reactie, die levensbedreigend kan worden.
-
als u zich merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan voor de behandeling met Extavia,
of als u gedachten over zelfmoord krijgt.
Als u een depressie krijgt terwijl u Extavia gebruikt,
kan een speciale behandeling nodig zijn en zal uw arts u tijdens de behandeling nauwgezet
controleren en eventueel overwegen om uw behandeling stop te zetten. Als u lijdt aan een
ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten zal u niet worden behandeld met Extavia (zie ook
'Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?').
-
als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding,
of als u toch wel erg veel infecties oploopt.
Dit kunnen symptomen zijn van een daling van het
aantal bloedcellen of van het aantal bloedplaatjes in uw bloed (cellen, die helpen bij de
bloedstolling). Uw arts zal u hiervoor mogelijk extra moeten controleren.
-
als u merkt dat u minder eetlust heeft, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk
moet overgeven, en vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het
wit van de ogen geel wordt of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
Deze symptomen
kunnen wijzen op een leverprobleem. Er kwamen tijdens klinische studies veranderingen in
leverfunctiewaarden voor bij patiënten die werden behandeld met Extavia. Zoals bij andere
bèta-interferonen werd zelden ernstige leverbeschadiging, waaronder gevallen van leverfalen,
gemeld bij patiënten die Extavia namen. De meest ernstige gevallen werden gemeld bij
patiënten die andere geneesmiddelen namen of die aandoeningen hadden die de lever kunnen
aantasten (bv. alcoholmisbruik, ernstige infectie).
-
als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling, van de enkels of de
benen bijvoorbeeld, of kortademigheid.
Dit kan wijzen op een aandoening van de hartspier
(cardiomyopathie) die werd gemeld bij patiënten die Extavia gebruikten.
-
als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug, en/of als u zich misselijk voelt of
koorts heeft.
Dit kan wijzen op een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), die werd
gemeld bij gebruik van Extavia. Dit gaat vaak samen met een verhoging van bepaalde
bloedvetten (triglyceriden).

Stop met de inname van Extavia en breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
een van deze punten ervaart.



Overige punten om rekening mee te houden als u Extavia gebruikt:

-
Er zullen bloedonderzoeken moeten worden uitgevoerd om het aantal bloedcellen, de
samenstelling van het bloed en de leverenzymen te bepalen. Deze worden uitgevoerd
vóórdat u
begint met het gebruik van Extavia, regelmatig na het opstarten van de behandeling met
Extavia en vervolgens met tussenperioden gedurende de behandeling,
zelfs als u geen
specifieke symptomen vertoont. Deze bloedonderzoeken worden uitgevoerd naast de
onderzoeken die gewoonlijk worden uitgevoerd om uw MS te controleren.

-
Als u aan een hartaandoening lijdt, kunnen de griepachtige symptomen die vaak
voorkomen bij het begin van de behandeling een extra belasting voor u betekenen.
Daarom
moet men voorzichtig zijn bij het gebruik van Extavia en zal uw arts controleren of uw
hartaandoening niet erger wordt, met name aan het begin van de behandeling. Extavia zelf heeft
geen rechtstreekse invloed op het hart.
-
De werking van uw schildklier zal worden gecontroleerd, op regelmatige basis of wanneer
uw arts het om andere redenen nodig vindt.
-
Extavia bevat humaan albumine en vormt daardoor een potentieel risico op het
overdragen van virale aandoeningen.
Het risico op overdracht van de ziekte van Creutzfeldt-
Jakob (CJD) kan niet worden uitgesloten.
-
Tijdens de behandeling met Extavia kan uw lichaam stoffen produceren die
neutraliserende antistoffen worden genoemd,
en die een reactie kunnen aangaan met Extavia.
Het is nog niet duidelijk of deze neutraliserende antistoffen de effectiviteit van de behandeling
verminderen. Neutraliserende antistoffen worden niet bij alle patiënten geproduceerd. Op dit
ogenblik is het niet mogelijk om te voorspellen welke patiënten bij deze groep behoren.
-
Tijdens de behandeling met Extavia kunnen zich nierproblemen voordoen die uw
nierfunctie kunnen verminderen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose).
Uw arts
kan onderzoeken doen om uw nierfunctie te controleren.
-
Tijdens uw behandeling kunnen er bloedstolsels ontstaan in de kleine bloedvaten. Deze
bloedstolsels kunnen uw nieren aantasten. Dit kan een aantal weken tot een aantal jaren na het
starten met Extavia gebeuren. Uw arts zal mogelijk uw bloeddruk, bloed (bloedplaatjestelling)
en de functie van uw nieren willen controleren.
-
Tijdens uw behandeling kunt u last hebben van een bleke of een gele kleur in uw gezicht of
donker gekleurde urine. U kunt daarbij ook last hebben van een ongewoon duizelig gevoel,
zich snel moe voelen of moeite hebben met ademen.
Dit kunnen tekenen zijn van te weinig
rode bloedcellen (bloedarmoede). U kunt dit enkele weken tot jaren na het starten van Extavia
krijgen. Uw arts kan bloedtesten uitvoeren. Vertel uw arts als u andere geneesmiddelen
tegelijkertijd met Extavia gebruikt.

Reacties op de injectieplaats
Tijdens de behandeling met Extavia is het mogelijk dat u reacties op de injectieplaats ervaart.
De symptomen omvatten roodheid, zwelling, verkleuring van de huid, ontsteking, pijn en
overgevoeligheid. Afsterven van de huid en weefselbeschadiging (necrose) rond de injectieplaats zijn
minder vaak gemeld. Reacties op de injectieplaats komen gewoonlijk minder vaak voor na verloop
van tijd.
Afsterven van huid en weefsel op de injectieplaats kan leiden tot littekenvorming. In ernstige gevallen
moet de arts mogelijk lichaamsvreemd materiaal en dood weefsel verwijderen (débridement) en,
minder vaak, is een huidtransplantatie noodzakelijk, waarbij de genezing kan oplopen tot 6 maanden.


Om het risico op reacties op de injectieplaats te verkleinen, moet u:

een steriele (aseptische) injectietechniek gebruiken,
bij elke injectie de injectieplaats afwisselen (zie Bijlage 'Werkwijze voor zelfinjectie').
Reacties op de injectieplaats komen minder vaak voor als u een auto-injector gebruikt. Uw arts of
verpleegkundige kan u hierover inlichten.
Als u een huidbeschadiging opmerkt, die samenhangt met zwelling of het weglekken van vocht
uit de injectieplaats:


Stop met het injecteren van Extavia en raadpleeg uw arts
Als u slechts één pijnlijke injectieplaats heeft (laesie)
en de weefselbeschadiging (necrose)

niet te uitgebreid is, mag u Extavia verder gebruiken.

Als u meer dan één pijnlijke injectieplaats heeft (meerdere laesies)
moet u het gebruik van
Extavia stopzetten tot uw huid genezen is.

Uw arts zal de manier waarop u uzelf injecteert regelmatig controleren, vooral indien u reacties
heeft gehad op de injectieplaats.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er zijn geen formele klinische studies uitgevoerd bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Er zijn echter enkele gegevens beschikbaar over jongeren van 12 tot 17 jaar die doen vermoeden dat
de veiligheid van Extavia bij deze groep gelijk is aan die van volwassenen. Extavia dient niet te
worden gebruikt bij kinderen jonger dan 12 jaar omdat er geen gegevens zijn voor deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Extavia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Er zijn geen formele interactiestudies uitgevoerd om na te gaan of Extavia invloed heeft op andere
geneesmiddelen of door andere geneesmiddelen beïnvloed wordt.
Gebruik van Extavia in combinatie met andere geneesmiddelen die de reactie van het immuunsysteem
veranderen is niet aanbevolen, met uitzondering van ontstekingsremmende geneesmiddelen van het
type corticosteroïden en adrenocorticotroop hormoon (ACTH).
Voorzichtigheid is geboden wanneer Extavia wordt toegediend in combinatie met:
-
geneesmiddelen die een bepaald leverenzymsysteem (bekend als het cytochroom P450-
systeem)
nodig hebben voor verwijdering uit het lichaam, bijvoorbeeld geneesmiddelen die
worden gebruikt voor de behandeling van epilepsie (zoals fenytoïne).
-
geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen beïnvloeden.

Waarop moet u letten met eten en drinken?
Extavia wordt onderhuids ingespoten zodat niet wordt verwacht dat voedsel en drank die u consumeert
enig effect zal hebben op Extavia.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er worden geen schadelijke effecten verwacht op de pasgeborene/baby die borstvoeding krijgt.
Extavia kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Extavia kan bijwerkingen veroorzaken in het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4 'Mogelijke
bijwerkingen'). Als u zeer gevoelig bent kan uw vermogen om te rijden of om machines te bedienen
hierdoor worden beïnvloed.
Extavia bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, d.w.z. in wezen `natriumvrij'.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?
De behandeling met Extavia moet worden gestart onder toezicht van een arts met ervaring in de
behandeling van multipele sclerose.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is
om de dag (eenmaal in de twee dagen), 1,0 ml van de bereide Extavia-
oplossing (zie bijlage 'Werkwijze voor zelfinjectie' in het tweede deel van deze bijsluiter) ingespoten
onder de huid (subcutaan). Dit is gelijk aan 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
In het algemeen dient de behandeling gestart te worden met een lage dosis van 0,25 ml
(62,5 microgram). Uw doses zullen daarna geleidelijk worden verhoogd tot de volledige dosis van
1,0 ml (250 microgram).
De dosis dient bij elke vierde injectie verhoogd te worden in vier stappen (0,25 ml, 0,5 ml, 0,75 ml,
1,0 ml). Uw arts kan samen met u beslissen om de tijdsintervallen voor dosisverhoging te veranderen,
afhankelijk van de bijwerkingen die u aan het begin van de behandeling kunt ervaren.
Het bereiden van de injectie
Vóór injectie moet de Extavia-oplossing worden bereid uit een injectieflacon Extavia-poeder en
1,2 ml vloeistof uit de voorgevulde spuit. Toediening zal door uw arts of verpleegkundige óf door u
zelf gedaan worden, nadat u zorgvuldig heeft geoefend.
Gedetailleerde instructies voor zelfinjectie van Extavia onder de huid zijn opgenomen in de
Bijlage achterin deze bijsluiter. In deze instructie staat ook hoe de Extavia-oplossing voor injectie
moet worden bereid.
De injectieplaats moet regelmatig worden gewisseld. Zie rubriek 2 'Wanneer moet u extra
voorzichtig zijn met dit middel?' en volg de instructies onder 'Afwisselen van injectieplaats' in de
bijlage achterin deze bijsluiter.
Duur van de behandeling
Momenteel is niet bekend hoe lang de behandeling met Extavia zou moeten duren.
Uw arts zal samen
met u beslissen hoe lang de behandeling zal duren.

Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Het geven van een veelvoud van de bij de behandeling van MS aanbevolen dosis Extavia heeft niet tot
levensbedreigende situaties geleid.

Raadpleeg uw arts als u te veel of te vaak Extavia heeft geïnjecteerd.



Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om uzelf op de juiste tijd een injectie te geven, doe dit dan zodra u het zich
herinnert en ga 48 uur later door met de volgende injectie.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten enkele dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Praat er over met uw arts als u de behandeling stopt of wenst stop te zetten. Er worden geen acute
ontwenningsverschijnselen verwacht na het stoppen met Extavia.

Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Extavia kan ernstige bijwerkingen veroorzaken. Krijgt u veel last van een bijwerking? Of krijgt u een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.

Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte en stop met het gebruik van Extavia:
-
als u symptomen ervaart zoals jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of tong
of plotselinge kortademigheid.
-
als u zich merkbaar verdrietiger en hopelozer voelt dan voor de behandeling met Extavia, of als
u zelfmoordgedachten krijgt.
-
als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding of als
u toch wel erg veel infecties oploopt.
-
als u uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk moet overgeven,
vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het wit van de ogen geel wordt
of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
-
als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling van bijvoorbeeld de enkels
of de benen, of kortademigheid.
-
als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug, en/of als u zich misselijk voelt of koorts
heeft.
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte:
-
als u sommige of al deze symptomen krijgt: schuimachtige urine, vermoeidheid, zwelling,
vooral van de enkels en de oogleden en gewichtstoename, omdat dit verschijnselen kunnen zijn
van een mogelijk nierprobleem.
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af als
de behandeling langer duurt.

De meest voorkomende bijwerkingen zijn:

Griepachtige verschijnselen zoals koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren,
hoofdpijn en spierpijn. Deze verschijnselen kunnen worden verminderd door inname van
paracetamol of niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals ibuprofen.
Reacties op de injectieplaats. Symptomen kunnen roodheid, zwelling, verkleuring van de huid,
ontsteking, pijn, overgevoeligheid en weefselbeschadiging (necrose) zijn. Zie 'Wanneer moet u
extra voorzichtig zijn met dit middel?' in rubriek 2 voor meer informatie en advies als u een
reactie ervaart op de injectieplaats. De reacties kunnen worden verminderd door gebruik van een
auto-injector. Raadpleeg uw arts, apotheker of verpleegkundige voor meer informatie.
Om het risico op bijwerkingen bij de aanvang van de behandeling te verminderen, dient uw arts te
starten met een lage dosis Extavia en deze geleidelijk te verhogen. (zie rubriek 3 'Hoe gebruikt u dit
middel?').
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies met Extavia
(Lijst 1) en van meldingen van bijwerkingen van het op de markt gebrachte product (Lijst 2).

Lijst 1:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen die optraden in klinische studies met Extavia
(kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen) en in een hoger percentage dan
waargenomen bij placebo. De lijst bevat ook bijwerkingen die vaak optraden (kunnen
voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen) maar die significant geassocieerd waren
met de behandeling:
-
infectie, abces
-
afname van het aantal witte bloedcellen, gezwollen lymfeklieren (lymfadenopathie)
-
afname van het bloedsuikergehalte (hypoglykemie)
-
depressie, angst
-
hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, migraine, verdoofd gevoel of tintelingen (paresthesie)
-
oogontsteking (conjunctivitis), abnormaal zien
-
oorpijn
-
onregelmatig, snel kloppen of pulsatie van het hart (hartkloppingen)
-
roodheid en/of blozen in het gezicht als gevolg van verwijding van de bloedvaten
(vasodilatatie), verhoogde bloeddruk (hypertensie)
-
neusloop, hoesten, heesheid als gevolg van infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis,
toegenomen hoesten,
kortademigheid (dyspneu)
-
diarree, verstopping, misselijkheid, braken
, buikpijn
-
stijging van de bloedspiegels van leverenzymen (wordt aangetoond met bloedonderzoek)
-
huidaandoening, huiduitslag
-
spierstijfheid (hypertonie), pijnlijke spieren (myalgie), spierslapte (myasthenie), rugpijn, pijn in
ledematen zoals vingers en tenen
-
ophouden van urine (urineretentie), eiwit in de urine
(kan naar voren komen bij urine-
onderzoek), frequente urinelozing, urine niet op kunnen houden (urine-incontinentie), aandrang
-
pijnlijke maandelijkse bloedingen (dysmenorroe), menstruatiestoornissen,
veel bloedverlies uit
de baarmoeder (metrorragie) met name tussen twee menstruaties, impotentie
-
reactie op de injectieplaats (waaronder roodheid, zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn,
allergische reactie, zie rubriek 2 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?'),
afsterven van huid en weefselbeschadiging (necrose) op de injectieplaats (zie rubriek 2
'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?')
-
griepachtige verschijnselen, koorts, pijn, pijn op de borst, vochtophoping in arm, been of
gezicht (perifeer oedeem), gebrek/verlies van kracht (asthenie),
rillingen, transpireren, algeheel
gevoel van ziek zijn.
Tevens zijn de volgende bijwerkingen geïndentificeerd tijdens post-marketing ervaring.
Lijst 2:
Over het op de markt gebrachte product gemelde bijwerkingen (frequenties ­ waar
bekend ­ gebaseerd op klinische studies):


Zeer vaak (kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen):
-
pijnlijke gewrichten (arthralgie).


Vaak (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
-
de aantallen rode bloedcellen kunnen dalen (anemie),
-
de schildklier werkt niet goed (er wordt te weinig hormoon geproduceerd) (hypothyreoïdie),
-
gewichtstoename of -verlies,
-
verwarring,
-
ongewoon snelle hartslag (tachycardie),
-
een roodachtig geel pigment (bilirubine), dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(dit wordt aangetoond met bloedonderzoek),
-
gezwollen en meestal jeukende huidvlekken of slijmvliesmembranen (urticaria),
-
jeuk (pruritus),
-
haaruitval op het hoofd (alopecia),
-
menstruatiestoornissen (menorragie).


Soms (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen):
-
het aantal bloedplaatjes (die helpen bij de bloedstolling) kan dalen (trombocytopenie),
-
een bepaalde soort bloedvetten (triglyceriden) kan toenemen (dit wordt aangetoond met
bloedonderzoek), zie rubriek 2 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?'
-
zelfmoordpogingen,
-
stemmingswisselingen,
-
stuipen,
-
een specifiek leverenzym (gamma-GT) dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen (dit
wordt aangetoond met bloedonderzoek),
-
ontsteking van de lever (hepatitis),
-
verkleuring van de huid.


Zelden (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen):
-
ernstige allergische (anafylactische) reacties,
-
de schildklier werkt niet goed (schildklierstoornissen), er wordt te veel hormoon geproduceerd
(hyperthyreoïdie),
-
ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), zie rubriek 2 'Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?',
-
bloedstolsels in de kleine bloedvaten die uw nieren kunnen aantasten (trombotische
trombocytopenische purpura of hemolytisch uremisch syndroom). Verschijnselen kunnen het
vaker optreden van bloeduitstortingen, bloeding, koorts, extreme zwakte, hoofdpijn,
duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd omvatten. Uw arts kan veranderingen in uw bloed
en de functie van uw nieren waarnemen.



Bijwerkingen die alleen afkomstig zijn uit post-marketing:
-
bloedarmoede. U heeft te weinig rode bloedcellen (hemolytische anemie) (frequentie niet
bekend).
-
nierproblemen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose) die uw nierfunctie kan
verminderen, (soms).
-
ernstig gebrek aan eetlust dat leidt tot gewichtsverlies (anorexia), (zelden).
-
ziekte van de hartspier (cardiomyopathie), (zelden).
-
plotseling ademtekort (bronchospasme), (zelden).
-
de lever werkt niet goed (leverschade [waaronder hepatitis], leverfalen), (zelden).
-
problemen met uw kleine bloedvaten (capillairen) kunnen optreden tijdens het gebruik van
geneesmiddelen zoals Extavia (systemisch capillair leksyndroom), (frequentie niet bekend).
-
uitslag, roodheid van de huid in het gezicht, gewrichtspijn, koorts, zwakte en andere
bijwerkingen veroorzaakt door het geneesmiddel (door geneesmiddel geïnduceerde lupus
erythematosus), frequentie niet bekend.
-
een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen ernstig zijn vernauwd, wat leidt tot een hoge
bloeddruk in de bloedvaten die bloed van het hart naar de longen voeren (pulmonale arteriële
hypertensie), (frequentie niet bekend
). Pulmonale arteriële hypertensie is op verscheidene
tijdstippen tijdens de behandeling geconstateerd, waaronder enkele jaren na aanvang van de
behandeling met Extavia.

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren.
Na bereiding van de oplossing dient deze onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet mogelijk is,
blijft de oplossing bruikbaar voor een periode van 3 uur, als het wordt bewaard in een koelkast (2°C ­
8°C).
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het vaste deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.



6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is interferon bèta-1b. Elke injectieflacon bevat 300 microgram
(9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b per injectieflacon. Na reconstitutie bevat elke milliliter
250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
De andere stoffen in dit middel zijn
in het poeder: mannitol en humaan albumine.
in het oplosmiddel: natriumchloride, water voor injectie.
Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten.
Hoe ziet Extavia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Extavia is een poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit tot gebroken wit van kleur.
Het Extaviapoeder wordt geleverd in een 3-milliliter injectieflacon.
Het oplosmiddel is een heldere/kleurloze oplossing.
Het oplosmiddel voor Extavia wordt geleverd in een 2,25 ml voorgevulde injectiespuit en bevat 1,2 ml
natriumchloride 5,4 mg/ml (0,54% g/v) oplossing voor injectie.
Extavia is verkrijgbaar in verpakkingen van:
5 injectieflacons interferon bèta-1b en 5 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
14 injectieflacons interferon bèta-1b en 14 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
15 injectieflacons interferon bèta-1b en 15 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
14 injectieflacons interferon bèta-1b en 15 voorgevulde injectiespuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met interferon bèta-1b en 42 (3x14)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 45 (3x15) injectieflacons met interferon bèta-1b en 45 (3x15)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
3 maanden multiverpakking met 42 (3x14) injectieflacons met interferon bèta-1b en 45 (3x15)
voorgevulde spuiten met oplosmiddel.
Het is mogelijk dat niet alle verpakkingsgroottes in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
D-90429 Neurenberg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50


Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
.: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11

Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00

Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872

Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 111

Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00


Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570

España
Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888

France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600

Hrvatska
România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01

Ireland

Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439

Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Bijlage: WERKWIJZE VOOR ZELFINJECTIE

De volgende instructies en afbeeldingen leggen uit hoe u Extavia moet bereiden voor injectie en hoe u
Extavia bij uzelf moet injecteren. Lees de instructies zorgvuldig door en volg ze stap voor stap. Uw
arts of verpleegkundige zal u helpen het proces van zelftoediening aan te leren. Probeer niet om bij
uzelf een injectie toe te dienen totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe de injectieoplossing moet worden
bereid en hoe u bij uzelf de injectie moet toedienen.
DEEL I: STAP VOOR STAP INSTRUCTIES

De instructies bestaan uit de volgende stappen:
A)
Algemeen advies
B)
Voorbereiding voor de injectie
C)
Bereiding en optrekken van de oplossing voor injectie, stap voor stap
D)
De injectie handmatig zetten (om een injectie met de ExtaviPro 30G auto-injector te
zetten, raadpleeg de instructies voor gebruik, die bij de auto-injector geleverd zijn)


A)
Algemeen advies
Zorg voor een goed begin!
U zal merken dat de behandeling binnen enkele weken deel uitmaakt van uw dagelijkse
routinebezigheden. In het begin geven de volgende tips misschien ondersteuning:
-
Richt een permanente bewaarplaats in op een handige plaats, buiten het zicht en bereik van
kinderen, zodat u de Extavia en andere middelen altijd gemakkelijk kunt vinden.
Zie voor meer informatie over de bewaaromstandigheden punt 5 van de bijsluiter, 'Hoe bewaart
u dit middel?'.
-
Probeer uzelf de injectie elke dag op dezelfde tijd toe te dienen. Op die manier onthoudt u het
gemakkelijker en is het gemakkelijker een tijdsduur in te plannen waarin u niet gestoord wordt.
Zie voor meer informatie over hoe u Extavia moet gebruiken punt 3 van de bijsluiter, 'Hoe
gebruikt u dit middel?'.
-
Bereid een dosis pas als u klaar bent voor de injectie. Na het mengen van het Extavia moet u de
injectie direct toedienen. (Als dit geneesmiddel niet onmiddellijk wordt gebruikt zie punt 5 van
de bijsluiter 'Hoe bewaart u dit middel?').
Belangrijke tips om te onthouden
-
Wees consistent - gebruik dit geneesmiddel zoals beschreven onder punt 3 van de bijsluiter
'Hoe gebruikt u dit middel?'. Controleer de dosering altijd tweemaal.
-
Bewaar uw spuiten en de naaldcontainer voor de spuiten buiten het zicht en bereik van
kinderen; sluit de voorraad indien mogelijk af.
-
Gebruik spuiten en naalden nooit opnieuw.
-
Gebruik altijd een steriele (aseptische) techniek zoals hierin beschreven.
-
Gooi de gebruikte spuiten altijd weg in de daarvoor bestemde naaldcontainer.



B)
Voorbereiding voor de injectie
Een injectieplaats kiezen
Beslis, voordat u de injectie klaarmaakt, waar u gaat spuiten. U dient dit geneesmiddel te injecteren in
de vetrijke laag tussen de huid en een spier (d.w.z. onderhuids, ongeveer 8 mm tot 12 mm onder de
huid). De beste plaatsen voor injecties zijn die waar de huid los en zacht is, en niet in de buurt van
gewrichten, zenuwen en botten, bijvoorbeeld in de buik, arm, dij of bil.
Belangrijk:
Het beschermkapje van de voorgevulde injectiespuit bevat een derivaat van natuurlijk latexrubber.
Daarom kan het beschermkapje natuurlijk latexrubber bevatten. Als u allergisch bent voor latex, vertel
dit aan uw arts voordat Extavia wordt gebruikt.
Gebruik geen plaatsen waar u bobbels, harde knobbels, builen of pijn voelt, of die verkleuringen,
ingevallen plekken, korstjes of open plekken vertonen. Overleg met uw arts of verpleegkundige over
deze plekken en over eventuele andere ongebruikelijke plekken die u vindt.
U dient bij elke injectie de injectieplaats af te wisselen. Als sommige gebieden te moeilijk te bereiken
zijn, kunt u een familielid of vriend(in) vragen om u bij deze injecties te helpen. Volg de serie stappen
die is weergegeven in het schema aan het einde van de Bijlage (zie Deel II 'Afwisselen van
injectieplaats') en u bent na 8 injecties (16 dagen) weer terug bij de eerste injectieplaats. Daardoor
krijgt elke injectieplaats de kans om zich volledig te herstellen voordat een nieuwe injectie wordt
toegediend.
Bekijk het rotatieschema aan het eind van deze bijlage om te leren hoe u een injectieplaats kiest. Er is
ook een voorbeeld van een patiëntendagboek (zie Bijlage Deel III) om u een idee te geven hoe u de
plaatsen en datums van de injecties bij kunt houden.

Geneesmiddel
U heeft het geneesmiddel nodig:
1 Extavia injectieflacon (met poeder voor de oplossing voor injectie)
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel voor Extavia (natriumchloride-oplossing)
Om uw geneesmiddel op te lossen en toe te dienen, moet u een ExtaviPro 30G set voor toediening
gebruiken (gescheiden geleverd van uw geneesmiddel) die de volgende onderdelen bevat, alsmede
instructies hoe u deze onderdelen moet gebruiken:
Flaconverbindingsstukken voor gebruik bij het reconstitueren (oplossen) van uw
geneesmiddel
30-gauge naalden voor het injecteren van uw geneesmiddel
Alcoholgaasjes
U heeft ook een naaldcontainer nodig voor de gebruikte spuiten en naalden.
De 30-gauge naalden geleverd bij de set voor toediening van dit geneesmiddel kunnen worden
gebruikt voor handmatige injectie
OF met een ExtaviPro 30G auto-injector.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel voor ontsmetting van de huid dat u wordt aanbevolen door
uw apotheker.
C)
Bereiding en optrekken van de oplossing voor injectie, stap voor stap
1 - Was uw handen grondig met water en zeep voordat u aan de
bereiding begint.
2 - Verwijder het flip-off kapje van de Extavia flacon. U kunt het
beste uw duim gebruiken i.p.v. uw nagel, omdat uw nagel kan
afbreken. Plaats de flacon op de tafel.
3 - Reinig de bovenkant van de flacon met een alcoholgaasje,
waarbij het gaasje slechts in één richting wordt bewogen. Laat
het gaasje bovenop de flacon liggen.
4 - Trek de afdekking los van de verpakking van het
flaconverbindingsstuk en verwijder deze.
Haal het flaconverbindingsstuk niet uit zijn verpakking.
5 - Haal het gaasje van de bovenkant van de flacon.
Gebruik de verpakking om het flaconverbindingsstuk vast te
pakken. Maak het aan de flacon vast door het naar beneden te
drukken tot het flaconverbindingsstuk de bovenkant van de
flacon doorboort en eromheen vastzit.
6 - Houd de randen van de verpakking stevig vast om deze te
verwijderen en af te voeren
terwijl u ervoor zorgt dat het
flaconverbindingsstuk op de flacon blijft zitten.

7 - Neem de voorgevulde spuit met het oplosmiddel uit de
verpakking. Klik los en voer de punt van de spuit af.
N.B.: Let op dat u het blootgestelde uiteinde van de spuit niet
aanraakt. Druk de zuiger niet in.
8 - Houd de flacon en het verbindingsstuk stevig vast, en schroef
de spuit volledig op het flaconverbindingsstuk.
Dit vormt het geheel van spuit en flacon.
9 - Houd het geheel van spuit en flacon licht gekanteld. Druk de
zuiger langzaam naar beneden zodat de vloeistof langs de
binnenwand van de flacon loopt.
Breng
al het oplosmiddel over in de injectieflacon.
N.B.: Schud de flacon niet omdat dit overmatig schuimen kan
veroorzaken.
10 - Houd de flacon tussen uw duim en vingers. Zwenk het
geheel van spuit en flacon voorzichtig rond tot het poeder
volledig is opgelost.
N.B.: U mag de flacon niet schudden.
11 - Bekijk de oplossing zorgvuldig. Deze moet helder zijn en
mag geen vaste deeltjes bevatten.
N.B.: Als de oplossing verkleurd is of vaste deeltjes bevat, voer
deze dan af en begin opnieuw met een nieuwe spuit en flacon uit
de doos.
Als er overmatig schuim aanwezig is ­ wat kan gebeuren als de
flacon wordt geschud of te krachtig wordt gezwenkt ­ laat de
flacon dan rusten tot het schuim weg is getrokken.
12 - Controleer of de zuiger volledig ingedrukt blijft voordat u
verdergaat met de volgende stap, omdat die van plaats veranderd
kan zijn.
13 - Draai het geheel van spuit en flacon om zodat de flacon zich
bovenaan bevindt. Trek de zuiger langzaam terug om alle
oplossing in de spuit te trekken.
14 - Verwijder eventuele overtollige luchtbelletjes door
voorzichtig tegen de spuit te tikken. Duw de zuiger naar de
1 ml-
markering (of naar het volume dat u door uw arts is
voorgeschreven).
N.B.: Het kan nodig zijn de positie van de zuiger een aantal keer
heen en weer aan te passen om ervoor te zorgen dat overtollige
luchtbelletjes zijn verdwenen en er 1 ml vloeistof in de spuit zit.
15 - Schroef de spuit los, waarbij u het flaconverbindingsstuk op
de flacon laat.
Voer de flacon en de resterende, ongebruikte oplossing af in de
naaldcontainer.
16 - Neem de naald uit de verpakking en schroef hem stevig op
de punt van de spuit.

17 - Laat de beschermhuls van de naald zitten. U bent nu klaar
om handmatig uzelf te injecteren of om de ExtaviPro 30G auto-
injector te gebruiken voor de toediening van Extavia.

Bewaren na reconstitutie
Als u, om welke reden dan ook, de Extavia niet onmiddellijk kunt injecteren, kunt u de
klaargemaakte oplossing vóór gebruik gedurende maximaal 3 uur gekoeld bewaren. Vries de
oplossing niet in, en wacht niet langer dan 3 uur voordat u de oplossing injecteert.
Als er meer
dan 3 uur voorbij is gegaan, gooi de medicatie dan weg en maak een nieuwe injectie klaar.
Wanneer u de oplossing gebruikt, warm deze dan eerst op door de spuit of flacon in uw handen
te houden alvorens te injecteren om pijn te vermijden.



D)
De injectie handmatig zetten (om een injectie met de ExtaviPro 30G
auto-injector te
zetten, raadpleeg de instructies voor gebruik, die bij de auto-injector geleverd zijn)


1 - Kies een injectieplaats (zie de rubriek 'Een injectieplaats kiezen' en de
tekeningen aan het einde van deze bijsluiter) en noteer deze in uw
patiëntendagboek.
2 - Gebruik een alcoholdoekje om de huid op de injectieplaats te reinigen.
Laat de huid drogen aan de lucht. Gooi het doekje weg.
3 - Verwijder de beschermhuls van de naald door te trekken; niet draaien.
4 - Knijp de huid waar mogelijk zachtjes samen rond de ontsmette
injectieplaats (om deze iets omhoog te brengen).
5 - Houd de spuit vast zoals een potlood of een dartpijltje, druk de naald
onder een hoek van 90° recht in de huid met een snelle, vaste beweging.
6 - Injecteer het geneesmiddel (door de zuiger langzaam en gelijkmatig
volledig in te drukken tot de spuit leeg is).
7 - Werp de spuit in de naaldcontainer.

DEEL II: AFWISSELEN VAN INJECTIEPLAATS

U moet voor elke injectie een nieuwe plaats kiezen om het gebied de tijd te geven om te herstellen en
zodoende infectie te voorkomen. Advies over de te kiezen gebieden wordt gegeven in het eerste deel
van deze Bijlage. Het is een goed idee om te weten waar u de injectie wilt inbrengen voordat u de
spuit klaarmaakt. Het schema dat is weergegeven in het onderstaande diagram helpt u om voldoende
afwisseling aan te brengen in de plaatsen. Als de eerste injectie bijvoorbeeld wordt gegeven in de
rechterzijde van de buik, kies dan de linkerzijde voor de tweede injectie, ga dan verder naar de rechter
dij voor de derde, en zo verder volgens het diagram tot alle geschikte gebieden van het lichaam zijn
gebruikt. Noteer waar en wanneer u zichzelf een injectie hebt toegediend. Dit kunt u o.a. doen door de
injectieplaats te noteren op het bijgesloten patiëntendagboek.
Door dit schema te volgen komt u na 8 injecties (16 dagen) terug bij het eerste gebied (bijv. de
rechterzijde van de buik). Dit wordt een rotatiecyclus genoemd. In ons voorbeeldschema wordt elk
gebied op zijn beurt onderverdeeld in 6 injectieplaatsen (dit geeft in totaal 48 injectieplaatsen), links
en rechts: bovenste, middelste en onderste gedeelte van elk gebied. Als u na een rotatiecyclus
terugkomt bij een gebied kiest u de verst gelegen injectieplaats binnen dit gebied. Als een gebied
pijnlijk wordt, overleg dan met uw arts of verpleegkundige over het kiezen van andere
injectieplaatsen.
Rotatieschema
Om voldoende afwisseling te brengen in de injectieplaatsen, raden wij u aan om een rapport bij te
houden van de data en de plaatsen van injectie. U kunt het volgende rotatieschema gebruiken.
Werk elke rotatiecyclus om de beurt af. Elke cyclus bestaat uit 8 injecties (16 dagen), die
achtereenvolgens worden gegeven in gebied 1 tot en met gebied 8. Door deze volgorde aan te houden,
geeft u elk gebied de kans om te herstellen voordat er een nieuwe injectie in wordt gegeven.
Rotatiecyclus 1:
Linkerbovengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 2:
Rechterondergedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 3:
Linkermiddengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 4:
Rechterbovengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 5:
Linkerondergedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 6:
Rechtermiddengedeelte van elk gebied
DEEL III: EXTAVIA Patiëntendagboek


Aanwijzingen voor het noteren van de injectieplaatsen en datums van uw injecties


Begin met uw eerste injectie (of ga uit van uw laatste injectie als u geen nieuwe Extavia-
gebruiker bent).
Kies een injectieplaats. Als u al eerder Extavia heeft gebruikt, start dan met het gebied dat
tijdens de laatste rotatiecyclus (d.w.z. de laatste 16 dagen) niet gebruikt is.
Noteer na de injectie de gebruikte injectieplaats en de datum in de tabel in uw patiëntendagboek
(zie voorbeeld: Noteren van de plaats en datum van uw injecties).

ROTATIESCHEMA:

10-15 cm vanaf
de schouder
GEBIED 1
GEBIED 2
Rechterarm
10-15 cm vanaf
Linkerarm
(achterkant
de el eboog
(achterkant
bovenarm)
bovenarm)
GEBIED 3
GEBIED 4
Rechterkant buik
Linkerkant buik
(Laat ongeveer 5
(Laat ongeveer 5
10-15 cm vanaf
cm rechts van de
cm links van de
schaamhaar
navel vrij)
navel vrij)
GEBIED 5
GEBIED 6
Rechterdij
Linkerdij
10-15 cm vanaf de knie
i
j
n
nl
e
be
n
de
d
mi
GEBIED 8
GEBIED 7
Linkerbil
Rechterbil


VOORBEELD VAN EEN PATIËNTENDAGBOEK:
Noteren van plaats en datum van uw injecties
10-15 cm vanaf
Rechterarm
de schouder
Linkerarm
10-15 cm vanaf
de el eboog
Rechterkant buik
Linkerkant buik
10-15 cm
vanaf
Rechterdij
schaamhaar
Linkerdij
10-15 cm vanaf de knie
i
j
n
nl
e
be
n
de
d
mi
Linkerbil
Rechterbil

Heb je dit medicijn gebruikt? Extavia 250 µg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Extavia 250 µg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Extavia 250 µg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG